52001DC0366

Groenboek - De bevordering van een europees kader voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven /* COM/2001/0366 def. */


GROENBOEK - De bevordering van een europees kader voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven

(ingediend door de Commissie)

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting

1. Inleiding

2. Wat wordt verstaan onder het begrip "sociale verantwoordelijkheid van bedrijven"-

2.1. De sociale verantwoordelijkheid van bedrijven: de interne dimensie

2.1.1. Het beheer van menselijk kapitaal

2.1.2. Gezondheid en veiligheid op het werk

2.1.3. Inspelen op veranderingen

2.1.4. Het beheer van milieueffecten en natuurlijke hulpbronnen

2.2. De sociale verantwoordelijkheid van bedrijven: de externe dimensie

2.2.1. Plaatselijke gemeenschappen

2.2.2. Zakenpartners, leveranciers en consumenten

2.2.3. Mensenrechten

2.2.4. Wereldwijde bezorgdheid om het milieu

3. Een holistische benadering van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven

3.1. Sociale verantwoordelijkheid als onderdeel van het beleid

3.2. Sociale verantwoordelijkheid: verslagen en audits

3.3. Kwaliteit op het werk

3.4. Sociale en milieulabels

3.5. Sociaal verantwoordelijke investeringen

4. Het overleg

BIJLAGE

Begrippenapparaat

Nuttige internetsites

Samenvatting

1. Onder druk van tal van sociale, economische en milieufactoren vestigen steeds meer Europese bedrijven de aandacht op hun beleid inzake sociale verantwoordelijkheid. Ze willen een duidelijk signaal sturen naar de verschillende partijen waarmee ze contacten onderhouden: werknemers, aandeelhouders, investeerders, consumenten, overheden en ngo's. Bedrijven investeren zo in hun toekomst en verwachten dat hun vrijwillig engagement hun winstcijfers ten goede zal komen.

2. Commissievoorzitter Delors riep het Europese bedrijfsleven al in 1993 op om een bijdrage aan de strijd tegen sociale uitsluiting te leveren. Gevolg: de krachten werden op Europees vlak gebundeld en er werden Europese bedrijfsnetwerken ontwikkeld. Meer recent deed de Europese Raad van Lissabon (maart 2000) een bijzondere oproep aan de bedrijven om hun sociale verantwoordelijkheid op een aantal punten (beste praktijken voor levenslang leren, werkorganisatie, gelijke kansen, sociale integratie en duurzame ontwikkeling) te nemen.

3. De bedrijven erkennen hun sociale verantwoordelijkheid en nemen vrijwillig verplichtingen op zich die niet onder de gebruikelijke regelgeving (waaraan ze sowieso moeten voldoen) vallen. Ze willen zo de sociale ontwikkeling, de milieubescherming en de eerbiediging van de grondrechten bevorderen. Ze kiezen daarbij voor een open bestuur waarbij de belangen van de verschillende betrokken partijen worden verzoend in een algemeen streven naar kwaliteit en duurzaamheid. Dit groenboek spitst de aandacht vooral toe op de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven, zonder evenwel afbreuk te willen doen aan het belang van alle overige aspecten.

4. Het gevolg van dit alles zijn nieuwe partnerschappen en nieuwe terreinen voor bestaande relaties 1) binnen de bedrijven (inzake sociale dialoog, opleidingen, gelijke kansen, het anticiperen op en beheren van veranderingen), 2) op plaatselijk en nationaal vlak (doel: de economische en sociale samenhang versterken en de gezondheid beter beschermen) en 3) wereldwijd (om het milieu te beschermen en eerbiediging van de grondrechten af te dwingen).

5. Het zijn vooral grote bedrijven die hun sociale verantwoordelijkheid nemen. Toch nemen ook andere particuliere en overheidsbedrijven (waaronder het MKB en coöperaties) hun sociale verantwoordelijkheid.

6. De Europese Unie hecht veel belang aan de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven. Sociaal verantwoordelijke bedrijven kunnen immers een positieve bijdrage leveren aan de strategische doelstelling van Lissabon: "de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie in de wereld te worden, in staat tot duurzame economische groei, met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang".

7. Doel van dit groenboek is een grootschalig debat op gang te brengen rond de vraag hoe de Europese Unie de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven in Europa en wereldwijd kan bevorderen. Het is vooral zaak na te gaan hoe we onze ervaring optimaal kunnen benutten, hoe we innovatie en transparantie kunnen bevorderen, en hoe we voor betrouwbaardere evaluaties en validaties kunnen zorgen. Het groenboek stelt voor hechtere partnerschappen te sluiten waarbij alle actoren actief worden betrokken.

1. Inleiding

8. Sociaal verantwoordelijke bedrijven beslissen vrijwillig bij te dragen tot een betere samenleving en een schoner milieu. De Europese Unie heeft in het Handvest van de grondrechten van de EU een aantal gemeenschappelijke Europese waarden geformuleerd. Tegelijkertijd worden steeds meer Europese bedrijven zich van hun sociale verantwoordelijkheid - die een onderdeel van hun identiteit vormt - bewust. De bedrijven voelen zich verantwoordelijk voor hun werknemers en - meer algemeen - voor al wie bij het bedrijfsleven betrokken is en het succes van de bedrijven helpt bepalen.

9. Het bedrijfsleven komt daarmee tegemoet aan de stijgende verwachtingen die de Europese burgers en alle andere betrokken partijen koesteren ten aanzien van de nieuwe rol van het bedrijfsleven in onze moderne samenleving. Deze ontwikkelingen stemmen overeen met de fundamentele boodschap van de op de Europese Raad van Gotenburg (juni 2001) goedgekeurde strategie voor duurzame ontwikkeling in Europa. Die boodschap luidt dat economische groei, sociale samenhang en milieubescherming op lange termijn hand in hand gaan.

10. Tal van factoren spelen de toenemende sociale verantwoordelijkheid van de bedrijven in de hand:

* nieuwe angsten en verwachtingen van burgers, consumenten, overheden en investeerders ten gevolge van de globalisering en de grootschalige industriële veranderingen;

* individuen en instellingen (als consumenten en als investeerders) laten zich bij investeringen steeds meer door sociale criteria leiden;

* toenemende bezorgdheid over de schade die de economie het milieu toebrengt;

* de transparantie van bedrijfsactiviteiten dankzij de media en de moderne informatie- en communicatietechnologieën.

Het bedrijfsleven en de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven

11. Door de confrontatie met nieuwe uitdagingen (de globalisering, de interne markt) beseft het bedrijfsleven steeds meer dat sociale verantwoordelijkheid rechtstreekse economische voordelen kan opleveren. Winst is het belangrijkste streefdoel van bedrijven. Bedrijven die het concept "sociale verantwoordelijkheid" als een strategische investering in hun basisstrategie, hun managementstructuren en hun activiteiten integreren, kunnen echter tegelijkertijd een sociaal en milieuvriendelijk beleid voeren.

12. Door hun sociale verantwoordelijkheid te nemen verzorgen de bedrijven hun relaties met tal van actoren die een diepgaande invloed op de bedrijfsactiviteiten kunnen uitoefenen. De voordelen voor het bedrijfsleven zijn duidelijk. Het is daarom zaak sociale verantwoordelijkheid - evenals kwaliteitszorg - als een investering en niet als een onkostenpost te beschouwen. Ze kunnen zo een allesomvattend beleid voeren waarbij zowel financiële, commerciële als sociale aspecten aan bod komen. Gevolg: risico's ten gevolge van onzekerheid worden op lange termijn tot een minimum teruggebracht. Bedrijven moeten zowel op Europees als internationaal vlak hun sociale verantwoordelijkheid nemen en de hele aanbodketen vanuit een sociaal perspectief benaderen.

In haar standpunt "Releasing Europe's employment potential: Companies' views on European Social Policy beyond 2000" beklemtoont de UNICE (de Unie van Industrie- en Werkgeversfederaties van Europa) dat de Europese bedrijven - door hun sociale verantwoordelijkheid te nemen - zichzelf als een wezenlijk deel van de samenleving beschouwen; winst als hun hoofddoel maar niet als hun enige bestaansreden zien; en voor strategische beslissingen en investeringen op lange termijn kiezen.

De politieke context

13. In Lissabon is gepleit voor een dynamische, concurrerende en samenhangende kenniseconomie. Vraag is hoe sociaal verantwoordelijke bedrijven hieraan in Europa een bijdrage kunnen leveren. De Europese Raad van Lissabon heeft een bijzondere oproep aan de bedrijven gedaan om hun sociale verantwoordelijkheid op een aantal punten (beste praktijken voor levenslang leren, werkorganisatie, gelijke kansen, sociale integratie en duurzame ontwikkeling) te nemen.

14. In de Europese sociale agenda van de Commissie (waaraan de Europese Raad van Nice steun heeft toegezegd) wordt benadrukt dat bedrijven hun sociale verantwoordelijkheid moeten nemen om de gevolgen van de economische en marktintegratie voor de werkgelegenheid en de maatschappij op te vangen en de arbeidsomstandigheden aan de nieuwe economie aan te passen. Bovendien heeft de Europese Raad van Nice de Commissie verzocht de sociale verantwoordelijkheidszin van het bedrijfsleven aan te scherpen door partnerschappen tussen bedrijven, de sociale partners, ngo's, plaatselijke autoriteiten en sociale diensten te bevorderen. De Europese Raad van Stockholm heeft de initiatieven van het bedrijfsleven om de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven te bevorderen verwelkomd. Voorts beschouwt de Europese Raad van Stockholm dit groenboek als een instrument om een breed debat over nieuwe initiatieven op gang te brengen.

15. In de mededeling van de Commissie over duurzame ontwikkeling - een mededeling die door de Europese Raad van Gotenburg is onderschreven - wordt beklemtoond dat bedrijven hun sociale verantwoordelijkheid moeten nemen: "Het overheidsbeleid vervult ook een sleutelfunctie bij het bevorderen van een grotere mate van sociaal verantwoordelijkheidsbesef bij het bedrijfsleven en bij de totstandbrenging van een basisstructuur waarbinnen bedrijven milieu- en maatschappelijke overwegingen in hun activiteiten inbouwen. [...] Het bedrijfsleven moet worden aangemoedigd om bij activiteiten zowel binnen de EU als elders voor een proactieve benadering van duurzame ontwikkeling te kiezen."

16. Dit debat houdt ook verband met de denkoefening van de Commissie over het witboek over governance in de Europese Unie. Door hun sociale verantwoordelijkheid te nemen dragen de bedrijven in aanzienlijke mate aan een gunstig ondernemingsklimaat bij. Op die manier houdt de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven ook met een andere doelstelling van de Commissie verband: een innovatief en open Europa waar het ondernemerschap bloeit ("Enterprise Europe").

Wanneer bedrijven hun sociale verantwoordelijkheid nemen, zijn de gevolgen voor de overheid en voor alle economische en sociale actoren ingrijpend (ze moeten immers rekening houden met de maatregelen van het bedrijfsleven). Tal van lidstaten sporen hun bedrijven actief aan om hun sociale verantwoordelijkheid te nemen. Aangezien alle lidstaten met dezelfde uitdagingen worden geconfronteerd, kunnen ze van elkaars ervaringen leren. Bovendien moeten de activiteiten op het vlak van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven op andere communautaire beleidsmaatregelen en internationale verplichtingen worden afgestemd. In Denemarken lanceerde de minister van Sociale Zaken in 1994 de campagne "Our Common Concern - the social responsibility of the corporate sector". In 1998 liet hij het Copenhagen Centre oprichten.

In het VK werd in maart 2000 een minister benoemd die erop moet toezien dat de bedrijven hun sociale verantwoordelijkheid nemen (Minister for Corporate Social Responsibility). Er is een interministeriële groep opgericht. Taak van de groep: ervoor zorgen dat de maatregelen van de regering om de sociale verantwoordelijkheidszin van de bedrijven aan te scherpen beter worden gecoördineerd.

17. Via onder meer handel en ontwikkelingssamenwerking is de Europese Unie internationaal rechtstreeks betrokken bij kwesties die met marktgedrag verband houden. De Europese initiatieven op het vlak van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven moeten daarom in een aantal internationale initiatieven (bijvoorbeeld UN Global Compact (2000), de Tripartite Declaration on Multinational Enterprises and Social Policy van de IAO (1998) en de Guidelines for Multinational Enterprises van de OESO (2000)) worden geïntegreerd. Hoewel het om juridisch niet-bindende initiatieven gaat, hechten de betrokken regeringen er veel belang aan dat bijvoorbeeld de richtsnoeren van de OESO daadwerkelijk door het bedrijfsleven worden nageleefd. De Europese Commissie heeft zich voorgenomen de richtsnoeren van de OESO actief te promoten [1]. Het is van cruciaal belang dat de fundamentele arbeidsnormen van de IAO worden nageleefd (vrijheid van vereniging, verbod op dwang- en kinderarbeid, strijd tegen discriminatie). De naleving van deze arbeidsnormen moet nauwgezetter worden gecontroleerd [2].

