24.1.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 22/29 |
BESLUIT (GBVB) 2023/162 VAN DE RAAD
van 23 januari 2023
inzake een missie van de Europese Unie in Armenië (EUMA)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Republiek Armenië en de Republiek Azerbeidzjan hebben op 6 oktober 2022, tijdens de bijeenkomst van de Europese Politieke Gemeenschap in Praag, hun gehechtheid bevestigd aan het Handvest van de Verenigde Naties en aan de verklaring van Alma-Ata van 21 december 1991, waarbij beide staten elkaars territoriale integriteit en soevereiniteit erkennen. |
(2) |
In een door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”) ontvangen brief heeft de minister van Buitenlandse Zaken van de Republiek Armenië de Unie verzocht om in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) een civiele missie in Armenië in te zetten. |
(3) |
Op 19 januari 2023 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan een crisisbeheersingsconcept voor een mogelijke civiele GVDB-missie in Armenië. Deze missie moet derhalve worden opgezet. |
(4) |
Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) moet, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de hoge vertegenwoordiger, de politieke controle over de GVDB-missie in Armenië uitoefenen, er strategische leiding aan geven en de passende besluiten nemen, overeenkomstig artikel 38, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). |
(5) |
Er moet worden onderhandeld over internationale overeenkomsten in verband met de status van eenheden en personeel onder Unieleiding en de deelname van derde landen aan de missie, en deze overeenkomsten moeten worden gesloten. |
(6) |
De missie zal worden uitgevoerd in een situatie die mogelijk zal verslechteren en die de verwezenlijking van de in artikel 21 van het Verdrag genoemde doelstellingen van het externe optreden van de Unie in de weg kan staan, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Missie
1. De Unie richt een civiele missie van de Europese Unie in Armenië (EUMA) op in het kader van het GVDB.
2. EUMA maakt deel uit van de bijdrage van de Unie, als onpartijdige en geloofwaardige actor, aan de totstandbrenging van een veilig en stabiel klimaat in de door conflicten getroffen gebieden in Armenië, waarin de verbetering van de menselijke veiligheid en de normalisering van de betrekkingen tussen Armenië en Azerbeidzjan op het terrein verdere vooruitgang in de richting van een mogelijk vredesakkoord mogelijk maken.
Artikel 2
Mandaat
1. De strategische doelstelling van EUMA bestaat erin bij te dragen tot het verminderen van het aantal incidenten in de conflict- en grensgebieden in Armenië, het risiconiveau voor de bevolking in die gebieden te verminderen en aldus bij te dragen tot de normalisering van de betrekkingen tussen Armenië en Azerbeidzjan op het terrein.
2. Daarvoor draagt de missie bij tot het opbouwen van vertrouwen tussen Armenië en Azerbeidzjan, op zodanige wijze dat haar geloofwaardigheid als onpartijdige actor wordt gehandhaafd, door:
a) |
via routinematige patrouilles de situatie op het terrein en eventuele conflictgerelateerde incidenten te observeren en er verslag over uit te brengen, teneinde een nauwkeurige kennis van de veiligheidssituatie te waarborgen; |
b) |
bij te dragen tot de menselijke veiligheid in de door conflicten getroffen gebieden, onder meer door informatie te verzamelen via gerichte patrouilles en verslagen over situaties waarin de directe of de indirecte gevolgen van het conflict levens en de fundamentele mensenrechten in gevaar brengen; |
c) |
op basis van haar activiteiten uit hoofde van de punten a) en b) en via haar permanente en zichtbare aanwezigheid ter plaatse bij te dragen tot het opbouwen van vertrouwen tussen de bevolking van Armenië en van Azerbeidzjan en, waar mogelijk, tussen de autoriteiten van die landen, ter ondersteuning van vrede en stabiliteit in de regio. |
3. Het internationaal humanitair recht, de mensenrechten en het beginsel van gendergelijkheid, de bescherming van burgers en de agenda’s uit hoofde van UNSCR (Resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties) 1325 (2000) over vrouwen, vrede en veiligheid, UNSCR 2250 (2015) over jongeren, vrede en veiligheid en UNSCR 1612 (2005) over kinderen en gewapende conflicten worden volledig en proactief geïntegreerd in de strategische en operationele planning, activiteiten en verslaglegging van de missie.
Artikel 3
Bevelslijn en structuur
1. De missie heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een geünificeerde bevelstructuur.
2. Het hoofdkwartier van de missie bevindt zich in Armenië.
3. De missie wordt overeenkomstig de desbetreffende planningsdocumenten gestructureerd.
Artikel 4
Commandant civiele operaties
1. De directeur van het civiel plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC) is de commandant civiele operaties van de missie. Het CPCC wordt ter beschikking gesteld van de commandant civiele operaties voor de planning en de uitvoering van de missie.
