8.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 298/3


Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over doelmatigheid en rechtvaardigheid in onderwijs en opleiding

(2006/C 298/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

INDACHTIG:

1.

het op 23-24 maart 2000 door de Europese Raad van Lissabon voor de Europese Unie geformuleerde strategische doel om „de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang” en het mandaat dat de Raad van Lissabon aan de Raad Onderwijs heeft gegeven om „over de concrete doelstellingen die de onderwijsstelsels in de toekomst moeten nastreven, een algemene gedachtewisseling te houden, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar gemeenschappelijke vraagstukken en prioriteiten en tegelijk rekening wordt gehouden met de nationale diversiteit (1);

2.

het verslag van de Raad Onderwijs van 12 februari 2001 over „De concrete doelstellingen van de onderwijs- en opleidingsstelsels”, dat op 23 en 24 maart 2001 bij de Europese Raad te Stockholm is ingediend en drie strategische doelstellingen en dertien geassocieerde doelstellingen bevat (2);

3.

de eerste en de tweede strategische doelstelling van het werkprogramma „Onderwijs en Opleiding 2010”, „Hogere kwaliteit en grotere effectiviteit van de onderwijs- en opleidingsstelsels in de EU” — met inbegrip van haar geassocieerde doelstelling „Financiële middelen optimaal inzetten (3) — en „Grotere toegankelijkheid van de onderwijs- en opleidingsstelsels voor iedereen” — met inbegrip van haar geassocieerde doelstellingen „Open leersituaties” en „Actieve participatie van burgers in de maatschappij, gelijke kansen en sociale samenhang ondersteunen”;

4.

de Mededeling van de Commissie van 10 januari 2003, „Efficiënt investeren in onderwijs en beroepsopleiding: een dwingende noodzaak voor Europa”, waarin wordt opgeroepen tot „een forse groei van investeringen in human resources” en „een efficiëntere besteding van de huidige middelen (4);

5.

de Conclusies van de Raad van 5 mei 2003 over referentieniveaus van Europese gemiddelde prestaties in onderwijs en opleiding (benchmarks), waarin er met nadruk op gewezen wordt dat de Raad besloten heeft „om … een reeks referentieniveaus vast te stellen van Europese gemiddelde prestaties, die worden gebruikt als een van de instrumenten voor het beoordelen van de uitvoering” van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”; (5).

6.

het gezamenlijk tussentijds verslag van de Raad en de Commissie van 26 februari 2004 over de uitvoering van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”, waarin wordt benadrukt dat „er dringend meer, efficiënter en effectiever in menselijk kapitaal moet worden geïnvesteerd” en wordt opgeroepen tot „meer investeringen van de overheidssector … en waar nodig meer particuliere investeringen, met name op het gebied van hoger onderwijs, volwasseneneducatie en voortgezette beroepsopleiding (6);

7.

het gezamenlijk tussentijds verslag van de Raad en de Commissie van 23 februari 2006 over de uitvoering van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”, waarin wordt onderstreept dat doelmatigheid, kwaliteit en rechtvaardigheid doelstellingen op onderwijs- en opleidingsgebied zijn die allemaal evenveel aandacht verdienen, en dat, „men hier niet omheen kan, wil men de Lissabondoelstellingen verwezenlijken en tegelijkertijd het Europees sociaal model versterken”, en dat „doelmatigheid en rechtvaardigheid niet ten koste van elkaar gaan” en voorts dat „met name investeringen in preprimair onderwijs van eminent belang zijn om falen op school te voorkomen en maatschappelijke uitsluiting tegen te gaan (7);

8.

de conclusies van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad van 23-24 maart 2006, waarin wordt benadrukt dat „onderwijs en opleiding van doorslaggevend belang zijn om het langetermijnpotentieel van de EU voor concurrentiekracht én voor sociale samenhang te ontwikkelen”, dat „hervormingen moeten worden geïntensiveerd om te zorgen voor onderwijsstelsels van hoge kwaliteit die zowel efficiënt als billijk zijn” en dat „investeringen in onderwijs en opleiding een hoog rendement bieden dat in belangrijke mate opweegt tegen de kosten en veel verder reikt dan 2010 (8);

9.

de mededeling van de Commissie over „Doelmatigheid en rechtvaardigheid in de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels (9), waarin de lidstaten wordt verzocht een evaluatiecultuur te ontwikkelen, en die, omdat zij in samenwerking met onderzoeksnetwerken tot stand is gekomen, een stap voorwaarts vormt in de verdere ontwikkeling van empirisch onderbouwd beleid op het gebied van onderwijs en opleiding.

