52003AE0592

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt" (COM(2003) 23 def. — 2003/0009 (CNS))

Publicatieblad Nr. C 208 van 03/09/2003 blz. 0072 - 0076


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt"

(COM(2003) 23 def. - 2003/0009 (CNS))

(2003/C 208/18)

De Raad heeft op 10 februari 2003 besloten, overeenkomstig artikel 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De gespecialiseerde afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling en milieu", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 25 april 2003 goedgekeurd; rapporteur was mevrouw Santiago.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 399e zitting van 14 en 15 mei 2003 (vergadering van 14 mei 2003) het volgende advies uitgebracht, dat met 74 stemmen vóór en 6 stemmen tegen, bij 9 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. In het kader van de tussentijdse herziening van Agenda 2000 stelt de Commissie voor, de huidige verordening houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt(1) als volgt te wijzigen:

- eenmalige verlaging van de interventieprijs met 50 % tot een feitelijke steunprijs van 150 EUR/ton om in lijn te komen met de wereldmarktprijzen;

- stijging van de huidige directe steun van 52 EUR/ton tot 177 EUR/ton, verdeeld in:

- 102 EUR/ton als onderdeel van één enkele bedrijfstoeslag, die zal worden worden betaald op basis van historische rechten zoals begrensd door een gegarandeerd maximumareaal (GMA);

- 75 EUR/ton in de vorm van een specifiek steunbedrag voor de rijstproductie, vermenigvuldigd met de opbrengst per land zoals vastgesteld bij de herziening van 1995.

- wijziging van het gegarandeerd maximumareaal van 433423 ha in 392801 ha;

- vervanging van het systeem van openbare interventie door een systeem van particuliere opslag, waarvan de regels door het beheerscomité zullen worden vastgesteld en dat pas in werking zal treden wanneer de marktprijs gedurende twee achtereenvolgende weken onder de steunprijs ligt (150 EUR/ton);

- toepassing van een speciale maatregel wanneer de marktprijs voor padie gedurende twee opeenvolgende weken onder de 120 EUR/ton ligt en waarschijnlijk onder dit niveau zal blijven;

- invoering van een systeem waarbij de steun geleidelijk wordt afgebouwd, gaande van 1 % in 2006 tot 19 % in 2012, naar gelang van de tranches en de verschillende periodes en stadia waarin deze steun wordt verstrekt.

1.2. De Commissie is met dit voorstel gekomen omdat zij van mening is dat het evenwicht op de Europese rijstmarkt momenteel ver te zoeken is vanwege de toegenomen binnenlandse productie en de import.

1.2.1. De Commissie verwacht dat het huidige onevenwicht de komende jaren wellicht nog groter zal worden en waarschijnlijk een onhoudbaar niveau zal bereiken als gevolg van de toenemende invoer uit derde landen in het kader van de tenuitvoerlegging van de "Alles behalve wapens"-overeenkomst (huidig voorstel).

2. Algemene opmerkingen

2.1. De Commissie is voornemens om "als compensatie" voor de prijsdalingen "een bedrijfstoeslag toe te kennen alsmede gewasspecifieke steun die het belang aangeeft van de rijstproductie in de traditionele productiegebieden"(2). Deze erkenning is positief maar onvoldoende gezien de specifieke en onvervangbare rol van de rijstteelt op milieugebied.

