7.10.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 261/1


VERORDENING (EU) 2022/1854 VAN DE RAAD

van 6 oktober 2022

betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 122, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Sinds september 2021 zijn de prijzen op de elektriciteitsmarkten zeer hoog. Zoals het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) opgericht bij Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad (1), in april 2022 heeft uiteengezet in zijn eindbeoordeling van de opzet van de groothandelsmarkt voor elektriciteit in de Unie, komt dit voornamelijk door de hoge prijs van gas, dat wordt gebruikt voor de opwekking van elektriciteit. Aardgasgestookte elektriciteitscentrales zijn vaak nodig om aan de vraag naar elektriciteit te voldoen wanneer de vraag het grootst is op de dag of wanneer de hoeveelheden elektriciteit die worden opgewekt met andere technologieën, zoals kernenergie, waterkracht of variabele hernieuwbare energiebronnen, niet volstaan om aan de vraag te voldoen. Door de escalatie van de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, een verdragsluitende partij bij het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap (2), sinds februari 2022 loopt de gasvoorziening sterk terug. De aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne heeft ook geleid tot onzekerheid over de levering van andere grondstoffen, zoals steenkool en ruwe aardolie, die worden gebruikt door elektriciteitsproductie-installaties. Dit zorgde opnieuw voor aanzienlijke stijgingen en volatiliteit van de elektriciteitsprijs.

(2)

De onlangs aanzienlijk geslonken gasleveringen en toegenomen verstoringen van de gasvoorziening vanuit Rusland duiden op een significant risico dat de Russische gasvoorziening in de nabije toekomst volledig wordt stopgezet. Om de energievoorzieningszekerheid van de Unie te vergroten, heeft de Raad Verordening (EU) 2022/1369 (3) vastgesteld, die voorziet in een vrijwillige vermindering van de vraag naar aardgas met ten minste 15 % van 1 augustus 2022 tot 31 maart 2023 en die de Raad de mogelijkheid biedt een Unie-alarm inzake de gasvoorzieningszekerheid af te kondigen, waardoor een Uniebrede gasvraagreductie verplicht wordt.

(3)

Tegelijkertijd nam door de uitzonderlijk hoge temperaturen in de zomer van 2022 de vraag naar elektriciteit voor koeling toe, waardoor nog meer elektriciteitsopwekking nodig was, terwijl tezelfdertijd de opwekking van elektriciteit met bepaalde technologieën aanzienlijk onder het historische niveau ligt als gevolg van technische en weersafhankelijke omstandigheden. Dit is voornamelijk te wijten aan een uitzonderlijke droogte, die heeft geleid tot: i) een tekort in de elektriciteitsproductie door kerncentrales in verschillende lidstaten, als gevolg van het gebrek aan beschikbaar koelwater; ii) schaarse opwekking door waterkracht; en iii) lage waterstanden in grote rivieren, met negatieve gevolgen voor het vervoer van grondstoffen die als brandstof bij de opwekking van elektriciteit worden gebruikt. Deze ongekende situatie betekent dat er aanhoudend grote volumes elektriciteit worden opgewekt door aardgasgestookte elektriciteitscentrales, wat heeft bijgedragen tot uitzonderlijk en abnormaal hoge groothandelsprijzen voor elektriciteit. Ondanks de verminderde opwekkingscapaciteit in sommige lidstaten hebben de elektriciteitsuitwisselingen tussen de lidstaten ertoe bijgedragen dat incidenten met betrekking tot de voorzieningszekerheid werden voorkomen en dat de prijsvolatiliteit op de Unie-markten werd afgezwakt, waardoor elke lidstaat beter bestand was tegen prijsschokken.

(4)

De prijsstijging op de groothandelsmarkten voor elektriciteit gaat gepaard met sterke stijgingen van de detailhandelsprijzen van elektriciteit, die in de aanloop naar het stookseizoen naar verwachting ook geleidelijk zullen worden doorberekend naar de meeste consumentenovereenkomsten. De scherpe stijging van de gasprijzen en de daaruit voortvloeiende vraag naar alternatieve brandstoffen hebben ook geleid tot een stijging van de prijzen van andere grondstoffen, zoals die van ruwe aardolie en steenkool.

