51998PC0779

Voorstel voor een Verordening (EG) van de Raad betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels /* COM/98/0779 def. - AVC 98/0360 */

Publicatieblad Nr. C 038 van 12/02/1999 blz. 0010


Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1999/C 38/08) (Voor de EER relevante tekst) COM(1998) 779 def. - 98/0360(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 21 december 1998)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 8 A, 51 en 235,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van de sociale partners en de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers,

Gezien de instemming van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende dat de voorschriften ter coördinatie van de nationale wetgevingen inzake sociale zekerheid behoren tot de regelingen betreffende het vrije verkeer van personen en moeten bijdragen tot de verhoging van de levensstandaard en de verbetering van de arbeidsomstandigheden;

Overwegende dat het gezien de grote verschillen tussen de nationale wetgevingen in personele werkingssfeer de voorkeur verdient uit te gaan van het beginsel dat de verordening van toepassing is op alle personen die aan de socialezekerheidswetgeving van een lidstaat onderworpen zijn of geweest zijn;

Overwegende dat de eigen kenmerken van de nationale socialezekerheidswetgevingen moeten worden gerespecteerd en dat er enkel een coördinatiemethode moet worden uitgewerkt;

Overwegende dat in het kader van deze coördinatie moet worden gegarandeerd dat alle betrokkenen binnen de Gemeenschap gelijke behandeling genieten ten opzichte van de verschillende nationale wetgevingen;

Overwegende dat de coördinatievoorschriften aan personen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, alsmede aan hun rechthebbenden en nabestaanden, het behoud van de verworven en in wording zijnde rechten en voordelen moeten waarborgen;

Overwegende dat deze doeleinden met name bereikt moeten worden door het samentellen van alle tijdvakken die door de verschillende nationale wetgevingen in aanmerking worden genomen voor het verkrijgen en behouden van het recht op prestaties en voor de berekening daarvan, alsmede door het verlenen van prestaties aan de verschillende onder de verordening vallende categorieën;

Overwegende dat het binnen de Gemeenschap in principe niet gerechtvaardigd is dat de socialezekerheidsrechten afhankelijk gesteld worden van de woonplaats van de betrokkene; dat echter in specifieke gevallen, met name voor bijzondere prestaties die verband houden met de economische en sociale omstandigheden van de betrokkene, diens woonplaats in aanmerking genomen zou kunnen worden;

Overwegende dat personen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen aan de wetgeving van een enkele lidstaat onderworpen dienen te zijn, om de samenloop van toepasbare nationale wetgevingen en de verwikkelingen die daaruit ontstaan te vermijden;

Overwegende dat, om gelijke behandeling van alle personen die op het grondgebied van een lidstaat werken zo goed mogelijk te garanderen, als algemene regel de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan de persoon zijn werkzaamheden, al dan niet in loondienst, uitoefent als toepasselijke wetgeving dient te worden aangewezen;

Overwegende dat er in specifieke situaties die een ander aanknopingscriterium rechtvaardigen, van deze algemene regel kan worden afgeweken;

Overwegende dat het wat betreft prestaties wegens ziekte of moederschap noodzakelijk is de bescherming te garanderen van personen die in een andere dan de bevoegde lidstaat wonen of verblijven;

Overwegende dat de specifieke situatie van de aanvragers van en rechthebbenden op pensioenen of renten en hun gezinsleden bepalingen inzake de ziekteverzekering noodzaakt die aan deze situatie zijn aangepast;

Overwegende dat er voor invaliditeitsuitkeringen een coördinatiemethode moet worden uitgewerkt waarbij rekening wordt gehouden met de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen, met name ten aanzien van de erkenning van de invaliditeit en bij toeneming daarvan;

Overwegende dat er een methode voor de vaststelling van uitkeringen wegens ouderdom en aan nabestaanden moet worden uitgewerkt voor de gevallen waarin de betrokkene onderworpen was aan de wetgeving van een of meer lidstaten;

Overwegende dat er een volgens de samentellings- en proratiseringsmethode berekend en door het communautair recht gegarandeerd pensioenbedrag moet worden vastgesteld, wanneer de toepassing van de nationale wetgeving alleen, met inbegrip van de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking, minder gunstig is dan de toepassing van bedoelde methode;

Overwegende dat het, ter bescherming van de migrerende werknemers en hun nabestaanden tegen een te strikte toepassing van de nationale voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking, noodzakelijk is in de verordening bepalingen op te nemen op grond waarvan de toepassing van deze nationale voorschriften aan strenge voorwaarden wordt onderworpen;

Overwegende dat het wat betreft prestaties ingevolge arbeidsongevallen en beroepsziekten belangrijk is om de situatie te regelen van personen die wonen of verblijven in een andere dan de bevoegde lidstaat, teneinde hun een bescherming te garanderen;

Overwegende dat overlijdensuitkeringen in de verstrekkingen bij ziekte dienen te worden opgenomen;

Overwegende dat het, teneinde de mobiliteit van personen onder gunstiger omstandigheden mogelijk te maken, nodig is tot een vollediger coördinatie tussen de regelingen inzake werkloosheidsverzekering en bijstand aan werklozen van alle lidstaten te komen;

Overwegende dat het vanuit deze opvatting en om het zoeken naar werk in de verschillende lidstaten te vergemakkelijken, met name nodig is de werkloze werknemer binnen duidelijk vastgestelde grenzen recht te geven op werkloosheidsuitkeringen als voorzien bij de wetgeving van de lidstaat waaraan hij laatstelijk onderworpen was;

Overwegende dat het, teneinde ongerechtvaardigde verliezen van prestaties te vermijden, nodig is specifieke coördinatievoorschriften voor uitkeringen bij vervroegde uittreding vast te leggen;

Overwegende dat het, teneinde een niet-gerechtvaardigde samenloop van prestaties te vermijden, nodig is voorrangsregels vast te leggen voor de gevallen van samenloop van rechten op gezinsbijslagen uit hoofde van de wetgeving van de bevoegde staat en uit hoofde van de wetgeving van het woonland van de gezinsleden;

Overwegende dat het noodzakelijk is een administratieve commissie op te richten, die samengesteld is uit een regeringsvertegenwoordiger van elk van de lidstaten, en die met name tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van deze verordening, te behandelen en de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen;

Overwegende dat het in verband met ontwikkeling en het gebruik van telematicavoorzieningen voor gegevensuitwisseling nodig is gebleken om een technische commissie op te richten die onder de bevoegdheid van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers valt en die specifieke bevoegdheden heeft op het gebied van de informatieverwerking;

Overwegende dat het gebruik van telematicavoorzieningen voor de gegevensuitwisseling tussen de organen bepalingen vereist die waarborgen dat de op elektronische wijze uitgewisselde documenten op dezelfde wijze worden geaccepteerd als papieren documenten;

Overwegende dat deze uitwisseling plaatsvindt met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens;

Overwegende dat het noodzakelijk is bijzondere bepalingen vast te stellen die in overeenstemming zijn met de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen, teneinde de toepassing van de coördinatievoorschriften te vergemakkelijken;

Overwegende dat het overeenkomstig de tijdens de Raad van Edinburgh in december 1992 gedane oproep tot vereenvoudiging en met het oog op een grotere doorzichtigheid en leesbaarheid passend is de coördinatieregels te vereenvoudigen;

Overwegende dat het dienstig is om Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (1) door een nieuwe verordening te vervangen;

Overwegende dat dit in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 3 B, derde alinea, van het Verdrag,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Personele werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op personen op wie de socialezekerheidswetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en op hun nabestaanden.

Artikel 2

Materiële werkingssfeer

1. Deze verordening is van toepassing op alle socialezekerheidswetgevingen betreffende met name:

a) ziekte;

b) moederschap;

c) invaliditeit;

d) ouderdom;

e) arbeidsongevallen en beroepsziekten;

f) nabestaanden;

g) overlijden;

h) werkloosheid;

i) vervroegde uittreding;

j) de gezinssituatie.

2. Deze verordening is van toepassing op de algemene en bijzondere stelsels van sociale zekerheid, al dan niet op premie- of bijdragebetaling berustend, alsmede op de stelsels betreffende de verplichtingen van de werkgever of de reder.

3. Het bepaalde in titel III laat de bepalingen in de wetgeving van elke lidstaat met betrekking tot de verplichtingen van de reder evenwel onverlet.

4. Deze verordening is niet van toepassing op sociale bijstand.

Artikel 3

Gelijke behandeling

1. Personen die op het grondgebied van een van de lidstaten wonen en op wie de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn, hebben de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de wetgeving van elke lidstaat onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat, behoudens bijzondere bepalingen van deze verordening.

2. De lidstaat waarvan de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen rechtsgevolgen toekennen aan bepaalde feiten of gebeurtenissen, houdt voor zover nodig rekening met diezelfde feiten of gebeurtenissen die zich in elke andere lidstaat voordoen, alsof zij zich op het nationale grondgebied hadden voorgedaan.

3. Een krachtens de wetgeving van een lidstaat toegekende prestatie wordt voor de toepassing van de wetgeving van een andere lidstaat beschouwd als een krachtens de wetgeving van die laatste lidstaat toegekende prestatie.

Artikel 4

Samentelling van tijdvakken

Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen, houdt, voor zover nodig, rekening met de krachtens de wetgeving van elke andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen, alsof deze tijdvakken krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving waren vervuld.

Artikel 5

Opheffing van de bepalingen inzake de woonplaats

Een uit hoofde van de wetgeving van een of meer lidstaten of van deze verordening verschuldigde prestatie kan op generlei wijze worden geweigerd dan wel verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende op het grondgebied van een andere lidstaat woont dan die op het grondgebied waarvan zich het orgaan bevindt dat deze prestatie verschuldigd is, behoudens bijzondere bepalingen van deze verordening.

Artikel 6

Verhouding tussen deze verordening en andere coördinatie-instrumenten

Deze verordening treedt, wat haar werkingssfeer betreft, in de plaats van elk verdrag inzake sociale zekerheid.