2.1.1. De rijstteelt in de EU beperkt zich tot zeer specifieke geografische zones vlakbij riviermondingen en in drassige, vlakke streken met een slechte afwatering. Door onderwaterzetting van de grond, een systeem dat eigen is aan de rijstcultuur, wordt verhinderd dat het - vlakbij de riviermondingen vaak zoute - grondwater stijgt; hierdoor wordt aantasting van de bodemstructuur en verspreiding van klei voorkomen. Het terrein dat onder water staat, trekt typische watertrekvogels aan, zoals de ooievaar, de blauwe reiger, de flamingo, het waterhoentje en de snip, die hun natuurlijke habitat in de rijstvelden hebben. Ook de flora in de rijstvelden is bijzonder en heeft haar voortbestaan te danken aan de voortdurende aanwezigheid van water voor de rijstcultuur. Het rijke ecosysteem van de rijstvelden is van onmiskenbare waarde, zowel in landschappelijk opzicht, als voor de jacht. Belangrijke rijstgebieden zijn te vinden in natuurparken en -reservaten, waar zij deel uitmaken van het geheel en veelal ondersteuning bieden aan het ecosysteem dat met het oog op het behoud van de biodiversiteit speciale bescherming geniet.

2.1.2. De concentratie van de rijstcultuur in specifieke zones, de arbeidskracht die hiervoor nodig is, het soort apparatuur dat wordt gebruikt en het feit dat het een seizoenscultuur is, waardoor de landbouwer ook andere werkzaamheden kan verrichten, dit alles leidt tot een soort multifunctionele plattelandsgemeenschap die voor haar voortbestaan afhankelijk is van de rijstteelt. De economische structuur van deze plattelandsgebieden omvat niet alleen boerenfamilies, maar ook producentenorganisaties, bedrijven die mest en bestrijdingsmiddelen leveren, bedrijven die machines en apparatuur maken, de dopindustrie, kortom allemaal bedrijven die direct en indirect afhankelijk zijn van de rijstteelt. In de rijstgebieden zijn verder ook irrigatiecoöperaties werkzaam, die speciaal voor de rijstproductie ontworpen irrigatiesystemen beheren en wier voortbestaan in gevaar komt als de rijstcultuur wordt stopgezet. Versterking van de multifunctionaliteit van de landbouwbedrijven en diversificatie van de economische activiteit in de plattelandsgebieden zijn van fundamenteel belang voor de duurzame economische ontwikkeling van het grondgebied. De landbouwbedrijven in de rijstteeltgebieden zijn typische voorbeelden van specifieke plattelandsgemeenschappen met een traditionele economische grondslag en levenswijze, waarop de uitvoering van het voorstel van de Commissie een veel groter effect zal hebben en waar de sociale cohesie ernstig wordt bedreigd.

2.2. Het Comité betreurt dat de Commissie geen maatregelen voorstelt om te voorkomen dat deze sector de door haarzelf verwachte problematische toekomst tegemoetgaat.

2.3. Het voorstel om de communautaire prijs van rijst aan te passen aan de prijs van geïmporteerde rijst uit ontwikkelingslanden, met als doel de concurrentiepositie van de in de EU geproduceerde rijst te garanderen, is onwerkbaar indien het huidige EU-systeem voor de berekening van invoerrechten wordt gehandhaafd.

2.3.1. Het Comité is van mening dat een eventuele wijziging van de GMO voor rijst gepaard zou moeten gaan met de vervanging van het huidige systeem van variabele invoerrechten door vaste invoerrechten, ten einde het bestaande verband tussen de interventieprijs en de hoogte van de invoerrechten te verbreken. Bij elke herziening moet rekening worden gehouden met de gevolgen voor de landbouw in de lidstaten en moet ook worden aangedrongen op nader onderzoek naar het effect van de bestaande en toekomstige internationale afspraken in het kader van de WTO. Hierbij moet ook worden nagegaan wat de gevolgen zijn van de "Alles behalve wapens"-overeenkomst voor de ontwikkelingslanden voor wat betreft het inkomen van de producenten, het scheppen van werkgelegenheid in de landbouw en de herbelegging van winsten, zodat kan worden beoordeeld of deze overeenkomst aan alle verwachtingen voldoet.

