18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/26


Advies van het Comité van de Regio's over het Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad betreffende het verhogen van de veiligheid van havens

(2005/C 43/08)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

GEZIEN het voorstel van het Europees Parlement en de Raad voor een richtlijn betreffende het verhogen van de veiligheid van havens (COM(2004) 76 def. (COD));

GEZIEN het besluit van de Raad van 22 februari 2004 om het, overeenkomstig artikel 80 en de eerste alinea van artikel 265 van het EG-Verdrag, over dit onderwerp te raadplegen;

GEZIEN het besluit van zijn voorzitter van 27 januari 2004 om de commissie „Beleid inzake territoriale samenhang” met het opstellen van een advies over dit onderwerp te belasten;

GEZIEN het ontwerpadvies (CDR 163/2004 rev. 1) dat de commissie „Beleid inzake territoriale samenhang” op 7 juli 2004 heeft goedgekeurd (rapporteur: Anders Knape, gemeenteraadslid (S, EVP);

en overwegende hetgeen volgt:

(1)

Onwettige handelingen en terrorisme behoren tot de grootste bedreigingen voor de idealen van democratie en vrijheid en de waarden van vrede, die het wezen van de Europese Unie uitmaken.

(2)

De veiligheid van mensen, infrastructuur en uitrusting, inclusief vervoermiddelen, in havens alsook in relevante naburige gebieden moet worden beschermd tegen onwettige handelingen en de vernietigende effecten ervan. Een dergelijke bescherming zou ten goede komen aan de vervoersgebruikers, de economie en de maatschappij als geheel.

(3)

Op dag/maand/2003 hebben het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie Verordening (EG) 725/2004 aangenomen betreffende maritieme veiligheid. De bij deze verordening opgelegde maatregelen voor maritieme veiligheid vormen slechts een deel van de maatregelen die nodig zijn om een adequaat niveau van veiligheid te realiseren in de zeegerelateerde vervoersketens. Deze verordening is in werkingssfeer beperkt tot veiligheidsmaatregelen aan boord van vaartuigen en het directe schip/haven raakvlak.

(4)

Onverminderd de regels van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid en maatregelen die op basis van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie genomen kunnen worden, moet het in overweging 2 beschreven veiligheidsdoel worden gerealiseerd door het vaststellen van passende maatregelen op het gebied van havenbeleid waarbij gezamenlijke normen voor het instellen van een toereikend havenveiligheidsniveau in alle communautaire havens worden vastgesteld.

(5)

De lidstaten moeten steunen op gedetailleerde veiligheidsbeoordelingen voor het vaststellen van de exacte grenzen van het voor de veiligheid relevante havengebied alsook de verschillende maatregelen die vereist zijn om voor de nodige havenveiligheid te zorgen; dit dient in overleg met de betrokken lokale en regionale overheden te gebeuren. Dergelijke maatregelen verschillen overeenkomstig het ingestelde veiligheidsniveau en zijn een afspiegeling van de verschillen in risicoprofiel van de verschillende subgebieden in de haven.

(6)

De lidstaten of eventueel de lokale en regionale overheden moeten havenveiligheidsplannen opstellen die nauwkeurig de bevindingen van de havenveiligheidsbeoordeling omzetten. De efficiënte werking van veiligheidsmaatregelen vereist ook duidelijke taakverdelingen tussen alle betrokken partijen alsook het regelmatig oefenen van maatregelen. Het in stand houden van taakverdelingen en oefenprocedures bij de samenstelling van het havenveiligheidsplan wordt geacht in belangrijke mate bij te dragen tot de effectiviteit van zowel preventieve als remediërende havenveiligheidsmaatregelen.

(7)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat een knooppunt de rol op zich neemt van contactpunt tussen de Commissie en de lidstaten

(8)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(9)

De maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn dienen vastgesteld te worden overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden. Er moet een procedure worden vastgesteld voor de aanpassing van deze richtlijn om rekening te houden met ontwikkelingen in internationale instrumenten en om, in het licht van de ervaring, de gedetailleerde bepalingen van de bijlagen van deze richtlijn aan te passen of aan te vullen zonder het toepassingsgebied van deze richtlijn uit te breiden.