MERKT OP dat:

de bevoegde autoriteiten in de lidstaten onderwijs en opleiding zelf moeten organiseren en inrichten overeenkomstig hun eigen wetgeving, beleid en praktijken. Daarnaast moet echter op Europees niveau worden samengewerkt, zodat men van elkaars ervaringen en goede praktijken kan leren, en zijn er indicatoren en benchmarks nodig om een eventuele vooruitgang te kunnen meten. Een succesvol onderwijs- en opleidingsbeleid in een context van een levenlang leren vereist een sectordoorsnijdende aanpak in combinatie met relevant beleid op andere gebieden, met name onderzoek en innovatie, werkgelegenheid, economische zaken, sociale zorg en gezondheidszorg, en jongeren en cultuur.

VERKLAART dat

1.

onderwijs en opleiding, als essentiële factoren die bijdragen tot democratie, sociale cohesie en duurzame economische groei, als een prioritaire investering voor de toekomst moeten worden beschouwd. De uitdaging voor de lidstaten in hun strategieën voor een levenlang leren bestaat in het vaststellen van de prioriteiten voor onderwijsinvesteringen die de beste impact op de kwaliteit en de rechtvaardigheid van leerresultaten zullen hebben;

2.

meer doelmatigheid en rechtvaardigheid in onderwijs en opleiding van cruciaal belang zijn gezien de uitdagingen die worden gevormd door de mondialisering, demografische veranderingen, snelle technologische ontwikkelingen en toenemende druk op overheidsbudgetten. Ondanks strikte beperkingen op de overheidsuitgaven wordt in brede kring erkend dat er voldoende en, waar nodig, meer middelen voor menselijk potentieel nodig zijn en derhalve moet worden bezien hoe een toename en/of beter gebruik van particuliere bijdragen kunnen worden verwezenlijkt;

3.

onrechtvaardigheden in onderwijs- en opleidingsstelsels, die bijvoorbeeld in slecht presteren, schooluitval, vroegtijdig schoolverlaten resulteren, grote latente sociale kosten voor de toekomst veroorzaken die veel zwaarder kunnen wegen dan de gedane investeringen. Het ontwikkelen van doelmatige en rechtvaardige onderwijs- en opleidingsstelsels van hoge kwaliteit draagt aanmerkelijk bij tot verlaging van het risico op werkloosheid, sociale uitsluiting en verspilling van menselijk potentieel in een moderne kenniseconomie;

4.

kwaliteit een gemeenschappelijke doelstelling voor alle vormen van onderwijs en opleiding in de Europese Unie is die op gezette tijden gecontroleerd en geëvalueerd moet worden. Kwaliteit is niet alleen een kwestie van leerresultaten of het verstrekken van onderricht, maar ook van de mate waarin onderwijs- en opleidingsstelsels voldoen aan individuele, sociale en economische behoeften, de rechtvaardigheid vergroten en het welzijn verbeteren;

5.

de motivatie, vaardigheden en competenties van leerkrachten, opleiders, ander onderwijzend personeel, begeleidingsdiensten en welzijnsdiensten, alsmede de kwaliteit van de schoolleiding sleutelfactoren zijn die bijdragen tot hoogwaardige leerresultaten. De inspanningen van het onderwijzend personeel moeten worden ondersteund door permanente bijscholing en goede samenwerking met de ouders, welzijnsdiensten voor leerlingen en de bredere gemeenschap. Voorts garanderen kwaliteitsvolle onderwijs- en leeromgevingen goede leeromstandigheden en dragen zij bij tot positieve leerresultaten;

6.

uit onderzoeksgegevens gebleken is dat preprimair onderwijs en gerichte programma's voor vroegtijdige ondersteuning op lange termijn in de loop van het gehele proces van een levenlang leren de hoogste rendementspercentages kunnen opleveren, voornamelijk voor de kansarmsten. Zij leveren positieve menselijke en sociaaleconomische resultaten op die worden meegedragen in het verdere onderwijs en in het volwassen leven. Hoewel de lidstaten verantwoordelijk blijven voor de organisatie van hun eigen onderwijs- en opleidingsstelsels zijn er ook aanwijzingen dat het op te vroege leeftijd op basis van capaciteit opsplitsen van leerlingen in aparte scholen van verschillende types soms negatieve gevolgen kan hebben voor de prestaties van kansarme leerlingen;

7.

onderwijsinstellingen zich als leergemeenschappen moeten toeleggen op de ruimere leeromgeving, teneinde de doelmatigheid, de rechtvaardigheid en het algemene welzijn te bevorderen en te handhaven. Er moeten speciale maatregelen worden genomen om leerlingen met speciale leerbehoeften te identificeren en te steunen. Deze maatregelen houden onder meer in dat er voor voldoende speciaal opgeleid onderwijzend en begeleidend personeel wordt gezorgd, tezamen met hoogwaardige welzijnsdiensten voor leerlingen en passende middelen. Hoewel de sectordoorsnijdende samenwerking die nodig is voor vroegtijdige ondersteuning, en andere speciale maatregelen die op het waarborgen van rechtvaardigheid in onderwijs en opleiding gericht zijn, onvermijdelijk extra kosten meebrengen, zijn zij op de lange termijn wel lonend, doordat zij bijdragen tot het vermijden van toekomstige kosten ten gevolge van uitsluiting;