Artikel 7

Definities

Voor de toepassing van deze verordening:

a) worden onder "werkzaamheden in loondienst" verstaan werkzaamheden die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan die werkzaamheden worden verricht;

b) worden onder "werkzaamheden anders dan in loondienst" verstaan werkzaamheden die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan die werkzaamheden worden verricht;

c) wordt onder "seizoenarbeider" verstaan iedere persoon die zich begeeft naar het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar hij woont, om daar voor rekening van een onderneming of een werkgever uit deze staat seizoenarbeid te verrichten voor een tijdvak dat in geen geval langer dan acht maanden mag duren, en die gedurende zijn werkzaamheden op het grondgebied van bedoelde staat verblijft; onder seizoenarbeid wordt verstaan arbeid die van het seizoen afhankelijk is en elk jaar vanzelf terugkeert;

d) wordt onder "verzekerde" verstaan iedere persoon die voldoet aan de door de wetgeving van de bevoegde lidstaat gestelde voorwaarden voor het recht op prestaties, met inachtneming van de bepalingen van deze verordening;

e) wordt onder "gezinslid" verstaan:

i) voor de toepassing van deze verordening, met uitzondering van hoofdstuk 1 van titel III:

iedere persoon die afgeleide rechten heeft en die in de wetgeving krachtens welke de prestaties worden verleend, als gezinslid wordt aangemerkt of erkend, of als huisgenoot wordt aangeduid;

ii) voor de toepassing van hoofdstuk 1, titel III (ziekte en moederschap):

iedere persoon die afgeleide rechten heeft en die in de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont, als gezinslid wordt aangemerkt of erkend, of als huisgenoot wordt aangeduid. Indien deze persoon krachtens de wetgeving van zijn woonplaats niet als zodanig wordt erkend, valt onder deze term ook de persoon die in de wetgeving van de bevoegde lidstaat van de rechthebbende op prestaties als gezinslid wordt aangemerkt of erkend, of als huisgenoot wordt aangeduid. Indien deze wetgevingen echter uitsluitend als gezinslid of huisgenoot beschouwen degene die bij de verzekerde inwoont, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan wanneer de betrokkene in hoofdzaak op kosten van de verzekerde wordt onderhouden.

f) wordt onder "woonplaats" verstaan de plaats waar een persoon pleegt te wonen en waar zich ook het normale centrum van zijn belangen bevindt;

g) wordt onder "verblijfplaats" verstaan de tijdelijke verblijfplaats;

h) worden ten aanzien van elke lidstaat onder "wetgeving" verstaan de wetten, regelingen, statutaire bepalingen en alle andere uitvoeringsmaatregelen, die betrekking hebben op de in artikel 2, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid.

Onder deze term vallen ook de contractuele bepalingen die bij een besluit van de overheid algemeen verbindend zijn verklaard, dan wel een ruimere werkingssfeer hebben verkregen.

Onder deze term vallen ook de verdragen inzake sociale zekerheid die zijn gesloten tussen twee of meer lidstaten of tussen een of meer lidstaten en een of meer staten die geen deel uitmaken van de Europese Unie;

i) wordt ten aanzien van elke lidstaat onder "bevoegde autoriteit" verstaan de minister of ministers, dan wel een andere daarmede vergelijkbare autoriteit, onder wie op het gehele grondgebied van de betrokken staat of op een deel daarvan, de regelingen inzake sociale zekerheid ressorteren;

j) wordt onder "Administratieve Commissie" verstaan de commissie bedoeld in artikel 56;

k) wordt ten aanzien van elke lidstaat onder "orgaan" verstaan het lichaam dat of de autoriteit die belast is met de uitvoering van de gehele wetgeving of een deel daarvan,

l) wordt onder "bevoegd orgaan" verstaan:

i) het orgaan waarbij de betrokkene is aangesloten op het tijdstip waarop hij om prestaties verzoekt,

of

ii) het orgaan dat aan de betrokkene prestaties verschuldigd is of zou zijn indien hij of een of meer van zijn gezinsleden woonden op het grondgebied van de lidstaat waar zich dit orgaan bevindt,

of

iii) het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen orgaan,

of

iv) indien het een regeling betreft inzake de verplichtingen van de werkgever ten aanzien van de in artikel 2, lid 1, bedoelde prestaties, de werkgever of de in zijn rechten gesubrogeerde verzekeraar, dan wel bij ontstentenis van dezen, het lichaam dat of de autoriteit die door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat is aangewezen;

m) worden onder "orgaan van de woonplaats" en "orgaan van de verblijfplaats" verstaan, het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene woont, bevoegd is de prestaties te verlenen, respectievelijk het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene verblijft, bevoegd is de prestaties te verlenen, volgens de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een zodanig orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen orgaan;

n) wordt onder "bevoegde staat" verstaan de lidstaat op het grondgebied waarvan het bevoegde orgaan zich bevindt;

o) worden onder "tijdvak van verzekering" verstaan de tijdvakken van premie- of bijdragebetaling, van arbeid of van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden, die als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voor zover zij als zodanig door deze wetgeving zijn erkend;

p) worden onder "tijdvak van arbeid" en "tijdvak van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden" verstaan de tijdvakken die als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voor zover zij door deze wetgeving als gelijkwaardig met tijdvakken van arbeid of met tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden zijn erkend;

q) worden onder "tijdvakken van wonen" verstaan de tijdvakken die als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld;

r) omvat de term "pensioen" tevens renten, als afkoopsom uitgekeerde bedragen die in de plaats daarvan kunnen treden en terugstortingen van premies of bijdragen, alsmede, onder voorbehoud van het bepaalde in titel III, verhogingen in verband met aanpassing aan het loon- of prijsniveau of aanvullende uitkeringen;

s) wordt onder "uitkeringen bij vervroegde uittreding" verstaan:

alle uitkeringen, met uitzondering van een vervroegd ouderdomspensioen, die vanaf een bepaalde leeftijd worden verstrekt aan een volledig werkloze, tot de leeftijd waarop hij recht heeft op een ouderdomspensioen of een niet verlaagd vervroegd ouderdomspensioen en waaraan niet de voorwaarde verbonden is dat de rechthebbende zich ter beschikking stelt van de diensten voor arbeidsbemiddeling van de bevoegde lidstaat; onder een vervroegd ouderdomspensioen wordt verstaan een uitkering die vóór de normale pensioenleeftijd wordt verstrekt en die, wanneer deze leeftijd wordt bereikt, wordt doorbetaald of door een ander ouderdomspensioen wordt vervangen;

t) wordt onder "overlijdensuitkering" verstaan elk bedrag ineens dat in geval van overlijden wordt uitgekeerd, met uitzondering van de onder r) bedoelde bedragen die als afkoopsom worden uitgekeerd.

TITEL II VASTSTELLING VAN DE WETGEVING WAARAAN IEMAND IS ONDERWORPEN

Artikel 8

Algemene regels

1. Degenen op wie deze verordening van toepassing is, zijn slechts aan de wetgeving van één lidstaat onderworpen. De toe te passen wetgeving wordt overeenkomstig de bepalingen van deze titel vastgesteld.

2. Voor de toepassing van deze titel worden degenen die recht hebben op een prestatie, anders dan een invaliditeits- of ouderdomspensioen, uit hoofde van de uitoefening van werkzaamheden al dan niet in loondienst, beschouwd alsof zij die werkzaamheden uitoefenen.

3. Voor de toepassing van deze titel wordt arbeid die wordt verricht aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart, beschouwd als arbeid die wordt verricht op het grondgebied van die lidstaat.

4. Onder voorbehoud van de artikelen 9 tot en met 13:

a) is op degene die werkzaamheden al dan niet in loondienst uitoefent op het grondgebied van een lidstaat, de wetgeving van die staat van toepassing;

b) is op ambtenaren en met hen gelijkgestelden de wetgeving van toepassing van de lidstaat waaronder de dienst waarbij zij werkzaam zijn, ressorteert;

c) is op degene die wordt opgeroepen of opnieuw wordt opgeroepen voor militaire dienst of vervangende burgerdienst in een lidstaat, de wetgeving van die staat van toepassing;

d) is op andere dan de onder a) tot en met c) bedoelde personen de wetgeving van toepassing van de lidstaat op het grondgebied waarvan zij wonen, onverminderd andere bepalingen van deze verordening die hun prestaties garanderen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten.

Artikel 9

Bijzondere regels in geval van detachering

1. Degene die werkzaamheden in loondienst verricht op het grondgebied van een lidstaat en op het grondgebied van een andere lidstaat arbeid gaat verrichten voor zijn werkgever die gewoonlijk personeel in dienst heeft op het grondgebied van eerstbedoelde lidstaat, blijft onderworpen aan de wetgeving van deze lidstaat, mits de te verwachten duur van die arbeid niet meer dan twaalf maanden bedraagt en de betrokkene niet wordt uitgezonden om een ander te vervangen wiens detacheringsperiode is afgelopen.

2. Op degene die op het grondgebied van een lidstaat werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt uit te oefenen en diezelfde werkzaamheden op het grondgebied van een andere lidstaat gaat verrichten, blijft de wetgeving van eerstbedoelde lidstaat van toepassing, mits de te verwachten duur van die arbeid niet meer dan twaalf maanden bedraagt.

Artikel 10

Uitoefening van werkzaamheden op het grondgebied van twee of meer lidstaten

1. Op degene die op het grondgebied van twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt uit te oefenen, is van toepassing:

a) de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont, indien hij op dit grondgebied substantiële werkzaamheden uitoefent;

b) de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij hij voornamelijk werkzaam is, zich bevindt, indien hij geen substantiële werkzaamheden uitoefent op het grondgebied van de lidstaat waar hij woont.

2. Op degene die op het grondgebied van twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt uit te oefenen, is van toepassing:

a) de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont, indien hij op dit grondgebied substantiële werkzaamheden uitoefent;

b) de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan zich het belangencentrum van zijn werkzaamheden bevindt, indien hij geen substantiële werkzaamheden verricht op het grondgebied van de lidstaat waar hij woont.

3. Op degene die op het grondgebied van verschillende lidstaten werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt uit te oefenen, is de wetgeving van toepassing van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij werkzaamheden in loondienst uitoefent of, indien hij dergelijke werkzaamheden uitoefent op het grondgebied van twee of meer lidstaten, de overeenkomstig lid 1 vastgestelde wetgeving.

4. Op degene die werkzaam is als ambtenaar of daarmee gelijkgesteld personeel dat in een bijzonder stelsel voor ambtenaren van een lidstaat verzekerd is, en gelijktijdig werkzaamheden, al dan niet in loondienst, verricht op het grondgebied van een of meer andere lidstaten, is van toepassing de wetgeving van de lidstaat waarin hij als ambtenaar of daarmee gelijkgestelde is verzekerd.

5. De in de vorige leden bedoelde persoon wordt voor de toepassing van de overeenkomstig deze bepalingen vastgestelde wetgeving beschouwd alsof hij bedoelde werkzaamheden volledig uitoefende op het grondgebied van de betrokken lidstaat.

Artikel 11

Regels betreffende de vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering

1. De artikelen 8 tot en met 10 zijn niet van toepassing op de vrijwillige of de vrijwillig voortgezette verzekering, tenzij voor een van de in artikel 2, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid in een lidstaat slechts een stelsel van vrijwillige verzekering bestaat.

2. Wat invaliditeit, ouderdom en overlijden (pensioenen) betreft, kan de betrokkene evenwel worden toegelaten tot de vrijwillige of de vrijwillig voortgezette verzekering van een lidstaat, ook indien hij verplicht verzekerd is krachtens de wetgeving van een andere lidstaat, voor zover deze gelijktijdige aansluiting krachtens de wetgeving van de eerste lidstaat uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt toegelaten.

Artikel 12

Bijzondere regels inzake het bediende personeel van diplomatieke zendingen en consulaire posten alsmede de hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen

1. Artikel 8, lid 4, onder a), is van toepassing op leden van het bedienende personeel van diplomatieke zendingen of consulaire posten en op de particuliere bedienden in dienst van ambtenaren van deze zendingen of posten.

