52002IE0524

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het thema "Uitbreiding van de trans-Europese netwerken tot de Europese eilanden"

Publicatieblad Nr. C 149 van 21/06/2002 blz. 0060 - 0067


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het thema "Uitbreiding van de trans-Europese netwerken tot de Europese eilanden"

(2002/C 149/14)

Op 31 mei 2001 heeft het Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 23.3 van zijn reglement van orde besloten een advies op te stellen over het voornoemde thema.

De afdeling "Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij", die was belast met de voorbereidende werkzaamheden, heeft haar advies op 5 april 2002 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Vassilaras.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 390e zitting van 24 en 25 april 2002 (vergadering van 25 april2002) het volgende advies uitgebracht, dat met 81 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 14 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Voorwoord

1.1. Het Economisch en Sociaal Comité heeft de afdeling "Trans-Europese netwerken, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij" opgedragen een initiatiefadvies op te stellen over een van de grote problemen waarmee alle eilanden van de EU geconfronteerd worden: het ontbreken van een beleid dat de ontwikkeling en de continuïteit van netwerken waarborgt. Het Comité wil de Raad en de Commissie ervan doordringen dat in aansluiting op het Verdrag van Nice - wanneer dat eenmaal is goedgekeurd - en de conclusies van de Raad van Nice een nieuw beleid wenselijk is om eilanden uit hun isolement te halen en hun achterstand weg te werken en daarnaast eilandbewoners gelijke ontwikkelingskansen te garanderen.

1.2. De trans-Europese netwerken moeten aansluiten op de eilandinfrastructuur; zij mogen niet ophouden aan de kust van het vasteland. De volgende punten dienen in acht te worden genomen:

a) de rechtsgrondslag: artikel 158 van het EG-verdrag;

b) de aan de Slotakte van Amsterdam gehechte verklaring nr. 30;

c) de toekomstige uitbreiding van de Unie;

d) het herziene Cohesiefonds (2000-2006);

e) het regionaal beleid (dat na 2006 wordt herzien);

f) het huidige concurrentieklimaat en de globalisering;

g) de verslagen die de Commissie regelmatig voorlegt;

h) het Witboek over het Europese vervoerbeleid (2001)(1);

i) de herziening van het trans-Europese vervoersnetwerk in 2001(2).

1.3. A priori wijst het Comité erop dat de Europese integratie alleen kan slagen indien de volgende grondbeginselen worden nageleefd:

a) de interne markt en de regels inzake gelijke behandeling moeten in de hele Unie verwezenlijkt c.q. gehandhaafd worden;

b) structurele geografische nadelen moeten gecompenseerd worden.

2. Inleiding

2.1. Tijdens de verdragsherziening in december 2000 te Nice is een voor de toekomst van de Europese eilanden belangrijk besluit genomen.

2.2. De Raad van Nice erkent namelijk in zijn conclusies voor het eerst in de geschiedenis van het regionaal beleid van de EU dat specifieke maatregelen ten behoeve van eilanden kunnen worden getroffen gezien de structurele problemen waaraan deze het hoofd moeten bieden.

2.3. Met deze maatregelen moeten de structurele problemen gecompenseerd worden waarmee eilanden vanwege hun typische geografische en natuurlijke handicaps te kampen hebben.

2.4. Deze verklaring werpt een helder licht op de schemerige gedeelten van Verdragsartikel 158 en sluit aan op de aan de Slotakte van Amsterdam gehechte verklaring nr. 30 betreffende eilandregio's en de problemen waarmee deze vanwege hun structurele handicaps te maken hebben. Bepaalde problemen gelden voor alle in artikel 158 genoemde minst begunstigde eilanden. Het Comité heeft er in eerdere adviezen(3) al herhaaldelijk op gewezen dat deze problemen ongeacht de omvang van de eilanden specifieke maatregelen vergen.

2.5. Niet alleen de conclusies van de Raad van Nice, maar ook de wijziging van artikel 159, derde alinea, is in dit verband van belang. Dit artikel luidt thans als volgt: "Indien specifieke maatregelen buiten de fondsen om noodzakelijk blijken, kunnen zulke maatregelen, onverminderd de maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Gemeenschap wordt besloten, door de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld."

2.6. Het Comité heeft dus bijgedragen tot de beleidsontwikkelingen op dit vlak en is beslist van plan deze weg te vervolgen door voorstellen in te dienen en na te gaan welke maatregelen noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat een adequaat Europees beleid voor de structurele problemen van de eilanden tot stand komt.