(5)

Alle lidstaten ondervinden negatieve gevolgen van de huidige energiecrisis, zij het in verschillende mate. De sterke stijging van de energieprijzen draagt aanzienlijk bij tot de algemene inflatie in de eurozone en vertraagt de economische groei in de Unie.

(6)

Daarom is een snelle en gecoördineerde respons op Unieniveau nodig. De vaststelling van een noodinterventie zou het tijdelijk mogelijk maken om het risico te beperken dat de elektriciteitsprijzen en de kosten van elektriciteit voor eindafnemers een nog minder duurzaam niveau bereiken en dat de lidstaten ongecoördineerde nationale maatregelen nemen die de voorzieningszekerheid op het niveau van de Unie in gevaar kunnen brengen en een extra last kunnen vormen voor de industrie en de consumenten in de Unie. In een geest van solidariteit tussen de lidstaten is een gecoördineerde inspanning van de lidstaten in het winterseizoen 2022-23 nodig om de gevolgen van de hoge energieprijzen te verzachten en ervoor te zorgen dat de huidige crisis niet leidt tot blijvende schade voor de consumenten en de economie, en tegelijkertijd de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te vrijwaren.

(7)

De huidige verstoringen van de gasvoorziening, de verminderde beschikbaarheid van bepaalde elektriciteitscentrales en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de gas- en elektriciteitsprijzen vormen een ernstige moeilijkheid voor de levering van gas- en elektriciteitsproducten in de zin van artikel 122, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Er bestaat een ernstig risico dat de situatie in het winterseizoen 2022-23 verder zal verslechteren in geval van verdere verstoringen van de gasvoorziening en een koud winterseizoen, waardoor de vraag naar gas en elektriciteit toeneemt. Een dergelijke verdere verslechtering zou kunnen leiden tot meer opwaartse druk op de prijzen van gas en andere energiegrondstoffen, met gevolgen voor de elektriciteitsprijzen.

(8)

De verstoring van de energiemarkt door een van de belangrijkste marktspelers die de gasvoorziening kunstmatig heeft verminderd in het kader van de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, en de hybride oorlog die aldus wordt gevoerd, hebben geleid tot een crisissituatie die noopt tot de vaststelling van een reeks dringende, tijdelijke en uitzonderlijke economische maatregelen om de ondraaglijke gevolgen voor consumenten en bedrijven aan te pakken. Zonder snelle aanpak kan deze crisis ernstige negatieve gevolgen hebben voor de inflatie, voor de liquiditeit van marktdeelnemers en voor de economie als geheel.

(9)

Een eensgezinde en goed gecoördineerde respons in de hele Unie is nodig om de sterke stijging van de elektriciteitsprijzen en de gevolgen daarvan voor huishoudens en industrie aan te pakken. Ongecoördineerde nationale maatregelen kunnen de werking van de interne energiemarkt aantasten, de voorzieningszekerheid in gevaar brengen en leiden tot verdere prijsstijgingen in de lidstaten die het zwaarst door de crisis zijn getroffen. Het waarborgen van de integriteit van de interne elektriciteitsmarkt is daarom van cruciaal belang om de noodzakelijke solidariteit tussen de lidstaten te behouden en te versterken.

(10)

Hoewel sommige lidstaten mogelijk meer worden blootgesteld aan de gevolgen van een verstoring van de Russische gasvoorziening en de daaruit voortvloeiende prijsstijgingen, kunnen alle lidstaten bijdragen tot het beperken van de economische schade die door een dergelijke verstoring wordt veroorzaakt door passende maatregelen te nemen ter vermindering van de vraag. Het verminderen van de vraag naar elektriciteit op nationaal niveau kan een positief, Uniebreed effect hebben op de elektriciteitsprijzen, aangezien elektriciteitsmarkten gekoppeld zijn en besparingen in één lidstaat dus ook andere lidstaten ten goede komen.