2. Niettemin mogen de in lid 1 bedoelde personen die onderdaan zijn van de lidstaat die zendstaat is, kiezen voor de toepassing van de wetgeving van die staat. Dit keuzerecht kan aan het einde van ieder kalenderjaar opnieuw worden uitgeoefend en heeft geen terugwerkende kracht.

3. De hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen mogen met betrekking tot andere bepalingen dan die betreffende de gezinsbijslagen, waarvoor een speciale regeling geldt, kiezen tussen toepassing van de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan zij werkzaam zijn, en toepassing van de wetgeving van de lidstaat waaraan zij het laatst onderworpen waren of van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn. Dit keuzerecht, dat slechts eenmaal mag worden uitgeoefend, wordt op de dag van hun indiensttreding van kracht.

Artikel 13

Uitzonderingen op het bepaalde in de artikelen 8 tot en met 12

1. Twee of meer lidstaten, de bevoegde autoriteiten van deze staten of de door deze autoriteiten aangewezen instellingen kunnen in onderlinge overeenstemming, in het belang van bepaalde personen of groepen personen, uitzonderingen op de artikelen 8 tot en met 12 vaststellen.

2. Degene die recht heeft op een pensioen of rente overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat of op pensioenen of renten krachtens de wetgevingen van verscheidene lidstaten en die op het grondgebied van een andere lidstaat woont, kan op zijn verzoek worden vrijgesteld van de toepassing van de wetgeving van deze laatste lidstaat mits hij niet uit hoofde van de uitoefening van een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, aan deze wetgeving is onderworpen.

TITEL III BIJZONDERE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE VERSCHILLENDE SOORTEN PRESTATIES

HOOFDSTUK 1 ZIEKTE EN MOEDERSCHAP

Artikel 14

Woonplaats in een andere dan de bevoegde lidstaat

Degenen die voor ziekte of moederschap verzekerd zijn en hun gezinsleden, die wonen op het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat, hebben in de lidstaat van hun woonplaats recht op verstrekkingen, met inbegrip van overlijdensuitkeringen, die voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend door het orgaan van de woonplaats, volgens de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof zij krachtens die wetgeving verzekerd waren. Ook hebben zij in de lidstaat van hun woonplaats recht op uitkeringen die door het bevoegde orgaan worden verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.

Artikel 15

Verblijf in de bevoegde lidstaat terwijl de woonplaats in een andere dan de bevoegde lidstaat ligt

De in artikel 14 bedoelde personen kunnen de prestaties eveneens op het grondgebied van de bevoegde staat verkrijgen. Zij worden verleend door en voor rekening van het bevoegde orgaan, volgens de wetgeving van die staat, alsof de betrokkene op het grondgebied van die staat woonde.

Artikel 16

Verblijf buiten de bevoegde staat - Algemene regels

Onverminderd gunstiger bepalingen van artikel 17 hebben degenen die voor ziekte of moederschap verzekerd zijn en hun gezinsleden, die verblijven in een andere dan de bevoegde lidstaat, in de lidstaat van verblijf recht op onmiddellijk noodzakelijke verstrekkingen, met inbegrip van overlijdensuitkeringen, die voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend door het orgaan van de woonplaats, volgens de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkenen krachtens die wetgeving verzekerd waren. Zij hebben recht op uitkeringen die door het bevoegde orgaan worden verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.

Artikel 17

Verblijf buiten de bevoegde staat - Bijzondere regels

1. Op degene die werkzaamheden al dan niet in loondienst uitoefent in een andere dan de bevoegde lidstaat, alsmede zijn echtgenoot en ten laste komende kinderen, die hem vergezellen, is het bepaalde in artikel 14 van toepassing alsof zij woonden op het grondgebied van de lidstaat waarin bedoelde werkzaamheden worden uitgeoefend of onder de vlag waarvan het zeeschip vaart aan boord waarvan de werkende bedoelde werkzaamheden uitoefent.

2. Op degene die in een andere dan de bevoegde lidstaat verblijft om daar een studie of beroepsopleiding te volgen die leidt tot een door de nationale overheid van een lidstaat erkend officieel getuigschrift, alsmede zijn echtgenoot en ten laste komende kinderen, die hem voor de duur van het verblijf vergezellen, is het bepaalde in artikel 14 van toepassing tijdens het verblijf op het grondgebied van de lidstaat waarin de betrokkene zijn studie of opleiding volgt, alsof zij op het grondgebied van laatstbedoelde lidstaat woonden.

3. Op degene op wie het bepaalde in artikel 50 van toepassing is, alsmede zijn echtgenoot en ten laste komende kinderen, die hem vergezellen, is het bepaalde in artikel 14 van toepassing alsof zij woonden op het grondgebied van de lidstaat waarin de betrokkene werk zoekt.

4. Degene die voordat hij recht kreeg op een pensioen, gebruikmaakte van de in de artikelen 14 en 15 genoemde mogelijkheden, alsmede zijn gezinsleden, behouden deze rechten na de pensionering.

Artikel 18

Toestemming om een behandeling buiten de bevoegde staat te ondergaan

Degene die van het bevoegde orgaan toestemming heeft gekregen om zich naar het grondgebied van een andere lidstaat te begeven om daar een voor zijn gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan, heeft recht op verstrekkingen die voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend door het orgaan van de verblijfplaats, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof hij krachtens die wetgeving verzekerd was. De toestemming mag niet worden geweigerd wanneer de desbetreffende behandeling behoort tot de prestaties waarin de wetgeving van de bevoegde lidstaat of de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene woont, voorziet, en bedoelde behandeling hem, gelet op zijn gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop, niet tijdig kan worden gegeven.

Artikel 19

Berekening van de uitkeringen

1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen een gemiddeld inkomen dan wel een gemiddelde premie of bijdrage als grondslag wordt genomen, stelt dit gemiddelde inkomen of deze gemiddelde premie of bijdrage uitsluitend vast op basis van het inkomen dat is genoten of de premies of bijdragen die zijn toegepast gedurende de krachtens bedoelde wetgeving vervulde tijdvakken.

2. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een vast inkomen, houdt uitsluitend rekening met dit vaste inkomen of eventueel met het gemiddelde van de vaste inkomens die betrekking hebben op de krachtens bedoelde wetgeving vervulde tijdvakken.

Artikel 20

Rechthebbenden op pensioen - Verstrekkingen

1. Degene die recht heeft op een of meer pensioenen en zijn gezinsleden hebben in de staat van de woonplaats recht op verstrekkingen, met inbegrip van overlijdensuitkeringen, die voor rekening van alle staten die een pensioen uitbetalen worden verleend door het orgaan van de woonplaats, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof hij alleen uit hoofde van die wetgeving recht had op een of meer pensioenen.

2. De kosten van deze verstrekkingen worden verdeeld over de lidstaten die een pensioen uitbetalen naar rato van de in elk van deze lidstaten vervulde tijdvakken, voor zover de belanghebbende recht op die verstrekkingen gehad zou hebben krachtens de wetgeving van elke betrokken lidstaat als hij op het grondgebied daarvan had gewoond.

3. Ingeval de andere in de lidstaat van de woonplaats verzekerde gepensioneerden premie moeten betalen, geldt dit ook voor de rechthebbende op pensioen. Het totaal van deze premies wordt verdeeld over de lidstaten die een pensioen uitbetalen, naar rato van de in elk van deze lidstaten vervulde tijdvakken.

4. Twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze staten kunnen andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.

Artikel 21

Rechthebbenden op pensioen en hun gezinsleden - Uitkeringen

De rechthebbende op of aanvrager van een pensioen en zijn gezinsleden hebben recht op uitkeringen overeenkomstig het bepaalde in het hoofdstuk "Invaliditeit".

Artikel 22

Aanvragers van pensioenen en hun gezinsleden

De artikelen 20 en 21 zijn van overeenkomstige toepassing op degene die tijdens de behandeling van de pensioenaanvraag niet langer recht heeft op prestaties bij ziekte, met inbegrip van overlijdensuitkeringen, krachtens de wetgeving van de laatstelijk bevoegde lidstaat.

Artikel 23

Recht op verstrekkingen in de staat van de woonplaats

Ingeval de gezinsleden wonen op het grondgebied van een lidstaat waarvan de wetgeving voor het recht op verstrekkingen, met inbegrip van overlijdensuitkeringen, geen voorwaarden stelt inzake verzekering of arbeid, worden de hun verleende verstrekkingen geacht te zijn verleend voor rekening van het orgaan dat de wetgeving toepast uit hoofde waarvan de betrokkene verzekerd is, behalve wanneer de echtgenoot of degene die het toezicht over de kinderen heeft, werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht op het grondgebied van deze lidstaat.

Artikel 24

Belangrijke verstrekkingen

1. Degene wiens recht op een prothese, op hulpmiddelen van grotere omvang of op andere belangrijke verstrekkingen ten behoeve van zichzelf of van een van zijn gezinsleden door het orgaan van een lidstaat is erkend voordat hij verzekerd was krachtens de door het orgaan van een andere lidstaat toegepaste wetgeving, krijgt deze verstrekkingen voor rekening van eerstbedoeld orgaan, ook indien zij pas worden toegekend wanneer hij reeds verzekerd is krachtens de door tweede orgaan toegepaste wetgeving.

2. De Administratieve Commissie stelt de lijst op van verstrekkingen waarop lid 1 van toepassing is.

Artikel 25

Samentelling van tijdvakken voor seizoenarbeiders

Artikel 4 is van toepassing op seizoenarbeiders, ook indien het tijdvakken betreft die zijn vervuld vóór een onderbreking van de verzekering, en deze onderbreking langer heeft geduurd dan in de wetgeving van de bevoegde staat is toegestaan, mits de betrokkenen evenwel ten hoogste vier maanden niet verzekerd zijn geweest.

Artikel 26

Vergoedingen tussen organen onderling

1. De krachtens dit hoofdstuk door het orgaan van een lidstaat voor rekening van het orgaan van een andere lidstaat verleende verstrekkingen, met inbegrip van overlijdensuitkeringen, worden onderling volledig vergoed, waarbij deze vergoeding vastgesteld wordt en plaatsvindt op de wijze die is geregeld in de in artikel 71 bedoelde toepassingsverordening, door het aantonen van de werkelijke uitgaven.

2. Twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze staten kunnen andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.

HOOFDSTUK 2 INVALIDITEIT

Artikel 27

Algemene bepaling

Degenen op wie de wetgevingen van twee of meer lidstaten van toepassing geweest zijn, hebben recht op prestaties overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3, die van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 28

In aanmerking nemen door een lidstaat van tijdvakken waarover door een andere lidstaat een arbeidsongeschiktheidsvergoeding is verstrekt

Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving de toekenning van invaliditeitsuitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de betrokkene gedurende een bepaald tijdvak uitkeringen wegens ziekte heeft ontvangen of arbeidsongeschikt geweest is, houdt rekening met alle tijdvakken waarover hij krachtens de wetgeving van een andere lidstaat wegens arbeidsongeschiktheid uitkeringen wegens ziekte of doorbetaling van zijn inkomen of invaliditeitsuitkering heeft genoten, alsof het een periode betrof waarover hem uitkeringen wegens ziekte waren verleend krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving of waarover de betrokkene in de zin van bedoelde wetgeving arbeidsongeschikt was.