3. Algemene opmerkingen

3.1. Ondanks de aanzienlijke inspanningen die de afgelopen jaren - vaak met steun van de EU - zijn gedaan, blijft de economische ontwikkeling van eilanden achterlopen en vaak zelfs in het slop zitten. Dit komt omdat eilanden zelfs in het kader van doelstelling 1, waarbinnen zij dezelfde status hebben als achtergebleven gebieden op het vasteland, in geen enkel opzicht een voorkeursbehandeling krijgen vanwege hun specifieke problemen (een "doelstelling 1+" zou hier uitkomst kunnen bieden).

3.2. Op initiatief van Eurostat is een definitie van eiland aangenomen die steeds vaker wordt gebruikt. Volgens deze definitie heeft een eiland de volgende kenmerken:

- het is te allen tijde omgeven door water;

- het heeft geen vaste verbinding met het vasteland (brug, tunnel, ...);

- het ligt op meer dan een kilometer afstand van het vasteland;

- het heeft meer dan 50 vaste bewoners;

- de hoofdstad van de betrokken lidstaat ligt niet op het eiland.

3.3. De Europese eilanden beslaan een oppervlakte van in totaal 110000 km2 (3,4 % van het EU-grondgebied) en tellen bijna 14 miljoen inwoners (3,4 % van de EU-bevolking). Ondanks de verschillen in grootte en bevolkingsomvang hebben zij vaak met dezelfde problemen te maken, met name op sociaal-economisch vlak; alleen de ernst van de problemen verschilt.

3.4. Het gaat om de volgende problemen:

- alle netwerken: vervoer (hoge kosten), energie, telecommunicatie en watervoorziening;

- emigratie, vooral van jongeren;

- ontwikkeling en concurrentievermogen van MKB en ambachten;

- gezondheid en toegang tot preventieve geneeskunde en spoedeisende hulp;

- cultuur en onderwijs;

- kwetsbaar milieu, hoge milieubeschermingkosten;

- grote afhankelijkheid van één economische sector, vaak toerisme of visserij;

- seizoensgebonden karakter van werkgelegenheid in het toerisme en de landbouw.

3.4.1. Door deze opeenstapeling van problemen hebben eilandbewoners met zo moeilijke leefomstandigheden te maken dat het demografisch en sociaal evenwicht op de meeste eilanden wordt bedreigd.

3.5. Een goede infrastructuur is van essentieel belang voor het concurrentievermogen, de integratie in de interne markt en de ontwikkeling van eilanden. Alleen als aan alle voorwaarden is voldaan, kunnen eilanden - met name de meest perifere - daadwerkelijk integreren in de interne markt en wordt voorkomen dat vanwege de ontoereikendheid en de meerkosten van de vervoers- en telecommunicatienetwerken tal van afzonderlijke lokale markten ontstaan. Vervoer, energie, telecommunicatie, watervoorziening en afvaltransport zijn uitermate belangrijk voor de ontwikkeling van eilanden. Eilandbewoners doen er alles aan om hun leefomstandigheden te verbeteren, maar zijn daarbij afhankelijk van de ontwikkeling van economie en werkgelegenheid. De EU moet haar beleid hierop afstemmen, zonder te kijken naar de betrokken gebieden of het menselijk potentieel.

3.6. De op de algemene begroting van de EU gereserveerde middelen voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds moeten toereikend zijn om de Europese acties, initiatieven en programma's na 2006 te kunnen verwezenlijken.

4. Specifieke opmerkingen over het infrastructuurbeleid van de Europese Unie en de lidstaten

4.1. Het is duidelijk dat eilanden in hun handelsbetrekkingen met de rest van de Gemeenschap geen gebruik kunnen maken van alternatief vervoer over spoor en over de weg en dat hun bewoners en hun economische activiteiten volledig zijn aangewezen op vervoer over zee en door de lucht. Het regionaal beleid werpt gemakkelijker vrucht af in de grote groeikernen en de regio's op het Europese vasteland; de werkgelegenheidssituatie en de leefomstandigheden in de dorpen, wijken en gehuchten zijn er gunstiger. Dankzij het regionaal beleid beschikken mensen in deze regio's thans over snelwegen en hogesnelheidstreinen, zijn nieuwe luchthavens aangelegd of oude gemoderniseerd en uitbreiding van de infrastructuur is natuurlijk gemakkelijker op het vasteland dan op een eiland. Hoe bewonderenswaardig het ook is dat alle eilandbewoners willen samenwerken en hun bijdrage tot de economische ontwikkeling willen leveren, toch zullen zij het niet redden wanneer de wetgeving niet wordt aangevuld en er niets wordt gedaan om de infrastructuur door te trekken.