[1] De richtsnoeren van de OESO omvatten ook een uitvoeringsmechanisme waarbij regeringen en sociale partners in het kader van nationale contactpunten zijn betrokken. Bovendien bestrijken de richtsnoeren inhoudelijk tal van thema's die met de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven verband houden: dwang- en kinderarbeid, sociale verhoudingen, milieubescherming, consumentenbescherming, transparantie en openheid, bestrijding van omkoperij, technologieoverdracht, mededinging en belastingen.

[2] De Commissie zal een mededeling publiceren over "Promoting of Core Labour Standards and Improving Social Governance in the Context of Globalisation".

18. De belangrijkste taak van Europa bestaat erin bestaande activiteiten aan te vullen en een meerwaarde te verlenen. Daartoe moet:

- voor een algemeen Europees kader worden gezorgd. Doel: de kwaliteit en de samenhang van activiteiten op het vlak van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven bevorderen door algemene beginselen, methoden en instrumenten te ontwikkelen en beste praktijken en innovatieve ideeën te bevorderen.

- steun worden verleend aan beste praktijken inzake rendabele evaluatie en onafhankelijke verificatie van activiteiten op het vlak van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven. Doel is ervoor te zorgen dat sociaal verantwoordelijke activiteiten doeltreffend en geloofwaardig zijn.

19. Doel van dit groenboek is het debat over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven op nationaal, Europees en internationaal vlak aan te wakkeren en het standpunt van alle betrokken partijen in te winnen. De Commissie hoopt dat het initiatief een nieuw kader ter bevordering van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven zal opleveren.

2. Wat wordt verstaan onder het begrip "sociale verantwoordelijkheid van bedrijven"-

20. Meestal wordt het begrip "sociale verantwoordelijkheid van bedrijven" gebruikt om aan te geven dat bedrijven in het kader van hun bedrijfsactiviteiten en in hun relaties met andere partijen vrijwillig aandacht aan sociale kwesties en het milieu schenken.

21. Door hun sociale verantwoordelijkheid te nemen doen de bedrijven meer dan wettelijk van hen wordt verwacht: ze investeren in menselijk kapitaal, het milieu en hun relaties met andere betrokken partijen. Door meer te doen dan wettelijk is voorgeschreven (bijvoorbeeld door in milieuvriendelijke technologieën en bedrijfsactiviteiten te investeren) kunnen bedrijven hun concurrentiepositie versterken. Ook op sociaal vlak (bijvoorbeeld op het vlak van opleidingen, arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen) kunnen maatregelen die het strikt juridische kader overstijgen, rechtstreekse gevolgen voor de productiviteit hebben. Door hun sociale verantwoordelijkheid te nemen kunnen bedrijven op veranderingen inspelen en sociale ontwikkelingen met het streven naar een betere concurrentiepositie verzoenen.

22. De sociale verantwoordelijkheid van bedrijven vormt echter geen substituut voor voorschriften en wetten inzake sociale rechten en milieunormen (met inbegrip van nieuwe, aangepaste wetten). In landen waar het aan gepaste voorschriften ontbreekt, moet alles in het werk worden gesteld om een geëigend regelgevend of wettelijk kader te ontwikkelen dat als uitgangspunt voor sociaal verantwoordelijke activiteiten kan dienen.

23. Tot dusver hebben vooral grote en multinationale bedrijven hun sociale verantwoordelijkheid genomen. Belangrijk is echter dat alle soorten bedrijven (van MKB tot multinationals) uit alle mogelijke sectoren hun sociale verantwoordelijkheid nemen. Het is van cruciaal belang dat het MKB (met inbegrip van micro-ondernemingen) zijn sociale verantwoordelijkheid neemt: het MKB heeft immers het grootste aandeel in de economie en de werkgelegenheid. Heel wat kleine en middelgrote ondernemingen nemen nu al hun sociale verantwoordelijkheid (vooral door plaatselijke gemeenschappen in te schakelen). Toch zou het goed zijn om via voorlichting en steun aan de verspreiding van goede praktijken andere bedrijven te stimuleren hun voorbeeld te volgen. Het is aan arbeiderscollectieven, systemen op basis van medezeggenschap en andere soorten coöperaties, onderlinge maatschappijen en vennootschappen eigen dat ze rekening met de belangen van andere partijen houden en uit zichzelf hun sociale en civiele verantwoordelijkheid nemen.

24. Volgens een aantal bedrijven met een goede staat van dienst op sociaal en milieuvlak kunnen deze activiteiten tot betere resultaten, meer winst en meer groei leiden. Sociale verantwoordelijkheid is voor vele bedrijven iets nieuws waarvan de gevolgen op lange termijn nog moeten worden geëvalueerd. Sociaal verantwoordelijke activiteiten hebben zowel directe als indirecte economische gevolgen. Een betere werkomgeving levert bijvoorbeeld directe positieve resultaten op (productievere en meer toegewijde werknemers). Hetzelfde geldt voor een efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Indirecte positieve gevolgen vloeien voort uit het feit dat sociaal verantwoordelijke bedrijven meer aandacht van consumenten en investeerders krijgen en zo hun positie op de markt kunnen versterken. Omgekeerd kan kritiek op bedrijfsactiviteiten de reputatie van een bedrijf soms ernstig schaden en een negatief licht op onder meer de producten en het bedrijfsimago werpen.

25. Financiële instellingen maken steeds vaker gebruik van sociale en milieuchecklists om de risico's van leningen aan en investeringen in bedrijven te evalueren. Voorts kunnen bedrijven die als sociaal verantwoordelijke bedrijven te boek staan (bijvoorbeeld omdat ze op een ethische beursindex genoteerd staan), op meer kredietwaardigheid rekenen en zo concrete financiële voordelen genieten.

Sociale beursindexen zijn een nuttige maatstaf om de positieve gevolgen van sociale screening voor de financiële resultaten aan te tonen. De Domini 400 Social Index (DSI) heeft het sinds mei 1990 ruim 1% beter gedaan dan de S&P 500 (op basis van de totale jaaropbrengst en naar risicograad gewogen). De Dow Jones Sustainable Index is sinds 1993 met 180% gestegen, de Dow Jones Global Index maar met 125%.

Het is moeilijk om exact te beoordelen welke factoren het winstcijfer van sociaal verantwoordelijke bedrijven bepalen. Uit onderzoek (Industry Week, 15 januari 2001) blijkt dat ongeveer 50% van de winst die sociaal verantwoordelijke bedrijven boven het gemiddelde genereren, kan worden toegeschreven aan het feit dat ze hun sociale verantwoordelijkheid nemen. De andere 50% is het gevolg van gunstige ontwikkelingen in de bedrijfstak. Verwacht wordt dat sociaal verantwoordelijke bedrijven investeerders een meer dan gemiddelde winst opleveren. De mogelijke reden is dat het management van een bedrijf hoger wordt ingeschat, naarmate het beter in staat is om sociale en milieuvraagstukken op te lossen.

26. De gevolgen van sociale verantwoordelijkheid voor de bedrijfsresultaten moeten beter worden onderzocht en bestudeerd. Bedrijven, overheden en academische instellingen zouden daarbij kunnen samenwerken (eventueel met steun van de kaderprogramma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling).

2.1. De sociale verantwoordelijkheid van bedrijven: de interne dimensie

27. Sociale verantwoordelijkheid spitst zich op bedrijfsniveau vooral op de werknemers toe en heeft onder meer betrekking op investeringen in menselijk kapitaal; gezondheid en veiligheid; en het inspelen op veranderingen. Milieuverantwoordelijke activiteiten hebben vooral betrekking op het beheer van de natuurlijke hulpbronnen die tijdens het productieproces worden gebruikt. Door hun sociale en milieuverantwoordelijkheid te nemen kunnen bedrijven op veranderingen inspelen en sociale ontwikkelingen met het streven naar een betere concurrentiepositie verzoenen.

2.1.1. Het beheer van menselijk kapitaal

28. Het is tegenwoordig een hele uitdaging voor bedrijven om geschoolde werknemers aan te trekken en te voorkomen dat ze het bedrijf weer verlaten. Bedrijven kunnen in dit verband tal van maatregelen nemen: levenslang leren; responsabilisering ("empowerment") van de werknemers; betere voorlichting van alle werknemers; een beter evenwicht tussen werk, gezinsleven en vrije tijd; een grotere verscheidenheid aan arbeidskrachten; gelijk loon en gelijke carrièremogelijkheden voor vrouwen; winstdeling en aandelenparticipatie; en aandacht voor de inzetbaarheid en de werkzekerheid van de werknemers. Ook de actieve begeleiding en het beheer van arbeidsongeschikte werknemers heeft tot een daling van de onkosten geleid.

29. Als bedrijven een doordacht aanwervingsbeleid voeren waarbij elke vorm van discriminatie wordt vermeden, kunnen leden van etnische minderheden, oudere werknemers, vrouwen, langdurig werklozen en mensen uit minder bevoorrechte bevolkingsgroepen gemakkelijker worden aangeworven. Alleen dan kunnen de doelstellingen van de Europese werkgelegenheidsstrategie (minder werkloosheid, een hogere arbeidsparticipatie, bestrijding van sociale uitsluiting) worden verwezenlijkt.

30. Bedrijven spelen op het vlak van levenslang leren op velerlei wijze een sleutelrol. Door nauw samen te werken met plaatselijke actoren die onderwijs- en opleidingsprogramma's ontwikkelen, helpen ze de opleidingsbehoeften beter definiëren. Voorts helpen ze jongeren bij de overgang van onderwijs naar beroepsleven (bijvoorbeeld door jongeren een leerovereenkomst aan te bieden) en taxeren ze kennis (vooral in het kader van APEL (Accreditation of Prior and Experiential Learning)). Ten slotte scheppen ze een klimaat waarin alle werknemers - en vooral laaggeschoolde en oudere werknemers - worden gestimuleerd om levenslang te leren.

2.1.2. Gezondheid en veiligheid op het werk

31. Traditioneel worden de gezondheid en de veiligheid op het werk vooral door wetten en dwangmaatregelen gewaarborgd. Door werk uit te besteden zijn bedrijven echter meer en meer afhankelijk van de mate waarin contractanten en leveranciers - en vooral contractanten die over eigen bedrijfsgebouwen en -terreinen beschikken - de veiligheid en de gezondheid op het werk waarborgen [3].

[3] Voor meer bijzonderheden: Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk - http://agency.osha.eu.int/publications/factsheets/facts11/)

32. Bedrijven, regeringen en brancheorganisaties zijn meer en meer op zoek naar bijkomende maatregelen om de gezondheid en de veiligheid te bevorderen. Ze hanteren gezondheid en veiligheid als criterium bij de aankoop van producten en diensten van andere bedrijven. Bovendien promoten ze hun eigen producten en diensten door gezondheid en veiligheid als onderdeel van hun marketingstrategie uit te spelen. Al deze vrijwillige maatregelen vullen de wetgeving en de overheidscontroles aan en dienen hetzelfde doel: meer veiligheid en een betere bescherming van de gezondheid op het werk.

33. Er wordt steeds meer aandacht geschonken aan de gezondheid en de veiligheid op het werk en aan de kwaliteit van producten en diensten. Tegelijkertijd wordt steeds vaker gevraagd om de kwaliteit van producten en diensten te meten, te documenteren en te promoten. Bij het toekennen van certificaten en kwaliteitslabels aan producten en apparatuur wordt - in verschillende mate - rekening gehouden met de veiligheid en de gezondheid op het werk. Ook aan managementsystemen en onderaannemers worden kwaliteitslabels toegekend die vooral met de veiligheid en de gezondheid op het werk verband houden.

Het Zweedse TCO Labelling Scheme voor kantoorbenodigdheden is een vrijwillig kwaliteitslabel dat producenten ertoe wil aanzetten meer ergonomische en milieuvriendelijke kantoorbenodigdheden te ontwikkelen. Voorts wil het label kopers helpen bij het kiezen van ergonomische en milieuvriendelijke kantoorbenodigdheden en zo transacties tussen kopers en verkopers vlotter laten verlopen (tijd-, werk- en kostenbesparend).

34. Bovendien heeft de tendens van bedrijven en organisaties om bij hun aankoopbeleid rekening te houden met de veiligheid en de gezondheid op het werk bijgedragen tot de ontwikkeling van algemene aankoopprogramma's. Deze programma's zijn gebaseerd op uniforme voorwaarden voor de opleidings- of beheerssystemen van contractanten inzake veiligheid en gezondheid op het werk die een derde partij de mogelijkheid bieden om contractanten in de aanvangsfase geschikt te verklaren en op de gestage verbetering van het programma toe te zien.