Artikel 29

Toeneming van een invaliditeit

Ingeval de invaliditeit van iemand die daarvoor uitkeringen geniet krachtens de wetgevingen van twee of meer lidstaten, toeneemt, worden hem uitkeringen toegekend overeenkomstig dit hoofdstuk, daarbij rekening houdende met de toeneming van de invaliditeit.

Artikel 30

Vaststelling van het orgaan dat de uitkeringen verschuldigd is bij het hervatten van de betaling van invaliditeitsuitkeringen

1. Indien de betaling van uitkeringen na schorsing moet worden hervat, geschiedt deze door het orgaan of de organen die de uitkeringen verschuldigd was of waren op het tijdstip waarop zij werden geschorst, onverminderd het bepaalde in artikel 31.

2. Indien na intrekking van de uitkeringen de toestand van de betrokkene hernieuwde toekenning van uitkeringen rechtvaardigt, worden deze overeenkomstig dit hoofdstuk toegekend.

Artikel 31

Omzetting van invaliditeitsuitkeringen in ouderdomsuitkeringen

1. De invaliditeitsuitkeringen worden eventueel in ouderdomsuitkeringen omgezet onder de voorwaarden gesteld door de wetgeving of wetgevingen krachtens welke zij zijn toegekend, en overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 3.

2. Ieder orgaan dat invaliditeitsuitkeringen verschuldigd is krachtens de wetgeving van een lidstaat, blijft aan degene die in het genot is van invaliditeitsuitkeringen en die krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten overeenkomstig artikel 32 aanspraak kan maken op ouderdomsuitkeringen, ook verder de invaliditeitsuitkeringen verlenen waarop de betrokkene krachtens de door eerstbedoeld orgaan toegepaste wetgeving recht heeft, en wel tot het tijdstip waarop lid 1 door dit orgaan kan worden toegepast of zolang de betrokkene aan de voorwaarden voldoet om daarop aanspraak te kunnen maken.

HOOFDSTUK 3 OUDERDOMS- EN NABESTAANDEN- PENSIOENEN

Artikel 32

Algemene bepalingen betreffende de vaststelling van uitkeringen wanneer iemand aan de wetgeving van twee of meer lidstaten onderworpen geweest is

1. Zodra een aanvraag tot vaststelling van een uitkering is ingediend, moeten alle bevoegde organen de uitkeringen ten aanzien van alle betrokken wetgevingen vaststellen, behalve als de aanvrager uitdrukkelijk verzoekt de vaststelling van de ouderdomsuitkeringen van een of meer lidstaten uit te stellen of als hij niet gelijktijdig voldoet aan de voorwaarden die daaraan worden gesteld door alle wetgevingen van de lidstaten waaraan hij onderworpen is geweest, met inachtneming van de samentelling van de tijdvakken van verzekering of van wonen.

2. Indien de betrokkene op een bepaald moment niet voldoet aan de voorwaarden van alle wetgevingen van de lidstaten, hoeven de organen die een wetgeving toepassen aan de voorwaarden waarvan wel voldaan is, bij de berekening volgens artikel 34, lid 1, onder a), of lid 2, de tijdvakken die zijn vervuld onder wetgeving aan de voorwaarden waarvan niet voldaan is, alleen in aanmerking te nemen als dit tot een hogere uitkering leidt.

3. De bepalingen van lid 2 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer de betrokkene er uitdrukkelijk om verzocht heeft de vaststelling van ouderdomsuitkeringen uit te stellen.

4. Telkens wanneer aan de door de andere wetgevingen gestelde voorwaarden voldaan wordt, of wanneer iemand om de vaststelling van een overeenkomstig lid 1 uitgesteld ouderdomspensioen verzoekt, wordt ambtshalve een nieuwe berekening uitgevoerd.

5. Pensioenverhogingen of aanvullingen van pensioenen voor kinderen en wezenpensioenen worden toegekend overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

Artikel 33

In aanmerking nemen van tijdvakken van verzekering of van wonen met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen

1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat neemt alle tijdvakken van verzekering en/of van wonen in aanmerking die vervuld zijn krachtens de wetgeving van elke andere lidstaat, ongeacht of dit in een algemeen dan wel een bijzonder stelsel is gebeurd.

2. Voor de toekenning van uitkeringen van een bijzonder stelsel worden, indien de toepasselijke wetgeving dit vereist, de in andere lidstaten vervulde tijdvakken uitsluitend in aanmerking genomen als zij krachtens een overeenkomstig stelsel of, bij gebreke daarvan, in hetzelfde beroep zijn vervuld.

3. Indien de verzekerde niet voldoet aan de voor het recht op uitkeringen krachtens een bijzonder stelsel gestelde voorwaarden, worden deze tijdvakken in de betrokken lidstaat in aanmerking genomen voor de toekenning van uitkeringen volgens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders respectievelijk bedienden.

4. Tijdvakken op grond waarvan uitkeringen krachtens een bijzonder stelsel van een lidstaat worden verleend, worden eveneens in aanmerking genomen voor de toekenning van uitkeringen volgens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders, respectievelijk bedienden.

Artikel 34

Vaststelling van de uitkeringen

1. Indien aan de door de wetgeving van een lidstaat voor het recht op uitkeringen gestelde voorwaarden wordt voldaan zonder dat daarvoor tijdvakken behoeven te worden samengeteld, berekent het bevoegde orgaan het bedrag van de verschuldigde uitkering:

a) enerzijds, uitsluitend op grond van de door dit orgaan toegepaste wetgeving (nationaal pensioen);

b) anderzijds, volgens de bepalingen van lid 2 (pro-ratapensioen).

2. Indien aan de door de wetgeving van een lidstaat voor het recht op uitkeringen gestelde voorwaarden alleen wordt voldaan door samentelling van tijdvakken:

a) berekent het bevoegde orgaan het theoretische bedrag van de uitkering waarop de betrokkene aanspraak zou kunnen maken indien alle tijdvakken van verzekering en/of van wonen die zijn vervuld krachtens de wetgeving van de andere lidstaten op de datum van vaststelling van de uitkering krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving zouden zijn vervuld. Indien het bedrag volgens deze wetgeving onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken, wordt dit bedrag beschouwd als het theoretische bedrag;

b) stelt het bevoegde orgaan vervolgens het werkelijke uitkeringsbedrag (pro-ratabedrag) vast door het theoretische bedrag te vermenigvuldigen met de verhouding van de duur van de tijdvakken die vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, tot de totale duur van de tijdvakken die vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgeving van alle betrokken lidstaten zijn vervuld.

3. Op het overeenkomstig de leden 1 en 2 berekende bedrag past het bevoegde orgaan in voorkomend geval alle voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking toe waarin de wetgeving krachtens welke deze uitkering verschuldigd is, voorziet, binnen de in de artikelen 35 tot en met 37 vastgestelde grenzen.

4. De verzekerde heeft van het bevoegde orgaan van elk land recht op het hoogste van de twee bedragen die krachtens de nationale, respectievelijk communautaire wetgeving verschuldigd zouden zijn.

Artikel 35

Voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking geldende voor invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingspensioenen op grond van de wetgevingen van de lidstaten (anti-cumulatievoorschriften) - Algemene bepalingen

1. Tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald, zijn de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet in geval van samenloop van een uitkering met andere uitkeringen van sociale zekerheid die betrekking hebben op hetzelfde tijdvak van verplichte verzekering, of met andere inkomsten van welke aard ook, op de rechthebbende van toepassing, ook indien het gaat om uitkeringen die krachtens de wetgeving van een andere lidstaat zijn verkregen of om inkomsten die op het grondgebied van een andere lidstaat zijn verworven.

2. Ingeval degene die recht heeft op een invaliditeitsuitkering of een vervroegd ouderdomspensioen werkzaamheden al dan niet in loondienst uitoefent, zijn op hem de anti-cumulatievoorschriften waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet van toepassing, ook indien hij zijn werkzaamheden op het grondgebied van een andere lidstaat uitoefent.

3. Alle gevallen van samenloop van invaliditeits-, ouderdoms- en overlevingspensioenen, berekend of toegekend op basis van door eenzelfde persoon vervulde tijdvakken van verzekering en/of van wonen, worden beschouwd als samenloop van uitkeringen van dezelfde aard.

4. Samenloop van uitkeringen die niet als uitkeringen van dezelfde aard in de zin van lid 3 kunnen worden aangemerkt, wordt beschouwd als samenloop van uitkeringen van verschillende aard.

5. Het bevoegde orgaan hoeft in het buitenland verworven uitkeringen of inkomsten uitsluitend in aanmerking te nemen als de door dit orgaan toegepaste wetgeving dit uitdrukkelijk bepaalt.

6. Het bevoegde orgaan dient rekening te houden met het bedrag van de door een andere lidstaat te betalen uitkeringen vóór aftrek van belastingen, socialezekerheidspremies en andere inhoudingen.

7. Het bevoegde orgaan hoeft geen rekening te houden met het bedrag van de krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verkregen uitkeringen die worden toegekend op basis van een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering.

8. Indien een enkele lidstaat anti-cumulatievoorschriften toepast op grond van het feit dat de betrokkene uitkeringen van dezelfde of verschillende aard ontvangt krachtens de wetgeving van andere lidstaten of inkomsten die op het grondgebied van andere lidstaten zijn verworven, kan de verschuldigde uitkering slechts worden verminderd ten belope van het totaalbedrag van de krachtens de wetgeving van andere lidstaten verschuldigde uitkeringen of op hun grondgebied verworven inkomsten.

Artikel 36

Samenloop van krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten verschuldigde uitkeringen van dezelfde aard - Bijzondere bepalingen

1. De anti-cumulatievoorschriften waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet, zijn niet van toepassing op uitkeringen berekend overeenkomstig artikel 34, lid 2 (pro-ratapensioen).

2. Een overeenkomstig artikel 34, lid 1, onder a), berekende uitkering - nationaal pensioen - kan uitsluitend door toepassing van de in de wetgeving van een lidstaat opgenomen anti-cumulatievoorschriften worden verminderd, opgeschort of ingetrokken als het gaat om een uitkering:

a) waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering of van wonen;

of

b) waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum, in geval van samenloop met:

i) een uitkering van hetzelfde type, behoudens indien twee of meer lidstaten een overeenkomst hebben gesloten om te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meermaals in aanmerking wordt genomen;

ii) een uitkering waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering of van wonen.