(11)

Ongecoördineerde plafonds op marktinkomsten uit elektriciteit die wordt geproduceerd door generatoren met lagere marginale kosten, zoals hernieuwbare energiebronnen, kernenergie en bruinkool (“inframarginale generatoren”), kunnen leiden tot aanzienlijke verstoringen tussen de generatoren in de Unie, aangezien de generatoren in de hele Unie concurreren op een gekoppelde elektriciteitsmarkt. Een toezegging om voor de hele Unie een gezamenlijk plafond op het surplus aan marktinkomsten van inframarginale generatoren vast te stellen, moet het mogelijk maken dergelijke verstoringen te voorkomen. Bovendien kunnen niet alle lidstaten consumenten in dezelfde mate ondersteunen als gevolg van beperkte financiële middelen, terwijl sommige elektriciteitsproducenten tegelijkertijd aanzienlijke surplussen aan inkomsten kunnen blijven ontvangen. Solidariteit tussen de lidstaten door middel van het Uniebrede plafond op marktinkomsten moet inkomsten genereren voor de lidstaten om maatregelen te financieren ter ondersteuning van eindafnemers van elektriciteit, zoals huishoudens, kleine en middelgrote ondernemingen (“kmo’s”) en energie-intensieve sectoren, terwijl tegelijkertijd de prijssignalen op de markten in heel de Unie behouden blijven en de grensoverschrijdende handel in stand wordt gehouden.

(12)

Gelet op de extreme stijging van de detailhandelsprijzen voor gas en elektriciteit zijn staats- en overheidsmaatregelen ter bescherming van de verbruikers van bijzonder belang. Het effect van de gasleveringstekorten op de elektriciteitsprijzen alsook de mogelijkheid om steunmaatregelen uit de staatsbegroting te financieren, verschillen echter van lidstaat tot lidstaat. Indien slechts enkele lidstaten die over voldoende middelen beschikken, afnemers en leveranciers kunnen beschermen, zou dit tot ernstige verstoringen in de interne markt leiden. Een uniforme verplichting om de surplussen aan inkomsten door te berekenen aan de verbruikers zou alle lidstaten in staat stellen hun consumenten te beschermen. Het positieve effect op de energieprijzen zou een positieve impact hebben op de onderling verbonden energiemarkt van de Unie en zou ook helpen de inflatie te temperen. Daarom zouden maatregelen vastgesteld in één lidstaat, in een geest van solidariteit, in de onderling verbonden markt van de Unie ook een positief effect hebben in andere lidstaten.

(13)

In de huidige situatie lijkt het passend dat op het niveau van de Unie actie wordt ondernomen door de invoering van een solidariteitsbijdrage voor Unie-ondernemingen en vaste inrichtingen met activiteiten in de sectoren ruwe olie, aardgas, kolen en raffinage, om de directe economische gevolgen van de scherpe stijging van de energieprijzen voor de begrotingen van overheidsinstanties en voor eindverbruikers en bedrijven in de hele Unie te verzachten. Een dergelijke solidariteitsbijdrage moet een uitzonderlijke en strikt tijdelijke maatregel zijn.

(14)

De solidariteitsbijdrage is een geschikt middel om het surplus aan winsten aan te pakken in geval van onvoorziene omstandigheden. Deze winsten komen niet overeen met enige gebruikelijke winst die Unie-ondernemingen of vaste inrichtingen met activiteiten in de sectoren ruwe olie, aardgas, kolen en raffinage onder normale omstandigheden zouden of hadden kunnen verwachten indien de onvoorspelbare gebeurtenissen op de energiemarkten niet zouden hebben plaatsgevonden. Daarom is de invoering van een solidariteitsbijdrage een gezamenlijke en gecoördineerde maatregel die, in een geest van solidariteit, de nationale autoriteiten in staat stelt extra opbrengsten te genereren om financiële steun te verlenen aan huishoudens en bedrijven die zwaar worden getroffen door de scherpe stijging van de energieprijzen en tegelijkertijd een gelijk speelveld in de hele Unie te waarborgen. Deze bijdrage moet worden toegepast naast de reguliere vennootschapsbelasting die door elke lidstaat op de betrokken ondernemingen wordt geheven.