De Nederlandse Safety Contractors Checklist (SCC) beoogt de managementsystemen voor veiligheid en gezondheid op het werk van aannemersbedrijven die hun diensten aan de petrochemische en chemische industrie aanbieden, te evalueren en te certificeren.

Het Deense IKA Procurement bevat richtsnoeren voor de inhoud van aanbestedingen voor schoonmaakmiddelen.

2.1.3. Inspelen op veranderingen

35. De talrijke herstructureringen in Europa geven voor de werknemers en alle andere betrokken partijen aanleiding tot bezorgdheid. Fabriekssluitingen of massale afvloeiingen kunnen gemeenschappen immers in een ernstige economische, sociale of politieke crisis storten. Nagenoeg alle bedrijven moeten - vaak door bezuinigingen - worden geherstructureerd en in 2000 werd een record aan fusies en overnames opgetekend. Uit een studie blijkt dat minder dan 25% van alle herstructureringsoperaties erin slagen de onkosten terug te dringen, de productiviteit te verhogen en de kwaliteit en de klantenservice te verbeteren. Reden: herstructureringen tasten vaak de motivatie, de loyaliteit, de creativiteit en de productiviteit van de werknemers aan.

36. Bij sociaal verantwoordelijke herstructureringen worden de belangen en zorgen van alle betrokken partijen tegen elkaar afgewogen. De wijze waarop de herstructureringen worden doorgevoerd, is in de praktijk vaak even belangrijk als de inhoud van de herstructureringsoperaties. Het is vooral zaak om alle betrokken partijen via overleg en een open informatiebeleid bij de herstructureringen te betrekken. Bovendien moeten herstructureringen goed worden voorbereid. De belangrijkste risico's moeten in kaart worden gebracht, de directe en indirecte kosten van alternatieve strategieën en beleidsmaatregelen moeten worden berekend en alle mogelijke scenario's moeten worden onderzocht om het aantal afvloeiingen te beperken.

37. De ervaring met grootschalige herstructureringsoperaties in de Europese staal- en steenkoolindustrie en de scheepsbouw leert dat herstructureringen vlotter verlopen als de overheid, de bedrijven en de werknemersvertegenwoordigers de handen ineen slaan. Doel van deze samenwerking is de rechten van de werknemers te beschermen en hun (waar nodig) de kans te geven zich om te scholen; het productieapparaat en de productieprocessen te moderniseren met het oog op activiteiten ter plaatse; financiële middelen van de overheid en de particuliere sector los te krijgen; en procedures voor voorlichting, dialoog, samenwerking en partnerschap vast te stellen. De bedrijven moeten ervoor helpen zorgen dat hun werknemers veelzijdig inzetbaar zijn.

38. Bedrijven kunnen de sociale en plaatselijke gevolgen van grootschalige herstructureringen beperken door - via plaatselijke partnerschappen voor werkgelegenheid en/of sociale integratie - aan plaatselijke ontwikkeling te doen en actieve, arbeidsmarktgerichte strategieën te ontwikkelen.

De Fundación Empresa y Sociedad (FES) is een proefproject uit hoofde van artikel 6 van het ESF (proefprojecten rond het thema "plaatselijk sociaal kapitaal") en een interessant voorbeeld van hoe particuliere bedrijven de sociale samenhang kunnen helpen bevorderen. FES bevordert steun aan microprojecten (voornamelijk microbedrijven) in een vervallen buurt van Madrid. Er worden niet alleen microsubsidies toegekend, maar deskundigen uit de particuliere sector geven ook gratis onderricht. Voorts probeert FES extra steun los te krijgen in de vorm van bijkomende microkredieten en schenkingen van IT-materiaal door particuliere bedrijven.

2.1.4. Het beheer van milieueffecten en natuurlijke hulpbronnen

39. Dankzij een lager verbruik van hulpbronnen en minder afval en verontreinigende emissies kunnen de milieueffecten gewoonlijk worden beperkt en de uitgaven voor energie, afvalverwerking, grondstoffen en milieusanering worden verlaagd. Een aantal bedrijven heeft vastgesteld dat een spaarzamer verbruik van hulpbronnen tot meer rentabiliteit en een betere concurrentiepositie kan leiden.

Milieu-investeringen moeten zowel het bedrijfsleven als het milieu ten goede komen. Dit beginsel werd een aantal jaren geleden geformuleerd en onlangs in het 6e milieuactieprogramma van de Commissie bevestigd. Het milieuactieprogramma beschrijft hoe de Europese Unie en de regeringen van de lidstaten het bedrijfsleven kunnen helpen marktmogelijkheden op te sporen en zowel voor het bedrijfsleven als het milieu gunstige investeringen te doen. Voorts vermeldt het milieuactieprogramma een aantal maatregelen die voor het bedrijfsleven bestemd zijn: een programma om het bedrijfsleven te helpen de milieuvoorschriften van de Europese Gemeenschap te begrijpen en na te leven; nationale, maar geharmoniseerde systemen om bedrijven te belonen die goede milieuprestaties neerzetten; en maatregelen om vrijwillige verbintenissen en overeenkomsten te stimuleren.

40. Het geïntegreerde productbeleid (Integrated Product Policy, IPP)) is een mooi voorbeeld van samenwerking tussen de overheid en het bedrijfsleven. Het geïntegreerde productbeleid peilt de impact van producten tijdens hun hele levenscyclus en zoekt samen met het bedrijfsleven en alle andere betrokken partijen naar de meest rendabele oplossingen. Het biedt daarom op milieuvlak een uitstekend kader voor de bevordering van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven.

Ook het milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) ISO 19000 van de Gemeenschap maakt het bedrijven gemakkelijker om hun sociale verantwoordelijkheid te nemen. EMAS stimuleert bedrijven om vrijwillig milieubeheer- en milieuauditsystemen op te zetten (op één locatie of op alle locaties van een bedrijf). Doel is het bedrijfsleven voortdurend aan te moedigen een milieuvriendelijker beleid te voeren. De milieuverklaring is voor iedereen toegankelijk en wordt door erkende milieuverificateurs gevalideerd.

41. Bovendien ziet het bedrijfsleven in dat betere milieuprestaties mogelijkheden bieden. Bedrijven proberen daarom systematisch voordeel uit hun milieuprestaties te halen.

Het European Eco-Efficiency Initiative (EEEI) is een initiatief van de World Business Council for Sustainable Development, de European Partners for the Environment en de Europese Commissie. Doel is het concept "milieu-efficiëntie" in alle Europese bedrijfsstrategieën en in het industrieel en economisch beleid van de EU te integreren (http://www.wbcsd.ch/eurint/eeei.htm).

2.2. De sociale verantwoordelijkheid van bedrijven: de externe dimensie

42. Bedrijven moeten niet alleen intern maar ook ten aanzien van plaatselijke gemeenschappen hun sociale verantwoordelijkheid nemen. Behalve werknemers en aandeelhouders zijn tal van andere partijen bij de problematiek rond het thema "sociale verantwoordelijkheid van bedrijven" betrokken: zakenpartners, leveranciers, klanten, overheden en ngo's die de belangen van plaatselijke gemeenschappen en het milieu behartigen. In een wereld van multinationale investeringen en wereldwijde aanbodketens moeten bedrijven hun sociale verantwoordelijkheid ook buiten Europa nemen. De snelle globalisering heeft de discussie over de rol en de ontwikkeling van "global governance" aangewakkerd en bedrijven die vrijwillig hun sociale verantwoordelijkheid nemen, dragen daartoe bij.

2.2.1. Plaatselijke gemeenschappen

43. Bedrijven die hun sociale verantwoordelijkheid willen nemen, moeten zich ook plaatselijk integreren (zowel in Europa als elders in de wereld). Door werkgelegenheid te scheppen en voor lonen, uitkeringen en belastinginkomsten te zorgen dragen ze bij tot de welvaart van de bevolking (en vooral van de plaatselijke bevolking). Omgekeerd zijn bedrijven afhankelijk van de welvaart, de stabiliteit en de voorspoed van de gemeenschappen waarin ze actief zijn. Een voorbeeld: doordat bedrijven het merendeel van hun werknemers op de plaatselijke arbeidsmarkt aanwerven, hebben ze er rechtstreeks belang bij ter plaatse over een bekwaam werknemerspotentieel te kunnen beschikken. Bovendien vinden bedrijven - en vooral het MKB - het merendeel van hun klanten vaak in hun directe omgeving. Het lijdt geen twijfel dat de plaatselijke reputatie van bedrijven, hun imago als werkgever en producent en de rol die ze op plaatselijk vlak spelen, medebepalend zijn voor hun concurrentievermogen.

44. Er bestaat ook een wisselwerking tussen bedrijven en het plaatselijk natuurlijk milieu. Enerzijds zijn sommige bedrijven voor hun productie of dienstverlening afhankelijk van een onvervuild milieu (schoon water, schone lucht, goed toegankelijke wegen). Bovendien kan het plaatselijk natuurlijk milieu meebepalen of bedrijven in staat zijn werknemers aan te trekken. Anderzijds kunnen bedrijven de oorzaak van allerlei vormen van verontreiniging zijn: lawaai, lichtvervuiling, water-, lucht- en bodemverontreiniging, milieuproblemen in verband met vervoer en afvalverwerking. De meest milieubewuste bedrijven zijn daarom plaatselijk vaak op tweeërlei wijze bij milieueducatie betrokken.

45. Veel bedrijven spelen plaatselijk een rol: ze zorgen voor extra mogelijkheden om beroepsopleidingen te volgen, verlenen hulp aan milieuorganisaties, werven slachtoffers van sociale uitsluiting aan, zorgen voor kinderopvang, sluiten partnerschappen met plaatselijke gemeenschappen, sponsoren plaatselijke sportmanifestaties en cultuurevenementen of doen aan liefdadigheid.

46. Vooral voor niet-plaatselijke bedrijven is het belangrijk positieve relaties met de plaatselijke gemeenschap aan te knopen en zo sociaal kapitaal te vergaren. Multinationals maken steeds vaker van hun relaties met plaatselijke gemeenschappen gebruik om de integratie van dochtermaatschappijen op markten waar ze zelf actief zijn, te vergemakkelijken. Bedrijven die met de plaatselijke actoren, tradities en mogelijkheden vertrouwd zijn, beschikken over een belangrijke troef.

Financiële instellingen kunnen een belangrijke rol spelen door - vooral in economisch achtergebleven gebieden - rechtstreeks te investeren in projecten waarbij specifieke bevolkingsgroepen of regio's baat vinden ("community investing"). Het komt er gewoonlijk op neer dat leningen voor goedkope nieuwbouwprojecten worden verstrekt of geld - tegen de marktprijs of daaronder - bij banken voor plaatselijke ontwikkeling in deposito wordt gegeven.

Sommige bedrijven zijn van oordeel dat voor iedereen betaalbare diensten van algemeen economisch belang de kern van het Europees sociaal model vormen. Wanneer de wetgeving geen betaalbare prijzen waarborgt, nemen ze hun sociale verantwoordelijkheid en streven ze ernaar basisdiensten (bijvoorbeeld essentiële bankverrichtingen) tegen voor iedereen betaalbare prijzen aan te bieden. Bovendien hebben het EVV (het Europees Verbond van Vakverenigingen) en het CEEP (het Europees Centrum van gemeenschapsbedrijven en bedrijven van algemeen economisch belang) samen een Handvest voor diensten van algemeen belang (Charter for Services of General Interest) voorgesteld.

2.2.2. Zakenpartners, leveranciers en consumenten

47. Door nauw met zakenpartners samen te werken kunnen bedrijven problemen voorkomen, kosten besparen en de kwaliteit verbeteren. Leveranciers worden niet altijd uitsluitend op basis van aanbestedingen geselecteerd. Ook de relaties met partners (in een alliantie of een joint venture) en concessiehouders zijn belangrijk. Goede relaties kunnen op lange termijn borg staan voor eerlijke prijzen, billijke voorwaarden, kwaliteit en betrouwbare leveringen. Bedrijven die sociaal- en milieuverantwoordelijke activiteiten aan den dag leggen, moeten echter alle communautaire en nationale mededingingsregels naleven.

48. Grote bedrijven onderhouden - als klant, leverancier, onderaannemer of concurrent - zakelijke contacten met kleinere bedrijven en ze zouden moeten beseffen dat hun sociale successen overal in de aanbodketen door partners en leveranciers kunnen worden beknot. Sociaal verantwoordelijke activiteiten hebben niet alleen gevolgen voor de bedrijven in kwestie zelf, maar ook voor hun economische partners. Dit geldt vooral voor grote bedrijven die een deel van hun productie of dienstverlening hebben uitbesteed en zo voor leveranciers en hun werknemers sociaal verantwoordelijk zijn. Opgemerkt zij trouwens dat leveranciers economisch soms grotendeels of zelfs volledig van een groot bedrijf afhankelijk zijn.

