52001DC0264

Mededeling van de Commissie Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: Een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling (Voorstel van de Commissie aan de Europese Raad van Göteborg) /* COM/2001/0264 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: Een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling (Voorstel van de Commissie aan de Europese Raad van Göteborg)

I OP WEG NAAR EEN DUURZAAM EUROPA

"Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die aan de behoeften van het heden voldoet zonder de mogelijkheden van komende generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen." - Wereldcommissie voor milieu en ontwikkeling (de "Commissie Brundtland"), 1987

Tijdens zijn vergadering te Helsinki in december 1999 heeft de Europese Raad de Europese Commissie gevraagd " een voorstel voor te bereiden voor een in juni 2001 aan de Europese Raad voor te leggen langetermijnstrategie waarin de beleidslijnen voor duurzame economische, maatschappelijke en milieuontwikkeling op elkaar aansluiten." Met dit document wordt aan dat verzoek tegemoetgekomen. Het borduurt voort op de van maart daterende discussienota van de diensten van de Commissie, alsmede op de talrijke naar aanleiding hiervan ontvangen reacties.

Duurzame ontwikkeling is een wereldwijde doelstelling. De Europese Unie heeft een sleutelfunctie te vervullen bij de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling, zowel binnen Europa als in de rest van de wereld, waar een grootschalig internationaal optreden vereist is. Om zich van deze verantwoordelijkheid te kwijten hebben de EU en de overige ondertekenaars van de van 1992 daterende VN-Verklaring van Rio zich er tijdens de 19e bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1997 toe verbonden strategieën voor duurzame ontwikkeling uit te werken vóór de in 2002 te houden Wereldconferentie inzake duurzame ontwikkeling. De onderhavige strategie maakt deel uit van de voorbereidingen van de EU voor die topconferentie.

Duurzame ontwikkeling - een bredere langetermijnvisie

Iets meer dan een jaar geleden heeft de te Lissabon gehouden Europese Raad een nieuw strategisch doel voor de Unie vastgelegd: "de meest concurrentiële en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang". De Europese Raad van Stockholm heeft toen besloten dat de duurzame ontwikkelingsstrategie van de EU deze politieke verbintenis zal moeten aanvullen en uitbouwen door hieraan een milieudimensie toe te voegen. Aldus wordt erkend dat op langere termijn economische groei, sociale cohesie en milieubescherming hand in hand moeten gaan.

Duurzame ontwikkeling biedt de Europese Unie een positief langetermijnperspectief voor een maatschappij die welvarender en rechtvaardiger is en welke ons een schoner, veiliger en gezonder milieu in het vooruitzicht stelt - een maatschappij, dus, die ons, onze kinderen en onze kleinkinderen een betere levenskwaliteit te bieden heeft. Om dit in de praktijk te verwezenlijken is het nodig dat de sociale vooruitgang door de economische groei wordt ondersteund en dat het milieu gerespecteerd wordt. Tevens dient sociaal beleid de economie te ondersteunen en moet het milieubeleid kosteneffectief zijn.

Wil men milieubederf en hulpbronnen loskoppelen van economische en sociale ontwikkeling dan is een sterke mate van heroriëntering van openbare en particuliere investeringen naar nieuwe, milieuvriendelijke technologieën vereist. De duurzame ontwikkelingsstrategie zal de komende jaren een katalysator voor beleidsmakers en de publieke opinie moeten zijn en de drijvende kracht achter institutionele hervorming, alsmede voor veranderingen in het gedrag van bedrijfsleven en consument moeten worden. Duidelijke, stabiele langetermijndoelstellingen zullen vorm geven aan onze verwachtingen en de voorwaarden scheppen waaronder bedrijven het vertrouwen hebben in innoverende oplossingen te investeren en nieuwe werkgelegenheid van hoge kwaliteit te creëren.

Teneinde de kloof tussen deze ambitieuze visie en praktische beleidsmaatregelen te overbruggen, stelt de Commissie voor deze strategie te concentreren op een beperkt aantal problemen welke een ernstige of onomkeerbare bedreiging vormen voor het toekomstig welzijn van de Europese samenleving:

De voornaamste gevaren voor onze duurzame ontwikkeling

- Emissies van broeikasgassen door toedoen van de mens zijn de oorzaak van de aan de gang zijnde opwarming van de aarde. Een klimaatverandering zal waarschijnlijk meer extreme weersomstandigheden (orkanen, overstromingen) met zich meebrengen, met ernstige gevolgen voor infrastructuren, gebouwen, gezondheid en natuur.

- Ernstige gevaren voor de volksgezondheid zijn verbonden aan nieuwe antibiotica-resistente ziekten en, mogelijkerwijs aan de langetermijneffecten van in het dagelijkse leven gebruikte chemicaliën; de gevaren die de voedselveiligheid bedreigen baren ons steeds grotere zorgen.

- Een op de zes Europeanen leeft in armoede. Armoede en sociale uitsluiting hebben voor de betrokkenen enorme rechtstreekse gevolgen en zijn de oorzaak van gezondheidsproblemen , zelfmoord en langdurige werkloosheid. Armoede is een onevenredig groot probleem voor gezinnen met alleenstaande moeders en oudere vrouwen. Armoede heeft ook de sterke neiging zich te herhalen en generaties lang in een familie te blijven.

- Hoewel een langere levensverwachting natuurlijk een goede zaak is, dreigt door een laag geboortecijfer en de resulterende vergrijzing van de bevolking een vertraging van de economische groei en een vermindering van de financiële duurzaamheid van pensioenregelingen en gezondheidszorg. De hieraan verbonden bestedingen zouden in tal van lidstaten tussen 2000 en 2040 met maximaal 8% van het BBP omhoog kunnen gaan.

- De afgelopen decennia heeft Europa zijn biodiversiteit steeds sneller achteruit zien gaan. De vispopulaties in de Europese wateren zijn bijna aan het ineenstorten. De afvalberg is aanhoudend sneller gegroeid dan het BBP. Door bodemverlies en de afnemende vruchtbaarheid wordt de levensvatbaarheid van sommige landbouwgronden ondergraven.

