52000DC0239

Mededeling van de Commissie - De resultaten van de openbare raadpleging over de herziening van de communicatiewetgeving 1999 en uitgangspunten voor het nieuwe regelgevingskader /* COM/2000/0239 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE De resultaten van de openbare raadpleging over de herziening van de communicatiewetgeving 1999 en uitgangspunten voor het nieuwe regelgevingskader

Samenvatting

Met deze mededeling worden de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en het brede publiek geïnformeerd over de raadpleging omtrent de mededeling over de herziening van de communicatie regelgeving 1999. Er worden conclusies getrokken over de inhoud van de toekomstige voorstellen voor het nieuwe regelgevingskader.

Op de Europese Raad van Lissabon is de aandacht gevestigd op de potentiële betekenis van een verschuiving naar een digitale, op kennis gebaseerde economie voor de groei, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid. In het bijzonder is erop gewezen hoe belangrijk het is dat de Europese burgers en ondernemingen toegang hebben tot een goedkope informatie-infrastructuur van wereldklasse en tot een gevarieerd pakket van diensten.

De mededeling over de herziening van de communicatiewetgeving 1999 heeft de aandacht gevestigd op de centrale rol van de communicatiesector binnen het economische, sociale en culturele leven in de EU. De dynamiek van de technologie en de markt in deze sector, die geïllustreerd wordt door de technologische convergentie van de sectoren telecommunicatie, media en informatietechnologie en de opkomst van het internet, werd onder de aandacht gebracht. Het huidige regelgevingskader voor de telecommunicatiesector werd geëvalueerd en er werd een reeks voorstellen gedaan voor een nieuw raamwerk voor de volledige communicatie-infrastructuur met de bijbehorende diensten. Deze voorstellen lagen op acht verschillende hoofdterreinen van regelgeving: vergunningen en machtigingen; toegang en interconnectie; radiospectrumbeheer; universele dienst; rechten van de gebruiker en de consument; nummering, naamgeving en adressering; specifieke kwesties op concurrentiegebied; en institutionele kwesties.

De belanghebbende partijen werden verzocht uiterlijk 15 februari 2000 met een reactie op de voorstellen te komen. De Commissie heeft meer dan 200 reacties ontvangen uit uiteenlopende hoek.

De raadpleging

Uit de raadpleging bleek dat er over sommige beleidsvoorstellen een grote mate van overeenstemming bestaat, terwijl over andere de meningen uiteenlopen. Met name staat een grote meerderheid van de respondenten positief ten aanzien van de volgende voorstellen:

* handhaving van sectorspecifieke ex ante-regelgeving parallel aan de mededingingsvoorschriften, waarbij de ex ante-regels worden ingetrokken wanneer de doelstellingen bereikt zijn door de markt;

* vertaling in wetgeving van de Gemeenschap van de doelstellingen en uitgangspunten van de mededeling die als richtsnoer moeten dienen voor de nationale regelgevingsinstanties (NRI's) bij de besluitvorming op nationaal niveau;

* uitbreiding van het toepassingsgebied van het nieuwe regelgevingskader tot de volledige communicatie-infrastructuur en de bijbehorende diensten, waarbij er voor wordt gezorgd dat er rekening kan worden gehouden met de continue relatie tussen overdracht en inhoud;

* invoering van institutionele mechanismen waarmee een grotere harmonisatie van de regelgeving in de lidstaten kan worden bereikt met behoud van flexibiliteit, bijvoorbeeld door zelfregulering samen met bindende wettelijke maatregelen; er is geen steun voor een Europese regelgevingsinstantie;

* uitbreiding van het gebruik van algemene machtigingen voor het aanbieden van communicatiediensten en -netwerken, waarbij wordt gezorgd voor de introductie van geschikte mechanismen voor het beheer van frequenties en nummers en de gedoogplicht;

* waarborging van een efficiënt radiospectrumbeheer en oprichting van een deskundigengroep voor het radiospectrumbeleid;

* handhaving van de huidige omvang van de universele dienst, zij het met de mogelijkheid om deze waar nodig uit te breiden om de ontwikkelingen op de markt en in de technologie te volgen;

* waarborging van de ontbundeling van het aansluitnet in alle lidstaten: de respondenten ondersteunden het kortetermijnvoornemen van de Commissie om gebruik te maken van aanbevelingen en van haar bevoegdheden uit hoofde van de mededingingsvoorschriften van het Verdrag om de ontbundeling van het aansluitnet in de gehele EU te bevorderen; zij willen deze actie versterken door een juridische verplichting daartoe in het nieuwe regelgevingskader op te nemen;

* handhaving van het huidige raamwerk voor standaardisatie (vrijwillige standaardisatie op initiatief van de industrie met de mogelijkheid om normen in het belang van het publiek verplicht te stellen);

* aanpassing van de huidige richtlijn Gegevensbescherming telecommunicatie;

* intrekking van de Huurlijnenrichtlijn zodra er voldoende concurrentie is bij het aanbieden van huurlijnen aan alle gebruiker;

* opstelling van regels voor de dynamische afbakening van markten waar het de voorschriften inzake toegang en interconnectie betreft;

* zorgen voor sterke en onafhankelijke NRI's en doeltreffende regelingen voor samenwerking tussen de nationale mededingingsautoriteiten en de Commissie.

Op de volgende gebieden lopen de meningen uiteen:

* gebieden waarop specifieke vergunningen nog steeds gerechtvaardigd zijn: sommige regeringen willen de specifieke vergunningen (waarbij voorafgaande goedkeuring is vereist) voor het realiseren van overpad handhaven en willen netwerkexploitanten die in infrastructuur investeren bijzondere rechten en plichten geven;

* licentievergoedingen voor het financieren van de NRI's: de marktdeelnemers spreken zich uit voor het financieren van de NRI's uit de algemene middelen; de NRI's betogen dat financiering via de licentievergoedingen zou bijdragen tot de waarborging van de onafhankelijkheid ten opzichte van de overheid;

* spectrumverkoop en afgeleide handel: marktdeelnemers, gebruikers en regeringen zijn verdeeld over het gebruik van veilingen en de mogelijkheid om wederverkoop van spectrum toe te staan;

* het voorstel om twee drempels voor asymmetrische verplichtingen ten aanzien van toegang en interconnectie -- Aanzienlijke Marktmacht (AMM) en dominantie in te voeren: (sommigen zijn voor AMM als drempel voor ex ante-verplichtingen, sommigen voor dominantie);

* richtsnoeren voor de betaalbaarheid van de universele dienst: velen twijfelen aan de waarde van dergelijke richtsnoeren omdat zij vinden dat dit begrip vooral door nationale omstandigheden wordt bepaald;

* voorzieningen voor de gebruiker en kwaliteit van de dienst: netwerkexploitanten zijn in het algemeen tegen een aanbiedingsplicht voor voorzieningen zoals plaatsbepaling van de oproeper bij noodoproepen en tarieftransparantie op per gesprek-basis, evenals tegen NRI-bemoeienis met de kwaliteit van de dienst; de representatieve organisaties van consumenten en gebruikers, alsook de regelgevers zijn doorgaans vóór;

* nummeroverdraagbaarheid voor mobiele gebruikers: de meerderheid van de exploitanten van mobiele netwerken is tegen een dergelijke verplichting, terwijl sommigen ervoor pleiten; de gebruikers, exploitanten van vaste netwerken en sommige NRI's zijn voor deze voorzieningen.

* institutionele regelingen: terwijl een grote meerderheid voorstander is van het voorgestelde nieuwe Communicatiecomité en de Communicatiegroep op hoog niveau wensen velen een verduidelijking van hun respectieve rollen; sommige regeringen zijn van mening dat de bestaande structuren volstaan.

Conclusies voor het nieuwe regelgevingskader

Het nieuwe regelgevingskader zal bestaan uit een kaderrichtlijn samen met vier specifieke richtlijnen met betrekking tot vergunningen en machtigingen, toegang en interconnectie, rechten van gebruikers en consumenten inzake universele dienstverlening, en gegevensbescherming in de telecommunicatie. De voornaamste overwegingen waardoor de Commissie zich bij de uitwerking van die voorstellen zal laten leiden, zijn:

* passende integratie in het nieuwe kader van de in de mededeling betreffende de herziening uiteengezette beginselen en doelstellingen, en invoering van een verplichting voor de nationale regelgevers om zich daarop te baseren bij hun besluitvorming op nationaal niveau;

* opname van de hele communicatie-infrastructuur en de bijbehorende diensten in de werkingssfeer van het nieuwe raamwerk, waarbij rekening wordt gehouden met de relatie tussen overdracht en inhoud;

* overschakeling op een systeem van machtigingen dat gebaseerd is op het gebruik van algemene machtigingen om het gebruik van alle communicatienetwerken en -diensten toe te staan; wat de spectrumruimte en nummervoorraad betreft, zouden specifieke gebruiksrechten worden verleend;

* wijziging van het begrip "aanzienlijke marktmacht" (AMM) om het te baseren op het begrip dominante marktpositie, berekend op de in het mededingingsrecht gangbare wijze;

* invoering van een verplichting voor ondernemingen met aanzienlijke marktmacht om ontbundelde toegang te verlenen tot hun koperen aansluitnet;

* totstandbrenging van een dynamische procedure voor de selectie van markten waarop ex ante-regelgeving essentieel blijft; omschrijving van de verplichtingen die NRI's kunnen opleggen aan exploitanten met AMM wat toegang en interconnectie betreft, met sterk gecoördineerde procedures op Europees niveau met het oog op de bescherming van de interne markt;

* handhaving van de bestaande verplichtingen inzake voorwaardelijke toegang, met een herzieningsprocedure om te bepalen of dergelijke verplichtingen moeten worden verlicht of eventueel uitgebreid tot andere interfaces en gateways (zoals API's en elektronische programmagidsen) op basis van een analyse van de markt;

* waarborging van de gebruikers- en consumentenrechten en handhaving van de huidige omvang van de universele dienst, maar met invoering van procedures om deze te herzien en te actualiseren naar gelang van de technologische en marktontwikkeling en teneinde sociale uitsluiting te voorkomen;

* invoering van een verplichting voor exploitanten van mobiele netwerken om nummerportabiliteit aan te bieden aan de gebruikers;

* toestaan dat de lidstaten afgeleide handel in radiospectrum invoeren onder voorwaarde van afdoende waarborgen op communautair niveau;

* invoering van toegang tot plaatsbepalingsinformatie voor oproepen naar noodnummers (met inbegrip van oproepen naar het Europese alarmnummer <112>);

* actualisering van de bestaande richtlijn Gegevensbescherming telecommunicatie om ervoor te zorgen dat de gegevensbeschermingsregels in de communicatiesector technologisch neutraal en robuust zijn.

Volgende fasen

In juni 2000 zal de Commissie vijf voorstellen voor richtlijnen indienen. Op de Europese Raad van Lissabon is erop aangedrongen deze voorstellen zo vroeg mogelijk in 2001 aan te nemen.

INHOUD

1. Inleiding

2. De resultaten van de openbare raadpleging

2.1. Doelstellingen, beginselen, opzet en werkingssfeer van het nieuwe regelgevingskader

2.2. Vergunningen en machtigingen

2.3. Toegang en interconnectie

2.4. Beheer van schaarse middelen

2.5. Universele dienst

2.6. Rechten van de gebruiker en de consument

2.7. Nummering, naamgeving en adressering

2.8. Specifieke kwesties op concurrentiegebied

2.9. Institutionele regelingen

3. Conclusies voor het toekomstige regelgevingskader

3.1. Horizontale bepalingen

3.2. Vergunningen en machtigingen

3.3. Toegang en interconnectie

3.4. Universele dienst en overige rechten van de gebruiker en de consument

3.5. Privacy en gegevensbescherming in de communicatiesector

4. Volgende fasen

1. Inleiding

De mededeling van de Commissie over de herziening van de communicatieregelgeving 1999 [1] (hierna "de herzieningsnota") bouwt voort op de verwezenlijkingen van de liberalisering van de telecommunicatiesector en het regelgevingskader dat tot stand is gebracht met het oog op toezicht op vrije mededinging en andere doelstellingen van openbaar belang. Het doel van de voorgestelde wijzigingen van het huidige regelgevingskader is vijfvoudig: bevordering van een meer effectieve mededinging, reageren op de technologische en marktontwikkelingen, afschaffing van onnodige regelgeving en vereenvoudiging van de daarmee verbonden administratieve procedures, versterking van de interne markt en tenslotte bescherming van de consument.

[1] Naar een nieuw regelgevingskader voor elektronische communicatie-infrastructuur en bijbehorende diensten - De herziening van de communicatieregelgeving 1999, COM (1999) 539 def.