4.2. De vigerende wetgeving en de mededingingsregels (art. 88, lid 3) bieden eilanden niet dezelfde ontwikkelingskansen als andere regio's. Dat de politieke leiders in Europa zich hiervan bewust zijn blijkt duidelijk uit de conclusies van de Raad van Nice, waarin staat dat specifieke maatregelen ten gunste van eilanden getroffen kunnen worden. Artikel 89 van het EG-Verdrag bood hiertoe overigens reeds de mogelijkheid.

4.3. Het is heel goed denkbaar dat de steun die lidstaten eilanden gaven of nog steeds geven niet op grond van de communautaire regels wordt verboden, maar wordt omgezet in EU-steun om de extra moeilijke situatie van eilanden te verlichten. Daardoor kunnen alle eilandbewoners profiteren van dezelfde voorwaarden als de regio's op het vasteland, waar de aanleg van infrastructuur en de deelname aan de economische ontwikkeling geen problemen oplevert.

4.4. De liberalisering van het vervoer over water, met de bedoeling een interne markt tot stand te brengen, heeft op het gebied van de kustvaart teleurstellende resultaten opgeleverd: met name particuliere exploitanten geven voorrang aan rendabele verbindingen en laten eilanden met minder winstgevende verbindingen links liggen. Daardoor wordt het voor deze eilanden dus nog moeilijker om het hoofd boven water te houden.

5. Openbare dienstverlening op eilanden

5.1. Openbare dienstverlening en infrastructuur

5.1.1. Op het gebied van vervoer is de openbare dienstverlening beslist het enige middel om in de behoeften van eilanden te voorzien, aangezien eilanden vaak niet groot genoeg zijn om particuliere exploitanten aan te trekken, die trouwens hiervoor niet eens belangstelling hebben. Het lokale bestuur is bereid alle taken op het gebied van ontwikkeling op zich te nemen.

5.1.2. Aangezien eilanden dus niet altijd aantrekkelijk genoeg voor bedrijven zijn, moet eens goed over het begrip "openbare dienstverlening op eilanden" worden nagedacht. De scherpere concurrentie als gevolg van de interne markt leidt er namelijk toe dat de balans tussen vasteland en eilanden nog verder verstoord raakt. Dit doet zich in de eerste plaats voor op het gebied van vervoer: de liberalisering van de vervoersystemen, de afschaffing van monopolies en de Europese aanbestedingsregels sorteren over het algemeen een positief effect op de Europese economie en de interne markt, maar de interne markt blijft voor eilanden vaak een abstract begrip.

5.1.3. In de communautaire wetgeving wordt de bijzondere situatie van eilanden expliciet onderkend en worden diverse instrumenten aangereikt om de verbindingen op eilanden te waarborgen (openbare dienstverplichting, openbare dienstcontracten). De verschillende aanbestedingsprocedures die de afgelopen jaren op eilanden zijn ingevoerd, zijn niet alleen ingewikkeld gebleken, maar hebben ook niet altijd tot echte concurrentie (vaak schrijft maar één exploitant zich in) of aanzienlijke prijsdalingen geleid. Uit de praktijk blijkt eveneens dat bij de aanbestedingen onvoldoende rekening is gehouden met de werkgelegenheidscriteria en de economische gevolgen voor de eilanden.

5.1.4. De vervoersnetwerken moeten dus worden uitgebreid door de bestaande infrastructuur uit te bouwen en nieuwe infrastructuur aan te leggen ("territoriale continuïteit").

5.1.5. De meerkosten van vervoer op eilanden lopen sterk uiteen, afhankelijk van het soort goederen en de wijze van vervoer. De sociaal-economische gevolgen hangen uiteraard af van de handelswaarde van het geïmporteerde of geëxporteerde product. Compensatiemaatregelen zouden daarom altijd op de omvang van de problemen afgestemd moeten worden.

5.1.6. Zelfs wanneer de EU een steunregeling goedkeurt, dan nog mag alleen steun aan de binnenlandse handel worden gegeven. Veel eilanden moeten echter nationale grenzen overschrijden om toegang tot de interne markt te krijgen; zij bevinden zich vlakbij andere landen, bijv. in de Middellandse Zee (Corsica/Italië) en soms liggen zij zelfs op een ander continent. Beperking van de steun tot de handel met het moederland lijkt in dit opzicht discriminerend en strijdig met de geest van het Verdrag te zijn. Het voorbeeld van Bornholm, dat bij wijze van uitzondering toestemming kreeg om het vervoer naar Kopenhagen via Zweden te subsidiëren, is een stap in de goede richting die navolging verdient. De Europese wetgeving moet expliciet de mogelijkheid bieden om de voor de binnenlandse verbindingen geldende bepalingen inzake openbare dienstverplichting en openbare dienstcontracten op alle verbindingen binnen de Europese Unie toe te passen.