Artikel 37

Samenloop van een of meer nationale uitkeringen met een of meer uitkeringen van verschillende aard of met andere inkomsten, wanneer er twee of meer betrokken lidstaten zijn - Bijzondere bepalingen

1. Indien de toekenning van uitkeringen van verschillende aard of van andere inkomsten leidt tot toepassing van anti-cumulatievoorschriften met betrekking tot:

a) twee of meer volgens de nationale wetgeving berekende uitkeringen, moeten de bevoegde organen de bedragen die bij strikte toepassing van de anticumulatievoorschriften niet zouden worden uitgekeerd, delen door het aantal uitkeringen dat aan deze voorschriften onderworpen is;

b) twee of meer volgens de pro-ratamethode berekende uitkeringen, nemen de bevoegde organen de uitkering of uitkeringen van de andere lidstaten of de andere inkomsten en alle voor de toepassing van de anti-cumulatievoorschriften voorziene elementen in aanmerking op basis van de verhouding tussen de tijdvakken van verzekering en/of van wonen die is vastgesteld voor de in artikel 34, lid 2, onder b) (pro-ratamethode) bedoelde berekening van die uitkeringen;

c) een of meer volgens de nationale wetgeving berekende uitkeringen en een of meer pro-rata-uitkeringen, passen de bevoegde organen de anti-cumulatievoorschriften toe;

i) overeenkomstig punt a) voor de nationale uitkeringen;

ii) overeenkomstig punt b) voor de pro-rata-uitkeringen.

2. Het bevoegde orgaan past de deling voor de nationale uitkeringen niet toe als de wetgeving die het toepast, bepaalt dat uitkeringen van verschillende aard en/of andere inkomsten alsmede alle elementen voor de berekening in aanmerking genomen worden voor een fractie van het bedrag daarvan die is vastgesteld op basis van de verhouding tussen in de artikel 34, lid 2, onder b), bedoelde tijdvakken van verzekering.

3. Bovengenoemde leden zijn van overeenkomstige toepassing indien de wetgeving van een of meer lidstaten bepaalt dat een uitkering niet kan worden toegekend ingeval iemand een uitkering van verschillende aard krachtens de wetgeving van een andere lidstaat of andere inkomsten ontvangt.

Artikel 38

Aanvullende bepalingen ter berekening van de uitkeringen

1. De berekening van het in artikel 34, lid 2, bedoelde theoretische bedrag en proratabedrag vindt als volgt plaats:

a) het bevoegde orgaan neemt de maximale duur in aanmerking die is vereist in de door dit orgaan toegepaste wetgeving, indien de totale duur van de tijdvakken van verzekering en/of van wonen, die zijn vervuld voordat de verzekerde gebeurtenis intrad krachtens de wetgevingen van alle betrokken lidstaten, langer is dan de maximale duur. Deze bepaling is niet van toepassing op uitkeringen waarvan het bedrag niet afhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering;

b) het bevoegde orgaan neemt samenvallende tijdvakken in aanmerking op de wijze die in de in artikel 71 bedoelde toepassingsverordening is geregeld;

c) indien de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van inkomsten, premies of bijdragen, verhogingen of gemiddelde, proportionele, vaste of fictieve bedragen:

i) stelt het bevoegde orgaan de gemiddelde of proportionele berekeningsgrondslag van de uitkeringen uitsluitend vast op basis van de tijdvakken van verzekering die zijn vervuld krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving;

ii) hanteert dit orgaan voor de vaststelling van het te berekenen bedrag uit hoofde van tijdvakken van verzekering en/of van wonen die zijn vervuld krachtens de wetgeving van andere lidstaten, dezelfde gemiddelde, proportionele, vaste of fictieve gegevens die zijn vastgesteld voor de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de wetgeving die het toepast.

2. Het theoretische bedrag van een op grond van de in het vorige lid bedoelde gegevens berekende uitkering moet naar behoren worden aangepast en verhoogd alsof de belanghebbende zijn werkzaamheden in de betrokken lidstaat onder dezelfde voorwaarden was blijven uitoefenen.

Artikel 39

Toekenning van een aanvulling wanneer het bedrag van de uitkeringen, verschuldigd krachtens de wetgevingen van de verschillende lidstaten, minder is dan het minimum dat is vastgesteld in de wetgeving van de lidstaat waarin de rechthebbende woont

Degene die een uitkering geniet waarop dit hoofdstuk is toegepast, kan geen lagere uitkering ontvangen dan de minimumuitkering die door de wetgeving van de staat waarin hij woont en krachtens de wetgeving waarvan hem een uitkering verschuldigd is, is vastgesteld voor een tijdvak van verzekering of van wonen, dat gelijk is aan de gezamenlijke tijdvakken die overeenkomstig de voorgaande artikelen voor de vaststelling van zijn uitkering in aanmerking zijn genomen.

Het bevoegde orgaan van deze staat betaalt hem zolang hij op het grondgebied van deze staat woont, een aanvullend bedrag uit, dat gelijk is aan het verschil tussen de som van de krachtens dit hoofdstuk verschuldigde uitkeringen en het bedrag van de minimumuitkering.

Artikel 40

Aanpassing en herberekening van de uitkeringen

1. Indien de uitkeringen van de betrokken staten door stijging van de kosten van levensonderhoud, schommelingen van het inkomenspeil of andere oorzaken van aanpassing, met een bepaald percentage of bedrag worden gewijzigd, moet dit percentage of bedrag rechtstreeks in de overeenkomstig artikel 34 vastgestelde uitkeringen worden verwerkt, zonder dat er een herberekening overeenkomstig genoemd artikel behoeft plaats te vinden.

2. Indien echter de wijze van vaststelling of de regels voor de berekening van de uitkeringen wijzigingen ondergaan, vindt wel een herberekening plaats overeenkomstig artikel 34.

HOOFDSTUK 4 ARBEIDSONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN

Artikel 41

Recht op verstrekkingen en uitkeringen

1. Onverminderd gunstiger bepalingen van lid 2, zijn de artikelen 14, 15, 16, 18, 19 en 26 van overeenkomstige toepassing op prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten.

2. Degene die door een arbeidsongeval of beroepsziekte wordt getroffen en in een andere dan de bevoegde lidstaat verblijft, heeft recht op de bijzondere verstrekkingen die door het stelsel voor ongevallen en beroepsziekten voor rekening van het volgende orgaan door het orgaan van de verblijfplaats worden verleend, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkene krachtens deze wetgeving verzekerd was.

Artikel 42

Prestaties wegens beroepsziekte als de betrokkene in verschillende lidstaten aan hetzelfde gevaar was blootgesteld

1. Wanneer iemand die door een beroepsziekte is getroffen, onder de wetgeving van twee of meer lidstaten dusdanige werkzaamheden heeft verricht dat deze ziekte daardoor kan zijn ontstaan, worden de prestaties waarop de getroffene of zijn nabestaanden aanspraak kunnen maken, uitsluitend toegekend op grond van de in de laatste van deze staten bestaande wetgeving waarvan de voorwaarden zijn vervuld, eventueel met inachtneming van de leden 2 tot en met 4.

2. Indien de toekenning van prestaties wegens beroepsziekte op grond van de wetgeving van een lidstaat afhankelijk is van de voorwaarde dat de betrokken ziekte het eerst op het grondgebied van die staat medisch is vastgesteld, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld wanneer genoemde ziekte het eerst op het grondgebied van een andere lidstaat is vastgesteld.

3. Indien de toekenning van prestaties wegens beroepsziekte op grond van de wetgeving van een lidstaat afhankelijk is van de voorwaarde dat de betrokken ziekte is vastgesteld binnen een bepaalde termijn na beëindiging van de laatste werkzaamheden waardoor een dergelijke ziekte kon ontstaan, houdt het bevoegde orgaan van die staat, wanneer het nagaat op welk tijdstip die laatste werkzaamheden werden verricht, voor zover nodig rekening met gelijksoortige werkzaamheden die onder de wetgeving van andere lidstaten zijn verricht, alsof zij onder de wetgeving van eerstbedoelde staat waren verricht.

4. Indien de toekenning van prestaties wegens beroepsziekte op grond van de wetgeving van een lidstaat afhankelijk is van de voorwaarde dat gedurende een bepaalde tijd werkzaamheden werden verricht waardoor de betrokken ziekte kon ontstaan, houdt het bevoegde orgaan van die staat voor zover nodig rekening met de tijdvakken waarin dergelijke werkzaamheden onder de wetgeving van andere lidstaten werden verricht, alsof zij onder de wetgeving van eerstgenoemde staat waren verricht.

Artikel 43

Berekening van de uitkeringen

1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een gemiddeld inkomen, stelt dit gemiddelde inkomen uitsluitend vast op basis van het inkomen dat gedurende de krachtens bedoelde wetgeving vervulde tijdvakken zijn genoten.

2. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een vast inkomen, houdt uitsluitend rekening met dit vaste inkomen of eventueel met het gemiddelde van de vaste inkomens die betrekking hebben op de krachtens bedoelde wetgeving vervulde tijdvakken.

Artikel 44

Kosten voor het vervoer van de getroffene

1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving voorziet in het dragen van de kosten van vervoer van de getroffene naar een overeenkomstige plaats op het grondgebied van een andere lidstaat, waarop de getroffene woont, voor zijn rekening.

2. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving voorziet in het dragen van de kosten van vervoer van het stoffelijk overschot van de getroffene naar de begraafplaats, neemt de kosten van vervoer naar de begraafplaats op het grondgebied van een andere lidstaat, waarop de getroffene op het tijdstip van het ongeval woonde, voor zijn rekening, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.

Artikel 45

Verergering van een beroepsziekte waarvoor schadeloosstelling plaatsvindt

Ingeval een beroepsziekte waarvoor een getroffene op grond van de wetgeving van een lidstaat schadeloosstelling geniet of genoten heeft, verergert, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a) indien de betrokkene, sedert hij uitkeringen geniet, onder de wetgeving van een andere lidstaat geen werkzaamheden al dan niet in loondienst heeft uitgeoefend die de betreffende beroepsziekte kunnen veroorzaken of verergeren, dient het bevoegde orgaan van de eerste staat de uitkeringen voor zijn rekening te nemen volgen de door dit orgaan toegepaste wetgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de verergering;

b) indien de betrokkene, sedert hij uitkeringen geniet, onder de wetgeving van een andere lidstaat wel zodanige werkzaamheden heeft uitgeoefend, dient het bevoegde orgaan van de eerste lidstaat de uitkeringen voor zijn rekening te nemen volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, waarbij het geen rekening houdt met de verergering. Het bevoegde orgaan van de tweede lidstaat kent de betrokkene een aanvulling toe, ter hoogte van het verschil tussen het bedrag van de uitkeringen die na de verergering verschuldigd zijn en het bedrag van de uitkeringen die vóór de verergering overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving verschuldigd zouden zijn geweest, indien de betreffende beroepsziekte zich onder de wetgeving van die lidstaat had voorgedaan;

c) de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet, mogen niet worden toegepast op personen die uitkeringen ontvangen die door de organen van twee lidstaten overeenkomstig het bepaalde onder b) zijn vastgesteld.