8.

een betere toegang tot hoger middelbaar onderwijs en een kleiner percentage vroegtijdige schoolverlaters van cruciaal belang zijn voor een grotere inzetbaarheid van mensen in een moderne kennismaatschappij en voor het stimuleren van sociale insluiting en actief burgerschap, en voor de versteviging van het Europese sociale model. Aangezien de vraag van de arbeidsmarkt naar vaardigheden stijgt, wordt het steeds belangrijker kwalificaties en vaardigheden binnen het bereik van de jongere generatie te brengen, en daardoor hun vooruitzichten op werkgelegenheid en sociale integratie te verbeteren;

9.

de noodzaak om de Europese universiteiten te moderniseren, gezien hun onderling samenhangende onderwijs-, onderzoeks- en innovatietaken, niet alleen als een absolute voorwaarde voor het welslagen van de ruimere strategie van Lissabon is erkend, maar ook als onderdeel van een algemene beweging in de richting van een steeds mondialere en steeds meer op kennis gebaseerde economie. De toename van het aantal studenten en de kosten voor onderwijs en onderzoek van hoge kwaliteit zullen een toename en/of een efficiënter gebruik van zowel openbare als particuliere middelen vergen. Kwalitatief hoogstaand hoger onderwijs heeft eveneens een kerntaak op het gebied van onderwijs en opleiding als geheel te vervullen, door toekomstig onderwijzend personeel op te leiden en de volledige kennisbasis van het onderwijs te actualiseren en te vernieuwen;

10.

beroepsonderwijs en -opleiding een aanzienlijke impact hebben op de werkgelegenheid en de maatschappelijke integratie. Het garanderen van relevante, hoogwaardige kwalificaties voor jongeren en het verbeteren van de vaardigheden en competenties van laaggeschoolde en kansarme groepen leveren aanzienlijke economische winst op, zelfs op korte termijn. Referentiekaders voor kwalificaties op basis van competenties en andere mechanismen voor het erkennen van eerdere leerervaringen bevorderen de doelmatigheid en de rechtvaardigheid door, behalve met de formele kwalificaties, rekening te houden met de resultaten van niet-formeel en informeel leren. Ook het aanmoedigen van partnerschappen tussen belanghebbenden — met inbegrip van de sociale partners en de sectororganisaties — kan de doeltreffendheid en de aantrekkelijkheid van programma's voor beroepsonderwijs en -opleiding vergroten;

11.

het door de snelle technologische ontwikkeling en de wijzigingen in de demografische structuur van Europa noodzakelijk wordt meer te investeren in het actualiseren en verbeteren van de vaardigheden, kwalificaties en sleutelcompetenties van volwassenen, met name laaggeschoolden. Op korte termijn is het afstemmen van investeringen op het actualiseren en verbeteren van bestaande vaardigheden en competenties van de werknemers een snelle manier om bij te dragen tot economische groei en concurrentievermogen, en om vervroegde uittreding van oudere werknemers te ontmoedigen. Volwasseneneducatie heeft ook een centrale rol te vervullen bij het voorzien in nieuwe kernvaardigheden, zoals digitale geletterdheid, en dus het bijdragen tot een grotere sociale integratie en actieve deelname aan de gemeenschap en de samenleving, ook na de uittreding.

VERZOEKT DE LIDSTATEN:

1.

nader te bezien of de huidige regelingen voor het financieren, sturen en beheren van hun onderwijs- en opleidingsstelsels voldoende tegemoetkomen aan de behoefte om zowel doelmatigheid als rechtvaardigheid te garanderen, en zodoende optimaal gebruik maken van de middelen. Met het oog hierop wordt hun verzocht mogelijke manieren te bestuderen om de huidige regelingen te verbeteren, teneinde de latente maar hoge kosten van onrechtvaardigheid op onderwijsgebied te vermijden;

2.

te zorgen voor een doelmatige afstemming van hervormingen en investeringen op het gebied van onderwijs en opleiding, zowel op lange als op korte termijn, teneinde aan de behoeften van de kennismaatschappij te voldoen door middel van betere kwaliteit en meer rechtvaardigheid, met name door meer aandacht te besteden aan preprimair onderwijs, gerichte programma's voor vroegtijdige ondersteuning en rechtvaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die erop gericht zijn kansen, toegangsmogelijkheden, benaderingen en resultaten te bieden die niet afhangen van de sociaal-economische achtergrond en andere factoren die tot een onderwijsachterstand kunnen leiden. Voorts moet met name het verstrekken van kwaliteitsonderwijs in kansarme gebieden worden aangemoedigd;