5.1.7. Het Comité adviseert dus de communautaire regels voor staatssteun aan regio's op de specifieke situatie van ieder eiland af te stemmen en alle eilanden van de Europese Unie de mogelijkheid te bieden transportondernemingen als tegemoetkoming in de meerkosten van het goederen- en passagiersvervoer rechtstreekse bedrijfssteun te geven (tot maximaal de reële meerkosten).

5.1.8. Wat de eilanden in de Middellandse Zee betreft, zou het mogelijk moeten zijn bedrijfssteun voor handel met lidstaten in het gehele Middellandse-Zeegebied te geven; de steun mag dan echter niet meer bedragen dan de meerkosten van de handel met het moederland.

5.1.9. Wat zeer afgelegen eilanden betreft, die voor hun vervoer zijn aangewezen op de intercontinentale handel en niet op de Europese kustvaart, zou het handelsverkeer met het hele grondgebied van de Unie - niet alleen met de havens van het moederland - in aanmerking voor de steun moeten kunnen komen. Zo zouden deze ultraperifere eilanden rechtstreeks en onder optimale voorwaarden toegang krijgen tot de grote productie- en consumptiecentra in het hart van de Unie en vormt de steun dus een legitieme compensatie voor de extreme omstandigheden waarmee zij door hun ligging te maken hebben.

5.1.10. Zonder voorbij te willen gaan aan de vraag hoe een dergelijk beleid gefinancierd moet worden, acht het Comité hervorming van de staatssteunregels dus van wezenlijk belang om eilanden tegemoet te komen in de meerkosten waarmee zij op het gebied van vervoer worden geconfronteerd.

5.1.11. De vervoerskosten op eilanden zijn over het algemeen hoog. De prijs van het passagiers- en goederenvervoer wordt opgedreven door diverse nationale, regionale en lokale heffingen. Tarieven die havens voor eventuele hulp berekenen, zouden verlaagd of afgeschaft moeten worden om te voorkomen dat het vervoer van en naar eilanden wordt benadeeld.

5.1.12. De Europese Unie wil alle indirecte vervoersbelastingen harmoniseren. Diverse plannen vormen een rechtstreekse bedreiging voor eilanden:

a) in haar Witboek over het Europese vervoersbeleid uit de Commissie haar voornemen om in de hele Gemeenschap een infrastructuurheffing in te voeren waarbij de werkelijke infrastructuurkosten worden weerspiegeld en rekening wordt gehouden met de externe kosten. Blijven speciale maatregelen uit, dan kan deze maatregel ernstige gevolgen voor eilanden hebben. Enerzijds beschikken eilanden vaak over een relatief uitgebreide infrastructuur voor hun beperkte verkeersomvang en het is de vraag welke criteria de Commissie zal hanteren om de werkelijke kosten te berekenen. Anderzijds zijn het reizigersvervoer en het toerisme op eilanden sterk aangewezen op de luchtvaart; juist deze vervoerswijze wordt als enorm verontreinigend beschouwd en zal dus te maken krijgen met doorberekening van de externe kosten. De Commissie zou in de kaderrichtlijn die zij in 2002 wil voorleggen, dus rekening moeten houden met de beperkte keuzemogelijkheden van eilanden en met de sociaal-economische gevolgen van hogere transportkosten in deze gebieden. De richtlijn zou eilanden expliciet de mogelijkheid moeten bieden om van een speciaal tarief voor het gebruik van (lucht)haveninfrastructuur te profiteren;

b) om dezelfde redenen moet het plan om de brandstofaccijnzen in de scheep- en de luchtvaart te harmoniseren, met de grootst mogelijke voorzichtigheid worden benaderd; het vervoer van en naar eilanden mag immers niet duurder worden. Er moeten adequate regelingen komen om het gebruik van de milieuvriendelijkste apparatuur en brandstoffen aan te moedigen zonder de toegankelijkheidsproblemen van eilanden door hogere heffingen te verergeren;

c) eveneens alarmerend is het voornemen van de Commissie (deel 3, hoofdstuk IIB) om al het luchtverkeer in de Gemeenschap aan een BTW-plicht te onderwerpen. In dat geval zouden alle luchthavens op eilanden een ontheffing moeten krijgen.