Artikel 46

Regels om met bijzonderheden van bepaalde wetgevingen rekening te houden

1. Indien op het grondgebied van de lidstaat waarop de betrokkene zich bevindt, geen verzekering tegen arbeidsongevallen of beroepsziekten bestaat, of indien een dergelijke verzekering wel bestaat doch niet voorziet in een orgaan dat verantwoordelijk is voor het verlenen van verstrekkingen, worden deze verstrekkingen verleend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats dat voor het verlenen van verstrekkingen in geval van ziekte verantwoordelijk is.

2. Indien de wetgeving van de bevoegde staat het geheel kosteloos verlenen van verstrekkingen afhankelijk stelt van gebruikmaking van de door de werkgever opgerichte medische dienst, worden de in een andere lidstaat verleende verstrekkingen geacht door een dergelijke medische dienst te zijn verleend.

3. Indien de wetgeving van de bevoegde staat een regeling kent betreffende de verplichtingen van de werkgever, worden de in een andere lidstaat verleende verstrekkingen geacht op verzoek van het bevoegde orgaan te zijn verleend.

4. Indien de in de bevoegde staat geldende regeling inzake schadeloosstelling bij arbeidsongevallen niet het karakter van een verplichte verzekering heeft, worden de verstrekkingen rechtstreeks verleend door de werkgever of door de verzekeraar die indiens rechtens treedt.

5. Indien volgens de wetgeving van een lidstaat bij de vaststelling van de mate van ongeschiktheid, het verkrijgen van het recht op uitkeringen of de hoogte van de uitkeringen uitdrukkelijk of stilzwijgend rekening wordt gehouden met vroeger voorgekomen arbeidsongevallen of beroepsziekten, houdt het bevoegde orgaan van die staat eveneens rekening met vroeger onder de wetgeving van een andere lidstaat voorgekomen arbeidsongevallen en beroepsziekten, alsof zij onder de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving waren voorgekomen.

6. Indien volgens de wetgeving van een lidstaat bij de vaststelling van de mate van ongeschiktheid, het verkrijgen van het recht op uitkeringen of de hoogte van de uitkeringen, uitdrukkelijk of stilzwijgend rekening wordt gehouden met later voorgekomen arbeidsongevallen of beroepsziekten, houdt het bevoegde orgaan van die staat eveneens rekening met later onder de wetgeving van een andere lidstaat voorgekomen arbeidsongevallen of beroepsziekten, alsof zij onder de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving waren voorgekomen, op voorwaarde:

a) dat ten aanzien van het vroeger voorgekomen arbeidsongeval of de vroeger voorgekomen beroepsziekte onder de wetgeving die genoemd orgaan toepast, geen schadeloosstelling was verschuldigd,

en

b) dat, ondanks het bepaalde in lid 5, ten aanzien van het later voorgekomen arbeidsongeval of de later voorgekomen beroepsziekte geen schadeloosstelling is verschuldigd op grond van de wetgeving van de andere lidstaat waaronder het betrokken arbeidsongeval of de betrokken beroepsziekte is voorgekomen.

Artikel 47

Toe te passen stelsel als er in het land van de woon- of verblijfplaats meer dan één stelsel bestaat - Maximale duur voor het verlenen van prestaties

1. Indien de wetgeving van het land van de woon- of verblijfplaats meer dan een verzekeringsstelsel kent, worden ten aanzien van de door een arbeidsongeval getroffen personen die in een andere dan de bevoegde lidstaat wonen of verblijven de bepalingen gevolgd van het stelsel dat voor de handarbeiders in de staalindustrie geldt. Indien die wetgeving evenwel een bijzonder stelsel voor werknemers in de mijnen en daarmee gelijkgestelde bedrijven kent, is dit stelsel op deze categorie werknemers van toepassing, wanneer het orgaan van de woon- of verblijfplaats waartoe zij zich wenden, voor de toepassing van dit stelsel bevoegd is.

2. Indien in de wetgeving van een lidstaat een maximale duur voor het verlenen van prestaties is vastgesteld, mag het orgaan dat deze wetgeving toepast rekening houden met het tijdvak waarover door het orgaan van een andere lidstaat reeds prestaties werden verleend.

HOOFDSTUK 5 WERKLOOSHEID

Artikel 48

Specifieke regel voor de samentelling van tijdvakken van verzekering, van arbeid of van werkzaamheden anders dan in loondienst

1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van arbeid of van werkzaamheden anders dan in loondienst, houdt, voor zover nodig, rekening met de krachtens de wetgeving van elke andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, van arbeid of van werkzaamheden anders dan in loondienst, alsof deze tijdvakken krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving waren vervuld.

Wanneer echter de toepasselijke wetgeving het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, worden de krachtens de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van arbeid of van werkzaamheden anders dan in loondienst slechts in aanmerking genomen op voorwaarde dat deze tijdvakken als tijdvakken van verzekering aangemerkt zouden zijn als zij krachtens die wetgeving waren vervuld.

2. De toepassing van de bepalingen van lid 1 wordt afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene laatstelijk:

- hetzij tijdvakken van verzekering,

- hetzij tijdvakken van arbeid,

- hetzij tijdvakken van werkzaamheden anders dan in loondienst,

heeft vervuld krachtens de wetgeving op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd.

3. Wanneer de duur waarover uitkeringen worden verleend afhankelijk is van de duur de tijdvakken van verzekering, van arbeid of van werkzaamheden anders dan in loondienst, is lid 1 van toepassing.

Artikel 49

Berekening van de uitkeringen

Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkering wordt uitgegaan van het bedrag van het vroegere inkomen, houdt uitsluitend rekening met het inkomen dat betrokkene heeft genoten voor de laatste werkzaamheden die hij onder die wetgeving heeft uitgeoefend. Indien de betrokkene evenwel laatstelijk niet ten minste vier weken werkzaamheden onder die wetgeving heeft uitgeoefend, wordt de uitkering berekend op basis van het inkomen dat ter plaatse waar het bevoegde orgaan zijn zetel heeft, met gelijkwaardige of soortgelijke werkzaamheden als die welke hij het laatst onder de wetgeving van een andere lidstaat heeft uitgeoefend, gewoonlijk wordt verdiend.

Artikel 50

Werklozen die zich naar het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat begeven

1. De werkloze verzekerde die zich naar een lidstaat begeeft om daar werk te zoeken, behoudt het recht op werkloosheidsuitkeringen onder de hieronder aangegeven voorwaarden en beperkingen:

a) vóór vertrek dient hij gedurende ten minste vier weken na de aanvang van zijn werkloosheid als werkzoekende ingeschreven te zijn geweest en ter beschikking van de diensten voor arbeidsbemiddeling van de bevoegde staat te zijn gebleven. De bevoegde diensten of organen kunnen hem evenwel toestemming geven vóór het verstrijken van deze termijn te vertrekken;

b) de betrokkene dient zich binnen zeven dagen na de datum waarop hij niet meer ter beschikking stond van de diensten voor arbeidsbemiddeling van de staat die hij heeft verlaten, als werkzoekende in te schrijven bij de diensten voor arbeidsbemiddeling van de lidstaat waar hij heen gaat, zich aan de daar georganiseerde controle te onderwerpen en zich aan de voorwaarden overeenkomstig de wetgeving van die staat te houden. In buitengewone gevallen kunnen de bevoegde diensten of organen deze termijn verlengen;

c) de betrokkene voldoet aan de voorwaarden met betrekking tot het recht op de in lid 2 bedoelde andere prestaties bij werkloosheid dan uitkeringen, zoals bepaald in de wetgeving van de staat waarheen hij zich begeeft om werk te zoeken;

d) het recht op uitkering wordt gehandhaafd gedurende een tijdvak van zes maanden vanaf de datum waarop de werkloze niet langer ter beschikking stond van de diensten voor arbeidsbemiddeling van de staat die hij heeft verlaten, zonder dat de totale duur waarover uitkering wordt verleend, de duur mag overschrijden waarover hij krachtens de wetgeving van bedoelde staat recht op uitkering heeft. De uitkeringen worden door en voor rekening van het bevoegde orgaan verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.

2. De in lid 1 bedoelde persoon heeft op het grondgebied van de staat waarheen hij zich begeeft om werk te zoeken, recht op andere prestaties bij werkloosheid dan uitkeringen, die bedoeld zijn om de toegang tot werk te vergemakkelijken, onder dezelfde voorwaarden als de eigen onderdanen die een werkloosheidsuitkering in de zin van deze verordening ontvangen. Om de prestaties te kunnen ontvangen dient de betrokkene te voldoen aan de voorwaarden, gesteld in de wetgeving van de staat waarin hij werk zoekt, en deze prestaties worden door en voor rekening van die staat verleend.

3. Indien de betrokkene vóór het verstrijken van het tijdvak waarover hij krachtens lid 1, onder d), recht op uitkering heeft, naar het grondgebied van de bevoegde staat terugkeert, behoudt hij recht op uitkering overeenkomstig de wetgeving van deze staat; hij verliest elk recht op uitkering krachtens de wetgeving van de bevoegde staat indien hij niet vóór het verstrijken van dit tijdvak naar het grondgebied van deze staat terugkeert. In buitengewone gevallen kunnen de bevoegde diensten of organen deze termijn verlengen.

4. De wijze van samenwerking en wederzijdse bijstandverlening tussen de organen en diensten van de bevoegde staat en die van de staat waarheen de betrokkene zich begeeft om werk te zoeken, worden vastgesteld in de in artikel 71 bedoelde toepassingsverordening.

Artikel 51

Werklozen die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden in een andere dan de bevoegde lidstaat woonden

De werkloze verzekerde die gedurende zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, op het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat woonde en zich ter beschikking stelt van de diensten voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied van de staat waar hij woont, heeft recht op de door het bevoegde orgaan verleende uitkeringen, volgens de bepalingen van de wetgeving van de bevoegde staat, alsof hij ter beschikking stond van de diensten voor arbeidsbemiddeling van die staat.

HOOFDSTUK 6 VERVROEGDE UITTREDING

Artikel 52

Specifieke regel voor het samentellen van tijdvakken van verzekering of van arbeid

1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering of van arbeid, houdt, voor zover nodig, rekening met de krachtens de wetgeving van elke andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of van arbeid, alsof deze tijdvakken van verzekering of van arbeid krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving waren vervuld.

Wanneer echter de toepasselijke wetgeving het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, worden de krachtens de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van arbeid slechts in aanmerking genomen op voorwaarde dat deze tijdvakken als tijdvakken van verzekering aangemerkt zouden zijn als zij krachtens die wetgeving waren vervuld.

2. De toepassing van de bepalingen van lid 1 wordt afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene laatstelijk:

- hetzij tijdvakken van verzekering,

- hetzij tijdvakken van arbeid,

heeft vervuld krachtens de wetgeving op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd.