- De congestie van het vervoer vertoont een snel stijgende lijn en het zal niet lang meer duren of alles zit vast. Dit probleem doet zich vooral voor in stadsgebieden, welke ook te lijden hebben onder problemen als stadsverloedering, uitdijing van voorsteden, en concentraties van acute armoede en sociale uitsluiting. Regionale ongelijkheden in de EU blijven een ernstig probleem.

Van deze niet-duurzame trends zijn er maar zeer weinig nieuw. Op vele niveaus in regering en samenleving zijn pogingen in het werk gesteld om deze trends om te buigen. Lokale Agenda 21 initiatieven zijn een doeltreffend middel gebleken om een consensus voor veranderingen op plaatselijk niveau te bewerkstelligen. Tot dusver hebben deze inspanningen evenwel slechts in beperkte mate succes gehad als gevolg van de moeilijkheid om gevestigde vormen van beleid en gedragspatronen te wijzigen, en de beleidsresponsen op gecoördineerde wijze te bundelen. Om deze niet-duurzame trends te kunnen aanpakken, zullen urgente maatregelen, geëngageerd en toekomstgericht politiek leiderschap, een nieuwe benadering van beleidsvorming, een grootschalige participatie en internationale verantwoordelijkheid nodig zijn.

- De noodzaak van urgente maatregelen: De tijd is gekomen om de duurzaamheidsproblemen aan te pakken. Vele van de voor een duurzame ontwikkeling gevaarlijke trends zijn terug te voeren op in het verleden gemaakte keuzen ten aanzien van productietechnologie, ruimtelijke ordening en infrastructuur investeringen, welke op korte termijn moeilijk terug te draaien zijn. Hoewel de voornaamste gevolgen van het verlies aan biodiversiteit, de grotere resistentie voor antibiotica, en de klimaatverandering zich pas over vele jaren zullen manifesteren, zal het tegen die tijd zeer duur of onmogelijk zijn om hieraan nog iets te doen.

- Politiek leiderschap is essentieel: Een krachtig politiek engagement is nodig om de voor duurzame ontwikkeling noodzakelijke veranderingen door te voeren. Hoewel duurzame ontwikkeling ongetwijfeld onze maatschappij als geheel ten goede zal komen, zullen er moeizame compromissen moeten worden gesloten tussen met elkaar botsende belangen. Wij moeten deze compromissen op openlijke en eerlijke wijze tegemoet treden. Veranderingen in het beleid moeten op een rechtvaardige en evenwichtige manier worden doorgevoerd, en wij moeten erop toezien dat de beperkte belangen van kleine groeperingen geen voorrang krijgen boven het welzijn van de samenleving als geheel.

- Een nieuwe benadering van beleidsvorming: Hoewel de Unie over een breed scala van beleid beschikt om de economische, ecologische en sociale dimensies van duurzaamheid aan te pakken, is de coördinatie hier onvoldoende geweest. Maar al te vaak staan maatregelen ter verwezenlijking van doelstellingen in de ene beleidsector vooruitgang in de andere in de weg, terwijl de oplossingen voor de problemen vaak moeten worden gezocht bij beleidsmakers in andere sectoren of op andere bestuurlijke niveaus. Dit is een belangrijke oorzaak van een groot aantal trends die op lange termijn niet vol te houden zijn. Bovendien betekent de afwezigheid van een coherente langetermijnvisie dat men zich te veel op kortetermijnkosten concentreert en te weinig op het vooruitzicht van "win-win"-situaties op de lange termijn.

- Maatregelen op alle niveaus en met de hulp van iedereen: Tal van de voor het teweegbrengen van duurzame ontwikkeling noodzakelijke veranderingen kunnen alleen op EU-niveau worden doorgevoerd. Duidelijke voorbeelden zijn te vinden op beleidsterreinen waarop de Gemeenschap als enige wettelijk bevoegd is of waar het wegens de integratie van Europese economieën onwaarschijnlijk is dat de ongecoördineerde actie van een lidstaat effect zal sorteren. In andere gevallen zullen maatregelen van nationale, regionale of lokale overheden meer op hun plaats zijn. Hoewel de overheid een sleutelrol vervult bij het verschaffen van een duidelijke beleidskader voor de lange termijn zijn het uiteindelijk toch de burgers en het bedrijfsleven die de veranderingen in consumptie- en investeringspatronen teweeg zullen moeten brengen die nodig zijn om duurzame ontwikkeling te verwezenlijken.

- Een verantwoordelijke partner in een geglobaliseerde wereld: Tal van de problemen waarvoor men zich bij het streven van duurzaamheid gesteld ziet, vergen maatregelen op wereldschaal. Klimaatverandering en biodiversiteit zijn in het oog springende voorbeelden. De Commissie meent dat de ontwikkelde landen bij het streven naar duurzame ontwikkeling het voortouw moeten nemen en doet een beroep op de andere ontwikkelde landen om eveneens hun verantwoordelijkheden op te nemen. Volgens de Commissie moet de EU allereerst in eigen huis orde op zaken stellen om zich zo als internationaal leider te profileren en als eerste stap op de weg naar wereldwijde duurzaamheid. Aangezien productie en consumptie in de EU tot buiten onze grenzen vèrstrekkende gevolgen hebben, moeten wij er voor zorgen dat al onze beleidsmaatregelen bijdragen tot betere vooruitzichten voor duurzame ontwikkeling op wereldniveau.

Om deze uitdagingen het hoofd te kunnen bieden, stelt de Commissie een drieledige EU-strategie voor:

1: Een aantal horizontale voorstellen en aanbevelingen om het beleid doeltreffender te maken en om duurzame ontwikkeling tot een realiteit te maken. Dit betekent meer bepaald erop toezien dat maatregelen in verschillende beleidssectoren niet met elkaar strijdig zijn maar elkaar versterken.

2: Een aantal prominente doelstellingen en specifieke maatregelen op EU-niveau om de belangrijkste hinderpalen voor het bereiken van duurzame ontwikkeling in Europa te kunnen aanpakken.

3: Stappen om de strategie te implementeren en de gemaakte vorderingen te volgen.

II DUURZAME ONTWIKKELING WAAR MAKEN: DE VERWEZENLIJKING VAN ONZE AMBITIES

Om een duurzame ontwikkeling tot stand te brengen zijn er veranderingen nodig in de manier waarop het beleid, zowel op EU-niveau als in de lidstaten, wordt uitgestippeld en geïmplementeerd. Hiertoe is op zijn beurt een duidelijk engagement op de hoogste bestuursniveaus vereist. In deze sectie worden een aantal voorstellen gedaan met het doel effectievere responsen te verkrijgen op de uitdagingen waarvoor wij ons gesteld zien.