De communicatiesector speelt een sleutelrol in het economische, maatschappelijke en culturele leven in de EU. Nieuwe communicatiediensten en met name de ontwikkeling van het internet revolutionariseren de wijze waarop mensen communiceren en de manier waarop zij zaken doen. Deze revolutie is ontketend door de technologische convergentie van de sectoren telecommunicatie, media en informatietechnologie, en het liberaliserings- en harmonisatiebeleid op EU-niveau heeft dit verschijnsel in een stroomversnelling gebracht.

In die context is het van cruciaal belang dat het regelgevingskader voor de communicatiesector deze ontwikkelingen ondersteunt en bevordert. De ervaring heeft tot dusverre aangetoond dat dit het best mogelijk is als het regelgevingskader de ontwikkeling van een daadwerkelijke en krachtige mededinging vergemakkelijkt en tegelijkertijd de centrale doelstellingen van het openbaar belang definieert en beschermt. Het bestaande regelgevingskader voor de telecommunicatiesector heeft dat evenwicht weliswaar bereikt, maar om succes te boeken bij het stimuleren van concurrentie en innovatie moet dit kader nu juist worden vervangen.

In deze mededeling wordt geen specifiek regelgevingskader voor het internet omschreven. Het doel is echter de concurrentie en innovatie te vergemakkelijken bij netwerken en diensten die het internet vormen en via welke de nieuwe kenniseconomie zal worden geleverd.

De mededeling heeft als startpunt de resultaten van de convergentieraadpleging, meer bepaald een van de voornaamste aanbevelingen daarvan, namelijk dat er een meer horizontale benadering voor de regelgeving moet komen met een gelijkaardige behandeling van de transportnetwerkinfrastructuur en de bijbehorende diensten, ongeacht het soort diensten dat getransporteerd wordt. In de mededeling werd voorgesteld dat het toekomstige regelgevingskader betrekking zou hebben op het geheel van de communicatie-infrastructuur en de bijbehorende diensten, terwijl diensten die via die infrastructuur worden getransporteerd, bijv. omroepdiensten en diensten van de informatiemaatschappij, buiten de werkingssfeer zouden vallen. Dit voorstel was daarom gebaseerd op het onderscheid tussen regelgeving inzake de overdracht en regelgeving inzake de inhoud [2]. De doelstellingen en beginselen die aan de basis van het nieuwe raamwerk zouden liggen, werden in de mededeling afgebakend. Tenslotte werd een aantal beleidsvoorstellen gedaan op acht gebieden: vergunningen en machtigingen; toegang en interconnectie; radiospectrumbeheer; universele dienst; rechten van de gebruiker en de consument; nummering, naamgeving en adressering; specifieke kwesties op concurrentiegebied; en institutionele kwesties.

[2] Zie de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Beginselen en richtsnoeren voor het audiovisuele beleid van de Gemeenschap in het digitale tijdperk, COM(1999) 657 def.

Aangezien de Commissie zich ervan bewust was dat de betrokken beleidskwesties van vitaal belang zijn voor Europa, heeft zij gedurende een periode van 3 maanden die op 15 februari 2000 werd afgesloten, de betrokken partijen geraadpleegd over de in de mededeling voorgestelde beleidspunten.

2. De resultaten van de openbare raadpleging

Er zijn meer dan 200 reacties ontvangen, afkomstig uit uiteenlopende hoek en van zowel binnen als buiten de EU. In de bijlage bij deze mededeling is een lijst van respondenten gegeven [3]. Voorts hebben op 25 en 26 januari 2000 meer dan 550 mensen een tweedaagse openbare hoorzitting van de Commissie bijgewoond.

[3] De opmerkingen zijn in te kijken op de ISPO-website van de Commissie op het adres: http://www.ispo.cec.be/infosoc/telecompolicy/review99/comments/comments.html

In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van de reacties op de beleidsvoorstellen die in de mededeling over de Herziening van de communicatieregelgeving 1999 zijn uiteengezet.

2.1. Doelstellingen, beginselen, opzet en werkingssfeer van het nieuwe regelgevingskader

2.1.1. Regelgevingsdoelstellingen en -beginselen

Er bestaat algemene overeenstemming over de geschiktheid van de doelstellingen en beginselen als uiteengezet in de mededeling. De respondenten zijn van mening dat wanneer de regelgevingsautoriteiten in hun dagelijkse werkzaamheden rekening houden met deze doelstellingen en beginselen, dit tot meer samenhang bij de besluitvorming in de lidstaten leidt, wat de interne markt ten goede komt. Er is brede steun voor expliciete opname van de doelstellingen en beginselen in de communautaire wetgeving, hoewel er enige bezorgdheid bestaat dat de doelstellingen en beginselen te algemeen zijn om nuttig te zijn voor het controleren van de validiteit van de regelgeving van de nationale regelgevers.

Vele telecommunicatie-exploitanten zijn van mening dat aangezien de voorgestelde regelgevingsbeginselen met elkaar in tegenspraak kunnen komen, er behoefte is aan een duidelijke leidraad voor de regelgevers over de rangorde van deze beginselen. Velen stellen dat het beginsel dat de regelgeving tot het minimum noodzakelijke moet worden beperkt, doorslaggevend moet zijn.

Er bestaat in brede kring overeenstemming over de opvatting dat de regelgeving in beginsel neutraal ten opzichte van de technologie moet zijn. De respondenten zijn het er algemeen over eens dat equivalente diensten op equivalente (zij het daarom niet noodzakelijk identieke) manier gereguleerd moeten worden. Communicatiediensten bijvoorbeeld die gebruik maken van op het Internet Protocol (IP) gebaseerde netwerken moeten op eenzelfde manier worden behandeld als dezelfde diensten die via kabeltelevisienetwerken worden geleverd. Talrijke respondenten (met name telecommunicatie-exploitanten) zijn er echter voor bevreesd dat neutraliteit ten opzichte van de technologie als breekijzer kan worden gebruikt voor steeds verdergaande regelgeving, waarbij de regelgeving wordt uitgebreid naar nieuwe, voorheen niet gereguleerde markten, met het risico dat investeringen hierdoor worden ontmoedigd.

2.1.2. Opzet van het regelgevingskader

Er bestaat een brede consensus over het voornemen van de Commissie om meer flexibiliteit in het regelgevingskader in te bouwen door vaker gebruik te maken van instrumenten zoals aanbevelingen en zelfregulering door de industrie (bijv. gedragscodes). Men vindt echter dat dergelijke maatregelen naar alle waarschijnlijkheid ondoeltreffend zullen blijven als zij niet duidelijk worden gegrondvest op een wettelijk kader waarbinnen de betrokken partijen om aanpassing kunnen vragen wanneer de bereikte oplossingen onbevredigend blijken. Er bestaat ook algemene overeenstemming over het feit dat dergelijke niet-bindende maatregelen niet geschikt zijn om alle problemen op te lossen. Met name wanneer dergelijke problemen verband houden met de marktmacht, kan niet worden verwacht dat dergelijke maatregelen doeltreffend blijken.

Vele respondenten zijn van mening dat het belangrijk is om aanbevelingen, die de lidstaten als zodanig niet binden, maar vaak resulteren in bindende maatregelen op nationaal niveau, duidelijk te onderscheiden van gedragscodes van industriële sectoren, die van nature niet juridisch bindend zijn. Er is ook enige zorg over de mogelijkheid dat wanneer dergelijke maatregelen steeds veelvuldiger worden gebruikt, dit kan resulteren in een omzeiling van de parlementaire controle op de regelgeving voor de sector, en er werd verzocht te voorzien in procedures die ervoor kunnen zorgen dat het Europees Parlement geïnformeerd blijft over de ontwikkelingen.

2.1.3. Werkingssfeer van het regelgevingskader

Er bestaat een brede consensus over het uitgangspunt dat het nieuwe regelgevingskader betrekking moet hebben op het geheel van de communicatie-infrastructuur en de bijbehorende diensten, gebaseerd op de conclusies van convergentieraadpleging [4]. De heersende mening is dat dit helpt het nieuwe regelgevingskader robuuster te maken en het hoofd te bieden aan de uitdagingen van de snel veranderende markten en technologieën.

[4] Mededeling van de Commissie over de convergentie van de sectoren telecommunicatie, media en informatietechnologie en de implicaties daarvan voor de regelgeving - Naar een aanpak voor de informatiemaatschappij - Resultaten van de raadpleging over het Groenboek, COM(97) 623.

Talrijke respondenten, met name uit de omroepwereld, beklemtonen dat elk nieuw kader rekening moet houden met de permanente relaties tussen overdracht en inhoud en meer bepaald dat door sommige diensten (bijv. EPG's (elektronische programmagidsen)) problemen kunnen ontstaan die moeten aangepakt worden in het kader van de voorschriften met betrekking tot inhoud.

Bepaalde respondenten wijzen op problemen met de in de mededeling gehanteerde werkdefinities, met name in verband met de "bijbehorende diensten" op het raakvlak van de indeling overdracht/inhoud.

2.2. Vergunningen en machtigingen

2.2.1. Toenemend gebruik van algemene machtigingen

Haast zonder uitzondering geven zowel exploitanten, producenten en gebruikers als overheidsinstanties de voorkeur aan een veelvuldiger gebruik van algemene machtigingen. De meningen lopen echter uit elkaar wat betreft de vraag onder welke omstandigheden het gebruik van specifieke machtigingen gerechtvaardigd is. De overgrote meerderheid van de geraadpleegden is het erover eens dat algemene machtigingen het meest geschikte instrument vormen om toestemming te verlenen voor de levering van diensten. Een grote meerderheid is er ook voor gewonnen om algemene machtigingen te gebruiken voor vaste netwerken, hoewel een aantal regelgevingsautoriteiten en bepaalde exploitanten die al over vergunningen beschikken, argumenteren dat voor de exploitatie van de infrastructuur van een vast netwerk specifieke machtigingen noodzakelijk zijn.

De meeste exploitanten en fabrikanten zijn van mening dat voor het gebruik van radiospectrum specifieke machtigingen gerechtvaardigd zijn (hoewel satellietexploitanten ervan uitgaan dat zij alleen daar vereist zijn waar de frequentiebanden niet geharmoniseerd zijn). Sommige exploitanten en fabrikanten zijn er niet zo erg van overtuigd dat specifieke machtigingen gerechtvaardigd zijn voor het gebruik van de nummervoorraad met als argument dat zo lang de nummerplannen goed beheerd worden er geen schaarste ontstaat, er dus geen grond is voor specifieke machtigingen.

De regeringen en de telecommunicatieregelgevers zijn sterk voorstander van het behoud van specifieke machtigingen voor de toekenning van frequenties en nummers, omdat zij menen dat dit noodzakelijk is om een efficiënt gebruik van deze middelen te waarborgen. Sommigen argumenteren ook dat specifieke machtigingen noodzakelijk zijn om de gedoogplicht te regelen aangezien het nodig is een goed overzicht op de daaruit voortvloeiende doorgangsrechten te behouden. Sommige exploitanten vrezen dat zonder een specifieke machtiging waarmee zij bij de lokale autoriteiten kunnen aantonen over een doorgangsrecht te beschikken, het moeilijk zal worden hun netwerken aan te leggen. Bepaalde exploitanten, met name de kabelexploitanten, zijn van mening dat de administratieve eisen die momenteel door sommige lokale autoriteiten worden gesteld, te zwaar zijn en stellen dat dergelijke eisen ten minste transparant moeten zijn en niet mogen discrimineren tussen gevestigde exploitanten en nieuwkomers op de markt.

Het voorstel om machtigingen voor diensten en spectrum te scheiden vindt in brede kring bijval, in de eerste plaats bij de telecommunicatie-exploitanten, die er sterk voorstander van zijn dat de regelgevers verplicht zijn de voor elke machtiging geldende vergunningsvoorwaarden duidelijk te omschrijven en ze dienovereenkomstig te scheiden. De reacties van de terrestrische omroepen en de regelgevingsinstanties erop zijn iets minder positief omdat zij zich afvragen of een dergelijke scheiding in de praktijk haalbaar wordt.

