52002AE0694

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders" (COM(2001) 425 def. — 2001/0173 (COD))

Publicatieblad Nr. C 221 van 17/09/2002 blz. 0114 - 0120


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders"

(COM(2001) 425 def. - 2001/0173 (COD))

(2002/C 221/22)

De Raad heeft op 2 oktober 2001 besloten, overeenkomstig artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 6 mei 2002 goedgekeurd. Rapporteur was mevrouw Thomas.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 391e zitting van 29 en 30 mei 2002 (vergadering van 30 mei) het volgende advies uitgebracht, dat met 53 stemmen vóór en 40 stemmen tegen, bij 4 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. Doel van het Commissievoorstel is een kader te verstrekken dat in betere, geharmoniseerde, uniforme en transparante procedures voorziet voor de beoordeling van de veiligheid van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders. De belangrijkste doelstellingen zijn (i) de gezondheid van mens en dier te beschermen, (ii) communautaire procedures vast te stellen voor de reglementering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en voeders, en (iii) bepalingen vast te leggen inzake de etikettering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, zodat de consument een echte keuze heeft.

1.2. Het voorstel van de Commissie heeft betrekking op levensmiddelen en diervoeders die genetisch gemodificeerd zijn, die geheel of gedeeltelijk bestaan uit genetisch gemodificeerde organismen of daarmee zijn geproduceerd of die ingrediënten bevatten die met deze organismen zijn geproduceerd (artt. 3 en 16). Bij producten die "met een GGO" geproduceerd zijn, is een deel van het eindproduct afgeleid van oorspronkelijk genetisch gemodificeerd materiaal. Deze vallen onder de voorgestelde verordening. Producten die met behulp van GGO's zijn geproduceerd ("met een GGO geproduceerde producten"), maar waarbij het eindproduct geen van het GGO afgeleid materiaal meer bevat, vallen niet onder de voorschriften uit dit voorstel. Dit is in overeenstemming met de huidige bepalingen van Verordening (EG) nr 258/97 ("Novel Foods"-verordening).

1.3. Uit hoofde van de voorgestelde verordening kan met slechts één aanvraag zowel een vergunning voor de doelbewuste introductie van een GGO in het milieu worden verkregen, als een vergunning voor het gebruik van dat GGO in levensmiddelen en/of diervoeders.

1.4. De huidige vergunningsprocedure voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 258/97 over nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten(1). De vergunning voor diervoeders met GGO's viel tot hiertoe onder Richtlijn 90/220/EEG(2). Er bestaat geen vergunningsprocedure voor genetisch gemodificeerd diervoeder.

1.5. De volgens de vastgestelde procedure verleende vergunning is in de gehele Gemeenschap gedurende tien jaar geldig en kan telkens voor tien jaar worden verlengd.

2. Etikettering

2.1. Het voorstel breidt de bestaande etiketteringsvoorschriften uit tot alle genetisch gemodificeerde levensmiddelen, ongeacht of daarin gemodificeerd DNA of eiwit traceerbaar is. Alle levensmiddelen of diervoeders waarvoor volgens dit voorstel een vergunning moet worden verleend, moeten de aanwezigheid van GGO-materiaal op het etiket vermelden. Daardoor zullen een aantal producten die GGO's op dit moment niet op hun etiket hoeven te vermelden, zoals sterk geraffineerde olie afkomstig van GGO-producten, dat in de toekomst wél moeten doen. Volgens het voorstel zullen ook verschillende soorten niet-geëtiketteerde diervoeders in de toekomst wél geëtiketteerd moeten worden.

3. Tenuitvoerlegging

3.1. GGO-materiaal kan in minieme hoeveelheden aanwezig zijn in levensmiddelen en diervoeders zonder GGO's, als gevolg van toevallige of technisch niet te voorkomen verontreiniging. In dat geval zijn de etiketteringsvoorschriften van deze verordening niet op dat levensmiddel of diervoeder van toepassing. Er wordt thans een drempelwaarde van 1 % voorgesteld voor minieme sporen van genetisch gemodificeerd materiaal. Levensmiddelen of diervoeders die minder dan 1 procent GGO-materiaal bevatten, hoeven een en ander volgens het voorstel niet op hun etiket te vermelden.