(15)

Om de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen op energiegebied te waarborgen, moeten de in deze verordening vastgestelde maatregelen fungeren als een pakket met onderling afhankelijke maatregelen die elkaar versterken. Alle lidstaten moeten de consumenten op een gerichte manier kunnen ondersteunen door middel van surplussen aan inkomsten die voortvloeien uit het plafond op marktinkomsten, door de vraag naar elektriciteit te verminderen, hetgeen bijdraagt tot een verlaging van de energieprijzen, en door middel van de opbrengsten uit een solidariteitsbijdrage die wordt opgelegd aan Unie-ondernemingen en vaste inrichtingen die actief zijn in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage. Tegelijkertijd zou een lagere vraag positieve effecten moeten hebben in termen van vermindering van de risico's voor de voorzieningszekerheid, in overeenstemming met de doelstellingen van Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(16)

De lidstaten moeten er daarom naar streven het totale bruto-elektriciteitsverbruik van alle consumenten te verminderen, met inbegrip van consumenten die nog niet zijn uitgerust met slimme metersystemen of apparaten die hen in staat stellen hun verbruik gedurende specifieke uren van de dag te monitoren.

(17)

Om de brandstofvoorraden voor elektriciteitsopwekking in stand te houden en specifiek gericht te zijn op de uren met de hoogste elektriciteitsprijs of het hoogste elektriciteitsverbruik, moet elke lidstaat, wanneer gasgestookte elektriciteitsopwekking een bijzonder significant effect heeft op de marginale prijs, zijn bruto-elektriciteitsverbruik tijdens vastgestelde piekuren verminderen.

(18)

Op basis van het typische elektriciteitsverbruiksprofiel binnen piekuren zou een bindende vraagreductiedoelstelling van 5 % tijdens piekuren ervoor zorgen dat de lidstaten zich meer specifiek richten op consumenten die flexibiliteit kunnen bieden via vraagvermindering op uurbasis, onder meer via onafhankelijke aankoopgroeperingen. Daarom moet een actieve vermindering van de vraag naar elektriciteit met ten minste 5 % tijdens bepaalde uren bijdragen tot een lager brandstofverbruik en tot een soepelere verdeling van de vraag over de uren, met gevolgen voor de marktprijzen per uur.

(19)

De lidstaten moeten zelf de passende maatregelen kunnen kiezen om de doelstellingen voor de terugdringing van de vraag te halen, zodat zij rekening kunnen houden met de specifieke nationale kenmerken. Bij het opzetten van maatregelen om de vraag naar elektriciteit te verminderen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat die maatregelen zodanig worden ontworpen dat zij de elektrificatiedoelstellingen van de Unie zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 8 juli 2020 over “Energie voor een klimaatneutrale economie: een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem”, niet ondermijnen. Elektrificatie is van cruciaal belang om de afhankelijkheid van de Unie van fossiele brandstoffen te verminderen en de strategische autonomie van de Europese Unie op de lange termijn te waarborgen, aangezien zij ertoe leidt dat de omvang van deze energiecrisis wordt beperkt en toekomstige energiecrises worden voorkomen. Maatregelen om het bruto-elektriciteitsverbruik te verminderen kunnen bestaan uit nationale bewustmakingscampagnes, de publicatie van gerichte informatie over de voorspelde situatie in het elektriciteitssysteem, regelgevingsmaatregelen ter beperking van niet-essentieel energieverbruik en gerichte stimulansen om het elektriciteitsverbruik te verminderen.

(20)

Bij het vaststellen van passende maatregelen ter vermindering van de vraag tijdens de piekuren moeten de lidstaten met name marktgebaseerde maatregelen overwegen, zoals veilingen of aanbestedingen, waarmee zij een vermindering van het verbruik op een economisch efficiënte manier kunnen stimuleren. Met het oog op efficiëntie en een snelle uitvoering kunnen de lidstaten gebruikmaken van bestaande initiatieven, en bestaande regelingen uitbreiden om vraagrespons te ontwikkelen. De op nationaal niveau genomen maatregelen kunnen ook financiële stimulansen of compensatie voor getroffen marktdeelnemers omvatten, indien naast de verwachte normale consumptie een tastbare vermindering van de vraag wordt bereikt.

(21)

Om de lidstaten bij te staan en te begeleiden bij het verwezenlijken van de in deze verordening vastgestelde noodzakelijke reducties van de vraag, moet de Commissie de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten vergemakkelijken.

(22)

Gezien de buitengewone en plotselinge stijging van de elektriciteitsprijzen en het dreigende risico van verdere stijgingen, moeten de lidstaten onmiddellijk de maatregelen vaststellen die nodig zijn om het bruto-elektriciteitsverbruik te verminderen, teneinde snelle prijsverlagingen mogelijk te maken en het gebruik van fossiele brandstoffen tot een minimum te beperken.