5.1.13. Tenslotte is het noodzakelijk dat de continuïteit en de regelmaat van de openbare dienstverlening, met name in het vervoer naar de eilanden, worden gewaarborgd, door een minimale dienstverlening te garanderen, zoals in sommige lidstaten al het geval is.

5.2. Het trans-Europese vervoersnetwerk

5.2.1. Uit financieel oogpunt is het positief te noemen dat (lucht)havens "in eilandengebieden, perifere of ultraperifere gebieden welke zij onderling of met de centrale gebieden van de Gemeenschap over zee verbinden" in het trans-Europese vervoersnetwerk zijn opgenomen, omdat het hierdoor mogelijk wordt verbeteringen van de (lucht)haveninfrastructuur te financieren(4). Dit betekent echter niet dat eilanden en ultraperifere gebieden in bijv. de regelingen voor de korte vaart of de plannen voor "snelwegen op zee" zijn opgenomen.

5.2.2. De nieuwe prioritaire projecten in het kader van het trans-Europese vervoersnetwerk hebben net zo min betrekking op eilanden als de vorige. Tot zijn spijt moet het Comité zelfs vaststellen dat eilanden helemaal buiten beschouwing zijn gelaten.

5.2.3. In het Witboek over het Europese vervoersbeleid wordt over de "ontwikkeling van snelwegen op zee" gesproken(5): "Het intracommunautaire vervoer over zee en het riviertransport zijn twee wezenlijke onderdelen voor het concept van gecombineerd vervoer ... een aantal zeeverbindingen zou net als autosnelwegen en spoorwegen deel moeten uitmaken van het trans-Europese netwerk". Deze snelwegen op zee, die in feite de huidige knelpunten op de weg (Pyreneeën, Alpen) moeten ontlasten, zouden eilanden niet links mogen laten liggen. Integendeel, zij zouden hen juist een reële ontsluitingskans moeten bieden.

5.2.4. Met name in het geval van dichtbevolkte eilanden met uitgebreide vervoersnetwerken die qua kosten en kwaliteit vergelijkbaar zijn met de vervoersnetwerken op het vasteland, zou de Commissie scheepvaartverbindingen moeten opnemen in het trans-Europese basisnetwerk, waarbij de nadruk moet komen te liggen op goede aansluitingen tussen deze verbindingen en de internationale routes in het (spoor)wegverkeer en de binnenvaart.

5.3. Energie

5.3.1. Het is voor eilanden niet eenvoudig om hun energiebehoeften te dekken: de energievoorziening kampt met specifieke problemen (ontoereikendheid, hoge kosten en soms onderbrekingen, met name in geval van crises), zij zijn vaak niet aangesloten op nationale of trans-Europese energienetwerken en het verbruik vertoont grote seizoensgebonden schommelingen ten gevolge van het toerisme.

5.3.2. De volgende maatregelen zijn noodzakelijk:

- aanleg van de nodige infrastructuur om eilanden te ontsluiten en energie van/naar het vasteland te importeren/exporteren;

- bevordering van duurzame energie door middel van economische en fiscale stimuleringsmaatregelen en proefprojecten, met name op eilanden die niet zijn aangesloten op de trans-Europese netwerken;

- eilanden die niet op het elektriciteitsnet van het vasteland zijn c.q. op korte termijn worden aangesloten en die zelf relatief dure stroom opwekken, moeten beslist de garantie krijgen dat de tarieven gesubsidieerd zullen blijven, zelfs wanneer de elektriciteitsmarkt volledig geliberaliseerd zal zijn. Wie zal dan immers stroom op de kleine eilandmarkten gaan verkopen en tegen welke prijs? Dit compensatiesysteem moet door de overheid ondersteund worden door middel van regulering van de tarieven voor huishoudens en bedrijven om zo concurrentiedistorsies te ondervangen en een optimaal gebruik van de energiebronnen te waarborgen.

5.4. Afval

5.4.1. Afvalverwerking plaatst eilanden voor grote milieuproblemen, zeker in het licht van de bijdrage die het toerisme levert aan de economische ontwikkeling. Prioriteit dient uit te gaan naar recycling en hergebruik van vaste afvalstoffen en naar energiewinning uit afval.