(10)

Aangezien de doelstellingen van de beoogde actie, namelijk de evenwichtige invoering en toepassing van passende maatregelen op het gebied van het zeevervoers- en havenbeleid, niet in voldoende mate door de lidstaten kunnen worden gerealiseerd, en derhalve, vanwege de Europese schaal van deze richtlijn, beter op communautair niveau kunnen worden gerealiseerd, mag de Gemeenschap overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel opgenomen evenredigheidsbeginsel beperkt deze richtlijn zich tot de gemeenschappelijke basisnormen die vereist zijn om de havenveiligheidsdoelstellingen te bereiken, en gaat zij niet verder dan hetgeen met dat doel nodig is;

heeft tijdens zijn 56e zitting van 29 en 30 september 2004 (vergadering van 30 september) het volgende advies uitgebracht.

1.   Standpunten van het Comité van de Regio's

Onwettige handelingen en terrorisme behoren tot de grootste bedreigingen voor de idealen van democratie en vrijheid en de waarden van vrede, die het wezen van de Europese Unie uitmaken.

Terrorisme en soortgelijke criminele praktijken overschrijden landsgrenzen en moeten dan ook voornamelijk met internationale maatregelen worden bestreden. Het is in de regel niet mogelijk om het gevaar van terroristische aanslagen op havens of andere infrastructuur alleen vanuit het lokale of regionale perspectief te kwantificeren en in kaart te brengen.

Bescherming tegen terreurdaden en andere criminele praktijken is vooral een zaak van de nationale overheden. De lidstaten zouden daarom de algehele – dus ook de financiële – verantwoordelijkheid moeten nemen voor de maatregelen waartoe zij of de EU besluiten. Deze maatregelen dienen afgewogen te worden tegen het gevaar waaraan havens blootstaan. Conform het subsidiariteitsbeginsel moeten plannen voor de bescherming van havens echter door gemeenten of regio's worden uitgewerkt.

De mededeling van de Commissie over de verbetering van de beveiliging van het zeevervoer (COM(2003) 229 def.) bevat een voorstel om vaartuigen te beschermen en het schip/havenraakvlak te verbeteren. Het voorstelt doorloopt momenteel de besluitvormingsprocedure.

De bescherming van de zeevaart zal toenemen dankzij de maatregelen voor vaartuigen en havens die zijn opgenomen in het gewijzigde SOLAS-verdrag, de ISPS-code en Verordening (EG) 725/2004. Deze verordening heeft echter alleen betrekking op dat gedeelte van de haven dat het schip/havenraakvlak vormt, d.w.z. de terminal.

Het is mogelijk dat bepaalde havens een noodzakelijke twee stap moeten doen om zowel de haven als het raakvlak tussen de haven en het achterland te beveiligen als Verordening (EG) 725/2004 is uitgevoerd en geëvalueerd. De noodzaak van bescherming strekt zich uit tot mensen die in de havens, infrastructuur en uitrusting werkzaam zijn of er passeren, inclusief vervoermiddelen.. De IMO-ILO is overigens bezig praktische regels met betrekking tot de bescherming van havens uit te werken.

De maatregelen in de verordening voor een betere bescherming van havens en zeevaart zullen waarschijnlijk het gewenste effect kunnen sorteren zonder dat er meer economische en personele middelen gebruikt hoeven te worden dan er uit het oogpunt van veiligheid en bescherming nodig zijn. Hierbij dienen vooral de omvang, ligging en activiteiten van de havens in aanmerking te worden genomen.

De regels voor activiteiten, maatregelen en toezicht moeten in redelijke verhouding staan tot de eventuele gevaren en tot het streven naar effectieve, concurrerende transportactiviteiten die de zeevaart ten goede komen en andere vervoerswijzen ontlasten.

