31.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 192/21


BESLUIT (GBVB) 2023/1574 VAN DE RAAD

van 28 juli 2023

tot wijziging van Besluit (GBVB) 2022/2319 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Haïti

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 25 november 2022 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2022/2319 (1) betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Haïti vastgesteld. Dat besluit geeft uitvoering aan Resolutie 2653 (2022) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR), waarbij voor Haïti een sanctieregeling is getroffen, met inbegrip van bevriezing van tegoeden, reisbeperkingen en gerichte wapenembargo’s.

(2)

De Unie is van oordeel dat de situatie in Haïti nog steeds een bedreiging vormt voor de internationale vrede en veiligheid in de regio, en blijft bezorgd over de hoge mate van bendegeweld en andere criminele activiteiten, seksueel en gendergerelateerd geweld, de verduistering van overheidsmiddelen, de voortdurende straffeloosheid van de daders, en de schrijnende humanitaire situatie in Haïti, die alle verwoestende gevolgen hebben voor de Haïtiaanse bevolking.

(3)

De situatie in Haïti wordt nog steeds gekenmerkt door duidelijke instabiliteit, die verband houdt met de kwetsbaarheid van de staat. De algemene veiligheidsomstandigheden zijn uiterst precair als gevolg van de alomtegenwoordige gewapende bendes die betrokken zijn bij illegale activiteiten en daardoor ook de verstrekking van humanitaire hulp belemmeren. Deze situatie dreigt onder meer het houden van vreedzame, vrije, eerlijke en transparante parlements- en presidentsverkiezingen, die de Haïtiaanse regering in 2024 wil houden indien de algemene veiligheidsomstandigheden het toelaten, in het gedrang te brengen, en de onvaste democratische koers van het land te bemoeilijken.

(4)

De Haïtiaanse autoriteiten hebben de internationale gemeenschap herhaaldelijk opgeroepen steun te verlenen bij het herstel van het gezag van de staat en de rechtsstaat, onder meer in de strijd tegen gewapende bendes en andere criminele organisaties, met name door de Verenigde Naties te verzoeken een internationale gespecialiseerde troepenmacht in te zetten om de Haïtiaanse nationale politie en de Organisatie van Amerikaanse Staten te helpen met de oprichting van een speciale werkgroep die de ontwikkeling van de situatie volgt en contacten onderhoudt met de Verenigde Naties en de Caribische Gemeenschap.

(5)

In deze context en in het licht van de verdere achteruitgang van de politieke, economische, humanitaire en veiligheidssituatie in Haïti, acht de Raad het nodig een specifiek kader tot stand te brengen voor gerichte beperkende maatregelen tegen natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die verantwoordelijk zijn voor handelingen die de vrede, de stabiliteit en de veiligheid van Haïti in het gedrang brengen, en voor handelingen die de democratie of de rechtsstaat in Haïti ondermijnen, alsook tegen daarmee verbonden natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

(6)

Een bijzondere bedreiging voor de vrede, stabiliteit en veiligheid in Haïti komt van personen die zich inlaten met of steun verlenen aan criminele activiteiten en geweld waarbij gewapende groepen en criminele netwerken zijn betrokken, illegale handel in en omleiding van wapens ondersteunen, het VN-wapenembargo schenden, in strijd handelen met het internationaal recht inzake de mensenrechten of handelingen stellen die schendingen van de mensenrechten vormen, of het humanitaire optreden in Haïti belemmeren.

(7)

Ook personen die zich schuldig maken aan ernstig financieel wangedrag met betrekking tot overheidsmiddelen en aan de ongeoorloofde uitvoer van kapitaal, vormen een bedreiging voor de stabiliteit, de democratie en de rechtsstaat in Haïti.

(8)

De Raad is van oordeel dat de humanitaire uitzondering op de maatregelen tot bevriezing van tegoeden uit hoofde van VNVR-Resolutie 2664 (2022) ook van toepassing moet zijn op de aanvullende maatregelen inzake de bevriezing van tegoeden en economische middelen naast die waartoe het bij punt 19 van VNVR-Resolutie 2653 (2022) ingestelde comité heeft besloten.

(9)

Besluit (GBVB) 2022/2319 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Om uitvoering te geven aan bepaalde maatregelen, is verder optreden van de Unie vereist,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit (GBVB) 2022/2319 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1, lid 1, tweede alinea, wordt “de bijlage” vervangen door “bijlage I”.