5.4.2. Autowrakken, olie en karton zullen op de meeste eilanden in de nabije toekomst beslist niet gerecycled worden. Deze grote, zware en soms gevaarlijke goederen moeten over zee naar verwerkingsplaatsen op het vasteland worden vervoerd, waardoor eilanden in vergelijking met regio's op het vasteland met extra kosten worden geconfronteerd. Wie moet hiervoor opdraaien? De bewoners, de toeristen of de Gemeenschap, die bepaalt hoe en waar afval verwerkt moet worden zonder te kijken of deze regels wel geschikt zijn voor gebieden met maar een paar duizend inwoners?

5.4.3. Naar het voorbeeld van de wettelijke regelingen die Spanje voor de Canarische eilanden en de Balearen heeft getroffen, moet in het kader van een Europees netwerk voor afvalverwerking een compensatiesysteem voor het vervoer van afval naar het vasteland worden ingevoerd.

5.5. Water

5.5.1. De problemen rond de watervoorraden en hun beheer en rond de kwaliteit van het water hangen rechtstreeks samen met de toename van het toerisme en het daarmee verbonden waterverbruik op de eilanden. Aangezien watervoorziening een essentiële dienst is moet de aanleg van leidingen tussen eilanden (archipels) of tussen eilanden en het vasteland zoveel mogelijk gesteund worden en de watertarieven moeten betaalbaar zijn voor de eilandbewoners.

5.5.2. Even ernstig is het probleem van de verontreiniging van het zeewater met alle gevolgen van dien voor het toerisme en de visvangst, twee uitermate belangrijke economische sectoren. Het is voor de ontwikkeling van eilanden van cruciaal belang dat er speciale programma's op het gebied van wateropslag, milieucontrole op lozingen, afvalwaterbeheer en ontzilting worden opgezet.

5.6. Telecommunicatie

5.6.1. De ontwikkeling van telecommunicatienetwerken heeft in alle afgelegen gebieden en zeker op eilanden zonder meer prioriteit, al is het positieve effect ervan wellicht minder groot dan werd verwacht. Zoals ook uit het tweede cohesieverslag blijkt, concentreren de activiteiten op technologisch en onderzoeksgebied alsmede de diensten en industrieën met een hoge meerwaarde zich echter nog altijd in de meer dynamische regio's, waar niet alleen telecommunicatie-intensieve activiteiten zijn gevestigd, maar ook mensen die op dit gebied goed geschoold zijn. De toegangsproblemen in het goederen- en passagiersvervoer spelen overigens niet in de telecommunicatiesector.

5.6.2. Het toekomstige beleid moet zich in ieder geval richten op bevordering van telecommunicatie op alle eilanden, omdat cruciale economische sectoren hiervan kunnen profiteren. Te denken valt bijvoorbeeld aan een beter onderwijs- en opleidingsaanbod, betere mogelijkheden om naar universiteiten en onderzoekscentra over te stappen, tegemoetkoming aan de behoeften op het vlak van gezondheidszorg, toerisme, reclame, voorlichting en informatie, en diversifiëring van de lokale economie via de ontwikkeling van de elektronische handel, elektronische bedrijfsactiviteiten, enz.

5.6.3. Iedereen heeft het over telecommunicatie. De invoering van de nieuwe telecommunicatietechnologieën op eilanden is echter geen uitgemaakte zaak omdat deze sector in feite dezelfde markt als de klassieke economie beslaat. Bij de toepassing van deze technologieën moeten de eilanden zich vooral ook richten op hun culturele identiteit door de kennis van het erfgoed en de geschiedenis van de eilandbewoners te verbeteren, om zo hun gemeenschappelijke wortels terug kunnen te vinden en de handelstraditie die met de industriële revolutie is verdwenen, weer in ere te kunnen herstellen.

5.6.4. Met behulp van de nieuwe telecommunicatietechnologieën moeten de eilanden netwerken opzetten om verdere decentralisatie mogelijk te maken en tot gemeenschappelijke normen komen. Momenteel is er niet alleen sprake van technische problemen; het gaat ook om de beschikbaarheid van knowhow, d.w.z. de nodige kennis moet aanwezig zijn om een hele reeks diensten als basis voor de economische ontwikkeling op te zetten. Gezien de geringe omvang van eilanden is er slechts één oplossing mogelijk: allianties aangaan om de kwaliteit van nieuwe diensten (media, cultuur, toerisme, ...) te waarborgen.