Voor de goedkeuring van de in de voorgestelde richtlijn genoemde veiligheidsbeoordelingen en –plannen moeten onder de hoede van de lidstaten inspecties worden uitgevoerd.

Het begrip „havenfaciliteit” – een locatie waar interactie tussen haven en schip plaatsvindt – moet worden uitgebreid en ook terminals, ankergebieden, ligplaatsen en aanvaarroutes vanuit zee omvatten én de goederenopslagplaatsen die als deel van het havengebied worden beschouwd.

Binnenhavens zouden als een uitzondering moeten worden beschouwd.

Het CvdR deelt de mening van de Commissie dat een richtlijn, gezien de grote verscheidenheid van communautaire havens en de diverse havenactiviteiten, het meest geschikte rechtsinstrument is om de vereiste flexibiliteit in te voeren en tegelijk het nodige gemeenschappelijke niveau van havenveiligheid tot stand te brengen in de hele EU.

Het is het CvdR bekend dat in de lidstaten al een aantal regelingen inzake havenveiligheid van toepassing zijn. Deze richtlijn maakt het mogelijk dat bestaande veiligheidsmaatregelen en -structuren worden behouden, mits zij voldoen aan de regels van de richtlijn.

1.1   Inhoud van de richtlijn

1.1.1

Havenveiligheid dient ter aanvulling van de maritieme veiligheid en de veiligheid van het schip/havenraakvlak en zorgt ervoor dat deze veiligheidsmaatregelen worden versterkt door veiligheidsmaatregelen in het hele havengebied. In sommige gevallen is het noodzakelijk niet alleen de haven zelf, maar ook bedrijven in de buurt van de haven die het doelwit van terroristische aanslagen kunnen zijn, zoals brandstofopslagplaatsen en bedrijven waar chemicaliën en meststoffen geproduceerd worden, te beveiligen.

1.1.2

De lidstaten moeten in overleg met de betrokken lokale en regionale overheden en vertegenwoordigers van de havens bepalen of, en zo ja welke maatregelen nodig zijn.

1.1.3

Niet de autoriteiten voor havenveiligheid, maar hogere instanties zouden op grond van het normale, verhoogde of imminente karakter van eventuele gevaren een keus uit de verschillende beschermingsniveaus moeten maken.

1.2   Algemene beginselen

1.2.1

Vooral met het oog op de onlangs aangenomen grondwet en het nieuwe subsidiariteitprotocol is het subsidiariteitsbeginsel van belang.

1.2.2

Het voorstel steunt terecht op dezelfde veiligheidsstructuren en –instanties (veiligheidsbeoordelingen, -functionarissen, enz.) als Verordening (EG) 725/2004, die het mogelijk maken om te zorgen voor een algemeen veiligheidssysteem voor de hele maritieme logistieke keten vanaf het schip naar het schip/havenraakvlak, de hele haven, en het raakvlak tussen de haven en het hinterland.

1.2.3

Het wordt ook terecht aan de lidstaten overgelaten om de grenzen te bepalen van hun havens voor de toepassing van deze richtlijn; dit dient in overleg met de betrokken lokale en regionale overheden te gebeuren. Aan de hand van een risicoanalyse moet worden bepaald in welke havens extra veiligheidsmaatregelen nodig zijn.

1.2.4

Het is bovendien een goede zaak dat de Commissie het aan de lidstaten wil overlaten om ervoor te zorgen dat behoorlijke havenveiligheidsbeoordelingen en havenveiligheidsplannen worden ontwikkeld, om het in gebruik zijnde veiligheidsniveau en wijzigingen ervan te bepalen en mee te delen, en om een autoriteit voor havenveiligheid aan te wijzen. Conform het subsidiariteitsbeginsel moet het aan de lidstaten worden overgelaten om, in overleg met de betrokken instanties en lokale en regionale overheden en op grond van de lokale en regionale situatie en van hun eigen gevarenanalyse, te bepalen welke evaluaties, plannen en instanties nodig zijn.