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 1 bis

1.   De directe of indirecte levering, verkoop, overdracht of uitvoer van wapens en alle soorten aanverwant materieel, waaronder vuurwapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, aan of ten behoeve van de in bijlage II opgenomen personen en entiteiten, door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten of met gebruikmaking van vaartuigen of luchtvaartuigen onder hun vlag, zijn verboden.

2.   Er geldt een verbod op:

a)

het direct of indirect verstrekken van technische bijstand, opleiding of andere bijstand, waaronder het leveren van gewapende huurlingen, gerelateerd aan militaire activiteiten of de levering, het onderhoud of het gebruik van wapens en aanverwant materieel, aan de in bijlage II opgenomen personen en entiteiten;

b)

het direct of indirect verstrekken van financiering of financiële steun in verband met militaire activiteiten, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, alsook verzekering en herverzekering, voor de verkoop, de levering, de overdracht of de uitvoer van wapens en aanverwant materieel, of voor de levering van aanverwante technische of andere bijstand, aan de in bijlage II opgenomen personen en entiteiten.

3.   De lidstaten inspecteren in overleg met hun nationale autoriteiten en in overeenstemming met hun nationale wetgeving en met het internationale recht alle vracht naar Haïti op hun grondgebied, met inbegrip van zee- en luchthavens, indien zij over informatie beschikken op grond waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat de vracht voorwerpen omvat waarvan de levering, verkoop, overdracht of uitvoer verboden is uit hoofde van dit artikel.

4.   De lidstaten zorgen voor adequate markerings- en registratiemaatregelen om wapens, met inbegrip van handvuurwapens en lichte wapens, overeenkomstig de internationale en regionale instrumenten waarbij zij partij zijn te traceren en om na te gaan hoe buurlanden, waar relevant en op hun verzoek, het best kunnen worden bijgestaan bij het voorkomen en opsporen van illegale handel en omleiding in strijd met de in de leden 1 en 2 opgelegde maatregelen.”.

3)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1, tweede alinea, wordt “de bijlage” vervangen door “bijlage I”;

b)

in lid 5, wordt “de bijlage” vervangen door “bijlage I”.

4)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 2 bis

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de inreis in of de doorreis door hun grondgebied te beletten van natuurlijke personen die:

a)

verantwoordelijk zijn voor of medeplichtig zijn aan, of direct of indirect betrokken zijn bij, acties die de vrede, de stabiliteit en de veiligheid van Haïti bedreigen, met inbegrip van:

i)

direct of indirect deelnemen aan of ondersteunen van criminele activiteiten en geweld waarbij gewapende groepen en criminele netwerken betrokken zijn die geweld bevorderen, met inbegrip van gedwongen rekrutering van kinderen door dergelijke groepen en netwerken, ontvoeringen, mensenhandel en migrantensmokkel, en moorden en seksueel en gendergerelateerd geweld;

ii)

ondersteunen van illegale handel in en omleiding van wapens en aanverwant materieel, of daarmee verband houdende illegale geldstromen;

iii)

handelen voor, namens of op aanwijzing van, of anderszins ondersteunen of financieren van een persoon of entiteit die is aangewezen in verband met de in de punten i) of ii) beschreven activiteiten, onder meer door direct of indirect gebruik te maken van de opbrengsten van georganiseerde misdaad, met inbegrip van de opbrengsten van de illegale productie van en handel in drugs en precursoren daarvan die afkomstig zijn uit of worden doorgevoerd door Haïti, de mensenhandel en de smokkel van migranten uit Haïti, of de smokkel van en de handel in wapens naar of vanuit Haïti;

iv)

handelen in strijd met het wapenembargo of direct of indirect leveren, verkopen of overdragen aan gewapende groepen of criminele netwerken in Haïti, of ontvangen, van wapens of aanverwant materieel, of van technisch advies, opleiding of bijstand, met inbegrip van financiering en financiële bijstand, in verband met gewelddadige activiteiten van gewapende groepen of criminele netwerken in Haïti;

v)

plannen, aansturen of plegen van handelingen die in strijd zijn met het internationaal recht inzake de mensenrechten of van schendingen van de mensenrechten, met inbegrip van handelingen waarbij sprake is van buitengerechtelijke moord, onder meer van vrouwen en kinderen, en het plegen van gewelddaden, ontvoering, gedwongen verdwijningen of ontvoeringen voor losgeld in Haïti;