49. Sommige grote bedrijven geven blijk van hun sociale verantwoordelijkheid door het ondernemerschap in hun regio te bevorderen. Ze verlenen bijvoorbeeld advies aan beginnende bedrijven en het plaatselijke MKB of bieden kleine firma's hulp bij de sociale rapportage en het bekendmaken van sociaal verantwoordelijke activiteiten.

50. Ook "corporate venturing" - waarbij grote bedrijven een minderheidsbelang in nieuwe veelbelovende bedrijven nemen - biedt de mogelijkheid om de ontwikkeling van nieuwe innovatieve bedrijven te bevorderen. Beide partners plukken hiervan de vruchten: de grote bedrijven krijgen beter vat op innovatieve ontwikkelingen, de kleine bedrijven krijgen gemakkelijker toegang tot financiële middelen en de markt.

51. Van sociaal verantwoordelijke bedrijven wordt verwacht dat ze producten en diensten waarnaar bij de consumenten vraag is, op een efficiënte, ethisch verantwoorde en milieuvriendelijke manier aanbieden. De kans is groot dat bedrijven die voortdurend op de wensen van hun klanten inspelen en borg staan voor uitstekende kwaliteit, veiligheid, betrouwbaarheid en een hoogwaardige dienstverlening, meer winst boeken. Bedrijven die producten ontwerpen en diensten aanbieden waarvan zoveel mogelijk mensen (inclusief gehandicapte consumenten) gebruik kunnen maken, leggen een belangrijke vorm van sociale verantwoordelijkheid aan den dag.

2.2.3. Mensenrechten

52. De sociale verantwoordelijkheid van bedrijven is nauw met de mensenrechten verweven (vooral in verband met internationale operaties en wereldwijde aanbodketens), wat trouwens wordt erkend in internationale instrumenten zoals de Tripartite Declaration of Principles concerning Multinational Enterprises and Social Policy van de IAO en de Guidelines for Multinational Enterprises van de OESO. Mensenrechtenkwesties zijn uiterst complex en leveren politieke, juridische en ethische dilemma's op. Het is voor bedrijven geen sinecure om een duidelijke scheidingslijn tussen hun eigen verantwoordelijkheden en die van de overheid te trekken en na te gaan of zakenpartners hun basiswaarden delen. Bovendien worstelen bedrijven met de vraag welke houding ze moeten aannemen jegens landen waar de mensenrechten op grote schaal worden geschonden. De Europese Unie moet er in het kader van het samenwerkingsbeleid voor zorgen dat de arbeidsnormen worden nageleefd, het milieu wordt beschermd en de mensenrechten worden gerespecteerd. Voorts moet de Europese Unie erover waken - vooral door Europese investeringen te bevorderen - dat het ontwikkelingsbeleid, het handelsbeleid en het beleid ter ontwikkeling van de particuliere sector in ontwikkelingslanden in alle opzichten samenhang vertonen.

53. De Overeenkomst van Cotonou erkent - en dit is een belangrijk nieuw gegeven - dat corruptiebestrijding een "fundamenteel element" is en omschrijft corruptie als een belangrijk obstakel voor ontwikkeling dat moet worden aangepakt. Ernstige gevallen van corruptie ("met inbegrip van omkoperij die tot dergelijke corruptie leidt") kunnen ertoe leiden dat de samenwerking wordt opgeschort. De corruptieclausule in de Overeenkomst van Cotonou vormt niet alleen een duidelijk signaal voor al wie hulp ontvangt, maar wil Europese investeerders en andere actoren er ook toe aanzetten meer transparantie aan den dag te leggen. De Europese Unie en de ACS-landen hebben een speciale procedure afgesproken om gevallen van corruptie te bestrijden (artikel 9).

54. Onder toenemende druk van ngo's en consumentengroepen hanteren bedrijven en sectoren steeds vaker - en vooral ten aanzien van onderaannemers en leveranciers - gedragscodes inzake arbeidsomstandigheden, mensenrechten en milieu. Ze proberen zo vooral hun imago te verbeteren en negatieve reacties van klanten te voorkomen. Gedragscodes zijn echter geen alternatief voor nationale, communautaire en internationale wetten en bindende voorschriften. Bindende voorschriften waarborgen algemeen geldende minimumnormen, terwijl gedragscodes (en andere vrijwillige initiatieven) deze minimumnormen alleen aanvullen voor wie de gedragscodes in kwestie onderschrijft.

De Confederatie van Deense industrieën heeft voor het bedrijfsleven een aantal richtsnoeren inzake mensenrechten geformuleerd. Doel: bedrijven stimuleren om in het buitenland dezelfde mate van sociale verantwoordelijkheid als in eigen land aan den dag te leggen.

Steeds meer multinationals wijden in hun gedragscodes uitdrukkelijk aandacht aan de mensenrechten en het aantal Europese kleinhandelaars dat eist dat importgoederen op een ethisch verantwoorde manier worden geproduceerd, neemt toe. In 1998 heeft Eurocommerce een aanbeveling over sociale inkoopvoorwaarden goedgekeurd waarin kinder-, dwang- en gevangenisarbeid aan bod komen.

De Commissie is verheugd dat de sociale partners in Europa (vooral in de textiel-, kleding- en commerciële sector) een aantal gedragscodes hebben ondertekend.

55. Voorts wordt steeds vaker erkend dat de gevolgen van bedrijfsactiviteiten voor de mensenrechten van werknemers en de plaatselijke bevolking zich niet alleen tot de arbeidsrechten beperken. Een voorbeeld: wanneer bedrijven in gevaarlijke situaties ordestrijdkrachten met een dubieuze staat van dienst inzake mensenrechten inschakelen, overstijgt dit het niveau van de arbeidsrechten.

De Britse regering heeft samen met de VS een workshop georganiseerd voor ngo's die voor de mensenrechten ijveren, en toonaangevende bedrijven uit de olie-, gas- en mijnindustrie. Het resultaat was dat in december 2000 de Voluntary Principles on Security and Human Rights for Companies in the Extractive and Energy Sectors zijn goedgekeurd.

56. Vrijwillige gedragscodes kunnen internationale arbeidsnormen helpen bevorderen. Of dergelijke gedragscodes effect sorteren, hangt af van de wijze waarop ze worden toegepast en geverifieerd. Gedragscodes kunnen bijvoorbeeld van onderaannemers die voor verschillende multinationals werken, verlangen dat ze aan uiteenlopende criteria inzake lonen, werktijden, enzovoort beantwoorden. De gedragscodes moeten daarom op de basisverdragen van de IAO worden gebaseerd (zie de Declaration on Fundamental Principles and Rights at Work van de IAO uit 1998 en de Guidelines for Multinational Enterprises van de OESO) en de sociale partners en alle betrokken partijen in de ontwikkelingslanden moeten bij de formulering ervan worden betrokken.

57. Gedragscodes moeten op elk niveau van de bedrijfsorganisatie en in elk stadium van het productieproces worden toegepast. De bedrijven moeten een open informatiebeleid voeren (onder meer in het kader van de dialoog met plaatselijke gemeenschappen). Voorts moeten plaatselijke werkgevers, werknemers en gemeenschappen worden opgeleid om de gedragscodes toe te passen. Bovendien moet voor een geleidelijke aanpak worden gekozen waarbij normen en gedragscodes langzaam maar zeker worden aangescherpt. Het volstaat niet dat bedrijven de IAO-verdragen naar de letter naleven en geen beroep doen op aannemers die zich aan kinderarbeid bezondigen. De bedrijven moeten bijvoorbeeld ook kinderarmoede helpen bestrijden door kinderen de kans te geven onderwijs te volgen.

58. Voortdurend moet worden nagegaan of de mensenrechten in het kader van de gedragscodes worden nageleefd en toegepast. De organisaties en personen die de zogenaamde "sociale audits" uitvoeren, moeten zich bij hun controles door duidelijke normen en voorschriften laten leiden. Om de geloofwaardigheid van de gedragscodes te waarborgen moeten onder meer de overheid, de vakbonden en ngo's bij het toezicht worden betrokken. Een evenwicht tussen interne en externe verificatiesystemen zou de rentabiliteit ervan ten goede kunnen komen (vooral ten behoeve van het MKB). Bijgevolg is er behoefte aan transparantere gedragscodes die in betere rapportagemechanismen voorzien.

Op 15/1/1999 heeft het Europees Parlement een resolutie goedgekeurd over "EU-normen voor in ontwikkelingslanden werkende bedrijven: naar een Europese gedragscode". Het Parlement pleit - met het oog op een grotere standaardisering van vrijwillige gedragscodes - voor een op internationale normen gebaseerde Europese gedragscode. Voorts is het Parlement voorstander van de oprichting van een Europees controleorgaan dat onder meer klachten kan behandelen en problemen verhelpen.

2.2.4. Wereldwijde bezorgdheid om het milieu

59. Heel wat bedrijfsgebonden milieuproblemen hebben een grensoverschrijdend karakter. Bovendien verbruiken bedrijven grondstoffen uit de hele wereld. Bijgevolg spelen bedrijven wereldwijd een rol op milieuvlak. Ze kunnen daarom zowel internationaal als in Europa naar sociale verantwoordelijkheid streven. Ze kunnen er bijvoorbeeld in het kader van het geïntegreerde productbeleid toe bijdragen dat het milieu in elk stadium van de aanbodketen beter wordt beschermd. Voorts kunnen ze op grotere schaal gebruik maken van Europese en internationale beheersinstrumenten en productgerelateerde hulpmiddelen. Investeringen en bedrijfsactiviteiten in derde landen kunnen directe gevolgen voor de sociale en economische ontwikkeling in deze landen hebben.

60. Wereldwijd neemt het belang van het debat over de rol van het bedrijfsleven op het vlak van duurzame ontwikkeling toe. De secretaris-generaal van de VN heeft de aanzet tot een "Global Compact Initiative" gegeven. Doel is een partnerschap met het bedrijfsleven te sluiten om wereldwijd sociale en milieuverbeteringen door te voeren. Ook de "Guidelines for Multinational Enterprises" van de OESO pleiten voor duurzame ontwikkeling. De mededeling van de Commissie "Tien jaar na Rio - Voorbereiding op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling" (COM 2001/53) bevat bijkomende bijzonderheden over wat het bedrijfsleven kan doen om duurzame ontwikkeling wereldwijd te bevorderen.

3. Een holistische benadering van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven

61. Bedrijven erkennen steeds vaker hun sociale verantwoordelijkheid. Toch hebben veel bedrijven tot dusver geen concrete maatregelen genomen om een sociaal verantwoordelijk beleid te voeren. Werknemers en managers die het concept "sociale verantwoordelijkheid" in het dagelijks bedrijfsbeleid en de hele aanbodketen moeten integreren, moeten daartoe worden opgeleid. Bedrijven die reeds baanbrekend werk hebben verricht, kunnen het concept "sociale verantwoordelijkheid" helpen mainstreamen door beste praktijken te verspreiden.

62. De bedrijven zelf moeten bereid zijn hun sociale verantwoordelijkheid te nemen. Toch kunnen andere actoren (vooral werknemers, consumenten en investeerders) een doorslaggevende rol spelen en - uit eigenbelang of namens andere partijen die bij de arbeidsomstandigheden, het milieu en de mensenrechten belang hebben - bedrijven ertoe aanzetten hun sociale verantwoordelijkheid te nemen. Belangrijk is dat ze zich een duidelijk beeld kunnen vormen van wat de bedrijven op sociaal en milieuvlak doen.

3.1. Sociale verantwoordelijkheid als onderdeel van het beleid

63. De manier waarop bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen en hun relaties met de verschillende betrokken partijen variëren ten gevolge van sectorale en culturele verschillen. Gewoonlijk formuleren beginnende bedrijven een mission statement, een gedragscode of een intentieverklaring waarin hun verantwoordelijkheden jegens alle betrokken partijen, hun doelstellingen en hun basiswaarden worden opgesomd. Vervolgens wordt van de bedrijven verwacht dat ze deze waarden op alle niveaus van de bedrijfsorganisatie (van bedrijfsstrategieën tot het dagelijks beleid) in concrete daden omzetten. Dit houdt onder meer in dat bij het maken van plannen en begrotingen rekening wordt gehouden met sociale en milieuoverwegingen en de daden van bedrijven op dit punt worden geëvalueerd. Voorts moeten "communautaire adviescomités" worden opgericht, sociale en milieuaudits worden uitgevoerd en programma's voor permanente educatie worden ontwikkeld.