(23)

Op de day-ahead-groothandelsmarkt worden de goedkoopste energiecentrales eerst ingezet, maar de prijs die alle marktdeelnemers ontvangen, wordt bepaald door de laatste centrale die nodig is om aan de vraag te voldoen, d.w.z. de centrale met de hoogste marginale kosten wanneer de markt wordt gecleard. De recente stijging van de gas- en steenkoolprijzen heeft geleid tot een uitzonderlijke en aanhoudende stijging van de prijzen waartegen de gas- of kolengestookte elektriciteitscentrales op de day-ahead-groothandelsmarkt bieden. Dat heeft op zijn beurt geleid tot uitzonderlijk hoge prijzen op de day-ahead-markt in de hele Unie, aangezien dit vaak de installaties zijn met de hoogste marginale kosten die nodig zijn om aan de vraag naar elektriciteit te voldoen.

(24)

Gezien de rol van de prijs op de day-ahead-markt als referentie voor de prijs op andere groothandelsmarkten voor elektriciteit en het feit dat alle marktdeelnemers de clearingprijs ontvangen, hebben de technologieën met aanzienlijk lagere marginale kosten sinds de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne in februari 2022 voortdurend hoge inkomsten geboekt, die ruimschoots hoger liggen dan hetgeen zij verwachtten toen zij besloten te investeren.

(25)

In een situatie waarin consumenten worden blootgesteld aan extreem hoge prijzen die ook schadelijk zijn voor de economie van de Unie, moeten de buitengewone marktinkomsten van producenten met lagere marginale kosten tijdelijk worden beperkt door de toepassing van het plafond op marktinkomsten uit de verkoop van elektriciteit binnen de Unie.

(26)

Om te voorkomen dat de toepassing van het plafond op marktinkomsten wordt omzeild, moeten de lidstaten doeltreffende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het plafond op marktinkomsten daadwerkelijk wordt toegepast in situaties waarin producenten deel uitmaken van een groep ondernemingen.

(27)

Het niveau waarop het plafond op marktinkomsten wordt vastgesteld, mag geen afbreuk doen aan het vermogen van de producenten op wie het wordt toegepast, met inbegrip van producenten van hernieuwbare energie, om hun investerings- en exploitatiekosten terug te verdienen, en moet toekomstige investeringen in de capaciteit die nodig is voor een koolstofvrij en betrouwbaar elektriciteitssysteem in stand houden en stimuleren. Het plafond op marktinkomsten, dat een uniform plafond in de hele Unie is, is het meest geschikt om de werking van de interne elektriciteitsmarkt te vrijwaren, aangezien de op prijzen gebaseerde concurrentie tussen elektriciteitsproducenten op basis van verschillende technologieën, met name voor hernieuwbare energiebronnen, hierdoor in stand wordt gehouden.

(28)

Hoewel occasionele en kortetermijnpieken in de prijzen als een normaal kenmerk op een elektriciteitsmarkt kunnen worden beschouwd en voor sommige investeerders nuttig kunnen zijn om hun opwekkingsinvesteringen terug te krijgen, verschilt de extreme en aanhoudende prijsstijging sinds februari 2022 aanzienlijk van een normale marktsituatie met occasionele piekprijzen. Daarom mag het plafond op marktinkomsten niet lager zijn dan de redelijke verwachtingen van de marktdeelnemers ten aanzien van het gemiddelde niveau van de elektriciteitsprijzen in de uren waarin de vraag naar elektriciteit het hoogst was, vóór de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne. Vóór februari 2022 waren de verwachtingen voor de gemiddelde piekprijzen op de groothandelsmarkt voor elektriciteit in de hele Unie in de afgelopen decennia consequent aanzienlijk minder dan 180 EUR per MWh, ondanks de verschillen in elektriciteitsprijzen tussen de regio's in de Unie. Aangezien het initiële investeringsbesluit van de marktdeelnemers is genomen op basis van de verwachting dat de prijzen tijdens piekuren gemiddeld lager zouden zijn dan dat niveau, is de vaststelling van het plafond op marktinkomsten van 180 EUR per MWh een niveau dat ruim boven die aanvankelijke marktverwachtingen ligt. Door een marge te laten op de prijs die beleggers redelijkerwijs hadden kunnen verwachten, moet ervoor worden gezorgd dat het plafond op marktinkomsten niet ingaat tegen de initiële beoordeling van de investeringsrentabiliteit.