vi)

plannen, aansturen of plegen van handelingen in verband met seksueel en gendergerelateerd geweld, met inbegrip van verkrachting en seksuele slavernij, in Haïti;

vii)

belemmeren van de verstrekking van humanitaire hulp aan Haïti of van de toegang tot of de distributie van humanitaire hulp in Haïti;

viii)

aanvallen van personeel of gebouwen van delegaties van de Unie en diplomatieke missies en operaties van de lidstaten in Haïti, of ondersteunen van dergelijke aanvallen;

b)

de democratie of de rechtsstaat in Haïti ondermijnen door ernstig financieel wangedrag met betrekking tot overheidsmiddelen of de ongeoorloofde uitvoer van kapitaal, of

c)

banden hebben met de uit hoofde van de punten a) en b) of uit hoofde van artikel 2, lid 1, aangewezen natuurlijke personen.

De in dit lid bedoelde natuurlijke personen zijn opgenomen in bijlage II.

2.   Lid 1 verplicht een lidstaat niet om eigen onderdanen de toegang tot zijn grondgebied te weigeren.

3.   Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin de lidstaten gebonden zijn aan een verplichting uit hoofde van internationaal recht, en wel:

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

b)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties;

c)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent, of

d)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

4.   Lid 3 is ook van toepassing op de gevallen waarin een lidstaat als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) optreedt.

5.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of 4 een vrijstelling verleent.

6.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden of met het oog op het bijwonen van intergouvernementele vergaderingen, door de Unie geïnitieerde of georganiseerde vergaderingen of door een lidstaat die fungerend voorzitter is van de OVSE georganiseerde vergaderingen, wanneer daar een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij rechtstreeks de beleidsdoelen van beperkende maatregelen worden bevorderd.

7.   De lidstaten kunnen ook vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen indien binnenkomst of doorreis noodzakelijk is in verband met een gerechtelijke procedure.

8.   Een lidstaat die de in lid 6 of 7 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn verleend, tenzij een of meer lidstaten binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling schriftelijk bezwaar maken. In dat geval kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

9.   Wanneer een lidstaat krachtens lid 3, 4, 6, of 7 machtiging verleent tot inreis in of doorreis door zijn grondgebied van de in bijlage II vermelde personen, geldt deze machtiging alleen voor het doel waarvoor zij is verleend en alleen voor de rechtstreeks daarbij betrokken personen.”

.

5)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1, tweede alinea, wordt “de bijlage” vervangen door “bijlage I”;

b)

in lid 2, wordt “de bijlage” vervangen door “bijlage I”;

c)

in lid 4, punt b), wordt “de bijlage” vervangen door “bijlage I”.

6)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 3 bis

1.   Alle tegoeden en economische middelen die eigendom zijn of direct of indirect onder zeggenschap staan van natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die:

a)

verantwoordelijk zijn voor of medeplichtig zijn aan, of direct of indirect betrokken zijn bij, acties die de vrede, de stabiliteit en de veiligheid van Haïti bedreigen, met inbegrip van:

i)

direct of indirect deelnemen aan of ondersteunen van criminele activiteiten en geweld waarbij gewapende groepen en criminele netwerken betrokken zijn die geweld bevorderen, met inbegrip van gedwongen rekrutering van kinderen door dergelijke groepen en netwerken, ontvoeringen, mensenhandel en migrantensmokkel, en moorden en seksueel en gendergerelateerd geweld;

ii)

ondersteunen van illegale handel in en omleiding van wapens en aanverwant materieel, of daarmee verband houdende illegale geldstromen;

iii)

handelen voor, namens of op aanwijzing van, of anderszins ondersteunen of financieren van een persoon of entiteit die is aangewezen in verband met de in de punten i) of ii) beschreven activiteiten, onder meer door direct of indirect gebruik te maken van de opbrengsten van georganiseerde misdaad, met inbegrip van de opbrengsten van de illegale productie van en handel in drugs en precursoren daarvan die afkomstig zijn uit of worden doorgevoerd door Haïti, de mensenhandel en de smokkel van migranten uit Haïti, of de smokkel van en de handel in wapens naar of vanuit Haïti;

iv)

handelen in strijd met het wapenembargo of direct of indirect leveren, verkopen of overdragen aan gewapende groepen of criminele netwerken in Haïti, of ontvangen, van wapens of aanverwant materieel, of van technisch advies, opleiding of bijstand, met inbegrip van financiering en financiële bijstand, in verband met gewelddadige activiteiten van gewapende groepen of criminele netwerken in Haïti;