Een betere samenhang in het beleid

Duurzame ontwikkeling moet de centrale doelstelling worden in alle beleidsdomeinen. Dit houdt in dat de beleidsmakers moeten uitzoeken welke - gunstige en ongunstige - effecten een beleidsmaatregel op andere beleidsterreinen heeft en hiermee rekening houden. Bij een zorgvuldige beoordeling van het totale effect van een beleidsvoorstel moet ook worden gekeken naar het hiervan uitgaande, economische, milieu- en sociale effect, binnen en buiten de EU. In voorkomend geval moeten hierbij ook de gevolgen voor het gelijke kansenbeleid worden bekeken. Het is bijzonder belangrijk dat men hierbij een duidelijk beeld krijgt van die groepen welke onder de veranderingen te lijden zouden kunnen hebben, zodat de beleidsmakers kunnen zien in hoeverre er behoefte bestaat aan maatregelen om het aanpassingsproces voor deze groepen te vergemakkelijken. Deze beoordeling vergt een meer consistente benadering en het gebruik van kennis uit een groot aantal beleidsterreinen.

Om voorstellen systematisch te kunnen beoordelen is betere informatie nodig. Zo heeft men nog geen volledig inzicht in de implicaties van een vergrijzende bevolking en hetzelfde geldt voor de gevolgen van sommige soorten milieuverontreiniging of van chemische stoffen als hormoonontregelaars voor biodiversiteit en volksgezondheid. Op grond van het voorzorgsbeginsel mag een gebrek aan kennis geen excuus worden om maar geen of onoverwogen actie te ondernemen. Risico's en onzekerheden horen er nu eenmaal bij. Bij wetenschap en onderzoek gaat het erom de aard van de risico's en onzekerheden waarmee wij geconfronteerd worden, te leren onderkennen, om zo de grondslag te kunnen leggen voor oplossingen en politieke besluiten. Op de beleidsmakers rust de verantwoordelijkheid om deze risico's doeltreffend te beheren en duidelijk aan het publiek uit te leggen van welke aard en omvang deze zijn.

Actie

- Op ieder beleidsterrein dient het duurzame ontwikkelingsdoel centraal te staan. In het bijzonder zou men bij komende evaluaties van het gemeenschappelijke beleid moeten bekijken hoe de beleidsgebieden in kwestie meer tot een duurzame ontwikkeling kunnen bijdragen.

- Bij de bijsturing halverwege van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in 2002 moet kwaliteit en niet kwantiteit worden beloond, door b.v. de organische sector en andere milieuvriendelijke landbouw- en veelteeltmethodes aan te moedigen en via een verdere verschuiving van marktondersteuning naar plattelandsontwikkeling.

- Het gemeenschappelijk visserijbeleid zou een duurzaam beheer van de visvoorraden in de EU en de rest van de wereld moeten bevorderen en tegelijkertijd de levensvatbaarheid van het visserijbedrijf in de EU op de lange termijn moeten verzekeren en de ecosystemen in de zee moeten beschermen.

- Het gemeenschappelijk vervoerbeleid moet de toenemende congestie en vervuiling aanpakken en het gebruik van meer milieuvriendelijke transportwijzen aanmoedigen.

- Het cohesiebeleid moet zich meer gaan toespitsen op de minst ontwikkelde regio's en op die regio's met de meest acute structurele problemen - zoals stadsverloedering en de teloorgang van de plattelandseconomie - alsmede op die maatschappelijke groeperingen die het meest aanhoudende sociale uitsluiting te vrezen hebben.

- De Commissie zal de Europese Raad in december een actieplan voorleggen om de regelgeving te verbeteren. Hierin zullen mechanismen worden opgenomen om te verzekeren dat in alle belangrijke wetgevingsvoorstellen een beoordeling wordt gegeven van de mogelijke economische, ecologische en sociale kosten en baten van maatregelen of het uitblijven van maatregelen, zowel binnen als buiten de EU. De Raad en het Parlement zouden bij het amenderen van wetgevingsvoorstellen in dezelfde geest moeten te werk gaan.

De juiste prijzen om signalen naar bevolking en bedrijfsleven te laten uitgaan

Marktprijzen hebben een krachtige invloed op het gedrag van mens en bedrijf. Door markthervormingen om de prijzen op het juiste niveau te brengen kunnen nieuwe mogelijkheden ontstaan om diensten en producten te ontwikkelen waardoor de druk op het milieu wordt verlicht en waarmee in sociale en economische behoeften wordt voorzien. Soms impliceert dit overheidsgeld voor diensten die anders niet zouden worden verleend, zoals essentiële publieke voorzieningen in dunbevolkte gebieden. In de meeste gevallen gaat het evenwel om het beëindigen van subsidies die verspilling van natuurlijke hulpbronnen in de hand werken, en vervuiling van een prijskaartje te voorzien. Door de prijzen op deze manier aan te passen, verschaft men een permanente stimulans voor de ontwikkeling en het gebruik van veiliger, minder vervuilende technologieën en materieel; dikwijls is dit alles wat nodig is om de balans in het voordeel van het milieu te doen doorslaan.

Actie

- De Commissie zal bij haar beleid en in haar wetgevingsvoorstellen prioriteit geven aan marktgerichte benaderingen met prijsstimulansen wanneer het waarschijnlijk is dat hiermee op flexibele en kosteneffectieve wijze sociale en milieudoelstellingen kunnen worden verwezenlijkt.

Investeren in wetenschap en toekomstgerichte technologie

Wetenschappelijke en technologische vooruitgang zullen bepalend zijn voor de vraag of wij op lange termijn onze welvaart kunnen behouden. Bij uitblijven van de nodige investeringen zal onze aanpassing aan duurzame ontwikkeling veel meer via veranderingen in onze consumptiepatronen moeten verlopen. Door innovatie te bevorderen, kunnen wij nieuwe technologieën ontwikkelen die minder natuurlijke hulpbronnen gebruiken, vervuiling of risico's voor gezondheid en veiligheid verminderen en goedkoper zijn dan hun voorgangers. De EU en de lidstaten zouden moeten verzekeren dat wetgeving innovatie niet in de weg staat of buitensporig hoge barrières opwerpt voor de verspreiding en het gebruik van nieuwe technologie.

