30.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 167/1 |
VERORDENING (EU) 2023/1315 VAN DE COMMISSIE
van 23 juni 2023
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, en Verordening (EU) 2022/2473 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 4,
Gezien Verordening (EU) 2015/1588 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten horizontale steunmaatregelen (1), en met name artikel 1, lid 1, punten a) en b),
Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Transparantie van staatssteun is van essentieel belang voor de correcte toepassing van de Verdragsregels en leidt tot betere naleving van de regels, sterkere verantwoordingsplicht, peerreview en uiteindelijk tot een doelmatigere besteding van overheidsmiddelen. Gezien het belang van transparantie en met name om de bekendmakingsdrempels in Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (2) in overeenstemming te brengen met de nieuwe drempels in alle recentelijk herziene richtsnoeren en kaderregelingen van de Commissie inzake staatssteun, moet de drempel waarboven de in bijlage III van die Verordening genoemde informatie over individuele steunverlening moeten worden bekendgemaakt op 100 000 EUR worden vastgesteld. Die drempel moet 10 000 EUR zijn voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie en in de visserij- en aquacultuursector maar die niet onder deel 2 bis van Verordening (EU) nr. 651/2014 vallen, en moet 500 000 EUR zijn voor steun die overeenkomstig deel 16 van Verordening (EU) nr. 651/2014 is vervat in door het InvestEU-fonds ondersteunde financiële producten. Voor individuele steun welke die drempels overschrijdt, moet de in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 651/2014 bedoelde informatie worden gepubliceerd binnen zes maanden na de datum waarop de steun is toegekend. Voor steun welke die drempels niet overschrijdt, kan de bekendmaking van de in artikel 9, lid 1, punten a) en b), genoemde informatie op een later tijdstip plaatsvinden. |
(2) |
Met het oog op voorspelbaarheid en rechtszekerheid voor de uitvoering van de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen van Verordening (EU) nr. 651/2014, met name voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de groene en digitale transitie, is het passend de toepassingsperiode van Verordening (EU) nr. 651/2014 met drie jaar te verlengen tot en met 31 december 2026. |
(3) |
In voorkomend geval dienen in het kader van de huidige wijziging in de delen van Verordening (EU) nr. 651/2014 die specifiek worden herziende aanmeldingsdrempels en steunbedragen te worden gewijzigd op basis van een beoordeling van marktontwikkelingen en van de besluitvormingspraktijken van de Commissie. In het licht van de lange toepassingsperiode van die Verordening sinds de vaststelling ervan in 2014, in combinatie met de huidige hoge inflatieniveaus, is het passend de aanmeldingsdrempels en de maximale steunbedragen ook te verhogen in de delen van Verordening (EU) nr. 651/2014 die niet specifiek worden herzien. In dat verband is de Commissie van mening dat een algemene verhoging met 10 % van de aanmeldingsdrempels en steunbedragen voor de overige delen van Verordening (EU) nr. 651/2014 passend is en derhalve niet zal leiden tot verstoring van de mededinging die in strijd is met het gemeenschappelijk belang. |
(4) |
Na de vaststelling van de herziene richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen voor de periode vanaf 1 januari 2022 (3) dienen de bepalingen met betrekking tot regionale steun in Verordening (EU) nr. 651/2014 te worden aangepast om coherentie te verzekeren tussen de verschillende reeksen voorschriften die op dezelfde doelstellingen gericht zijn. Ook hoofdstuk III, deel 1, van Verordening (EU) nr. 651/2014 dient te worden aangepast om rekening te houden met veranderingen op de markt en met het oog op de doelstellingen van de Europese Green Deal (4) en de doelstellingen van de Europese klimaatwet die zijn vastgelegd in Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (5). Exploitatiesteun om ontvolking te voorkomen en te verminderen dient te worden uitgebreid tot dunbevolkte gebieden zodat het eenvoudiger wordt om gebieden die voor demografische uitdagingen staan, beter te ondersteunen. Ter facilitering van de toepassing van Verordening (EU) nr. 651/2014 op gesteunde projecten van minder dan 50 miljoen EUR die worden uitgevoerd door kleine en middelgrote ondernemingen (“kmo’s”), moeten de aanmeldingsdrempels dienovereenkomstig worden aangepast en verduidelijkt. |
(5) |
In overeenstemming met de doelstellingen van de kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa (6) kan staatssteun voor consultancy voor kmo’s worden verleend in de vorm van vouchers, bijvoorbeeld ter bevordering van consultancy over vergroening. Voorts kunnen de lidstaten bij het verlenen van staatssteun besluiten vereenvoudigde regels op kmo’s toe te passen om de administratieve lasten te verminderen en de deelneming van kmo’s aan concurrerende biedprocedures te vergemakkelijken. |
(6) |
Volgens de mededeling over het vormgeven van de digitale toekomst van Europa (7) en de mededeling over een Europese datastrategie (8) moet ervoor worden gezorgd dat digitale oplossingen Europa helpen zijn eigen weg te gaan naar een digitale transformatie die ten goede komt aan mensen doordat zij de Europese waarden respecteert. In de nieuwe industriestrategie voor Europa (9) wordt uiteengezet dat Europa onderzoek en technologieën nodig heeft, alsook een sterke eengemaakte markt die belemmeringen wegneemt en de bureaucratie vermindert. Erkend wordt dat meer investeren in onderzoek, innovatie, de uitrol van de laatste technologie en hedendaagse infrastructuur de ontwikkeling van nieuwe productieprocessen dichterbij brengt en voor nieuwe banen zorgt. In dat verband omvatten onderzoeksprojecten en innovatieondersteuningsdiensten ook de ontwikkeling of verbetering van digitale producten, processen of diensten, ongeacht domein, technologie, bedrijfstak of sector (met inbegrip van, doch niet beperkt tot digitale bedrijfstakken, digitale infrastructuren en technologieën, zoals supercomputers, kwantumtechnologie, blockchaintechnologie, artificiële intelligentie, cyberbeveiliging, big data en cloudtechnologie). |
(7) |
Om de uitvoering te versnellen van bepaalde innovatieve projecten in verband met projecten waarbij verschillende lidstaten betrokken zijn, is het passend hogere aanmeldingsdrempels en steunintensiteiten in te voeren voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die grensoverschrijdende voordelen opleveren wat betreft doeltreffende samenwerking en kennisverspreiding. |
(8) |
In het licht van de invoering van specifieke groepsvrijstellingen voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (‘community-led local development’ of ‘CLLD’), die in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling worden aangeduid als plaatselijke ontwikkeling in het kader van Leader, en projecten van operationele groepen van het Europees Partnerschap voor Innovatie voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP) in Verordening (EU) 2022/2472 van de Commissie (10), is het passend om enerzijds het toepassingsgebied van de huidige groepsvrijstelling voor CLLD-projecten in het kader van Verordening (EU) nr. 651/2014 uit te breiden tot andere projecten dan die welke onder Leader vallen en, anderzijds, de groepsvrijstelling voor EIP-projecten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 651/2014 te schrappen. |
(9) |
Het is passend om in het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 651/2014 verenigbaarheidsvoorwaarden in te voeren voor steun aan micro-ondernemingen in de vorm van overheidsinterventies met betrekking tot de levering van elektriciteit, aardgas of warmte. Dergelijke maatregelen dienen in overeenstemming te zijn met de toepasselijke bepalingen van het Unierecht wanneer zij kunnen worden aangemerkt als overheidsingrijpen in de prijsstelling. Dergelijke maatregelen mogen niet discrimineren tussen leveranciers of tussen micro-ondernemingen en dienen te leiden tot een retailprijs die boven de kostprijs ligt, op een niveau waarbij daadwerkelijke mededinging tussen retailers mogelijk is. |
(10) |
Om de gevolgen van de stijging van energieprijzen in verband met de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne te verzachten, stelt Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad (11) de lidstaten bij wijze van uitzondering in staat om op tijdelijke basis overheidsinterventies in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit aan kmo’s toe te passen, met inbegrip van verplichtingen om onder de kostprijs te leveren. Daarom is het ook passend om in het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 651/2014 verenigbaarheidsvoorwaarden in te voeren voor steun aan kmo’s in de vorm van tijdelijke overheidsinterventies met betrekking tot de levering van elektriciteit, gas, of warmte uit aardgas, om de gevolgen van prijsstijgingen in verband met de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne te verzachten. Dergelijke maatregelen mogen niet discrimineren tussen kmo’s of leveranciers en mogen hun geen onredelijke kosten opleggen. Leveranciers moeten derhalve worden gecompenseerd voor de kosten van levering tegen gereguleerde prijzen wanneer het overheidsingrijpen vereist dat zij onder de kostprijs leveren. Om te voorkomen dat dergelijke maatregelen de vraag naar elektriciteit, aardgas, of warmte uit aardgas of elektriciteit doen toenemen, mogen de gereguleerde prijzen slechts betrekking hebben op een beperkte hoeveelheid verbruik en mogen zij niet leiden tot een gemiddelde prijs van de leveringen die lager is dan de prijzen vóór de agressie tegen Oekraïne. |
(11) |
Steun voor het bouwen of upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur biedt vooral een oplossing voor marktfalen dat het gevolg is van imperfecte en asymmetrische informatie of van coördinatiefalen. Anders dan onderzoeksinfrastructuur wordt test- en experimenteerinfrastructuur in hoofdzaak gebruikt voor economische activiteiten en, meer bepaald, voor het leveren van diensten aan ondernemingen. Voor het bouwen of upgraden van de hoogst ontwikkelde test- en experimenteerinfrastructuur zijn hoge initiële investeringskosten nodig, die, in combinatie met een onzeker klantenbestand, de toegang tot particuliere financiering moeilijk kunnen maken. Toegang tot door de overheid gefinancierde test- en experimenteerinfrastructuur moet op transparante en niet-discriminerende wijze en op marktvoorwaarden aan meerdere gebruikers worden toegekend. Om gebruikers gemakkelijker toegang te geven tot test- en experimenteerinfrastructuur, kunnen de gebruikersvergoedingen daarvoor worden verlaagd overeenkomstig andere bepalingen van Verordening (EU) nr. 651/2014 of Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie (12). Indien die voorwaarden niet in acht worden genomen, kan de maatregel staatssteun voor de gebruikers van de infrastructuur inhouden. In dergelijke omstandigheden dient steun voor de gebruikers of voor het bouwen of upgraden alleen van de aanmeldingsverplichting te worden vrijgesteld indien de steun aan de gebruikers wordt toegekend met inachtneming van de toepasselijke staatssteunvoorschriften. Ook kunnen meerdere partijen eigenaar zijn van een bepaalde test- en experimenteerinfrastructuur en die exploiteren, en kunnen overheidsentiteiten en ondernemingen de infrastructuur ook in samenwerkingsverband gebruiken. Test- en experimenteerinfrastructuur staat ook bekend als technologische infrastructuur. |
(12) |
Steun voor innovatieclusters wil een oplossing bieden voor marktfalen in verband met coördinatieproblemen die de ontwikkeling van clusters in de weg staan of die de wisselwerking en kennisstromen binnen clusters beperken. Staatssteun kan ofwel investeringen in open en gedeelde infrastructuur voor innovatieclusters ondersteunen, ofwel het opereren van clusters ondersteunen, om zo de samenwerking, netwerking en kennisverwerving te versterken. Exploitatiesteun voor innovatieclusters dient echter alleen voor een beperkte periode van maximaal tien jaar te worden toegestaan. Om toegang tot de voorzieningen van een innovatiecluster of deelname aan de activiteiten van een innovatiecluster te vergemakkelijken, kan tegen verlaagde tarieven toegang worden verleend overeenkomstig andere bepalingen van Verordening (EU) nr. 651/2014 of Verordening (EU) nr. 1407/2013. |
(13) |
Steun voor innovatieactiviteiten is vooral toegespitst op marktfalen in verband met positieve externaliteiten (kennisspillover), coördinatieproblemen en, in mindere mate, informatieasymmetrie. In het geval van kmo’s kan dat soort innovatiesteun worden toegekend voor het verkrijgen, valideren en verdedigen van octrooien en andere immateriële activa, voor het uitlenen van hooggekwalificeerd personeel en voor het inkopen van diensten inzake innovatieadvies en innovatieondersteuning, die bijvoorbeeld worden verleend door organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, door onderzoeksinfrastructuur, door test- en experimenteerinfrastructuur of door innovatieclusters. |
(14) |
Backhaulnetwerken zijn een voorwaarde voor de uitrol van zowel vaste als mobiele toegangsnetwerken in gebieden waar dergelijke infrastructuur ontbreekt of waar in de nabije toekomst waarschijnlijk geen dergelijke infrastructuur zal worden ontwikkeld. Staatssteun ter ondersteuning van de uitrol van bepaalde hoogwaardige backhaulnetwerken die zowel vaste als mobiele netwerken ten goede komen, dient als verenigbaar met de interne markt te worden beschouwd en onder bepaalde voorwaarden van de aanmeldingsverplichting te worden vrijgesteld, teneinde de digitale kloof in gebieden met marktfalen te helpen overbruggen en daarbij de risico’s op verstoring van de mededinging en verdringing van particuliere investeringen te beperken. |
(15) |