v)

plannen, aansturen of plegen van handelingen die in strijd zijn met het internationaal recht inzake de mensenrechten of van schendingen van de mensenrechten, met inbegrip van handelingen waarbij sprake is van buitengerechtelijke moord, onder meer van vrouwen en kinderen, en het plegen van gewelddaden, ontvoering, gedwongen verdwijningen of ontvoeringen voor losgeld in Haïti;

vi)

plannen, aansturen of plegen van handelingen in verband met seksueel en gendergerelateerd geweld, met inbegrip van verkrachting en seksuele slavernij, in Haïti;

vii)

belemmeren van de verstrekking van humanitaire hulp aan Haïti of van de toegang tot of de distributie van humanitaire hulp in Haïti;

viii)

aanvallen van personeel of gebouwen van delegaties van de Unie en diplomatieke missies en operaties van de lidstaat in Haïti, of ondersteunen van dergelijke aanvallen;

b)

de democratie of de rechtsstaat in Haïti ondermijnen door ernstig financieel wangedrag met betrekking tot overheidsmiddelen of de ongeoorloofde uitvoer van kapitaal, of

c)

banden hebben met de uit hoofde van de punten a) en b) of uit hoofde van artikel 3, lid 1, aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen,

worden bevroren.

De in dit lid bedoelde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen als bedoeld zijn opgenomen in bijlage II.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van in bijlage II vermelde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave of beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage II opgenomen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en van de gezinsleden die van deze natuurlijke personen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen en medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor het betalen van redelijke honoraria of het vergoeden van andere kosten van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het routinematige aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven, of

e)

gestort worden op of betaald worden van een rekening van een diplomatieke of consulaire missie of een internationale organisatie die bescherming geniet op grond van het internationaal recht, voor zover die betalingen bestemd zijn voor de officiële doelen van de diplomatieke of consulaire missie of de internationale organisatie.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die op grond van dit lid is verleend, en wel binnen twee weken na het verlenen van de toestemming.

4.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de vrijgave van bepaalde bevroren geldmiddelen of economische middelen toestaan, of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een arbitraal vonnis dat is gegeven voor de datum waarop de in lid 1 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen zijn opgenomen in bijlage II, of van een gerechtelijk of administratief besluit dat in de Unie is gegeven, of van een rechterlijk vonnis dat in de betrokken lidstaat voor tenuitvoerlegging vatbaar is, en dat van voor of na die datum dateert;

b)

de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend gebruikt om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijke beslissing zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, binnen de grenzen gesteld door de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende de rechten van titularissen van dergelijke vorderingen;

c)

het besluit komt niet ten goede aan een op de lijst in bijlage II opgenomen natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam, en

d)

de erkenning van het besluit of vonnis is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die op grond van dit lid is verleend, en wel binnen twee weken na het verlenen van de toestemming.

5.   Lid 1 belet niet dat een op de lijst in bijlage II geplaatste natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam betalingen verricht die verschuldigd zijn uit hoofde van een contract dat of overeenkomst die is gesloten, of een verplichting die is ontstaan, vóór de datum waarop de natuurlijke of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam op de lijst werd geplaatst, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betalingen niet direct of indirect worden ontvangen door een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam als bedoeld in lid 1.

6.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen;

b)

betalingen op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in de leden 1 en 2 vervatte maatregelen op deze rekeningen van toepassing werden, of

c)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van gerechtelijke, administratieve of arbitrale beslissingen die in de Unie zijn gegeven of in de betrokken lidstaat voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn,

mits dergelijke rente, andere inkomsten en betalingen onderworpen blijven aan de maatregelen van lid 1.

7.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door OCHA;

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of

f)

andere passende actoren zoals bepaald door de Raad.

8.   Onverminderd lid 7, en in afwijking van de leden 1 en 2, kunnen de bevoegde autoriteiten, met betrekking tot in bijlage II vermelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, op door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die op grond van dit lid is verleend binnen twee weken na het verlenen van de toestemming.”.

7)

Artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4

1.   De Raad wijzigt de lijst in bijlage I met eenparigheid van stemmen en in overeenstemming met de besluiten van de VN-Veiligheidsraad of van het Sanctiecomité.