Overheidssubsidies ter ondersteuning van technologische veranderingen met het oog op duurzame ontwikkeling zouden gericht moeten zijn op fundamenteel en toegepast onderzoek naar veilige en milieuvriendelijke technologieën, alsmede op benchmarking- en demonstratieprojecten om te bevorderen dat nieuwe, veiligere en schonere technologieën snel aanslaan. Overheidsopdrachten - vooropgesteld dat deze geen dekmantel voor protectionisme vormen - zijn nog een manier om de verspreiding van nieuwe technologieën te bespoedigen. Door het initiatief te nemen tot een "groen inkoopbeleid" zou de particuliere sector eveneens het gebruik van milieuvriendelijke producten en diensten kunnen bevorderen.

Actie

- De Gemeenschap zou het potentieel van het volgende communautaire kaderprogramma voor onderzoek ten volle moeten benutten ter ondersteuning van met duurzame ontwikkeling verband houdende onderzoeksactiviteiten, als onderdeel van de Europese Onderzoekruimte.

- Met behulp van de leidraad die de Commissie dienaangaande binnenkort zal publiceren zouden de lidstaten moeten bekijken hoe zij beter gebruik kunnen maken van overheidsopdrachten om het gebruik van milieuvriendelijke producten en diensten te bevorderen.

- De Commissie zal initiatieven van de particuliere sector aanmoedigen om milieufactoren in hun aankoopspecificaties te verwerken.

- De Commissie verzoekt het bedrijfsleven aan te geven wat naar zijn mening de voornaamste hinderpalen zijn voor de ontwikkeling en een algemener gebruik van nieuwe technologieën in sectoren als energie, vervoer en communicatie.

- De Gemeenschap zou een bijdrage moeten leveren aan de totstandbrenging, uiterlijk in 2008, van een Europese capaciteit voor wereldwijde milieu- en veiligheidsbewaking (GMES).

De communicatie verbeteren en burgers en bedrijfsleven mobiliseren

Hoewel wetenschap en wetenschappelijk advies een essentiële bijdrage tot het besluitvormingsproces leveren, is het vertrouwen van de bevolking hierin geschokt door incidenten als de onlangs aan het licht getreden gevaren voor de gezondheid van mens en dier. Mensen zijn verontrust over het feit dat de beleidsmakers zich meer hebben laten leiden door kleine belangengroeperingen dan door de bredere belangen van de samenleving als geheel. Deze visie moet tegen de achtergrond van een meer omvattende malaise worden gezien. Velen vinden dat de politiek te technocratisch is geworden, te ver van de burger afstaat, en te zeer onder de invloed van gevestigde belangen verkeert. Wil men voorkomen dat de burger zich aldus van het politieke proces afkeert, dan moet de beleidsvorming een meer open karakter krijgen.

Met een open politiek proces wordt het ook mogelijk eventueel noodzakelijke compromissen tussen rivaliserende belangen duidelijk vast te leggen en de besluitvorming op doorzichtige wijze te laten verlopen. Door een vroegere en meer systematische dialoog - in het bijzonder met vertegenwoordigers van de consumenten, wier belangen te vaak over het hoofd worden gezien - gaat er wel meer tijd in de voorbereiding van een beleidsvoorstel zitten, maar krijgen wij een kwalitatief betere regelgeving die ook sneller wordt uitgevoerd. Men zou ook naar de mening moeten vragen van buiten de Unie gevestigde belanghebbenden.

Een wijd verbreide "popularisering" van de duurzame-ontwikkelingsdoelstelling is niet alleen afhankelijk van een meer open beleidsvorming, maar ook van de perceptie dat de burgers, door hun eigen inzet, echt een verschil kunnen maken. Zo is de plaatselijke Agenda 21 doeltreffend gebleken bij de bevordering van duurzame ontwikkeling op lokaal niveau. Voor het onderwijs is hier een vitale rol weggelegd, omdat het jonge mensen een beter begrip kan bijbrengen van het hoe en waarom van duurzame ontwikkeling, en bij hen een individuele en collectieve verantwoordelijkheidszin kan aankweken, waarbij veranderingen in het gedragspatroon worden aangemoedigd.

Het overheidsbeleid vervult ook een sleutelfunctie bij het bevorderen van een grotere mate van sociaal verantwoordelijkheidsbesef bij het bedrijfsleven en bij de totstandbrenging van een kader waarbinnen bedrijven milieu- en maatschappelijke overwegingen in hun activiteiten inbouwen. Sommige bedrijven, die ver vooruitzien, hebben zich gerealiseerd dat duurzame ontwikkeling nieuwe kansen biedt en zijn begonnen hun investeringen navenant aan te passen. Het bedrijfsleven moet worden aangemoedigd om zowel binnen de EU als elders voor een proactieve benadering van duurzame ontwikkeling te kiezen.

Actie

- Het komende Witboek van de Commissie inzake 'goed bestuur' zal voorstellen bevatten voor een breed opgezette raadpleging van belanghebbenden binnen en buiten de Unie, waarbij meestal in een openbare hoorzitting zal worden voorzien, alvorens een belangrijk beleidsvoorstel op tafel komt. Wordt een belangrijk beleidsterrein aan een evaluatie onderworpen, dan zullen de belanghebbenden eveneens naar hun mening worden gevraagd.

- Alle op de beurs genoteerde bedrijven met tenminste 500 personeelsleden worden verzocht een "drievoudige bottom-line" in hun jaarverslagen voor de aandeelhouders te publiceren waarin hun bedrijfsprestaties aan economische, ecologische en sociale criteria worden getoetst. EU-bedrijven worden ertoe aangemoedigd aan te tonen en kenbaar te maken dat zij zich internationaal houden aan de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen, dan wel aan andere vergelijkbare richtsnoeren.

- De lidstaten zouden moeten nagaan hoe hun onderwijssystemen ertoe kunnen bijdragen dat het duurzame ontwikkelingsconcept in bredere kring begrip vindt.

