16.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/10


Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de bevordering van de culturele diversiteit en van de interculturele dialoog in de externe betrekkingen van de Unie en de lidstaten

(2008/C 320/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

1.

GELET OP:

het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen van 20 oktober 2005 (1);

de UNESCO-overeenkomst van 14 november 1970 inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen;

Beschikking 1983/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het Europees Jaar van de interculturele dialoog (2008) (2).

2.

INGENOMEN MET:

de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 19 en 20 juni 2008 (3), waarin de culturele samenwerking en de interculturele dialoog worden gezien als integrerend deel van alle externe beleidsmaatregelen.

3.

VERWIJZEND NAAR:

de resolutie van de Raad van 16 november 2007 over een Europese agenda voor cultuur (4);

de conclusies van de Raad van 21 mei 2008 over de interculturele competenties (5);

en de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen op 21 mei 2008, over het Werkplan voor cultuur 2008-2010 (6).

4.

MET BELANGSTELLING KENNIS NEMEND VAN:

de mededeling van de Commissie van 10 mei 2007 over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering (7).

5.

OVERWEGENDE DAT:

de interculturele dialoog kan bijdragen tot de toenadering tussen individuele personen en volkeren, tot het voorkomen van conflicten en tot verzoeningsprocessen, in het bijzonder in de regio's waar de politieke situatie onstabiel is;

culturele uitwisselingen en culturele samenwerking, ook op audiovisueel gebied, ertoe kunnen bijdragen dat er betrekkingen worden aangeknoopt op basis van het partnerschap, dat het maatschappelijk middenveld meer ruimte en een grotere rol krijgt, dat er democratiseringprocessen en processen van deugdelijk bestuur komen, dat er meer wordt gedaan aan de mensenrechten en de fundamentele vrijheden;

cultuur, een wezenlijk onderdeel van de kenniseconomie, ook een sector is met een krachtig economisch potentieel, met name de culturele en de creatieve sector en het duurzame culturele toerisme;

de plaats die Europa vanuit artistiek, intellectueel en wetenschappelijk oogpunt in de wereld inneemt, in grote mate afhankelijk is van de dynamiek van zijn scheppend vermogen op cultureel gebied en van zijn culturele uitwisselingen met derde landen;

de culturele banden tussen Europa en de overige regio's van de wereld kunnen van belang zijn voor de ontwikkeling van de interculturele dialoog en de verwezenlijking van gemeenschappelijke culturele projecten; de Unie dient voorts haar culturele en taalverscheidenheid te bevorderen.

6.

VERZOEKEN DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE OM, BINNEN HUN BEVOEGDHEDEN EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

A.   Onderstaande beleidsdoelen na te streven:

1.

de positie en de rol van cultuur in het beleid en in programma's inzake externe betrekkingen verstevigen en de samenwerking aanmoedigen met derde landen en internationale organisaties die bevoegd zijn op het gebied van cultuur, zoals de UNESCO en de Raad van Europa, met als doel de kwaliteit en de diversiteit van de uitgevoerde cultuurmaatregelen te verbeteren en meer in het algemeen bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van extern beleid en tot duurzame ontwikkeling;

2.

meer bekendheid geven aan het UNESCO-verdrag, van 20 oktober 2005, betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen:

de bekrachtiging en de uitvoering van dat verdrag aanmoedigen, dat een centraal onderdeel is in de culturele betrekkingen van de Unie en de lidstaten met derde landen, en een pijler van de global governance;

men dient zich in de buitenlandse betrekkingen volledige rekenschap te geven van de eigen kenmerken van culturele activiteiten, goederen en diensten, die een tweeledige aard hebben, namelijk een economische en een culturele;

de politieke dialoog met derde landen moet worden aangegaan of voortgezet, vooral over de wet- en regelgevingskaders, zodat ertoe wordt bijgedragen dat deze landen een grotere plaats voor cultuur in hun beleid inruimen;

externe culturele beleidsmaatregelen, die de dynamiek en het evenwicht van de uitwisseling van culturele goederen en diensten met derde landen, met name opkomende economieën, bevorderen, moeten worden aangemoedigd zodat de culturele diversiteit in de wereld wordt behouden en onder de aandacht wordt gebracht, en er tot de vitaliteit van de Europese cultuureconomie wordt bijgedragen;

de bijdrage van cultuur tot duurzame ontwikkeling moet worden versterkt en de samenwerking en de solidariteit met de ontwikkelingslanden in een geest van partnerschap moet worden aangemoedigd, vooral met de bedoeling deze landen beter in staat te stellen de diversiteit van cultuuruitingen, waartoe ook de culturele sector en hedendaagse scheppingen behoren, te beschermen en aan te prijzen;

3.

de interculturele dialoog bevorderen middels het uitvoeren van concrete projecten, voorlichting en uitwisseling van goede werkwijzen, die in de lidstaten en buiten de Unie succes hebben gehad in het kader van het Europees Jaar van de interculturele dialoog (2008), met name op basis van de inventaris van dit jaar, die door de Commissie zal worden opgemaakt.