1.2.5

Het CvdR is het met de Commissie eens dat voor elke individuele haven een functionaris voor havenveiligheid moet worden aangesteld teneinde te zorgen voor behoorlijke coördinatie bij het opstellen, actualiseren en toezicht houden op de havenveiligheidsbeoordelingen en –plannen, waaronder ook de veiligheidsplannen voor de omliggende bedrijven, die de lidstaten in overleg met de genoemde functionarissen nodig achten; het CvdR is het er ook mee eens dat de lidstaten knooppunten moeten aanwijzen om te zorgen voor de nodige communicatie met zowel de andere lidstaten als met de Commissie.

1.2.6

Er is geen reden om voor elke haven een veiligheidscomité verplicht te stellen. Het is beter om zo'n comité alleen in het leven te roepen als blijkt dat er behoefte aan bestaat.

1.2.7

De voorgestelde minimumeisen voor veiligheidsbeoordelingen en -plannen en voor inspectieprocedures om toezicht te houden op de uitvoering van de havenveiligheidsmaatregelen zouden beter de vorm kunnen aannemen van algemene adviezen en aanbevelingen dan van voorschriften.

1.3   Juridische overwegingen

1.3.1

De lidstaten zouden moeten bepalen welke sancties nodig zijn als de conform de richtlijn vast te stellen nationale bepalingen worden overtreden. De meeste lidstaten beschikken al over een adequate wetgeving op dit gebied, die normaal gezien niet hoeft te worden uitgebreid.

1.4   Effectbeoordeling

1.4.1

De Commissie doet er goed nog eens te kijken naar de kosteneffecten van haar voorstel. De extra kosten voor het opstellen van plannen, diverse soorten maatregelen, toezicht en controle moeten grotendeels door de lidstaten worden opgebracht. Anders zouden de kosten voor het zeevervoer van personen en goederen namelijk wel eens zo hoog kunnen uitvallen dat er voor andere, minder milieuvriendelijke en verkeersveilige vervoerswijzen wordt gekozen.

2.   Aanbevelingen van het CvdR

Wijzigingsvoorstellen

Aanbeveling 1

Overwegende 1a (nieuw)

voorstel van de Commissie

voorstel van het CvdR

 

Terrorisme en soortgelijke criminele praktijken overschrijden landsgrenzen en moeten dan ook voornamelijk met internationale maatregelen worden bestreden. Het is in de regel niet mogelijk om het gevaar van terroristische aanslagen op havens of andere infrastructuur vanuit het lokale of regionale perspectief te kwantificeren en in kaart te brengen. Bescherming tegen terreurdaden en andere criminele praktijken is vooral een zaak van de nationale overheden. De lidstaten zouden daarom de algehele – dus ook de financiële – verantwoordelijkheid moeten nemen voor de maatregelen waartoe zij of de EU besluiten.

Motivering

In de „overwegenden” moet duidelijk komen te staan dat terrorisme en soortgelijke criminele praktijken landsgrenzen overschrijden en dan ook voornamelijk met internationale maatregelen moeten worden bestreden, waarbij de lidstaten de hoofdverantwoordelijkheid dragen. Het is een belangrijk beginsel dat het overheidsniveau dat tot een bepaalde regeling besluit deze ook financiert, om zo het gevaar van overregulering (met alle sociaal-economische gevolgen van dien) te verminderen. Wat dit betreft is het dan ook logisch dat de overheid financieel verantwoordelijk is voor maatregelen om criminele praktijken te voorkomen.

Aanbeveling 2

Overwegende 4

voorstel van de Commissie

wijzigingsvoorstel van het CvdR

Teneinde maximale veiligheid te realiseren voor maritieme en havenindustrieën moeten maatregelen betreffende havenveiligheid worden ingevoerd. Deze moeten verder gaan dan het schip/haven raakvlak en van toepassing zijn op de hele haven en aldus zowel de havengebieden beschermen als verzekeren dat ingevolge Verordening (EG) 725/2004 genomen maatregelen deze verhoogde veiligheid genieten in naburige gebieden. Deze maatregelen moeten van toepassing zijn op al die havens waarin een of meer havenfaciliteiten gelegen zijn welke onder Verordening (EG) nr. 725/2004 vallen.