Rekening houden met de uitbreiding en de wereldwijde dimensie

Bij haar strategie zou de EU verder moeten kijken dan de huidige grenzen van de Unie om zo relevant te kunnen zijn voor de landen die de komende jaren tot de Unie zullen toetreden. Deze toekomstige lidstaten zien zich veelal voor dezelfde problemen gesteld, maar hebben ook een aantal kenmerken die hun anders maken. Zo hebben zij een veel grotere biodiversiteit. Daartegenover staat dat de economische en sociale verschillen in een uitgebreide Unie meer geprononceerd zullen zijn. De nieuwe lidstaten hebben gemiddeld veel grotere landbouwbevolkingen en hebben qua infrastructuur- en productietechnologie- investeringen een achterstand. Bij toekomstige hervormingen van het beleid van de Gemeenschap zullen deze verschillen in aanmerking moeten worden genomen. De kandidaat-lidstaten zouden actief bij de tenuitvoerlegging van de duurzame ontwikkelingsstrategie moeten worden betrokken.

Bovendien zijn tal van domeinen van het EU-beleid van invloed op de vooruitzichten voor duurzaamheid tot ver buiten de grenzen van de Unie, terwijl door de productie en consumptie in de EU de druk op gedeelde natuurlijke hulpbronnen overal in de wereld wordt verhoogd. Het is derhalve belangrijk te verzekeren dat de door ons genomen maatregelen om duurzame ontwikkeling in Europa te realiseren ook bevorderlijk zijn voor de duurzame ontwikkelingsvooruitzichten in de rest van de wereld. Daarenboven moet ons beleid - intern en extern - inspanningen van andere landen - vooral van ontwikkelingslanden - om tot een meer duurzame ontwikkeling te komen actief ondersteunen.

Teneinde een doeltreffende bijdrage te kunnen leveren tot de verwezenlijking van een duurzame ontwikkeling wereldwijd moeten de EU en haar lidstaten doeltreffend samenwerken met andere landen en internationale instellingen, waaronder de OESO, de wereldhandelsorganisatie, de internationale arbeidsorganisatie, het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en het milieuprogramma van de Verenigde Naties. De mogelijke bijdrage van de EU tot het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling in dit ruimere verband zal uitgebreid aan de orde komen bij onze voorbereiding voor de RIO + 10-topconferentie in Zuid-Afrika in 2002.

Actie

- De Commissie zal in de eerste helft van 2002 een mededeling presenteren waarin zij verder uiteenzet hoe de Unie zou moeten bijdragen tot wereldwijde duurzame ontwikkeling, zulks in het vooruitzicht van de in Johannesburg te houden Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling (Rio+10). In deze mededeling zou onder meer moeten worden ingegaan op de kwestie van het mobiliseren van aanvullende financiële middelen voor ontwikkelingshulp, in het bijzonder om de armoede overal ter wereld terug te dringen.

III DE VASTELLING VAN LANGETERMIJNDOELSTELLINGEN EN -STREEFWAARDEN: ACTIEPRIORITEITEN

De beoogde maatregelen moeten een ruime waaier van beleidsterreinen bestrijken

De hierboven genoemde voornaamste problemen in verband met duurzame ontwikkeling betreffende verscheidene beleidsterreinen. Er is dan ook behoefte aan een veelomvattende multisectorale benadering om deze uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Concrete maatregelen in specifieke beleidssectoren zouden moeten worden gefundeerd op de in de voorgaande sectie uiteengezette beginselen. Bij hervormingen in bestaande beleidssectoren van de Gemeenschap moet worden getracht de bijdrage hiervan aan de strategische doelstellingen van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling te maximaliseren.

Tijdens de onlangs te Lissabon, Nice en Stockholm gehouden Europese Raden is men het reeds eens geworden over de doelstellingen en maatregelen om twee van de zes vraagstukken aan te pakken die de grootste uitdagingen voor een duurzaam ontwikkelingsbeleid in Europa vormen: bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en het opvangen van de economische en sociale implicaties van een vergrijzende maatschappij. In deze strategie worden geen nieuwe maatregelen op deze gebieden voorgesteld. Wel vormen deze doelstellingen een integraal deel van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling; in bijlage I wordt hiervan een overzicht gegeven.

Wat de overige vier vraagstukken betreft, stelt de Commissie de volgende prioritaire doelstellingen en maatregelen op EU-niveau voor. Willen deze doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt, dan zullen ook de lidstaten het nodige moeten doen in het kader van hun binnenlands beleid en zal de Raad de nodige besluiten moeten nemen over wijzigingen in het beleid van de Gemeenschap. De Commissie zal een voortgangsverslag uitbrengen over de bij de uitvoering van de strategie gemaakte vooruitgang aan de elk voorjaar te houden Europese Raad (het syntheseverslag).

Beperking van de klimaatverandering en een intensiever gebruik van schone energie

Prioritaire doelstellingen

* De EU zal haar te Kyoto aangegane verbintenissen nakomen. Kyoto is echter slechts een eerste stap. In het volgende stadium zal de EU ernaar moeten streven de atmosferische broeikasemissies tot 2020 met gemiddeld 1% per jaar ten opzichte van het niveau van 1990 te verminderen.

* De Unie zal erop aandringen dat de andere grote industrielanden zich eveneens aan de streefwaarden van Kyoto houden. Dit is een stap van essentieel belang, wil men verzekeren dat het tot de vereiste bredere internationale inspanningen komt om de wereldwijde aardopwarming te beperken en om de nodige aanpassingen aan de gevolgen hiervan door te voeren.

Maatregelen op EU-niveau

* Goedkeuring van een richtlijn betreffende de belasting van energieproducten tegen 2002. Ten laatste twee jaar nadien zal de Commissie verdergaande milieustreefwaarden voor energieheffingen voorstellen met als doel een volledige internalisering van de externe kosten, alsmede een koppeling van de minimumaccijns tarieven aan tenminste de inflatie.

* Geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstofproductie en -consumptie tegen 2010. Waar nodig, invoering van begeleidende maatregelen om alternatieve bronnen van werkgelegenheid te helpen ontwikkelen. Analyseren of er een behoefte is aan de vorming van buffervoorraden steenkool en of het hiertoe noodzakelijk is via subsidies een minimaal productieniveau te handhaven om de continuïteit van de voorziening te verzekeren. Commissievoorstel in 2001, dat door de Raad moet worden goedgekeurd voordat het EGKS-Verdrag in juli 2002 afloopt. In de toetredingsverdragen rekening houden met de specifieke situatie van sommige kandidaat-lidstaten.