64. Sociale verantwoordelijkheid groeit steeds meer uit tot een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsstrategie en het reilen en zeilen in het bedrijf, zodat managers en werknemers bij het nemen van beslissingen rekening moeten houden met andere criteria dan waar ze traditiegetrouw mee vertrouwd zijn. Traditionele organisatiemodellen, strategisch management en zelfs bedrijfsethiek volstaan niet altijd om bedrijven onder deze nieuwe omstandigheden te leiden.

65. Bij de opleiding van managers en werknemers moet aandacht aan het concept "sociale verantwoordelijkheid" worden besteed en op de vaardigheden waarover managers en werknemers in de toekomst moeten beschikken, worden ingespeeld. Daarom vormen cursussen of modules bedrijfsethiek steeds vaker een onderdeel van bedrijfsopleidingen. In de cursussen en modules komen gewoonlijk echter maar een beperkt aantal facetten van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven aan bod.

CSR Europe en het Copenhagen Centre hebben samen een programma op touw gezet. Doel is dat het bedrijfsleven en de academische wereld samen nagaan aan welke opleidingen rond het thema "sociale verantwoordelijkheid van bedrijven" de bedrijfswereld behoefte heeft. Op alle studieniveaus zouden vervolgens gediversifieerde cursussen rond dit thema kunnen worden geïntroduceerd. (http://www.csreurope.org/csr_europe/Activities/programmes/Universities/universities.htm)

3.2. Sociale verantwoordelijkheid: verslagen en audits

66. Heel wat multinationals publiceren verslagen over sociale verantwoordelijkheid. In tegenstelling tot milieu, gezondheid en veiligheid worden maar zelden verslagen aan mensenrechten en kinderarbeid gewijd. Bovendien voeren de bedrijven op het vlak van sociale rapportage - evenals ten aanzien van sociale verantwoordelijkheid - geen uniform beleid. De verslagen zijn alleen bruikbaar als wereldwijd een consensus over de inhoud en de structuur van de verslagen wordt bereikt en voor betrouwbare evaluaties en audits wordt gezorgd.

67. Maar weinig bedrijven verstrekken bijzonderheden over hun personeelsbeleid en over werkgelegenheidsthema's (collectieve overeenkomsten, erkenning, overleg met en opleiding van personeel, verantwoordelijkheden van de directie, enzovoort). Daarom werd in 1998 op verzoek van de Europese Raad een Werkgroep op hoog niveau inzake de economische en sociale gevolgen van de industriële veranderingen opgericht. De groep verzocht bedrijven met meer dan 1000 werknemers om jaarlijks vrijwillig een verslag over werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden te publiceren (een zogenaamd "Managing Change Report"). Het verslag moest in overleg met de werknemers en hun vertegenwoordigers en overeenkomstig nationale tradities worden opgesteld. De groep stelde voor de verslagen volgens een vast patroon rond de thema's werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden op te stellen met bijzondere aandacht voor de volgende onderwerpen: het anticiperen op structurele veranderingen, communicatie, werknemersparticipatie, sociale dialoog, onderwijs en opleiding, de gezondheid en veiligheid van werknemers en gelijke kansen.

68. Voorts heeft de Commissie - op voorstel van de High Level Group on Change - in haar Agenda voor het sociaal beleid voorgesteld een waarnemingscentrum voor industriële verandering op te richten. Het centrum zou kunnen worden ingeschakeld om een proactieve methode voor het anticiperen op en het beheer van veranderingen te ontwikkelen. Het initiatief maakt momenteel deel uit van het vierjarenprogramma van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden. De Stichting beklemtoont dat dankzij het initiatief het inzicht in veranderingsprocessen toeneemt en beter op veranderingen kan worden geanticipeerd. Het resultaat is een betere besluitvorming. Bovendien kunnen sleutelactoren dankzij betrouwbare en objectieve informatie industriële veranderingsprocessen beter inschatten en beheren.

69. De overheid neemt steeds vaker initiatieven ter ondersteuning van sociale en milieurapportage.

Verwacht wordt dat de op 30 mei 2001 goedgekeurde aanbeveling van de Commissie betreffende de verantwoording, de waardering en de vermelding van milieuaangelegenheden in de jaarrekeningen en jaarverslagen van ondernemingen veel meer zinvolle en vergelijkbare informatie over milieuthema's in de EU zal helpen opleveren (http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/company/account/news/01-814.htm).

De Commissie beoordeelt de gevolgen van de voorgestelde nieuwe WTO-onderhandelingsronde voor de factor "duurzaamheid". Bovendien heeft de Commissie toegezegd ook de gevolgen van andere handelsonderhandelingen (bijvoorbeeld de lopende onderhandelingen tussen de EU en Chili/Mercosur) voor de factor "duurzaamheid" te evalueren.

Het Deense Ministerie van sociale zaken heeft een Social Index ontwikkeld op grond waarvan bedrijven zelf kunnen beoordelen in hoeverre ze hun sociale verantwoordelijkheid nemen. De Social Index wordt in een cijfer (van 0 tot 100) uitgedrukt. Werknemers en andere betrokken partijen kunnen zo gemakkelijk zien in hoeverre bedrijven hun sociale verantwoordelijkheid nemen.

Krachtens artikel 64 van de Franse wet op de nieuwe economische voorschriften moeten bedrijven in hun jaarverslag aandacht aan de "sociale en milieugevolgen" van hun activiteiten schenken. Voor beursgenoteerde bedrijven op de eerste markt geldt het artikel al in 2001; andere bedrijven moeten het artikel pas in 2002 toepassen. In het uitvoeringsbesluit zal worden vastgesteld aan welke voorwaarden de verslagen inhoudelijk moeten voldoen.

70. Bovendien ontwikkelen tal van organisaties momenteel normen voor sociale accounting, rapportage en audits. Het gaat om verschillende soorten normen: normen waaraan werkmethoden of resultaten moeten voldoen; vrijwillige of verplichte normen; normen die zich op één of meer specifieke thema's toespitsen. Slechts enkele normen bestrijken alle thema's die met de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven verband houden.

71. Internationaal worden belangrijke initiatieven genomen om sociale normen wereldwijd te verspreiden, het publiek te informeren en sociale verslagen op te stellen (Social Accountability 8000 en het Global reporting Initiative). Er is echter veel onenigheid gerezen, omdat het uiterst moeilijk is universele normen te ontwikkelen waarin alle culturen en landen zich kunnen vinden. Dankzij hun universeel karakter zijn internationaal overeengekomen normen - bijvoorbeeld de basisverdragen van de IAO (zie de IAO-verklaring van 1998) - bij uitstek geschikt als uitgangspunt voor dergelijke initiatieven.

De verschillen tussen gedragscodes hebben Social Accountability International (SAI) ertoe aangezet een algemene norm voor arbeidsomstandigheden te ontwikkelen, evenals een systeem om te controleren of bedrijven zich aan die norm houden. De norm, die Social Accountability 8000 (SA8000) (http://www.cepaa.org/introduction.htm) is gedoopt, en het controlesysteem zijn op een aantal stevig verankerde bedrijfsstrategieën voor kwaliteitszorg (onder meer de voor ISO 9000 gebruikte strategie) gebaseerd. Bovendien omvat SA8000 een aantal elementen die volgens mensenrechtendeskundigen van essentieel belang voor sociale audits zijn.

Op milieuvlak fungeert het Global Reporting Initiative momenteel als toonaangevend voorbeeld. Dankzij de richtsnoeren voor rapportage over de factor "duurzaamheid" kunnen bedrijven onderling worden vergeleken. Bovendien omvat het Global Reporting Initiative ambitieuze richtsnoeren voor sociale rapportage. In de mededeling van de Commissie over een strategie voor duurzame ontwikkeling lezen we: "Alle op de beurs genoteerde bedrijven met tenminste 500 personeelsleden worden verzocht een "basistriplet" in hun jaarverslagen voor de aandeelhouders te publiceren waarin hun bedrijfsprestaties aan economische, ecologische en sociale criteria worden getoetst".

72. Bovendien moeten bedrijven - en vooral het MKB - met raad en daad worden bijgestaan, zodat ze naar behoren verslag over hun beleid inzake sociale verantwoordelijkheid, hun werkmethoden en de behaalde resultaten kunnen uitbrengen. Grote bedrijven die op het vlak van sociale rapportage al baanbrekend werk hebben verricht, kunnen daarbij helpen door hun kennis en capaciteitsopbouwende vaardigheden met het MKB te delen.

73. Onafhankelijke instanties moeten de verslagen over sociale verantwoordelijkheid inhoudelijk verifiëren om te voorkomen dat ze als pure publiciteitsstunts worden afgedaan. Allerlei bedrijven bieden daartoe trouwens hun diensten al aan. Belangrijk is dat de verslagen op grond van vooraf vastgestelde normen worden geverifieerd. Door een aantal partijen (onder meer vakbonden en ngo's) bij de verificatie te betrekken, zou beter werk kunnen worden geleverd.

3.3. Kwaliteit op het werk

74. De werknemers zijn nauw bij het reilen en zeilen van bedrijven betrokken. Voorts kunnen bedrijven hun sociale verantwoordelijkheid alleen nemen, als het topmanagement zijn volle steun toezegt. De bedrijven moeten zelf echter ook de nodige innovatie - en dus nieuwe vaardigheden - aan den dag leggen en de werknemers en hun vertegenwoordigers nauwer betrekken bij een wederzijdse dialoog die voor permanente feedback en bijsturing zorgt. Sociaal verantwoordelijke bedrijven kennen aan de sociale dialoog met de werknemersvertegenwoordigers - het voornaamste mechanisme om de relatie tussen bedrijven en werknemers te definiëren - dan ook een cruciale rol toe.

75. De thema's in verband met de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven zijn wijdvertakt en met nagenoeg alle bedrijfsactiviteiten verweven. Daarom moeten de werknemersvertegenwoordigers ook uitgebreid over beleidsmaatregelen en plannen worden geraadpleegd, zoals in de ontwerp-richtlijn van de Commissie tot instelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap wordt voorgesteld (COM(98)612). De sociale dialoog moet bovendien worden verruimd tot thema's en instrumenten die bedrijven de mogelijkheid bieden op sociaal en milieuvlak betere resultaten te boeken (via voorlichting van management en werknemers; opleidingen; sociale en milieurichtsnoeren voor bedrijven; strategische beheerssystemen waarin economische, sociale en milieuoverwegingen zijn geïntegreerd; enzovoort).

76. Voorts ziet een aantal bedrijven in dat er een verband bestaat tussen milieubescherming en hoogwaardigere jobs. Schone technologie kan de bescherming van het milieu ten goede komen en wordt gewoonlijk met hoogtechnologischere en aangenamere jobs in verband gebracht. Schone technologie levert bijgevolg tegelijkertijd drie voordelen op: meer milieubescherming, aangenamere jobs en meer winst.

77. Er is momenteel in een aantal sectoren een tekort aan geschoolde werknemers. Bovendien vragen werkzoekenden steeds vaker informatie over het personeelsbeleid van bedrijven. Gelukkig bestaan er tal van instrumenten om meer duidelijkheid en informatie over beste praktijken inzake personeelsbeleid te verschaffen. In een aantal landen worden al lijsten van de beste werkgevers gepubliceerd om bedrijven te promoten waar het goed is om te werken.

Uit het overzicht van de "50 Best Companies to Work For in the UK" - een overzicht dat wordt gesponsord door het Department of Trade and Industry (DTI) en Learndirect (een afdeling van de University for Industry (UFI)) - blijkt dat kleine familiebedrijven op het vlak van sociale verantwoordelijkheid even goed kunnen scoren als hoogtechnologische multinationals.

De EU zou jaarlijks een lijst van de beste Europese werkgevers kunnen publiceren. Via deze lijst zouden bedrijven worden beloond die inspanningen leveren om uit te groeien tot plaatsen waar het aangenaam werken is.

78. De Europese Raad van Lissabon heeft beklemtoond dat investeringen in mensen belangrijk zijn. Op verzoek van de Europese Raad onderzoekt de Commissie de mogelijkheid van een Europese prijs voor uiterst progressieve bedrijven. Doel is meer prioriteit te verlenen aan levenslang leren als basisbestanddeel van het Europees sociaal model. Soortgelijke prijzen zullen worden toegekend aan bedrijven die de gelijkheid van vrouwen en mannen bevorderen of gehandicapten kansen bieden.