2.2.2. Vergoedingen en heffingen

De telecommunicatie-exploitanten hebben zich in het algemeen kritisch uigelaten over het huidige stelsel van vergoedingen voor vergunningen van de nationale regelgevingsinstanties (NRI's). De kritiek heeft voornamelijk betrekking op het gebrek aan doorzichtigheid van het stelsel, aangezien een exploitant niet of nauwelijks kan nagaan of de gevraagde vergoeding echt de administratieve kosten weerspiegelt. Er is veel steun voor het voorstel om dergelijke vergoedingen te beperken tot de "gerechtvaardigde en relevante" administratiekosten, alsook voor het voorstel om richtsnoeren van de Commissie te publiceren inzake de hoogte van vergoedingen en benchmarking. Bepaalde exploitanten gaan verder en vinden dat dergelijke vergoedingen het effect hebben van een belasting op de telecommunicatiesector. Zij zijn van mening dat de activiteiten van de NRI's uit de algemene middelen moeten worden gefinancierd.

De meeste nationale autoriteiten zijn van oordeel dat de sector wel degelijk vergoedingen moet betalen omdat de NRI's over voldoende middelen moeten beschikken om hun taken naar behoren uit te voeren. Zij hebben echter wel begrip voor de vraag naar meer transparantie en zijn bereid om voorstellen in die richting te bekijken. De regelgevers en de regeringen zijn verdeeld over de eventuele noodzaak van richtsnoeren van de Commissie. Sommigen vinden dit een goed idee, gezien het gebrek aan harmonisatie in het huidige systeem. Anderen zijn bereid aanbevelingen inzake beste praktijken voor de elementen die in de vergoedingen mogen worden opgenomen te aanvaarden, maar vinden dat aanbevelingen inzake benchmarking een stap te ver gaan.

Bepaalde NRI's hebben ook de vraag opgeworpen hoe een afdoende financiering zal kunnen worden gewaarborgd wanneer steeds vaker gebruik wordt gemaakt van algemene machtigingen.

2.2.3. Harmonisatie/vereenvoudiging van de vergunningsvoorwaarden

Gebruikers, exploitanten en nationale autoriteiten ondersteunen het voorstel om te komen tot betere harmonisatie van de vergunningsvoorwaarden binnen de EU. De exploitanten stellen dat de huidige verschillen binnen de EU schadelijk zijn voor de ontwikkeling van een echte interne markt.

2.2.4. Internet

De meeste respondenten, inclusief de regelgevers en de meeste exploitanten, zijn van mening dat het internet moet worden gereguleerd zoals om het even welk communicatienetwerk. Een minderheid van exploitanten is evenwel van mening dat er helemaal geen regelgeving voor het internet nodig is.

2.3. Toegang en interconnectie

De meerderheid van de respondenten is voorstander van het in stand houden van ex ante-regels om de ontwikkeling van de mededinging te waarborgen, in ieder geval op korte termijn. Zij delen de mening van de Commissie dat de regelgeving kan worden verminderd wanneer de concurrentie toeneemt. Zij zijn er echter niet altijd van overtuigd dat de gedetailleerde voorstellen van de Commissie ideaal zijn.

2.3.1. Toegang tot de infrastructuur

De kwestie van toegang door de dienstverleners tot de netwerken en faciliteiten van de netwerkexploitanten heeft in deze raadpleging de meeste reacties van respondenten uitgelokt. Er bestaat algemene overeenstemming dat deze kwestie cruciaal is voor het toekomstige kader, aangezien de ontwikkeling van breedbandplatforms het mogelijk maakt om op die platforms een groot aantal nieuwe diensten aan te bieden. Er is minder eensgezindheid over de vraag hoe die kwestie in het nieuwe kader moet worden aangepakt.

In de mededeling werd voorgesteld dat de bij de regelgeving opgelegde verplichtingen zouden variëren afhankelijk van de marktmacht. Wanneer een exploitant "dominant" is moet hij op alle redelijke aanvragen om toegang ingaan tegen aan de kosten gerelateerde tarieven en op niet-discriminerende basis. Voor toegangsleveranciers met "aanmerkelijke marktmacht" (AMM) legt het kader de verplichting op om op verzoeken tot toegangsonderhandelingen in te gaan, waarbij de regelgever over bepaalde bevoegdheden beschikt om bij geschillen in te grijpen. De grote meerderheid van de respondenten kan het beginsel aanvaarden van gereguleerde toegang tot de infrastructuur wanneer de positie van de gevestigde exploitanten een probleem vormt. Zo bestaat er een brede consensus over de ontbundeling van de lokale koperen aansluitnetten van de gevestigde exploitanten. Er wordt gesteld dat het in de meeste geografische gebieden op korte en middellange termijn onwaarschijnlijk is dat er een brede alternatieve infrastructuur beschikbaar komt voor het lokale aansluitnet van de gevestigde telecommunicatie-exploitant.

De kwestie van toegang tot andere infrastructuur is controversiëler. De exploitanten van mobiele netwerken geven te kennen dat de mobiele markt helemaal concurrerend is en dat men bijgevolg niet kan spreken van een gebrekkige marktwerking die het opleggen van gereguleerde toegang voor dienstverleners zou rechtvaardigen. Zij vestigen de aandacht op het feit dat er in bepaalde landen al commerciële overeenkomsten met dienstverleners worden gesloten. Zij leggen er de nadruk op dat de exploitanten van mobiele netwerken zeer zwaar investeren in de aanleg van hun netwerk en dat gereguleerde toegang die investeringen zou ondermijnen.

Dienstverleners [5] betwisten deze stelling met als argument dat het rendement dat de exploitanten van mobiele netwerken momenteel behalen op hun investering meer dan volstaat om een redelijke winst te waarborgen voor zowel de dienstverlener als de netwerkexploitant. Ook de gebruikers spreken zich uit voor opgelegde toegang tot mobiele netwerken in bepaalde omstandigheden, aangezien zij menen dat de huidige marktstructuur nationaal is georiënteerd met overdreven hoge tarieven voor internationale roaming. De exploitanten van mobiele netwerken weigeren voorts overeenkomsten inzake virtuele particuliere netwerken te sluiten met klanten uit het bedrijfsleven en eisen hoge roamingvergoedingen van hen. De intrede van nieuwe dienstverleners kan een manier zijn om deze inefficiënte structuur te breken.

[5] Onder dienstverleners wordt hier verstaan exploitanten die niet over een eigen netwerk beschikken.

De kabelexploitanten staan terughoudend tegenover het idee om de regels inzake open toegang toe te passen op hun netwerken omdat dit de stimulans om te investeren wegneemt. De kabelindustrie kan niet leven van alleen transportdiensten, maar moet over de commerciële vrijheid beschikken om diensten te bundelen en heeft controle nodig over de bijbehorende diensten zoals voorwaardelijke toegang.

Zowel uit de hoek van de industrie als uit die van de regelgevingsautoriteiten komt er kritiek op de invoering van twee drempels voor regelgevend optreden, omdat dit verwarrend en moeilijk te verdedigen zou zijn. Netwerkexploitanten geven de voorkeur aan een op het begrip "dominantie op de markt" uit het mededingingsrecht gebaseerde drempel voor het opleggen van verplichtingen via regelgeving, omdat zij menen dat pas vanaf die drempel van falende marktwerking sprake kan zijn, waardoor wettelijke ex ante-verplichtingen gerechtvaardigd zijn. De dienstverleners, alsook de meeste regelgevingsautoriteiten, zijn er meer voor te vinden de bestaande drempel van "aanzienlijke marktmacht" (AMM) te handhaven, omdat zij menen dat op vele markten een "dominantie"-drempel niet zal volstaan om de concurrentie te waarborgen. De omroepen zijn in het algemeen voorstander van verdere evolutie en van versterking van de toegang op "eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden".

Er zijn veel negatieve reacties gekomen op het voorstel om AMM-exploitanten de verplichting op te leggen om over toegang te onderhandelen. Nieuwkomers op de markt wensen dat de verplichting om toegang te verlenen wordt gehandhaafd omdat zij menen dat een verplichting tot onderhandelen door exploitanten met AMM niet ernstig zou worden genomen en dus ondoeltreffend zou zijn. Anderen - zoals de kabelexploitanten - stellen dat het vooruitzicht van regulerend optreden ingeval onderhandelingen mislukken, in feite inhoudt dat een verplichting om op toegangsonderhandelingen in te gaan, in de praktijk op hetzelfde neerkomt als een verplichting om toegang te verlenen. De dienstverleners zouden in een dergelijke situatie immers niet ernstig onderhandelen en zouden gewoon wachten tot de regelgevingsinstantie een prijs oplegt.

2.3.2. Carrierselectie en -preselectie bij mobiele communicatie

Er is geen consensus over het voorstel om exploitanten van mobiele netwerken met AMM te verplichten carrierselectie op hun netwerken aan te bieden. De exploitanten zijn verdeeld. De exploitanten van mobiele netwerken en de gevestigde exploitanten van vaste netwerken zijn doorgaans tegenstander van een dergelijke verplichting omdat zij menen dat dit gezien de hevige concurrentie op de mobiele markt niet gerechtvaardigd is. Gebruikers en nieuwkomers op de markt zijn in het algemeen wel voor het idee gewonnen en velen onder hen vinden dat de verplichting om carrierselectie en -preselectie aan te bieden aan alle exploitanten van mobiele netwerken moet worden opgelegd, niet alleen aan die met AMM. Analoog zijn sommige regelgevers ervoor om een dergelijke verplichting op te leggen, terwijl anderen denken dat het voorbarig is om dat te doen.

Verschillende regelgevers stellen dat carrierselectie en -preselectie vormen van toegang zijn en dat deze kwesties derhalve in het voorgestelde raamwerk voor toegang moeten worden behandeld. Sommigen tenslotte trekken het in de mededeling gemaakte onderscheid tussen carrierselectie en carrierpreselectie in twijfel.

2.3.3. Interconnectie

In brede kring is men het erover eens dat de primaire-interconnectiviteitsregels van het bestaande regelgevingskader in het nieuwe kader moeten blijven gelden en dat derhalve de hand moet worden gehouden aan de verplichting en het recht van alle partijen om over interconnectie te onderhandelen, alsmede aan de bevoegdheid van de regelgevers om geschillen te beslechten. De meeste respondenten stemmen ook in met het idee dat de voorlopige definitie van interconnectiemarkten naar alle waarschijnlijkheid op lange termijn niet houdbaar is en dat er dus een meer specifieke omschrijving van de markt moet komen (bijv. voor originating traffic, transit traffic en terminating traffic).

Er bestaat verschil van mening over de mate waarin de asymmetrische verplichtingen met betrekking tot interconnectie nodig blijven. Bepaalde gevestigde exploitanten zijn van mening dat de prikkels om voor interconnectie te zorgen dezelfde zijn voor alle marktspelers, en dat daarom voor allen ook equivalente verplichtingen moeten gelden. Nieuwkomers op de markt en regelgevingsautoriteiten zijn het daarmee niet eens en stellen dat de prikkels, met name bij call termination, fundamenteel verschillend blijven gezien de alomtegenwoordigheid van het netwerk van de gevestigde exploitant.

Net als bij de toegangsdiscussie, bestaat er verschil van mening over de criteria voor het opleggen van verplichtingen inzake kostenoriëntatie en non-discriminatie aan exploitanten met marktmacht. De regelgevers en nieuwkomers op de markt zijn er doorgaans voorstander van dat alle AMM-exploitanten verplicht blijven om tegen aan de kosten gerelateerde prijzen voor interconnectie te zorgen. Gevestigde exploitanten en andere grotere exploitanten scharen zich achter het voorstel om een dergelijke verplichting uitsluitend op te leggen aan exploitanten die dominant zijn op de relevante markt.

2.3.4. Ontbundeling van het aansluitnet

De overweldigende meerderheid van de exploitanten en fabrikanten, vertegenwoordigers van gebruikers en consumenten, en regelgevingsautoriteiten zijn er voorstander van om in het nieuwe regelgevingskader de verplichting voor gevestigde exploitanten van vaste netwerken op te nemen om hun lokaal koperen aansluitnet te ontbundelen, dit om de ontwikkeling van nieuwe breedband-internetdiensten in Europa een impuls te geven. Ook de aanbeveling van de Commissie [6] inzake deze kwestie vindt in brede kring steun. Sommige respondenten beklemtonen echter dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat de feitelijke ontbundeling van het aansluitnet niet investeringen in alternatieve lokale-toegangsinfrastructuur ontmoedigt.

[6] Aanbeveling van de Commissie inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnet, COM ...

2.3.5. Toegang tot omroepinfrastructuur en doorgifteplicht ("must-carry"-verplichting)

De omroepen vinden het noodzakelijk de in de richtlijn Televisienormen [7] opgenomen verplichting te handhaven waarbij alle leveranciers van voorwaardelijke-toegangsdiensten toegang moeten verlenen onder eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden. Vele eigenaars van dergelijke infrastructuur zijn ook voorstander van deze verplichting. Sommigen, met name openbare omroepen, vinden ook dat deze verplichting moet worden uitgebreid tot andere faciliteiten die toegang geven tot de eindgebruiker, zoals API's (Application Program Interfaces) en EPG's (elektronische programmagidsen).

