52000PC0586

Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2402/98 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van ruw, niet-gelegeerd magnesium uit de Volksrepubliek China /* COM/2000/0586 def. */


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2402/98 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van ruw, niet-gelegeerd magnesium uit de Volksrepubliek China

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Bij Verordening (EG) nr. 2402/98 [1] stelde de Raad een definitief antidumpingrecht in op de invoer van ruw, niet-gelegeerd magnesium uit de Volksrepubliek China ("de VRC") in de vorm van hetzij een variabel recht op basis van een minimumprijs van 2.622 ecu per ton wanneer het aankopen betrof van niet-verbonden partijen, hetzij een ad valorem recht van 31,7% indien het aankopen betrof van verbonden partijen.

[1] PB L 298 van 7.11.1998, blz. 1.

Het anti-absorptieonderzoek werd ingeleid in september 1999 na een verzoek dat door de bedrijfstak van de Gemeenschap was ingediend.

In het verzoek werd aangevoerd dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op de invoer uit de VRC de wederverkoopprijzen of latere verkoopprijzen in de Gemeenschap niet of onvoldoende hadden gewijzigd en dat dus de schade waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap te lijden had en die was teweeggebracht door de invoer van ruw, niet-gelegeerd magnesium uit de VRC, niet was opgeheven.

Het onderzoek toonde aan dat de wederverkoopprijzen van magnesium uit de VRC in de EG enigszins daalden, terwijl zij hadden moeten stijgen ten gevolge van de toegepaste antidumpingrechten. Er werd geen bevredigende verklaring gegeven voor het niet stijgen van de prijzen na goedkeuring van de maatregelen. Het was meer dan duidelijk dat de antidumpingrechten hoegenaamd geen invloed op de prijzen hadden gehad (absorptie).

De normale waarde werd niet aan een nieuw onderzoek onderworpen omdat niet om een wijziging van de normale waarde werd verzocht. De schade en het belang van de Gemeenschap worden in onderzoeken naar de invloed van de maatregelen op deze prijzen (anti-absorptieonderzoeken) niet opnieuw onderzocht.

Uit het onderzoek bleek dat de vorm van de maatregelen die na het oorspronkelijk onderzoek werden ingesteld doeltreffend was, en dat ook nog steeds is, want de absorptie werd slechts vastgesteld met betrekking tot het ad valorem recht, maar niet met betrekking tot het variabel recht. De vorm van de maatregelen moet derhalve niet worden gewijzigd.

Omdat het onderzoek aantoonde dat het recht volledig werd geabsorbeerd, moet het ad valorem recht dubbel zo hoog worden, terwijl de minimuminvoerprijs op zijn huidige niveau moet worden gehandhaafd.

De Raad wordt derhalve verzocht bijgevoegd voorstel goed te keuren.

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2402/98 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van ruw, niet-gelegeerd magnesium uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap [2], inzonderheid op artikel 12,

[2] PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98 (PB L 128 van 30.4.1998, blz. 18).

Gelet op het voorstel dat door de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité werd ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Oorspronkelijke maatregelen

(1) In november 1998 stelde de Raad bij Verordening (EG) nr. 2402/98 [3] (hierna "de verordening" genoemd) een definitief antidumpingrecht in op de invoer van ruw, niet-gelegeerd magnesium uit de Volksrepubliek China (hierna "de VRC" genoemd). De maatregelen namen de vorm aan van:

[3] PB L 298 van 7.11.1998, blz. 1.

(a) hetzij een variabel recht, gelijk aan het verschil tussen de minimuminvoerprijs van 2.622 ecu per ton en de prijs cif grens Gemeenschap, in alle gevallen waarin laatstgenoemde prijs minder bedraagt dan de minimuminvoerprijs, en is vastgesteld op basis van een rekening die is opgesteld door een in de VRC gevestigde exporteur en is gericht aan een niet met deze exporteur verbonden partij. Er wordt geen recht geïnd indien de prijs cif grens Gemeenschap per ton ten minste gelijk is aan de minimuminvoerprijs;

(b) hetzij een ad valorem recht, gelijk aan 31,7%, in alle andere gevallen die niet onder (a) hierboven vallen.

