52002IE0525

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Het MKB in eilandgebieden van de Europese Unie"

Publicatieblad Nr. C 149 van 21/06/2002 blz. 0068 - 0072


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "Het MKB in eilandgebieden van de Europese Unie"

(2002/C 149/15)

Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 30 mei 2001 besloten overeenkomstig artikel 23, lid 3, van zijn reglement van orde een advies op te stellen over "Het MKB in eilandgebieden van de Europese Unie".

De Afdeling "Economische en monetaire Unie, economische en sociale samenhang", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 9 april 2002 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Vassilaras.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 390e zitting van 24 en 25 april 2002 (vergadering van 25 april 2002) het volgende advies uitgebracht, dat met 87 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 7 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. Het Comité pleit bij de Raad en de Commissie voor een nieuwe aanpak van het beleid dat voortvloeit uit de conclusies van de Top van Nice (7 en 8 december 2000, punt J (57)). Het wil er met zijn voorstellen toe bijdragen dat de nodige specifieke maatregelen worden genomen om de ontwikkeling van het MKB in eilandgebieden in het kader van het communautaire beleid te bevorderen.

1.2. De structurele problemen waarmee eilanden ingevolge hun insulaire status te kampen hebben, zijn er volgens het ESC ook de oorzaak van dat het op eilanden gevestigde MKB onvoldoende mee kan concurreren op de interne markt.

1.3. Het Comité neemt nota van de inhoud van het "Eerste voortgangsverslag over de economische en sociale samenhang"(1) waarin, zoals het Comité herhaaldelijk had gevraagd, een alinea is gewijd aan "gebieden met zwaarwegende geografische of natuurlijke handicaps". De erkenning van de criteria m.b.t. de insulaire status (maritiem milieu, grootte van het eiland en verwijdering van het vasteland) en van de opeenstapeling van handicaps op sommige eilanden (archipel, berggebieden en schaarse bevolking) is ook een stap in de goede richting.

1.4. Het Comité zal de bestaande communautaire maatregelen voor het MKB onder de loep nemen, samen met de gehanteerde praktijken inzake ondersteuning en subsidies waarin de communautaire wetgeving voorziet. Het zal daarbij rekening houden met:

a) art. 158 van het Verdrag van Amsterdam als rechtsgrondslag;

b) de bij het Verdrag gevoegde Verklaring nr. 30;

c) de toekomstige uitbreiding van de Gemeenschap;

d) de herziening van de werking van het Cohesiefonds en het regionale beleid na 2006;

e) de concurrentie en de globalisering;

f) het seizoensgebonden karakter van de werkgelegenheid in het MKB in eilandregio's;

g) het gebrek aan diversifiëring van de activiteiten en de economie;

h) zijn vorige adviezen terzake;

i) de NUTS-nomenclatuur die wordt gehanteerd voor de werking van de structuurfondsen en het Cohesiefonds;

j) de tenuitvoerlegging van het Europees handvest voor kleine ondernemingen.

2. Kenmerken van het MKB in eilandgebieden

2.1. De Gemeenschap bestaat uit regio's met een uiteenlopend ontwikkelingsniveau, die ook in het kader van het regionale beleid in verschillende niveaus of doelstellingen (1 en 2) worden ingedeeld. Niettemin kan worden vastgesteld dat minder begunstigde eilandgebieden een ontwikkelingsachterstand vertonen, hoewel 95 % van de eilandbewoners voor steun in hoofde van de doelstellingen 1 en 2 in aanmerking komt.

2.2. De deelneming van het MKB in eilandgebieden aan communautaire programma's wordt o.m. belemmerd door de moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van projecten, het gebrek aan eigen middelen, de geografische en demografische situatie, de beperkte afzetmarkt, hun afhankelijkheid van grote steden, de onstabiele economie, het seizoensgebonden karakter van de werkgelegenheid en het gebrek aan diversifiëring van de economische activiteiten.