2.   De lijst in bijlage II wordt met eenparigheid van stemmen vastgesteld en gewijzigd door de Raad, die besluit op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”).”

.

8)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Wanneer de VN-Veiligheidsraad of het Sanctiecomité een persoon of entiteit op de lijst plaatst, neemt de Raad die persoon of entiteit op in bijlage I. De Raad stelt de betrokken persoon of entiteit in kennis van zijn besluit, inclusief de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat die persoon of entiteit daarover opmerkingen kan indienen.”

;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“1 bis.   De Raad stelt de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam in kennis van het in artikel 4, lid 2, bedoelde besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks (indien het adres bekend is), hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat die natuurlijke of rechtspersoon, die entiteit of dat lichaam daarover opmerkingen kan indienen.”.

9)

Artikel 6 wordt vervangen door:

“Artikel 6

1.   In bijlage I worden de door de VN-Veiligheidsraad of het Sanctiecomité opgegeven redenen vermeld waarom personen of entiteiten op de lijst zijn geplaatst.

2.   Bijlage I bevat tevens, indien beschikbaar, informatie die door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité is verstrekt en die nodig is om de betrokken personen of entiteiten te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit: namen en aliassen; geboortedatum en geboorteplaats; nationaliteit; paspoort- en identiteitskaartnummers; geslacht; adres (indien bekend) en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan die informatie bestaan uit: namen; plaats en datum van registratie; het registratienummer; en de plaats van vestiging.

3.   In bijlage II wordt de opneming van de daarin bedoelde natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen in de lijst gemotiveerd.

4.   Bijlage II bevat ook de informatie, indien beschikbaar, die nodig is om de betrokken natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit: namen en aliassen; geboortedatum en geboorteplaats; nationaliteit; paspoort- en identiteitskaartnummers; geslacht; adres, indien bekend; en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan dergelijke informatie bestaan uit: namen; plaats en datum van registerinschrijving; registratienummer; en plaats van vestiging.”.

10)

In artikel 7 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

“1.   De Raad en de hoge vertegenwoordiger verwerken voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van dit besluit persoonsgegevens, met name:

a)

wat betreft de Raad, bij het opstellen en wijzigen van de bijlagen I en II;

b)

wat betreft de hoge vertegenwoordiger, bij het opstellen van de wijzigingen van de bijlagen I en II.

2.   De Raad en de hoge vertegenwoordiger mogen in voorkomend geval relevante gegevens verwerken die betrekking hebben op strafbare feiten die zijn gepleegd door natuurlijke personen op de lijst, en op strafrechtelijke veroordelingen of veiligheidsmaatregelen betreffende dergelijke personen, doch uitsluitend voor zover die verwerking noodzakelijk is voor het opstellen van de bijlagen I en II.”

.

11)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 7 bis

Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van dit besluit zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

a)

in bijlage II genoemde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, of

b)

natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die handelen voor rekening of ten behoeve van een van de in punt a) bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.”.

12)

Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

1.   Dit besluit wordt gewijzigd of ingetrokken, naargelang het geval, overeenkomstig de besluiten van de VN-Veiligheidsraad.

2.   De in artikel 2 bis, lid 1, en artikel 3 bis, leden 1 en 2, bedoelde maatregelen zijn van toepassing tot en met 29 juli 2024 en worden voortdurend geëvalueerd. Zij worden zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.

3.   Bij de toetsing van op grond van artikel 2 bis, lid 1, eerste alinea, punt b), en artikel 3 bis, lid 1, eerste alinea, punt b), vastgestelde beperkende maatregelen, houdt de Raad in voorkomend geval rekening met de vraag of tegen de betrokken personen een gerechtelijke procedure loopt met betrekking tot de gedraging waarvoor zij op de lijst zijn geplaatst.”.

13)

De bijlage wordt “bijlage I”.

14)

De tekst van de bijlage bij dit besluit wordt ingevoegd als bijlage II.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

P. NAVARRO RÍOS


(1)  Besluit (GBVB) 2022/2319 van de Raad van 25 november 2022 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Haïti (PB L 307 van 28.11.2022, blz. 135).


BIJLAGE

“BIJLAGE II

A.

Lijst van de in artikel 2a, lid 1, en artikel 3a, lid 1, bedoelde natuurlijke personen

B.

Lijst van de in artikel 3a, lid 1, bedoelde rechtspersonen, entiteiten en lichamen