Naar aanleiding van de vaststelling van de herziene richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen (13) voor de periode vanaf 2022, dienend de bepalingen in Verordening (EU) nr. 651/2014 die toegang van kmo’s tot financiering betreffen, op de herziene richtsnoeren te worden afgestemd om coherentie te verzekeren. Kmo’s vormen de ruggengraat van de economieën van de lidstaten, zowel wat werkgelegenheid als economische dynamiek en groei betreft, en spelen bijgevolg ook een centrale rol in de economische ontwikkeling en de veerkracht van de Unie als geheel. Zij leveren innovatieve oplossingen voor uitdagingen als klimaatverandering, efficiënt gebruik van hulpbronnen en sociale cohesie en dragen bij tot de verspreiding van die innovatie ter ondersteuning van de groene en digitale transitie en ter versterking van de veerkracht of de technologische soevereiniteit van de Unie. Om te kunnen groeien en hun volledige potentieel te kunnen ontplooien, hebben kmo’s echter toegang tot financiering nodig. Daarom acht de Commissie het wenselijk de totstandkoming van een efficiënte risicofinancieringsmarkt te stimuleren, zodat kmo’s in elke fase van hun ontwikkeling toegang hebben tot de nodige financiering. Zolang een dergelijke markt nog niet volledig tot stand is gebracht, wordt met steun om kmo’s en start-ups toegang tot financiering te geven opgetreden tegen marktfalen of andere relevante obstakels die hen beletten de financiering aan te trekken die zij nodig hebben om zich ten volle te ontwikkelen. Kmo’s, vooral jonge kmo’s en kmo’s die in een nieuwe of hoogtechnologische sector actief zijn, zijn vaak niet in staat om tegenover investeerders aan te tonen dat zij kredietwaardig zijn. Uit de in 2019 en 2020 uitgevoerde evaluatie (14) van de desbetreffende voorschriften is gebleken dat dat marktfalen en andere relevante obstakels zich blijven voordoen, een situatie die waarschijnlijk is verergerd door de COVID-19-pandemie en de gevolgen van de huidige politieke en economische situatie in Europa vanwege de Russische militaire agressie tegen Oekraïne. Om de uitrol van dat soort steun verder te vergemakkelijken teneinde de groeivooruitzichten van kmo’s en de algemene veerkracht van de economie van de Unie te waarborgen alsook meer duidelijkheid te verschaffen, dienen de structuur en het toepassingsgebied van de bepalingen inzake risicofinanciering te worden herzien. Projecten die steun uit het innovatiefonds kunnen ontvangen, kunnen in aanmerking komen voor een soepelere toegang tot financiering voor “innovatieve ondernemingen”. |
(16) |
Naar aanleiding van de vaststelling van de richtsnoeren inzake staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie (15), die sinds 27 januari 2022 van toepassing zijn, dienen de bepalingen van Verordening (EU) nr. 651/2014 met betrekking tot steun op het gebied van milieubescherming, waaronder klimaatbescherming, en energie te worden aangepast om coherentie te verzekeren tussen de verschillende reeksen voorschriften die dezelfde doelstellingen hebben. Het toepassingsgebied van hoofdstuk III, deel 7, van Verordening (EU) nr. 651/2014 dient te worden aangepast om rekening te houden met veranderingen op de markt en de doelstellingen van de Europese Green Deal en de Europese klimaatwet, alsook met de maatregelen in het REPowerEU-plan van de Commissie (16) om de gevolgen van de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne aan te pakken en eventuele negatieve gevolgen voor de versnelde groene transitie te beperken, met inbegrip van de bepalingen die in 2021 zijn ingevoerd om Verordening (EU) nr. 651/2014 te wijzigen (17). Bij het uitwerken van hun staatssteunmaatregelen kunnen de lidstaten steun op grond van verschillende bepalingen van Verordening (EU) nr. 651/2014 combineren, mits aan alle desbetreffende voorwaarden, met inbegrip van die inzake cumulatie, is voldaan. |
(17) |
Investeringssteun ter ondersteuning van de aanschaf of leasing van emissievrije of schone vervoermiddelen of retrofitting van vervoermiddelen, waardoor die als emissievrije of schone vervoermiddelen kunnen kwalificeren, draagt bij aan de verschuiving richting emissievrije mobiliteit en aan het behalen van de ambitieuze doelstellingen van de Europese Green Deal, in hoofdzaak de reductie van broeikasgasemissies in de vervoerssector. In het licht van de ervaring die de Commissie heeft opgedaan met staatssteunmaatregelen ten behoeve van schone mobiliteit, dienen specifieke verenigbaarheidsvoorwaarden te worden ingevoerd zodat de steun evenredig is en de mededinging niet buitensporig verstoort door vraag weg te sturen van schonere alternatieven. Het toepassingsgebied van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 651/2014 met betrekking tot investeringssteun voor infrastructuur voor elektrisch laden en voor het tanken van waterstof, dient te worden uitgebreid tot infrastructuur voor het tanken van waterstof die niet hernieuwbaar is, op voorwaarde dat er een duidelijk traject naar decarbonisatie van de geleverde waterstof bestaat. Voorts dient steun voor oplaad- en tankinfrastructuur ook beschikbaar te zijn voor infrastructuur die niet publiek toegankelijk is. |
(18) |
Het is passend om het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 651/2014 aan te passen door specifieke verenigbaarheidsvoorwaarden in te voeren voor steun voor waterstof in alle sectoren, overeenkomstig de doelstellingen van de waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa (18), en voor de opslag ervan. |
(19) |
De bepalingen van Verordening (EU) nr. 651/2014 betreffende exploitatiesteun ter bevordering van energie uit hernieuwbare energiebronnen dient overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (19) te worden uitgebreid naar hernieuwbare-energiegemeenschappen . Wat investeringssteun betreft, dienen hernieuwbare-energiegemeenschappen, samen met verschillende soorten ondernemingen, te vallen onder het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 651/2014. In dit verband kunnen hernieuwbare-energiegemeenschappen en energiegemeenschappen van burgers zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 944/2019 van het Europees Parlement en de Raad (20) in aanmerking komen als kmo’s voor zover zij voldoen aan de vereisten van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014. |
(20) |
Het is passend om het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 651/2014 aan te passen door verenigbaarheidsvoorwaarden in te voeren voor investeringssteun ten behoeve van de rehabilitatie van natuurlijke habitats en ecosystemen, de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en nature-based solutions voor klimaatadaptatie en -mitigatie, in lijn met de doelstellingen van de biodiversiteitsstrategie voor 2030 (21), de doelstellingen van de Europese klimaatwet, de EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering (22) en de mededeling over duurzame koolstofcycli (23). Die voorwaarden moeten worden toegevoegd aan de bestaande bepalingen betreffende steun voor de sanering van verontreinigde terreinen. Investeringssteun op die domeinen moet dus, onder bepaalde voorwaarden, als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd en worden vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag. Met name moet erop worden toegezien dat het beginsel “de vervuiler betaalt” in acht wordt genomen, hetgeen inhoudt dat de kosten van het bestrijden van de vervuiling moeten worden gedragen door de vervuiler die de vervuiling heeft veroorzaakt. |
(21) |
De bepalingen van Verordening (EU) nr. 651/2014 betreffende investeringssteun ten behoeve van recycling en hergebruik van afval moeten worden aangepast en uitgebreid om rekening te houden met ontwikkelingen op de markt en om, overeenkomstig het actieplan voor een circulaire economie (24), de verschuiving tot uiting te brengen naar maatregelen ter bevordering van hulpbronnenefficiëntie en ter ondersteuning van de transitie naar een circulaire economie. De vervanging van primaire grondstoffen of feedstock door secundaire (hergebruikte of gerecyclede) of teruggewonnen grondstoffen of feedstock zal de druk op de natuurlijke hulpbronnen verminderen, duurzame groei en banen creëren en de veerkracht versterken. |
(22) |
Het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 651/2014 dient te worden aangepast door verenigbaarheidsvoorwaarden in te voeren voor steun in de vorm van kortingen op milieubelastingen of -heffingen. Belastingen of parafiscale heffingen inzake het milieu worden geheven om de kosten van milieuschadelijk gedrag te doen toenemen — en zodoende dit soort gedrag te ontmoedigen en het niveau van milieubescherming te verhogen. Indien belastingen of parafiscaleheffingen inzake het milieu niet kunnen worden gehandhaafd zonder de economische activiteiten van bepaalde ondernemingen in gevaar te brengen, kan het verlenen van een gunstigere behandeling aan sommige ondernemingen het mogelijk maken een hoger algemeen niveau van bijdrage aan de milieubelastingen of -heffingen te bereiken. Onder bepaalde omstandigheden kunnen kortingen op belastingen of parafiscale heffingen inzake het milieu dan ook indirect bijdragen aan een hoger niveau van milieubescherming. |
(23) |
Het is passend om voor steun in de vorm van verlagingen en vrijstellingen van milieubelastingen in alle economische sectoren dezelfde voorwaarden toe te passen, tenzij bijzondere regels van toepassing zijn. Daarom dient door de lidstaten uit hoofde van artikel 15, lid 1, punt f), en artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2003/96/EG (25) vastgestelde steun in de vorm van belastingverlagingen voor de binnenvisserij en de visteelt, vanaf 1 juli 2023 binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 651/2014 te vallen, aangezien Verordening (EU) nr. 2022/2473 van de Commissie (26) niet langer op hen van toepassing zal zijn. |
(24) |
Wat betreft investeringssteun voor stadsverwarmings- en/of stadskoelingssystemen dienen de verenigbaarheidsvoorwaarden van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 651/2014 betreffende investeringssteun voor stadsverwarmings- en/of stadskoelingssystemen op basis van fossiele brandstoffen, en met name aardgas, alsmede investeringen in of upgrades van distributienetwerken te worden aangepast om rekening te houden met de doelstellingen van de Europese Green Deal en de Europese klimaatwet, en met name het investeringsplan voor een duurzaam Europa (27). |
(25) |
Wat investeringen in energie-infrastructuur betreft, moet het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 651/2014 groepsvrijstellingen omvatten voor het ondersteunen van investeringen die buiten steungebieden plaatsvinden. Voorts moeten de verenigbaarheidsvoorwaarden van die verordening voor steun aan investeringen in energie-infrastructuur worden aangepast voor aardgas om rekening te houden met de doelstellingen van de Europese Green Deal en om te verzekeren dat de klimaatdoelen voor 2030 en 2050 worden geëerbiedigd. |
(26) |
De specifieke kenmerken van financiering van projecten in de defensie-industrie, waar de vraag nagenoeg uitsluitend afkomstig is van de lidstaten, die ook de zeggenschap hebben over alle aankopen van defensiegerelateerde producten en technologieën, met inbegrip van de uitvoer, maken dat de werking van de defensiesector uniek is en niet onderworpen is aan de gebruikelijke regels en bedrijfsmodellen van traditionelere markten. Gezien de specifieke kenmerken van de sector en de regels van het krachtens Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad (28) opgerichte Europees Defensiefonds en het krachtens Verordening (EU) 2018/1092 van het Europees Parlement en de Raad (29) opgezette industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie, waarbij maximale financieringspercentages niet zijn vastgesteld om de totale overheidsfinanciering te beperken, maar wel om cofinanciering van de lidstaten aan te trekken, dienen de financiële bijdragen van de lidstaten aan die gecofinancierde projecten onder bepaalde voorwaarden als verenigbaar met de interne markt te worden beschouwd en van de aanmeldingsverplichting te worden vrijgesteld. Een dergelijke cofinanciering kan met name verenigbaar worden verklaard buiten de mogelijkheden van de algemene bepalingen inzake steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, op voorwaarde dat de begunstigden een marktprijs betalen voor elk gebruik van de intellectuele-eigendomsrechten of prototypes die uit het project voortvloeien voor niet-defensietoepassingen. In dat soort situaties hoeft bovendien geen nieuwe beoordeling te worden gemaakt van de voorwaarden om in aanmerking te komen die, voorafgaand aan de selectie van een onderzoeks- en ontwikkelingsproject reeds op transnationaal niveau door de Commissie, bijgestaan door onafhankelijke deskundigen, zijn beoordeeld overeenkomstig de regels van het Europees Defensiefonds of het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie. Ten slotte dient artikel 8 van Verordening (EU) nr. 651/2014 te worden gewijzigd om combinaties van centraal beheerde Uniefinanciering en staatssteun ten belope van maximaal de totale projectkosten mogelijk te maken. |
(27) |
Verordeningen (EU) nr. 651/2014 en (EU) 2022/2473 dienen daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 651/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
in artikel 4 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
4) |
artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
in artikel 7 wordt lid 1 vervangen door: “1. Bij de berekening van de steunintensiteit en de in aanmerking komende kosten zijn alle bedragen die worden gebruikt, de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Bij de berekening van de steunintensiteit en de in aanmerking komende kosten wordt echter geen rekening gehouden met de belasting over de toegevoegde waarde die wordt geheven over in aanmerking komende kosten, of uitgaven die krachtens de toepasselijke nationale belastingwetgeving terugvorderbaar zijn. De in aanmerking komende kosten worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk, gespecificeerd en actueel zijn. De bedragen van de in aanmerking komende kosten kunnen worden berekend in overeenstemming met vereenvoudigde kostenopties, mits de concrete actie ten minste gedeeltelijk wordt gefinancierd via een Uniefonds dat de mogelijkheid biedt gebruik te maken van die vereenvoudigde kostenopties en mits de kostencategorie volgens de desbetreffende vrijstellingsbepaling in aanmerking komt. In dat geval zijn de vereenvoudigde kostenopties waarin de desbetreffende voorschriften met betrekking tot het Uniefonds voorzien, van toepassing. Daarnaast kunnen voor projecten die worden uitgevoerd in overeenstemming met herstel- en veerkrachtplannen zoals goedgekeurd door de Raad krachtens Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (*35), de bedragen van de in aanmerking komende kosten ook worden berekend in overeenstemming met vereenvoudigde kostenopties, mits de in Verordening (EU) nr. 1303/2013 of Verordening (EU) 2021/1060 beschreven vereenvoudigde kostenopties worden gebruikt. Bovendien kunnen voor steun op grond van de artikelen 25 bis en 25 ter de indirecte kosten worden berekend overeenkomstig de regels die zijn vastgelegd in lid 3 van respectievelijk artikel 25 bis en artikel 25 ter. (*35) Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).”;" |
7) |
artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
in artikel 11, lid 1, wordt de laatste zin vervangen door: “De eerste alinea is niet van toepassing op steun toegekend aan projecten voor Europese territoriale samenwerking als bedoeld in artikel 20 bis of aan projecten voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) als bedoeld in artikel 19 ter.”; |
10) |
artikel 13 wordt vervangen door: “Artikel 13 Toepassingsgebied van regionale steun Dit deel is niet van toepassing op:
|
11) |
artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
De artikelen 19 bis en 19 ter worden vervangen door: “Artikel 19 bis. Steun ten behoeve van kmo’s voor kosten gemaakt door de deelname aan projecten voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) 1. Steun voor kosten gemaakt door kmo’s die aan onder Verordening (EU) nr. 1303/2013 of Verordening (EU) 2021/1060 vallende CLLD-projecten deelnemen, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De volgende kosten, als bedoeld in artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 of artikel 34, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060, naargelang van de verordening die van toepassing is, komen in aanmerking voor CLLD-projecten:
3. De steunintensiteit is niet hoger dan de maximale steunpercentages die in de fondsspecifieke verordeningen ter ondersteuning van CLLD zijn vastgesteld. Artikel 19 ter Beperkte steunbedragen aan kmo’s die profiteren van projecten voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) 1. Steun aan ondernemingen die deelnemen aan of profiteren van CLLD-projecten, als bedoeld in artikel 19 bis, lid 1, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Het totale steunbedrag per project in het kader van dit artikel bedraagt ten hoogste 200 000 EUR.”; |
16) |
de volgende artikelen 19 quater en 19 quinquies worden ingevoegd: “Artikel 19 quater Steun aan micro-ondernemingen in de vorm van overheidsinterventies met betrekking tot de levering van elektriciteit, gas of warmte 1. Steun aan micro-ondernemingen in de vorm van overheidsinterventies met betrekking tot de levering van elektriciteit, gas of warmte is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. Dit artikel is van toepassing op:
2. De maatregelen uit hoofde van lid 1:
3. Het steunbedrag is gelijk aan de toegekende betaling of, indien er sprake is van overheidsingrijpen in de prijsstelling, niet hoger dan het verschil tussen de marktprijs die had moeten worden betaald voor het totale verbruik van elektriciteit, gas en/of warmte door een begunstigde, en de prijs die na het overheidsingrijpen voor dit verbruik moet worden betaald. Artikel 19 quinquies Steun aan kmo’s in de vorm van tijdelijke overheidsinterventies met betrekking tot de levering van elektriciteit, gas, of warmte uit aardgas of elektriciteit om de gevolgen van prijsstijgingen na de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne te verzachten 1. Steun aan kmo’s in de vorm van overheidsinterventies met betrekking tot de levering van elektriciteit, gas of warmte, voor zover deze uit aardgas of elektriciteit is verkregen, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. Dit artikel is van toepassing op:
2. De maatregelen uit hoofde van lid 1:
3. Betalingen aan leveranciers voor leveringen aan kmo’s, zoals opgelegd door overheidsinterventies in de prijsstelling onder de kostprijs van de leverancier, zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag, vrijgesteld, mits:
4. Dit artikel is van toepassing op steun voor de kosten van elektriciteit, gas of warmte die wordt verbruikt in een periode waarin overheidsinterventies in de prijsstelling ten behoeve van kmo’s die gas, elektriciteit of warmte ontvangen, uitdrukkelijk zijn toegestaan op grond van op artikel 122 van het Verdrag gebaseerde secundaire wetgeving. De steun wordt uiterlijk 12 maanden na het einde van deze periode verleend. 5. Het steunbedrag is gelijk aan de betaling aan de kmo of de leverancier, of, in het geval van overheidsinterventies in de prijsstelling, niet hoger dan het verschil tussen de marktprijs die had moeten worden betaald voor het totale energieverbruik van een begunstigde, en de prijs die na de overheidsinterventie voor dit verbruik moet worden betaald.”; |
17) |
in artikel 20 bis wordt lid 2 vervangen door: “2. Het totale steunbedrag dat krachtens dit artikel per project aan een onderneming wordt verleend, beloopt ten hoogste 22 000 EUR.” |
18) |
artikel 21 wordt vervangen door: “Artikel 21 Risicofinancieringssteun 1. Regelingen voor risicofinanciering ten behoeve van kmo’s zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Lidstaten voeren — rechtstreeks of via een met het beheer belaste entiteit — de risicofinancieringsmaatregel uit via één of meer financiële intermediairs. De lidstaten of de met het beheer belaste entiteiten verschaffen financiële intermediairs een overheidsbijdrage overeenkomstig de leden 9 tot en met 13; en financiële intermediairs, overeenkomstig de leden 14 tot en met 17, doen risicofinancieringsinvesteringen overeenkomstig de leden 4 tot en met 8 in in aanmerking komende ondernemingen die aan lid 3 voldoen. Lidstaten of met het beheer belaste entiteiten investeren alleen direct in de in aanmerking komende ondernemingen, zonder dat een financiële intermediair daarbij betrokken wordt. 3. In aanmerking komende ondernemingen zijn niet-beursgenoteerde kmo’s en voldoen op het tijdstip van de initiële risicofinancieringsinvestering ten minste aan een van de volgende voorwaarden:
4. De risicofinancieringsinvestering kan ook betrekking hebben op vervolginvesteringen in in aanmerking komende ondernemingen, ook na de in lid 3, punt b), bedoelde periode om in aanmerking te komen, mits elk van de volgende voorwaarden is vervuld:
5. Risicofinancieringsinvesteringen in in aanmerking komende ondernemingen kunnen de vorm hebben van investeringen van eigen vermogen, quasi-eigenvermogen, leningen, garanties of een mix daarvan. 6. Wanneer garanties worden verstrekt, bedraagt de garantie ten hoogste 80 % van de onderliggende lening aan de in aanmerking komende onderneming. 7. Wanneer risicofinancieringsinvesteringen in de vorm van eigen vermogen en quasi-eigenvermogen plaatsvinden in in aanmerking komende ondernemingen, kan een risicofinancieringsmaatregel alleen vervangingskapitaal betreffen indien dit wordt gecombineerd met nieuw kapitaal dat ten minste 50 % van iedere investeringsronde in de in aanmerking komende ondernemingen vertegenwoordigt. 8. Het totale in lid 5 bedoelde bedrag aan uitstaande risicofinanciering bedraagt bij iedere risicofinancieringsmaatregel ten hoogste 16,5 miljoen EUR per in aanmerking komende onderneming. Om dit bedrag van de maximale risicofinancieringsinvestering te berekenen, wordt met het volgende rekening gehouden:
9. De aan financiële intermediairs verschafte overheidsbijdrage kan een van de volgende vormen hebben:
10. Regelingen voor risico-/beloningsverdeling tussen de lidstaat of zijn met het beheer belaste entiteit enerzijds en particuliere investeerders, financiële intermediairs of fondsbeheerders anderzijds moeten adequaat zijn en aan de volgende voorwaarden voldoen:
11. Indien de aan de financiële intermediair verschafte overheidsbijdrage de vorm heeft van eigenvermogens- en quasi-eigenvermogensinstrumenten als bedoeld in lid 9, punt a), kan ten hoogste 30 % van de totale kapitaalbijdragen van de financiële intermediair en het niet-gestorte toegezegd kapitaal worden gebruikt voor liquiditeitsbeheer. 12. Voor risicofinancieringsmaatregelen die eigenvermogens-, quasi-eigenvermogens- of leningsinvesteringen aan in aanmerking komende ondernemingen moeten verschaffen, dient de aan de financiële intermediair verschafte overheidsbijdrage als hefboom voor aanvullende financiering door onafhankelijke particuliere investeerders op het niveau van de financiële intermediairs of de in aanmerking komende ondernemingen, zodat het totale percentage van de particuliere deelneming de volgende minimumdrempels bereikt:
Financiering verschaft door onafhankelijke particuliere investeerders die risicofinancieringssteun ontvangen in de vorm van fiscale stimuleringsmaatregelen op grond van artikel 21 bis, wordt niet in aanmerking genomen voor het bereiken van de totale percentages van particuliere deelneming als bepaald in de eerste alinea van dit lid. De in de punten b) en c) van de eerste alinea vermelde percentages van particuliere deelneming worden verlaagd tot 20 % op grond van punt b) en tot 30 % op grond van punt c) voor investeringen: die worden gedaan in steungebieden die op grond van artikel 107, lid 3, punt a), van het Verdrag zijn aangewezen op een goedgekeurde regionale-steunkaart die op het tijdstip van de verschaffing van de risicofinancieringsinvestering van toepassing is; of die steun ontvangen op basis van het herstel- en veerkrachtplan van de lidstaat zoals goedgekeurd door de Raad; of die steun ontvangen van het Europees Defensiefonds overeenkomstig Verordening (EU) 2021/697 of in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie overeenkomstig Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad (*40); of die steun ontvangen uit EU-fondsen die in gedeeld beheer worden uitgevoerd in het kader van Verordening (EU) 1303/2013, Verordening (EU) 2021/1060 of Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad (*41). 13. Wanneer een risicofinancieringsmaatregel wordt uitgevoerd via een financiële intermediair die zich richt op in aanmerking komende ondernemingen in verschillende ontwikkelingsfasen als bedoeld in de leden 3 en 4, bereikt de financiële intermediair een percentage van de particuliere deelneming van ten minste het gewogen gemiddelde op basis van het volume van de individuele investeringen in de onderliggende portefeuille en dat wordt verkregen door de toepassing van de minimale deelnemingspercentages op dergelijke investeringen als bedoeld in lid 12, tenzij de vereiste deelneming van onafhankelijke particuliere investeerders op het niveau van de in aanmerking komende ondernemingen wordt bereikt. 14. Financiële intermediairs en fondsbeheerders worden geselecteerd via een open, transparante en niet-discriminerende procedure in overeenstemming met het toepasselijke Unierecht en nationale recht. Lidstaten kunnen eisen dat in aanmerking komende financiële intermediairs en fondsbeheerders voldoen aan vooraf vastgestelde criteria die objectief gerechtvaardigd zijn door de aard van de investeringen. Deze procedure is gebaseerd op objectieve criteria met betrekking tot ervaring, deskundigheid en operationele en financiële capaciteit, en neemt elk van de volgende voorwaarden in acht:
15. Risicofinancieringsmaatregelen borgen dat de financiële intermediairs die de overheidsbijdrage ontvangen, winstgedreven beslissingen nemen wanneer zij aan in aanmerking komende ondernemingen risicofinancieringsinvesteringen verschaffen. Aan deze verplichting is voldaan indien elk van de volgende voorwaarden is vervuld:
16. De financiële intermediairs worden beheerd op zakelijke basis. Dit vereiste is vervuld wanneer de financiële intermediair en, afhankelijk van het soort risicofinancieringsmaatregel, de fondsbeheerder voldoen aan elk van de volgende voorwaarden:
17. In een risicofinancieringsmaatregel waarbij risicofinancieringsinvesteringen aan in aanmerking komende ondernemingen worden verschaft in de vorm van garanties, leningen of als vreemd vermogen gestructureerde quasi-eigenvermogensinvesteringen, voert de financiële intermediair risicofinancieringsinvesteringen in in aanmerking komende ondernemingen uit die zonder de steun niet of in beperktere mate of op een andere wijze zouden zijn verricht. De financiële intermediair kan aantonen dat hij een mechanisme hanteert dat ervoor zorgt dat alle voordelen zo veel mogelijk aan de in aanmerking komende ondernemingen worden doorgegeven in de vorm van hogere volumes aan financiering, een hoger risicoprofiel van de portefeuille, lagere eisen inzake zekerheden, lagere garantiepremies of lagere rentepercentages. 18. Risicofinancieringsmaatregelen waarbij risicofinancieringsinvesteringen worden verschaft aan kmo’s die niet voldoen aan de in lid 3 vastgestelde voorwaarden, zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
Het in de eerste alinea, punt c), genoemde percentage van de particuliere deelneming wordt verlaagd tot 30 % voor investeringen: die worden gedaan in steungebieden die op grond van artikel 107, lid 3, punt a), van het Verdrag zijn aangewezen op een goedgekeurde regionale-steunkaart die op het tijdstip van de verschaffing van de risicofinancieringsinvestering van toepassing is; of die steun ontvangen op basis van het herstel- en veerkrachtplan van de lidstaat zoals goedgekeurd door de Raad; of die steun ontvangen uit het Europees Defensiefonds overeenkomstig Verordening (EU) 2021/697 of in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie overeenkomstig Verordening (EU) 2021/696 of uit Uniefondsen die in gedeeld beheer worden uitgevoerd in het kader van Verordening (EU) nr. 1303/2013, Verordening (EU) 2021/1060 of Verordening (EU) 2021/2115. (*40) Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie, tot oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 69)." (*41) Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 1)." (*42) Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1)." (*43) Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9).”;" |
19) |
het volgende artikel 21 bis wordt ingevoegd: “Artikel 21 bis Risicofinancieringssteun aan kmo’s in de vorm van fiscale stimuleringsmaatregelen voor particuliere investeerders die natuurlijke personen zijn 1. Steunregelingen voor risicofinanciering ten behoeve van kmo’s in de vorm van fiscale stimuleringsmaatregelen voor onafhankelijke particuliere investeerders die natuurlijke personen zijn die risicofinanciering direct of indirect aan in aanmerking komende ondernemingen verschaffen, zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. In aanmerking komen ondernemingen die voldoen aan de in artikel 21, lid 3, vastgestelde criteria. De totale risicofinancieringsinvestering die op grond van artikel 21 en op grond van dit artikel voor elke in aanmerking komende onderneming wordt verschaft, overschrijdt het in artikel 21, lid 8, vastgestelde maximale steunbedrag niet. 3. Indien de onafhankelijke particuliere investeerder risicofinanciering indirect via een financiële intermediair verschaft, heeft de in aanmerking komende investering de vorm van de verwerving van aandelen of deelnemingen in de financiële intermediair, die op zijn beurt risicofinancieringsinvesteringen aan in aanmerking komende ondernemingen verschaft in overeenstemming met artikel 21, leden 5 tot en met 8. Fiscale stimuleringsmaatregelen kunnen niet worden verleend voor de diensten die de financiële intermediair of de beheerders ervan verrichten. 4. Indien de onafhankelijke particuliere investeerder risicofinanciering rechtstreeks aan de in aanmerking komende onderneming verschaft, vormt alleen de verwerving van volledig risicodragende door een in aanmerking komende onderneming nieuw uitgegeven gewone aandelen een in aanmerking komende investering. Die aandelen worden ten minste drie jaar aangehouden. Vervangingskapitaal valt alleen onder de voorwaarden van artikel 21, lid 7. Wat de mogelijke vormen van fiscale stimuleringsmaatregelen betreft, mogen verliezen uit de vervreemding van de aandelen met de inkomstenbelasting worden verrekend. In het geval van een vermindering van de dividendbelasting kunnen alle over kwalificerende aandelen ontvangen dividenden (volledig of gedeeltelijk) van de inkomstenbelasting worden vrijgesteld. Elke winst op de verkoop van kwalificerende aandelen kan (geheel of gedeeltelijk) worden vrijgesteld van vermogenswinstbelasting of de belastingverplichting met betrekking tot die winst kan worden uitgesteld indien die winst binnen één jaar in nieuwe in kwalificerende aandelen wordt geherinvesteerd. 5. Indien de onafhankelijke particuliere investeerder risicofinanciering rechtstreeks aan de in aanmerking komende onderneming verschaft, teneinde een adequate deelneming van deze onafhankelijke particuliere investeerder, overeenkomstig artikel 21, lid 12, te borgen, overschrijdt de belastingvermindering, berekend als de cumulatieve maximale belastingvermindering die voortvloeit uit alle fiscale stimuleringsmaatregelen samen, de volgende maximumdrempels niet:
De drempels voor belastingvermindering voor de in de eerste alinea vermelde directe investeringen kunnen worden verhoogd tot 65 % overeenkomstig punt a), tot 50 % overeenkomstig punt b) en tot 35 % overeenkomstig punt c) voor investeringen: die worden gedaan in steungebieden die op grond van artikel 107, lid 3, punt a), van het Verdrag zijn aangewezen op een goedgekeurde regionale-steunkaart die op het tijdstip van de verschaffing van de risicofinancieringsinvestering van toepassing is; of die steun ontvangen op basis van het herstel- en veerkrachtplan van de lidstaat zoals goedgekeurd door de Raad; of die steun ontvangen van het Europees Defensiefonds overeenkomstig Verordening (EU) 2021/697 of in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie overeenkomstig Verordening (EU) 2021/696; of die steun ontvangen uit EU-fondsen die in gedeeld beheer worden uitgevoerd in het kader van Verordening (EU) 1303/2013,Verordening (EU) 2021/1060, of Verordening (EU) 2021/2115. 6. Indien de onafhankelijke particuliere investeerder indirect via een financiële intermediair risicofinanciering verschaft en, in overeenstemming met artikel 21, lid 12, de belastingvermindering, berekend als de cumulatieve maximale belastingvermindering die voortvloeit uit alle fiscale stimuleringsmaatregelen samen, niet meer bedraagt dan 30 % van de in aanmerking komende investering door de onafhankelijke particuliere investeerder in een in aanmerking komende onderneming als bedoeld in artikel 21, lid 3. Deze drempel voor belastingvermindering kan worden verhoogd tot 50 % voor investeringen: die worden gedaan in steungebieden die op grond van artikel 107, lid 3, punt a), van het Verdrag zijn aangewezen op een goedgekeurde regionale-steunkaart die op het tijdstip van de verschaffing van de risicofinancieringsinvestering van toepassing is; of die steun ontvangen op basis van het herstel- en veerkrachtplan van de lidstaat zoals goedgekeurd door de Raad; of die steun ontvangen van het Europees Defensiefonds overeenkomstig Verordening (EU) 2021/697 of in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie overeenkomstig Verordening (EU) 2021/696; of die steun ontvangen uit EU-fondsen die in gedeeld beheer worden uitgevoerd in het kader van Verordening (EU) 1303/2013, Verordening (EU) 2021/1060, of Verordening (EU) 2021/2115.”; |
20) |
artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
|
21) |
in artikel 23, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door: “De steunmaatregel kan de vorm aannemen van fiscale stimuleringsmaatregelen voor onafhankelijke particuliere investeerders die natuurlijke personen zijn, ten behoeve van hun via een alternatief handelsplatform verlopende risicofinancieringsinvesteringen in in aanmerking komende ondernemingen op de in artikel 21 bis, leden 2 en 5, vastgestelde voorwaarden.”; |
22) |
artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
|
23) |
artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
|
24) |
het volgende artikel 25 sexies wordt ingevoegd: “Artikel 25 sexies Steun in het kader van de cofinanciering van projecten die door het Europees Defensiefonds of het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie worden gesteund 1. Steun voor de cofinanciering van een door het Europees Defensiefonds of het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie gefinancierd onderzoeks- en ontwikkelingsproject en die overeenkomstig de regels van het Europees Defensiefonds of het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie wordt beoordeeld, gerangschikt en geselecteerd, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits aan de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden is voldaan. 2. De in aanmerking komende kosten van het gesteunde project zijn die welke volgens de regels van het Europees Defensiefonds of het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie in aanmerking komen. 3. De totale overheidsfinanciering kan oplopen tot 100 % van de in aanmerking komende kosten van het project, wat betekent dat de kosten van het project die niet door Uniefinanciering worden gedekt, door staatssteun kunnen worden gedekt. 4. Ingeval de intensiteit van de door de begunstigde ontvangen steun hoger is dan de maximale steunintensiteit die de begunstigde op grond van artikel 25, leden 5, 6 en 7, had kunnen ontvangen, moet de begunstigde de steunverlenende autoriteit een marktprijs betalen om de uit het project resulterende intellectuele-eigendomsrechten of prototypes te mogen gebruiken voor niet-defensietoepassingen. Het maximumbedrag dat voor dit gebruik aan de steunverlenende autoriteit moet worden betaald, mag in geen geval meer bedragen dan het verschil tussen de door de begunstigde ontvangen steun en het maximumbedrag van de steun die de begunstigde had kunnen ontvangen bij toepassing van de voor die begunstigde overeenkomstig artikel 25, leden 5, 6 en 7, toegestane maximale steunintensiteit.”; |
25) |
artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
|
26) |
het volgende artikel 26 bis wordt ingevoegd: “Artikel 26 bis Investeringssteun voor test- en experimenteerinfrastructuur 1. Steun voor de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur wordt berekend, stemt overeen met een marktprijs of is, bij gebreke van een marktprijs, een afspiegeling van de kosten ervan, plus een redelijke marge. 3. Toegang tot de infrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10 % van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld. 4. De in aanmerking komende kosten zijn de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa. 5. De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 25 % van de in aanmerking komende kosten. 6. De steunintensiteit kan als volgt worden verhoogd tot een maximale steunintensiteit van 40 %, 50 % en 60 % van de in aanmerking komende investeringskosten van respectievelijk grote, middelgrote en kleine ondernemingen:
|
27) |
artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
|
28) |
artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
|
29) |
artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
|
30) |
artikel 36 bis wordt vervangen door: “Artikel 36 bis. Investeringssteun voor oplaad- of tankinfrastructuur 1. Investeringssteun voor oplaad- of tankinfrastructuur is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Dit artikel betreft uitsluitend steun toegekend voor oplaad- of tankinfrastructuur die vervoermiddelen, mobiel terminalmaterieel of mobiel grondafhandelingsmaterieel van elektriciteit of waterstof voorziet. Voor gesteunde tankinfrastructuur voor waterstof krijgt de lidstaat van de begunstigde de toezegging dat de tankinfrastructuur uiterlijk op 31 december 2035 uitsluitend hernieuwbare waterstof zal leveren. Dit artikel geldt niet voor steun ten behoeve van investeringen met betrekking tot oplaad- en tankinfrastructuur in havens. 3. De in aanmerking komende kosten zijn de kosten voor de bouw, installatie, upgrade of uitbreiding van oplaad- of tankinfrastructuur. Die kosten kunnen de kosten omvatten voor de oplaad- of tankinfrastructuur zelf en daarmee verband houdende technische uitrusting, de installatie of verbetering van elektrische of andere onderdelen, met inbegrip van elektriciteitskabels en transformatoren die nodig zijn voor de aansluiting van de oplaad- of tankinfrastructuur op het net of op een lokale productie- of opslageenheid voor elektriciteit of waterstof, evenals civieltechnische werken, terrein- of wegaanpassingen, installatiekosten en kosten voor het verkrijgen van de nodige vergunningen. De in aanmerking komende kosten kunnen ook de investeringskosten van on-site productie van hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare waterstof omvatten alsook de investeringskosten van opslageenheden voor de opslag van hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare waterstof. De nominale productiecapaciteit van de on-site installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare waterstof is niet groter dan het maximale nominale uitgangsvermogen of de tankcapaciteit van de oplaad- of tankinfrastructuur waarop zij is aangesloten. 4. Steun op grond van dit artikel wordt toegekend via een concurrerende biedprocedure die naast de in artikel 2, punt 38, vastgestelde voorwaarden elk van de volgende voorwaarden vervult:
5. Indien de steun wordt toegekend via een concurrerende biedprocedure die voldoet aan de voorwaarden van lid 4, kan de steunintensiteit oplopen tot 100 % van de in aanmerking komende kosten. 6. In afwijking van lid 4 kan steun zonder een concurrerende biedprocedure worden verleend wanneer de steun is gebaseerd op een steunregeling. In dit geval bedraagt de steunintensiteit ten hoogste 20 % van de in aanmerking komende kosten. De steunintensiteit kan worden verhoogd met 20 procentpunten voor middelgrote ondernemingen en 30 procentpunten voor kleine ondernemingen. De steunintensiteit kan ook worden verhoogd met 15 procentpunten voor investeringen in steungebieden die op grond van artikel 107, lid 3, punt a), van het Verdrag zijn aangewezen op een goedgekeurde regionale-steunkaart die op het tijdstip van de verschaffing van de steun van toepassing is, of met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die op grond van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag zijn aangewezen op een goedgekeurde regionale-steunkaart die op het tijdstip van de verschaffing van de steun van toepassing is. 7. De steun die aan één van de ondernemingen wordt toegekend, bedraagt niet meer dan 40 % van het totale budget van de betrokken regeling. 8. Indien de oplaad- of tankinfrastructuur open staat voor toegang door andere gebruikers dan de begunstigde of begunstigden van de steun, wordt steun alleen toegekend voor de bouw, installatie, upgrade of uitbreiding van oplaad- of tankinfrastructuur die voor het publiek toegankelijk is en gebruikers niet-discriminerende toegang biedt, onder meer wat betreft tarieven, authenticatie- en betaalmethoden en andere gebruiksvoorwaarden. De vergoedingen die gebruikers niet zijnde de begunstigde of begunstigden van de steun worden berekend voor het gebruik van de oplaad- of tankinfrastructuur, stemmen overeen met marktprijzen. 9. Exploitanten van oplaad- of tankinfrastructuur die op hun infrastructuur contractuele betalingen aanbieden of mogelijk maken, mogen niet discrimineren tussen aanbieders van mobiliteitsdiensten, bijvoorbeeld door preferentiële toegangsvoorwaarden toe te passen of door prijsdifferentiatie zonder objectieve rechtvaardiging. 10. De noodzaak van steun voor investeringen in oplaad- of tankinfrastructuur van dezelfde categorie als die welke moet worden gesteund (bijvoorbeeld voor oplaadinfrastructuur: normaal of hoog vermogen) wordt vastgesteld door middel van een voorafgaande openbare raadpleging of een onafhankelijke marktstudie, die niet ouder is dan één jaar op het moment van de inwerkingtreding van de steunmaatregel. Met name moet worden vastgesteld dat een dergelijke investering waarschijnlijk niet binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de steunmaatregel op commerciële voorwaarden zal plaatsvinden. De in de eerste alinea vastgestelde verplichting om een voorafgaande openbare raadpleging of een onafhankelijke marktstudie uit te voeren, geldt niet voor steun voor de bouw, installatie, upgrade of uitbreiding van oplaad- of tankinfrastructuur die niet voor het publiek toegankelijk is. 11. In afwijking van lid 10 wordt de noodzaak van steun voor oplaad- of tankinfrastructuur voor wegvoertuigen aangenomen indien uitsluitend door elektriciteit aangedreven vervoermiddelen (voor oplaadinfrastructuur) of vervoermiddelen die ten minste gedeeltelijk door waterstof worden aangedreven (voor tankinfrastructuur) telkens minder dan 3 % uitmaken van het totale aantal vervoermiddelen van dezelfde categorie die in de desbetreffende lidstaat zijn geregistreerd. Voor de toepassing van dit lid worden personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen geacht deel uit te maken van dezelfde categorie vervoermiddelen. 12. Concessies of andere vormen van toewijzing aan een derde om de gesteunde oplaad- of tankinfrastructuur te exploiteren, worden toegewezen op concurrerende, transparante en niet-discriminerende basis, met inachtneming van de geldende aanbestedingsregels. 13. Indien steun wordt verleend voor de uitrol van nieuwe oplaadinfrastructuur waarmee elektriciteit met een uitgangsvermogen tot 22 kW kan worden overgedragen, moet de infrastructuur in staat zijn om slimme oplaadfuncties te ondersteunen.”; |
31) |
het volgende artikel 36 ter wordt ingevoegd: “Artikel 36 ter Investeringssteun voor de aanschaf van schone of emissievrije vervoermiddelen en voor de retrofitting van vervoermiddelen 1. Investeringssteun voor de aanschaf van schone of emissievrije vervoermiddelen voor het wegvervoer, het spoorvervoer, het vervoer over de binnenwateren en het zeevervoer en voor de retrofitting van andere vervoermiddelen dan vliegtuigen waardoor deze als schone of emissievrije vervoermiddelen kwalificeren, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Steun wordt toegekend voor de aanschaf of leasing voor een periode van ten minste twaalf maanden van schone vervoermiddelen die ten minste gedeeltelijk door elektriciteit of waterstof worden aangedreven, of van emissievrije vervoermiddelen, en voor de retrofitting van vervoermiddelen waardoor deze als schone of emissievrije vervoermiddelen kunnen kwalificeren. 3. De in aanmerking komende kosten zijn de volgende:
4. Steun op grond van dit artikel wordt toegekend via een concurrerende biedprocedure die naast de in artikel 2, punt 38, vastgestelde voorwaarden elk van de volgende voorwaarden vervult:
5. Indien de steun wordt toegekend via een concurrerende biedprocedure die voldoet aan de voorwaarden van lid 4, bedraagt de steunintensiteit ten hoogste:
6. In afwijking van lid 4 kan steun worden verleend zonder een concurrerende biedprocedure wanneer de steun is gebaseerd op een steunregeling. In die gevallen bedraagt de steunintensiteit ten hoogste 20 % van de in aanmerking komende kosten. De steunintensiteit kan worden verhoogd met 10 procentpunten voor emissievrije voertuigen, en met 20 procentpunten voor middelgrote ondernemingen of met 30 procentpunten voor kleine ondernemingen. 7. In afwijking van lid 4 kan steun ook zonder een concurrerende biedprocedure worden verleend wanneer hij wordt toegekend aan ondernemingen waaraan een openbaredienstcontract is gegund voor het verrichten van openbaar personenvervoer over de weg, per spoor of over het water na een open, transparante en niet-discriminerende openbare aanbesteding, uitsluitend met betrekking tot de aankoop van schone of emissievrije vervoermiddelen die worden gebruikt voor het verrichten van openbaar personenvervoer die onder het openbaredienstcontract vallen. In dit geval bedraagt de steunintensiteit ten hoogste 40 % van de in aanmerking komende kosten. De steunintensiteit kan met 10 procentpunten worden verhoogd voor emissievrije voertuigen.”; |
32) |
artikel 37 wordt geschrapt; |
33) |
artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
|
34) |
het volgende artikel 38 bis wordt ingevoegd: “Artikel 38 bis Investeringssteun voor energie-efficiëntiemaatregelen in gebouwen 1. Investeringssteun die ondernemingen in staat stelt energie-efficiëntie in gebouwen te behalen, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Op grond van dit artikel wordt geen steun toegekend voor investeringen om te voldoen aan Unienormen die zijn vastgesteld en van kracht zijn. 3. Op grond van dit artikel kan steun worden toegekend voor investeringen om te voldoen aan Unienormen die zijn vastgesteld maar nog niet van kracht zijn. Wanneer de relevante Unienormen minimumnormen inzake energieprestaties zijn, moet de steun worden verleend voordat de normen voor de betrokken onderneming bindend worden. In dat geval moet de lidstaat ervoor zorgen dat de begunstigden een nauwkeurig renovatieplan en -tijdschema indienen waaruit blijkt dat de gesteunde renovatie ten minste volstaat om de naleving van de minimumnormen inzake energieprestaties te garanderen. Wanneer de relevante Unienormen afwijken van de minimumnormen inzake energieprestaties, moet de investering ten minste 18 maanden vóór de inwerkingtreding van de Unienorm zijn uitgevoerd en voltooid. 4. Dit artikel is niet van toepassing op steun ten behoeve van warmtekrachtkoppeling en steun voor stadsverwarming en/of stadskoeling. 5. De in aanmerking komende kosten zijn de totale investeringskosten. De kosten die niet rechtstreeks verband houden met het behalen van een hoger niveau van energie-efficiëntie in het gebouw, komen niet in aanmerking. 6. De steun moet leiden tot een verbetering van de energieprestatie van het gebouw, gemeten in primaire energie, van ten minste: i) 20 % ten opzichte van de situatie vóór de investering in het geval van renovatie van bestaande gebouwen, of ii) 10 % ten opzichte van de situatie vóór de investering in het geval van renovatiemaatregelen met betrekking tot de installatie of vervanging van slechts één type onderdeel van een gebouw zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 9, van Richtlijn 2010/31/EU en deze gerichte renovatiemaatregelen niet meer dan 30 % vertegenwoordigen van het deel van het budget van de regeling dat bestemd is voor energie-efficiëntiemaatregelen, of iii) 10 % ten opzichte van de drempel die is vastgesteld voor de vereisten van bijna-energieneutrale gebouwen in nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 2010/31/EU in het geval van nieuwe gebouwen. De initiële vraag naar primaire energie en de geraamde verbetering worden vastgesteld aan de hand van een energieprestatiecertificaat zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van Richtlijn 2010/31/EU. 7. De steun ten behoeve van de verbetering van de energie-efficiëntie van het gebouw kan worden gecombineerd met steun voor een of meer van de volgende maatregelen:
Ingeval die in de punten a) tot en met f) genoemde werkzaamheden worden gecombineerd, vormen de volledige investeringskosten van de verschillende installaties en uitrusting de in aanmerking komende kosten. De kosten die niet rechtstreeks verband houden met het behalen van een hoger niveau van energie- of milieuprestaties komen niet in aanmerking. 8. De steun kan worden toegekend aan de eigenaar of eigenaren van het gebouw of aan de huurder of huurders, afhankelijk van wie de opdracht geeft voor de energie-efficiëntiemaatregelen. 9. Steun kan ook worden toegekend om de energie-efficiëntie van de verwarmings- of koelingsuitrusting in het gebouw te verbeteren. 10. Steun voor de installatie van met fossiele brandstoffen gestookte energie-uitrusting, met inbegrip van aardgas, is op grond van dit artikel niet vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag. 11. De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 30 % van de in aanmerking komende kosten. 12. In afwijking van lid 11 bedraagt de steunintensiteit ten hoogste 25 % indien de investering bestaat in de installatie of vervanging van slechts één type onderdeel van een gebouw in de zin van artikel 2, lid 9, van Richtlijn 2010/31/EU. 13. In afwijking van de leden 11 en 12 mag de steunintensiteit, indien steun voor investeringen in gebouwen om te voldoen aan minimumnormen inzake energieprestaties die als Unienormen kwalificeren minder dan 18 maanden vóór de inwerkingtreding van de Unienormen wordt verleend, niet meer bedragen dan 15 % van de in aanmerking komende kosten wanneer de investering bestaat in de installatie of vervanging van slechts één type onderdeel van een gebouw zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 9, van Richtlijn 2010/31/EU, en niet meer dan 20 % in alle andere gevallen. 14. De steunintensiteit kan met 20 procentpunten worden verhoogd voor steun aan kleine ondernemingen en met 10 procentpunten voor steun aan middelgrote ondernemingen. 15. De steunintensiteit kan met 15 procentpunten worden verhoogd voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, punt a), van het Verdrag voldoen, en met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag voldoen. 16. De steunintensiteit kan met 15 procentpunten worden verhoogd voor steun ten behoeve van de verbetering van de energie-efficiëntie van bestaande gebouwen indien de steun leidt tot een verbetering van de energie-efficiëntie van het gebouw, gemeten in primaire energie, van ten minste 40 % ten opzichte van de situatie vóór de investering. Deze verhoging van de steunintensiteit geldt niet indien de investering de energieprestaties van het gebouw niet verder verbetert dan het niveau dat wordt voorgeschreven door minimumnormen inzake energieprestaties die als Unienormen kwalificeren en binnen 18 maanden vanaf het tijdstip waarop de investering is uitgevoerd en voltooid, van kracht worden.”; |
35) |
het volgende artikel 38 ter wordt ingevoegd: “Artikel 38 ter Steun ter bevordering van energieprestatiecontracten 1. Steun ter bevordering van energieprestatiecontracten is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Op grond van dit artikel kan steun worden toegekend ter bevordering van energieprestatiecontracten in de zin van artikel 2, punt 27, van Richtlijn 2012/27/EU. 3. Kmo’s of kleine midcaps die maatregelen ter verbetering van de energieprestaties aanbieden en de eindbegunstigden van de steun zijn, komen in aanmerking voor steun op grond van dit artikel. 4. De steun heeft de vorm van een niet-achtergestelde lening of garantie voor de aanbieder van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in het kader van een energieprestatiecontract, of kan een financieel product zijn voor het financieren van de aanbieder (bv. factoring of forfaiting). 5. De looptijd van de lening of garantie aan de aanbieder van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie is maximaal 10 jaar. 6. Indien de steun in de vorm van een niet-achtergestelde lening wordt toegekend, bedraagt de mede-investering door commerciële verstrekkers van schuldfinanciering niet minder dan 30 % van de waarde van de onderliggende portefeuille van energieprestatiecontracten, en is de terugbetaling door de aanbieder van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie ten minste gelijk aan het nominale bedrag van de lening. 7. Indien de steun in de vorm van een garantie wordt toegekend, bedraagt de garantie niet meer dan 80 % van de hoofdsom van de onderliggende lening en worden verliezen naar evenredigheid en onder dezelfde voorwaarden gedragen door de kredietinstelling en de staat. Het gegarandeerde neemt proportioneel af, op zodanige wijze dat de garantie nooit meer dan 80 % van de uitstaande lening dekt. 8. Het nominale bedrag van de totale uitstaande financiering die per begunstigde wordt verstrekt, bedraagt maximaal 30 miljoen EUR.”; |
36) |
artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
|
37) |
artikel 40 wordt geschrapt. |
38) |
artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
|
39) |
artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
|
40) |
artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
|
41) |
artikel 44 wordt vervangen door: “Artikel 44 Steun in de vorm van belastingverlagingen krachtens Richtlijn 2003/96/EG 1. Steunregelingen in de vorm van belastingverlagingen die aan de voorwaarden van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad voldoen, zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De begunstigden van de belastingverlaging worden geselecteerd op basis van transparante en objectieve criteria. 3. De begunstigden van de belastingverlaging betalen ten minste het in bijlage I bij Richtlijn 2003/96/EG vastgestelde minimumbelastingniveau, met uitzondering van verlagingen:
4. teunregelingen in de vorm van belastingverlagingen kunnen op een verlaging van het toepasselijke belastingtarief of op de betaling van een vast compensatiebedrag (belastingteruggaaf) zijn gebaseerd, of op een combinatie van deze beide mechanismen. 5. Belastingverlagingen verleend op grond van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2003/96/EG zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag alleen vrijgesteld voor zover de gesteunde brandstoffen voldoen aan de criteria inzake duurzaamheid en broeikasgasemissiereducties van Richtlijn (EU) 2018/2001 en de uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen ervan, en die worden geproduceerd uit de in bijlage IX bij die richtlijn vermelde grondstoffen.”; |
42) |
het volgende artikel 44 bis wordt ingevoegd: “Artikel 44 bis. Steun in de vorm van kortingen op milieubelastingen of -heffingen 1. Steunregelingen in de vorm van kortingen op milieubelastingen of -heffingen zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. Dit artikel is niet van toepassing op belasting- of heffingskortingen op energieproducten en elektriciteit, als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 2003/96/EG. 2. Steun in de vorm van kortingen op milieubelastingen of -heffingen is alleen verenigbaar indien met de korting een hoger niveau van milieubescherming kan worden bereikt doordat ondernemingen die zonder de korting hun economische activiteiten niet zouden kunnen voortzetten, onder het toepassingsgebied van de milieubelasting of -heffing worden gebracht. 3. Alleen ondernemingen die zonder de korting hun economische activiteiten niet zouden kunnen voortzetten, komen voor steun in aanmerking. Voor de toepassing van dit artikel wordt dit geacht het geval te zijn voor ondernemingen waarvan de productiekosten zonder de korting aanzienlijk zouden stijgen als gevolg van de milieubelasting of -heffing en die deze stijging niet aan hun klanten kunnen doorberekenen. De stijging van de productiekosten wordt berekend als een percentage van de bruto toegevoegde waarde voor elke sector of categorie begunstigden. 4. De begunstigden worden geselecteerd op basis van transparante, niet-discriminerende en objectieve criteria. De steun wordt op dezelfde wijze toegekend aan alle in aanmerking komende ondernemingen die in dezelfde economische sector actief zijn en die zich, wat de doelstellingen van de steunmaatregel betreft, in dezelfde of in een vergelijkbare feitelijke situatie bevinden. 5. Het bruto-subsidie-equivalent van de steun bedraagt ten hoogste 80 % van het nominale belasting- of heffingstarief. 6. Steunregelingen in de vorm van belasting- of heffingskortingen kunnen op een verlaging van het toepasselijke belastingtarief of op de betaling van een vast compensatiebedrag (belastingteruggaaf) zijn gebaseerd, of op een combinatie van deze beide mechanismen.”; |
43) |
de artikelen 45 en 46 worden vervangen door: “Artikel 45 Investeringssteun voor het herstel van milieuschade, de rehabilitatie van natuurlijke habitats en ecosystemen, de bescherming of het herstel van de biodiversiteit en de uitvoering van nature-based solutions ten behoeve van klimaatadaptatie en -mitigatie 1. Investeringssteun voor de sanering van milieuschade, de rehabilitatie van natuurlijke habitats en ecosystemen, de bescherming of het herstel van de biodiversiteit en de uitvoering van nature-based solutions ten behoeve van klimaatadaptatie en -mitigatie is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Steun op grond van dit artikel kan worden toegekend voor de volgende activiteiten:
3. Dit artikel is niet van toepassing op steun tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen zoals aardbevingen, lawines, grondverschuivingen, overstromingen, tornado’s, orkanen, vulkaanuitbarstingen en natuurbranden met een natuurlijke oorzaak. 4. Dit artikel is ook niet van toepassing op steun voor sanering of rehabilitatie na de sluiting van energiecentrales en mijnbouw- of winningsactiviteiten. 5. Onverminderd Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (*46) of andere toepasselijke regels van de Unie inzake aansprakelijkheid voor milieuschade geldt dat, indien de entiteit of onderneming die krachtens het toepasselijke recht in elke lidstaat voor de milieuschade aansprakelijk is, kan worden geïdentificeerd, die entiteit of onderneming de werkzaamheden financiert die noodzakelijk zijn om, overeenkomstig het beginsel “de vervuiler betaalt”, de aantasting en verontreiniging van het milieu te voorkomen en te corrigeren, en dat geen steun wordt toegekend voor de werkzaamheden die de entiteit of onderneming wettelijk verplicht zou zijn uit te voeren. De lidstaat neemt alle nodige maatregelen, met inbegrip van juridische stappen, om de aansprakelijke entiteit of onderneming die aan de basis van de milieuschade ligt te identificeren en om ervoor te zorgen dat zij de desbetreffende kosten draagt. Indien de entiteit of onderneming die krachtens het toepasselijke recht aansprakelijk is, niet kan worden geïdentificeerd of worden verplicht de kosten te dragen van de sanering in verband met de door haar veroorzaakte milieuschade, met name omdat de aansprakelijke onderneming rechtens niet meer bestaat en geen andere onderneming als haar economische opvolger kan worden beschouwd, of indien er onvoldoende financiële zekerheid is om de saneringskosten te dragen, kan steun worden toegekend ten behoeve van de sanerings- of rehabilitatiewerkzaamheden. Er wordt geen steun toegekend voor de uitvoering van compenserende maatregelen als bedoeld in artikel 6, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (*47) . Op grond van dit artikel kan steun worden toegekend om de extra kosten te dekken die noodzakelijk zijn om de omvang of het ambitieniveau van die maatregelen uit te breiden tot buiten de wettelijke verplichtingen uit hoofde van artikel 6, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG. 6. Voor investeringen in het herstel van milieuschade of de rehabilitatie van natuurlijke habitats en ecosystemen zijn de in aanmerking komende kosten de kosten die bij de sanerings- of rehabilitatiewerkzaamheden worden gemaakt, verminderd met de waardestijging van het terrein of eigendom. 7. Taxaties van de waardestijging van het terrein of het eigendom als gevolg van de sanering of rehabilitatie worden door een onafhankelijke, gekwalificeerde deskundige uitgevoerd. 8. Voor investeringen in de bescherming of het herstel van de biodiversiteit en in de uitvoering van nature-based solutions ten behoeve van klimaatadaptatie en -mitigatie zijn de in aanmerking komende kosten de totale kosten van de werkzaamheden die leiden tot de bijdrage aan de bescherming of het herstel van de biodiversiteit of tot de uitvoering van nature-based solutions ten behoeve van klimaatadaptatie en -mitigatie. 9. De steunintensiteit bedraagt ten hoogste:
10. De steunintensiteit voor investeringen in de bescherming of het herstel van de biodiversiteit en in de uitvoering van nature-based solutions ten behoeve van klimaatadaptatie en -mitigatie kan met 20 procentpunten worden verhoogd voor steun aan kleine ondernemingen en met 10 procentpunten voor steun aan middelgrote ondernemingen. Artikel 46 Investeringssteun voor energie-efficiënte stadsverwarming en/of -koeling 1. Investeringssteun voor de bouw, uitbreiding of upgrade van systemen voor energie-efficiënte stadsverwarming en/of -koeling, met inbegrip van de bouw, uitbreiding of upgrade van installaties voor warmte- of koudeopwekking en/of thermische opslagoplossingen en/of het distributienet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Steun wordt alleen toegekend voor de bouw, uitbreiding of upgrade van stadsverwarmings- en/of stadskoelingssystemen die energie-efficiënt zijn of het zullen worden, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 41, van Richtlijn 2012/27/EU. Indien het systeem als gevolg van de gesteunde werkzaamheden nog niet energie-efficiënt wordt, beginnen de verdere upgrades die nodig zijn om te voldoen aan de voorwaarden vervat in de definitie van energie-efficiënte stadsverwarming en/of -koeling, voor installaties voor warmte- en/of koudeopwekking waarvoor steun wordt verleend, drie jaar na aanvang van de gesteunde werkzaamheden aan het distributienet. 3. Steun kan worden verleend voor energieopwekking op basis van hernieuwbare bronnen, met inbegrip van warmtepompen die voldoen aan bijlage VII bij Richtlijn (EU) 2018/2001, afvalwarmte of hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, en voor oplossingen voor thermische opslag. Steun voor energieproductie uit afval kan zowel zijn gebaseerd op afval dat voldoet aan de definitie van hernieuwbare energiebron als op afval dat wordt gebruikt als brandstof voor installaties die voldoen aan de definitie van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling. Afval dat als brandstof wordt gebruikt, mag het beginsel van de afvalhiërarchie zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2008/98/EG niet omzeilen. 4. Steun wordt niet toegekend voor de bouw of upgrade van productiefaciliteiten op basis van fossiele brandstoffen, uitgezonderd voor aardgas. Steun voor de bouw of upgrade van aardgascentrales kan slechts worden toegekend indien inachtneming van de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050 is gegarandeerd, in overeenstemming met afdeling 4.30 van bijlage 1 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139. 5. Steun voor upgrades van opslag- en distributienetwerken voor de transmissie van op basis van fossiele brandstoffen geproduceerde warmte of koude kan alleen worden toegekend indien elk van de volgende voorwaarden is vervuld:
6. De in aanmerking komende kosten zijn de investeringskosten voor de bouw of upgrade van een energie-efficiënt systeem voor stadsverwarming en/of stadskoeling. 7. De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 30 % van de in aanmerking komende kosten. De steunintensiteit kan met 20 procentpunten worden verhoogd voor steun aan kleine ondernemingen en met 10 procentpunten voor steun aan middelgrote ondernemingen. 8. De steunintensiteit kan worden verhoogd met 15 procentpunten voor investeringen die uitsluitend hernieuwbare energiebronnen, afvalwarmte, of een combinatie daarvan, daaronder begrepen hernieuwbare warmtekrachtkoppeling, gebruiken. 9. Als alternatief voor lid 7 kan de steunintensiteit oplopen tot 100 % van de financieringskloof. De steun wordt beperkt tot het minimum dat noodzakelijk is om het gesteunde project of de gesteunde activiteit uit te voeren. Deze voorwaarde is vervuld indien de steun overeenkomt met de financieringskloof zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 118. Een nadere beoordeling van de nettomeerkosten is niet vereist indien de steunbedragen worden bepaald via een concurrerende biedprocedure, omdat die procedure een betrouwbare schatting oplevert van het minimum aan steun dat potentiële begunstigden nodig hebben. (*46) Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56)." (*47) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).”;" |
44) |
artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
|
45) |
de artikelen 48 en 49 worden vervangen door: “Artikel 48 Investeringssteun voor energie-infrastructuur 1. Investeringssteun voor de bouw of het upgraden van energie-infrastructuur is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Steun voor energie-infrastructuur die — geheel of ten dele — is vrijgesteld van derdentoegang of tariefregulering overeenkomstig de wetgeving inzake de intern;<e energiemarkt, is op grond van dit artikel niet vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag. 3. Steun voor investeringen in projecten voor elektriciteits- en gasopslag is op grond van dit artikel niet van de aanmeldingsverplichting vrijgesteld. 4. Steun voor gasinfrastructuur is alleen van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld indien de betrokken infrastructuur is bestemd voor het gebruik van waterstof en/of hernieuwbaar gas, of wordt gebruikt voor het vervoer van meer dan 50 % waterstof en hernieuwbaar gas. 5. De in aanmerking komende kosten zijn de totale investeringskosten. 6. De steunintensiteit kan oplopen tot 100 % van de financieringskloof. De steun wordt beperkt tot het minimum dat noodzakelijk is om het gesteunde project of de gesteunde activiteit uit te voeren. Deze voorwaarde is vervuld indien de steun overeenkomt met de financieringskloof zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 118. Een nadere beoordeling van de nettomeerkosten is niet vereist indien de steunbedragen worden bepaald via een concurrerende biedprocedure, omdat die een betrouwbare schatting oplevert van het minimum aan steun dat potentiële begunstigden nodig hebben. Artikel 49 Steun voor studies of consultancydiensten inzake milieubescherming en energiethema’s 1. Steun voor studies of consultancydiensten, met inbegrip van energieaudits, die rechtstreeks verband houden met op grond van dit deel voor steun in aanmerking komende investeringen, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. Indien de volledige studie of consultancydienst investeringen betreft die op grond van dit deel voor steun in aanmerking komen, zijn de in aanmerking komende diensten de kosten van de studie of consultancydienst. Indien slechts een deel van de studie of de consultancydienst betrekking heeft op investeringen die op grond van dit deel voor steun in aanmerking komen, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten van het deel van de studie of de consultancydienst dat met die investeringen verband houdt. 2 bis. Steun wordt toegekend, ongeacht of de bevindingen van de studie of de consultancydienst worden gevolgd door een investering die op grond van dit deel voor steun in aanmerking komt. 3. De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 60 % van de in aanmerking komende kosten. 4. De steunintensiteit kan met 20 procentpunten worden verhoogd bij studies of consultancydiensten voor rekening van kleine ondernemingen en met 10 procentpunten bij studies of consultancydiensten voor rekening van middelgrote ondernemingen. 5. Voor energieaudits die worden uitgevoerd om aan Richtlijn 2012/27/EU te voldoen, wordt alleen steun toegekend indien de energieaudit wordt uitgevoerd naast de op grond van die richtlijn verplichte energieaudit.”; |
46) |
de artikelen 52 en 52 bis worden vervangen door: “Artikel 52 Steun voor vaste breedbandnetwerken 1. Investeringssteun ten behoeve van de uitrol van vaste breedbandnetwerken is verenigbaar met de interne markt uit hoofde van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De in aanmerking komende kosten zijn alle kosten voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van een vast breedbandnetwerk. Het maximale steunbedrag voor een project wordt vastgesteld op basis van een concurrerende selectieprocedure als bedoeld in lid 6, punt a). Indien een investering overeenkomstig lid 6, punt b), wordt verricht zonder dat er een concurrerende selectieprocedure plaatsvindt, ligt het steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de normale exploitatiewinst van de investering. De exploitatiewinst wordt op basis van redelijke projecties vooraf in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten en wordt achteraf geverifieerd door middel van een terugvorderingsmechanisme. Voor een redelijke projectie van de maatregel moet rekening worden gehouden met alle kosten en alle inkomsten die naar verwachting zullen worden gemaakt tijdens de economische levensduur van de investering. 3. De volgende alternatieve soorten investeringen komen in aanmerking:
4. Gebieden waar ten minste één netwerk beschikbaar is dat kan worden geüpgraded om onder piektijdomstandigheden een downloadsnelheid van ten minste 1 Gbps te bieden, komen niet in aanmerking voor maatregelen in het kader van lid 3, punten a) en b). Een netwerk wordt geacht upgradebaar te zijn om onder piektijdomstandigheden een downloadsnelheid van ten minste 1 Gbps te bieden als het deze snelheid kan bieden op basis van een marginale investering, zoals een upgrade van actieve apparatuur, zonder aanzienlijke investeringen in breedbandinfrastructuur. 5. De in lid 3 bedoelde kartering en openbare raadpleging voldoen aan elk van de volgende vereisten:
6. De maatregel levert een aanzienlijke (sprongsgewijze) verbetering op ten opzichte van de bestaande mobiele netwerken of de mobiele netwerken die volgens een geloofwaardige planning binnen de relevante tijdshorizon zullen worden uitgerold, zoals geïdentificeerd door middel van de overeenkomstig lid 5 uitgevoerde kartering en openbare raadpleging. Voor de beoordeling van de sprongsgewijze verandering worden netwerken die volgens een geloofwaardige planning zullen worden uitgerold alleen in aanmerking genomen als zij op zichzelf in de doelgebieden binnen de relevante tijdshorizon prestaties zouden bieden die vergelijkbaar zijn met die van het geplande door de staat gefinancierde netwerk. Er is sprake van een sprongsgewijze verandering indien als gevolg van de steunmaatregel een aanzienlijke nieuwe investering in het breedbandnetwerk wordt gedaan en het gesubsidieerde netwerk aanzienlijke nieuwe mogelijkheden op het gebied van beschikbaarheid van breedbanddiensten, capaciteit, snelheid en concurrentie op de markt introduceert in vergelijking met de bestaande netwerken of de netwerken die volgens een geloofwaardige planning binnen de relevante tijdshorizon zullen worden uitgerold. De maatregel moet meer dan 70 % investeringen in breedbandinfrastructuur omvatten. In ieder geval moet de in aanmerking komende maatregel, zoals bepaald in lid 3, ten minste leiden tot de volgende verbeteringen:
7. De steun wordt als volgt toegekend:
8. Het gesubsidieerde netwerk biedt wholesaletoegang als gedefinieerd in artikel 2, punt 139, onder eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden. In afwijking hiervan kunnen maatregelen die in aanmerking komen overeenkomstig lid 3, punt a), in plaats van fysieke ontbundeling virtuele ontbundeling bieden indien het virtuele toegangsproduct vooraf door de nationale regelgevende instantie of een andere bevoegde instantie is goedgekeurd. Actieve wholesaletoegang wordt verleend voor een periode van ten minste tien jaar vanaf het begin van de exploitatie van het netwerk en wholesaletoegang tot de breedbandinfrastructuur wordt verleend voor de levensduur van de betrokken elementen. Toegang op basis van virtuele ontbundeling moet worden verleend voor een periode die gelijk is aan de levensduur van de infrastructuur waarvoor de virtuele ontbundeling een vervanging is. Dezelfde toegangsvoorwaarden zijn van toepassing op het gehele netwerk, met inbegrip van delen van het netwerk waar bestaande infrastructuur is gebruikt. De verplichtingen om toegang te verlenen worden ongeacht een verandering van eigenaar, management of exploitatie van het netwerk afgedwongen. Het netwerk biedt toegang aan ten minste drie om toegang verzoekende partijen en stelt ten minste 50 % van de capaciteit beschikbaar aan om toegang verzoekende partijen. Om de wholesaletoegang doeltreffend te maken en de om toegang verzoekende partijen in staat te stellen diensten aan te bieden, wordt wholesaletoegang ook verleend tot delen van het netwerk die niet door de overheid zijn gefinancierd of die mogelijk niet door de begunstigde van de steun zijn uitgerold, bijvoorbeeld door toegang te verlenen tot actieve apparatuur, ook al wordt alleen de breedbandinfrastructuur gefinancierd. 9. De wholesaletoegangsprijs is gebaseerd op een van de volgende benchmarks en tariefbeginselen:
Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regelgevende instantie uit hoofde van het regelgevingskader wordt de nationale regelgevende instantie geraadpleegd over de wholesaletoegangsproducten, de toegangsvoorwaarden met inbegrip van de prijzen, en over geschillen in verband met de toepassing van dit artikel. 10. De lidstaten zetten een monitoring- en terugvorderingsmechanisme op indien het steunbedrag voor het project meer dan 10 miljoen EUR bedraagt. 11. Om de evenredigheid van de steun te waarborgen en te voorkomen dat de steun tot overcompensatie of tot kruissubsidiëring van niet-gesteunde activiteiten leidt, zorgt de begunstigde van de steun voor een boekhoudkundige scheiding tussen de middelen die voor de uitrol en exploitatie van het door de staat gefinancierde netwerk worden aangewend en de overige middelen die hem ter beschikking staan. Artikel 52 bis Steun voor mobiele 4G- en 5G-netwerken 1. Steun voor de uitrol van mobiele 4G- en 5G-netwerken is verenigbaar met de interne markt uit hoofde van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De in aanmerking komende kosten zijn alle kosten voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van passieve en actieve componenten van een mobiel netwerk. Het maximale steunbedrag voor een project wordt vastgesteld op basis van een concurrerende selectieprocedure als bedoeld in lid 7, punt a). Indien een investering overeenkomstig lid 7, punt b), wordt verricht zonder dat er een concurrerende selectieprocedure plaatsvindt, ligt het steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de normale exploitatiewinst van de investering. De exploitatiewinst wordt op basis van redelijke projecties vooraf in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten en wordt achteraf geverifieerd door middel van een terugvorderingsmechanisme. Voor een redelijke projectie van de maatregel moet rekening worden gehouden met alle kosten en alle inkomsten die naar verwachting zullen worden gemaakt tijdens de economische levensduur van de investering. 3. De uitrol van mobiele 5G-netwerken vindt plaats in gebieden waar er geen 4G- en 5G-mobiele netwerken bestaan of volgens een geloofwaardige planning zullen worden uitgerold binnen de relevante tijdshorizon. De uitrol van mobiele 4G-netwerken vindt plaats in gebieden waar er geen 3G-, 4G- en 5G-mobiele netwerken bestaan of volgens een geloofwaardige planning zullen worden uitgerold binnen de relevante tijdshorizon. Deze vereisten worden geverifieerd door middel van kartering en een openbare raadpleging overeenkomstig lid 4. 4. De in lid 3 bedoelde kartering en openbare raadpleging voldoen aan elk van de volgende vereisten:
5. De gesteunde infrastructuur wordt niet in aanmerking genomen om te voldoen aan de dekkingsverplichtingen van exploitanten van mobiele netwerken die voortvloeien uit aan gebruiksrechten voor 4G- en 5G-spectrum verbonden voorwaarden. 6. De maatregel levert een aanzienlijke (sprongsgewijze) verbetering op ten opzichte van de bestaande mobiele netwerken of de mobiele netwerken die volgens een geloofwaardige planning binnen de relevante tijdshorizon zullen worden uitgerold, zoals geïdentificeerd door middel de overeenkomstig lid 4 uitgevoerde kartering en openbare raadpleging. Voor de beoordeling van de sprongsgewijze verandering worden netwerken die volgens een geloofwaardige planning zullen worden uitgerold alleen in aanmerking genomen als zij op zichzelf in de doelgebieden binnen de relevante tijdshorizon prestaties zouden bieden die vergelijkbaar zijn met die van het geplande door de staat gefinancierde netwerk. Er is sprake van een sprongsgewijze verandering indien als gevolg van de steunmaatregel een aanzienlijke nieuwe investering in het mobiele netwerk wordt gedaan en het gesubsidieerde netwerk aanzienlijke nieuwe mogelijkheden op het gebied van beschikbaarheid van mobiele diensten, capaciteit, snelheid en concurrentie op de markt introduceert in vergelijking met de bestaande netwerken of de netwerken die volgens een geloofwaardige planning binnen de relevante tijdshorizon zullen worden uitgerold. De maatregel moet meer dan 50 % investeringen in breedbandinfrastructuur omvatten. 7. De steun wordt als volgt toegekend:
8. De exploitatie van het gesubsidieerde netwerk biedt wholesaletoegang als gedefinieerd in artikel 2, punt 139, onder eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden. Actieve wholesaletoegang wordt verleend voor een periode van ten minste tien jaar vanaf het begin van de exploitatie van het netwerk en wholesaletoegang tot de breedbandinfrastructuur wordt verleend voor de levensduur van de betrokken elementen. Dezelfde toegangsvoorwaarden zijn van toepassing op het gehele netwerk, met inbegrip van de delen van dat netwerk waar bestaande infrastructuur is gebruikt. De verplichtingen om toegang te verlenen worden ongeacht een verandering van eigenaar, management of exploitatie van het netwerk afgedwongen. Om de wholesaletoegang doeltreffend te maken en de om toegang verzoekende partijen in staat te stellen diensten aan te bieden, wordt wholesaletoegang ook verleend tot delen van het netwerk die niet door de overheid zijn gefinancierd of die mogelijk niet door de begunstigde van de steun zijn uitgerold, bijvoorbeeld door toegang te verlenen tot actieve apparatuur, ook al wordt alleen de breedbandinfrastructuur gefinancierd. 9. De wholesaletoegangsprijs is gebaseerd op een van de volgende benchmarks en tariefbeginselen:
Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regelgevende instantie uit hoofde van het regelgevingskader wordt de nationale regelgevende instantie geraadpleegd over de wholesaletoegangsproducten, de toegangsvoorwaarden met inbegrip van de prijzen, en over geschillen in verband met de toepassing van dit artikel. 10. De lidstaten zetten een monitoring- en terugvorderingsmechanisme op indien het steunbedrag voor het project meer dan 10 miljoen EUR bedraagt. 11. Het gebruik van het door de overheid gefinancierde mobiele 4G- of 5G-netwerk om vaste draadloze toegangsdiensten aan te bieden, wordt alleen toegestaan in gebieden waar geen netwerk aanwezig is dat onder piektijdomstandigheden downloadsnelheden van ten minste 100 Mbps biedt of waar volgens een geloofwaardige planning geen dergelijk netwerk zal worden uitgerold binnen de relevante tijdshorizon, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
12. Om de evenredigheid van de steun te waarborgen en te voorkomen dat de steun tot overcompensatie of tot kruissubsidiëring van niet-gesteunde activiteiten leidt, moet de begunstigde van de steun zorgen voor een boekhoudkundige scheiding tussen de middelen die voor de uitrol en exploitatie van het door de staat gefinancierde netwerk worden aangewend en de overige middelen die hem ter beschikking staan.”; |
47) |
artikel 52 quater wordt vervangen door: “Artikel 52 quater Connectiviteitsvouchers 1. Steun in de vorm van een connectiviteitsvoucherregeling voor consumenten om telewerken, elektronisch onderwijs of elektronische opleidingsdiensten te vergemakkelijken of voor kmo’s is verenigbaar met de interne markt uit hoofde van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De duur van een voucherregeling bedraagt niet meer dan drie jaar. De geldigheidsperiode van de vouchers voor eindgebruikers bedraagt niet meer dan twee jaar. 3. De volgende categorieën vouchers komen in aanmerking:
4. De vouchers bedragen maximaal 50 % van de in aanmerking komende kosten. De in aanmerking komende kosten zijn de maandelijkse vergoeding, de standaardopstartkosten en de noodzakelijke eindapparatuur voor de eindgebruikers om de breedbanddiensten met de in lid 3 genoemde snelheden te gebruiken. Ook de kosten van de bekabeling binnenshuis en van aanlegwerkzaamheden op beperkte schaal in de privéwoning van de eindgebruikers of in nabijgelegen openbaar onroerend goed, kunnen in aanmerking komen voor zover het voor de dienstverlening noodzakelijke en bijkomende kosten betreft. De voucher wordt door de overheidsinstanties rechtstreeks aan de eindgebruikers of rechtstreeks aan de door de eindgebruikers gekozen dienstverrichter betaald. 5. Er worden geen vouchers toegekend voor gebieden waar geen netwerk is dat de in lid 3 vermelde in aanmerking komende diensten aanbiedt. De lidstaten moeten een openbare raadpleging houden door de belangrijkste kenmerken van de regeling en de lijst van geografische doelgebieden bekend te maken op een voor het publiek toegankelijke website op regionaal en nationaal niveau. In het kader van de openbare raadpleging worden belanghebbenden uitgenodigd om opmerkingen over de ontwerpmaatregel te maken en onderbouwde informatie in te dienen over de bestaande netwerken waarmee de in lid 3 vermelde snelheid op betrouwbare wijze kan worden geleverd. De openbare raadpleging duurt ten minste dertig dagen. 6. Vouchers zijn technologisch neutraal. De regelingen zorgen voor een gelijke behandeling van alle mogelijke dienstverrichters en bieden eindgebruikers een zo ruim mogelijke keuze aan aanbieders, ongeacht de gebruikte technologieën. De lidstaten moeten daartoe een onlineregister opzetten van alle in aanmerking komende dienstverrichters of een gelijkwaardige alternatieve methode toepassen waarmee het open, transparante en niet-discriminerende karakter van het overheidsoptreden wordt gewaarborgd. Eindgebruikers kunnen dergelijke informatie raadplegen over alle ondernemingen die in aanmerking komende diensten kunnen verlenen. Alle ondernemingen die in staat zijn om in aanmerking komende diensten aan te bieden, hebben het recht om op verzoek te worden opgenomen in het onlineregister of op een andere door de lidstaat gekozen plaats. 7. Om marktverstoringen tot een minimum te beperken, voeren de lidstaten een marktbeoordeling uit waarin de in aanmerking komende aanbieders in het gebied worden geïdentificeerd en informatie wordt verzameld om hun marktaandeel, het gebruik van in aanmerking komende diensten en hun prijzen te berekenen. Steun wordt alleen toegekend indien uit de marktbeoordeling blijkt dat de regeling voldoende ruim is opgezet om niet een beperkt aantal aanbieders ten onrechte te bevoordelen en dat de regeling niet leidt tot versterking van de (lokale) marktmacht van bepaalde aanbieders. 8. Om in aanmerking te komen moet een aanbieder van breedbanddiensten die verticaal geïntegreerd is en een retailmarktaandeel van meer dan 25 % heeft, op de overeenstemmende wholesaletoegangsmarkt wholesaletoegangsproducten aanbieden op basis waarvan elke om toegang verzoekende partij de in aanmerking komende diensten met de in lid 3 genoemde snelheid kan aanbieden onder open, transparante en niet-discriminerende voorwaarden. De wholesaletoegangsprijs is gebaseerd op een van de volgende benchmarks en tariefbeginselen:
Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regelgevende instantie uit hoofde van het regelgevingskader wordt de nationale regelgevende instantie geraadpleegd over de wholesaletoegangsproducten, de toegangsvoorwaarden met inbegrip van de prijzen, en over geschillen in verband met de toepassing van dit artikel.”; |
48) |
het volgende artikel 52 quinquies wordt ingevoegd: “Artikel 52 quinquies Steun voor backhaulnetwerken 1. Steun ten behoeve van de uitrol van uitsluitend backhaulnetwerken is verenigbaar met de interne markt uit hoofde van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 2. De in aanmerking komende kosten zijn alle kosten voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van een backhaulnetwerk. Het maximale steunbedrag voor een project wordt vastgesteld op basis van een concurrerende selectieprocedure als bedoeld in lid 6, punt a). Indien een investering overeenkomstig lid 6, punt b), wordt verricht zonder dat er een concurrerende selectieprocedure plaatsvindt, ligt het steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de normale exploitatiewinst van de investering. De exploitatiewinst wordt op basis van redelijke projecties vooraf in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten en wordt achteraf geverifieerd door middel van een terugvorderingsmechanisme. Voor een redelijke projectie van de maatregel moet rekening worden gehouden met alle kosten en alle inkomsten die naar verwachting zullen worden gemaakt tijdens de economische levensduur van de investering. 3. De uitrol van backhaulnetwerken vindt plaats in gebieden waar een backhaulnetwerk dat gebaseerd is op glasvezel of op andere technologieën die hetzelfde prestatieniveau en dezelfde betrouwbaarheid als glasvezel kunnen bieden, niet bestaat of waar volgens een geloofwaardige planning geen dergelijk netwerk zal worden uitgerold binnen de relevante tijdshorizon. Dit wordt geverifieerd door middel van kartering en een openbare raadpleging overeenkomstig lid 4. 4. De in lid 3 bedoelde kartering en openbare raadpleging voldoen aan elk van de volgende vereisten:
5. De maatregel levert een aanzienlijke (sprongsgewijze) verbetering op ten opzichte van de bestaande backhaulnetwerken of de backhaulnetwerken die volgens een geloofwaardige planning binnen de relevante tijdshorizon zullen worden uitgerold, zoals geïdentificeerd door middel van de overeenkomstig lid 4 uitgevoerde kartering en openbare raadpleging. Voor de beoordeling van de sprongsgewijze verandering worden netwerken die volgens een geloofwaardige planning zullen worden uitgerold alleen in aanmerking genomen als zij op zichzelf in de doelgebieden binnen de relevante tijdshorizon prestaties zouden bieden die vergelijkbaar zijn met die van het geplande door de staat gefinancierde netwerk. Er is sprake van een sprongsgewijze verandering indien als gevolg van de steunmaatregel een aanzienlijke nieuwe investering in het backhaulnetwerk wordt gedaan en het gesubsidieerde backhaulnetwerk gebaseerd is op glasvezel of op andere technologieën die hetzelfde prestatieniveau als glasvezel kunnen bieden, in tegenstelling tot de bestaande netwerken of de netwerken die volgens een geloofwaardige planning binnen de relevante tijdshorizon zullen worden uitgerold. De maatregel moet meer dan 70 % investeringen in breedbandinfrastructuur omvatten. 6. De steun wordt als volgt toegekend:
7. De exploitatie van het gesubsidieerde netwerk biedt wholesaletoegang als gedefinieerd in artikel 2, punt 139, onder eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden, voor zowel vaste als mobiele netwerken. Actieve wholesaletoegang wordt verleend voor een periode van ten minste tien jaar vanaf het begin van de exploitatie van het netwerk en wholesaletoegang tot de breedbandinfrastructuur wordt verleend voor de levensduur van de betrokken elementen. Dezelfde toegangsvoorwaarden zijn van toepassing op het gehele netwerk, met inbegrip van delen van het netwerk waar bestaande infrastructuur is gebruikt. De verplichtingen om toegang te verlenen worden ongeacht een verandering van eigenaar, management of exploitatie van het netwerk afgedwongen. Het door de staat gefinancierde netwerk is geschikt om plaats te bieden aan alle vaste en mobiele netwerken in de doelgebieden van de backhaulmaatregel en stelt ten minste 50 % van de capaciteit beschikbaar voor om toegang verzoekende partijen. Om de wholesaletoegang doeltreffend te maken en de om toegang verzoekende partijen in staat te stellen diensten aan te bieden, wordt wholesaletoegang ook verleend tot delen van het netwerk die niet door de overheid zijn gefinancierd of die mogelijk niet door de begunstigde van de steun zijn uitgerold, bijvoorbeeld door toegang te verlenen tot actieve apparatuur, ook al wordt alleen de breedbandinfrastructuur gefinancierd. 8. De wholesaletoegangsprijs is gebaseerd op een van de volgende benchmarks en tariefbeginselen:
Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regelgevende instantie uit hoofde van het regelgevingskader wordt de nationale regelgevende instantie geraadpleegd over de wholesaletoegangsproducten, de toegangsvoorwaarden met inbegrip van de prijzen, en over geschillen in verband met de toepassing van dit artikel. 9. De lidstaten zetten een monitoring- en terugvorderingsmechanisme op indien het steunbedrag voor het project meer dan 10 miljoen EUR bedraagt. 10. Om de evenredigheid van de steun te waarborgen en te voorkomen dat de steun tot overcompensatie of tot kruissubsidiëring van niet-gesteunde activiteiten leidt, moet de begunstigde van de steun zorgen voor een boekhoudkundige scheiding tussen de middelen die voor de uitrol en exploitatie van het door de staat gefinancierde netwerk worden aangewend en de overige middelen die hem ter beschikking staan.”; |
49) |
in artikel 53 wordt lid 8 vervangen door: “8. Voor steun van ten hoogste 2,2 miljoen EUR mag het maximale steunbedrag worden vastgesteld op 80 % van de in aanmerking komende kosten, als alternatief voor de toepassing van de in de leden 6 en 7 bedoelde methode.” |
50) |
in artikel 55 wordt lid 12 vervangen door: “12. Voor steun van ten hoogste 2,2 miljoen EUR mag het maximale steunbedrag worden vastgesteld op 80 % van de in aanmerking komende kosten, als alternatief voor de toepassing van de in de leden 10 en 11 bedoelde methode.” |
51) |
artikel 56 ter wordt als volgt gewijzigd:
|
52) |
artikel 56 quater wordt als volgt gewijzigd:
|
53) |
in artikel 56 quinquies wordt lid 4 vervangen door: “4. De in de artikelen 56 sexies en 56 septies vastgestelde maximumdrempels zijn van toepassing op de totale uitstaande financiering, voor zover er steun vervat is in de financiering die in het kader van een door het InvestEU-fonds ondersteund financieel product wordt verstrekt. De maximumdrempels zijn van toepassing:
|
54) |
artikel 56 sexies wordt als volgt gewijzigd:
|
55) |
in artikel 56 septies wordt lid 3 vervangen door: “3. Het nominale bedrag van de totale financiering die via de commerciële financiële intermediairs aan elke eindbegunstigde wordt verstrekt, bedraagt niet meer dan 8,25 miljoen EUR.” |
56) |
in artikel 58 worden de leden 3 bis en 4 vervangen door: |
57) |
in artikel 59 wordt de tweede alinea vervangen door: “Zij is van toepassing tot en met 31 december 2026.”; |
58) |
in bijlage II wordt deel II vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening. |
59) |
de volgende bijlage IV wordt toegevoegd: “BIJLAGE IV Kritieke grondstoffen als bedoeld in artikel 21, lid 3, punt c), en artikel 56 sexies, lid 10, punt a), ii) De volgende grondstoffen worden beschouwd als kritieke grondstoffen als bedoeld in artikel 21, lid 3, punt c), en artikel 56 sexies, lid 10, punt a), ii):
|
Artikel 2
In artikel 56 van Verordening (EU) 2022/2473 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:
“3. Dit artikel is van toepassing tot 30 juni 2023.”.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juni 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 248 van 24.9.2015, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).
(3) Mededeling van de Commissie “Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen”, (PB C 153 van 29.4.2021, blz. 1).
(4) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De Europese Green Deal”, COM(2019) 640 final.
(5) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
(6) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, ‘Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa’, COM(2020) 103 final.
(7) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, ‘De digitale toekomst van Europa vormgeven’, COM(2020) 67 final.
(8) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, ‘Een Europese datastrategie’, COM(2020) 66 final.
(9) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, ‘ Een nieuwe industriestrategie voor Europa’, COM(2020) 102 final.
(10) Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in de plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 327 van 21.12.2022, blz. 1).
(11) Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PB L 261I van 7.10.2022, blz. 1).
(12) Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).
(13) Mededeling van de Commissie “Richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen” (PB C 508 van 16.12.2021, blz. 1).
(14) Commission Staff Working Document on the Fitness Check of the 2012 State aid modernisation package, railways guidelines and short-term export credit insurance (SWD(2020) 257 final).
(15) Mededeling van de Commissie “Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022” (PB C 80 van 18.2.2022, blz. 1).
(16) Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022 (PB C 80 van 18.2.2022, blz. 1).
(17) Verordening (EU) 2021/1237 van de Commissie van 23 juli 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 270 van 29.7.2021, blz. 39).
(18) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa”, COM(2020) 301 final.
(19) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
(20) Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 125).
(21) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 — De natuur terug in ons leven brengen”, COM(2020) 380 final.
(22) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Een klimaatveerkrachtig Europa tot stand brengen — de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering”, COM(2021) 82 final.
(23) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad “Duurzame koolstofcycli”, COM(2021) 800 final.
(24) Mededeling van de Commissie “Een nieuw actieplan voor een circulaire economie. Voor een schoner en concurrerender Europa”, COM(2020) 98 final.
(25) Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).
(26) Verordening (EU) nr. 2022/2473 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 327 van 21.12.2022, blz. 82).
(27) Mededeling van de Commissie over het Investeringsplan voor een duurzaam Europa/Investeringsplan voor de Europese Green Deal, COM(2020) 21 final.
(28) Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het Europees Defensiefonds en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 149).
(29) Verordening (EU) 2018/1092 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot instelling van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie ter ondersteuning van het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de Unie (PB L 200 van 7.8.2018, blz. 30).
BIJLAGE
“DEEL II
Overeenkomstig artikel 11 te verschaffen via het elektronische aanmeldingssysteem van de Commissie
Geef aan op grond van welke bepaling van de algemene groepsvrijstellingsverordening de steunmaatregel wordt uitgevoerd.
Primaire doelstelling — Algemene doelstellingen (lijst) |
Doelstellingen (lijst) |
Maximale steunintensiteit in % of maximaal jaarlijks steunbedrag in nationale valuta (hele bedragen) |
Kmo-opslagen (indien van toepassing) in % |
||||||||||||||||
Regionale steun — Investeringssteun (1) (artikel 14) |
|
… % |
… % |
||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
Regionale steun — Exploitatiesteun (artikel 15) |
|
… % |
… % |
||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
Kmo-steun (artikelen 17 tot en met 19 quinquies) |
|
… % |
… % |
||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
Steun voor Europese territoriale samenwerking (artikelen 20 en 20 bis) |
|
… % |
… % |
||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
Steun om kmo’s toegang tot financiering te geven (artikelen 21 en 22) |
|
… nationale valuta |
n.v.t. |
||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
n.v.t. |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
n.v.t. |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
n.v.t. |
|||||||||||||||||
|
… % |
n.v.t. |
|||||||||||||||||
O & O&I-steun (artikelen 25 tot en met 30) |
Steun voor onderzoek en ontwikkelings- projecten (artikel 25) |
|
… % |
… % |
|||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
Steun voor kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap (artikelen 32 tot en met 35) |
|
… % |
… % |
||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
Steun voor milieubescherming (artikelen 36 tot en met 49) |
|
… % |
… % |
||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
n.v.t. |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
n.v.t. |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
n.v.t. |
|||||||||||||||||
|
… % |
n.v.t. |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
Maximale steunintensiteit |
… % |
… % |
||||||||||||||||
Soort natuurramp |
|
||||||||||||||||||
Datum waarop de natuurramp plaatsvond |
Van dd/mm/jjjj tot en met dd/mm/jjjj |
||||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
|
… % |
… % |
|||||||||||||||||
Steun vervat in door het InvestEU-fonds ondersteunde producten (artikelen 56 quinquies, 56 sexies en 56 septies) |
Artikel 56 sexies |
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… % |
|||||||||||||||||
|
… nationale valuta |
… %” |
(1) Vermeld in het geval van regionale ad-hocsteun ter aanvulling van steun in het kader van (een) steunregeling(en) zowel de intensiteit van de steun in het kader van de regeling als de intensiteit van de ad-hocsteun.
(2) Overeenkomstig artikel 11, lid 1, is verslaglegging over de op grond van artikel 19 ter verleende steun niet verplicht. Verslaglegging over dergelijke steun is derhalve slechts facultatief.
(3) Overeenkomstig artikel 11, lid 1, is verslaglegging over de op grond van artikel 20 bis verleende steun niet verplicht. Verslaglegging over dergelijke steun is derhalve slechts facultatief.