HOOFDSTUK 7 GEZINSBIJSLAGEN EN BIJSLAGEN VOOR KINDEREN DIE TEN LASTE KOMEN VAN PENSIOENTREKKERS EN VOOR WEZEN

Artikel 53

Prioriteitsregels bij samenloop van rechten op bijslagen

Wanneer voor hetzelfde tijdvak en voor hetzelfde gezinslid door meerdere lidstaten krachtens hun wetgeving of deze verordening gezinsbijslagen of bijslagen voor wezen of voor kinderen die ten laste komen van pensioentrekkers, verschuldigd zijn, betaalt het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving de hoogste uitkering biedt het gehele bedrag uit. De kosten worden gelijkelijk over de betrokken lidstaten verdeeld door vergoeding tussen bevoegde organen onderling, tot het bedrag dat is vastgelegd in de door hen toegepaste wetgevingen.

Artikel 54

Verlenen van bijslagen - Persoon te wiens laste de gezinsleden in feite komen

Indien degene aan wie de gezinsbijslagen of de bijslagen voor wezen of voor kinderen die ten laste komen van pensioentrekkers, moeten worden verleend, deze niet voor het onderhoud van de gezinsleden besteedt, betaalt het bevoegde orgaan deze bijslagen uit aan de natuurlijke of rechtspersoon te wiens laste de gezinsleden in feite komen, hetgeen volledige kwijting van het bevoegde orgaan inhoudt.

HOOFDSTUK 8 BIJZONDERE UITKERINGEN

Artikel 55

1. Dit artikel is van toepassing op niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen waarvan de wijze van toekenning nauw verband houdt met bepaalde economische en sociale omstandigheden en die:

a) na een middelentoets worden toegekend,

of

b) uitsluitend voor de specifieke bescherming van gehandicapten bedoeld zijn,

voor zover deze uitkeringen vermeld staan in bijlage I.

2. Niettegenstaande de overige bepalingen van deze verordening ontvangen de personen waarop deze verordening van toepassing is, de bijzondere in lid 1 bedoelde uitkeringen uitsluitend op het grondgebied van de lidstaat waar zij wonen en krachtens de wetgeving van die lidstaat. De uitkeringen worden door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend.

3. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving het recht op de in lid 1 bedoelde uitkeringen afhankelijk stelt van het vervullen van tijdvakken van wonen, houdt, voor zover nodig, rekening met de op het grondgebied van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van wonen, alsof die tijdvakken op het grondgebied van de eerste lidstaat waren vervuld.

4. Wanneer de wetgeving van een lidstaat de toekenning van voor invaliden of gehandicapten bestemde uitkeringen als bedoeld in lid 1 afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de invaliditeit of de handicap voor de eerste maal op het grondgebied van die lidstaat is geconstateerd, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld wanneer de vaststelling voor de eerste maal op het grondgebied van een andere lidstaat is geschied.

TITEL IV ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS

Artikel 56

Samenstelling en werkwijze

1. De Administrative Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, hierna "Administratieve Commissie" genoemd, die bij de Commissie is ingesteld, is samengesteld uit een regeringsvertegenwoordiger van elk van de lidstaten, die eventueel door technische adviseurs wordt bijgestaan. Een vertegenwoordiger van de Commissie neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van de Administratieve Commissie.

2. De statuten van de Administrative Commissie worden door haar leden in onderlinge overeenstemming opgesteld.

3. Het secretariaat van de Administratieve Commissie wordt waargenomen door de diensten van de Commissie.

Artikel 57

Taken van de Administratieve Commissie

De Administratieve Commissie heeft tot taak:

a) alle vraagstukken van administratieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van deze verordening en van latere verordeningen of van enige overeenkomst of regeling die in het kader daarvan tot stand zal komen, te behandelen, onverminderd het recht van de de betrokken autoriteiten, organen en personen om gebruik te maken van de rechtsmiddelen, en zich te wenden tot de rechterlijke instanties, bedoeld bij de wetgevingen van de lidstaten, bij deze verordening en bij het Verdrag;

b) de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de sociale zekerheid te bevorderen en tot verdere ontwikkeling te brengen;

c) de procedures voor de gegevensuitwisseling te moderniseren, met name door de informatiestroom tussen de organen, rekening houdend met de stand van de ontwikkeling van de gegevensverwerking in elke lidstaat, geschikt te maken voor telematica-uitwisseling; de Administratieve Commissie stelt de gemeenschappelijke architectuurvoorschriften voor de telematicavoorzieningen vast, in het bijzonder de voorschriften in verband met de beveiliging en het gebruik van normen; zij stelt de voorschriften vast voor de werking van het gemeenschappelijk gedeelte van de telematicavoorzieningen;

d) alle overige werkzaamheden te verrichten die tot haar bevoegdheid behoren krachtens deze verordening en de toepassingsverordening of krachtens enige overeenkomst of regeling die in het kader daarvan tot stand zal komen;

e) aan de Commissie alle dienstige voorstellen te doen voor de uitwerking van latere verordeningen en voor een herziening van deze verordening en latere verordeningen.

Artikel 58

Technische Commissie voor de gegevensverwerking

1. Bij de Administratieve Commissie wordt een Technische Commissie voor de gegevensverwerking opgericht, hierna "Technische Commissie" genoemd. De Technische Commissie stelt verslagen op en brengt een met redenen omkleed advies uit op basis waarvan de Administratieve Commissie de in artikel 57, onder c), bedoelde beslissingen neemt. De Administratieve Commissie stelt de regels voor de werkwijze en samenstelling van de Technische Commissie vast.

2. De Technische Commissie heeft tot taak:

a) de relevante technische documentatie te verzamelen en de voor de vervulling van haar taken noodzakelijke studies en werkzaamheden uit te voeren;

b) de in lid 1 bedoelde verslagen en met redenen omklede adviezen aan de Administratieve Commissie voor te leggen;

c) alle andere werkzaamheden en studies inzake vraagstukken uit te voeren die de Administratieve Commissie haar voorlegt.

TITEL V DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 59

Samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten

1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten verstrekken elkaar alle inlichtingen met betrekking tot:

a) de ter uitvoering van deze verordening getroffen maatregelen;

b) de wijzigingen in hun wetgeving die van invloed kunnen zijn op de uitvoering van deze verordening.

2. Bij de toepassing van deze verordening zijn de autoriteiten en organen van de lidstaten elkaar behulpzaam als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving. De wederzijdse administratieve hulp van genoemde autoriteiten en organen is in principe gratis. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen evenwel overeenkomen bepaalde kosten te vergoeden.

3. Voor de toepassing van deze verordening kunnen de autoriteiten en de organen van de lidstaten zich rechtstreeks met elkaar en met de belanghebbende personen of hun gemachtigden in verbinding stellen.

4. De autoriteiten, organen en rechterlijke instanties van een lidstaat mogen verzoekschriften of andere documenten die hun toegezonden worden, niet afwijzen op grond van het feit dat zij in een officiële taal van een andere lidstaat zijn opgesteld.

Artikel 60

Bescherming van persoonsgegevens

1. Indien de autoriteiten of organen van een lidstaat op grond van deze verordening of van de in artikel 71 bedoelde toepassingsverordening persoonsgegevens aan de autoriteiten of organen van een andere lidstaat mededelen, is deze mededeling onderworpen aan de wettelijke bepalingen inzake gegevensbescherming van de lidstaat die de gegevens verstrekt. Voor iedere volgende mededeling, alsmede voor de opslag, wijziging en vernietiging van de gegevens gelden de wettelijke bepalingen inzake gegevensbescherming van de lidstaat die de gegevens ontvangt.

2. De verzending van de voor de toepassing van deze verordening en de toepassingsverordening noodzakelijke gegevens van een lidstaat naar een andere lidstaat dient te gebeuren met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens.

Artikel 61

Elektronische informatieverwerking

1. De lidstaten maken steeds meer gebruik van telematica voor de uitwisseling tussen organen van de voor de toepassing van de verordening en de toepassingsverordening noodzakelijke gegevens. Het gebruik van telematica is bedoeld om deze verordening en de toepassingsverordening doeltreffender toe te kunnen passen en de toekenning en betaling van de uitkeringen te versnellen. De Commissie steunt activiteiten van gemeenschappelijk belang zodra de lidstaten met het gebruik van telematica beginnen.

2. Elke lidstaat is verantwoordelijk voor het beheer van zijn eigen gedeelte van de telematicavoorzieningen, met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming van natuurlijke personen in verband met de bescherming van persoonsgegevens.

3. Een elektronische mededeling die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en de toepassingsverordening door een orgaan is verstuurd, mag vanaf het moment dat het ontvangende orgaan heeft verklaard elektronische mededelingen te kunnen ontvangen door geen enkele autoriteit of door geen enkel orgaan van een andere lidstaat geweigerd worden op grond van het feit dat deze mededeling langs elektronische weg werd ontvangen. Het reproduceren en opslaan van deze mededelingen wordt geacht een juiste en nauwkeurige weergave te leveren van het originele document of van de informatie waarop dat betrekking heeft, tenzij het tegendeel is bewezen.

Een elektronische mededeling wordt als geldig beschouwd als het computersysteem waarin die mededeling is opgeslagen de noodzakelijke beveiligingen bevat tegen wijziging of openbaarmaking van, of toegang tot de opgeslagen gegevens. Te allen tijde moet het mogelijk zijn de opgeslagen gegevens in een rechtstreeks leesbare vorm om te zetten. Bij de overdracht van een elektronische mededeling van het ene socialezekerheidsorgaan naar het andere worden in overeenstemming met de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens passende beveiligingsmaatregelen genomen.

Artikel 62

Financiering van acties op het gebied van de sociale zekerheid

In het kader van deze verordening kan de Commissie financiële steun verlenen voor:

- acties ter verbetering van de informatie-uitwisseling tussen de autoriteiten en organen voor de sociale zekerheid van de lidstaten, met inbegrip van elektronische gegevensuitwisseling;

- andere acties, zoals studies en bijeenkomsten van deskundigen, alsmede acties die bedoeld zijn om de burgers en de betrokken beroepsgroepen te informeren over de uit deze verordening voortvloeiende rechten, met name door middel van publicaties en door het organiseren van conferenties en seminars.

Artikel 63

Vrijstelling of verlaging van rechten - Vrijstelling van legalisatie

1. De vrijstelling of verlaging van rechten, zegelrechten, griffie- of registratierechten waarin bij de wetgeving van een lidstaat is voorzien door bescheiden of documenten die ter uitvoering van de wetgeving van deze staat dienen te worden overgelegd, geldt eveneens voor overeenkomstige bescheiden of documenten die ter uitvoering van de wetgeving van een andere lidstaat of van deze verordening dienen te worden overgelegd.

2. Alle akten, documenten of bescheiden van welke aard dan ook die voor de toepassing van deze verordening dienen te worden overgelegd, zijn vrijgesteld van legalisatie door diplomatieke of consulaire autoriteiten.