2. Verzoek om een onderzoek naar de invloed van de maatregelen op de prijzen (anti-absorptie)

(2) Op 22 juli 1999 ontving de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek ingevolge artikel 12 van Verordening (EG) nr. 384/96 (hierna "de basisverordening" genoemd). Dit verzoek werd ingediend door het Comité de Liaison des Industries de Ferro-Alliages (Euro Alliages) namens de enige bekende producent van de Gemeenschap van ruw, niet-gelegeerd magnesium, Pechiney Electrométallurgie, Frankrijk, die aanvoerde dat het antidumpingrecht geheel of gedeeltelijk was "geabsorbeerd" en dat de bovenvermelde antidumpingmaatregelen de wederverkoopprijzen of latere verkoopprijzen in de Gemeenschap dus niet of onvoldoende hadden gewijzigd.

(3) Het verzoek bevatte bewijsmateriaal waaruit kon worden opgemaakt dat de ingestelde antidumpingrechten onvoldoende effect hadden op de wederverkoopprijzen en latere verkoopprijzen in de Gemeenschap van het betrokken product. In het verzoek werd ook aangevoerd dat bij de invoer niet alleen de wederverkoopprijzen en latere verkoopprijzen niet of onvoldoende werden gewijzigd, maar dat deze invoer merendeels plaatsvond tegen sterk verlaagde prijzen door importeurs in de Gemeenschap die met exporteurs verbonden waren en op wier invoer dus het ad valorem recht van toepassing was, dat duidelijk ontoereikend was om de prijzen na betaling van de rechten te verhogen tot een niveau dat dicht bij de minimumprijs kwam.

3. Het onderzoek naar de invloed van de maatregelen op de prijzen ("anti-absorptieonderzoek")

(4) Op 4 september 1999 kondigde de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen [4] de inleiding aan van een nieuw onderzoek, ingevolge artikel 12 van de basisverordening, naar de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van ruw, niet-gelegeerd magnesium uit de VRC.

[4] PB C 253 van 4.9.1999, blz. 15.

(5) De Commissie bracht de betrokken producenten/exporteurs, importeurs/handelaren en verwerkende bedrijven/verenigingen van verwerkende bedrijven, de vertegenwoordigers van het exporterende land en de producent van de Gemeenschap op de hoogte van de inleiding van het nieuwe onderzoek. De belanghebbende partijen werden in de gelegenheid gesteld om hun standpunten schriftelijk bekend te maken en om te verzoeken te worden gehoord. Alle partijen die erom verzochten, werden gehoord. Er werden door de Commissie rechtstreeks aan alle producenten/exporteurs, verwerkende bedrijven/verenigingen van verwerkende bedrijven en importeurs/handelaren waarvan de betrokkenheid bekend was, vragenlijsten gestuurd.

(6) Drie exporteurs, twee importeurs, één vereniging van verwerkende bedrijven en vier verwerkende bedrijven die tot dezelfde groep behoren, beantwoordden de vragenlijst. Er werden ook schriftelijke opmerkingen ontvangen van sommige andere verwerkende bedrijven en van één vereniging van staalproducenten. De Commissie ging over tot verificaties ten kantore van de volgende bedrijven:

- Deumu Deutsche Erz- und Metallunion GmbH, Duitsland,

- Wogen Resources Ltd., Verenigd Koninkrijk.

(7) Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 september 1998 tot 31 augustus 1999 (hierna "het OT" genoemd). Het OT werd gebruikt om de uitvoerprijzen, de wederverkoopprijzen en latere verkoopprijzen die werden aangerekend na instelling van de antidumpingmaatregelen vast te stellen.

(8) Door de complexiteit van het onderzoek en vooral doordat twee vormen van recht werden toegepast, overschreed het onderzoek de normale termijn van zes maanden waarin artikel 12, lid 4, van de basisverordening voorziet.

B. PRODUCT

(9) Het product waarop het nieuwe onderzoek betrekking heeft, is het product dat ook werd onderzocht in het kader van het onderzoek dat leidde tot de instelling van de momenteel geldende maatregelen, namelijk ruw, niet-gelegeerd magnesium, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 8104 11 00 en ex 8104 19 00 (TARIC-code 8104 19 00*20).

Ruw, niet-gelegeerd magnesium is beschikbaar als:

- ruw magnesium dat toevallig kleine hoeveelheden onzuiverheden bevat, en

- ruw magnesium dat weliswaar toegevoegde elementen bevat, zoals aluminium en zink, maar geen legering is en dus niet is opgenomen in de lijst van legeringen van de bijlage bij de verordening.

Ruw, niet-gelegeerd magnesium wordt gebruikt:

- als legeringselement bij de vervaardiging van aluminiumlegeringen,

- bij de ontzwaveling van staal,

- bij de vervaardiging van nodulair ijzer,

- in chemische toepassingen zoals de productie van titanium,

- in andere toepassingen, zoals de productie van anoden, en in farmaceutische en militaire toepassingen.