[7] Richtlijn 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen, PB L 281 van 23.11.1995, blz. 51, "de richtlijn Televisienormen".

De openbare omroepen vrezen ook dat de toegangsvoorstellen een beperking kunnen inhouden van hun vermogen om voor hun inhoud tegen een redelijke prijs toegang te verkrijgen tot een geschikte infrastructuur. Zij onderstrepen dat wanneer zij verplicht worden hiervoor veel geld neer te tellen, dit hun vermogen om in inhoud te investeren aantast.

De openbare omroepen en consumentenverenigingen blijven het noodzakelijk vinden in een digitale omgeving een doorgifteplicht vast te stellen voor bepaalde inhoud die voor het publiek van belang is. In een digitale omgeving brengt dit immers veel lagere kosten met zich mee doordat de transmissiecapaciteit minder schaars wordt. De regelgevers en de exploitanten zijn het ermee eens dat handhaving van de doorgifteplicht aan te bevelen is. Vele kabelexploitanten zijn echter van mening dat de doorgifteplicht opnieuw moeten worden bekeken en beklemtonen dat een dergelijke verplichting gerechtvaardigd en evenredig moet zijn en dat er een behoorlijk vergoeding tegenover moet staan.

2.3.6. Interoperabiliteit en standaardisering

Er is ook veel steun voor het voorstel van de Commissie om voort te bouwen op de huidige regelingen voor door de industrie gedreven standaardisering in de telecommunicatiesector, en de toepassing van dergelijke regelingen uit te breiden tot het geheel van de communicatie-infrastructuur en bijbehorende diensten (met inbegrip van digitale televisie), dit teneinde geschikte middelen te ontwikkelen om de interoperabiliteit te waarborgen. Verschillende omroeporganisaties merken op dat bij de standaardisering van digitale televisie met de wereldwijde context rekening moet worden gehouden. De publieksomroepen, consumentenverenigingen en regelgevers zijn voorstander van een grotere interoperabiliteit, maar zijn het niet eens over de beste manier om die te bereiken. Voorstellen zijn onder meer: aangifte van cruciale interfaces onder niet-openbaarmakingsovereenkomsten, opleggen van gemeenschappelijke interfaces en versneld of verplicht gebruik van het Multimedia Home Platform (een door de "Digital Video Broadcasting (DVB) Group" ontwikkelde open architectuur voor multimedia-informatie, inclusief digitale televisie).

2.3.7. Kostenberekening en tariefstelling voor interconnectie en toegang

Er is brede steun voor het voornemen van de Commissie om aanbevelingen te gebruiken om specifieke kostenberekeningsmethoden voor te schrijven die in specifieke situaties van toepassing zijn. Sommige respondenten zijn het echter niet eens met de stelling van de Commissie dat in verschillende situaties ook verschillende kostenberekeningsmethoden aangewezen kunnen zijn. Zij menen dat bij de vaststelling van gereguleerde tarieven in alle gevallen de methode van de gemiddelde incrementele kosten op lange termijn (LRAIC) moet worden gebruikt.

2.4. Beheer van schaarse middelen

2.4.1. Radiospectrumbeleid

Iedereen onderkent de betekenis van het radiospectrum voor de communicatiesector. Iedereen beseft ook dat het nodig is een goed evenwicht te vinden tussen de concurrerende behoeften van commercieel en niet-commercieel gebruik van spectrum. De industrie en de gebruikersgroepen zijn het eens met het Commissievoorstel om een radiospectrumbeleidsgroep op te zetten die erover moet waken dat er een pan-Europese aanpak komt voor het radiospectrumbeleid in alle sectoren die relevant zijn voor het communautaire beleid. Er is veel steun voor een grotere harmonisatie van het spectrumgebruik in de EU, daarbij zonodig gebruik makend van de technische deskundigheid van bestaande instellingen zoals de Europese Conferentie van PTT-administraties (CEPT).

Deze kwesties zijn behandeld in de mededeling van de Commissie waarin de resultaten van de raadpleging betreffende het groenboek over het spectrumbeleid [8] zijn samengebracht, terwijl het komende voorstel voor een besluit betreffende het radiospectrumbeleid een bepaling zal bevatten inzake de oprichting van een groep voor het radiospectrumbeleid, alsmede maatregelen om de harmonisatie van het spectrumgebruik te verbeteren. De mededeling onderstreept de noodzaak van actie op communautair niveau teneinde te komen tot een geharmoniseerde en evenwichtige aanpak van het gebruik van radiospectrum, in het bijzonder op de gebieden communicatie, omroep, transport, onderzoek en bescherming van de volksgezondheid, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat dit gebruik in overeenstemming is met de beginselen van de interne markt en dat de belangen van de Gemeenschap op de internationale fora worden beschermd.

[8] Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de regio's - Verdere stappen in het radiospectrumbeleid - Resultaten van de openbare raadpleging over het Groenboek, COM(1999) 538 def.

2.4.2. Spectrumlicenties: administratieve prijsstelling en veilingen

Zoals in de herzieningsnota is aangegeven, staat het huidige vergunningskader de lidstaten toe zowel veilingen als administratieve prijsstelling te gebruiken om een efficiënt gebruik van schaarse middelen zoals het radiospectrum te waarborgen. In de mededeling wordt voorgesteld deze keuze open te laten en dus geen verplichting op te leggen. Hoewel in de herzieningsnota was onderstreept dat de lidstaten kunnen beschikken over verschillende mogelijkheden voor de verkoop van spectrum, hebben de respondenten zich haast uitsluitend op veilingen geconcentreerd.

Bij de raadpleging over het Groenboek inzake het radiospectrum [9] is duidelijk gebleken dat de betrokken partijen uiteenlopende standpunten hebben over de wenselijkheid van veilingen. De meeste respondenten uit de industrie kanten zich tegen het gebruik van veilingen. Zij vinden dat veilingen verschillende nadelen hebben, zoals verhoging van de prijzen voor de eindgebruikers, ontmoediging van investeringen en een concurrentienadeel voor de Europese industrie tegenover haar concurrenten op wereldniveau, vooral in de mobiele sector. De gebruikersgroepen zijn doorgaans tegen veilingen, evenals de omroepen. Deze laatste vrezen vooral dat de capaciteit van de omroepen om in programma's te investeren in het gedrang komt wanneer hen veilingen zouden worden opgelegd. De telecommunicatie-exploitanten vrezen dat veilingen wel in hun sector zullen worden opgelegd, maar niet in concurrerende sectoren.

[9] Groenboek over het radiospectrumbeleid in samenhang met verschillende beleidsterreinen van de Europese Gemeenschap zoals telecommunicatie, omroep, vervoer en O&O, COM(1998) 596 def. van 9.12.1998.

Andere respondenten uit de industrie zijn dan weer wel voorstander van veilingen. Sommigen stellen dat veilingen de eerlijkste manier vormen om te kiezen tussen concurrerende biedingen op spectrum. Zij menen ook dat veilingen een efficiënt gebruik van spectrum bevorderen, op voorwaarde dat zij goed worden georganiseerd zodat speculatie en concentratie worden voorkomen.

Ook de regelgevers en regeringen zijn verdeeld over het nut van veilingen. Zij vinden echter wel allemaal dat de lidstaten zelf op basis van het subsidiariteitsbeginsel moeten kunnen bepalen welke toewijzingsmechanismen voor hun eigen grondgebied geschikt zijn.

Welk toewijzingsmechanisme ook wordt gekozen, een grote meerderheid van de respondenten uit de industrie is er voorstander van de inkomsten uit spectrumvergoedingen strikt voor de verhoging van de spectrumefficiëntie te reserveren.

2.4.3. Afgeleide handel in radiospectrum

Niet alleen over de verkoop van spectrumlicenties maar ook over afgeleide handel in spectrum is de industrie verdeeld. Een groot aantal respondenten is voorstander van afgeleide handel, vooral wanneer spectrum via veilingen wordt toegewezen en er een behoorlijke toezicht is van de regelgevers op de transacties, teneinde speculatie en concurrentievervalsende concentratie te voorkomen. De omroepen zijn doorgaans gekant tegen een dergelijk beleid.

De regelgevingsautoriteiten hebben ongeveer hetzelfde standpunt als bij de verkoop van spectrum. Hoewel er tussen de lidstaten heel wat verschil van mening bestaat over het nut van afgeleide handel is er brede steun voor het standpunt dat de regelgevers moeten kunnen bepalen of ze afgeleide handel in spectrum in bepaalde banden toestaan. Maar talrijke regelgevers beklemtonen dat een dergelijk systeem alleen maar onder toezicht van de regelgever kan functioneren. De regeringen hebben nog steeds de opdracht ervoor te zorgen dat het spectrum correct en efficiënt wordt beheerd.

2.4.4. Pan-Europese toewijzing en vergunningverlening

Uit de industrie komt er enige steun voor het voornemen om de vergunningsverlenings- en toewijzingsmechanismen binnen de EU meer te harmoniseren. Dit geldt met name voor de satellietsector, die nationale vergunningprocedures als overbodig en tijdverslindend beschouwt, en als in strijd met het economische en technische model van satellietcommunicatie. De lidstaten zijn het hier niet mee eens omdat zij menen dat de toewijzing van spectrum een nationale bevoegdheid is.

2.5. Universele dienst

2.5.1. Omvang

Praktisch alle exploitanten en vele regelgevers en lidstaten steunen het voorstel van de Commissie om de huidige omvang van de universele dienst te handhaven. Sommige exploitanten zijn zelfs voor een inkrimping van het huidige aantal diensten dat onder de universele dienstverplichtingen valt. Maar velen erkennen dat het concept met de markt en de technologische ontwikkelingen moet mee-evolueren en dat het derhalve flexibel moet zijn en in de toekomst moet kunnen worden aangepast. Talrijke exploitanten waarschuwen er echter voor om van een verplichting tot geregelde herziening geen de facto-uitbreiding te maken.

De gebruikers en regelgevingsautoriteiten benadrukken dat de universele dienst een essentieel instrument is om maatschappelijke uitsluiting te voorkomen. Zij zijn het er ook over eens dat de omvang in dit stadium niet moet worden uitgebreid en steunen het voorstel om criteria vast te stellen voor een geregelde herziening ervan.

De respondenten hebben maar heel weinig directe kandidaten voorgesteld voor opname in de werkingssfeer van de universele dienst onder het nieuwe kader. De consumenten verenigingen willen dat ook e-mail en webadressen binnen de universele dienst vallen. Eén regelgevingsinstantie stelt voor te overwegen om voor bepaalde groepen, zoals gehandicapten, mobiele telefonie op te nemen in de universele dienst. De grote meerderheid van de respondenten kan zich achter de analyse van de Commissie scharen dat het in dit stadium contraproductief zou zijn om breedbandtoegang binnen de werkingssfeer te brengen.

2.5.2. Financiering

De telecommunicatie-exploitanten zijn in het algemeen gekant tegen sectorale financieringsstelsels voor de universele dienst. Zij zijn van mening dat wanneer de regelgever om politieke/sociale redenen verplichtingen oplegt, dergelijke activiteiten moeten worden gefinancierd uit de algemene middelen en niet met bijdragen van de exploitanten. Er is brede steun voor andere instrumenten, zoals openbare aanbestedingen en "pay-or-play"-regelingen, omdat dergelijke methoden als intrinsiek eerlijker worden beschouwd.

De regelgevers en de nationale regeringen zijn van mening dat de lidstaten nog steeds de mogelijkheid moeten hebben om financieringsstelsels in te voeren, met name in het licht van de toekomstige toetreding van landen in Midden- en Oost-Europa. Sommigen zijn van oordeel dat afzonderlijke landen het recht moeten hebben om universele dienstverplichtingen op te leggen op nationale voorwaarden.

2.5.3. Betaalbaarheid

De meningen over het voorstel om richtsnoeren uit te werken over betaalbaarheid op Europees niveau zijn verdeeld. Sommige exploitanten en lidstaten denken dat dit voorstel niet praktisch is omdat de criteria die bepalen of iets al dan niet betaalbaar is in wezen op nationaal niveau worden vastgelegd. Europese richtsnoeren zouden dan ook betekenisloos en wellicht zelfs gevaarlijk zijn. Anderen zijn van mening dat een poging om betaalbaarheid op Europees niveau te omschrijven ertoe kan bijdragen dat alle Europese burgers toegang krijgen tot werkelijk betaalbare communicatiediensten. Eén kandidaat-lidstaat heeft de aandacht gevestigd op de specifieke problemen die de landen van Midden- en Oost-Europa hebben om de universele dienst betaalbaar te maken.