Teneinde maximale veiligheid te realiseren voor maritieme en havenindustrieën kunnen maatregelen betreffende havenveiligheid nodig zijn. Deze moeten van toepassing zijn op het schip/haven raakvlak en die delen van de haven die om veiligheidsredenen meegenomen moeten worden. Het is aan de lidstaten om te bepalen voor welke onder Verordening (EG) nr. 725/2004 vallende havenfaciliteiten extra maatregelen nodig zijn.

Motivering

Buiten het kader van Verordening (EG) nr. 725/2004 vallende maatregelen kunnen nodig zijn in een tweede fase, als het mogelijk is om een beeld te krijgen van de effecten van deze verordening. Conform het subsidiariteitsbeginsel moeten de lidstaten uitmaken op welke havens deze maatregelen van toepassing zouden kunnen zijn. De extra maatregelen hoeven namelijk niet noodzakelijkerwijs te gelden voor alle onder de Verordening vallende havens.

Aanbeveling 3

Artikel 5a (nieuw)

voorstel van de Commissie

voorstel van het CvdR

 

De maatregelen in de verordening voor een betere bescherming van havens en zeevaart zullen waarschijnlijk het gewenste effect kunnen sorteren zonder dat er meer economische en personele middelen gebruikt hoeven te worden dan er uit het oogpunt van veiligheid en bescherming nodig zijn. Hierbij dienen vooral de omvang, ligging en activiteiten van de havens in aanmerking te worden genomen.

Aanbeveling 4

Artikel 8

Motivering

Lokale en regionale overheden kunnen op bepaalde terreinen een eigen verantwoordelijkheid hebben als het gaat om de veiligheid van havens. Daarbij valt te denken aan de gezondheidssituatie in havens, het controleren van scheepsladingen door milieu-inspecteurs en andere taken op het gebied van rampenbestrijding.

Ontwerpadvies

Wijzigingsvoorstel

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de verantwoordelijkheden op het gebied van havenveiligheid duidelijk erkend worden door alle betrokken partijen. De lidstaten houden toezicht op de naleving van de veiligheidsregels en stellen een duidelijke verantwoordelijke autoriteit in voor al hun havens, keuren alle veiligheidsbeoordelingen en -plannen goed voor hun havens, stellen veiligheidsniveaus vast en delen deze mede, zorgen ervoor dat de maatregelen goed worden doorgegeven, geïmplementeerd en gecoördineerd, en voorzien in het verhogen van de effectiviteit van veiligheidsmaatregelen en alarmering door middel van een informatieplatform binnen de havengemeenschap.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de verantwoordelijkheden op het gebied van havenveiligheid duidelijk erkend worden door alle betrokken partijen, met inbegrip van de aangewezen lokale en regionale overheden. De lidstaten houden toezicht op de naleving van de veiligheidsregels en stellen een duidelijke verantwoordelijke autoriteit in voor al hun havens, keuren alle veiligheidsbeoordelingen en -plannen goed voor hun havens, stellen veiligheidsniveaus vast en delen deze mede, zorgen ervoor dat de maatregelen goed worden doorgegeven, geïmplementeerd en gecoördineerd, en voorzien in het verhogen van de effectiviteit van veiligheidsmaatregelen en alarmering door middel van een informatieplatform binnen de havengemeenschap.

Motivering

Om het goederen- en passagiersvervoer over zee niet in de weg te staan moeten de beschermingsmaatregelen relevant en kosteneffectief zijn. Anders zouden de maatregelen wel eens negatieve sociaal-economische consequenties kunnen hebben. In de richtlijn moet duidelijk komen te staan dat de beschermingsmaatregelen uit sociaal-economisch perspectief kosteneffectief dienen te zijn.