2. De commandant civiele operaties voert, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het PVC en onder algemeen gezag van de hoge vertegenwoordiger, het commando over de missie en oefent de controle op strategisch niveau uit.
3. De commandant civiele operaties zorgt voor de adequate en efficiënte uitvoering van de besluiten van de Raad en van het PVC met betrekking tot het verloop van de operaties, mede door het hoofd van de missie, waar nodig, instructies op strategisch niveau te geven en door hem advies en technische bijstand te verlenen.
4. De commandant civiele operaties brengt verslag uit aan de Raad via de hoge vertegenwoordiger.
5. Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van, respectievelijk, de detacherende staat overeenkomstig de nationale regels, de betrokken instelling van de Unie of de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). Die autoriteiten dragen de operationele controle over hun personeel over aan de commandant civiele operaties.
6. De commandant civiele operaties heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de Unie zich goed van haar zorgplicht kwijt.
7. De commandant civiele operaties, het hoofd van de EU-delegatie in Armenië en het hoofd van de EU-delegatie in Azerbeidzjan, en de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (de “SVEU”) voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië plegen indien nodig overleg.
Artikel 5
Hoofd van de missie
1. Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de missie en oefent op het terrein het commando over en de controle op de missie uit. Het hoofd van de missie ressorteert rechtstreeks onder de commandant civiele operaties en handelt overeenkomstig diens instructies.
2. Het hoofd van de missie vertegenwoordigt de missie binnen haar verantwoordelijkheidsgebied.
3. Het hoofd van de missie draagt de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid voor de missie, met inbegrip van de verantwoordelijkheid voor de aan de missie ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie. Het hoofd van de missie kan, onder zijn of haar algehele verantwoordelijkheid, beheerstaken betreffende personeels- en financiële aangelegenheden delegeren aan personeelsleden van de missie.
4. Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel van de missie. Ten aanzien van gedetacheerd personeel worden de tuchtrechtelijke maatregelen genomen door, respectievelijk, de nationale autoriteiten van de detacherende staat overeenkomstig nationale regels, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO.
5. Het hoofd van de missie zorgt voor passende zichtbaarheid van de missie.
Artikel 6
Personeel
1. De missie bestaat voornamelijk uit personeel dat door de lidstaten, de instellingen van de Unie of de EDEO wordt gedetacheerd. Elke lidstaat, elke instelling van de Unie of de EDEO draagt de kosten voor de door hen gedetacheerde personeelsleden, met inbegrip van kosten voor vervoer van en naar het inzetgebied, salarissen, ziektekosten en andere vergoedingen dan dagvergoedingen.
2. De lidstaat, de instelling van de Unie of de EDEO, naargelang het geval, is verantwoordelijk voor de afhandeling van met de detachering verband houdende schadeclaims van of betreffende de door hen gedetacheerde personeelsleden en voor het instellen van een eventuele vordering tegen die personen.
3. De missie kan op contractbasis internationaal en lokaal personeel aanwerven indien het door de lidstaten gedetacheerde personeel de vereiste functie niet kan vervullen. Bij wijze van uitzondering en in terdege gemotiveerde gevallen kunnen onderdanen van deelnemende derde staten op contractbasis worden aangeworven indien er geen geschikte kandidaten uit de deelnemende lidstaten beschikbaar zijn.
4. De arbeidsvoorwaarden en de rechten en plichten van het internationale en het lokale personeel worden neergelegd in contracten tussen de missie en het betrokken personeelslid.
Artikel 7
Status van de missie en het personeel ervan
De status van de missie en van haar personeel, in voorkomend geval inclusief de voorrechten, immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en het vlotte verloop van de missie, wordt vastgelegd in een overeenkomst krachtens artikel 37 VEU en in overeenstemming met de procedure van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Artikel 8
Politieke controle en strategische leiding
1. Het PVC oefent de politieke controle en de strategische leiding over de missie uit, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en van de hoge vertegenwoordiger. De Raad machtigt het PVC om voor dit doel de noodzakelijke besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38, derde alinea, VEU. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om op voordracht van de hoge vertegenwoordiger een hoofd van de missie te benoemen en de bevoegdheid om het operatieplan (OPLAN) te wijzigen. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de missie blijft berusten bij de Raad. De besluiten van het PVC inzake de benoeming van het hoofd van de missie worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.
3. Het PVC ontvangt, op gezette tijden en naargelang de behoefte, verslagen die door de commandant civiele operaties en het hoofd van de missie zijn opgesteld over aangelegenheden die onder hun respectieve bevoegdheid vallen.
Artikel 9
Deelname van derde staten
1. Onverminderd de beslissingsautonomie van de Unie en haar ene institutionele kader kunnen derde landen worden uitgenodigd om bij te dragen aan de missie, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het door hen gedetacheerde personeel, met inbegrip van salarissen, verzekering tegen alle risico's, dagvergoedingen en kosten voor vervoer van en naar Armenië, en dat zij een passende bijdrage aan de werkingskosten van de missie leveren.
2. De derde staten die aan de missie bijdragen, hebben bij het dagelijkse beheer van de missie dezelfde rechten en plichten als de lidstaten.
3. De Raad machtigt het PVC om de passende besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen en een comité van contribuanten in te stellen.
4. De nadere regelingen betreffende de deelneming van derde staten worden vastgelegd in krachtens artikel 37 VEU gesloten overeenkomsten en, voor zover nodig, in aanvullende technische regelingen. Wanneer de Unie en een derde staat een overeenkomst tot vaststelling van een kader voor de deelneming van die derde staat aan crisisbeheersingsoperaties van de Unie sluiten of hebben gesloten, zijn in het kader van de missie de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.
Artikel 10
Veiligheid
1. De commandant civiele operaties stuurt de planning van de veiligheidsmaatregelen door het hoofd van de missie aan en zorgt voor een adequate en doeltreffende uitvoering daarvan door de missie overeenkomstig artikel 4.
2. Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van de missie en voor de naleving van de minimumveiligheidseisen die op de missie van toepassing zijn, conform het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het VEU en de daarvan afgeleide teksten in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de Unie.
3. Het hoofd van de missie wordt bijgestaan door een voor de missie bestemde veiligheidsfunctionaris, die aan het hoofd van de missie rapporteert en tevens nauwe functionele betrekkingen onderhoudt met de EDEO.
4. De personeelsleden van de missie volgen, overeenkomstig het OPLAN, vóór het uitvoeren van hun taken een verplichte veiligheidsopleiding. Zij krijgen ter plaatse ook regelmatig herhalingscursussen, die worden georganiseerd door de veiligheidsfunctionaris van de missie.
5. Het hoofd van de missie zorgt voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie overeenkomstig Besluit 2013/488/EU van de Raad (1).
Artikel 11
Wachtdienst
Voor deze missie wordt de wachtdienst in werking gesteld.
Artikel 12
Wettelijke regelingen
De missie heeft de bevoegdheid diensten en leveringen aan te besteden, contracten en administratieve regelingen te sluiten, personeel in dienst te nemen, bankrekeningen te bezitten, eigendommen te verkrijgen of te vervreemden en haar schulden te vereffenen, en in rechte op te treden, voor zover vereist om uitvoering te geven aan dit besluit.
Artikel 13
Financiële regelingen
1. Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie moet dekken, bedraagt voor de vier maanden na de inwerkingtreding van dit besluit 8 103 590,82 EUR. Het financiële referentiebedrag voor eventuele daaropvolgende perioden wordt door de Raad vastgesteld.
2. De uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie. Procedures voor het gunnen van overheidsopdrachten door de missie staan zonder beperkingen open voor natuurlijke en rechtspersonen. Voorts gelden er voor de door de missie aangekochte goederen geen oorsprongsregels. Met goedkeuring van de Commissie kan de missie met lidstaten, het gastland, deelnemende derde staten en andere internationale actoren technische regelingen treffen over het leveren van uitrusting, diensten en werkruimten aan de missie.
3. De missie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de missie. Daartoe ondertekent de missie een overeenkomst met de Commissie. De financiële regelingen voldoen aan de bij de artikelen 3, 4 en 5 geregelde bevelstructuur en de operationele behoeften van de missie.
4. De missie legt volledige verantwoording af aan en staat onder toezicht van de Commissie wat betreft de in het kader van de overeenkomst ondernomen financiële activiteiten.
5. De uitgaven in verband met de missie komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum van vaststelling van dit besluit.
Artikel 14
Faciliteit voor vertrouwensopbouw
1. De missie beschikt over een Faciliteit voor vertrouwensopbouw met het oog op het identificeren en uitvoeren van projecten ter ondersteuning van haar taak uit hoofde van artikel 2, lid 2, punt c).