2.6. Rechten van de gebruiker en de consument

2.6.1. Bescherming van persoonsgegevens en van de persoonlijke levenssfeer

De meeste respondenten zijn het ermee eens dat het nuttig zou zijn de richtlijn Gegevensbescherming telecommunicatie [10] te actualiseren.

[10] Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatie sector, PB L 24 van 30.1.98, blz. 1, de richtlijn "Gegevensbescherming telecommunicatie".

Sommigen respondenten echter, met name vertegenwoordigers van de industrie, zijn van mening dat sectorale wetgeving overbodig is, aangezien er reeds horizontale wetgeving op dit gebied bestaat (nl. de richtlijn Algemene gegevensbescherming [11]). Sommigen denken dat een sectorale code voor communicatie in het kader van de algemene richtlijn een flexibeler instrument zou zijn dan de bestaande sectorspecifieke richtlijn.

[11] Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PB L 281 van 23.11.95, blz. 31, de richtlijn "Algemene gegevensbescherming".

Anderen, met name de regelgevers, zijn het met de Commissie eens dat de richtlijn Gegevensbescherming telecommunicatie moet worden aangepast, in het bijzonder om verduidelijking te brengen op die gebieden die voor de lidstaten tot problemen bij de tenuitvoerlegging hebben geleid.

2.6.2. Europees oproepnummer voor hulpdiensten (<112>)

De lidstaten, regelgevers en consumentenverenigingen zijn er voorstander van om vanaf 1 januari 2003 de voorziening plaatsbepaling van de oproeper bij noodoproepen (met inbegrip van het Europees oproepnummer voor hulpdiensten) verplicht te stellen.

Vele netwerkexploitanten maken bezwaren tegen een dergelijke verplichting. Sommigen vragen zich met name af of de opgelegde termijn wel realistisch is. Sommigen wijzen ook op het gevaar van regelgeving op een gebied waarop de exploitanten reeds bezig zijn de invoering van een dergelijke voorziening voor te bereiden. Anderen voeren aan dat een dergelijke verplichting duur is en belangrijke beperkingen zal hebben. Er wordt ook aangedrongen op een zekere mate van Europese coördinatie tussen de industriële spelers bij de uitvoering van deze maatregel. Er is algemene overeenstemming onder de exploitanten dat een dergelijk in het openbaar belang opgelegde verplichting uit de algemene middelen moet worden gefinancierd.

2.6.3. Behandeling van klachten en beslechting van geschillen

Er is algemene instemming met het voorstel ervoor te zorgen dat gebruikers en consumenten toegang hebben tot eenvoudige en goedkope procedures voor de behandeling van klachten en beslechting van geschillen, alsmede met de opvatting dat de basisbeginselen van de regelingen daartoe op Europees niveau moeten worden vastgelegd. Gebruikers- en consumentenverenigingen zijn het in grote lijnen eens met het voorstel van de Commissie om de Communicatiegroep op hoog niveau de bevoegdheid te geven grensoverschrijdende geschillen te beslechten. De regelgevingsautoriteiten zijn hiervan minder overtuigd en menen dat bilaterale overeenkomsten tussen de NRI's geschikter zijn. Sommigen lidstaten deinzen ervoor terug een adviesorgaan praktisch rechtsmacht te verlenen.

2.6.4. Transparantie van tariefinformatie

Er is brede steun uit alle kringen voor het voorstel de transparantie van tariefinformatie voor de consument te vergroten. Er zijn echter uiteenlopende meningen over de wijze waarop dit het best kan worden bereikt. De exploitanten zijn in het algemeen gekant tegen door de regelgever opgelegde verplichtingen met betrekking tot de verstrekking van tariefgegevens per gesprek. Zij stellen dat gezien de aard van de concurrentie de exploitanten er alle belang bij hebben de consumenten goed te informeren over de aard van de diensten die hen worden aangeboden. Zij zijn van mening dat een systeem van verstrekking van tariefgegevens per gesprek de tariefstructuren al te star kunnen maken zodat vernieuwingen op dat gebied moeilijker ten uitvoer zullen kunnen worden gelegd. Maar velen zijn bereid zelfregulerende oplossingen te overwegen teneinde de transparantie te vergroten.

De regelgevers en de gebruikers- en consumentenverenigingen dringen erop aan ervoor te zorgen dat de consument nauwkeurige en transparante informatie krijgt over de tarieven. Zij pleiten ervoor de verschillende opties, met inbegrip van verstrekking van tariefgegevens per oproep, verder te onderzoeken alvorens een beslissing inzake een technische oplossing te nemen.

2.6.5. Kwaliteit van de dienst

De exploitanten menen dat in een concurrerende markt de kwaliteit van de dienst geen zorg is voor de regelgever. Kwaliteit is immers een van de aspecten waarmee de exploitanten zich trachten te onderscheiden. Zij zijn het niet eens met het voorstel van de Commissie om de regelgever enige bevoegdheid te laten behouden om in geval van nood op te treden.

De regelgevers zijn van oordeel dat het met het oog op de bescherming van de consument noodzakelijk is een dergelijke bevoegdheid te handhaven.

2.6.6. Aanbevolen en verplichte diensten

Er is brede steun voor het voorstel om de Huurlijnenrichtlijn [12] in te trekken zodra er op dit gebied voldoende concurrentie is. De meesten zijn het ermee eens dat zodra het nieuwe kader een feit is, er voldoende concurrentie zal zijn om de richtlijn te kunnen intrekken. Sommige exploitanten dringen er echter op aan dat een beslissing inzake de intrekking van de bepalingen van de Huurlijnenrichtlijn moet worden genomen op basis van een analyse van de mate van mededinging op dat tijdstip.

[12] Richtlijn 92/44/EEG van de Raad van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen, PB L165 van 19.6.92, blz. 27, als gewijzigd bij Richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad, PB L 295 van 29.10.97, blz. 23, de "Huurlijnenrichtlijn".

2.7. Nummering, naamgeving en adressering

2.7.1. Nummerportabiliteit voor mobiele telefonie

De gebruikers- en consumentenverenigingen dringen sterk aan op verplichte nummerportabiliteit voor mobiele gebruikers. Zij zijn van mening dat afwezigheid van nummerportabiliteit met name voor klanten uit de bedrijfswereld het effect heeft dat de consument tot één specifiek netwerk wordt veroordeeld. Zij zijn ook van mening dat nummer portabiliteit niet uitsluitend een concurrentiemaatregel is, maar ook een "gebruikersrecht".

Ook de regelgevers zijn in het algemeen voor het opleggen van deze verplichting. De regelgevers in de lidstaten waar deze verplichting reeds is ingevoerd, stellen dat de maatregel doeltreffend is.

Vele exploitanten van mobiele netwerken (met name die exploitanten die als eerste een vergunning kregen op hun nationale markt) zijn tegenstander van het opleggen van een verplichting om nummerportabiliteit te waarborgen. Zij stellen dat nummerportabiliteit een maatregel is om onvolkomenheden in de concurrentie op de markt voor vaste telefonie aan te pakken, maar niet mag worden opgelegd op de zeer concurrerende mobiele markt. Zij argumenteren ook dat de tenuitvoerleggingskosten van een dergelijke maatregel zeer hoog zijn en niet in verhouding staan tot de verwachte baten.

Andere exploitanten van mobiele netwerken, doorgaans nieuwkomers op de markt die GSM-1800-netwerken exploiteren, zijn er echter voor om deze verplichting op te leggen. Sommige nieuwkomers, met name in lidstaten waar nummerportabiliteit reeds is ingevoerd, stellen dat zij voordeel hebben gehad bij deze verplichting. Zij erkennen dat de overgangsmaatregelen bij de tenuitvoerlegging niet ideaal waren, maar dat door gebruik van intelligente netwerk platforms de tenuitvoerlegging gemakkelijker kan worden.

2.7.2. Interoperabiliteit van nationale gegevensbanken voor intelligente netwerken

Verschillende lidstaten en regelgevingsautoriteiten beamen de in de herzieningsnota geuite zorg dat onvoldoende maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat de nationale I/N-gegevensbanken voor nummerportabiliteit interoperabel zijn. Zij menen echter dat in dit stadium de aandacht vooral moet worden gericht op de aanmoediging van vrijwillige interoperabiliteit, in plaats van een verplichting in de regelgeving op te nemen.

2.8. Specifieke kwesties op concurrentiegebied

2.8.1. Marktomschrijving

In het huidige regelgevingskader voor de telecommunicatiesector worden specifieke markten omschreven waarop specifieke regelgeving van toepassing is. In de herzieningsnota is het standpunt ingenomen dat in een toekomstig kader een dergelijke aanpak niet langer haalbaar is aangezien de markten steeds sneller evolueren. De Commissie heeft daarom voorgesteld de nationale regelgevers uitgaande van aanbevelingen van de Commissie te belasten met de omschrijving van de markten met het oog op ex ante-regelgeving.

De meeste respondenten zijn het in beginsel met deze aanpak eens, hoewel sommigen denken dat dit ook aanleiding kan geven tot divergerende besluitvorming over regelgeving in de EU. In dit verband wordt het belang van de aanbevelingen van de Commissie beklemtoond, alsook de noodzaak van daadwerkelijke samenwerking tussen de NRI's en de nationale mededingingsautoriteiten. De meeste respondenten uit de industrie waren blij met het signaal van de Commissie dat zij call origination, call transit en call termination als afzonderlijke markten beschouwt, alle met hun eigen niveau van concurrentie. Sommige nieuwkomers op de markt vrezen er echter voor dat het nieuwe stelsel de mogelijkheid kan scheppen dat een dominante speler de machtspositie op zijn markt gaat gebruiken om belendende markten over te nemen.

Er was ook de zorg dat de NRI's de marktomschrijving gaan gebruiken als middel om regulerend op te treden in een specifieke situatie, bijvoorbeeld door de markt zeer eng te definiëren om ervoor te zorgen dat een exploitant een voldoende groot marktaandeel heeft om regelgeving te rechtvaardigen. Anderen hadden meer algemene twijfels over de methodes die voor de omschrijving van de markt worden gebruikt.

2.8.2. Aanmerkelijke marktmacht en dominantie

Er is algemene instemming met het standpunt dat ex ante-regelgeving noodzakelijk blijft als surrogaat voor mededinging op die markten waar concurrentie nog geen vaste voet aan de grond heeft gekregen. Sommigen zijn van mening dat zodra er concurrentie is op een gegeven markt, er geen asymmetrische verplichtingen meer nodig zijn. Nieuwkomers op de markt vrezen evenwel dat zelfs wanneer er op een bepaalde markt sprake is van concurrentie, de gevestigde exploitanten van hun machtspositie op andere markten zonder concurrentie kunnen profiteren op de markt met concurrentie, wat hen een ten onrechte een concurrentievoordeel verschaft ten opzichte van de nieuwkomers op die markt.

De meeste respondenten zijn het echter niet eens met het Commissievoorstel om twee regelgevingsdrempels in te voeren. De meesten geven de voorkeur aan één drempel, maar er bestaat geen consensus over welke. Nieuwkomers op de markt voor vaste telefonie en de meeste regelgevers wensen dat de verplichtingen die momenteel voor AMM-exploitanten gelden, gehandhaafd blijven, met als argument dat als regelgevingsverplichtingen zoals kostenoriëntatie uitsluitend voor dominante exploitanten gelden, nieuwkomers op de markt het echt moeilijk krijgen om tegen de gevestigde exploitanten op te boksen. Zij menen ook dat op markten waar er gezamenlijke dominantie is, maar waar geen speler afzonderlijk dominant is, de regelgevers geen middelen hebben om hun machtspositie op die markt aan te pakken. Verschillende respondenten hebben twijfels over de meting van het marktaandeel, en wijzen erop dat wanner het gemeten wordt in waarde, het marktaandeel van gevestigde exploitanten veel kleiner is dan wanneer het in volume wordt gemeten.

Voorstanders van het gebruik van het concept dominantie als drempel voor het via regelgeving opleggen van ex ante-verplichtingen argumenteren dat dominantie het enige criterium is waarmee de doelstelling van het nieuw regelgevingskader, namelijk uitsluitend optreden waar dat nodig is, kan worden bereikt. Uitsluitend waar een exploitant dominant is, is ex ante-regelgeving gerechtvaardigd om de concurrentie te beschermen. Zij zijn van mening dat het AMM-begrip de regelgevers te veel ruimte geeft voor onnodig ingrijpen op markten met concurrentie.