2.3. Het MKB in eilandregio's beschikt over weinig potentieel op het gebied van administratie en beheer, waardoor het niet ingeschakeld raakt in procedures op het gebied van zowel voorlichting over als beheer van verschillende specifieke nationale en Europese MKB-programma's. Deze programma's zijn vaak te technnocratisch en onvoldoende afgestemd op de concrete situatie van micro-bedrijven, die op vereenvoudiging aandringen. De situatie van deze ondernemingen wordt echter nog verder ondermijnd door het feit dat hun tekortkomingen op beheersgebied hen ook in een zwakke positie plaatsen tegenover de financiële (al dan niet bank-)sector, waarmee ze moeilijk kunnen communiceren en dus onderhandelen, en waarmee samenwerking zo goed als uitgesloten is. Gebrekkige toegang tot informatie in het algemeen bemoeilijkt inschakeling van communautaire fondsen en ondersteuning door de banksector. Het isolement, het tekort aan kwalificaties en de slechte informatie-uitwisseling zijn hiervan de belangrijkste oorzaken. Speciale verbindingscentra, zoals de bekende netwerken van "Info-centres", zouden een aantal problemen een passende oplossing kunnen geven. De zwakke punten van de eilanden moeten worden geanalyseerd en geëvalueerd.

2.4. Ondanks de aanzienlijke inspanningen die de laatste jaren, vaak met steun van de EU, zijn geleverd, vertonen de eilanden nog steeds een ontwikkelingsachterstand en zijn vele zelfs in verval. Een en ander is te verklaren door het feit dat zelfs Doelstelling 1, die ook geldt voor regio's op het vasteland en de betrokken lidstaat, de eilanden niet begunstigt op basis van hun insulaire status.

2.5. De Europese eilanden beslaan een totale oppervlakte van 110000 km2 (d.i. 3,4 % van het grondgebied van de Unie) en tellen nagenoeg 14 miljoen inwoners (d.i. 3,5 % van de bevolking van de Unie). Ook al verschillen de eilanden in omvang of bevolkingsaantal, toch hebben zij, met name op economisch en sociaal gebied, een groot aantal problemen gemeen, alleen de intensiteit kan van geval tot geval verschillen (zie bijgevoegde tabel; bron: Eurostat, Eurisles).

2.6. Zoals het Comité reeds eerder in vorige adviezen heeft opgemerkt, hebben de minst begunstigde eilandgebieden, als bedoeld in art. 158 van het Verdrag van Amsterdam allemaal, ongeacht hun grootte, te kampen met dezelfde problemen.

2.6.1. Deze problemen betreffen de volgende gebieden:

- het geheel van netwerken (vervoer en met name de hoge kosten ervan, energie, telecommunicatie, watervoorziening);

- het wegtrekken van de bevolking, vooral de jongeren, naar de stadscentra;

- de ontwikkeling en het concurrentievermogen van het MKB en het gebrekkige inzicht in de reële behoeften van kleine ondernemingen;

- gezondheidszorg, onderwijs, beroepsopleiding en leerlingwezen;

- milieu;

- het gebrek aan diversifiëring van de economie;

- onvoldoende interregionale samenwerking met regio's op het vasteland of met regio's van derde landen;

- het seizoensgebonden karakter van de werkgelegenheid en de economische activiteiten;

- de kwetsbaarheid van het patrimonium en de historische en culturele trekpleisters.

2.7. Om de ontwikkeling en het concurrentievermogen van het MKB in eilandgebieden van de EU te waarborgen, moet er voor de nodige infrastructuur worden gezorgd. Vervoer, energie, telecommunicatie en watervoorziening zijn van cruciaal belang voor een duurzame ontwikkeling van de eilanden. De bewoners van eilandregio's stellen alles in het werk om de leefomstandigheden op hun eiland te verbeteren; deze verbetering kan er alleen komen door ontwikkeling van de economie en de werkgelegenheid. De Europese beleidsmaatregelen moeten in dat kader worden ingepast, ongeacht het gebied of dat menselijk potentieel waarop ze zijn gericht.