* Maatregelen voor het terugdringen van broeikasgasemissies op basis van de resultaten van het Europees klimaatveranderingsprogramma. De Commissie zal eind 2001 een voorstel indienen voor de invoering van een Europees systeem voor verhandelbare CO2-emissierechten tegen 2005.

* Alternatieve brandstoffen, met inbegrip van biobrandstoffen, dienen tenminste 7% uit te maken om de brandstofconsumptie van auto's en vrachtwagens tegen 2010 en tenminste 20% hiervan tegen 2020. De Commissie zal in 2001 een desbetreffend voorstel indienen, dat in 2002 moet worden goedgekeurd.

* Duidelijke maatregelen ter vermindering van de vraag naar energie, door middel van, bijvoorbeeld, strakkere minimumnormen en etiketteringsvereisten voor gebouwen en apparaten, met het doel de energie-efficiëntie te verbeteren.

* Meer steun voor onderzoek, ontwikkeling en verspreiding van technologie voor:

- schone en hernieuwbare energiebronnen

- veiliger kernenergie, met name door een beter beheer van kernafval.

Maatregelen ter bestrijding van gevaren voor de volksgezondheid

Prioritaire doelstellingen

* Voedselveiligheid en -kwaliteit moeten door alle spelers in de voedselketen worden nagestreefd.

* Tegen 2020 moet worden verzekerd dat chemische stoffen op zodanige wijze moeten worden geproduceerd en gebruikt dat de menselijke gezondheid en het milieu hierdoor niet ernstig worden bedreigd.

* Het nodige doen aan het uitbreken van infectieziekten en de weerstand tegen antibiotica.

Maatregelen op EU-niveau

* Verbetering van consumentenvoorlichting en -bewustzijn, onder meer d.m.v. het onderwijs, en een duidelijke levensmiddelenetikettering.

* Oprichting van een Europese Voedselautoriteit in 2002.

* Verbeterd toezicht op en controle van de gevolgen van bepaalde stoffen voor de gezondheid (bv. dioxinen, toxinen, bestrijdingsmiddelen) in voedsel en het milieu, en vooral de gevolgen voor kinderen.

* Heroriëntering van de steun van het gemeenschappelijk landbouwbeleid waarbij kwaliteit en gezondheidsoverwegingen wel en kwantiteit niet wordt beloond; in aansluiting op de vóór 2002 geplande evaluatie van de tabaksregeling, hierin zodanige aanpassingen doorvoeren dat de tabakssubsidies geleidelijk aan kunnen worden afgeschaft en er tegelijkertijd maatregelen kunnen worden ingevoerd ter ontwikkeling van alternatieve inkomstenbronnen en economische activiteiten voor tabakstelers en hun werknemers, en hiertoe een vroege datum vaststellen.

* Uitwerking tegen 2003 van een alomvattende communautaire strategie ter bevordering van gezondheid en veiligheid op het werk, om het aantal arbeidsongevallen en gevallen van beroepsziekte aanmerkelijk te verminderen.

* Alle wetgeving ter implementering van het nieuwe beleid voor chemische stoffen moet in 2004 gereed zijn.

* De Commissie zal eind 2001 een Europees actieplan presenteren om de toenemende weerstand tegen antibiotica een halt toe te roepen, een en ander door middel van een betere voorlichting, door een geleidelijke afschaffing van het gebruik van antibiotica als groeibevorderende stoffen in landbouw en van een betere controle op het gebruik van antibiotica bij de verzorging van mensen, dieren en planten.

* Totstandbrenging tegen 2005 van een Europese capaciteit voor toezicht en controle op het uitbreken van besmettelijke ziekten.

Een verantwoordelijker beheer van natuurlijke hulpbronnen

Prioritaire doelstellingen

* Economische groei, het gebruik van hulpbronnen en de vorming van afval van elkaar loskoppelen.

* Habitats en natuurlijke systemen beschermen en herstellen en de voortschrijdende teloorgang van de biodiversiteit tegen 2010 tot staan brengen.

* Het visserijbeheer verbeteren om de achteruitgang van de visstand om te keren en een duurzame visserij en gezonde mariene ecosystemen, zowel in de EU als wereldwijd te verzekeren.

Maatregelen op EU-niveau

* Een geïntegreerd productbeleid ontwikkelen in samenwerking met het bedrijfsleven om de druk op hulpstoffen en het milieueffect van afval te verminderen.

* EU-wetgeving inzake strikte milieuaansprakelijkheid tegen 2003 van kracht.

* De Commissie zal tegen 2003 een systeem van biodiversiteitsindicatoren opstellen.

* De Commissie wil een systeem voorstellen om de productiviteit van hulpbronnen te meten, dat tegen 2003 operationeel moet zijn.

* Wanneer het gemeenschappelijk landbouwbeleid halverwege wordt bijgestuurd, moeten de landbouw/milieumaatregelen zodanig worden verbeterd dat er een transparant systeem van directe betalingen voor milieudiensten ontstaat.

* Bij de evaluatie van het gemeenschappelijk visserijbeleid in 2002 moeten contraproductieve subsidies waarmee overbevissing in de hand wordt gewerkt, worden afgeschaft en moeten omvang en activiteit van de EU-visserijvloot worden ingekrompen tot een met wereldwijde duurzaamheid verenigbaar niveau, met de nodige aandacht voor de hieruit voortvloeiende sociale problemen.

Verbetering van vervoersysteem en ruimtelijke ordening

Prioritaire doelstellingen

* De toeneming van het vervoersvolume in sterke mate loskoppelen van de groei van het BBP teneinde de congestie in te perken en andere ongunstige neveneffecten van het vervoer af te zwakken.

* Een verschuiving teweeg brengen van het wegvervoer naar het vervoer per spoor, over het water en het openbaar passagiersvervoer, om te bereiken dat het aandeel van het wegvervoer in 2010 niet groter zal zijn dan in 1998 (het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn).

* Een meer evenwichtige regionale ontwikkeling bevorderen door de verschillen in economische activiteit te verkleinen en de leefbaarheid van plattelands- en stadsgemeenschappen, als aanbevolen in het Europees Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief, te handhaven.