2.3.2. Het Comité wijst erop dat de tijdens de onderhandelingen in het kader van de Uruguay Ronde gehanteerde referentieprijzen voor rijst dezelfde waren als voor de overige granen, zonder dat rekening werd gehouden met de kosten van eerste bewerking. Het correctiemechanisme dat destijds werd ingevoerd (headnote nr. 7), leidde tot het huidige gebrek aan evenwicht in de sector(3). Volgens dit stelsel leidt elke daling van de interventieprijs immers tot een, meer dan evenredige, automatische daling van de invoerrechten.

2.3.3. Deze situatie pakte voordelig uit voor basmati-rijst, waarvan de import steeg van 60000 ton naar 200000 ton. In het kielzog hiervan deden rijstsoorten met soortgelijke kenmerken als basmati-rijst, maar van veel mindere kwaliteit en met een moeilijk te controleren authenticiteit, hun intrede op de Europese markt.

2.3.4. De "Alles behalve wapens"-overeenkomst was een politieke keuze van de Europese Unie waarbij geen rekening werd gehouden met het effect op de Europese rijstteelt. Op grond van deze overeenkomst kan rijst uit andere landen op de markt worden gebracht zonder dat dit reëel voordeel oplevert voor de ontwikkelingslanden.

2.4. Op wereldschaal stelt de Europese rijstteelt weliswaar niet veel voor, aangezien zij slechts 0,4 % van de wereldproductie uitmaakt; het gaat hier echter om een internationale groeimarkt die wordt aangestuurd door de verwachte consumptiestijging in met name de landen van Noord-Europa. Thailand is de grootste rijstexporteur ter wereld, gevolgd door Vietnam, India en de Verenigde Staten, die weliswaar slechts het vierde exportland zijn maar een doorslaggevende stem hebben in het prijsbeleid en de prijsontwikkeling. Rijst is een van de producten die op de beurs van Chicago worden verhandeld en veel beleggers kopen en verkopen rijst alleen als investering, zonder plannen om er verder iets mee te doen; zij hopen op een prijsstijging, in de verwachting dat zij de rijst later, tegen hogere prijzen, kunnen verkopen. De internationale prijsschommelingen voor rijst zijn het gevolg van hevige speculaties en houden vaak totaal geen verband met de situatie op de Europese rijstmarkt.

2.4.1. In de Europese Unie wordt alleen rijst geteeld rondom de Middellandse Zee en, zoals gezegd, uitsluitend in welbepaalde gebieden. De rijstteelt is dus slechts voor enkele gebieden van belang en dreigt door de nationale en Europese overheden naar het tweede plan te worden verschoven, ondanks het enorme belang voor de bevolking in de teeltgebieden.

2.4.2. Ondanks het feit dat de verwerkende industrie vaak dichtbij de teeltgebieden is gevestigd en veelal door producentenorganisaties wordt gerund, bevindt de dopindustrie van de EU zich in de niet-producerende landen van noord-Europa, die belang hebben bij lagere grondstofprijzen en derhalve de protectie van volwitte rijst in stand houden.

2.4.3. Dit leidde tot een belangrijke stijging van de import en bijgevolg tot een gestage toename van de hoeveelheid rijst die voor interventie wordt aangeboden.

2.5. De hele filosofie van het voorstel draait om het probleem van interventie en de financiering daarvan. Het Comité vindt ook dat er een oplossing moet worden gevonden voor deze situatie maar de huidige voorstellen lijken eerder gericht op omschakeling van de rijstcultuur dan op aanpassing ervan. Wegens hun specifieke karakter zijn de rijstteeltgebieden echter minder geschikt voor het verbouwen van andere gewassen. Een logisch gevolg van de financiële onaantrekkelijkheid van de rijstbouw is dat de teelt wordt stopgezet, met alle gevolgen van dien op maatschappelijk vlak, voor de werkgelegenheid en voor de plattelandsontwikkeling, nog afgezien van de nefaste gevolgen voor het milieu.