Aanbeveling 5

Artikel 9

voorstel van de Commissie

wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten moeten de beoordelingen en plannen goedkeuren en de implementatie in hun havens controleren. De effectiviteit van de implementatiecontrole moet worden onderworpen aan door de Commissie gesuperviseerde inspecties.

De lidstaten moeten de beoordelingen en plannen goedkeuren en de implementatie in hun havens controleren. De effectiviteit van de implementatiecontrole moet worden onderworpen aan door de lidstaat in kwestie gesuperviseerde inspecties; deze moet hier ook verslag van uitbrengen aan de Commissie

Motivering

De voorstellen van de Commissie m.b.t. toezicht door middel van inspecties gaan – ook qua regulering – verder dan momenteel nodig is. (Toezicht)maatregelen moeten in verhouding staan tot wat uit veiligheidsoogpunt te rechtvaardigen valt. Hierbij dienen vooral ook de omvang, ligging en activiteiten van de havens in aanmerking te worden genomen. Controles en inspecties zouden door de lidstaten uitgevoerd moeten kunnen worden.

Aanbeveling 6

Artikel 2.2

voorstel van de Commissie

wijzigingsvoorstel van het CvdR

De in deze richtlijn neergelegde maatregelen zijn van toepassing op elke haven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarin zich een of meer havenfaciliteiten bevinden die onder Verordening (EG) nr. 725/2004 vallen.

De in deze richtlijn neergelegde maatregelen zijn van toepassing op elke havens die gelegen is zijn op het grondgebied van een lidstaat waarin zich een of meer havenfaciliteiten bevinden die onder Verordening (EG) nr. 725/2004 vallen en die in de ogen van de lidstaat extra bescherming moeten krijgen.

Motivering

Vloeit voort uit de wijziging van artikel 4. Het voorstel van de Commissie omvat elke haven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarin zich een of meer havenfaciliteiten bevinden die onder Verordening (EG) nr. 725/2004 vallen. Het CvdR vraagt zich af of het nodig is dat alle havens extra maatregelen nemen.

Aanbeveling 7

Artikel 3.1

voorstel van de Commissie

wijzigingsvoorstel van het CvdR

„haven” of „zeehaven”: een uit land en water bestaand gebied met werken en voorzieningen die voornamelijk dienen voor de ontvangst van schepen, het laden en lossen daarvan, de opslag van goederen, het in ontvangst nemen en leveren van deze goederen, en het in- en ontschepen van passagiers.

„haven” of „zeehaven”: een uit land en water bestaand, door de lidstaat gedefinieerd en afgebakend gebied met werken en voorzieningen die voornamelijk dienen voor commercieel zeevervoer en die direct naast een havenfaciliteit liggen de ontvangst van schepen, het laden en lossen daarvan, de opslag van goederen, het in ontvangst nemen en leveren van deze goederen, en het in- en ontschepen van passagiers.

Motivering

Welke gebied als haven beschouwd moet worden dient van geval tot geval te worden bekeken, en de definitie van het begrip „haven” mag niet te ruim zijn. Met dit wijzigingsvoorstel krijgen de lidstaten genoeg armslag om deze gebieden te definiëren zonder dat zij deze tot enorme proporties kunnen laten uitgroeien.

Aanbeveling 8

Artikel 5.1

voorstel van de Commissie

wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten wijzen een autoriteit voor havenveiligheid aan voor elke haven die onder deze richtlijn valt. Een autoriteit voor havenveiligheid kan voor meer dan één haven worden aangesteld.

De lidstaten wijzen zorgen ervoor dat, aan de hand van homogene criteria, een autoriteit voor havenveiligheid aan wordt aangewezen voor elke haven die onder deze richtlijn valt. Een autoriteit voor havenveiligheid kan voor meer dan één haven worden aangesteld.