C. HET NIEUWE ONDERZOEK

(10) Doel van het onderzoek was na te gaan of met de eerder ingestelde maatregelen het beoogde doel was bereikt en/of het eventuele falen van de maatregelen het gevolg was van toegenomen dumping. Het falen van maatregelen blijkt uit (i) het zich niet, of onvoldoende, wijzigen van de wederverkoopprijzen of latere verkoopprijzen in de Gemeenschap of, indien uit deze prijswijzigingen geen duidelijke conclusie kan worden getrokken, (ii) uit een daling van de uitvoerprijzen die door de exporteurs rechtstreeks aan afnemers in de Gemeenschap worden aangerekend.

1. Wijziging van de wederverkoopprijzen in de Gemeenschap

(a) Onderzoek naar de ondermijning van het corrigerende effect van de geldende maatregelen door absorptie van het recht

(11) Om na te gaan of de wederverkoopprijzen en latere verkoopprijzen voldoende wijzigingen hadden ondergaan, werden de prijzen van het oorspronkelijk onderzoektijdvak (1 juli 1996 tot 30 juni 1997, hierna "het oorspronkelijk OT" genoemd) en de prijzen van het OT met elkaar vergeleken. De twee medewerkende importeurs in de Gemeenschap en de vier verwerkende bedrijven die het uit de VRC uitgevoerde product zowel tijdens het oorspronkelijke OT als tijdens het OT kochten, verstrekten gegevens over de aankoop- en wederverkoopprijzen van ruw, niet-gelegeerd magnesium uit China. Deze medewerkende importeurs en verwerkende bedrijven namen 89% van de totale tijdens het OT in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheden voor hun rekening.

De vergelijking van de wederverkoopprijzen , inclusief alle te betalen rechten, van het oorspronkelijk OT met de prijzen van het OT bracht aan het licht dat de wederverkoopprijzen sedert de instelling van de oorspronkelijke maatregelen eigenlijk waren gedaald. Gemiddeld daalden de prijzen, vergeleken dus met de eerder, tijdens het oorspronkelijk OT vastgestelde prijzen, met 0,7% terwijl deze prijzen in feite met meer dan 30% hadden moeten stijgen.

(b) Verklaringen van de belanghebbende partijen

(12) De belanghebbende partijen werden in de gelegenheid gesteld om toelichtingen te verschaffen bij de wederverkoopprijzen en om andere verklaringen dan "absorptie" van de antidumpingrechten voor het ongewijzigd blijven van de prijzen na de instelling van de maatregelen aan te dragen.

Geen importeur of verwerkend bedrijf had een bevredigende verklaring voor de daling van de wederverkoopprijzen in de Gemeenschap. Verschillende partijen voerden aan dat het ongewijzigd blijven van de wederverkoopprijzen een gevolg was van een daling van de uitvoerprijzen, die op haar beurt het gevolg was van een algemene daling van de prijzen voor magnesium op de wereldmarkt. Het is in dit verband moeilijk te begrijpen waarom geen enkele partij dan verzocht om een herziening van de normale waarde binnen de termijn die is vastgesteld in het bericht van inleiding overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de basisverordening. Hoe het ook zij, de gegevens die na het verstrijken van de termijn werden ingediend, waren onvolledig en leverden niet het bewijs dat de normale waarde in Noorwegen (het referentieland) of de prijzen op de wereldmarkt zich ten opzichte van het oorspronkelijk OT hadden gewijzigd.

Integendeel, de gegevens die door een Noors bedrijf ter beschikking werden gesteld, lieten voor het OT een gemiddelde verkoopprijs zien die boven de normale waarde lag die voor het oorspronkelijk OT was vastgesteld. Bovendien bleek uit de gegevens van het "Metal Bulletin" die door één exporteur ter beschikking werden gesteld dat de gemiddelde prijzen op de zogenaamde "Europese vrije markt" tijdens het OT 62% hoger lagen dan de Chinese uitvoerprijzen voor de "vrije markt", hetgeen wijst op de voortzetting van een patroon waarbij de Chinese uitvoerprijzen sterk onder de internationale en de Europese marktprijzen blijven.

(c) Conclusie in verband met de wederverkoopprijzen

(13) Het onderzoek toonde aan dat de wederverkoopprijzen tijdens het OT, vergeleken met het oorspronkelijke OT, daalden. Als bewijs voor de "absorptie" van het recht werd dit als toereikend beschouwd en het was derhalve niet nodig het verloop van de uitvoerprijzen te onderzoeken.