2.5.1. Er zijn grote openbare interventievoorraden rijst. Het is hierdoor dat het evenwicht op de markt wordt verstoord en niet door een stijging van de communautaire productie, zoals in het voorstel wordt beweerd. De Europese rijstproductie, omgerekend in geslepen rijst, is met 14 % gedaald (van 1667000 ton in 1997/1998 tot 1436000 ton in 2000/2001) en de Europese consumptie is tussen 1990 en 2000 met 31 % toegenomen en zal blijven stijgen, zeker na de toetreding van nieuwe lidstaten die zelf geen rijst produceren.

2.6. De Commissie heeft verschillende universiteiten opdracht gegeven om na te gaan welk effect het voorstel voor tussentijdse herziening van het GLB heeft op de concurrentiepositie van de Europese rijst. De conclusies lopen uiteen: volgens sommigen zal de import stijgen, volgens anderen daarentegen zal die juist afnemen. En hoewel iedereen het erover eens is dat de Europese productie zal dalen, mogelijk zelfs met 29 %, laat niemand zich uit over de sociaal-economische of milieugevolgen daarvan(4).

3. Bijzondere opmerkingen

3.1. De voorgestelde daadwerkelijke steunprijs, die minder bedraagt dan de laagste productiekosten van rijst in de EU, wordt niet volledig gecompenseerd door een stijging van de steun, waardoor het inkomen van de boeren daalt. Het Comité is van mening dat een teelt die onmisbaar is voor de instandhouding van een specifieke flora en fauna en voor het voortbestaan van zoutgebieden, bijzondere aandacht verdient. De compensatie moet 100 % van de prijsdaling bedragen en moet bovendien rekening houden met het huidige inkomensniveau. De huidige interventieregeling is niet uitsluitend voor de producenten bestemd. Elke marktdeelnemer kan interventiesteun aanvragen, op voorwaarde dat de rijst wordt aangeboden in adequate partijen en aan de vereiste minimumvoorwaarden voldoet.

3.2. De Commissie stelt een systeem van particuliere opslag voor, waarvan de reikwijdte niet duidelijk is aangegeven en waarbij geen sprake is van de maandelijkse verhogingen die belangrijk zijn voor de marktfluïditeit. Het Comité vreest dat het nieuwe systeem het evenwicht op de markt nog verder zal verstoren.

3.2.1. De invoering van een regeling inzake particuliere opslag en van een vangnetregeling om adequaat op de prijssituatie te kunnen reageren moet worden toegelicht en met cijfers worden onderbouwd. Het is nog niet bekend waarop het systeem van particuliere opslag precies gebaseerd zal zijn.

3.2.2. Het Comité is van mening dat beter kan worden vastgehouden aan de klassieke interventie - die zo zou worden aangepast dat producenten daarvoor alleen in crisissituaties in aanmerking komen - tegen de voorgestelde daadwerkelijke steunprijs in plaats van dit soort ingewikkelde systemen in te voeren, waarvan de inefficiëntie in andere sectoren al is aangetoond. "Om ernstige verstoring van de markt voor padie in de laatste maanden van het verkoopseizoen 2003/2004 te voorkomen"(5) beperkt de Commissie de hoeveelheid rijst die voor interventie kan worden aangeboden tot 100000 ton. De rijst die in deze periode op de markt wordt gebracht, is rijst die op dat moment wordt verbouwd. Aangezien rijst in september en oktober wordt geoogst, ligt het voor de hand dat de fabrikanten zullen proberen de rijst te kopen voor een prijs die erg dicht bij de voorgestelde daadwerkelijke steunprijs - en niet bij de huidige interventieprijs - ligt. De landbouwers die dit seizoen nog de nu geldende steunbedragen ontvangen, zullen hierdoor aanzienlijke verliezen lijden. De enige manier om dergelijke speculaties te vermijden is in dit overgangsjaar het interventiemechanisme onbeperkt te handhaven.