2.8. De grote economische ontwikkelingscentra en de gebieden op het Europese vasteland kunnen gemakkelijker profijt trekken van het regionale beleid; de mensen vinden er makkelijker werk, leven in gunstigere omstandigheden in hun stad, hun buurt, hun huis. Dankzij het regionale beleid zijn er thans autowegen en hogesnelheidstreinen, en werden er luchthavens aangelegd of vernieuwd; de uitbreiding van netwerken is aanzienlijk gemakkelijker op het vasteland dan op eilanden. Dergelijke infrastructuur vergemakkelijkt de ontwikkeling en bevordert het concurrentievermogen van het MKB op het vasteland. Iedereen heeft wel de mond vol van de noodzaak van samenwerking en deelneming van de eilanden aan de ontwikkeling, maar als niet wordt voorzien in de nodige regelgeving en er geen werk wordt gemaakt van de uitbreiding van de netwerken tot deze gebieden, zijn deze regio's, samen met hun bewoners, tot ondergang gedoemd.

2.9. In eilandgebieden maakt het MKB vaak een veel groter deel van het bedrijfsleven uit dan op het vasteland. Dit fenomeen wordt nog versterkt door de volgende twee structurele factoren:

- op geografisch gebied: het MKB is voornamelijk in Zuid-Europa en in het Middellandse-Zeegebied sterk geconcentreerd;

- op sectoraal gebied: het MKB is in principe het sterkst vertegenwoordigd en vertoont de grootste verschillen met dat in de rest van de EU in de sectoren toerisme, vervoer, energie en communicatie.

2.10. Met "MKB op eilandgebieden" verwijst men vaak naar een weefsel van micro-ondernemingen met minder dan 10 werknemers en naar een groot aantal individuele ondernemers die geen enkele werknemer in loondienst hebben. De optelsom van deze twee categorieën staat in eilandregio's vaak voor meer dan 90 % van alle ondernemingen, en voor meer dan 70 % van de totale werkgelegenheid.

2.11. Micro-ondernemingen op eilanden spelen dan ook een zowel sociale als economische rol. Hun lage rentabiliteit gaat vaak gepaard met een lage sociale dekkingsgraad, wat dan weer gevolgen heeft voor de gezondheidszorg, de pensioenen, enz. Wil men met de sociale dimensie van het weefsel van ondernemingen in eilandgebieden rekening houden, dan moet worden uitgegaan van de familie- en lokale banden en moeten ook de specifieke behoeften worden bekeken.

3. Voorstellen ten behoeve van het MKB op eilanden

3.1. Een aangepaste economische omgeving dankzij de openbare sector

3.2. Om met de specificiteit van het MKB op eilanden rekening te houden is het in eerste instantie noodzakelijk te zorgen voor een algemeen gunstig economisch klimaat dat het mogelijk maakt meer gelijkheid van kansen te bevorderen. Een dergelijk klimaat is van belang voor zowel de overheid als de beroeps- en economische organisaties en de ondernemingen zelf. Voor het MKB en de micro-ondernemingen op eilanden moeten specifieke positieve maatregelen worden getroffen.

3.2.1. Er moet worden gezorgd voor "openbare basisdiensten" waardoor het MKB en de eindgebruikers op eilanden toegang kunnen krijgen tot energie, water, brandstof, vervoer, onderzoek en innovatie op een wijze die kwaliteit en regelmaat waarborgt en tegen een kostprijs die overeenkomt met de prijs die op het vasteland dankzij de concurrentie tussen grotere entiteiten geldt. Er dient te worden voorzien in compenserende mechanismen, gaande van gelijkschakeling op nationaal niveau tot specifieke compensatieregelingen voor iedere afzonderlijke dienst of ieder gebied. Dergelijke maatregelen voor het MKB op eilanden ressorteren onder het beleid inzake economische en sociale samenhang en moeten worden verdiept in aansluiting op de recente besluiten van de Commissie uit hoofde van de Verdragen of de Top van Nice. Afwijkingen van de gemeenschappelijke regeling (micro-afwijkingen voor micromarkten) moeten worden uitgewerkt, niet om de concurrentie scheef te trekken, maar juist om eerlijke concurrentie mogelijk te maken.

3.3. Het MKB op eilanden heeft, wegens zijn geografisch isolement en ondanks de opkomst van het internet, geen toegang tot informatie en diensten die voor zijn ontwikkeling in een steeds veranderend ondernemingslandschap noodzakelijk zijn, zodat het niet het nodige concurrentievermogen kan ontwikkelen dat een absolute voorwaarde is voor zijn voortbestaan. De beperkte lokale markt en de moeilijkheden die het MKB ondervindt om op een grotere markt door te dringen, zorgen nog voor een verdere verzwakking van de ondernemingsactiviteiten op eilanden. Deze moeilijkheden laten zich gevoelen op het gebied van zowel beroepskwalificatie als aanpassing aan kwaliteits- en veiligheidseisen, verkoopsbevordering, marketing, uitvoer, enz.