(29)

Bovendien is het plafond op marktinkomsten van 180 EUR per MWh aanzienlijk hoger, met inbegrip van een redelijke marge, dan de huidige genormaliseerde energiekosten (“levelised cost of energy”, LCOE) voor de relevante opwekkingstechnologieën, zodat de producenten waarop het van toepassing is, hun investeringen en exploitatiekosten kunnen dekken. Aangezien het plafond op marktinkomsten een aanzienlijke marge laat tussen de redelijke LCOE en het plafond op marktinkomsten, kan niet worden verwacht dat het afbreuk doet aan de investering in nieuwe inframarginale capaciteit.

(30)

Het plafond op marktinkomsten moet worden vastgesteld op basis van marktinkomsten en niet op basis van de totale opwekkingsinkomsten (met inbegrip van andere potentiële bronnen van inkomsten, zoals de terugleverpremie), om te voorkomen dat de aanvankelijk verwachte winstgevendheid van een project aanzienlijk wordt beïnvloed. Ongeacht de contractuele vorm waarin de handel in elektriciteit kan plaatsvinden, mag het plafond op marktinkomsten alleen gelden voor gerealiseerde marktinkomsten. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat producenten die niet daadwerkelijk profiteren van de huidige hoge elektriciteitsprijzen, worden benadeeld omdat zij hun inkomsten hebben afgedekt tegen schommelingen op de groothandelsmarkt voor elektriciteit. Derhalve, voor zover bestaande of toekomstige contractuele verplichtingen, zoals afname-overeenkomsten voor hernieuwbare stroom en andere soorten stroomafname-overeenkomsten of termijnhedges, leiden tot marktinkomsten uit de productie van elektriciteit tot het niveau van het plafond op marktinkomsten, mag deze verordening geen afbreuk doen aan dergelijke inkomsten. De maatregel waarbij het plafond op marktinkomsten wordt ingevoerd, mag marktdeelnemers er dan ook niet van weerhouden dergelijke contractuele verplichtingen aan te gaan.

(31)

Hoewel de toepassing van het plafond op marktinkomsten op het moment van afwikkeling van transacties efficiënter kan zijn, is dit wellicht niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld als gevolg van verschillen in de wijze waarop de groothandelsmarkten voor elektriciteit zijn georganiseerd in de lidstaten en tussen verschillende tijdsbestekken. Om rekening te houden met nationale bijzonderheden en om de toepassing van het plafond op marktinkomsten op nationaal niveau te vergemakkelijken, moeten de lidstaten zelf kunnen beslissen of zij dit willen toepassen, hetzij wanneer de uitwisseling van elektriciteit wordt vereffend, hetzij daarna. De lidstaten moeten ook de vrijheid behouden om steunmaatregelen voor eindafnemers van elektriciteit voor te financieren en de marktinkomsten in een later stadium te innen. De Commissie moet de lidstaten bijstaan bij de uitvoering van die maatregel.

(32)

Het plafond op marktinkomsten moet van toepassing zijn op technologieën waarvan de marginale kosten lager zijn dan het plafond op marktinkomsten, zoals windenergie, zonne-energie, kernenergie of bruinkool.

(33)

Het plafond op marktinkomsten mag niet van toepassing zijn op technologieën met hoge marginale kosten in verband met de prijs van de inputbrandstof die nodig is voor de productie van elektriciteit, zoals gas- en steenkoolgestookte energiecentrales, aangezien de exploitatiekosten ervan aanzienlijk boven het niveau van het plafond op marktinkomsten zouden liggen en de toepassing ervan hun economische levensvatbaarheid in gevaar zou brengen. Om de prikkels voor een algehele daling van het gasverbruik te handhaven, mag het plafond op marktinkomsten evenmin van toepassing zijn op technologieën die rechtstreeks concurreren met gasgestookte energiecentrales om het elektriciteitssysteem van flexibiliteit te voorzien en die op basis van hun alternatieve kosten, zoals vraag-respons en opslag, op de elektriciteitsmarkt bieden.