3.3. Het gegarandeerd maximumareaal, zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 3072/95, werd aan een grondig onderzoek onderworpen. Wijziging hiervan als gevolg van een incidentele afname van het bebouwde areaal onder invloed van abnormale klimatologische omstandigheden, zoals watergebrek door extreme droogte in bepaalde irrigatiegebieden in het jaar 2000, is niet gerechtvaardigd, zeker niet met het oog op de verwachte stijging van de rijstconsumptie na de uitbreiding (cfr. de effectrapportage van de Commissie).

3.3.1. Indien deze wijziging wordt doorgevoerd en indien tevens wordt vastgehouden aan de strafmaatregelen wegens overschrijding van het areaal in gevallen van specifieke steunverlening, dreigen met name kleine ondernemingen, die in de meeste producerende landen het leeuwedeel van het totaal uitmaken, ernstige verliezen te lijden. Het huidige systeem van strafmaatregelen moet worden vervangen door het lineair systeem dat van kracht is voor de overige landbouwgewassen.

3.3.2. De toepassing van het systeem van strafmaatregelen moet worden voorafgegaan door een stelsel waarbij de lidstaten jaarlijks, en zonder verplichtingen voor het jaar daarop, hun quota voor onbebouwd areaal uitwisselen totdat het gegarandeerd maximumareaal volledig wordt benut. Lidstaten die hun gegarandeerd maximumareaal hebben overschreden, krijgen alleen sancties opgelegd wanneer het communautair gegarandeerd areaal wordt overschreden. Alleen zo worden het totale productiepotentieel van de Unie en de budgettaire armslag van deze sector benut.

3.4. De gezondheids-, milieu- en arbeidsvoorschriften voor de rijstteelt in de Gemeenschap moeten ook van toepassing zijn op rijst die uit derde landen wordt geïmporteerd, teneinde de voedselveiligheid in Europa te garanderen en oneerlijke concurrentie of "dumping" te voorkomen.

3.5. De consumptie van rijst in de Gemeenschap moet worden gestimuleerd door middel van campagnes waarin rijst, en dan met name de japonica-variant, wordt aangeprezen als gezond voedsel dat op milieuvriendelijke wijze wordt geproduceerd.

3.6. Het Comité is van mening dat deze hervormingsmaatregelen het beoogde doel - het evenwicht op de rijstmarkt herstellen en de rijstteelt een stevige concurrentiepositie op de wereldmarkt bezorgen - niet dichterbij brengen en pleit ervoor om bij de WTO-onderhandelingen voorrang te geven aan een herziening van de geldende importcriteria.

3.7. Dit standpunt wordt gedeeld door de Commissie, die tijdens de bijeenkomst van de speciale landbouwcommissie op 23 juli 2002 bevestigde dat zij voorstander is van een wijziging van de WTO-verplichtingen van de EU inzake de invoer van rijst en erop zal toezien dat de Raad e.e.a., zoals gepland, vóór het eind van het jaar zal herzien.

4. Conclusies

- De rijstteelt is onmisbaar voor de instandhouding van de ecosystemen in drassige gebieden die niet geschikt zijn voor andere landbouwdoeleinden.

- Landbouwers moeten volledig schadeloos worden gesteld ingeval van een prijsdaling.

- De interventieregeling moet ongewijzigd blijven, met dien verstande dat de voorgestelde daadwerkelijke steunprijs als interventieprijs wordt aangehouden.

- De invoerregeling moet worden afgestemd op de situatie in de sector zowel vanuit financieel oogpunt als vanuit het oogpunt van de voedselveiligheid voor de bevolking.

Brussel, 14 mei 2003.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

R. Briesch

(1) Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad.

(2) Zie 5e overweging van COM(2003) 23 def. - 2003/0009 (CNS).

(3) PB C 14 van 16.1.2001.

(4) DG Agri Effectrapportage, maart 2003.

(5) Zie overweging 27 van COM(2003) 23 def. - 2003/0009 (CNS).