2. Nieuwe dumpingmarge

(14) Omdat werd aangetoond dat het corrigerende effect van de maatregelen werd ondermijnd, moest het antidumpingrecht opnieuw worden berekend. Hiertoe werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de basisverordening herzien en de dumpingmarge in overeenstemming hiermee opnieuw berekend.

(a) Herziening van de uitvoerprijzen

(15) De uitvoerprijzen werden herzien overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening omdat zij onbetrouwbaar bleken te zijn. Na de instelling van de maatregelen daalden de wederverkoopprijzen immers enigszins, hoewel zij ten gevolge van de antidumpingrechten hadden moeten stijgen. Zoals hierboven werd uiteengezet, hadden de partijen voor deze ongewijzigde wederverkoopprijzen geen verklaring. Eén en ander scheen te wijzen op een compensatoire regeling tussen de exporteur en de importeur. Bijgevolg werd voor de herziening uitgegaan van de oorspronkelijk vastgestelde uitvoerprijzen, en werd rekening gehouden met alle toepasselijke kosten overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening.

(b) Herberekening van de dumpingmarge aan de hand van de herziene uitvoerprijzen

(16) Overeenkomstig artikel 12 van de basisverordening werd de voor het gehele land geldende dumpingmarge voor de Chinese exporteurs opnieuw berekend. Geen enkele partij wenste dat de normale waarde overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de basisverordening opnieuw werd berekend. De herziene uitvoerprijzen werden derhalve vergeleken met de tijdens het oorspronkelijk OT vastgestelde normale waarde op fob-basis.

De dumpingmarge die hiervan het resultaat is en die wordt uitgedrukt als een percentage van de voor het oorspronkelijk OT vastgestelde nettoprijs, cif franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt 63,4%.

Bijgevolg oordeelt de Raad dat de geldende maatregelen overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de basisverordening en met inachtneming van de nieuwe bevindingen moeten worden gewijzigd.

D. VOORGESTELDE HERZIENE MAATREGELEN

(17) Uit het onderzoek is eigenlijk gebleken dat de uitvoerprijs die opnieuw werd samengesteld, is gedaald en dat de dumpingmarge in dezelfde verhouding als deze daling is gestegen.

Om rekening te houden met deze toegenomen dumping moeten de antidumpingmaatregelen worden gewijzigd. Er zij aan herinnerd dat er twee soorten antidumpingrechten werden ingesteld, namelijk een variabel en een ad valorem recht. Bijna alle uitvoer die tijdens het OT plaatsvond, werd aan het ad valorem recht onderworpen. Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat het ad valorem recht werd geabsorbeerd, terwijl geen bewijzen konden worden gevonden voor de absorptie van het aan de minimumprijs gekoppelde recht. De Raad oordeelt derhalve dat het correct is dat qua vorm dezelfde maatregelen als in het oorspronkelijk onderzoek behouden blijven, namelijk een variabel recht dat aan een minimumprijs wordt gekoppeld voor niet-verbonden partijen en een ad valorem recht voor verbonden partijen. Het ad valorem recht moet evenwel gewijzigd worden zodat met de toegenomen dumping rekening wordt gehouden.

Het nieuwe ad valorem recht, uitgedrukt als een percentage van de prijs cif grens Gemeenschap, bedraagt 63,4%. De nieuwe bevindingen hebben geen invloed op de minimumprijs en deze blijft dus dezelfde als in het oorspronkelijke onderzoek, aangezien hij overeenstemt met de normale waarde, gecorrigeerd tot het niveau cif grens Gemeenschap.

(18) Aangezien de geldende rechten gebaseerd zijn op de dumpingmarge die in het kader van het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld en deze rechten geabsorbeerd werden, hoefde de schademarge niet te worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2402/98 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Het antidumpingrecht is gelijk aan:

(a) het verschil tussen de minimuminvoerprijs van 2.622 EUR per ton en de prijs cif grens Gemeenschap in alle gevallen waarin laatstgenoemde prijs:

- minder bedraagt dan de minimuminvoerprijs (aanvullende TARIC-code A 156), en

- is vastgesteld op basis van een rekening opgesteld door een in de Volksrepubliek China gevestigde exporteur en gericht aan een niet met deze exporteur verbonden partij.

Er wordt geen recht geïnd indien de prijs cif grens Gemeenschap per ton gelijk is aan of meer bedraagt dan de minimuminvoerprijs;

(b) een ad valorem recht van 63,4% in alle andere gevallen die niet onder a) vallen (aanvullende TARIC-code 8900)."

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter