15.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 56/1


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 8 februari 2023

over Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid

(2023/C 56/01)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (1), en met name artikel 6, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Uniemechanisme voor civiele bescherming (hierna “het Uniemechanisme” genoemd), dat is opgezet bij Besluit nr. 1313/2013/EU, is gericht op het versterken van de samenwerking tussen de Unie en de lidstaten en het faciliteren van de coördinatie op het terrein van civiele bescherming, met het oog op een grotere doeltreffendheid van de systemen op het gebied van de preventie, de paraatheid en de respons ten aanzien van door de mens en de natuur veroorzaakte rampen.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Besluit nr. 1313/2013/EU bepaalt en ontwikkelt de Commissie in samenwerking met de lidstaten Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid op het gebied van civiele bescherming en stelt zij aanbevelingen vast om die te definiëren als niet-bindende gemeenschappelijke basis ter ondersteuning van preventie- en paraatheidsacties bij rampen die in meerdere landen grensoverschrijdende effecten hebben of kunnen hebben.

(3)

Het geografische toepassingsgebied van de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid bestrijkt de Unie en haar lidstaten, en de aan het Uniemechanisme deelnemende landen (2) overeenkomstig artikel 4, lid 4 bis, en artikel 4, lid 12, van Besluit nr. 1313/2013/EU.

(4)

De Unie wordt geconfronteerd met frequentere en ernstigere natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen. De klimaatverandering en aantasting van het milieu vergroten de risico’s in de Unie door een grotere frequentie en intensiteit van weergerelateerde gebeurtenissen, schadelijke verontreiniging, waterschaarste en biodiversiteitsverlies. Bovendien hebben rampen steeds vaker gevolgen over grenzen en sectoren heen. Rampen kosten niet alleen mensenlevens en bedreigen de menselijke gezondheid, zij ondermijnen ook de economische welvaart en veroorzaken onherstelbare verliezen aan het milieu, de biodiversiteit en het culturele erfgoed. De rampbestendigheid moet daarom op het niveau van de Unie en in de lidstaten worden versterkt. De doelstellingen van de Unie inzake rampbestendigheid moeten bijdragen tot de versterking van de rampbestendigheid en tot de verbetering van het vermogen van de Unie en haar lidstaten om het hoofd te bieden aan de gevolgen van huidige en toekomstige rampen. Alomvattende en geïntegreerde benaderingen van rampenrisicobeheersing zijn van cruciaal belang om de weerbaarheid te versterken.

(5)

De versterking van de rampbestendigheid moet worden geschraagd door specifieke horizontale beginselen en benaderingen.

(6)

De aan deze aanbeveling gehechte Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid zijn in samenwerking met de lidstaten vastgesteld.

(7)

Bij de vaststelling van de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid werd bijzondere aandacht besteed aan de specifieke behoeften van kwetsbare groepen. Bij de uitvoering en herziening van de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid moet rekening worden gehouden met hun behoeften.

(8)

Er moet bij de uitvoering en verdere ontwikkeling van de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid worden gestreefd naar synergieën en complementariteit met relevante internationale kaders voor weerbaarheid, zoals het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering en andere sectorale initiatieven van de Unie voor het opbouwen van weerbaarheid, teneinde het algemene vermogen van de Unie en haar lidstaten om het hoofd te bieden aan de gevolgen van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen te verbeteren.

(9)

Daarom moet de samenwerking worden verdiept en uitgebreid tot nationale en passende subnationale autoriteiten buiten het gebied van civiele bescherming, alsook met aanbieders van essentiële diensten, waaronder de vervoerssector, en belanghebbenden in de particuliere sector, niet-gouvernementele organisaties, de onderzoeksgemeenschap en deskundigen op het gebied van cultureel erfgoed. De tijdige vrijgave van gegevens op een toegankelijke, interoperabele en herbruikbare manier zal sectoroverschrijdende en grensoverschrijdende samenwerking vergemakkelijken.

(10)

Deze samenwerking kan ook civiel-militaire samenwerking omvatten overeenkomstig Besluit nr. 1313/2013/EU (3).

(11)

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de relevante agentschappen van de Unie moeten binnen hun respectieve mandaten klaar zijn om op verschillende soorten natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen, ongeacht de schaal, te reageren, waaronder industriële, maritieme en andere vervoersgerelateerde ongevallen, noodsituaties op gezondheidsgebied en crisissituaties die worden gekenmerkt door onzekerheid, en ontwrichtende gebeurtenissen die een bedreiging kunnen vormen voor civielebeschermingsoperaties of de bedrijfscontinuïteit.

(12)

Overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Besluit nr. 1313/2013/EU moeten de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid gebaseerd zijn op huidige en toekomstgerichte scenario’s, met inbegrip van de gevolgen van de klimaatverandering voor de risico’s op rampen, gegevens over gebeurtenissen in het verleden en sectoroverschrijdende effectbeoordelingen met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen. Tegelijkertijd moet bij de planning van rampenbeheersing en het opstellen van scenario’s, als bedoeld in artikel 10 van Besluit nr. 1313/2013/EU, rekening worden gehouden met de werkzaamheden die zijn verricht in verband met de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid. De ontwikkeling van doelstellingen en het opstellen van scenario’s zijn daarom nauw met elkaar verbonden. Hoewel de scenario’s bewijsmateriaal en risicospecifieke informatie zullen opleveren die ten grondslag moeten liggen aan de formulering van de doelstellingen, moeten de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid op hun beurt gebieden identificeren die belangrijk zijn voor rampbestendigheid en zo als basis dienen voor het opstellen van scenario’s.

(13)

De Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid moeten daarom voortdurend worden herzien en bijgewerkt in het licht van de vooruitgang bij de ontwikkeling en uitvoering ervan, nieuwe omstandigheden en veranderende behoeften.

(14)

In de rapportage overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Besluit nr. 1313/2013/EU moet regelmatig informatie worden verstrekt over onder meer de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

ONDERWERP EN DOEL

1.

Overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Besluit nr. 1313/2013/EU worden in deze aanbeveling Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid op het gebied van civiele bescherming vastgesteld, alsmede algemene beginselen voor de uitvoering, rapportage en evaluatie ervan.

2.

De doelstellingen van de Unie inzake rampbestendigheid vormen een niet-bindende gemeenschappelijke basis ter ondersteuning van preventie- en paraatheidsacties bij rampen die in meerdere landen grensoverschrijdende effecten hebben of kunnen hebben, en ter verbetering van het vermogen van de Unie en haar lidstaten om het hoofd te bieden aan dergelijke rampen en de effecten ervan. In de doelstellingen worden prioritaire gebieden en daarmee verband houdende specifieke doelstellingen vastgesteld om de rampbestendigheid van het Uniemechanisme en van de lidstaten te versterken.

HORIZONTALE BEGINSELEN EN BENADERINGEN TER ONDERSTEUNING VAN RAMPBESTENDIGHEID

3.

Het risicolandschap verandert snel. De gevolgen van frequentere en ernstigere natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen lopen over grenzen en sectoren heen en veroorzaken menselijke en economische verliezen. Om actoren op het gebied van civiele bescherming in staat te stellen een breed spectrum aan toekomstige ontwrichtende gebeurtenissen doeltreffend te beheren, moet de rampbestendigheid worden versterkt.

4.

De rampbestendigheid op het gebied van civiele bescherming moet als volgt worden versterkt:

a)

omvattend: door de volledige rampenbeheersingscyclus, preventie, paraatheid, respons en herstel te bestrijken;

b)

anticiperend: door de onderliggende rampenrisico’s waar mogelijk te verminderen en te zorgen voor een adequate paraatheid om doeltreffend en efficiënt op rampen te reageren;

c)

sectoroverschrijdend en grensoverschrijdend: door een aanpak te bevorderen die rekening houdt met de onderlinge afhankelijkheid tussen meerdere risico’s, zorgt voor samenhang tussen de relevante beleidssectoren en samenwerking tussen lidstaten met gemeenschappelijke risico’s aanmoedigt. Samenwerking en coördinatie moeten samenhang bevorderen, synergieën optimaliseren en consistente actie bij alle sectoren, bestuursniveaus (waaronder regio’s), autoriteiten en belanghebbenden bevorderen;

d)

kennisgebaseerd en empirisch onderbouwd: door een goed inzicht in rampenrisico’s, met inbegrip van de economische, ecologische en sociale gevolgen van rampen. Daartoe moeten onderzoek en innovatie worden ondersteund en moet het delen van kennis, met inbegrip van goede praktijken die resulteren uit onderzoek, gegevensuitwisseling, permanente evaluatie en permanent leren, worden bevorderd;

e)

inclusief: door ervoor te zorgen dat niemand achterblijft, namelijk door rekening te houden met de specifieke behoeften en oorzaken van kwetsbaarheid van mensen, zoals geslacht, leeftijd, economische, onderwijs- en sociale achtergrond, handicaps, en geografische blootstelling aan specifieke risico’s;

f)

duurzaam: door rekening te houden met op de natuur gebaseerde oplossingen, de gevolgen van klimaatverandering en milieuaantasting voor rampenrisico’s en de preventie en beperking van de milieueffecten van rampen, met bijzondere aandacht voor het minimaliseren van de milieueffecten van civielebeschermingsoperaties.

DE UNIEDOELSTELLINGEN INZAKE RAMPBESTENDIGHEID

5.

Om de rampbestendigheid op het gebied van civiele bescherming te versterken, zijn maatregelen nodig op de volgende gebieden:

a)

anticiperen - verbeteren van de risicobeoordeling, de anticipatie van rampen en de rampenrisicobeheersingsplanning;

b)

voorbereiden - vergroten van het risicobewustzijn en de paraatheid van de bevolking;

c)

waarschuwen - verbeteren van vroegtijdige waarschuwing;

d)

reageren - versterken van de responscapaciteit van het Uniemechanisme voor civiele bescherming;

e)

beveiligen - zorgen voor een robuust systeem voor civiele bescherming.

6.

De in lid 5 vermelde Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid zijn opgenomen in de bijlage bij deze aanbeveling.

7.

De lidstaten en de Commissie worden aangemoedigd om in het kader van het Uniemechanisme de nodige acties en maatregelen te nemen om de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid te verwezenlijken. Zij worden aangespoord om de samenwerking met nationale, regionale en internationale partners, maatschappelijke organisaties en belanghebbenden uit de particuliere sector te bevorderen.

8.

Zij worden voorts aangemoedigd te zorgen voor synergieën en complementariteit met relevante internationale, Europese of nationale weerbaarheidskaders, -strategieën, -plannen en -programma’s, teneinde de algehele capaciteit van de Unie en de lidstaten om de gevolgen van rampen het hoofd te bieden, verder te versterken.

9.

Met name moeten de lidstaten overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt c), van Besluit nr. 1313/2013/EU bij de verdere ontwikkeling en verfijning van de rampenrisicobeheersingsplanning op nationaal of passend subnationaal niveau rekening houden met de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid en de risico’s in verband met rampen die in meerdere landen grensoverschrijdende effecten hebben of kunnen hebben.

10.

De lidstaten worden aangemoedigd deel te nemen aan de collegiale toetsingen van de beoordeling van het risicobeheersingsvermogen als bedoeld in artikel 6, lid 1, punt e), van Besluit nr. 1313/2013/EU ter ondersteuning van de uitvoering van de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid.

11.

De Commissie moet via het Uniekennisnetwerk op het gebied van civiele bescherming, dat is opgericht overeenkomstig artikel 13 van Besluit nr. 1313/2013/EU, en andere maatregelen in het kader van het Uniemechanisme de uitvoering van de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid ondersteunen.

EVALUATIE EN RAPPORTAGE

12.

De Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid moeten voortdurend worden geëvalueerd en herzien in het licht van de vooruitgang bij de uitvoering ervan en als gevolg van nieuwe omstandigheden en veranderende behoeften, waarbij rekening wordt gehouden met de in artikel 10, lid 1, van Besluit nr. 1313/2013/EU bedoelde planning van scenario’s en rampenbeheersing.

13.

Met het oog op de tweejaarlijkse rapportage overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Besluit nr. 1313/2013/EU wordt nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten aangemoedigd om een methode vast te stellen om de vooruitgang bij de uitvoering van de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid te monitoren. Een dergelijke methode moet een analyse omvatten van de stand van zaken en de basiswaarden voor elk van de gebieden die onder de doelstellingen vallen, en passende indicatoren vaststellen.

14.

De lidstaten worden aangemoedigd de Commissie relevante informatie te verstrekken over de uitvoering van de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid.

Gedaan te Brussel, 8 februari 2023

Voor de Commissie

Janez LENARČIČ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924.

(2)  Gelet op artikel 28, lid 1, onder a), van Besluit nr. 1313/2013/EU wordt onder “lidstaten” tevens verstaan “deelnemende landen” zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 12, van Besluit nr. 1313/2013/EU. Albanië, Bosnië en Herzegovina, IJsland, Montenegro, Noord-Macedonië, Noorwegen, Servië en Turkije nemen deel aan het Uniemechanisme.

(3)  Het gebruik van militaire middelen onder civiele leiding als uiterste redmiddel kan een belangrijk element in de respons op rampen vormen. Wanneer bij civiele beschermingsoperaties het gebruik van militaire middelen wordt overwogen, dienen bij de samenwerking met de krijgsmacht de modaliteiten, procedures en criteria te gelden die de Raad of zijn bevoegde organen hebben vastgesteld voor de terbeschikkingstelling van militaire middelen voor de bescherming van de burgerbevolking aan het Uniemechanisme, en moet die samenwerking in overeenstemming zijn met de desbetreffende internationale richtsnoeren.


BIJLAGE

Uniedoelstelling nr. 1 inzake rampbestendigheid: Anticiperen — Verbeteren van de risicobeoordeling, de anticipatie van rampen en de rampenrisicobeheersingsplanning

Een goed inzicht in bestaande en opkomende risico’s is een voorwaarde om de negatieve gevolgen van rampen te voorkomen of te beperken. De lidstaten en de Commissie moeten daarom hun vermogen om rampenrisico’s vast te stellen en te beoordelen, met name die met mogelijke grensoverschrijdende en sectoroverschrijdende gevolgen, blijven verbeteren. Rampscenario’s voor heel Europa moeten het vermogen van de Unie verbeteren om op toekomstige crises en risico’s voor het leven en de gezondheid van mensen te anticiperen. De lidstaten en de Commissie moeten ook voortbouwen op sectorspecifieke en multisectorale risicobeoordelingen (1) . De lidstaten en de Commissie moeten anticiperende maatregelen nemen door op Unie- en nationaal en passend subnationaal niveau concrete preventie- en paraatheidsmaatregelen en risicobeheersingsplanning vast te stellen. De lidstaten moeten gebruikmaken van de steun die beschikbaar is in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming (hierna het “Uniemechanisme” genoemd) en andere fondsen van de Unie (2) om slimme investeringen in rampenpreventie te bevorderen om burgers tegen rampen te beschermen, zich aan de klimaatverandering aan te passen en de groene transitie te bevorderen.

Doelstelling: Uiterlijk in 2030 het vermogen van de Unie en de lidstaten verbeteren om relevante rampenrisico’s met mogelijke grensoverschrijdende en sectoroverschrijdende gevolgen in kaart te brengen en te beoordelen, en die informatie te gebruiken om de activiteiten op het gebied van rampenpreventie en -paraatheid te versterken, met inbegrip van risicobeperkingsstrategieën, rampenanticipatie, risicobeheersingsplanning en responsactiviteiten.

Om de verwezenlijking van deze algemene doelstelling te ondersteunen en te monitoren, moeten de volgende specifieke doelstellingen worden nagestreefd:

Specifieke doelstellingen

1.1

Verbetering van het vermogen om in de hele Unie scenario’s op te stellen:

Uiterlijk eind 2023 moet de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, de laatste hand leggen aan de ontwikkeling van belangrijke grensoverschrijdende en sectoroverschrijdende scenario’s die betrekking hebben op 16 belangrijke risico’s waaraan de Unie is blootgesteld.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun rampscenario’s worden meegenomen in Europese scenario’s.

De scenario’s moeten als input dienen voor de latere preventie- en paraatheidsactiviteiten van de Unie en de lidstaten, met inbegrip van strategieën voor rampenrisicovermindering, rampenanticipatie, risicobeheersingsplanning en responsactiviteiten.

Na 2023 moeten de scenario’s voortdurend geactualiseerd en zo nodig uitgebreid worden.

1.2

Verbetering van de risicobeoordeling:

De Commissie moet het overzicht van de Unie van risico’s van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen verder verbeteren overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt c), van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (3), teneinde een alomvattend Europees perspectief op rampenrisico’s te bieden. Het overzicht van de Unie van rampenrisico’s moet voortbouwen op nationale, subnationale en grensoverschrijdende risicobeoordelingen op het gebied van civiele bescherming en relevante Uniebrede risicobeoordelingen (4), alsook op sectorspecifieke en multisectorale risicobeoordelingen die overeenkomstig het Unierecht worden uitgevoerd.

De risicobeoordeling op het niveau van de Unie moet gebaseerd zijn op een betere identificatie en sectoroverschrijdende analyse van de belangrijkste en opkomende risico’s en de cascade-effecten ervan, alsook de buitengewoon blootgestelde of kwetsbare gebieden en groepen, en moet rekening houden met gebieden in de Unie die met vergelijkbare risico’s worden geconfronteerd.

De lidstaten moeten de risicobeoordeling op nationaal en subnationaal niveau en voor grensoverschrijdende risico’s op passende wijze verder verbeteren. Bij risicobeoordelingen in de lidstaten moet een multirisico-aanpak worden gevolgd. Bij deze aanpak moeten de lidstaten de opkomende risico’s evalueren en de grensoverschrijdende risico’s, de gevolgen van de klimaatverandering en cascade-effecten beoordelen. Nationale, subnationale en grensoverschrijdende risicobeoordelingen op het gebied van civiele bescherming moeten voortbouwen op risicobeoordelingen op verwante beleidsterreinen en deze ondersteunen.

1.3

Verbetering van het anticiperend vermogen:

De lidstaten en de Commissie moeten de prognose- en risicoanticipatie-activiteiten verder versterken, naast het opstellen van scenario’s, zoals horizonverkenning, analyse en onderzoek, om het mogelijk te maken bestaande en nieuwe risico’s en uitdagingen vroegtijdig in kaart te brengen en om het treffen van aanpassings-, preventie- of paraatheidsmaatregelen voor dreigende ontwrichtende gebeurtenissen te ondersteunen.

1.4

Verbetering van de risicobeheersingsplanning:

De Commissie moet ervoor zorgen dat de behoeften en lacunes van de capaciteiten van het Uniemechanisme worden beoordeeld op basis van sectoroverschrijdende risicobeoordelingen en scenario’s en een multirisico-aanpak volgen.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat in strategieën, kaders of risicobeheersingsplannen op nationaal en, in voorkomend geval, subnationaal niveau een multirisico-aanpak wordt gevolgd. De strategieën, kaders of plannen moeten gebaseerd zijn op relevante scenario’s, en op grensoverschrijdende en sectoroverschrijdende samenwerking, met het oog op aanpassing, preventie en paraatheid.

De lidstaten moeten voorts risicobeheersingsplannen voor grensoverschrijdende risico’s ontwikkelen op basis van een betere samenwerking in grensoverschrijdende gebieden.

Daartoe moeten de Commissie en de lidstaten in voorkomend geval rekening houden met de gevolgen van de klimaatverandering, de cascade-effecten van rampen en de specifieke behoeften van kwetsbare groepen.

1.5

Verbetering van het vermogen van civiele bescherming om preventieve maatregelen te ontwikkelen:

De civielebeschermingsautoriteiten van de lidstaten moeten hun preventieactiviteiten opvoeren, onder meer door na rampen “betere wederopbouw”-activiteiten op te zetten (5) om een hoog niveau van bescherming tegen rampen te bereiken.

Uniedoelstelling nr. 2 inzake rampbestendigheid: Voorbereiden — Vergroten van het risicobewustzijn en de paraatheid van de bevolking

Een risicobewuste en voorbereide bevolking is een cruciaal onderdeel van rampbestendigheid, omdat individuen en gemeenschappen vaak als eerste worden getroffen en als eerste reageren op rampen. Publiek bewustzijn van de risico’s en voldoende kennis van preventie-, voorkomings- en responsmaatregelen bij rampen, verminderen sterk de negatieve gevolgen van rampen. Hierdoor moet de kennis van het publiek over rampenrisico’s en preventiemaatregelen worden vergroot; de zelfbescherming, het gedragspatroon en de paraatheid van individuen en gemeenschappen om te reageren op rampen worden verbeterd en een cultuur van risicopreventie en vertrouwen in civielebeschermingsautoriteiten worden bevorderd. Met de steun van de Commissie moeten de lidstaten de inspanningen op het gebied van publieksvoorlichting opvoeren om rampenpreventie en -paraatheid in het dagelijkse leven van de burgers te brengen en burgerparticipatie en op vrijwilligers gebaseerde initiatieven voor rampenpreventie en -paraatheid te bevorderen. De lidstaten moeten in voorkomend geval ook in een grensoverschrijdende context samenwerken met lokale en regionale autoriteiten, partners, met inbegrip van de particuliere sector en maatschappelijke organisaties.

Doelstelling: Tegen 2030 het bewustzijns- en paraatheidsniveau van de bevolking van de Unie op het gebied van rampenrisico’s in elk van de lidstaten aanzienlijk vergroten.

Om de verwezenlijking van deze algemene doelstelling te ondersteunen en te monitoren, moeten de volgende specifieke doelstellingen worden nagestreefd:

Specifieke doelstellingen

2.1

Verhoging van het algemene niveau van het risicobewustzijn:

De lidstaten moeten strategieën voor risicobewustmaking verder ontwikkelen en risicobewustmakingsacties intensiveren om ervoor te zorgen dat het niveau van het risicobewustzijn voor regionale en belangrijke nationale risico’s bij de bevolking toeneemt. De strategieën voor risicobewustmaking moeten, in voorkomend geval, ook tijdelijke inwoners bereiken.

De Commissie moet de risicobewustmakingsacties van de lidstaten ondersteunen en deze in voorkomend geval aanvullen met risicobewustmakingsacties op het niveau van de Unie.

Tegen 2030 moet 90 % van de bevolking van de Unie (6) zich terdege bewust zijn van de rampenrisico’s in hun regio.

2.2

Verbetering van de toegang van het publiek tot informatie over rampenrisico’s:

De autoriteiten van de Unie en de lidstaten moeten ervoor zorgen dat de bevolking in de Unie gemakkelijk toegang heeft tot informatie over rampenrisico’s en de mogelijke gevolgen daarvan.

De autoriteiten van de Unie en de lidstaten moeten bij het verstrekken van informatie over rampenrisico’s rekening houden met de specifieke behoeften en omstandigheden van kwetsbare groepen en personen met een handicap.

2.3

Vergroting van het bewustzijn en de toepassing van risicopreventie- en paraatheidsmaatregelen bij de bevolking:

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de bevolking, met inbegrip van kwetsbare groepen en personen met een handicap, zich beter bewust wordt van de risicopreventiemaatregelen en van de maatregelen die zij kunnen nemen bij de meest voorkomende rampen. Als gevolg daarvan moet het aandeel van de bevolking dat preventie- en paraatheidsmaatregelen heeft genomen, toenemen.

De Commissie moet de risicopreventiemaatregelen en de publieke paraatheidsacties van de lidstaten ondersteunen en deze aanvullen met relevante maatregelen op het niveau van de Unie.

2.4

Verbetering van de cultuur van risicopreventie bij de bevolking:

De lidstaten moeten actie ondernemen:

(a)

om ervoor te zorgen dat de kennis over risicopreventie, het vertrouwen in de bevoegde civielebeschermingsautoriteiten en het inzicht in de missie van de civiele bescherming onder de bevolking verbetert;

(b)

om ervoor te zorgen dat de bevolking in staat is de betrouwbaarheid van informatie over rampenrisico’s te beoordelen, en gezaghebbende bronnen van dergelijke informatie en waarschuwingen kan vinden;

(c)

om de betrokkenheid van het publiek en de vrijwillige deelname aan de civiele bescherming te vergroten.

De Commissie moet de acties van de lidstaten ter bevordering van een cultuur van risicopreventie ondersteunen en deze aanvullen met relevante maatregelen op het niveau van de Unie.

Uniedoelstelling nr. 3 inzake rampbestendigheid: Waarschuwen — Verbeteren van vroegtijdige waarschuwing

Doeltreffende systemen voor vroegtijdige waarschuwing en monitoring zijn van cruciaal belang om te anticiperen op en voorbereid te zijn op rampen. Deze systemen helpen overheidsinstanties en mensen die door rampen worden bedreigd, tijdig actie te ondernemen om letsels, verlies van mensenlevens en schade aan eigendommen, het milieu en het culturele erfgoed tot een minimum te beperken. Systemen voor vroegtijdige waarschuwing moeten regelmatig worden geëvalueerd en verbeterd op het niveau van de Unie en in de lidstaten. De belangrijkste functies van systemen voor vroegtijdige waarschuwing, zoals voorspelling, detectie, monitoring van gevaren en hun impact, en tijdige en gemakkelijk te begrijpen waarschuwingsberichten voor de bevolking, ook voor kwetsbare groepen, moeten worden versterkt. Het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (ERCC) moet de lidstaten proactief ondersteunen en de civielebeschermingsautoriteiten bijstaan met beoordelingen op verzoek en snelle effectbeoordelingen voor waargenomen of voorspelde gebeurtenissen.

Doelstelling: Uiterlijk in 2030 de doeltreffendheid en interoperabiliteit van systemen voor vroegtijdige waarschuwing in de Unie verbeteren om een tijdige en doeltreffende respons op rampen mogelijk te maken en negatieve gevolgen ervan te voorkomen of te verminderen, met bijzondere aandacht voor het versterken van vroegtijdige waarschuwing voor risico’s met grensoverschrijdende effecten in meerdere landen en belangrijke nationale risico’s.

Om de verwezenlijking van deze algemene doelstelling te ondersteunen en te monitoren, moeten de volgende specifieke doelstellingen worden nagestreefd:

Specifieke doelstellingen

3.1

Verbetering van de prognose-, detectie- en monitoringcapaciteit:

De Commissie, met name het ERCC, de betrokken agentschappen van de Unie en de lidstaten moeten hun capaciteit voor de prognose, detectie en monitoring van gevaren en effecten verbeteren, onder meer door een betere coördinatie voor grensoverschrijdende risico’s en een betere integratie en interoperabiliteit van de systemen.

Detectie- en prognosesystemen moeten waar nodig rekening houden met klimaatveranderings- en milieudegradatie-overwegingen.

3.2

Verbetering van publieke waarschuwingen:

De lidstaten moeten hun publieke waarschuwingssystemen verbeteren om een betere risico-, nood- en crisiscommunicatie over de verwachte effecten en over de te nemen maatregelen mogelijk te maken. De coördinatie tussen de betrokken autoriteiten en diensten moet worden bevorderd. Er moeten duidelijk vastgestelde informatiestromen en verantwoordelijkheden worden gedefinieerd. De publieke waarschuwingen in de lidstaten moeten gebaseerd zijn op betere regelingen voor waarschuwing bij grensoverschrijdende rampen.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de publieke waarschuwingen rekening houden met de meertalige behoeften van de bevolking, inclusief zijn en aangepast aan de specifieke behoeften van kwetsbare groepen, waaronder personen met een handicap.

De waarschuwingen moeten de risicopopulatie tijdig en doeltreffend bereiken.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat publieke waarschuwingssignalen en -boodschappen duidelijk worden begrepen door de bevolking.

Uniedoelstelling nr. 4 inzake rampbestendigheid: Reageren — Versterken van de responscapaciteit van het Uniemechanisme voor civiele bescherming

Verzoeken om bijstand komen steeds vaker voor en de behoeften aan respons worden steeds diverser. Het Uniemechanisme moet voorbereid zijn op nieuwe risico’s en een te verwachten toename van het aantal grensoverschrijdende rampen in meerdere landen. Het Uniemechanisme moet daarom worden versterkt met voldoende middelen, van een passend type, om de lidstaten doeltreffend te blijven ondersteunen bij rampen die hun nationale capaciteit te boven gaan. De behoeften aan responscapaciteit van het Uniemechanisme moeten regelmatig worden geëvalueerd. De Commissie moet samen met de lidstaten waar nodig de relevante responscapaciteit in het kader van de Europese pool voor civiele bescherming en rescEU blijven ontwikkelen.

Doelstelling: Tegen 2024 de responscapaciteit van het Uniemechanisme verder ontwikkelen op het gebied van respons op natuurbranden, overstromingen, opsporings- en reddingsbehoeften, chemische, biologische, radiologische en nucleaire incidenten (CBRN) en noodsituaties op gezondheidsgebied. Bovendien zullen deze algemene doelstelling en de specifieke doelstellingen ervan tegen 2024 verder worden uitgewerkt en zullen capaciteiten worden toegevoegd op gebieden als tijdelijk onderdak, noodenergievoorziening en vervoer.

Om de verwezenlijking van deze algemene doelstelling te ondersteunen en te monitoren, moeten de volgende specifieke doelstellingen worden nagestreefd:

Specifieke doelstellingen (7)

4.1

Op het gebied van de bestrijding van bosbranden (8):

Het Uniemechanisme moet ten minste in staat zijn gedurende minimaal 1 dag en maximaal 7 dagen met capaciteit voor de bestrijding van bosbranden vanuit de lucht in te spelen op de behoeften van zes lidstaten tegelijk, wanneer de nationale capaciteit tekortschiet.

Tegelijkertijd moet het Uniemechanisme ten minste gedurende minimaal 7 dagen en maximaal 14 dagen gelijktijdig met capaciteit voor de bestrijding van bosbranden op de grond kunnen reageren op de behoeften van vier lidstaten met overbelaste nationale responscapaciteit.

Daarnaast moet het Uniemechanisme in staat zijn advies- en evaluatieteams voor brandbestrijding in te zetten voor tactisch advies bij twee gelijktijdige verzoeken om bijstand als gevolg van bosbranden.

4.2

Op het gebied van de reactie op overstromingen:

Het Uniemechanisme moet ten minste in staat zijn te reageren op een overstroming die ten minste drie lidstaten met overbelaste nationale responscapaciteit tegelijk treft. Daarbij moet ten minste een capaciteit worden bereikt om minstens 20 000 m3 water per uur op te pompen, tot 21 dagen lang.

Daarnaast moet het Uniemechanisme in staat zijn in te staan voor de overstromingsbeheersing, het afvalbeheer, de beoordeling van dammen en opsporings- en reddingsoperaties in een overstromingssituatie.

4.3

Op het gebied van opsporings- en reddingsoperaties:

Het Uniemechanisme moet ten minste in staat zijn in minstens vier lidstaten tegelijkertijd opsporings- en reddingsoperaties uit te voeren in verschillende omgevingen en bij verschillende soorten rampen. Een dergelijke respons omvat operaties gedurende 24 uur per dag gedurende 7 dagen in middelgrote en gedurende 10 dagen in zware opsporings- en reddingsomstandigheden in steden.

Extra capaciteit moet kunnen worden ingezet voor specifieke opsporings- en reddingsoperaties in berggebieden en grotten, alsook voor deskundigen op het gebied van vulkanologie, seismologie, beoordeling van dammen en bouwtechniek.

4.4

Op het gebied van CBRN-respons:

Het Uniemechanisme moet ten minste in staat zijn om in te gaan op verzoeken van drie lidstaten tegelijk tot decontaminatie gedurende minimaal 14 opeenvolgende dagen voor een totaal van 500 personen, waaronder 50 gewonde personen, 15 000 m2 buitenoppervlakken en 200 m2 binnenoppervlakken per uur, in de veronderstelling dat de decontaminatie met water kan geschieden, met inbegrip van het vermogen om kritische apparatuur of bewijsmateriaal te decontamineren.

Voorts moet het Uniemechanisme ten minste in staat zijn om in te gaan op verzoeken van twee lidstaten tegelijk tot monitoring van radiologische en nucleaire bestraling, gedurende minimaal 10 opeenvolgende dagen voor een totaal van 100 personen, 10 voertuigen, 10 000 m2 buitenoppervlakken en 1 000 m2 binnenoppervlakken per uur.

Voorts moet het Uniemechanisme ervoor zorgen dat het in staat is specifiek CBRN-advies te verstrekken door middel van inzet op het terrein of ruggensteun (reachback).

4.5

Op het gebied van respons in noodsituaties op gezondheidsgebied (9):

Het Uniemechanisme moet ten minste in staat zijn te reageren op verzoeken van drie lidstaten tegelijk om gedurende ten minste 2 weken in totaal 800 ambulante patiënten per dag te behandelen via medische noodteams van type 1 (EMT1): ambulante noodzorgmodules, inrichting van operatiezalen voor in totaal 60 opgenomen patiënten; via medische noodteams van type 2 (EMT2): modules voor intramurale chirurgische noodverzorging. Daaronder valt een minimumcapaciteit voor de uitvoering van 45 kleine chirurgische ingrepen per dag gedurende 2 weken.

Het Uniemechanisme moet ten minste in staat zijn te reageren op verzoeken van vijf lidstaten tegelijk om medische evacuatie van in het totaal 24 patiënten voor intensieve zorg en 200 niet-intensieve zorgpatiënten per dag en van zes patiënten met een zeer besmettelijke ziekte per dag gedurende maximaal 14 dagen.

Het Uniemechanisme moet ten minste in staat zijn te reageren op verzoeken van drie lidstaten tegelijk om mobiele laboratoriumanalysen, met inbegrip van potentiële CBRN-capaciteiten, met een totale capaciteit van 150 monsters per dag voor een periode van maximaal 14 dagen.

Daarnaast moet het Uniemechanisme, in samenwerking met de Autoriteit voor paraatheid en respons inzake noodsituaties op gezondheidsgebied (HERA), zorgen voor de beschikbaarheid van en de toegang tot kritieke medische tegenmaatregelen, met name geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, om ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid aan te pakken.

Voorts moet het Uniemechanisme in staat zijn specifiek advies op het gebied van volksgezondheid en epidemiologisch advies te verstrekken door middel van de inzet op het terrein van relevante deskundigen en, zo nodig, ruggensteun (reachback) van deskundigen.

Uniedoelstelling nr. 5 inzake rampbestendigheid: Beveiligen — Zorgen voor een robuust systeem voor civiele bescherming

Het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (ERCC) en de civielebeschermingsautoriteiten in de lidstaten moeten hun bedrijfscontinuïteit blijven versterken. Daarnaast moeten zij hun bedrijfscontinuïteitsplanning aanpassen aan sector-/grensoverschrijdende rampen. Daartoe moeten het ERCC en de civielebeschermingsautoriteiten in de lidstaten zorgen voor sector-/grensoverschrijdende samenwerking en partnerschappen met onder meer de particuliere sector, het maatschappelijk middenveld en vrijwilligersorganisaties bevorderen. Het Uniemechanisme moet ondersteuning bieden voor de uitvoering van stresstests voor het testen van de bedrijfscontinuïteit van noodoperatiecentra en samen met de lidstaten werken aan de follow-up van geleerde lessen en aanbevelingen.

Doelstelling: Tegen 2027 de bedrijfscontinuïteit van het ERCC en de tegenhangers op het gebied van civiele bescherming in de lidstaten waarborgen en hun kerntaken in stand houden, ook bij ernstige rampenscenario’s met sectoroverschrijdende en grensoverschrijdende kettingreacties, gelijktijdige en terugkerende rampen, langdurige noodsituaties en nieuwe rampenrisico’s.

Om de verwezenlijking van deze algemene doelstelling te ondersteunen en te monitoren, moeten de volgende specifieke doelstellingen worden nagestreefd:

Specifieke doelstellingen

5.1

Verbetering van de capaciteit voor bedrijfscontinuïteitsplanning:

Het ERCC en de tegenhangers ervan in de lidstaten moeten hun plannen en procedures regelmatig herzien om deze flexibeler te maken en beter aan te passen aan de verwachte gevolgen van huidige en toekomstige rampen. De plannen en procedures moeten gebaseerd zijn op scenario’s en effectbeoordelingen. Zij moeten, in voorkomend geval, betrekking hebben op kwesties als: personeelsbeheer, regelmatige opleiding en oefeningen, beheer van de toeleveringsketen en behoeften aan uitrusting, het aanleggen van voorraden, overschotten, veerkracht en beveiliging van informatie- en communicatietechnologiesystemen (ICT).

5.2

Verbetering van de capaciteit voor sectoroverschrijdende coördinatie:

Het ERCC en de tegenhangers ervan in de lidstaten moeten:

(a)

de sectoroverschrijdende samenwerking en interoperabiliteit van procedures verbeteren om een snelle, doeltreffende en efficiënte opschaling mogelijk te maken van responsmaatregelen door bevoegde civielebeschermingsautoriteiten, andere relevante diensten en partners, waaronder aanbieders van essentiële diensten, maatschappelijke organisaties, vrijwilligers en de academische wereld, naargelang het geval;

(b)

sectoroverschrijdende netwerken en regelingen tussen autoriteiten en met relevante partners bij rampen tot stand brengen en in stand houden.

5.3

Verbetering van de capaciteit voor grensoverschrijdende coördinatie:

Het ERCC en de tegenhangers ervan in de lidstaten moeten:

(a)

de grensoverschrijdende samenwerking en interoperabiliteit van procedures, systemen en instrumenten verbeteren om een efficiënte en doeltreffende uitwisseling van informatie mogelijk te maken, en operationele besluitvormingsondersteuning en gastlandsteun vergemakkelijken;

(b)

grensoverschrijdende regelingen tussen civiele-beschermingsautoriteiten en andere relevante diensten tot stand brengen en in stand houden.

5.4

Verbetering van de capaciteit voor communicatie en informatiebeheer inzake rampenrisico’s:

Het ERCC en de tegenhangers ervan in de lidstaten moeten:

(a)

de interoperabiliteit van systemen en procedures ter ondersteuning van de respons op het gebied van civiele bescherming en de coördinatie van responsmaatregelen tussen de betrokken autoriteiten en partners verbeteren;

(b)

ervoor zorgen dat communicatie- en informatiebeheersystemen en -procedures coherente risico-, nood- en crisiscommunicatie tussen de betrokken autoriteiten en met relevante externe partners ondersteunen.

5.5

Verbetering van de capaciteit voor evaluatie na rampen:

Het ERCC en de tegenhangers ervan in de lidstaten moeten:

(a)

systematisch gevolg geven aan lessen die na een ramp zijn getrokken. Geleerde lessen moeten de volledige rampenbeheersingscyclus (preventie, paraatheid, respons en herstel) bestrijken. Bij de geleerde lessen moet worden gedacht aan civiele-beschermingsautoriteiten en, in voorkomend geval, aan andere relevante autoriteiten, diensten en partners die betrokken zijn bij de beoordeelde rampenrespons;

(b)

ervoor zorgen dat de geleerde lessen zo nodig worden verspreid en uitgevoerd in de gehele rampenbeheersingscyclus.


(1)  Risicobeoordelingen op verschillende bestuursniveaus en door verschillende actoren, afhankelijk van het geval, zijn bijvoorbeeld opgenomen in Richtlijn (EU) 2022/2557 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 betreffende de weerbaarheid van kritieke entiteiten en tot intrekking van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad (PB L 333 van 27.12.2022, blz. 164); Verordening (EU) 2022/2371 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 inzake ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen en tot intrekking van Besluit nr. 1082/2013/EU (PB L 314 van 6.12.2022, blz. 26); Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 1); Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s (PB L 288 van 6.11.2007, blz. 27).

(2)  Relevante fondsen van de Unie zijn bijvoorbeeld de herstel- en veerkrachtfaciliteit, de fondsen van het cohesiebeleid, het Fonds voor landbouw en plattelandsontwikkeling, het instrument voor technische ondersteuning, Horizon Europa en het LIFE-programma.

(3)  Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).

(4)  Risicobeoordelingen voor de hele Unie omvatten bijvoorbeeld de Europese klimaatrisicobeoordeling, uit hoofde van punt 14 van de mededeling “Een klimaatveerkrachtig Europa tot stand brengen — de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering” (COM(2021) 82 final van 24 februari 2021).

(5)  “Betere wederopbouw” na een ramp houdt in dat rekening wordt gehouden met beginselen en ontwerpkenmerken voor mogelijke preventie, rampenrisicovermindering, vergroening en andere aspecten van duurzame ontwikkeling, in plaats van aan wederopbouw te doen louter op dezelfde wijze als vóór de ramp.

(6)  Op basis van de bevolkingsdefinitie in de Eurobarometer-enquêtes op het gebied van civiele bescherming: ingezetenen van de lidstaten vanaf de leeftijd van 15 jaar.

(7)  De vaststelling van de specifieke doelstellingen is gebaseerd op de technische minimumvereisten voor responscapaciteit op de desbetreffende gebieden, zoals gedefinieerd in de desbetreffende uitvoeringsbesluiten van de Commissie, alsook op de operationele ervaring en de feedback van deskundigen van de lidstaten over de inzet van deze capaciteiten.

(8)  Als gevolg van productieproblemen wordt verwacht dat voor de bestrijding van bosbranden vanuit de lucht tegen 2030 volledige capaciteit zal zijn bereikt.

(9)  De doelstellingen voor respons in noodsituaties op gezondheidsgebied sluiten de rescEU-capaciteit van medische teams voor noodgevallen van type 2 uit, die in ontwikkeling is en naar verwachting na 2024 volledig operationeel zal worden.