Motivering

Conform het subsidiariteitsbeginsel moeten havenautoriteiten op lokaal of regionaal niveau kunnen worden aangewezen. In overeenstemming met de motivering van aanbeveling 1 dient de (financiële) hoofdverantwoordelijkheid voor de bescherming van havens echter altijd bij de lidstaten te berusten.

Aanbeveling 9

Artikel 5.3

voorstel van de Commissie

wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten kunnen een „bevoegde autoriteit voor maritieme veiligheid” krachtens Verordening (EG) nr. 725/2004 aanstellen als autoriteit voor havenveiligheid.

De lidstaten kunnen Er moet een „bevoegde autoriteit voor maritieme veiligheid” krachtens Verordening (EG) nr. 725/2004 aanstellen worden aangesteld.

Motivering

Conform het subsidiariteitsbeginsel moeten havenautoriteiten op lokaal of regionaal niveau kunnen worden aangewezen. De wijziging vloeit voort uit die van artikel 5.1.

Aanbeveling 10

Artikel 9.1

voorstel van de Commissie

wijzigingsvoorstel van het CvdR

Voor elke haven wordt een havenveiligheidsfunctionaris aangewezen. Elke haven heeft een andere havenveiligheidsfunctionaris. Kleine naburige havens kunnen een gedeelde veiligheidsfunctionaris hebben.

Voor elke haven wordt een havenveiligheidsfunctionaris aangewezen. Elke haven heeft een andere havenveiligheidsfunctionaris. Kleine nNaburige havens kunnen een gedeelde veiligheidsfunctionaris hebben. Als een aantal havens, ook als ze niet aan elkaar grenzen, zo'n geringe activiteit kent dat het overdreven zou zijn om voor elke haven afzonderlijk een aparte havenveiligheidsfunctionaris aan te wijzen, kan in uitzonderingsgevallen voor al deze havens tezamen één enkele functionaris worden aangewezen. Voorwaarde is dan wel dat een adequaat veiligheidsniveau gegarandeerd is.

Motivering

Naburige havens zouden in het algemeen een gedeelde veiligheidsfunctionaris moeten hebben, ongeacht hun omvang.

Aanbeveling 11

Artikel 10.1

voorstel van de Commissie

wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten zorgen ervoor dat comités voor havenveiligheid worden opgericht om praktisch advies te verstrekken in de onder deze richtlijn vallende havens tenzij de specificiteit van een haven dergelijke comités overbodig maakt.

De lidstaten zorgen ervoor dat kunnen comités voor havenveiligheid worden opgericht oprichten om praktisch advies te verstrekken in de onder deze richtlijn vallende havens die hier behoefte aan hebben. tenzij de specificiteit van een haven dergelijke comités overbodig maakt.

Motivering

Het is onwaarschijnlijk dat in alle onder de richtlijn vallende havens comités voor havenveiligheid nodig zijn. Het ligt meer voor de hand dat hieraan alleen in grote havens behoefte bestaat. De algemene regel zou daarom moeten zijn dat er geen comité voor havenveiligheid nodig is, tenzij er behoefte aan bestaat.

Aanbeveling 12

Artikel 14.2

voorstel van de Commissie

wijzigingsvoorstel van het CvdR

Zes maanden na de in artikel 19 bedoelde datum start de Commissie, in samenwerking met de in artikel 13 bedoelde knooppunten, een reeks inspecties, inclusief inspecties van een geschikte steekproef van havens, om de toepassing door de lidstaten van deze richtlijn te controleren. Bij deze inspecties wordt rekening gehouden met de door de knooppunten verstrekte gegevens, inclusief controleverslagen. De procedures voor het houden van deze inspecties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 16, lid 2.

Zes maanden na de in artikel 19 bedoelde datum start de Commissie starten de lidstaten, in samenwerking met de in artikel 13 bedoelde knooppunten, een reeks inspecties, inclusief inspecties van een geschikte steekproef van havens, om de toepassing door de lidstaten van deze richtlijn te controleren. Bij deze inspecties wordt rekening gehouden met de door de knooppunten verstrekte gegevens, inclusief controleverslagen. De procedures voor het houden van deze inspecties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 16, lid 2.