(34)

Het plafond op marktinkomsten mag niet van toepassing zijn op technologieën die als inputbrandstoffen worden gebruikt ter vervanging van aardgas, zoals biomethaan, om de conversie van bestaande gasgestookte energiecentrales overeenkomstig de REPowerEU-doelstellingen, met name overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 18 mei 2022 over het REPowerEU-plan (“het REPowerEU-plan”), niet in gevaar te brengen.

(35)

Om de stimulansen voor de ontwikkeling van innovatieve technologieën te vrijwaren, mag het plafond op marktinkomsten niet van toepassing zijn op demonstratieprojecten.

(36)

In sommige lidstaten zijn de inkomsten uit sommige generatoren reeds geplafonneerd door staats- en overheidsmaatregelen zoals feed-in-tarieven en tweerichtingscontracten ter verrekening van verschillen. Die generatoren profiteren niet van hogere inkomsten als gevolg van de recente piek in de elektriciteitsprijzen. Bestaande producenten die zijn onderworpen aan dit soort overheidsmaatregelen, die niet zijn vastgesteld als antwoord op de huidige energiecrisis, moeten dus van de toepassing van het plafond op marktinkomsten worden uitgesloten. Op vergelijkbare wijze mag het plafond op marktinkomsten niet gelden voor producenten wier marktinkomsten onderworpen zijn aan andere reguleringsmaatregelen van overheidsinstanties op grond waarvan inkomsten rechtstreeks aan consumenten worden overgedragen.

(37)

Om een effectieve handhaving van het plafond op marktinkomsten te handhaven, verstrekken producenten, intermediairs en relevante marktdeelnemers de bevoegde instanties van de lidstaten en, in voorkomend geval, systeembeheerders en benoemde elektriciteitsmarktbeheerders, de benodigde gegevens. Gezien het grote aantal individuele transacties waarvoor de bevoegde instanties van de lidstaten het plafond op marktinkomsten moeten handhaven, moeten die instanties voor de berekening van het plafond van marktinkomsten kunnen gebruikmaken van redelijke ramingen.

(38)

Om op situaties te kunnen reageren waarin de toepassing van het plafond op marktinkomsten van invloed kan zijn op de prikkels van marktdeelnemers om over te stappen op balanceringsenergie of redispatching en compensatiehandel, moeten de lidstaten kunnen besluiten het plafond niet toe te passen op de marktinkomsten uit de verkoop van elektriciteit op de balanceringsenergiemarkt en uit de financiële compensatie voor redispatching en compensatiehandel.

(39)

Om redenen van voorzieningszekerheid moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om het plafond op marktinkomsten zodanig vast te stellen dat de elektriciteitsproducenten 10 % van het surplus aan inkomsten boven het plafond op marktinkomsten kunnen houden.

(40)

Aangezien de productiemix en de kostenstructuur van elektriciteitsproductie-installaties sterk verschillen van lidstaat tot lidstaat, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om onder specifieke omstandigheden nationale crisismaatregelen in te voeren, dan wel deze te handhaven.

(41)

De lidstaten moeten met name de mogelijkheid behouden om de inkomsten van de producenten waarop het Unie plafond op marktinkomsten van toepassing is, verder te beperken en zij moeten een specifiek plafond kunnen vaststellen op de marktinkomsten uit de verkoop van elektriciteit uit steenkool, waarvan de prijs aanzienlijk lager kan zijn dan de prijs van elektriciteit uit marginale technologieën in sommige lidstaten. Met het oog op de rechtszekerheid moet het de lidstaten ook worden toegestaan nationale crisismaatregelen te handhaven of in te voeren die de marktinkomsten beperken van andere producenten dan die waarvoor het Uniebrede plafond op marktinkomsten geldt.

(42)

Om de voorzieningszekerheid te waarborgen, moeten de lidstaten een hoger plafond op marktinkomsten kunnen vaststellen voor producenten die anders aan het Uniebrede plafond op marktinkomsten zouden zijn onderworpen, wanneer hun investerings- en exploitatiekosten hoger zijn dan het Uniebrede plafond op marktinkomsten.