3.4. Op hun lokale markt moeten producenten in eilandregio's concurreren met Europese producenten die van schaalvoordelen profiteren die voor hen buiten alle bereik liggen. Vanaf een bepaalde afzethoeveelheid, die verschilt naar gelang van het product, kunnen de vervoerkosten het verschil in productiekosten niet compenseren. Zo worden winkelrekken op eilanden vaak gevuld met uit het Europese vasteland ingevoerde producten van de landbouw- en levensmiddelenindustrie, die de plaats innemen van zelfs de meest gewone lokale producten.

3.4.1. Op de markt in hun onmiddellijke omgeving moeten de ondernemingen van de eilandgebieden niet alleen proberen goederen en diensten te verkopen waaraan een hoog prijskaartje van Europese sociale en loonkosten hangt, maar worden zij ook geconfronteerd met tarifaire of niet-tarifaire douanebelemmeringen die door derde landen kunnen worden opgeworpen. Een en ander sluit aan bij WTO- en ACS-regelingen, in het kader waarvan de EU steun verleent aan producenten van derde landen.

3.4.2. Producenten van eilandregio's kunnen moeilijk concurreren met de rest van de Europese markt. In sommige gevallen moeten zij opboksen tegen de producten van buurlanden die veel goedkoper zijn omdat de sociale en loonlasten er ook veel lager liggen of omdat er op grotere schaal wordt geproduceerd; in andere gevallen worden ze geconfronteerd met op het Europese vasteland gevestigde producenten die niet te lijden hebben onder beperkte vervoermogelijkheden en voor wie de markt in de onmiddellijke omgeving aanzienlijk groter is. Voor dit MKB op eilanden moet er dan ook een regeling komen met compensaties die noodgedwongen van het Europese gemeenschappelijke stelsel zullen moeten afwijken.

3.5. Er is ten slotte ook enige creativiteit vereist voor de uitwerking van een doeltreffende steunregeling en speciale steunmaatregelen voor het MKB in eilandgebieden; een en ander zal bovendien hoge kosten meebrengen, die noch door de plaatselijke economie, noch door de betrokken regionale overheden met eigen middelen kunnen worden gedragen.

4. Toegang tot particuliere financiering

4.1. Centrale banken, Europese instanties, consulaten, enz., zouden graag zien dat de toegang van het MKB tot financiering in het algemeen en bankkrediet in het bijzonder verbeterd wordt. Op een markt waar thans wereldwijd krediet aangeboden wordt, ondervindt het MKB op eilanden, dat bij de openstelling en globalisering van de financiële markten aan de zijlijn is blijven staan, nog steeds moeilijkheden om de nodige financiële middelen te vinden voor het welslagen van zijn groei- en investeringsstrategie. De behoefte aan middelen op lange termijn is echter niet het enige probleem waarmee het MKB wordt geconfronteerd.

4.2. Om de door de banken gehanteerde logica bij de kostenanalyse te doorbreken dienen er maatregelen te worden genomen om de kosten van het risico en de vereiste garanties te verminderen, met name als het om jonge ondernemers gaat. Op eilanden waar de ondernemingsgeest soms minder sterk aanwezig is dan op het vasteland, moeten jongeren worden gestimuleerd en moeten hun ondernemingsgeest en creativiteit worden ondersteund; aldus kan worden verhinderd dat jongeren de eilanden ontvluchten, en zullen anderen die reeds vertrokken zijn, misschien zelfs worden aangezet terug te keren.

4.3. Er bestaat een reële behoefte op informatiegebied. In een economische omgeving waar zeer verschillende actoren actief zijn die zich meer dan alleen door kwantitatieve verschillen m.b.t. aantal werknemers, balanstotaal of omzet van elkaar onderscheiden, is het zaak over specifieke instrumenten te beschikken om de levensvatbaarheid van het MKB op eilanden te analyseren. Het hanteren van een typologie op basis van productiekenmerken moet het mogelijk maken rekening te houden met de typische verscheidenheid van het MKB in eilandgebieden. Aldus zal een licht worden geworpen op de specificiteit van de markt waarop deze ondernemingen werkzaam zijn, en op de verschillende strategische posities, organisatievormen, productieve en financiële structuren die daaruit voortvloeien.