De omroepnetwerken zijn in het algemeen gewonnen voor een aanpak die alle infrastructuurleveranciers verplicht om toegang aan te bieden op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.

Sommige respondenten zijn niet gelukkig met de term "dominantie". Zij denken dat het gebruik van dit begrip in ex ante-regelgeving uitnodigt tot vergelijkingen met het mededingingsrecht en kan leiden tot onderling afwijkende jurisprudentie tussen de mededingingsvoorschriften en sectorspecifieke regels. Een exploitant wil de situatie vermijden waarin zijn positie in een eventuele rechtszaak over misbruik van een dominante positie onder de concurrentiewetgeving kan worden ondermijnd, op grond van het feit dat een NRI hem als "dominant" heeft gekwalificeerd uit hoofde van het nieuwe regelgevingskader. Dergelijke exploitanten zullen het etiket van "dominantie" zeker aanvechten.

2.9. Institutionele regelingen

2.9.1. COCOM en HLCG

Er is brede steun voor het voorstel van de Commissie om geen Europese regelgevingsautoriteit op te richten, maar in plaats daarvan voort te bouwen op de bestaande regelgevingsstructuren. Het Communicatiecomité (COCOM) en de Groep op hoog niveau voor communicatie (High Level Communications Group - HLCG) vinden bijval bij de meeste respondenten, die van mening zijn dat de voorstellen de samenhang van de besluitvorming in de EU zal verbeteren.

Er is overweldigende steun gekomen uit de rangen van de industrie en gebruikersgroepen voor het voorstel tot verhoging van de transparantie van de werking van het COCOM en de HLCG, en talrijke respondenten dringen aan op formele contacten met of deelname van de industrie en andere betrokken partijen aan de werkzaamheden.

De regelgevers zijn doorgaans voorstander van vervanging van het huidige ONP- en vergunningen comité door het COCOM. Er is echter meer scepsis wat de HLCG betreft. Zij vragen zich af of de HLCG in staat zal zijn de in de mededeling aan hem toegewezen taken te vervullen. Sommigen trekken zelfs de noodzaak van een dergelijke groep in twijfel en vinden dat de huidige Groep van onafhankelijke nationale regelgevingsinstanties (Independent Regulators Group - IRG) en CEPT/ECTRA [13] in staat zijn om de voor de HLCG bestemde taken op zich te nemen.

[13] Het Europees Comité voor regelgevingsaangelegenheden op het gebied van telecommunicatie van de Europese Conferentie van PTT-administraties.

Sommigen nationale autoriteiten vragen zich af of het passend is om een advieslichaam zoals de HLCG verantwoordelijk te maken voor het oplossen van grensoverschrijdende geschillen, iets wat eigenlijk een zaak voor de rechter is. Zij zijn van oordeel dat deze taak aan de COCOM moet worden toevertrouwd of via bilaterale akkoorden tussen de regelgevers moet worden afgewikkeld.

2.9.2. Nationale regelgevingsinstanties

Er is algemene steun voor de voorstellen uit de herzieningsnota om de onafhankelijkheid van de NRI's te vergroten en de transparantie van hun besluitvorming te verbeteren. Zoals reeds vermeld, wensen talrijke respondenten een grotere samenwerking met de mededingingsautoriteiten en de Commissie.

3. Conclusies voor het toekomstige regelgevingskader

Op basis van haar evaluatie van de reacties die zij heeft ontvangen tijdens de raadpleging over de herzieningsnota trekt de Commissie hieronder haar conclusies over het toekomstige regelgevingskader. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste overwegingen weergegeven waarop de Commissie zich zal baseren bij de uitwerking van de voorstellen voor richtlijnen die het nieuwe, geactualiseerde regelgevingskader zullen vormen.

De hieronder uiteengezette uitgangspunten kunnen in drie categorieën worden ingedeeld:

* Uitgangspunten van beleidsvoorstellen welke brede steun hebben gekregen in de openbare raadpleging. Deze voorstellen worden door de Commissie gehandhaafd.

* Uitgangspunten van beleidsvoorstellen waarover in de openbare raadpleging uiteenlopende meningen naar voren zijn gekomen, zoals beschreven in hoofdstuk 2 van deze mededeling. De Commissie heeft hier haar oorspronkelijke voorstellen gehandhaafd behalve op één gebied, nl. toegang en interconnectie. De Commissie heeft besloten geen twee drempels in te voeren voor ex ante-verplichtingen ten aanzien van toegang en interconnectie. Zij stelt nu een nieuwe aanpak voor op dit gebied, die nader wordt omschreven in punt 3.3.

* Uitgangspunten die niet expliciet in de herzieningsnota zijn genoemd. Dit zijn de verplichting voor exploitanten met aanzienlijke marktmacht om toegang te verlenen tot ontbundelde elementen van het aansluitnet en de eventuele mogelijkheid dat de Commissie zich kan verzetten tegen besluiten van de NRI's en kan eisen dat zij die opschorten wanneer wordt geoordeeld dat zij in strijd zijn met het nieuwe regelgevingskader.

3.1. Horizontale bepalingen

De Commissie stelt voor dat de doelstellingen en, waar passend, de beginselen als uiteengezet in de herzieningsnota worden geïntegreerd in het nieuwe kader en dat de nationale regelgevers verplicht worden hun besluiten daarop te baseren.

Het nieuwe kader zal betrekking hebben op het geheel van de communicatie-infrastructuur en de bijbehorende diensten, zoals voorgesteld, en zal de daarin passende definities omvatten. De via die infrastructuur geleverde diensten, bijv. omroepdiensten of diensten van de informatiemaatschappij, vallen buiten de werkingssfeer. Het is derhalve gebaseerd op het onderscheid tussen regelgeving inzake overdracht en regelgeving inzake inhoud [14].

[14] Zie voetnoot 2.

De Commissie is van mening dat een doeltreffende manier om het nieuwe regelgevingskader de dringend gewenste flexibiliteit te verschaffen, een veelvuldiger gebruik van aanbevelingen en richtsnoeren is. Zij erkent de legitieme behoefte van de betrokken partijen aan transparantie, doeltreffendheid, rechtszekerheid en democratische controle met betrekking tot dergelijke maatregelen.

Het nieuwe kader omvat ook regels voor het beheer van schaarse middelen door de NRI's.

Wat het radiospectrum betreft, zal het nieuwe raamwerk duidelijk maken dat de lidstaten de vrijheid behouden om voor de toewijzing van frequenties veilingen en andere prijsstellingsmechanismen voor spectrum in te voeren, wanneer zij dit noodzakelijk achten om een optimaal gebruik van radiospectrum te waarborgen. Om de efficiëntie van en flexibiliteit bij het gebruik van radiospectrum te vergroten zal het kader de lidstaten toestaan - maar niet voorschrijven - om afgeleide handel in radiospectrum in te voeren. Maar in het nieuwe regelgevingskader zullen er passende beveiligingsmechanismen worden opgenomen, zoals aangekondigd in de herzieningsnota, met name om ervoor te zorgen dat de transacties plaatsvinden onder het toezicht van de nationale regelgevingsinstantie.

Wat nummering betreft, zullen de huidige regels voor het nummeringsbeheer worden gehandhaafd, zodat het duidelijk wordt dat de NRI's verantwoordelijk moeten zijn voor de gehele nummervoorraad, ook die van de gevestigde exploitanten.

Wat internetnaamgeving betreft, zal de Commissie ervoor zorgen dat de nationale registratiebureaus niet ten onrechte discrimineren tussen nationale aanvragen voor domeinnamen en aanvragen uit de overige lidstaten.

De Commissie is voornemens een voorstel in te dienen tot oprichting van een Communicatiecomité en een Communicatiegroep op hoog niveau. In de wetgevingsvoorstellen zullen de taken van elk van beide duidelijk worden omschreven. Bij het nieuwe kader zal er ook voor worden gezorgd dat de bepalingen waarin de bevoegdheden en onafhankelijkheid van de nationale regelgevingsinstanties worden vastgelegd, adequaat zijn en met name dat er daadwerkelijke samenwerking is tussen de NRI's en de mededingingsautoriteiten.

In het nieuwe kader wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende regelgevingstypes. Regelgeving die voornamelijk ervoor bestemd is de overschakeling op concurrentie te begeleiden (bijv. verplichtingen inzake de toegang tot infrastructuur) zal voor specifieke ondernemingen gelden, afhankelijk van hun marktmacht. Die regelgeving zal worden ingetrokken naarmate de concurrentie toeneemt (dit wordt besproken in punt 3.3). Regelgeving die is afgestemd op doelstellingen van algemeen belang (bijv. sectorspecifieke consumentenbeschermingsregels, besproken in punt 3.4) blijft van kracht, ongeacht het concurrentieniveau, en moet worden toegepast door alle spelers op een gegeven markt.

3.2. Vergunningen en machtigingen

Op basis van de overweldigende steun die het desbetreffende voorstel bij de raadpleging heeft gekregen, is de Commissie van mening dat de lidstaten verplicht moeten worden voor alle communicatiediensten en netwerken algemene machtigingen te gebruiken als instrument om toestemming te verlenen. Voorts zullen specifieke gebruiksrechten worden verleend aan afzonderlijke organisaties voor gebruik van spectrumruimte of de nummervoorraad. Daar waar de frequentiebanden zijn geharmoniseerd en gemeenschappelijke selectiecriteria en procedures zijn afgesproken in de CEPT (bijv. voor bepaalde satellietdiensten), zal het nieuwe kader er echter voor zorgen dat dergelijke rechten op het gebruik van spectrum op nationaal niveau de ontplooiing van diensten niet zal beperken of vertragen door het opleggen van aanvullende voorwaarden.

Omdat doorgangsrechten niet specifiek zijn voor een bepaalde organisatie, is de Commissie er niet van overtuigd dat specifieke rechten op het gebruik van dergelijke middelen gerechtvaardigd zijn, maar zij erkent de terechte bezorgdheid van regelgevers en exploitanten op dit gebied en zal hiermee rekening houden in het nieuwe raamwerk voor de machtigingen.

De Commissie gelooft dat deze maatregelen het niveau van harmonisatie van de machtigingsregelingen in de EU aanzienlijk zal verhogen, alsmede onnodige regelgeving zal doen verdwijnen.

Waar specifieke gebruiksrechten zijn toegekend, zal de Commissie ervoor zorgen dat die worden gescheiden van de algemene machtiging voor de exploitatie van de dienst. De voorwaarden met betrekking tot de algemene machtiging en de specifieke gebruiksrechten zullen eveneens strikt worden gescheiden. De Commissie is van mening dat dit een belangrijke stap is ter verhoging van de transparantie van de machtigingsvoorwaarden voor de exploitanten. Zij zal in de wetgeving een maximumlijst van voorwaarden opnemen die aan de machtigingen kan worden gehecht en ervoor zorgen dat die lijst beperkt blijft tot die voorwaarden die absoluut noodzakelijk zijn.

Wat de vergoedingen betreft, is de Commissie van mening dat de grote variatie binnen de EU van het niveau van die vergoedingen aantoont dat de formulering van het basisbeginsel [15] voor de vaststelling van bedoelde niveaus in het huidige kader inadequaat is. Zij zal dit beginsel aanscherpen en ervoor zorgen dat de fondsen die door de sector worden bijeengebracht, volstaan om de kosten van de activiteiten van de NRI's' te dekken. Zij meent dat richtsnoeren voor het benchmarken van vergoedingsniveaus nuttig zouden zijn om een grotere samenhang te krijgen op het gebied van de vergoedingen voor machtigingen binnen de EU.

[15] Opgenomen in artikel 6 van Richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten.

3.3. Toegang en interconnectie

In de nieuwe richtlijnen zal de weg worden aangegeven om over te schakelen van de huidige sectorspecifieke regelgeving in de telecommunicatiesector op toepassing van de mededingingsbepalingen. Daarbij wordt voortgebouwd op de bij de openbare raadpleging gebleken consensus over het voorstel om sectorspecifieke regelgeving te beperken tot die gebieden waarop zulke regelgeving onmisbaar is. In het licht van de ontvangen reacties denkt de Commissie echter dat haar voorstel om twee drempels in te voeren (AMM en dominantie) voor ex ante-regelgeving waarschijnlijk niet doeltreffend zal zijn.