3.4. Sociale en milieulabels

79. Uit onderzoek [4] blijkt dat de consumenten niet alleen degelijke en veilige producten willen, maar ook producten die op een sociaal verantwoordelijke manier zijn geproduceerd. De meeste Europese consumenten laten zich in hun koopgedrag leiden door de vraag of bedrijven hun sociale verantwoordelijkheid nemen. Dit biedt interessante marktmogelijkheden: heel wat consumenten zijn immers bereid meer te betalen voor producten die op een sociaal en milieuverantwoordelijke manier zijn geproduceerd. Europese consumenten vinden het vooral belangrijk dat bij alle bedrijfsactiviteiten en tijdens het volledige productieproces de gezondheid en de veiligheid van de werknemers worden beschermd, de mensenrechten worden gerespecteerd (kinderarbeid wordt bijvoorbeeld van de hand gewezen) en het milieu wordt ontzien (en meer bepaald de uitstoot van broeikasgassen wordt verminderd).

[4] Bron: MORI (2000)

80. Als reactie op deze trend hebben individuele producenten ("self-declared brands"), bedrijfssectoren, ngo's en regeringen een toenemend aantal sociale labels geïntroduceerd. Het gaat om marktgestuurde (eerder dan regulatieve) stimulansen die positieve sociale veranderingen tussen bedrijven, kleinhandelaars en consumenten tot gevolg kunnen hebben. Tot dusver is de draagwijdte en de potentiële impact van sociale en milieulabels echter beperkt gebleven. De labels hebben gewoonlijk alleen betrekking op specifieke niches van de detailhandel en zijn (in het geval van sociale labels) meestal beperkt tot import- en luxeproducten. Gevolg: het marktaandeel van producten met een label groeit, maar blijft toch betrekkelijk klein. Het is daarom belangrijk sociale labels efficiënter in te zetten.

81. Sociale en milieulabels zijn vaak onduidelijk en worden niet door een onafhankelijke bron op hun inhoud gecontroleerd. De labels waarborgen dat producten en diensten zonder enige vorm van uitbuiting of misbruik zijn geproduceerd, een claim die echter niet kan worden geverifieerd door het product zelf te testen. Sociale en milieulabels verschillen op dit punt van veiligheidslabels of labels die borg staan voor de ingrediënten van een product. De labels zijn bijgevolg alleen betrouwbaar als op de werkplek voortdurend - overeenkomstig vastgestelde normen - toezicht wordt uitgeoefend.

De Europese milieukeur houdt verband met de milieuprestaties van producten. Het aantal bedrijven dat producten met een milieukeur in de handel brengt, neemt snel toe.(http://europa.eu.int/comm/environment/ecolabel/)

82. Door het toenemend aantal sociale labels in Europa, het gebrek aan uniforme criteria en de onduidelijke inhoud van veel labels kunnen de consumenten op een dwaalspoor worden gebracht. Gevolg: de labels boeten aan efficiëntie in.

Fairtrade Labelling Organizations International is een koepelorganisatie die werd opgericht om nationale initiatieven rond fair trade te coördineren, het toezicht beter te organiseren en een uniform internationaal Fairtrade-label te introduceren.

83. Steeds meer dringt zich ook de vraag op of het - in de context van de interne markt en een aantal internationale verplichtingen - zinvol en wenselijk is dat de overheid maatregelen neemt om sociale en milieulabels doeltreffender te maken. De overheid kan onder meer opleidingen en voorlichtingscampagnes over arbeidsomstandigheden steunen; beste praktijken via de sponsoring van prijzen voor bedrijven bevorderen; partnerschappen tussen verschillende betrokken partijen helpen sluiten; normen voor sociale labels ontwikkelen en een beroep op overheidsopdrachten en fiscale stimuleringsmaatregelen doen om producten met een label te promoten.

3.5. Sociaal verantwoordelijke investeringen

84. Sociaal verantwoordelijke investeringen (SRI) zijn de afgelopen jaren veel populairder geworden bij mainstream-investeerders. Een sociaal en milieuverantwoordelijk beleid is voor investeerders een indicator dat het bedrijf intern en extern goed wordt geleid. Door hun sociale en milieuverantwoordelijkheid te nemen anticiperen bedrijven immers op crises en proberen ze te voorkomen dat hun reputatie wordt aangetast en de aandelenkoersen kelderen. De vraag naar fondsen voor sociaal verantwoordelijke investeringen neemt in Europa snel toe. Daarom bieden mainstream-beleggingsmaatschappijen steeds vaker SRI-fondsen aan. Er is echter weinig informatie beschikbaar over het aantal sociaal verantwoordelijke investeringen en de omvang en de resultaten ervan. Alleen van het Verenigd Koninkrijk weten we dat sociaal verantwoordelijke investeringen er goed zijn voor 5% van alle investeringen.

85. SRI-fondsen investeren in bedrijven die aan specifieke sociale en milieucriteria voldoen. Bedrijven die niet aan deze criteria voldoen (de tabaks-, alcohol- en wapenindustrie), komen niet in aanmerking voor investeringen. Er wordt wel geïnvesteerd in bedrijven die een sociaal en milieuvriendelijk proactief beleid voeren. Investeerders kunnen ook als aandeelhouder actie ondernemen en de bedrijfsleiding ertoe aanzetten een sociaal verantwoordelijk beleid te voeren ("aandeelhoudersactivisme"). Verwacht wordt dat aandeelhouders steeds vaker actie zullen ondernemen. Tegelijkertijd zal het belang van corporate governance toenemen en de ontwikkeling van pensioenfondsen nieuwe impulsen krijgen.

86. Belangrijk voor de verdere toename van het aantal sociaal verantwoordelijke investeringen is dat de financiële markten zich meer van de winstmogelijkheden van deze investeringen bewust worden. Na de oprichting van een Social Investment Forum in 1991 in het Verenigd Koninkrijk zijn onlangs soortgelijke forums in Frankrijk, Duitsland, Nederland en Italië opgericht. Doel is informatie over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven te verschaffen en sociaal verantwoordelijke investeringen te bevorderen en te stimuleren. Verwacht wordt dat het geplande European Social Investing Forum - een netwerk van nationale forums voor sociale investeringen - de verdere ontwikkeling van sociaal verantwoordelijke investeringen zal ondersteunen.

In mei 2000 heeft de Europese Commissie in Lissabon de eerste European Conference on Triple Bottom Line Investing georganiseerd.

(http://europa.eu.int/comm/employment_social/soc-dial/csr/csr_conf_lisbon.htm)

In 2000 werd de UK Social Investment Taskforce opgericht om na te gaan welke factoren de toename van sociaal verantwoordelijke investeringen belemmeren en oplossingen aan te dragen.

Sinds juli 2000 verplicht de Britse "Trustee Act" alle beheerders van pensioenfondsen om duidelijkheid over hun beleid inzake sociaal verantwoordelijke investeringen te verschaffen.

De Franse wet op spaarplannen voor werknemers verplicht beleggingsmaatschappijen - die geld incasseren uit spaarplannen voor werknemers, bedrijfsoverkoepelende spaarplannen en op een vrijwillig partnerschap berustende spaarplannen voor werknemers - om verslag over hun beleid inzake sociaal verantwoordelijke investeringen uit te brengen.

87. Sociaal verantwoordelijke investeringen vormen een nieuwe markt waarop heel wat gespecialiseerde screeningsbureaus (niet-financiële analisten) - die vaak verschillende instrumenten en meeteenheden hanteren - actief zijn. Gevolg is dat bedrijven met buitensporige en de meest uiteenlopende vragen om informatie worden overstelpt. Daardoor bestaat de kans dat de toename van sociaal verantwoordelijke investeringen op steeds meer aversie van het bedrijfsleven stuit en bedrijven steeds minder bereid zijn om samen te werken. Daarom zou het zinvol zijn op voorhand en in samenwerking met de belangrijkste screeningsbureaus standaardprocedures voor sociale rapportage te ontwikkelen. De indicatoren die door het bedrijfsleven zijn ontwikkeld, en de criteria waarop analisten zich baseren om het sociaal en milieubeleid van bedrijven te beoordelen, moeten beter op elkaar worden afgestemd. Bovendien moeten de screeningsmethoden en de meeteenheden waarvan screeningsbureaus gebruik maken, verder worden gestandaardiseerd, geharmoniseerd en verduidelijkt. Het gevaar bestaat immers dat belangrijke investeerders zich bij gebrek aan duidelijke evaluatiemethoden laten afschrikken om op grote schaal sociaal verantwoordelijke investeringen te doen.

In augustus 2000 besloten elf groepen die onderzoek naar investeringen doen, in het kader van de SIRI Group samen te werken en geharmoniseerde bedrijfsprofielen volgens een geijkt patroon te publiceren.

In september 2000 hebben de "Global Partners for Corporate Responsibility Research" hun "Ten requirements for higher standards of disclosure in the 21st century" wereldkundig gemaakt. Gepleit wordt voor een combinatie van vrijwillige, regulatieve en op de markt gebaseerde initiatieven om de toegang tot en de volledigheid van bedrijfsgegevens aanzienlijk te verbeteren en zo degelijke audits en benchmarking mogelijk te maken.

88. De Europese Raad van Stockholm heeft ingezien dat vóór eind 2003 een dynamische en efficiënte Europese aandelenmarkt moet worden opgericht. De behoefte aan Europese beursindexen - waaruit blijkt welke bedrijven op sociaal en milieuvlak het best scoren en die als basis voor sociaal verantwoordelijke investeringsfondsen en als referentiepunt voor sociaal verantwoordelijke investeringen dienen - wordt in dit verband steeds groter. Het sociaal en milieubeleid van bedrijven moet worden beoordeeld op basis van informatie die door de bedrijfsleiding en alle andere betrokken partijen wordt verstrekt. Alleen dan kan de kwaliteit en de objectiviteit van de indexen worden gewaarborgd. Voorts moet via externe audits en interne kwaliteitszorg de juistheid van de verstrekte gegevens, de evaluatieprocedures en de resultaten worden gecontroleerd en gewaarborgd.

4. Het raadplegingsproces

89. Het groenboek verzoekt overheidsinstanties op alle niveaus (met inbegrip van internationale organisaties), bedrijven (van het MKB tot multinationals), sociale partners, ngo's en alle andere betrokken partijen en belangstellenden zich uit te spreken over de volgende vraag: Hoe kan - rekening houdend met de belangen van zowel het bedrijfsleven als alle andere betrokken partijen - een partnerschap worden gesloten met het oog op een nieuw kader ter bevordering van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven- Het bedrijfsleven moet met de overheid samenwerken om de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven vanuit een innovatief perspectief te ontwikkelen. Door samen te werken kunnen bedrijfsleven en overheid in aanzienlijke mate bijdragen tot de bevordering van een op Europese waarden gebaseerd model voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven.

90. Het begrip "kader" moet ruim worden geïnterpreteerd. Bij het indienen van voorstellen moet rekening worden gehouden met het feit dat het nemen van sociale verantwoordelijkheid steeds op vrijwillige basis gebeurt. Voorts moet worden nagegaan hoe sociaal verantwoordelijke bedrijven kunnen bijdragen tot duurzame ontwikkeling en een efficiënter bestuur. De status en de inhoud van het "kader" moeten tijdens het overleg over het groenboek worden verduidelijkt.

91. De Europese instellingen - het Parlement, de Raad, de Commissie, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - kunnen het debat aanwakkeren, politieke steun verlenen en ervoor zorgen dat informatie en kennis over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven worden uitgewisseld.