Artikel 64

Aanvragen, verklaringen of beroepschriften, ingediend bij een autoriteit, orgaan of rechterlijke instantie van een andere dan de bevoegde lidstaat

Aanvragen, verklaringen of beroepschriften die ter uitvoering van de wetgeving van een lidstaat binnen een bepaalde termijn moeten worden ingediend bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van die staat, zijn ontvankelijk indien zij binnen dezelfde termijn bij een overeenkomstige autoriteit, orgaan of rechterlijke instantie van een andere lidstaat worden ingediend. In dat geval zal de autoriteit, het orgaan of de rechterlijke instantie waarop aldus een beroep wordt gedaan, deze aanvragen, verklaringen of beroepschriften onverwijld doen toekomen aan de bevoegde autoriteit, het bevoegde orgaan of de bevoegde rechterlijke instantie van eerstbedoelde staat, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten. De datum waarop die aanvragen, verklaringen of beroepschriften bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van de andere staat zijn ingediend, wordt beschouwd als de datum waarop deze zijn ingediend bij de autoriteiten, het orgaan of de rechterlijke instantie die bevoegd is hiervan kennis te nemen.

Artikel 65

Geneeskundig onderzoek

1. Het bij de wetgeving van een lidstaat voorziene geneeskundige onderzoek kan op verzoek van het bevoegde orgaan op het grondgebied van een andere lidstaat worden verricht door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de rechthebbende op prestaties, op de wijze als bepaald bij de in artikel 71 bedoelde toepassingsverordening of, indien hieromtrent niets bepaald is, op een tussen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten overeengekomen wijze.

2. Het geneeskundige onderzoek dat op de in lid 1 genoemde wijze is verricht, wordt geacht te zijn verricht op het grondgebied van de bevoegde staat.

Artikel 66

Overmaken van op grond van deze verordening verschuldigde bedragen van de ene lidstaat naar de andere

Het uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende overmaken van bedragen geschiedt eventueel krachtens de overeenkomsten die op het tijdstip van overmaking tussen de betrokken lidstaten ter zake van kracht zijn. Ingeval tussen twee lidstaten geen zodanige overeenkomsten van kracht zijn, treffen de bevoegde autoriteiten van die staten of de autoriteiten die ter zake van het internationale betalingsverkeer bevoegd zijn, in onderling overleg de voor het overmaken noodzakelijke maatregelen.

Artikel 67

Bijzonderheden voor de toepassing van de wetgevingen van bepaalde lidstaten

In bijlage II worden bijzonderheden inzake de toepassing van de wetgevingen van bepaalde lidstaten vermeld, die nodig blijken om de uit deze verordening voortvloeiende rechten te waarborgen of die gunstiger regels voor de betrokkenen inhouden.

Artikel 68

Inning van premies of bijdragen en terugvordering van ten onrechte verleende prestaties

1. Premies of bijdragen die aan een orgaan van een lidstaat verschuldigd zijn, en prestaties die ten onrechte door een orgaan van een lidstaat zijn verleend, kunnen op het grondgebied van een andere lidstaat worden geïnd, respectievelijk teruggevorderd, volgens de administratieve procedure en met de waarborgen en voorrechten die van toepassing zijn op de inning van premies of bijdragen die verschuldigd zijn aan, en de terugvordering van prestaties die ten onrechte zijn verleend door het overeenkomstige orgaan van laatstbedoelde staat.

2. Uitvoerbare beslissingen van rechterlijke en overheidsinstanties betreffende de inning van premies of bijdragen, renten en vastgestelde kosten of de terugvordering van krachtens de wetgeving van een lidstaat ten onrechte verleende prestaties, waartegen geen rechtsmiddelen meer kunnen worden ingesteld, worden op verzoek van het bevoegde orgaan op het grondgebied van een andere lidstaat uitgevoerd volgens de procedures waarin de wetgeving van laatstbedoelde staat voorziet. Deze beslissingen worden door het bevoegde orgaan uitvoerbaar verklaard op het grondgebied van de lidstaat waar het aangezochte orgaan is gevestigd voor zover de wetgeving van die staat dit vereist.

3. In geval van gedwongen tenuitvoerlegging, faillissement of akkoord genieten de vorderingen van het orgaan van een lidstaat in een andere lidstaat dezelfde voorrechten als die welke de wetgeving van laatstbedoelde staat op zijn grondgebied toekent aan vorderingen van dezelfde aard.

4. De wijze van toepassing van het bepaalde in dit artikel wordt, voor zover nodig, nader geregeld bij de in artikel 71 bedoelde toepassingsverordening of door middel van overeenkomsten tussen lidstaten.

Artikel 69

Rechten van de organen die prestaties verschuldigd zijn ten opzichte van aansprakelijke derden

1. Indien prestaties worden genoten krachtens de wetgeving van een lidstaat naar aanleiding van schade die voortvloeit uit een op het grondgebied van een andere lidstaat voorgevallen gebeurtenis, worden de eventuele rechten die het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten opzichte van een derde die verplicht is de schade te vergoeden als volgt geregeld:

a) wanneer het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving in de rechten treedt die de rechthebbende ten opzichte van die derde heeft, erkent elke lidstaat die subrogatie;

b) wanneer het orgaan dat de prestaties verschuldigd is een onmiddellijk recht ten opzichte van de derde heeft, erkent elke lidstaat dat recht.

2. Indien prestaties worden genoten krachtens de wetgeving van een lidstaat naar aanleiding van schade die voortvloeit uit een op het grondgebied van een andere lidstaat voorgevallen gebeurtenis, gelden de in genoemde wetgeving voorkomende bepalingen inhoudende in welke gevallen de werkgevers of de bij hen in dienst zijnde werknemers van de aansprakelijkheid naar burgerlijk recht ten opzichte van de rechthebbende op prestaties of het bevoegde orgaan zijn ontheven.

Lid 1 is eveneens van toepassing op de eventuele rechten die het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten opzichte van een werkgever of de bij deze werkgever in dienst zijnde werknemers, in de gevallen waarin zij niet van hun aansprakelijkheid zijn ontheven.

3. Wanneer twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze staten overeenkomstig artikel 26, lid 2, een overeenkomst hebben gesloten waarbij van vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen wordt afgezien, worden de eventuele rechten ten opzichte van een aansprakelijke derde als volgt geregeld:

a) wanneer het orgaan van een lidstaat van de woon- of verblijfplaats prestaties verleent aan een persoon voor schade die op het grondgebied van die lidstaat is ontstaan, oefent bedoeld orgaan overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving het recht van subrogatie of rechtstreekse vordering uit jegens de schadeplichtige derde;

b) voor de toepassing van het bepaalde onder a) wordt:

i) de rechthebbende op prestaties geacht te zijn aangesloten bij het orgaan van de woon- of verblijfplaats, en

ii) bedoeld orgaan aangemerkt als het orgaan dat de prestaties verschuldigd is;

c) de leden 1 en 2 blijven van toepassing ten aanzien van prestaties die niet vallen onder de in dit lid bedoelde overeenkomst waarbij wederzijds van vergoeding wordt afgezien.

TITEL VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 70

Overgangsbepalingen

1. Aan deze verordening kan geen enkel recht worden ontleend voor een tijdvak dat aan de datum van haar toepassing op het grondgebied van de betrokken lidstaat voorafgaat.

2. Voor de vaststelling van de aan deze verordening te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering, alsmede eventueel met elk tijdvak van arbeid of van wonen, dat krachtens de wetgeving van een lidstaat vóór de datum van haar toepassing op het grondgebied van deze lidstaat is vervuld.

3. Behoudens het bepaalde in lid 1 ontstaat krachtens deze verordening ook dan een recht, wanneer dit recht in verband staat met een gebeurtenis die vóór de datum van haar toepassing op het grondgebied van de betrokken lidstaat heeft plaatsgevonden.

4. Elke uitkering die in verband met de nationaliteit van de betrokkene dan wel met diens woonplaats niet is vastgesteld dan wel is geschorst, wordt op verzoek van de betrokkene vastgesteld of hervat met ingang van de datum van toepassing van deze verordening op het grondgebied van de betrokken lidstaat, mits de vroeger vastgestelde rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.

5. De rechten van de betrokkenen wier pensioen of rente vóór de datum van toepassing van deze verordening op het grondgebied van de betrokken lidstaat werd vastgesteld, kunnen op verzoek van de betrokkenen worden herzien met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

6. Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek binnen twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening op het grondgebied van de betrokken lidstaat wordt ingediend, worden de aan deze verordening te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de bepalingen van de wetgeving van enige lidstaat met betrekking tot het verval of de verjaring van rechten op de betrokkenen kunnen worden toegepast.

7. Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek na afloop van de termijn van twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening op het grondgebied van de betrokken lidstaat wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, verkregen, tenzij gunstiger bepalingen van de wetgeving van enig lidstaat van toepassing zijn.

8. Indien op iemand door de toepassing van deze verordening de wetgeving van een andere lidstaat van toepassing zou worden dan die aan de wetgeving waarvan hij krachtens Verordening (EEG) nr. 1408/71 onderworpen is, wordt de wetgeving van die andere lidstaat op hem alleen van toepassing indien hij daarom verzoekt. Dit verzoek dient binnen twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening te worden ingediend bij het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving krachtens Verordening (EEG) nr. 1408/71 van toepassing is.

Artikel 71

Toepassingsverordening

De wijze van toepassing van deze verordening wordt bij een latere verordening vastgesteld. Deze toepassingsverordening wordt uiterlijk een jaar na de vaststelling van deze verordening vastgesteld.

Artikel 72

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de in artikel 71 bedoelde toepassingsverordening.

Artikel 73

IntrekkingVerordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (2), en Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (3), worden ingetrokken.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

(1) PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.

(2) PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.

(3) PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1.

BIJLAGE I

(artikel 55)

Bijzondere uitkeringen:

A. België

. . . . . .

B. Denemarken

. . . . . .

C. Duitsland

. . . . . .

D. Spanje

. . . . . .

E. Frankrijk

. . . . . .

F. Griekenland

. . . . . .

G. Ierland

. . . . . .

H. Italië

. . . . . .

I. Luxemburg

. . . . . .

J. Nederland

. . . . . .

K. Oostenrijk

. . . . . .

L. Portugal

. . . . . .

M. Finland

. . . . . .

N. Zweden

. . . . . .

O. Verenigd Koninkrijk

. . . . . .

BIJLAGE II

(artikel 67)

Bijzonderheden voor de toepassing van de wetgevingen van bepaalde lidstaten:

A. België

. . . . . .

B. Denemarken

. . . . . .

C. Duitsland

. . . . . .

D. Spanje

. . . . . .

E. Frankrijk

. . . . . .

F. Griekenland

. . . . . .

G. Ierland

. . . . . .

H. Italië

. . . . . .

I. Luxemburg

. . . . . .

J. Nederland

. . . . . .

K. Oostenrijk

. . . . . .

L. Portugal

. . . . . .

M. Finland

. . . . . .

N. Zweden

. . . . . .

O. Verenigd Koninkrijk

. . . . . .