Maatregelen op EU-niveau

* De Commissie zal in 2002 een kader voor transportheffingen voorstellen om te bereiken dat tegen 2005 de prijzen voor verschillende vervoerwijzen, waaronder het luchtvervoer, in overeenstemming zijn met de hieraan voor de samenleving verbonden kosten.

* In 2003 een kader implementeren waarmee, aan de hand van het gebruik van intelligente vervoersystemen, de interoperabiliteit van tolsystemen voor het wegvervoer wordt verzekerd; verdere technologische vooruitgang bevorderen waardoor de invoering van rekeningrijden mogelijk wordt gemaakt.

* Prioriteit geven aan infrastructuurinvesteringen voor openbaar vervoer en spoorwegen, binnenvaart, korte vaart en intermodaal vervoer. In het bijzonder zal de Commissie in 2001 een in 2003 goed te keuren herziening voorstellen van de richtsnoeren voor de Trans-Europese vervoersnetwerken en zal zij, bij de herziening halverwege van de structuurfondsenprogramma's, ijveren voor een aanzienlijke vermindering van de subsidiëring van het wegvervoer.

* Transportsystemen verbeteren door werk te maken van ontbrekende schakels in de transportketen, door open markten en samenwerking op EU-niveau te ontwikkelen (b.v. liberalisering van spoorwegen en luchtvervoersystemen). Het Europees intern luchtruim moet tegen 2004 operationeel zijn.

* Telewerken bevorderen door sneller te investeren in communicatie-infrastructuren en -diensten van de volgende generatie.

* In 2001 moet een begin worden gemaakt met de uitvoering van ESPON (waarnemingspost voor de ruimtelijke ordening van het Europees grondgebied), teneinde een aantal territoriale indicatoren te definiëren aan de hand waarvan de regionale effecten van de verschillende aspecten van het communautaire beleid kunnen worden geanalyseerd.

* De samenhang beoordelen in de zonering van verschillende communautaire beleidsterreinen, hierbij rekening houdend met de doelstellingen ervan (b.v. NATURA 2000, achtergebleven landbouwgebieden, steun uit de Structuurfondsen of voor overheidssteun in aanmerking komende gebieden).

* Inkomensbronnen in plattelandsgebieden diversifiëren, onder andere door vergroting van de voor plattelandsontwikkeling bestemde aandeel van het gemeenschappelijk landbouwuitgaven.

* Plaatselijke initiatieven aanmoedigen om de problemen van stadsgebieden aan te pakken; aanbevelingen doen voor geïntegreerde ontwikkelingsstrategieën voor stads- en vanuit milieuoogpunt gevoelige gebieden.

IV TENUITVOERLEGGING VAN DE STRATEGIE EN HET VOLGEN VAN DE GEMAAKTE VOORUITGANG: NA GOTHENBURG TE ONDERNEMEN STAPPEN

Een jaarlijkse inventarisatie om de gemaakte vorderingen in beeld te brengen

De Europese Raad van Stockholm kwam tot het besluit dat alle aspecten van duurzame ontwikkeling tijdens de ieder voorjaar te houden Europese Raad moeten worden geëvalueerd. Om een idee van de gemaakte vooruitgang te krijgen zal het aantal reeds goedgekeurde indicatoren voor het volgen van de strategie van Lissabon verder worden uitgebreid. Deze indicatoren vloeien op natuurlijke wijze voort uit de door de Commissie in dit document voorgestelde langetermijndoelstellingen en -streefwaarden.

Actie

- De Commissie zal ieder voorjaar verslag uitbrengen aan de Europese Raad in haar syntheseverslag over de vooruitgang inzake de implementatie van de duurzame ontwikkelings strategie.

- De Commissie zal een klein aantal prestatie-indicatoren voorstellen vóór de vergadering van de Europese Raad in het voorjaar van 2002 te Barcelona.

- Het door de Europese Raad van Cardiff in gang gezette proces van integratie van milieuoverwegingen moet worden voortgezet en een vaste bijdrage leveren tot de duurzame-ontwikkelingsstrategie van de EU, zoals ook het geval is met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de werkgelegenheidsrichtsnoeren. De sectorale milieu-integratiestrategieën moeten aansluiten op de specifieke doelstellingen van de duurzame ontwikkelingsstrategie van de EU.

De werkmethodes moeten veranderen

In alle stadia van het communautaire wetgevingsproces worden beleidsvoorstellen in afzonderlijke sectoren uitgewerkt en besproken zonder dat er voldoende aandacht wordt besteed aan de raakpunten tussen de verschillende beleidsterreinen. Door de organisatie structuur van de Commissie, de Raad en het Parlement wordt deze enge sectorale benadering alleen maar in de hand gewerkt. Deze drie instellingen zouden zich moeten bezinnen op stappen die zij kunnen ondernemen om dit zwakke punt te verhelpen.

De Commissie zal haar interne procedures verbeteren om meer consistente beleidsvoorstellen te kunnen afleveren. De Raad van Ministers en het Europees Parlement zouden hun werkmethodes eveneens moeten herzien. De Raad zou zijn structuren moeten wijzigen teneinde coördinatie en consistentie van het werk van de sectorale Raadsformaties te verbeteren. Het Europees Parlement zou zich moeten beraden over de vorming van een duurzaam ontwikkelingscomité dat zich over de bredere gevolgen van sectoriële beleidsvoorstellen kan uitspreken. Dit comité zou kunnen worden samengesteld uit vertegenwoordigers van andere comités, zoals het geval is met de commissie financiële controle.

Actie

- De Commissie zal een "Ronde tafel" voor duurzame ontwikkeling opzetten met tien - een grote verscheidenheid aan zienswijzen vertegenwoordigende - deskundigen, die rechtstreeks aan de voorzitter van de Commissie verslag zullen uitbrengen, en wel vóór de voorbereiding van het syntheseverslag van de Commissie aan de elk voorjaar te houden Europese Raad, en welke aanbevelingen zal doen om de samenhang tussen de communautaire beleidsterreinen te verbeteren.