92. De belangrijkste vragen zijn:

De rol van de Europese Unie

Wat kan de Europese Unie doen om bedrijven te stimuleren op Europees en internationaal vlak hun sociale verantwoordelijkheid te nemen- Moet de Europese Unie een meerwaarde creëren en bestaande sociaal verantwoordelijke activiteiten aanvullen door:

* - samen met de belangrijkste actoren op het vlak van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven - een algemeen Europees kader te ontwikkelen om de transparantie en de samenhang van sociaal verantwoordelijke bedrijfsactiviteiten te bevorderen en beste praktijken te promoten-

* een consensus na te streven over en steun te verlenen aan beste praktijken inzake evaluatie en verificatie van sociaal verantwoordelijke bedrijfsactiviteiten-

* eventueel andere maatregelen te nemen, en zo ja, welke-

Bedrijven en sociale verantwoordelijkheid

* Welke rol komt sociale verantwoordelijkheid in het kader van bedrijfsstrategieën toe-

* Wat zet bedrijven ertoe aan hun sociale verantwoordelijkheid te nemen- Waarom nemen bedrijven hun sociale verantwoordelijkheid- Op welke terreinen nemen bedrijven vooral hun sociale verantwoordelijkheid- Wat zijn de voordelen voor het bedrijfsleven-

* Wat is voor bedrijven de meest aangewezen manier om hun sociale verantwoordelijkheid te nemen- Kan het MKB een beroep doen op beste praktijken, en zo ja, op welke-

* Hoe kunnen bedrijven het best gehoor geven aan het verzoek van de Commissie om een "basistriplet" in hun jaarverslagen voor de aandeelhouders te publiceren waarin hun bedrijfsprestaties aan economische, ecologische en sociale criteria worden getoetst (zie het voorstel van de Commissie voor een strategie voor duurzame ontwikkeling)-

* Hoe kan het best een verband worden gelegd tussen de sociale en de milieuaspecten van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven-

* Hoe kunnen bedrijven het best worden overtuigd dat het nemen van sociale verantwoordelijkheid voordelen en een meerwaarde oplevert-

Belangrijkste actoren en betrokken partijen

* Wat is de meest geëigende manier om een gestructureerde dialoog over sociale verantwoordelijkheid tussen het bedrijfsleven en de andere betrokken partijen op gang te brengen-

* Wat kunnen de belangrijkste betrokkenen (bedrijven, sociale partners, de overheid, ngo's) doen om bedrijven te stimuleren hun sociale verantwoordelijkheid te nemen-

* Hoe kan de Europese Unie (onder meer in het kader van de politieke dialoog, partnerschapsovereenkomsten, programma's, deelname aan internationale fora, enzovoort) bedrijven op Europees en internationaal vlak stimuleren om hun sociale verantwoordelijkheid te nemen-

Evaluatie en doeltreffendheid

* Hoe kunnen de doeltreffendheid en de betrouwbaarheid van hulpmiddelen die met de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven verband houden (gedragscodes, sociale rapportage en audits, sociale en milieulabels, sociaal verantwoordelijke investeringen, enzovoort) het best worden bevorderd, geëvalueerd en gewaarborgd-

Acties ter ondersteuning van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven

* Hoe kunnen bedrijven het best worden gestimuleerd om hun sociale verantwoordelijkheid te nemen- Welk niveau (bedrijfs-, plaatselijk, regionaal, sectoraal, nationaal, Europees of internationaal niveau) leent zich het best voor deze acties-

Overwogen kan worden om:

- steun aan opleidingen en omscholingsprogramma's te verlenen. Doel is bedrijfsleiders in staat te stellen sociaal verantwoordelijke activiteiten te ontwikkelen en te bevorderen.

- informatie te verspreiden en uit te wisselen (vooral informatie over normering, benchmarking, toezicht, boekhouding, auditing, rapportage en goede praktijken inzake sociale verantwoordelijkheid).

- het sociaal beleid op middellange termijn te analyseren en te onderzoeken.

- de rol van het juridisch kader te analyseren.

93. Zoals vermeld in de inleiding, beoogt het groenboek vooral de aandacht te vestigen op en het debat aan te wakkeren over nieuwe manieren om de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven te bevorderen. De Commissie wil niet op de resultaten van het debat vooruitlopen door nu al concrete voorstellen te doen. Het groenboek wordt op grote schaal verspreid. Hopelijk zal het zowel op plaatselijk, nationaal als Europees vlak worden besproken.

94. Schriftelijke opmerkingen kunnen tot 31 december 2001 naar het volgende adres worden gestuurd:

Europese Commissie CSR Green Paper Consultation Wetstraat 200 B - 1049 Brussel

CSR@CEC.EU.INT

BIJLAGE

Begrippenapparaat

* Cause-based investing/community investing: financiële steun voor een zaak of een activiteit in de vorm van investeringen. In tegenstelling tot schenkingen moeten de geïnvesteerde middelen worden terugbetaald (afbetaling van leningen of verhandeling van aandelen).

* Gedragscode: een officiële verklaring van de waarden en handelspraktijken die een bedrijf (en soms de leveranciers van het bedrijf) erop nahoudt. Gedragscodes omvatten minimumnormen die het bedrijf belooft na te leven en aan contractanten, onderaannemers, leveranciers en licentiehouders oplegt. Het gaat soms om zeer technische documenten die duidelijke normen opleggen en die normen met behulp van een ingewikkeld mechanisme afdwingen.

* Burgerzin van bedrijven (corporate citizenship): het beheer van alle relaties tussen een bedrijf en de bevolkingsgroepen (plaatselijk, nationaal en internationaal) waarmee het bedrijf in aanraking komt ("host communities").

* Corporate governance: het geheel van betrekkingen tussen de bedrijfsleiding, de raad van bestuur, de aandeelhouders en andere betrokken partijen. Corporate governance biedt de structuur om de bedrijfsdoelstellingen te bepalen en de middelen om deze doelstellingen te verwezenlijken en toezicht uit te oefenen vast te stellen (OESO-code 1999).

* Milieu-efficiëntie: de idee dat een doordachter gebruik van hulpbronnen minder milieuschade aanricht en kosten bespaart.

* Milieuaudit: de toepassing van niet-financiële milieucriteria op investeringsbeslissingen.

* Milieueffectrapportage: de analyse van de gevolgen van bedrijfsprojecten en bedrijfsactiviteiten voor het milieu.

* Ethische audit (ethical audit): de toepassing van niet-financiële, ethische criteria op investeringsbeslissingen.

* Ethical screening: het opnemen van effecten en aandelen in beleggingsportefeuilles (of, omgekeerd, het weren van effecten en aandelen uit beleggingsportefeuilles) uit ethische, sociale of milieuoverwegingen.

* Ethische handel (ethical trade): streeft ernaar de productieketens aan minimumnormen te onderwerpen en de ernstigste vormen van uitbuiting (kinderarbeid, dwangarbeid, 'sweatshops') uit te roeien. De criteria voor het toekennen van labels zijn gewoonlijk op basisverdragen van de IAO gebaseerd.

* Fair trade: werpt zich op als alternatief voor de traditionele internationale handel. Het is een handelspartnerschap dat - via betere handelsvoorwaarden, voorlichting en campagnes - duurzame ontwikkeling ten gunste van uitgesloten en achtergestelde producenten bevordert. De criteria voor het toekennen van een fair trade-label verschillen van product tot product, maar hebben onder meer betrekking op gewaarborgde prijzen, vooruitbetaling en rechtstreekse betalingen aan telers en coöperaties.

* Mensenrechten: De mensenrechten, die in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) nauwkeurig worden omschreven, zijn gebaseerd op de erkenning van de inherente waardigheid en de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle mensen. Ze vormen de grondslag van vrijheid, rechtvaardigheid en vrede in de wereld. Artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bevestigt nogmaals dat de Europese Unie "gegrondvest is op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben". Voorts is het door de Raad van Europa goedgekeurde Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens juridisch bindend in alle lidstaten. Bovendien zet het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat in december 2000 in Nice is goedgekeurd, de Europese instellingen en de lidstaten ertoe aan de grondrechten te eerbiedigen wanneer ze optreden in het kader van het EU-recht.

* Toezicht: het op gezette tijden verzamelen van informatie om na te gaan of de resultaten aan bepaalde criteria voldoen.

* Verantwoordelijk ondernemerschap (responsible entrepreneurship): een door de Verenigde Naties geïntroduceerd begrip dat de rol van het bedrijfsleven op het vlak van duurzame ontwikkeling erkent. Bedrijven kunnen de economische groei stimuleren en hun concurrentievermogen versterken, en tegelijkertijd het milieu beschermen en meer sociale verantwoordelijkheid nemen.

* Invloed van de aandeelhouders (shareholder influence): aandeelhouders proberen - door een dialoog aan te gaan, druk uit te oefenen, verantwoordelijke beleidsmaatregelen te steunen en de stemmingen tijdens de jaarlijkse algemene vergaderingen te beïnvloeden - het bedrijf ertoe aan te zetten een ethischer, socialer en/of milieuvriendelijker beleid te voeren.

* Sociale audit: de systematische evaluatie - aan de hand van normen en verwachtingen - van de sociale impact van een organisatie.

* Sociaal kapitaal: het geheel van gedeelde betekenis en vertrouwen in een gemeenschap. Sociaal kapitaal is de conditio sine qua non voor samenwerking en georganiseerd menselijk gedrag (met inbegrip van handel). Evenals financieel kapitaal kan sociaal kapitaal worden getransformeerd, verbruikt en aangevuld.

* Beoordeling van de sociale gevolgen (social impact assessment): de systematische analyse van de sociale en culturele gevolgen van bedrijfsprojecten en bedrijfsactiviteiten voor bevolkingsgroepen.

* Sociaal label: woorden en symbolen op producten die waarborgen dat bedrijfsprocessen geen negatieve sociale of ethische gevolgen voor anderen hebben gehad. Sociale labels beogen zo het koopgedrag van de consumenten te beïnvloeden.

* Sociaal verslag: een document met de resultaten van een SIA (social impact assessment).

* Betrokken partij: een persoon, bevolkingsgroep of organisatie die invloed op de bedrijfsactiviteiten uitoefent of door de bedrijfsactiviteiten wordt beïnvloed. Er is sprake van interne (bijvoorbeeld werknemers) en externe betrokken partijen (bijvoorbeeld klanten, leveranciers, aandeelhouders, financiers en plaatselijke gemeenschappen).

* Norm: een geheel van procedures, praktijken en gedetailleerde bepalingen waarover een brede consensus bestaat.

* Basistriplet: de idee dat het succes van een bedrijf wordt bepaald door de mate waarin het bedrijf bijdraagt aan een combinatie van drie elementen: de economische welvaart, de kwaliteit van het milieu en het sociaal kapitaal.

* Verificatie: de officiële verklaring van een externe auditeur dat de geschreven stukken, de verslagen en de rekeningen van een organisatie kloppen en geldig en volledig zijn.

Nuttige internetsites

Internationale organisaties

* United Nations Global Compact (http://www.unglobalcompact.org/): gedragscode die in 2000 door Kofi Annan, de secretaris-generaal van de VN, werd geïntroduceerd. De negen VN-beginselen voor multinationals en transnationale bedrijven erkennen verschillende vormen van mensen-, arbeids- en milieurechten.

* United Nations research programme on CSR (http://www.unrisd.org/engindex/research/busrep.htm): een project dat het onderzoek en de dialoog rond het thema "sociale en milieuverantwoordelijkheid van bedrijven" in ontwikkelingslanden beoogt te bevorderen.

* ILO Tripartite Declaration of Principles concerning Multinational Enterprises and Social Policy (http://www.ilo.org/public/english/employment/multi/tridecl/index.htm)

* ILO database on Business and Social Initiatives (http://oracle02.ilo.org:6060/vpi/vpisearch.first): een database met uitvoerige informatie over initiatieven van de particuliere sector. Het gaat om initiatieven die verband houden met de sociale en arbeidsomstandigheden op het werk en in gemeenschappen waar bedrijven actief zijn.

* OECD Guidelines for Multinational Enterprises (MNEs) (http://www.oecd.org/daf/investment/guidelines/): aanbevelingen van de regeringen van Argentinië, Brazilië, Chili en een aantal OESO-landen aan het bedrijfsleven. De aanbevelingen hebben betrekking op thema's die verband houden met de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven (gaande van arbeidsverhoudingen tot mededinging, het belastingsysteem en omkoperij) (2000).

* OECD Principles for Corporate Governance (http://www.oecd.org/daf/governance/principles.htm): normen en richtsnoeren in verband met de rechten van aandeelhouders en andere thema's met betrekking tot corporate governance (1999).

De instellingen van de Europese Unie

* De internetsite van DG Werkgelegenheid en sociale zaken over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven (http://europa.eu.int/comm/employment_social/soc-dial/csr/csr_index.htm)

* De internetsite van DG Handel over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven en de OESO-richtsnoeren voor multinationals (http://www.europa.eu.int/comm/trade/miti/invest/oecd.htm)

* De internetsite van het Secretariaat-generaal over duurzame ontwikkeling (http://www.europa.int/comm/environment/eussd/index.htm)

* De internetsite van DG Milieu met het zesde milieuactieprogramma van de Gemeenschap (2001-2010) "Onze toekomst, onze keuze" (http://europa.eu.int/comm.environnement/newprogr/index.htm)

* De internetsite van DG Milieu met bijzonderheden over het geïntegreerde productbeleid (Integrated Product Policy (IPP)) (http://europa.eu.int/comm/environment/ipp/home.htm)

Organisaties van verschillende betrokken partijen

* Copenhagen Centre (http://www.copenhagencentre.org/): een internationale en autonome instelling die in 1998 door de Deense regering werd opgericht. Doel: vrijwillige partnerschappen tussen de regering en het bedrijfsleven stimuleren om de sociale samenhang te bevorderen.

* Business Partners for Development (http://www.bpdweb.org/): een informeel wereldwijd netwerk van bedrijven, regeringen en het maatschappelijk middenveld. Doel: geslaagde voorbeelden van trisectorale partnerschappen op het vlak van sociale en economische ontwikkeling wereldwijd bevorderen.

* CERES (http://www.ceres.org/): een niet-commercieel verbond van investeerders, openbare pensioenfondsen, vakbonden en algemene belangengroepen. CERES werkt met het bedrijfsleven samen om de milieuverantwoordelijkheid van bedrijven wereldwijd te bevorderen.