5.6.5. De recente misstanden bij de toewijzing van regionale WLL-licenties (lokale draadloze verbindingen voor supersnel digitaal dataverkeer) in Frankrijk(6) laten ook een ander gevaar zien. Particuliere exploitanten zijn niet geïnteresseerd in eilanden omdat de markt te beperkt is en de bevolking te gering om de investeringen terug te kunnen verdienen. Alleen openbare dienstverlening kan de eilanden toegang tot supersnel dataverkeer garanderen. Deze ervaring leert dat de particuliere telecommunicatiesector niet automatisch belangstelling heeft voor eilandbewoners en dat zij bij toekomstige technologische ontwikkelingen aan de zijlijn dreigen te blijven staan.

6. Voorstellen

6.1. Aansluiting van de eilanden op de trans-Europese netwerken

6.1.1. Het Comité pleit voor een vervoersysteem waarbinnen snelle schepen de eilanden toegang geven tot meer open markten dan alleen het moederland. De continuïteit van vervoerssystemen moet niet alleen op nationaal maar ook op EU-niveau gewaarborgd worden zodat de eilanden toegang krijgen tot de hele interne markt en niet alleen tot de binnenlandse markt op het Europese vasteland.

6.1.2. Wil de interne markt geen abstract begrip voor eilanden blijven, dan mag compensatie van de meerkosten van vervoer niet worden beschouwd als een discriminerend beleid dat het functioneren van de interne markt kan verstoren. Compensatiemaatregelen moeten daarom altijd worden afgestemd op omvang en aard van de problemen. Eilanden vinden dat zij in aanmerking voor positieve discriminatie moeten komen.

6.1.3. De Commissie merkt zelf in haar Witboek "Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010" het volgende op: "In algemene zin heeft de ervaring geleerd dat steunmaatregelen voor een beperkt bedrag niet het gevaar in zich dragen van concurrentievervalsing of van invloed zijn op het handelsverkeer. Desondanks moeten steunmaatregelen voor het vervoer tot op heden anders dan in andere economische sectoren het geval is, tevoren worden aangemeld bij de Commissie. Deze algemene verplichting lijkt onevenredig, met name wanneer het gaat om compensatie van verplichtingen in het kader van de openbare dienst op verbindingen met perifere regio's van de Gemeenschap en kleine eilanden. De Commissie zal een aanpassing van de procedures in deze zin voorstellen(7)".

6.1.4. Het Comité neemt kennis van de bereidheid van de Commissie om haar procedures aan te passen. Het hoopt dat "steunmaatregelen voor een beperkt bedrag" en "kleine eilanden" gezien de specifieke kenmerken die in de teksten dienaangaande worden erkend, zo ruim mogelijk geïnterpreteerd worden.

6.1.5. Het Comité steunt het verzoek van de conferentie van Cagliari aan de Commissie om een impuls te geven aan communautaire wetgeving en aan een communautair beleid ten gunste van het maritieme vervoer, zodat er scheepvaartverbindingen tussen de Noordzee en de Middellandse en Zwarte Zee tot stand worden gebracht en er in de Middellandse Zee "snelwegen op zee" worden gecreëerd.

6.1.6. Alle Europese eilanden zouden in aanmerking moeten kunnen komen voor steunverlening uit een speciaal fonds waardoor vaste of mobiele vervoersinfrastructuur en verschillende soorten openbare netwerken (energie, telecommunicatie, water, afval) zouden kunnen worden gefinancierd.

6.1.7. Alle eilanden van de Europese Unie zouden de mogelijkheid moeten hebben transportondernemingen ter compensatie van de meerkosten van het goederen- en passagiersvervoer rechtstreekse bedrijfssteun te geven, zodat de werkelijke kosten voor iedereen gelijk zijn.

6.1.8. De Commissie wil voor al het vervoer per spoor, over de weg en over water het beginsel invoeren dat de tarieven de werkelijke kosten moeten dekken. Het Comité pleit ervoor dat alle aspecten van de bijzondere situatie van eilanden in de berekening van de vervoersprijs worden opgenomen (reistijd, prijzen, frequentie, laden/lossen, ...). Gezien het belang van de vervoersector voor eilanden, met name qua werkgelegenheid, zouden bovendien ook sociale parameters meegenomen moeten worden.

6.1.9. Het Comité stelt voor, 2005 tot Europees Jaar van de eilanden uit te roepen. Bij die gelegenheid zou de Commissie de reeds getroffen maatregelen ten gunste van eilanden kunnen evalueren en bij de hervorming van de structuurfondsen en het regionale beleid een ambitieuze politiek kunnen voeren.