Aan de hand van tussentijdse evaluaties kunnen wij de strategie afstemmen op veranderingen in langetermijn prioriteiten

Duurzame ontwikkeling is van nature een langetermijndoelstelling. Hoewel een jaarlijks plaatsvindende inventarisatie belangrijk is om de vaart erin te houden en ons vroeg genoeg van onvoorziene moeilijkheden bewust te maken, zouden wij, door ons te zeer op kortetermijnontwikkelingen en bijzonderheden te richten, het ruimere verband uit het oog kunnen verliezen. Om deze reden zou de jaarlijkse bijeenkomst van de Europese Raad op gezette tijden moeten worden aangevuld met een meer omvattende evaluatie aan het begin van elk Commissiemandaat.

Aldus zou de strategie op haar doeltreffendheid om duurzame ontwikkeling tot stand te brengen moeten worden getoetst. Mettertijd kunnen zich in de ernst van sommige problemen - of in het nut van sommige maatregelen - veranderingen voordoen, en kunnen er nieuwe problemen naar voren komen die dringender een oplossing behoeven. Aan de hand van regelmatig plaatsvindende tussentijdse evaluaties zou de Unie haar strategie aan deze veranderingen en aan wijzigingen in onze langetermijndoelstellingen kunnen aanpassen.

Door belanghebbenden de kans te geven bij deze evaluatie te worden betrokken, zal deze aan geloofwaardigheid en waarde winnen. Of de pogingen van de Unie om tot duurzame ontwikkeling te komen vrucht afwerpen, hangt uiteindelijk af van een ver doorgevoerde betrokkenheid van mens en bedrijf, alsmede van de burgermaatschappij, lokale en regionale autoriteiten bij de duurzame ontwikkelingsstrategie. Hoe meer de strategie op een brede dialoog met vertegenwoordigers uit alle geledingen van de samenleving stoelt, des te beter zijn de vooruitzichten voor een publieke acceptatie ervan.

Actie

- De EU-strategie voor duurzame ontwikkeling zal aan het begin van ieder Commissiemandaat aan een diepgaande evaluatie worden onderworpen.

- Vanaf 2002, zal de Commissie om de twee jaar een forum van belanghebbenden organiseren om de EU-strategie te kunnen evalueren. De Commissie nodigt het Economisch en Sociaal Comité uit deze conferentie samen met haar te organiseren.

Bijlage 1: De doelstellingen van de strategie van Lissabon op het vlak van het sociaal beleid

De te Lissabon, Nice en Stockholm aangegane verbintenissen worden hieronder opgesomd.

Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting

Prioritaire doelstelling

* Een beslissende stap maken in de uitroeiing van de armoede.

* De werkgelegenheidsgraad tegen januari 2005 tot 67% en tegen 2010 tot 70% optrekken; de werkgelegenheid van vrouwen tegen januari 2005 tot 57% en tegen 2010 tot meer dan 60% verhogen.

* Tegen 2010 het aantal 18- tot 24-jarigen met alleen lager secundair onderwijs die geen verder onderwijs of verdere opleidingen volgen, halveren.

Maatregelen op EU-niveau

* Sociale uitsluiting bestrijden door het scheppen van de economische voorwaarden voor grotere welvaart, zulks door middel van meer groei en werkgelegenheid, en door het creëren van nieuwe manieren waarop mensen bij het maatschappelijk leven kunnen worden betrokken.

* De Europese werkgelegenheidsstrategie krachtiger implementeren. Gemeenschappelijke benaderingen vaststellen ter handhaving en verbetering van de kwaliteit van het werk, hetgeen als algemene doelstelling in de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2002 moet worden opgenomen.

* Tegen eind 2001 de actualisering van de bestaande wetgeving inzake de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen afronden op het stuk van de toegang tot werkgelegenheid, beroepsopleidingen, promotie en arbeidsvoorwaarden.

* In de loop van 2001 overeenstemming bereiken over het voorstel voor een programma voor sociale integratie.

* Tegen eind 2001 overeenstemming bereiken over indicatoren voor de kwaliteit van het werk en het bestrijden van sociale uitsluiting. Indicatoren ontwikkelen inzake de verstrekking van zorgvoorzieningen voor kinderen en andere personen ten laste, alsmede voor gezinsbijslagstelsels tegen 2002. Indicatoren ontwikkelen om te verzekeren dat er geen discriminatoire inkomensverschillen tussen mannen en vrouwen zijn.

Maatregelen in verband met de economische implicaties van en vergrijzende bevolking

Prioritaire doelstellingen

* Zorgen voor adequate pensioenregelingen, gezondheids- en ouderenzorg en tegelijkertijd de duurzaamheid van de openbare financiën en de solidariteit tussen de generaties behouden.

* De demografische uitdagingen het hoofd bieden door de werkgelegenheid te verbeteren, de openbare schuld te verkleinen en sociale beschermingssystemen, waaronder pensioenregelingen, aan te passen.

* Het gemiddelde EU-werkgelegenheidscijfer van ouderen (55-64) tegen 2010 tot 50% verhogen.

Maatregelen op EU-niveau

* De mogelijkheden benutten van de open coördinatiemethode op pensioengebied en een verslag voorbereiden over de kwaliteit en duurzaamheid van pensioenen in het licht van de zich voltrekkende demografische veranderingen, zulks met het oog op de in 2002 plaatsvindende voorjaarsvergadering van de Europese Raad.

* Samenhangende strategieën en praktische maatregelen vaststellen om "een levenlang leren" binnen ieders bereikt te brengen.

* De Raad zal regelmatig moeten kijken naar de duurzaamheid op lange termijn van de openbare financiën en dus ook naar de veranderingen die te verwachten zijn van de voor ons liggende demografische ontwikkelingen, zowel in het kader van de bredere economische beleidslijnen als in de context van de programma's voor stabiliteit en convergentie.

* Tijdens de in 2001 te Laken te houden Europese Raad inzake immigratie, migratie en asielverlening in het kader van de aan Tampere te geven follow-up, zal over deze problematiek een diepgaande discussie worden gehouden. In dit verband moet terdege aandacht worden geschonken aan de positie van onderdanen van derde landen die legaal in de Unie verblijven.

* De Raad en de Commissie zullen gezamenlijk, nog vóór de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2002, verslag uitbrengen over manieren om een grotere mate van deelneming door de beroepsbevolking te bewerkstelligen en het "actief ouder worden" te bevorderen.