* De site van het International Institute for Sustainable Development (www.iisd.ca), Business and Sustainable Development (BSD) is een rijke bron van informatie over duurzame ontwikkeling ten behoeve van de particuliere sector.

* Tomorrow: The Sustainable Business Toolkit (www.tomorrow-web.com) bevat 1) de laatste nieuwtjes over de relatie tussen milieu en bedrijfsleven wereldwijd, 2) links naar milieurapporten van bedrijven en 3) andere voor het bedrijfsleven interessante informatie.

* Sustainable Business.com (www.sustainablebusiness.com): een uitvoerige site met nuttige informatie voor wie in duurzame handel geïnteresseerd is.

Het ontwerp van producten en het efficiënt gebruik van hulpbronnen

* Het Centre for Sustainable Design (www.cfsd.org.uk) bevordert de discussie over en het onderzoek naar milieuvriendelijk design. Voorts zet het centrum alle betrokkenen ertoe aan bij de ontwikkeling van producten en diensten rekening te houden met het concept "duurzaamheid".

* Working Group on Sustainable Product Design, UNEP (http://unep.frw.uva.nl/): onderzoek naar duurzame producten en diensten (met inbegrip van een database van duurzame producten en diensten).

* The Rocky Mountain Institute (www.rmi.org): de bakermat van factor 4 en natuurkapitalisme.

* Greening of Industry (www.greeningofindustry.org): een internationaal netwerk en een onderzoeks- en beleidscentrum dat de aandacht op industriële, sociale en milieuthema's toespitst.

Organisaties waarachter het bedrijfsleven de drijvende kracht is

* WorldCSR (http://www.worldcsr.com): gezamenlijk portaal voor de internetsites van belangrijke organisaties die op het vlak van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven actief zijn en waarachter het bedrijfsleven de drijvende kracht is.

* CSREurope (http://www.csreurope.org/): een Europees ledennetwerk dat in 1996 naar aanleiding van de European Declaration of Business against Social Exclusion door het bedrijfsleven is opgezet. Het initiatief ging uit van Jacques Delors (voormalig voorzitter van de Europese Commissie) en twintig topfiguren uit het bedrijfsleven.

* De sociale verantwoordelijkheid van bedrijven wordt in België, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Nederland, Portugal, Zweden en het VK op nationaal, regionaal en plaatselijk vlak bevorderd door nationale organisaties waarachter het bedrijfsleven de drijvende kracht is.

* Social Venture Network (SBN) Europe: een netwerk van ondernemers en topfiguren uit het bedrijfsleven die veel belang aan sociale en milieuzaken hechten.

* European Foundation for Quality Management (EFQM) (http://www.efqm.org/): een door de Europese Commissie gesteunde non-profitorganisatie die naar kwaliteitsverbetering streeft (tevredenere klanten en werknemers, een diepgaandere sociale impact, betere bedrijfsresultaten).

* Business Impact Taskforce (http://www.business-impact.org/): een in 1998 opgerichte taskforce die een alle aspecten van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven bestrijkend referentiekader biedt met betrekking tot de voordelen voor het bedrijfsleven, beste praktijken en meetmethodologieën.

* Conference Board (http://www.conference-board.org/): een onderzoeksnetwerk van bedrijven dat de ondernemingszin wil aanscherpen en de sociale impact van het bedrijfsleven wil vergroten.

* International Business Leaders Forum (IBLF) (http://www.csrforum.com/): een in 1990 opgerichte internationale non-profitorganisatie. Doel van het IBLF is verantwoordelijke bedrijfsactiviteiten te bevorderen waarbij het bedrijfsleven en de samenleving baat vinden en die bijdragen tot duurzame ontwikkeling op sociaal, economisch en milieuvlak (vooral in nieuwe markteconomieën).

* The European Bahá'í Business Forum (EBBF) (http://www.ebbf.org/framinfo.htm): een wereldwijd bedrijvennetwerk dat zich op Europa toespitst.

* The World Business Council for Sustainable Development (WBCSD) (http://www.wbcsd.ch/): een in 1995 opgericht internationaal bedrijvennetwerk. De WBCSD streeft naar nauwere samenwerking tussen het bedrijfsleven, de overheid en alle organisaties die op het vlak van milieu en duurzame ontwikkeling een rol spelen.

* Business for Social Responsibility (BSR) (http://www.bsr.org/): een in 1992 opgericht internationaal bedrijvennetwerk waarvan de leden een beroep op innovatieve producten en diensten kunnen doen. Bedrijven kunnen zo commerciële successen boeken en tegelijkertijd ethische waarden, personen, bevolkingsgroepen en het milieu respecteren.

* Association of Chartered Certified Accountants (ACCA) (http://www.acca.co.uk/index.html): een wereldwijde organisatie van beroepsaccountants die ethische en bestuursnormen voor alle aspecten van financiële, sociale en milieuboekhouding promoot.

* Society and Business (http://www.societyandbusiness.gov.uk): een in maart 2001 door het Britse ministerie van Handel en Industrie gepubliceerde gids over de voordelen van sociale verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven en de middelen die het bedrijfsleven en de Britse regering beschikbaar stellen.

* De Internationale Kamer van Koophandel (www.iccwbo.org/home/menu_environment.asp): het Business Charter for Sustainable Development biedt bedrijven een basis voor een gezond milieubeheer.

Organisaties waarachter ngo's de drijvende kracht zijn

* Human Rights Watch (http://www.hrw.org/): een ngo die wereldwijd de mensenrechten verdedigt.

* Transparency International (http://www.transparency.de/): een ngo die strijd tegen internationale en nationale corruptie voert.

* International Alert (IA) (http://www.international-alert.org/): een in het VK gevestigde ngo die aan conflictbeheersing doet door - op verschillende niveaus - de dialoog tussen mensen te bevorderen.

* International Corporate Governance Network (http://www.icgn.org/): een netwerk dat internationaal standpunten en informatie over corporate governance uitwisselt en richtsnoeren voor corporate governance ontwikkelt.

* European Corporate Governance Network (http://www.ecgn.ulb.ac.be/ecgn/): een niet-commercieel Europees onderzoeksnetwerk dat corporate governance vanuit een Europees en vergelijkend perspectief benadert.

Gedragscodes

* Codes of conduct (http://www.codesofconduct.org/): een internetsite die een nuttige bron is voor wie de volledige tekst van een aantal gedragscodes wil raadplegen. De site verschaft ook informatie over de inhoud van de gedragscodes, de initiatiefnemers en de gevolgen voor het bedrijfsleven.

* IEPCE (European Initiative for Ethical Production and Consumption) (http://www.iepce.org/): een Europees forum van de belangrijkste sociale en economische actoren die een ethische productie en consumptie willen bevorderen (werkgevers, vakbonden, ngo's, overheidsinstellingen).

* Social Accountability 8000 (SA8000) (http://www.cepaa.org/sa8000.htm): een in 1997 door de Council on Economic Priorities Accreditation Agency (CEPAA) - onlangs herdoopt tot Social Accountability International (SAI) - geïntroduceerde vrijwillige norm voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven. Spitst de aandacht vooral toe op arbeidspraktijken (kinderarbeid, vrijheid van vereniging, arbeidsuren, lonen, enzovoort). SA8000 is ontworpen naar het voorbeeld van ISO 9000 en omvat de erkenning van auditoren en onafhankelijk toezicht.

* Caux Round Table Principles for Business (http://www.cauxroundtable.org/): een gedragscode die de aandacht toespitst op de wereldwijde verantwoordelijkheid van bedrijven en door een trilaterale organisatie van bedrijven is goedgekeurd.

* Global Sullivan Principles (http://www.globalsullivanprinciples.org/): een reeks beginselen die door de Eerw. Leon H. Sullivan zijn opgesteld en als richtsnoer voor het sociaal, economisch, politiek en milieubeleid van bedrijven dienen.

* ICFTU Basic Code of Labour Practice (http://www.icftu.org/displaydocument.asp-Index=991209513&Language=EN): de modelcode inzake arbeidsrechten van de International Confederation of Free Trade Unions (1997).

* Investors in People (http://www.iipuk.co.uk/): een Britse kwaliteitsnorm die aangeeft hoe de bedrijfsresultaten kunnen worden verbeterd door in mensen te investeren.

* Ethical Trading Initiative (ETI) (http://www.eti.org.uk/): een Britse code die gegroeid is uit de samenwerking tussen winkels, producenten van consumptiegoederen, ngo's, vakbonden en de Britse regering.

* Amnesty International's Human Rights Principles for Companies (http://www.amnesty.org/ailib/aipub/1998/ACT/A7000198.htm): een internationale code die bedrijven verplicht de mensenrechten te beschermen en een aantal arbeidsnormen na te leven in landen waar ze vestigingen hebben.

* Clean Clothes Campaign Code of Labor Practices for the Apparel Industry (http://www.cleanclothes.org/codes/ccccode.htm): een modelcode voor arbeidsnormen en een controlesysteem voor bedrijven in de kledingindustrie.

Sociale labels

* International Federation of Alternative Trade (IFAT) (http://www.ifat.org/): federatie van producenten en "alternatieve" handelsorganisaties.

* European Fair Trade Association (EFTA) (http://www.eftafairtrade.org/): een Europees netwerk van fair trade-organisaties die fair trade-producten van economisch achtergestelde producenten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika invoeren.

* Network of European World Shops (NEWS!) (http://www.shared-interest.com/cust/news.htm: een netwerk dat zich bezig houdt met de commerciële en educatieve aspecten van fair trade.

* Fairtrade Labelling Organizations International (FLO) (http://www.fairtrade.net/): een koepelorganisatie die ernaar streeft nationale fair trade-initiatieven te coördineren, de controleprogramma's efficiënter te organiseren en een uniform internationaal fair trade-label te introduceren. De nationale initiatiefnemers blijven verantwoordelijk voor de marketing en de promotie van fair trade in hun respectieve landen.

* The Fairtrade Mark (http://www.gn.apc.org/fairtrade/): een fair trade-label dat door een stichting wordt toegekend aan producten die aan internationaal erkende fair trade-normen voldoen. Doel: betere handelsvoorwaarden voor producenten uit de derde wereld.

* Max Havelaar (http://www.maxhavelaar.nl/english/): een fair trade-label dat door een Nederlandse stichting wordt toegekend. Doel: landbouwers en arbeiders uit achtergestelde gebieden in de derde wereld tegen gunstige voorwaarden toegang verlenen tot de internationale handel (1986).

* Transfair International (http://www.transfair.org/): een initiatief van EFTA en Transfair Germany om fair trade-labels toe te kennen.

* Rattvisemarkt (http://www.raettvist.se/): een Zweeds fair trade-label.

Sociale rapportage

* Social & Ethical Reporting Clearinghouse (http://cei.sund.ac.uk/ethsocial/index.htm): een internetsite met links naar richtsnoeren in verband met sociale en ethische rapportage, organisaties en onderzoek.

* Global Reporting Initiative (GRI) (http://www.globalreporting.org/): een internationale poging van tal van betrokken partijen om een gemeenschappelijk kader te creëren voor de vrijwillige rapportage over de wereldwijde economische, sociale en milieuactiviteiten van bedrijven. CERES en het Milieuprogramma van de Verenigde Naties hebben in 1997 een bijeenkomst van het GRI belegd. In juni 2000 werden de nieuwe Sustainability Reporting Guidelines gepubliceerd.

* AccountAbility 1000 (AA1000) (http://www.accountability.org.uk/): een norm om - aan de hand van objectieve criteria die in november 1999 door het in het VK gevestigde Institute of Social and Ethical Accountability zijn gepuliceerd - de sociale en ethische prestaties van bedrijven te meten.

Sociaal verantwoordelijke investeringen

* UK Social Investment Forum (http://www.uksif.org/): een Brits ledennetwerk voor sociaal verantwoordelijke investeringen.

* Dow Jones Sustainability Group Index (DJSGI) (http://www.sustainabilty-index.com/): een door Dow Jones en SAM Sustainable Asset Management opgestelde lijst van bedrijven die veel belang aan duurzaamheid hechten.

* FTSE4Good (http://www.ftse4good.com/frm0101.asp): een lijst van ethisch verantwoordelijke bedrijven waartoe FTSE, EIRIS (Ethical Investment Research Service) en Unicef (het Kinderfonds van de Verenigde Naties) het initiatief hebben genomen.

* Sustainable Investment Research International Group (SIRI) (http://www.sirigroup.org/): een verbond van tien onderzoeksinstellingen. Doel: wereldwijd hoogwaardige producten en diensten op basis van onderzoek naar sociale investeringen te verstrekken en te bevorderen.