3.

te zorgen voor voldoende middelen voor menselijk potentieel en, waar nodig, de overheidsfinanciering te vergroten en grotere aanvullende particuliere bijdragen aan te moedigen, teneinde een rechtvaardiger toegang tot het hoger onderwijs te verzekeren. De modernisering van het hoger onderwijs en van de onderzoekssector is ook belangrijk voor het verbeteren van de doelmatigheid van deze sectoren. Er moet ook worden nagedacht over het stimuleren van samenwerkingsbanden met het bedrijfsleven op het gebied van onderzoek en ontwikkeling;

4.

te zorgen voor voldoende middelen voor volwasseneneducatie, voortgezet beroepsonderwijs en voortgezette beroepsopleiding, en actieve partnerschappen met werkgevers aan te moedigen, teneinde de aandacht te richten op de competentiebehoeften van de economie, met inbegrip van het regionale en het lokale niveau;

5.

onderzoek naar de resultaten van hervormingen en investeringen op het gebied van onderwijs en naar de sociale voordelen die daaruit voortvloeien, te stimuleren. Coherente, relevante, betrouwbare, empirisch onderbouwde informatie vormt de basis voor verantwoording alsook voor het treffen van de nodige maatregelen om tot kwaliteit, rechtvaardigheid en doelmatigheid in het gehele onderwijs- en opleidingsstelsel te komen. Daarnaast moeten toezicht, evaluatie en kwaliteitsborging objectieve en transparante feedback en steun opleveren voor de ontwikkeling van onderwijs- en leermethoden en -praktijken.

VERZOEKT DE COMMISSIE EN DE LIDSTATEN:

1.

met de desbetreffende onderzoeksnetwerken samen te werken teneinde diepgaandere en geïntegreerde analyses te verstrekken ter ondersteuning van hervormingen op het gebied van onderwijs en opleiding, en, waar passend, internationaal vergelijkbare indicatoren te ontwikkelen met betrekking tot de doelmatigheid en rechtvaardigheid van onderwijs- en opleidingsstelsels;

2.

onderzoek naar de sociale en economische impact van hervormingen op onderwijs- en opleidingsgebied en investeringen op nationaal en internationaal niveau aan te moedigen en te steunen. Er is behoefte aan meer onderzoek, met name in sectoren waar momenteel onvoldoende onderzoek wordt verricht, zoals preprimair onderwijs, beroepsopleiding, levenslang leren en de onderwijseconomie, met name wat betreft de impact van particuliere bijdragen;

3.

van de desbetreffende onderzoeksresultaten en de bestaande gegevens gebruik te maken om de dimensies kwaliteit, rechtvaardigheid en doelmatigheid te combineren zowel bij het opstellen van de nationale verslagen in het kader van „Onderwijs en opleiding 2010” en het gezamenlijk tussentijds verslag 2008 als met betrekking tot een eventueel voorstel inzake gemeenschappelijke doelstellingen voor Europese onderwijs- en opleidingsstelsels en de bevordering daarvan na 2010;

4.

„peer learning”-activiteiten op het gebied van doelmatigheid en rechtvaardigheid te ontwikkelen en te verrichten in het kader van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”;

5.

goed gebruik te maken van het programma „Een leven lang leren”, de structuurfondsen en het zevende kaderprogramma voor onderzoek om de doelmatigheid en rechtvaardigheid van onderwijs- en opleidingsstelsels te steunen.


(1)  Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Lissabon, 23-24 maart 2000 (doc. SN100/1/00 REV 1).

(2)  „De concrete doelstellingen van de onderwijs- en opleidingsstelsels” — Verslag van de Raad Onderwijs aan de Europese Raad (doc. 5980/01).

(3)  Gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa (PB C 142 van 14.6.2002).

(4)  „Doeltreffend investeren in onderwijs en opleiding: een dwingende noodzaak voor Europa” Mededeling van de Commissie (doc. 5269/03).

(5)  PB C 134 van 7.6.03, blz. 3.

(6)  „Onderwijs en Opleiding 2010: het welslagen van de strategie van Lissabon staat of valt met dringende hervormingen” — Gezamenlijk tussentijds verslag van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa (doc. 6905/04).

(7)  „Modernisering van onderwijs en opleiding: een pijler voor welvaart en sociale samenhang in Europa”Gezamenlijk tussentijds verslag 2006 van de Raad en de Commissie over de met het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” geboekte vooruitgang ( PB C 79 van 1.4.2006, blz. 1).

(8)  Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Brussel, 23/24 maart 2006, (doc. 7775/06).

(9)  „Doelmatigheid en rechtvaardigheid in de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels” — Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement (doc. 12677/06).