2. Op gebieden die verband houden met de missie en ter bevordering van de doelstellingen ervan, faciliteert de projectcel, waar passend, de projecten die door de lidstaten en derde staten onder hun verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, en voorziet zij die projecten, waar passend, van advies.
3. De missie is gemachtigd financiële bijdragen van de lidstaten of van derde staten aan te wenden voor de uitvoering van projecten die als consistente aanvulling op andere acties van de missie zijn aangemerkt, op voorwaarde dat de projecten:
a) |
zijn opgenomen in het financieel memorandum bij dit besluit, of |
b) |
tijdens het mandaat door middel van een wijziging van het financieel memorandum op verzoek van het hoofd van de missie worden geïntegreerd. |
4. De missie sluit een regeling met die staten, waarin met name wordt vastgelegd welke specifieke procedures er worden gevolgd voor de behandeling van klachten van derden betreffende schade die is opgelopen als gevolg van een handelen of nalaten van de missie bij de besteding van de middelen die door die staten ter beschikking zijn gesteld. In geen geval wordt de Unie of de HV door de bijdragende staten aansprakelijk gesteld voor het handelen of nalaten van de missie in verband met de besteding van de middelen van die staten.
5. Het PVC fiatteert de aanvaarding van een financiële bijdrage van derde staten voor de projectcel.
Artikel 15
Samenhang van het optreden van de Unie en coördinatie
1. De hoge vertegenwoordiger ziet toe op de samenhang van de uitvoering van dit besluit met het externe optreden van de Unie als geheel, met inbegrip van de assistentieprogramma's van de Unie.
2. Onverminderd de bevelstructuur handelt het hoofd van de missie in nauwe samenwerking met de delegatie van de Unie in Armenië en met de SVEU om de samenhang van het optreden van de Unie in Armenië te waarborgen; het hoofd van de missie krijgt met name politieke aansturing door het hoofd van de delegatie van de Unie in Armenië wat betreft de betrekkingen met de autoriteiten van Armenië en door de SVEU wat betreft de betrekkingen tussen Armenië en Azerbeidzjan.
3. Voorts houdt het hoofd van de missie, onverminderd de bevelslijn, het hoofd van de delegatie in Azerbeidzjan op de hoogte van de activiteiten van de missie en raadpleegt het hem over aangelegenheden die voor Azerbeidzjan van belang zijn.
4. Het hoofd van de missie zorgt, in voorkomend geval, voor de samenwerking met andere internationale actoren.
Artikel 16
Informatieverstrekking
1. De hoge vertegenwoordiger is gemachtigd om, indien nodig en naargelang de behoeften van de missie, gerubriceerde EU-informatie tot op het niveau “CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL” die ten behoeve van de missie is opgesteld, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde staten.
2. Indien er sprake is van een specifieke en onmiddellijke operationele behoefte, is de hoge vertegenwoordiger voorts gemachtigd gerubriceerde EU-informatie tot op het niveau “RESTREINT UE/EU RESTRICTED” die ten behoeve van de missie is opgesteld, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan het gastland. Daartoe worden regelingen tussen de hoge vertegenwoordiger en de bevoegde autoriteiten van het gastland opgesteld.
3. De hoge vertegenwoordiger is gemachtigd niet-EU-gerubriceerde documenten in verband met de beraadslagingen van de Raad over de missie die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (2) vallen, vrij te geven aan de derde staten die bij dit besluit zijn betrokken.
4. De hoge vertegenwoordiger kan de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde bevoegdheden, alsook de bevoegdheid om de in lid 2 genoemde regelingen te sluiten, delegeren aan personen die onder zijn of haar gezag staan, aan de commandant civiele operaties en aan het hoofd van de missie, overeenkomstig bijlage VI, deel VII, bij Besluit 2013/488/EU.
Artikel 17
Start van de missie
1. De missie gaat bij besluit van de Raad van start op de datum die wordt aanbevolen door de commandant civiele operaties van de missie, zodra de missie haar initieel operationeel vermogen heeft bereikt.
2. Het kernteam van de missie treft de voorbereidingen die nodig zijn opdat de missie haar initieel operationeel vermogen bereikt.
Artikel 18
Inwerkingtreding en geldigheidsduur
1. Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
2. Het is van toepassing voor een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de start van de missie.
3. Eén jaar na de opstart van de missie voert het PVC een strategische beoordeling uit van de missie en van het mandaat ervan. Tijdig vóór het verstrijken van dit besluit wordt een strategische evaluatie van de missie uitgevoerd.
Gedaan te Brussel, 23 januari 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
(1) Besluit van de Raad 2013/488/EU van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).
(2) Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).