B.   Globale en samenhangende benaderingen vaststellen:

opstelling van een Europese strategie waarmee ertoe wordt bijgedragen dat cultuur op samenhangende wijze en stelselmatig wordt opgenomen in de externe betrekkingen van de Unie en dat de maatregelen van de Unie en die van de lidstaten elkaar aanvullen;

invoeren van specifieke strategieën met derde regio's en landen van de Unie, die een nadere omschrijving bevatten van de doelstellingen en actiemiddelen op het gebied van culturele betrekkingen; deze strategieën worden met name afgestemd op de kenmerken en de duurzame-ontwikkelingsperspectieven van hun culturele sector, op de stand van de culturele uitwisselingen met de Unie, alsmede op hun economische en sociale situatie;

deze specifieke strategieën kunnen met inachtneming van de in het Verdrag verankerde bevoegdheidsverdeling worden opgesteld na afloop van processen van onderzoek en overleg met de betrokken landen en regio's.

C.   In dat kader meer steun bieden:

voor culturele samenwerking met derde landen, op plaatselijk, regionaal of nationaal niveau, met vooral als doel het bevorderen van culturele en artistieke uitwisselingen en co-producties, het bijdragen aan scholing en mobiliteit van artiesten en mensen die zich beroepsmatig met cultuur bezighouden, en het versterken, indien nodig, van de ontwikkelingscapaciteiten van de culturele sectoren van de partnerlanden, vooral middels de uitwisseling van expertise;

voor de internationale promotie van de Europese culturele activiteiten, goederen en diensten, ook audiovisuele, zoals de externe audiovisuele diensten, en voor de mobiliteit van de artiesten en mensen die zich beroepsmatig met cultuur bezighouden buiten de Unie;

voor meertaligheid, middels met name het leren van talen, het vertalen en het uitbouwen van het potentieel van alle Europese talen om de culturele en economische dialoog met de rest van de wereld te ontwikkelen, en voor de ontwikkeling van de interculturele competenties;

voor de mobiliteit van jongeren in het kader van de passende communautaire initiatieven en programma's, voor hun culturele en artistieke scholing, waaronder media-educatie, en voor hun toegang tot artistieke uitingen in al hun verscheidenheid;

voor het beschermen van het auteursrecht en de naburige rechten en voor het voorkomen en bestrijden van namaak en schending van het auteursrecht op internationaal niveau, in het kader van de bilaterale en multilaterale overeenkomsten op dit gebied en van de politieke dialoog en de samenwerking met derde landen;

voor de bescherming, het behoud en de valorisatie van het, materieel en immaterieel, cultureel erfgoed en voor de internationale samenwerking, mede door het uitwisselen van ervaringen, in het licht van de bovengenoemde UNESCO-overeenkomst van 1970, op het gebied van de preventie en de bestrijding van diefstal van de illegale handel in cultuurgoederen, met name cultuurgoederen die illegaal zijn verworven door illegale opgraving of plundering van monumenten.

D.   Met het oog daarop onderstaande werkmethodes en instrumenten ontwikkelen:

een analyse maken van de culturele sector van derde landen, dus ook van hun vooruitzicht op ontwikkeling en hun regelgevingskader, teneinde bij te dragen tot een betere omschrijving van de te volgen strategieën en uit te voeren acties; de Commissie zal in samenwerking met de lidstaten en de derde landen een bijdrage leveren aan die analyse;

voordeel halen uit de ervaringen van de lidstaten en synergieën aanmoedigen, met als doel bij te dragen tot het aanvullende karakter van de activiteiten van de Unie ten opzichte van die van de lidstaten en op internationaal niveau aan te zetten tot meer gemeenschappelijke culturele acties en projecten; de open coördinatiemethode „cultuur” zal daartoe kunnen bijdragen;

ervoor zorgen dat er in het kader van de bestaande financiële instrumenten operationele programma's worden opgesteld die zijn aangepast aan de kenmerken van de cultuursector, in het bijzonder aan de kleine productie- en verspreidingsstructuren, en aan de lokale kenmerken van de lidstaten en partnerlanden: betere toegang voor de mensen uit het vak tot informatie over de ondersteunende programma's en acties, vereenvoudiging van de procedures voor het verkrijgen van subsidies, voortzetting van de financiële steun enz.;

in het kader van onderhandelingen over internationale overeenkomsten met regionale organisaties of partnerlanden, rekening houden met de strategieën die met elk van hen zijn opgesteld;

bevorderen dat artiesten, mensen die zich beroepsmatig met cultuur bezighouden en, meer in het algemeen, het maatschappelijk middenveld, van zowel de lidstaten als de partnerlanden, worden betrokken bij het uitstippelen en uitvoeren van extern cultuurbeleid;

tot slot verdere samenwerking stimuleren tussen de culturele instellingen van de lidstaten van de Unie, met inbegrip van culturele instituten, in derde landen en met hun tegenhangers in die landen, vooral via de ontwikkeling van netwerken.


(1)  Besluit 2006/515/EG van de Raad van 18 mei 2006 inzake de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen (PB L 201 van 25.7.2006, blz. 15).

(2)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 44.

(3)  11018/08.

(4)  PB C 287 van 29.11.2007, blz. 1.

(5)  9021/08.

(6)  PB C 143 van 10.6.2008, blz. 9.

(7)  COM(2007) 242 def.