4.4. Voorgesteld wordt te voorzien in een procedure om de mogelijkheden te evalueren waarover het MKB op eilanden beschikt om toegang te krijgen tot financiële middelen; deze procedure zou intern kunnen worden gebruikt door banken en ondernemingen, maar ook extern ten behoeve van leveranciers, openbare instanties en de Commissie. Het Economisch en Sociaal Comité moet dit voorstel uitdragen en bijdragen tot de verwezenlijking ervan.

5. Specifieke ontwikkelingssteun

5.1. Volgens het Economisch en Sociaal Comité moeten er maatregelen worden getroffen ten gunste van het MKB in eilandgebieden met de volgende twee doelstellingen: de structuren van het MKB op eilanden in stand houden en moderniseren; het MKB in eilandgebieden stimuleren en dynamischer maken.

5.2. Instandhouding en modernisering van de structuren van het MKB op eilanden

5.2.1. Volgens het Comité moet het MKB worden geholpen om het sociale weefsel en de werkgelegenheid op de eilanden in stand te houden. Deze doelstelling moet worden aangepast naar gelang van het soort eiland en de economische sector. Bijzondere aandacht moet daarbij gaan naar "traditionele" ondernemingen die kwaliteitsproducten vervaardigen die vaak buiten de normen vallen en voor de lokale markt bestemd zijn (agrolevensmiddelen, culturele producten, enz.).

5.2.2. Op basis van de door de Commissie verrichte studies moeten de echte behoeften van de kleine en micro-ondernemingen op de eilanden worden omschreven. Deze behoeften moeten duidelijker kunnen worden geïdentificeerd door de aanbevelingen van het Europees handvest voor kleine ondernemingen(2) concreet ten uitvoer te leggen en een betere interactiviteit met de ondernemers tot stand te brengen.

5.2.3. Tal van Europese programma's zijn in die zin op het MKB gericht; het is zaak ervoor te zorgen dat het MKB op eilanden niet wordt uitgesloten van deze op het vasteland reeds ruim verspreide ontwikkeling.

5.2.4. Het Comité dringt erop aan, met name op aan de opleidingsinstrumenten te versterken op alle niveaus: basisopleiding, beroepsopleiding, voortgezette opleiding, leerlingwezen, enz. Een en ander geldt zowel voor de bedrijfsleiders als de werknemers van micro-ondernemingen op eilanden. Voorts moeten niet alleen opleidingscentra worden opgericht en programma's worden versterkt, maar moet ook steun worden gegeven ten behoeve van een actieve strategie van uitwisseling van gekwalificeerd personeel.

5.3. Het MKB op eilanden stimuleren en dynamischer maken

5.3.1. In aansluiting op de specifieke ontwikkelingsstrategieën van zowel overheid als particuliere ondernemingen moeten er volgens het Comité tegelijk proefprojecten worden opgezet die, wat de lokale economische activiteiten betreft, op de specifieke marktomstandigheden op eilanden zijn afgestemd, teneinde het voor het MKB in eilandgebieden mogelijk te maken zich op die markt te ontwikkelen of zich open te stellen voor markten daarbuiten.

5.3.2. Het Comité onderstreept met name dat er moet worden voorzien in structuren voor bijstand aan kleine en zeer kleine ondernemingen met minder dan 50 werknemers. Deze structuren moeten terdege worden ondersteund zodat zij doeltreffend tegemoet kunnen komen aan de operationele behoeften van kleine ondernemingen op eilanden, die nog moeten worden omschreven. Een en ander is een strategisch onderdeel van een samenhangend beleid voor het MKB op eilanden. In het kader van deze ondersteuningsstructuren moet prioriteit worden gegeven aan de oprichting van diensten voor begeleiding en follow-up van duurzame projecten m.b.t. het verlenen van hoogwaardig advies. De aanwerving van vast personeel voor deze structuren is noodzakelijk om:

- bijstand te verlenen bij de follow-up en het beheer van communautaire programma's;

- een doorgeefluik te creëren voor informatie op het gebied van technologie en milieuveiligheid;

- voor begeleiding te zorgen bij de voorbereiding en de follow-up van bankdossiers;

- kwaliteit en veiligheid te bewaken, ...