3.2. Aanvragers moeten met het oog op de toepasbaarheid van de regeling voor een detectiemethode zorgen, die bemonstering en identificatie van de transformatie omvat.

3.3. Voorgesteld wordt een communautair referentielaboratorium in te stellen dat als taak krijgt de voorgestelde bemonsterings- en detectiemethoden te testen en te valideren, om zo een geharmoniseerde benadering van de controle in de hele Gemeenschap te krijgen.

3.4. De lidstaten moeten effectieve sancties opleggen wanneer de bepalingen van deze verordening niet worden gerespecteerd (artikel 44).

4. Algemene opmerkingen

4.1. Onderhavig voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders moet in een brede maatschappelijke context worden bezien. Het in Europa in de praktijk nog steeds geldende moratorium op de teelt van genetisch gemodificeerde planten is geen lang leven meer beschoren. Voor de Europese landbouw breekt een nieuw tijdperk aan, waartoe ook de grootschalige inschakeling van genetisch gemodificeerde producten behoort.

4.2. Het Comité beschouwt het als een ernstig verzuim dat het huidige moratorium niet is aangegrepen voor een gestructureerde, brede maatschappelijk discussie over voor- en nadelen van gentechnologie in de landbouw.

4.3. In de samenleving worden over gentechnologie zeer uiteenlopende meningen aangehangen. Dat neemt niet weg dat inmiddels al wel duidelijke scheidslijnen worden getrokken. Zo wordt een ondubbelzinnig onderscheid gemaakt tussen "rode" en "groene" gentechnologie, oftewel gentechnologie in respectievelijk de geneesmiddelen- en de agro-levensmiddelenindustrie.

4.4. Vervolgens loopt ook de discussie over "groene" gentechnologie weer over twee sporen: enerzijds de inschakeling van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) in "vrij" (dus niet in een gesloten systeem) bedreven landbouw en de producten daarvan die als consumptiemiddelen bij mens en dier terecht komen, en anderzijds het gebruik van in gesloten systemen geproduceerde genetisch gemodificeerde enzymen, vitaminen, additieven e.d. bij de verwerking van basisproducten van de landbouw. Het Comité hecht er veel belang aan dat de Commissie dat onderscheid ook gaat hanteren.

4.5. Ook uit het onlangs verschenen rapport van het Europees milieuagentschap over de transgenese van genetisch gemodificeerde planten(3) valt af te leiden dat de consument niet alleen duidelijke informatie wil over producten, maar ook over productieketens.

4.6. Het Europees Economisch en Sociaal Comité schaart zich achter het initiatief van de Commissie om het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG(4), en het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders in één tekst samen te brengen. Het Comité is in dit verband ingenomen met de "one door-one key"-procedure, die de veiligheid en het consumentenvertrouwen ten goede zou moeten komen. Het Comité erkent dat de huidige communautaire wetgeving inzake GGO's ook naar diervoeders toe moet worden uitgebreid en dat er behoefte is aan een specifieke evaluatie van de genetische modificatie bij stoffen als levensmiddelenadditieven, aromatische stoffen en toevoegingsmiddelen in diervoeders, als deze met GGO's zijn geproduceerd. Het ESC spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat de twee onderhavige voorstellen voor een verordening uitsluitend betrekking hebben op producten die met een GGO zijn verkregen, en niet op producten die d.m.v. een GGO zijn verkregen, zodat enkele belangrijke schakels van de voedselproductieketen buiten het toepassingsgebied blijven. Voorts dringt het EESC er bij de Commissie op aan voorlichtingscampagnes ten behoeve van de consument op touw te zetten, waarin de voordelen en mogelijke risico's van GGO's op een rijtje worden gezet, zodat de consument met meer kennis van zaken een keuze kan maken.

