31.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/21 |
BESLUIT (GBVB) 2023/1574 VAN DE RAAD
van 28 juli 2023
tot wijziging van Besluit (GBVB) 2022/2319 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Haïti
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 25 november 2022 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2022/2319 (1) betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Haïti vastgesteld. Dat besluit geeft uitvoering aan Resolutie 2653 (2022) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR), waarbij voor Haïti een sanctieregeling is getroffen, met inbegrip van bevriezing van tegoeden, reisbeperkingen en gerichte wapenembargo’s. |
(2) |
De Unie is van oordeel dat de situatie in Haïti nog steeds een bedreiging vormt voor de internationale vrede en veiligheid in de regio, en blijft bezorgd over de hoge mate van bendegeweld en andere criminele activiteiten, seksueel en gendergerelateerd geweld, de verduistering van overheidsmiddelen, de voortdurende straffeloosheid van de daders, en de schrijnende humanitaire situatie in Haïti, die alle verwoestende gevolgen hebben voor de Haïtiaanse bevolking. |
(3) |
De situatie in Haïti wordt nog steeds gekenmerkt door duidelijke instabiliteit, die verband houdt met de kwetsbaarheid van de staat. De algemene veiligheidsomstandigheden zijn uiterst precair als gevolg van de alomtegenwoordige gewapende bendes die betrokken zijn bij illegale activiteiten en daardoor ook de verstrekking van humanitaire hulp belemmeren. Deze situatie dreigt onder meer het houden van vreedzame, vrije, eerlijke en transparante parlements- en presidentsverkiezingen, die de Haïtiaanse regering in 2024 wil houden indien de algemene veiligheidsomstandigheden het toelaten, in het gedrang te brengen, en de onvaste democratische koers van het land te bemoeilijken. |
(4) |
De Haïtiaanse autoriteiten hebben de internationale gemeenschap herhaaldelijk opgeroepen steun te verlenen bij het herstel van het gezag van de staat en de rechtsstaat, onder meer in de strijd tegen gewapende bendes en andere criminele organisaties, met name door de Verenigde Naties te verzoeken een internationale gespecialiseerde troepenmacht in te zetten om de Haïtiaanse nationale politie en de Organisatie van Amerikaanse Staten te helpen met de oprichting van een speciale werkgroep die de ontwikkeling van de situatie volgt en contacten onderhoudt met de Verenigde Naties en de Caribische Gemeenschap. |
(5) |
In deze context en in het licht van de verdere achteruitgang van de politieke, economische, humanitaire en veiligheidssituatie in Haïti, acht de Raad het nodig een specifiek kader tot stand te brengen voor gerichte beperkende maatregelen tegen natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die verantwoordelijk zijn voor handelingen die de vrede, de stabiliteit en de veiligheid van Haïti in het gedrang brengen, en voor handelingen die de democratie of de rechtsstaat in Haïti ondermijnen, alsook tegen daarmee verbonden natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen. |
(6) |
Een bijzondere bedreiging voor de vrede, stabiliteit en veiligheid in Haïti komt van personen die zich inlaten met of steun verlenen aan criminele activiteiten en geweld waarbij gewapende groepen en criminele netwerken zijn betrokken, illegale handel in en omleiding van wapens ondersteunen, het VN-wapenembargo schenden, in strijd handelen met het internationaal recht inzake de mensenrechten of handelingen stellen die schendingen van de mensenrechten vormen, of het humanitaire optreden in Haïti belemmeren. |
(7) |
Ook personen die zich schuldig maken aan ernstig financieel wangedrag met betrekking tot overheidsmiddelen en aan de ongeoorloofde uitvoer van kapitaal, vormen een bedreiging voor de stabiliteit, de democratie en de rechtsstaat in Haïti. |
(8) |
De Raad is van oordeel dat de humanitaire uitzondering op de maatregelen tot bevriezing van tegoeden uit hoofde van VNVR-Resolutie 2664 (2022) ook van toepassing moet zijn op de aanvullende maatregelen inzake de bevriezing van tegoeden en economische middelen naast die waartoe het bij punt 19 van VNVR-Resolutie 2653 (2022) ingestelde comité heeft besloten. |
(9) |
Besluit (GBVB) 2022/2319 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
Om uitvoering te geven aan bepaalde maatregelen, is verder optreden van de Unie vereist, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit (GBVB) 2022/2319 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1, lid 1, tweede alinea, wordt “de bijlage” vervangen door “bijlage I”. |
2) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 1 bis 1. De directe of indirecte levering, verkoop, overdracht of uitvoer van wapens en alle soorten aanverwant materieel, waaronder vuurwapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, aan of ten behoeve van de in bijlage II opgenomen personen en entiteiten, door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten of met gebruikmaking van vaartuigen of luchtvaartuigen onder hun vlag, zijn verboden. 2. Er geldt een verbod op:
3. De lidstaten inspecteren in overleg met hun nationale autoriteiten en in overeenstemming met hun nationale wetgeving en met het internationale recht alle vracht naar Haïti op hun grondgebied, met inbegrip van zee- en luchthavens, indien zij over informatie beschikken op grond waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat de vracht voorwerpen omvat waarvan de levering, verkoop, overdracht of uitvoer verboden is uit hoofde van dit artikel. 4. De lidstaten zorgen voor adequate markerings- en registratiemaatregelen om wapens, met inbegrip van handvuurwapens en lichte wapens, overeenkomstig de internationale en regionale instrumenten waarbij zij partij zijn te traceren en om na te gaan hoe buurlanden, waar relevant en op hun verzoek, het best kunnen worden bijgestaan bij het voorkomen en opsporen van illegale handel en omleiding in strijd met de in de leden 1 en 2 opgelegde maatregelen.”. |
3) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 2 bis 1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de inreis in of de doorreis door hun grondgebied te beletten van natuurlijke personen die:
De in dit lid bedoelde natuurlijke personen zijn opgenomen in bijlage II. 2. Lid 1 verplicht een lidstaat niet om eigen onderdanen de toegang tot zijn grondgebied te weigeren. 3. Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin de lidstaten gebonden zijn aan een verplichting uit hoofde van internationaal recht, en wel:
4. Lid 3 is ook van toepassing op de gevallen waarin een lidstaat als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) optreedt. 5. De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of 4 een vrijstelling verleent. 6. De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden of met het oog op het bijwonen van intergouvernementele vergaderingen, door de Unie geïnitieerde of georganiseerde vergaderingen of door een lidstaat die fungerend voorzitter is van de OVSE georganiseerde vergaderingen, wanneer daar een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij rechtstreeks de beleidsdoelen van beperkende maatregelen worden bevorderd. 7. De lidstaten kunnen ook vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen indien binnenkomst of doorreis noodzakelijk is in verband met een gerechtelijke procedure. 8. Een lidstaat die de in lid 6 of 7 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn verleend, tenzij een of meer lidstaten binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling schriftelijk bezwaar maken. In dat geval kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen. 9. Wanneer een lidstaat krachtens lid 3, 4, 6, of 7 machtiging verleent tot inreis in of doorreis door zijn grondgebied van de in bijlage II vermelde personen, geldt deze machtiging alleen voor het doel waarvoor zij is verleend en alleen voor de rechtstreeks daarbij betrokken personen.” |
5) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 3 bis 1. Alle tegoeden en economische middelen die eigendom zijn of direct of indirect onder zeggenschap staan van natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die:
De in dit lid bedoelde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen als bedoeld zijn opgenomen in bijlage II. 2. Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van in bijlage II vermelde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen. 3. In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave of beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:
4. In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de vrijgave van bepaalde bevroren geldmiddelen of economische middelen toestaan, of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
5. Lid 1 belet niet dat een op de lijst in bijlage II geplaatste natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam betalingen verricht die verschuldigd zijn uit hoofde van een contract dat of overeenkomst die is gesloten, of een verplichting die is ontstaan, vóór de datum waarop de natuurlijke of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam op de lijst werd geplaatst, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betalingen niet direct of indirect worden ontvangen door een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam als bedoeld in lid 1. 6. Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:
7. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:
8. Onverminderd lid 7, en in afwijking van de leden 1 en 2, kunnen de bevoegde autoriteiten, met betrekking tot in bijlage II vermelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, op door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die op grond van dit lid is verleend binnen twee weken na het verlenen van de toestemming.”. |
7) |
Artikel 4 wordt vervangen door: “Artikel 4 1. De Raad wijzigt de lijst in bijlage I met eenparigheid van stemmen en in overeenstemming met de besluiten van de VN-Veiligheidsraad of van het Sanctiecomité. 2. De lijst in bijlage II wordt met eenparigheid van stemmen vastgesteld en gewijzigd door de Raad, die besluit op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”).” |
8) |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Artikel 6 wordt vervangen door: “Artikel 6 1. In bijlage I worden de door de VN-Veiligheidsraad of het Sanctiecomité opgegeven redenen vermeld waarom personen of entiteiten op de lijst zijn geplaatst. 2. Bijlage I bevat tevens, indien beschikbaar, informatie die door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité is verstrekt en die nodig is om de betrokken personen of entiteiten te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit: namen en aliassen; geboortedatum en geboorteplaats; nationaliteit; paspoort- en identiteitskaartnummers; geslacht; adres (indien bekend) en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan die informatie bestaan uit: namen; plaats en datum van registratie; het registratienummer; en de plaats van vestiging. 3. In bijlage II wordt de opneming van de daarin bedoelde natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen in de lijst gemotiveerd. 4. Bijlage II bevat ook de informatie, indien beschikbaar, die nodig is om de betrokken natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit: namen en aliassen; geboortedatum en geboorteplaats; nationaliteit; paspoort- en identiteitskaartnummers; geslacht; adres, indien bekend; en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan dergelijke informatie bestaan uit: namen; plaats en datum van registerinschrijving; registratienummer; en plaats van vestiging.”. |
10) |
In artikel 7 worden de leden 1 en 2 vervangen door: “1. De Raad en de hoge vertegenwoordiger verwerken voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van dit besluit persoonsgegevens, met name:
2. De Raad en de hoge vertegenwoordiger mogen in voorkomend geval relevante gegevens verwerken die betrekking hebben op strafbare feiten die zijn gepleegd door natuurlijke personen op de lijst, en op strafrechtelijke veroordelingen of veiligheidsmaatregelen betreffende dergelijke personen, doch uitsluitend voor zover die verwerking noodzakelijk is voor het opstellen van de bijlagen I en II.” |
11) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 7 bis Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van dit besluit zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:
|
12) |
Artikel 8 wordt vervangen door: “Artikel 8 1. Dit besluit wordt gewijzigd of ingetrokken, naargelang het geval, overeenkomstig de besluiten van de VN-Veiligheidsraad. 2. De in artikel 2 bis, lid 1, en artikel 3 bis, leden 1 en 2, bedoelde maatregelen zijn van toepassing tot en met 29 juli 2024 en worden voortdurend geëvalueerd. Zij worden zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt. 3. Bij de toetsing van op grond van artikel 2 bis, lid 1, eerste alinea, punt b), en artikel 3 bis, lid 1, eerste alinea, punt b), vastgestelde beperkende maatregelen, houdt de Raad in voorkomend geval rekening met de vraag of tegen de betrokken personen een gerechtelijke procedure loopt met betrekking tot de gedraging waarvoor zij op de lijst zijn geplaatst.”. |
13) |
De bijlage wordt “bijlage I”. |
14) |
De tekst van de bijlage bij dit besluit wordt ingevoegd als bijlage II. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 28 juli 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
P. NAVARRO RÍOS
(1) Besluit (GBVB) 2022/2319 van de Raad van 25 november 2022 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Haïti (PB L 307 van 28.11.2022, blz. 135).
BIJLAGE
“BIJLAGE II
A. |
Lijst van de in artikel 2a, lid 1, en artikel 3a, lid 1, bedoelde natuurlijke personen |
B. |
Lijst van de in artikel 3a, lid 1, bedoelde rechtspersonen, entiteiten en lichamen |