6.2. Een geïntegreerd beleid voor eilanden en ultraperifere eilandgebieden

6.2.1. Het Comité wijst de Commissie erop dat de ontwikkeling van de trans-Europese netwerken geflankeerd zou moeten worden door een geïntegreerd beleid waarbinnen eilanden en ultraperifere eilandgebieden een voorkeursbehandeling kunnen krijgen. Een dergelijke algemene doelstelling voor het beleid in de betrokken sectoren vergt de volgende vier maatregelen:

a) artikel 158 van het Verdrag moet verduidelijkt worden in de zin van de aan de Slotakte van Amsterdam gehechte verklaring nr. 30 en de conclusies van de Europese Raad van Nice door expliciet te wijzen op het beginsel van territoriale samenhang en op de diverse gebieden die met structurele nadelen te kampen hebben, zoals dichtbevolkte gebieden en berggebieden. Met het Europees Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief (EROP) is al een bescheiden stap in deze richting gezet. In het eerste tussentijds verslag over de economische en sociale samenhang wordt nogmaals gewezen op de omvang van het grondgebied van de Gemeenschap, dat berg-, kust- en maritieme gebieden, eilanden en archipels omvat(8). Het Comité vindt dat verdergaande maatregelen genomen moeten worden;

b) met de hervorming van het regionaal beleid en met name van de structuurfondsen voor de periode na 2006 moet een speciaal financieringsinstrument worden ingevoerd voor gebieden die buiten doelstelling 1 vallen en met structurele geografische of demografische nadelen te kampen hebben (met name eilanden); dit instrument zou onder meer gebruikt kunnen worden ter cofinanciering van vaste of mobiele vervoersinfrastructuurvoorzieningen en alle openbare nutsvoorzieningen (energie, telecommunicatie, water, afval). Bij de hervorming van de structuurfondsen dient rekening gehouden te worden met de gevolgen van uitbreiding voor de positie van eilanden binnen het regionaal beleid;

c) eilanden zouden in het kader van het Witboek over governance(9) meer aandacht moeten krijgen. De diensten van de Commissie zouden stelselmatig voor een interdepartementale aanpak moeten kiezen en er zou zelfs een apart directoraat-generaal opgericht kunnen worden om een geïntegreerde visie op en een geïntegreerde uitvoering van maatregelen die gericht zijn op of gevolgen hebben voor eilanden, te waarborgen.

d) eilanden en perifere en ultraperifere regio's moeten ten slotte centraal worden geplaatst in het communautaire beleid ten aanzien van de regio's aan en over de grenzen; zij zijn economische en sociale bruggehoofden van een Europa dat zich openstelt voor de wereld, en mogen niet als eindpunten van interne netwerken worden beschouwd.

6.2.2. Het Comité meent dat het met een dergelijke geïntegreerde benadering, aangevuld met regelingen inzake voorafgaande raadpleging van de lidstaten over voorschriften die eilanden aangaan, mogelijk is een echt partnerschap tussen eilanden, lidstaten en Commissie tot stand te brengen.

6.2.3. Het Comité wil helpen een betere dialoog met de eilanden tot stand te brengen. Als vertegenwoordiger van de georganiseerde civiele samenleving in de EU is het Comité bereid bij te dragen tot en ondersteuning te bieden aan ieder initiatief in deze richting.

Brussel, 25 april 2002.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) Witboek (COM(2001) 370 def.) van 12 september 2001.

(2) Beschikking nr. 1346/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 tot wijziging van Beschikking nr. 1692/96/EG ten aanzien van zeehavens, binnenhavens en intermodale terminals alsmede ten aanzien van project nr. 8 in bijlage III (PB L 185 van 6.7.2001, blz. 1). Advies ESC in PB C 214 van 10.7.1998, blz. 40.

(3) "Advies inzake de minder ontwikkelde eilandgebieden" (PB C 232 van 31.8.1987). Advies over "Richtsnoeren voor geïntegreerde acties ten behoeve van de eilandregio's van de EU na het Verdrag van Amsterdam (art. 158)" (PB C 268 van 19.9.2000).

(4) Beschikking nr. 1346/2001/EG van 22 mei 2001.

(5) Witboek COM(2001) 370 def. van 12 september 2001 - deel II A1, blz. 47.

(6) De door de ART (de Franse telecomtoezichthouder) voor de overzeese gebieden, Corsica en Auvergne geselecteerde exploitanten (Siris, Completel, Outremer Télécom) hebben hun licenties geweigerd.

(7) Witboek COM(2001) 370 def. van 12 september 2001 - deel III B3, blz. 98.

(8) COM(2002) 46 def.

(9) COM(2001) 428 def.