Zij meent dat er een flexibeler mechanisme dan het huidige AMM-concept vereist is voor de afbakening van de gevallen waarin het opleggen van ex ante-regelgeving absoluut noodzakelijk is. Dat mechanisme moet gebaseerd zijn op een economische analyse van de markt en de bepaling van de werkelijke bronnen van macht van een exploitant binnen een gegeven markt of marktsegment. Dit heeft het voordeel dat de nationale regelgevers de nodige flexibiliteit krijgen om het regelgevingskader aan de passen aan hun nationale situatie, terwijl de eenheid van de interne markt wordt gehandhaafd door sterke coördinatieprocedures op Europees niveau.

De Commissie stelt daarom voor het begrip aanzienlijke marktmacht te wijzigen en het te gebruiken als grondbegrip voor het opleggen van ex ante-verplichtingen met betrekking tot toegang en interconnectie. De drempel van een marktaandeel van 25% zal uit de definitie worden geschrapt. In plaats daarvan zal de definitie gebaseerd worden op het begrip dominante positie op specifieke markten, berekend op de in het mededingingsrecht gangbare wijze, als trigger voor de zwaardere ex ante-verplichtingen, en zal deze alle aspecten omvatten, met inbegrip van gezamenlijke dominantie en aanwending van marktmacht op belendende markten.

De NRI's zullen een onderneming als een onderneming met AMM beschouwen als deze:

- haar infrastructuur geheel of gedeeltelijk heeft gefinancierd op basis van inmiddels afgeschafte bijzondere of exclusieve rechten en er grote wettelijke of economische hinderpalen zijn voor toetreding tot de markt, met name voor de aanleg van een netwerkinfrastructuur; en/of

- een verticaal geïntegreerde structuur vormt en haar concurrenten voor toegang tot een deel van haar faciliteiten afhankelijk zijn om met haar de concurrentie op de gebruikersmarkt aan te gaan;

en wanneer zowel de nationale als de EU-mededingingsbepalingen niet volstaan om werkelijke concurrentie en keuzevrijheid op de desbetreffende markt te waarborgen.

De aard van de verplichtingen die aan een onderneming met aanzienlijke marktmacht kunnen worden opgelegd, afzonderlijk dan wel in combinatie, zal in de nieuwe richtlijn nauwkeurig worden omschreven. Het gaat daarbij onder meer om:

- non-discriminatie en transparantie, met inbegrip van gescheiden boekhouding, met name in verband met problemen van verticale integratie en gebruik van marktmacht om belendende markten te penetreren;

- prijsstelling van diensten, met inbegrip van kostenoriëntatie, met name op gebieden waar concurrentie geen doeltreffend effect op de beheersing van de prijzen heeft;

- toegang tot en gebruik van ontbundelde netwerkelementen en/of bijbehorende faciliteiten, met inbegrip van de levering van gespecificeerde diensten die nodig zijn om de interoperabiliteit te waarborgen, met name wanneer een exploitant een faciliteit controleert die een essentiële input is voor andere dienstverleners.

De NRI's moeten vóór een in de richtlijn vast te stellen datum een lijst opstellen van de organisaties met aanzienlijke marktmacht met het oog op de tenuitvoerlegging van de ex ante-verplichtingen, en moeten die lijst toesturen aan de Commissie. Daarna worden de relevante markten, en de posities van de spelers op die markten, op gezette tijden door de NRI's geëvalueerd met het oog op de aanpassing van de door de regelgever opgelegde verplichtingen. Deze evaluatie van de markt moet volgens de methodiek van het mededingingsrecht plaatsvinden en binnen strikt vastgelegde termijnen [16].

[16] Deze termijnen zullen analoog zijn aan die welke zijn gebruikt voor Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1310/97 van de Raad van 30 juni 1997.

Een dergelijke analyse door de NRI's moet in nauw overleg met de nationale mededingingsautoriteiten gebeuren. Richtsnoeren op Europees niveau zouden een correcte toepassing van de mededingingsprincipes vergemakkelijken zodat afwijkende en niet met de beginselen van de interne markt overeenstemmende omschrijvingen van de markt in de verschillende lidstaten kunnen worden vermeden.

Teneinde nieuwe ontwikkelingen niet te belemmeren moet er in het nieuwe kader voor worden gezorgd dat de NRI's geen AMM-verplichtingen opleggen in kleine opkomende markten waar de marktleider naar alle waarschijnlijkheid de facto een groot marktaandeel heeft.

De rechtszekerheid zou kunnen worden gewaarborgd via een uitputtende lijst van verplichtingen die kunnen worden opgelegd via de richtlijnen en door duidelijke en ondubbelzinnige regels voor de procedure waarmee marktmacht wordt gemeten en verplichtingen worden gerechtvaardigd. Van de NRI's moet worden verlangd dat zij op transparante wijze te werk gaan en dat zij hun besluiten rechtvaardigen op basis van het mededingingsrecht en de door de Commissie gepubliceerde richtsnoeren, die bedoeld zijn om gemeenschappelijke, objectieve criteria vast te stellen die de behoefte aan ad hoc-besluiten door de regelgevers verminderen. Zoals reeds aangegeven in de herzieningsnota is het van belang krachtige coördinatiemechanismen op Europees niveau in te voeren om ervoor te zorgen dat de regels op een consistente wijze ten uitvoer worden gelegd. Een manier om daarvoor te zorgen is de Commissie de bevoegdheid te geven om besluiten van de NRI's aan te vechten en zonodig op te schorten wanneer wordt geoordeeld dat zij niet in overeenstemming zijn met het regelgevingskader. Bij dergelijke besluiten zou de Commissie de Communicatiegroep op hoog niveau en zonodig het Communicatiecomité raadplegen. Dit zou zijn onder voorbehoud van de rechten van de Commissie onder het Verdrag.

In eerste instantie kan dit proces het mogelijk maken de krachtens het huidige regelgevingskader opgelegde verplichtingen ongewijzigd te handhaven, voor zover zij nodig blijven. De NRI's zouden verplicht blijven zich op gezette tijden te buigen over de noodzaak om de desbetreffende verplichtingen te handhaven. Het spreekt vanzelf dat regelgeving met betrekking tot het algemeen belang - die losstaat van het niveau van concurrentie op de markt - gehandhaafd blijft.

De in de herzieningsnota bedoelde, door de regelgever opgelegde specifieke verplichtingen vallen grotendeels onder het bovenbeschreven kader. In de communautaire wetgeving zouden er dus geen specifieke verplichtingen worden opgenomen om bijvoorbeeld toegang voor dienstverleners tot kabeltelevisienetwerken of tot mobiele netwerken te waarborgen, noch om carrierselectie of -preselectie voor mobiele gebruikers op te leggen (in afwijking van het in de herzieningsnota ingenomen standpunt in verband met toegang en interconnectie). Dit betekent dat elk besluit inzake het opleggen van dergelijke toegangsverplichtingen aan eigenaars van infrastructuur alleen kan worden genomen in het licht van de heersende marktvoorwaarden, de doeltreffendheid van de concurrentie en de keuzevrijheid van de consument [17].

[17] NB: De doorgifteplicht, alsmede de toegankelijkheid van de communicatie-infrastructuur voor inhoud, komen in punt 3.4 van deze mededeling aan de orde.

Wat interconnectie betreft, wordt voorgesteld om de bestaande rechten en verplichtingen van alle partijen om over interconnectie te onderhandelen te handhaven, alsmede die van de regelgevers om geschillen te beslechten. Elke wijziging van de aanvullende verplichtingen die momenteel aan AMM-exploitanten worden opgelegd, zal volgens de hierboven beschreven procedure plaatsvinden.

Wat systemen voor voorwaardelijke toegang (CAS) betreft, zullen de bestaande verplichtingen van Richtlijn 95/47/EG voor alle leveranciers van CAS-diensten om toegang te verlenen onder eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden worden gehandhaafd. Dergelijke regels kunnen worden herzien via de hierboven beschreven procedure, wat kan leiden toe een versoepeling van de verplichtingen of eventueel tot een uitbreiding ervan wanneer dit gerechtvaardigd is op basis van een analyse van de markt, bijv. om kwesties te behandelen zoals API's (Application Program Interfaces) of EPG's (elektronische programmagidsen).

In aanvulling op de weldra te nemen maatregelen zal een verplichting om toegang te verlenen tot ontbundelde elementen van het aansluitnet worden opgelegd aan de exploitanten die aanmerkelijke macht hebben op de relevante markten.

3.4. Universele dienst en overige rechten van de gebruiker en de consument

De nieuwe richtlijn inzake de rechten van de gebruiker en de consument en de universele dienst zal ervoor zorgen dat alle burgers betaalbare toegang krijgen tot een universele dienst en dat de huidige omvang van die universele dienst gehandhaafd blijft [18], zij het dat de verplichting wordt ingevoerd om deze omvang op gezette tijden opnieuw te evalueren. De voorgestelde richtlijn zal een procedure voor die evaluatie bepalen, alsmede de daarbij te gebruiken beginselen en criteria. Maar zoals reeds is aangegeven in de mededeling moet, wanneer wordt onderzocht of een bepaalde dienst in de universele dienst moet worden opgenomen, een marktgebaseerde analyse van de vraag naar en de beschikbaarheid van die dienst worden gecombineerd met een politieke afweging van de maatschappelijke en economische wenselijkheid ervan, waarbij met name rekening wordt gehouden met de doelstelling van het voorkomen van maatschappelijke uitsluiting in een op kennis gebaseerde Europese samenleving.

[18] De huidige omvang van de universele dienst, als gedefinieerd in de artikelen 2 en 3 van de Spraaktelefonierichtlijn (98/10/EG), omvat spraaktelefonie, fax en spraakbanddatatransmissie via modems. De gebruikers moeten op een vaste locatie toegang krijgen tot nationale en internationale verbindingen en tot de alarmnummers (via nationale nummers of het Europese alarmnummer <112>). Onder de definitie vallen ook hulp van de telefonist, gidsdiensten, openbare telefoons en bijzondere voorzieningen voor gehandicapten en mensen met bijzondere sociale behoeften.

Op basis van de ervaring met het huidige raamwerk is de Commissie van mening dat universele dienstverplichtingen voor exploitanten die de aangemelde universele diensten verstrekken doorgaans niet dermate belastend zijn dat financieringsstelsels noodzakelijk zijn. Zij acht het niettemin aannemelijk dat dit in bepaalde lidstaten toch een probleem kan vormen en met name ook voor de landen van Midden- en Oost-Europa die tot de EU wensen toe te treden. Het nieuwe kader zal het daarom voor de lidstaten nog steeds mogelijk maken om zelf stelsels op te zetten om de leveranciers van universele diensten te compenseren wanneer die opdracht een onbillijke last op de desbetreffende exploitant legt. De Commissie zal echter nauwlettend erop toezien dat dergelijke stelsels billijk, transparant en evenredig zijn.

Wat de kwestie van de betaalbaarheid van de universele dienst betreft, meent de Commissie dat er wellicht meer ruimte is voor richtsnoeren voor de NRI's over de manier om betaalbaarheid te meten, dan voor richtsnoeren inzake de betaalbaarheid zelf. In het nieuwe regelgevingskader zal ervoor worden gezorgd dat de consument alle nodige informatie en faciliteiten heeft om zijn uitgaven voor communicatiediensten in de hand te houden.

In verband met de kwestie van de huurlijnen voor ondernemingen merkt de Commissie op dat er brede steun is voor het voorstel om de desbetreffende voorschriften af te schaffen zodra er voldoende concurrentie is. In de nieuwe richtlijn zal zij bepalingen betreffende huurlijnen opnemen die het de regelgevers mogelijk maken dergelijke voorschriften geleidelijk te schrappen zodra de gebruikers voldoende keuze hebben op het gebied van huurlijnen.

Wat het probleem van de rechten van de gebruiker en de consument betreft, zal de Commissie in de nieuwe richtlijn ervoor zorgen dat de rechten van de consument ten opzichte van de dienstverleners worden beschermd. Zij zal transparantie van de informatie inzake tarieven en andere voorwaarden voor het gebruik van communicatiediensten verlangen. In verband met de invoering van de eis tot verstrekking van tariefgegevens per gesprek blijft de Commissie ervan overtuigd dat zij ervoor moet zorgen dat de consument toegang moet hebben tot nauwkeurige en transparante informatie over de tarieven van elk gesprek afzonderlijk, inclusief de kosten van de gebruikers wanneer zij on-line zijn. Het nieuwe kader zal dan ook bepalingen omvatten om dit aan te moedigen. Ook zullen er maatregelen komen met betrekking tot de bijzondere behoeften van specifieke maatschappelijke groepen zoals gehandicapten.