Motivering

Vloeit voort uit de wijziging van overwegende 9.

Aanbeveling 13

Artikel 14.3

voorstel van de Commissie

wijzigingsvoorstel van het CvdR

De beambten die door de Commissie werden belast met de uitvoering van deze inspecties overeenkomstig lid 2, produceren, alvorens daartoe over te gaan, een van de Commissie uitgaande schriftelijke machtiging waarin het onderwerp en het doel van de inspecties staan aangegeven, alsmede de datum waarop deze moet beginnen. De Commissie licht de bij de inspecties betrokken lidstaten tijdig van tevoren in.

De betrokken lidstaat onderwerpt zich aan deze inspecties en ziet erop toe dat de betrokken organen of personen dat eveneens doen.

De beambten die door de Commissie werden belast met de uitvoering van deze inspecties overeenkomstig lid 2, produceren, alvorens daartoe over te gaan, een van de Commissie uitgaande schriftelijke machtiging waarin het onderwerp en het doel van de inspecties staan aangegeven, alsmede de datum waarop deze moet beginnen. De Commissie licht de bij de inspecties betrokken lidstaten tijdig van tevoren in.

De betrokken lidstaat havenautoriteit onderwerpt zich aan deze inspecties en ziet erop toe dat de betrokken organen of personen dat eveneens doen.

Motivering

Vloeit voort uit de wijziging van artikel 14.2 en overwegende 9.

Aanbeveling 14

Artikel 14.4

voorstel van de Commissie

wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie doet mededeling van de inspectierapporten aan de betrokken lidstaat, die binnen drie maanden na ontvangst voldoende gedetailleerd aangeeft welke maatregelen hij genomen heeft om eventuele tekortkomingen te verhelpen. Het rapport en de antwoorden worden medegedeeld aan het in artikel 16 bedoelde comité.

De Commissie lidstaten doet n mededeling van de inspectierapporten aan de betrokken lidstaat Commissie, die van hen kan eisen dat zij binnen drie maanden na ontvangst voldoende gedetailleerd aangeeft ven welke maatregelen h zij genomen heeft bben om eventuele tekortkomingen te verhelpen. Het rapport en de antwoorden worden medegedeeld aan het in artikel 16 bedoelde comité.

Motivering

Vloeit voort uit de wijziging van artikel 14.2, artikel 14.3 en overwegende 9.

Aanbeveling 15

Artikel 17.2

voorstel van de Commissie

wijzigingsvoorstel van het CvdR

Personeel dat veiligheidsinspecties uitvoert of vertrouwelijke informatie behandelt in verband met deze richtlijn, moet een passend veiligheidsniveau hebben dat wordt gecontroleerd door de lidstaat waarvan het onderdaan is.

Personeel dat veiligheidsinspecties uitvoert of vertrouwelijke informatie behandelt in verband met deze richtlijn, moet een passend veiligheidsniveau hebben dat wordt gecontroleerd door de lidstaat waarvan het onderdaan is.

Motivering

Vloeit voort uit de wijziging van artikel 14.2, artikel 14.3, artikel 14.4 en overwegende 9.

Aanbeveling 16

Ontwerpadvies

Wijzigingsvoorstel

 

2.4

Degevarenverantwoordelijkenvoor de door de lidstaten aangewezen havens zouden voor het uitwisselen van ervaringen moeten worden uitgenodigd

Motivering

In de motiveringen bij zijn wijzigingsvoorstellen benadrukt het CvdR dat de lidstaten in dezen bevoegd zijn en een en ander zoveel mogelijk zelf moeten regelen. Het zou daarom volstaan als de verder dan het schip/haven-raakvlak reikende veiligheidsmaatregelen door de lidstaten op elkaar worden afgestemd.

Brussel, 30 september 2004

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Peter STRAUB