5.3.3. Gelet op de behoeften van kleine en micro-ondernemingen op eilanden, dringt het Comité erop aan alle netwerken die deze ondernemingen aan elkaar koppelen, te steunen en te versterken teneinde de uitwisseling van goede beheers- en communicatiepraktijken te vergemakkelijken.

5.3.4. Het Comité stelt voor, 2005 tot Europees Jaar van de eilanden uit te roepen. Bij die gelegenheid zou de Commissie de reeds getroffen maatregelen ten gunste van eilanden kunnen evalueren en bij de hervorming van de structuurfondsen en het regionale beleid een ambitieuze politiek kunnen voeren.

6. Naar een geïntegreerd beleid voor alle eilanden van de EU

6.1. Aansluitend bij de inspanningen ter ontwikkeling van het beleid voor kleine en micro-ondernemingen attendeert het Comité de Commissie en de Raad op de noodzaak van een geïntegreerd beleid dat het mogelijk maakt voor eilanden en ultraperifere eilandregio's specifieke positieve maatregelen te treffen. Deze algemene doelstelling, die ook voor het sectorale beleid moet gelden, kan worden verwezenlijkt aan de hand van de drie onderstaande maatregelen.

6.2. Het Comité zou graag zien dat de betekenis van art. 158 van het Verdrag wordt verduidelijkt in de geest van de bij het Verdrag gevoegde Verklaring nr. 30 en de conclusies van de Europese Raad van Nice. De inhoud van het artikel moet worden versterkt door er specifieke referenties in op te nemen die verwijzen naar het beginsel van territoriale samenhang en naar verschillende gebieden die onder permanente structurele handicaps te lijden hebben, met name eilandgebieden, dun bevolkte gebieden en bergstreken die met dezelfde problemen te kampen hebben. Ook in het recent gepubliceerde "Eerste voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie"(3) wordt herinnerd aan "het belang van de berggebieden, kust- en zeegebieden, eilanden en eilandengroepen in de Unie".

6.2.1. Het Comité hoopt dat bij de hervorming van de structuurfondsen in 2006 zal worden voorzien in een specifiek financieel instrument voor de gebieden die buiten Doelstelling 1 vallen en met blijvende geografische of demografische beperkingen te kampen hebben, zoals met name de eilanden. Dit financieel instrument moet o.m. zorgen voor cofinanciering van vaste of mobiele vervoersinfrastructuur, alsmede voor versterking van het geheel van netwerken waarvan de eilanden afhankelijk zijn (energie, water, afval, enz.)(4).

6.2.2. Dergelijke maatregelen hebben een communautaire meerwaarde omdat zij het mogelijk maken de doeltreffendheid van de procedures beter te evalueren, de interregionale uitwisseling om de beste ervaringen op het gebied van projectbeheer op te sporen, benchmarks vast te stellen, enz. te ondersteunen, ...

6.3. Dankzij de voorstellen in het Witboek over governance zal er geleidelijk meer rekening worden gehouden met de eilanden. Het zou een goede zaak zijn als de Commissie systematisch alle activiteiten voor haar diensten zou coördineren, en zelfs een directoraat-generaal zou oprichten dat een geïntegreerde benadering en een geïntegreerd beheer van de op eilanden gerichte maatregelen zou verzekeren.

6.4. Een dergelijke geïntegreerde aanpak, die nog kan worden versterkt door nationale structuren voor het raadplegen van de lidstaten in een vroeg stadium over wetgeving m.b.t. de eilanden, zou volgens het Comité kunnen zorgen voor een echt partnerschap tussen eilanden, lidstaten en de Commissie.

Brussel, 25 april 2002.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) COM(2002) 46 def.

(2) ESC-advies over het Europees Handvest voor kleine ondernemingen: zie PB C 204 van 18.7.2000, blz. 57.

(3) COM(2002) 46 def., blz. 16.

(4) ESC-advies over trans-Europese netwerken en de eilanden.