Inzake het probleem van behandeling van klachten en beslechting van geschillen wijst de Commissie op de verschillen van mening over de bevoegdheden en opdrachten van de NRI's en de Communicatiegroep op hoog niveau. De Commissie blijft echter bij haar standpunt dat zij ervoor moet zorgen dat de consument toegang heeft tot eenvoudige en goedkope geschillenbeslechtingsprocedures, zowel nationaal als grensoverschrijdend.

Wat de voorziening van plaatsbepaling van de oproeper bij noodoproepen (inclusief <112>) betreft, is de Commissie van mening dat een hiertoe strekkende verplichting voor de exploitanten passend zou zijn. Een dergelijke maatregel is in het belang van de consument en de Commissie merkt op dat ook de nationale regelgevingsinstanties een dergelijke verplichting ondersteunen. Er wordt voorgesteld om een werkgroep van alle betrokken partijen op te richten, onder meer de exploitanten en voor de nooddiensten verantwoordelijke instanties, die zich moet buigen over de tenuitvoerleggingvraagstukken, met inbegrip van de bescherming van de privacy.

Gezien de uit de raadpleging gebleken brede steun voor invoering van nummerportabiliteit voor mobiele gebruikers zal de Commissie voorstellen daartoe indienen. Zij zal de meest geschikte oplossingen bekijken waarbij van nieuwe technologieën gebruik wordt gemaakt, om de tenuitvoerlegging van deze maatregel te vergemakkelijken. Het nieuwe regelgevingskader zal erover waken dat de invoering van nummerportabiliteit voor mobiele netwerken niet leidt tot één enkel tarief voor call termination dat aan alle exploitanten van mobiele netwerken zou worden opgelegd.

Met betrekking tot de doorgifteplicht ziet de Commissie in dat een dergelijke verplichting gerechtvaardigd kan blijven in een omgeving van digitale omroep. De lidstaten zullen derhalve nog steeds de bevoegdheid hebben om de netwerkexploitanten een doorgifteplicht op te leggen voor bepaalde radio- en televisieomroepen. De Commissie is echter van mening dat dergelijke regels niet disproportioneel mogen zijn en beperkt dienen te blijven tot die kanalen die een zeker openbaar nut hebben. Zij mogen alleen worden gehanteerd om doelstellingen van openbaar belang na te streven. De kabelexploitanten die aan dergelijke regels worden onderworpen, zouden hiervoor een redelijke vergoeding moeten krijgen, waarbij rekening wordt gehouden met de "non-profit"-aard van openbare omroepen en de waarde van deze omroepkanalen voor de exploitanten.

3.5. Privacy en gegevensbescherming in de communicatiesector

Aangezien uit de raadpleging brede steun blijkt voor de actualisering van de Gegevensbeschermingsrichtlijn voor telecommunicatie, zal de Commissie voorstellen indienen om ervoor te zorgen dat de gegevensbeschermingsregels in de communicatiesector technologie-neutraal en robuust zijn. In die context zal zij met name de bestaande begrippen en definities van de richtlijn bekijken en nagaan of oude en nieuwe telecommunicatiediensten ten gevolge van de nieuwe mogelijkheden van netwerken en software nog steeds gedekt zijn.

4. Volgende fasen

De Commissie verwacht dat zij de voorstellen voor richtlijnen in juni van dit jaar bij de instellingen van de Europese Gemeenschap zal indienen met het oog op vaststelling door de Raad en het Europees Parlement. In overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad in Lissabon, verzoekt de Commissie de instellingen van de Gemeenschap om alles in het werk te stellen om de bedoelde voorstellen zo vroeg mogelijk in 2001 goed te keuren, zodat de Europese communicatiesector zich voorspoedig kan blijven ontwikkelen.

De Commissie merkt op dat het van fundamenteel belang is dat de gevolgen van de voorgestelde wijzigingen van het communautair acquis voor de kandidaat-lidstaten van de EU tijdens de onderhandelingen uitvoerig met hen worden besproken, zodat de toetreding zo soepel mogelijk kan verlopen.

De Commissie merkt tenslotte op dat weldra naar alle waarschijnlijkheid een nieuwe GATS-ronde of andere internationale onderhandelingen zullen plaatsvinden, parallel aan het overleg van de Gemeenschap over het nieuwe regelgevingskader. Zij zal ervoor zorgen dat het nieuwe kader en de resultaten van bovengenoemde onderhandelingen volledig met elkaar te rijmen zijn.

BIJLAGE

Lijst van respondenten

Regeringen, regelgevingsautoriteiten en andere overheidsinstanties

- België

Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT)

Ministerie van telecommunicatie

De Vlaamse Gemeenschap

Gouvernement de la Communauté Française de Belgique

Conseil Supérieur de l'Audiovisuel de Wallonie

- Denemarken

De Deense regering

- Duitsland

De Duitse Bondsregering

Direktorenkonferenz der Landesmedienanstalten in der Bundesrepublik Deutschland DLM

Bundesamtes für Kommunikation (BAKOM)

- Spanje

Ministerio de Fomento

Concejal de Comunicación (Ayuntamiento de Gijón)

Gobierno de Canarias

- Frankrijk

De Franse regering

Autorité de régulation des télécommunications (ART-Telecom)

- Ierland

Department of Public Enterprise

Irish Competition Authority

Office of the Director of telecommunications Regulation (ODTR)

- Italië

Ministero delle comunicazioni

Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni (Agcom)

- Luxemburg

De Luxemburgse regering

- Nederland

De Nederlandse regering

OPTA

- Oostenrijk

Bondsministerie van vervoer en onderzoek

Telekom-autoriteit

- Portugal

Instituto das Comunicações de Portugal (ICP)

- Finland

Ministerie van vervoer en communicatie

Consumentenombudsman

- Zweden

De Zweedse regering

- Verenigd Koninkrijk

De Britse regering

Office of Telecommunications (OFTEL)

Office of Telecommunications / Consumer Communications for England (OFTEL/CCE)

The Independent Television Commission (ITC)

- Overige regeringen en overheidsinstanties

Article 28 Data Protection Working Party

Ministerie van vervoer, communicatie en waterbeheer, Hongarije

De Japanse regering

Bureau voor communicatie, Liechtenstein

Ministerie van vervoer en communicatie, Noorwegen

De Amerikaanse regering

Europese Conferentie van PTT-administraties (CEPT)

Raad van Europa, Mediadienst, Directoraat-generaal voor de mensenrechten

Independent Regulators Group (IRG)

Organisaties van de industrie

ANIEL

Asociación de Empresas Operadoras y de Servicios de Telecomunicaciones, (ASTEL)

Asociación de Televisiones Locales de Andalucía (ACUTEL)

Associação dos Operadores de Telecomunicações (APRITEL)

Association des Télévisions Commercieeles

Association Française des Câblo-Opérateurs (AFCO)

Association Française des Opérateurs Privés en Télécommunications (AFOPT)

Association of European Radios (AER)

CEEP

Consumer Electronics Manufacturers Industry Group (EACEM)

Digital Video Broadcasting Ad hoc Regulatory Group (DVB)

ENPA

ETNO European Public Telecommunications Network Operators' Association

EU Committee of the American Chamber of Commerce in Belgium

Euro-ISPA

European Broadcasting Union (EBU/UER)

European Cable Communications Association (ECCA)

European Economic Interest Grouping (ENCIP)

European Information and Communications Technology Industry Association (EICTA)

European Telecommunications Platform (ETP)

Fachverband Rundfunkempfangs- und Kabelanlagen e.V (FRK)

Fédération des Entreprises de Belgique (FEB)

Federation of the Electronics Industry FEI

Finnish Newspapers Association

Groupement des Industries de Télécommunications et d'Electronique professionnelle (GITEP)

GSM Europe

ICRT

Motion Picture Association (MPA)

Nederlandse werkgeversorganisatie Vereniging VNO-NCW

Satellite Action Plan Regulatory Working Group

Service Providers Interest Group (SPIG)

Société Européenne des Satellites (SES)

Telecommunications Resellers Association (TRA)

UK Operators Group

UNICE

United States Council for International Business (USCIB)

VECAI (Vereniging van Exploitanten van omroep- en telecommunicatienetwerken, Nederland)

Verband der Anbieter von Telekommunikations- und Mehrwertdiensten (VATM )

Verband Privater Rundfunk und Telekommunikation (VPRT)

Wirtschaftkammer Österreich (WKO)

World Association of Community Radio De omroepnetwerken(AMARC)

World DAB

Consumenten- en gebruikersverenigingen

Advisory Committee on Telecommunications for Disabled and Elderly People (DIEL)

Asociación Española de Usuarios de Telecomunicaciones, (AUTEL)

Bureau Européen des Unions de Consommateurs (BEUC)

Confederation of European Computer User Associations (CECUA)

Consumers Association

Deaf Broadcasting Council

European Association for the Co-ordination of Consumer Representation in Standardization (ANEC)

European Committee against unsolicited commercial e-mail

European Disability Forum (EDF)

Genossenschaft der Werkstätten für Behinderte eG (GDW)

INTUG - General the International Telecommunications Users Group

INTUG Europe & EVUA - Mobile the International Telecommunications Users Group

Mencap

National Consumer Council UK

Royal National Institute for the Blind (RNIB)

Scottish Advisory Committee on Telecommunications (SACOT)

Telecommunications Action Group (TAG)

Voice of the Listener & Viewer

Marktspelers en andere commerciële organisaties

ALCATEL

ALMA Media Corporation

AMENA Retevision Movil

AOL Europe

ARD & ZDF

BBC

Belgacom

Belgacom Mobile

Bertelsmann Mediasystems

BLU S.p.A.

Bougues Télécom

BT plc

Cable & Wireless

Canal+ (MP)

CASTEL

CODENET

COLT Telecom Group plc

CONCERT

COSMOTE

Covad Communications

CPRM Companhia Portuguesa Rádio Marconi

DEBITEL

Deutsche Telekom

EIRCOM

Empresarios Cable, S.A

Energis Carmelite

E-Plus Mobilfunk GmbH

Esat Digifone

Esat Telecom

Ericsson

EQUANT

Finnet Group

First Telecom plc

France Télécom

GE Capital Europe

Global Crossing

Global Telesystems Inc.

Hughes Network Systems/Spaceway

INFOSTRADA

INTEL Corporation

Irish Multichannel (Dublin)

IS-Production

ITV

KPN Royal KPN N.V.

LDMI Telecommunications

Level 3

Lucent Technologies

Lyonnaise Câble

Mannesmann

Mannesmann Arcor

Mannesmann Mobilfunk

Maxitel

MCI Worldcom International

Mercantil Empresarios Cable

Microsoft

Mobilix

Mobistar

Motorola

MTV

Nokia

Nortel Networks

NTL

Ocean Communications Ltd

Omnitel Pronto Italia

One-2-One

ONITELCOM

Open TV

OPTIMUS Telecomunicações SA

Orange Personal Communications Services Ltd

OTE

Pacific Gateway Exchange Inc.

Philips

PhoneAbility

Portugal Telecom

Radio Nazionali Associate (RNA)

Radio Teilifís Éireann (RTE)

RETEVISION, Mobil Amena

Reuters Ltd.

RTS Wireless

Sanoma-WSOY Oyj

SBC Communications Inc.

SEC

SEMA Group

Sense Communications International AS

Sonera

SONOFON

ST Microelectronics

Swisscom

TDF

Tele2

Telecel

Telecom Italia

Tele Denmark

Teledesic

Telefonica

Telekom Austria

Telenet

Telenor AS

Telenordia

Telfort

Telewest

Telia AB

Teracom AB

United Pan-European Communications (UPC)

Uni-Telecom Europe

Versatel Telecom

VIAG Interkom GmbH & Co

VIATEL , Inc.

Vodafone AirTouch Group

WIND Telecomunicazioni S.p.A.

Natuurlijke personen & adviesbureaus

Antelope Consulting

Baker & McKenzie

Dhr. Francisco Javier Angelina

Dhr. Frank Pfeifer

Gat & Gav

Dhr. Michael Barrett

Martineau Johnson

Dhr. Pierre Larouche

Dhr. Thomas Stadelmann

Wilkinson Barker Knauer

Onderzoekinstellingen/universiteiten

CTI & DATSA The Center for Tele-Information (Technische Universiteit van Denemarken), Lyngby, Denemarken;

en Datsa, België

Centre de recherches Informatique et Droit / Facultes Universitaires Notre-Dame De La Paix De Namur (CRID/FUNDP)

Overige organisaties

Arbeitskreis Rundfunkcompfangsanlagen

Bundeskammer für Arbeiter und Angestellte

EURIM

Réseaux Services Publiques

Independent Committee for the Supervision of Standards of Telephone Information Services (ICSTIS)

Public Utilities Access Forum