4.6.1. Het Comité constateert dat het voorstel op bepaalde punten zeer verwarrend is en kan leiden tot interpretaties die haaks op elkaar staan, zoals in het geval van overweging nr. 15 en de artikelen 3 en 16. Het Comité verzoekt de Commissie derhalve begrippen als die in de leden 3 en 6 van artikel 2 duidelijker te omschrijven en van elkaar te onderscheiden.

4.7. Het voorstel van de Commissie over GGO's komt er op een ogenblik dat het vertrouwen van de consument in de veiligheid van zijn voedsel door een aantal schandalen danig is geschokt. Er wordt ingespeeld op niet te vermijden en nog door de pers verder aangewakkerde gevoelens van onzekerheid over nieuwe en onbekende producten. Vaak wordt betwijfeld of de veiligheidstests die met het oog op de menselijke gezondheid worden verricht, wel streng genoeg zijn. Bovendien groeit het wantrouwen in overheidsdiensten, politici, journalisten - en zelfs wetenschappers; debet daaraan is o.m. het tot op zekere hoogte lakse optreden tijdens de BSE-crisis. Het Comité is van mening dat er daarom zo snel mogelijk een Europees Voedselagentschap moet komen, dat kan toezien op een adequate veiligheid van levensmiddelen. Duidelijke, begrijpelijke, precieze en informatieve merktekens en etiketten zijn dan ook van cruciaal belang om dergelijke twijfels de wereld uit te helpen. De gegevens van Eurobarometer leveren het onomstootbare bewijs dat consumenten over de mogelijkheid willen beschikken om genetisch gemanipuleerd voedsel, respectievelijk met GGO's geproduceerde levensmiddelen, gemakkelijk te kunnen opsporen. Alleen op basis van etikettering kan de keuzevrijheid van de consument worden gegarandeerd.

4.8. In het voorstel moet duidelijker worden aangegeven waarom etikettering nodig is van levensmiddelen en diervoeders die geen genetisch gemodificeerd materiaal bevatten, maar die geproduceerd zijn met behulp van GGO's. Het gaat dan immers over producten waarbij de veiligheid voor de menselijke gezondheid al grondig werd getest (ook wat allergieën betreft). Indien de etikettering van deze producten ertoe dient de consument erover te informeren dat de producten in kwestie geen genetisch gemodificeerd materiaal bevatten, maar wél met genetisch gemodificeerde producten geproduceerd werden, en hem of haar daarom een ruimere keuze bieden, dan moet dit duidelijker naar voren worden gebracht. Het Comité beschouwt dit als een belangrijke principiële stap vooruit. Alleen kan onmogelijk aan de consument worden uitgelegd waarom de aanwezigheid van GGO-materiaal wél op het etiket van bijvoorbeeld sterk geraffineerde olie afkomstig van GGO-producten moet worden vermeld (zelfs als het daarin aanwezige gemodificeerd DNA niet traceerbaar is), maar niet op dat van producten die afkomstig zijn van met genetisch gemodificeerde diervoeders geteelde dieren. Om de consument volledig de vrije keuze te laten is het volgens het Comité noodzakelijk de etiketteringsvoorschriften voor GGO's zo doorzichtig en duidelijk mogelijk te formuleren, en hierin ook levensmiddelen en diervoeders op te nemen die zijn verkregen met genetisch gemodificeerde planten of producten die met behulp van een GGO zijn verkregen, al dan niet met proteïnen of genetisch materiaal waarvan de aanwezigheid d.m.v. analyses kan worden aangetoond.

4.9. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan, zich nogmaals op de beweegredenen achter onderhavig verordeningsvoorstel te bezinnen. De onderliggende gedachtegang achter het vraagstuk van de toepassing van gentechnologie is dat dergelijke producten alleen mogen worden toegestaan, c.q. geconsumeerd als noch het milieu, noch de gezondheid van de consument daarvan op welke wijze dan ook schade ondervindt. Dan kan de consument alle producten dus "blindelings" vertrouwen. Desalniettemin is de Commissie - tot groot genoegen van het Comité - voornemens de consument de nodige informatie te verstrekken waardoor deze zelf kan beslissen. Door bijvoorbeeld dierlijke producten van de etiketteringsvoorschriften uit te sluiten, wordt de consument in de hele keten voor de productie daarvan de keuzevrijheid ontnomen, omdat het onmogelijk is uit te maken of daarbij gentechnologie is gebruikt.

4.10. Levensmiddelen en diervoeders die van genetisch gemodificeerd materiaal zijn afgeleid, maar geen transgenetisch materiaal (DNA en/of eiwitten met GGO's) bevatten, zouden aanleiding kunnen geven tot illegale praktijken en fraude. Het Comité vreest dat vertrouwen op certificaten die de authenticiteit van producten verzekeren, niet voldoende is om fraude te vermijden. Sommige producten die van genetisch gemodificeerde gewassen zijn afgeleid, zoals sterk geraffineerde olie, hebben precies dezelfde samenstelling als niet genetisch gemodificeerde producten. Uit de etiketterings- en detectieprocedures in de voorgestelde richtlijn wordt niet duidelijk hoe bij de uitvoering van deze voorschriften met dit fraudeprobleem zal worden omgegaan. Om een oplossing te vinden voor deze problemen en de veiligheid van de voedselketen en GGO's te verzekeren, acht het Comité het van belang dat een doeltreffend systeem voor de traceerbaarheid wordt vastgesteld.

4.10.1. Het Comité is erover verheugd dat de voorgestelde verordening ook van toepassing is op de import uit derde landen. Er moet echter daadwerkelijk voor worden gezorgd dat geïmporteerde producten voldoen aan dezelfde voorwaarden. Om eerlijke concurrentie tussen de EU en derde landen te garanderen, zouden zowel de controle als de etiketteringssystemen betrouwbaar en effectief moeten zijn, in het bijzonder voor geïmporteerde producten. Het Comité acht het wenselijk dat er een regelgevingskader wordt uitgewerkt voor toevallige verontreiniging waarbij de waarden onder de drempel blijven die is vastgesteld voor genetisch gemodificeerde producten die in de voornaamste derde landen wèl, maar in de EU niet zijn toegestaan.

4.11. Er is bezorgdheid over het feit dat de voorgestelde verordening tot hogere kosten voor de consument zal leiden. Het Comité aanvaardt dat de kosten van de nieuwe GGO-etikettering worden doorberekend in het eindproduct. Bovendien mogen de hieruit volgende voordelen voor de consument op grote steun bij het publiek rekenen, zoals een Eurobarometer-studie uit 2001(5) duidelijk aantoont. Het Comité vindt het standpunt van de Commissie aannemelijk, maar stelt toch voor dat de Commissie regelmatig effectbeoordelingsstudies uitvoert, om een idee te krijgen van de kosten van traceerbaarheid, scheiding en etikettering.

4.12. Het zou volgens het Comité een wezenlijke tekortkoming zijn als vergunningen voor genetisch gemodificeerde planten worden afgegeven zonder dat er een duidelijke aansprakelijksheidsregeling is getroffen. Dan kan nu al worden voorspeld dat het bij de rechtbanken klachten gaat regenen. Zo zal bijvoorbeeld het overwaaien van genetisch gemodificeerd stuifmeel op een, in overeenstemming met de EU-Verordening betreffende ecologisch verantwoorde landbouw bewerkte akker tot gevolg heeft dat de betrokken landbouwer zijn producten niet langer als biologische producten in de handel mag brengen, omdat daarin aantoonbaar (overgedragen) genetisch gemodificeerde bestanddelen aanwezig zijn. Daardoor leidt die landbouwer ontegenzeggelijk economische schade, zonder dat iemand tot de vergoeding daarvan kan worden verplicht: zonder duidelijke regeling op dat gebied kan niemand aansprakelijk worden gesteld. Het Comité acht het onaanvaardbaar dat er geen duidelijke aansprakelijkheidsregeling is getroffen.

5. Bijzondere opmerkingen

5.1. Evenals de Commissie vindt ook het Comité dat er een redelijke drempelwaarde moet worden vastgesteld voor minieme sporen van genetisch gemodificeerd materiaal, dat toevallig in traditioneel verbouwde gewassen aanwezig is (dus in niet genetisch gemodificeerde producten). Volgens het Comité komt een niveau van 1 % thans overeen met de drempelwaarde voor andere stoffen en met de technische mogelijkheden (artt. 5 en 18). Naarmate de opsporingsmethoden verbeteren, moet een en ander evenwel voortdurend worden bijgesteld, zodat de toegelaten waarden zo dicht mogelijk bij de detectiedrempels komen te liggen.

5.2. Wat de vaststelling en invoering van drempelwaarden voor levensmiddelen en diervoeders betreft, pleit het Comité voor de uitwerking van een in Europees en internationaal verband erkende, gestandaardiseerde analysemethode die als uitgangspunt zou moeten dienen. Derhalve steunt het Comité het voorstel van de Commissie om een communautair referentielaboratorium in te stellen dat de voorgestelde bemonsterings- en detectiemethoden moet testen en valideren. Een efficiënte uitvoering en een doeltreffend beheer van de voorgestelde etikettering en opsporing van genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen zal afhangen van een efficiënte en geharmoniseerde aanpak in de hele Gemeenschap (art. 33).

6. Conclusie

6.1. Het Europees Economisch en Sociaal Comité is in het algemeen ingenomen met het initiatief van de Commissie om de huidige regelgeving te verduidelijken en uit te breiden. De teelt van genetisch gemodificeerde gewassen heeft reeds in grote delen van de wereld ingang gevonden, met name in de VS, China en Argentinië. In Europa daarentegen geldt een moratorium op vergunningen voor het op de markt brengen van nieuwe GGO's; de meerderheid van de burgers staat niet open voor genetisch gemodificeerd voedsel. Naast consumentenbescherming (art. 1) is de hoofddoelstelling van het Commissievoorstel het welzijn van mens en dier en de bescherming van hun gezondheid. Toch gaat het voorstel over de vergunningen voor gebruik en consumptie en over de etikettering van producten die reeds strenge controles hebben ondergaan inzake gezondheids- en milieurisico's. De nieuwe voorschriften verhogen de transparantie: de etikettering van GGO's in de voedselketen wordt uitgebreid en de keuze van de consument wordt verbeterd. Zeer positief is ook dat diervoeders regelmatig gecontroleerd zullen worden.

6.2. Het EESC meent echter dat de etikettering van genetisch gemanipuleerde producten dient te worden uitgebreid tot alle levensmiddelen en diervoeders die geproduceerd zijn met behulp van GGO's, dat wil zeggen producten die vervaardigd zijn met genetisch gemanipuleerde hulpmiddelen voor voedselverwerking, bijvoorbeeld enzymen, alsook niet genetisch gemanipuleerde enzymen die geproduceerd zijn op basis van genetisch gemanipuleerde micro-organismen. Dankzij deze uitbreiding zullen consumenten geheel bewust kunnen vaststellen of er gentechnologie in de gehele voedselproductieketen is toegepast en met kennis van zaken kunnen kiezen.

6.3. Het EESC onderschrijft het voorstel om als genetisch gemanipuleerd al het voedsel en voedselproducten aan te duiden die een onvoorzien gehalte van 1 % of meer aan genetisch gemanipuleerd materiaal bevatten. Het beveelt de ontwikkeling aan van een pakket voorschriften ter toepassing op geïmporteerde genetisch gemanipuleerde producten die in het land van herkomst goedgekeurd zijn, maar niet in de EU. Volgens het Comité zullen producten die worden voortgebracht zonder dat de drempelwaarde van 1 % GGO-bestanddelen in de productieketen ooit wordt overschreden, in de toekomst door de consument net zo goed als kwaliteitsproducten worden beschouwd als bijvoorbeeld bepaalde streekproducten, scharreleieren en biologische producten.

6.4. Het Comité beveelt tevens aan dat de regeling voor de etikettering van levensmiddelen die afgeleid zijn van genetisch gemodificeerde producten maar geen genetisch gemodificeerd materiaal bevatten, duidelijk verantwoord en uitgelegd wordt. Als de hoofdreden voor de etiketteringsvoorschriften van zulke producten erin bestaat het sociale en politieke draagvlak voor met GGO's geproduceerde levensmiddelen te versterken, dient dit uitdrukkelijk te worden vermeld. De nieuwe etiketteringsregeling zou nog meer effect sorteren indien tegelijk de consument wordt uitgelegd wat het verschil is tussen levensmiddelen die genetisch gemodificeerd materiaal bevatten en levensmiddelen die van genetisch gemodificeerde producten zijn afgeleid.

6.5. Het Comité vraagt dat het voorgestelde systeem op zijn kwetsbaarheid voor fraude getest wordt, en dat wordt toegezien op de uitvoering van de voorschriften. Een en ander is bijzonder relevant voor het voorstel om die levensmiddelen die zijn afgeleid van genetisch gemodificeerde gewassen maar geen traceerbaar DNA of eiwit met GGO's bevatten, toch te etiketteren.

6.5.1. Consumenten hebben recht op, en eisen tegelijk steeds hogere voedselveiligheidsnormen in de hele voedselketen, alsook verbeterde voeding. Om aan de evoluerende vraag van consumenten tegemoet te komen, meent het Comité dat de Europese industrie een rol van het grootste belang speelt voor de waarborging van het op de markt brengen van veilige en kwaliteitsproducten, alsook voor de bevordering van onderzoek en passende evaluatiemethoden. De Europese industrie, die aan strenge controles onderworpen is, moet waarachtige, transparante en volledige informatie verschaffen om de consument de beste keuze te bieden, rekening houdend met de risicós en de voordelen die het gebruik van GGO's met zich mee kan brengen.

Brussel, 30 mei 2002.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) Zie ESC-advies over het "Voorstel voor een verordening (EEG) van de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten", PB C 108 van 19.4.1993, blz. 8.

(2) Zie ESC-advies over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 90/220/EEG inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu", PB C 407 van 28.12.1998, blz. 1.

(3) Rapport nr. 28 van het Europees milieuagentschap over GMO's en de betekenis van genendoorstroming door de overdracht van stuifmeel.

(4) Zie het op 21 maart 2002 goedgekeurde ESC-advies over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de traceerbaarheid en de etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG".

(5) Eurobarometer 55.2 "De Europeanen, wetenschap en technologie", december 2001, Europese Commissie, DG Onderzoek.

BIJLAGE

bij het advies van het Economisch en Sociaal Comité

De volgende wijzigingsvoorstellen, die ten minste op een kwart van de uitgebrachte stemmen konden rekenen, zijn tijdens de discussie verworpen.

Paragraaf 4.6

De volgende zin te schrappen: "Het ESC spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat de twee onderhavige voorstellen voor een verordening uitsluitend betrekking hebben op producten die met een GGO zijn verkregen, en niet op producten die d.m.v. een GGO zijn verkregen, zodat enkele belangrijke schakels van de voedselproductieketen buiten het toepassingsgebied blijven."

Toelichting

Als producten geëtiketteerd zouden moeten worden die geen detecteerbare GGO's bevatten dan geeft dat aanleiding tot fraude; bovendien wordt voor identieke producten de suggestie gewekt als zou er verschil in voedselveiligheid zijn. Dat is niet het geval.

Uitslag van de stemming

Vóór: 46, tegen: 55, onthoudingen: 1.

Paragraaf 4.8

De volgende zin aan het einde schrappen: "Om de consument volledig de vrije keuze te laten is het volgens het Comité noodzakelijk de etiketteringsvoorschriften voor GGO's zo doorzichtig en duidelijk mogelijk te formuleren, en hierin ook levensmiddelen en diervoeders op te nemen die zijn verkregen met genetisch gemodificeerde planten of producten die met behulp van een GGO zijn verkregen, al dan niet met proteïnen of genetisch materiaal waarvan de aanwezigheid d.m.v. analyses kan worden aangetoond."

Toelichting

Als producten geëtiketteerd zouden moeten worden die geen detecteerbare GGO's bevatten dan geeft dat aanleiding tot fraude; bovendien wordt voor identieke producten de suggestie gewekt als zou er verschil in voedselveiligheid zijn. Dat is niet het geval.

Uitslag van de stemming

Vóór: 42, tegen: 54, onthoudingen: 1.

Paragraaf 4.9

De volgende zin aan het einde schrappen: "Dan kan de consument alle producten dus 'blindelings' vertrouwen. Desalniettemin is de Commissie - tot groot genoegen van het Comité - voornemens de consument de nodige informatie te verstrekken waardoor deze zelf kan beslissen. Door bijvoorbeeld dierlijke producten van de etiketteringsvoorschriften uit te sluiten, wordt de consument in de hele keten voor de productie daarvan de keuzevrijheid ontnomen, omdat het onmogelijk is uit te maken of daarbij gentechnologie is gebruikt."

Toelichting

Ten onrechte wordt er weer een verwijzing gemaakt naar voedselveiligheid. Verder wordt aangedrongen op etikettering van nog meer producten, waarvan op basis van analyses geen GGO's zijn vast te stellen. Dit leidt tot kostprijsverhoging, werkt fraude in de hand en geeft aanleiding tot verstoring van concurrentieverhoudingen, omdat bij import geen effectieve controle mogelijk is.

Uitslag van de stemming

Vóór: 43, tegen: 58, onthoudingen: 1.

Paragraaf 5.1

Het laatste deel van deze paragraaf dat begint met: "Volgens het Comité komt enz." vervangen door: "Het Comité stelt voor dat de drempel van 1 % nader wordt bekeken en dat een eventuele nieuwe drempelwaarde zodanig dient te zijn dat de teelt van GGO-vrije producten zonder kostprijsverhogende maatregelen mogelijk is onder praktijkomstandigheden."

Toelichting

Ten onrechte wordt de suggestie gewekt dat het om gevaarlijke stoffen gaat, terwijl GGO-producten aan alle veiligheidseisen dienen te voldoen. Het moet duidelijk zijn dat als er een lagere drempel dan 1 % wordt gekozen het in de praktijk niet meer mogelijk is om GGO-vrij te telen, zonder dat de kosten van GGO-vrije producten excessief in prijs stijgen.

Uitslag van de stemming

Vóór: 36, tegen: 54, onthoudingen: 6.

Paragraaf 6.2

Schrappen

Toelichting

Een dergelijke uitbreiding van de etikettering is volledig zinloos omdat op geen enkele manier GGO's zijn te detecteren. De fraudegevoeligheid van de regeling zou alleen maar verder toenemen. Bovendien is een dergelijke etikettering niet houdbaar in WTO-verband.

Uitslag van de stemming

Vóór: 41, tegen: 57, onthoudingen: 1.

Paragraaf 6

Een nieuwe paragraaf aan punt 6 toevoegen: "De EU-producenten van GGO-vrije producten mogen niet met kostprijsverhogende maatregelen opgezadeld worden als gevolg van deze etiketteringregeling en de teelt van GGO-producten. Dat houdt in dat de drempel waarboven geëtiketteerd wordt voldoende hoog moet zijn zodat onder normale productieomstandigheden geen bijzondere maatregelen genomen hoeven te worden om beneden de etiketteringdrempel te blijven."

Toelichting

Deze conclusie dient getrokken te worden om te voorkomen dat de GGO-vrije teelt bedreigd wordt door GGO-teelten. Enerzijds kunnen kostprijsverhogende maatregelen nodig zijn, anderzijds dreigt opbrengstverlies indien een product geëtiketteerd moet worden als gevolg van uitkruising van GGO-producten. Dit laatste wordt met name voorzien op het ogenblik dat een biologisch product niet meer als zodanig kan worden verkocht bij het overschrijden van de etiketteringdrempel. Afhankelijk van de marktontwikkeling kan een opbrengstvermindering ook optreden bij een "niet-biologisch" GGO-vrij product.

Uitslag van de stemming

Vóór: 38, tegen: 54, onthoudingen: 3.