(43)

De toegenomen handelsstromen tussen biedzones als gevolg van crisisgerelateerde grote prijsverschillen tussen die zones hebben in sommige lidstaten geleid tot een aanzienlijke stijging van de congestie-opbrengsten. Inkomsten uit congestie-ontvangsten moeten verder worden toegewezen om de in artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad (5) vastgestelde prioritaire doelstellingen te verwezenlijken. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid krijgen, bij wijze van uitzondering, in naar behoren gemotiveerde gevallen en onder toezicht van hun regulerende instanties, om het resterende surplus aan inkomsten rechtstreeks over de eindafnemers van elektriciteit te verdelen in plaats van deze inkomsten uitsluitend te gebruiken voor de in artikel 19, lid 3, van die verordening genoemde doelen.

(44)

Aangezien door de toepassing van het plafond op marktinkomsten niet alle lidstaten hun eindafnemers in dezelfde mate kunnen ondersteunen als gevolg van omstandigheden die verband houden met hun afhankelijkheid van de invoer van elektriciteit uit andere landen, is het noodzakelijk dat lidstaten met een netto-invoer van elektriciteit van 100 % of meer toegang hebben tot overeenkomsten om het surplus aan inkomsten in een geest van solidariteit met de belangrijkste exporterende lidstaat te delen. Dergelijke solidariteitsovereenkomsten worden ook aangemoedigd, met name om rekening te houden met onevenwichtige handelsbetrekkingen.

(45)

De commerciële en handelspraktijken en het regelgevingskader in de elektriciteitssector verschillen aanzienlijk van die in de sector fossiele brandstoffen. Aangezien het plafond op marktinkomsten bedoeld is om het marktresultaat te simuleren dat producenten hadden kunnen verwachten indien de mondiale toeleveringsketens normaal hadden gefunctioneerd zonder de verstoringen van de gasvoorziening sinds februari 2022, is het noodzakelijk dat de maatregel betreffende elektriciteitsproducenten van toepassing is op de inkomsten uit de opwekking van elektriciteit. Aangezien de tijdelijke solidariteitsbijdrage gericht is op de winstgevendheid van Unie-ondernemingen en vaste inrichtingen met activiteiten in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage, die aanzienlijk is toegenomen ten opzichte van voorgaande jaren, is het anderzijds noodzakelijk dat de tijdelijke solidariteitsbijdrage wordt toegepast op hun winsten.

(46)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het surplus aan inkomsten dat voortvloeit uit de toepassing van het plafond op marktinkomsten op het gebied van elektriciteit, wordt doorgegeven aan de eindafnemers van elektriciteit om de gevolgen van uitzonderlijk hoge elektriciteitsprijzen te beperken. Het surplus aan inkomsten moet gericht zijn op de afnemers, met inbegrip van zowel huishoudens als bedrijven, die bijzonder zwaar worden getroffen door de hoge elektriciteitsprijzen. Zonder de voorgestelde maatregelen bestaat het risico dat alleen rijkere lidstaten over de middelen beschikken om hun consumenten te beschermen, met ernstige verstoringen op de interne markt tot gevolg.

(47)

De inkomsten uit het plafond moeten de lidstaten helpen maatregelen te financieren zoals inkomensoverdrachten, kortingen op rekeningen, compensatie voor leveranciers voor levering onder de kostprijs, en investeringen die zouden leiden tot een structurele vermindering van het verbruik, met name van elektriciteit uit fossiele brandstoffen. Wanneer steun wordt verleend aan niet-huishoudelijke afnemers, moeten die investeringen gaan doen in decarbonisatietechnologieën, met inbegrip van hernieuwbare energie, bijvoorbeeld door middel van een stroomkoopovereenkomst of directe investeringen in de opwekking van hernieuwbare energie, of investeringen gaan doen in energie-efficiëntie.

(48)

Overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit vormt in beginsel een marktverstorende maatregel. Dergelijke maatregelen mogen derhalve alleen worden uitgevoerd als openbaredienstverplichtingen en moeten worden onderworpen aan specifieke voorwaarden. Momenteel zijn gereguleerde prijzen op grond van Richtlijn (EU) 2019/944 mogelijk voor huishoudens en micro-ondernemingen en zijn zij ook mogelijk onder de kostprijs voor energiearme en kwetsbare afnemers. In het licht van de huidige uitzonderlijke stijging van de elektriciteitsprijzen moet het instrumentarium van maatregelen waarover de lidstaten beschikken om consumenten te ondersteunen, echter tijdelijk worden uitgebreid door het mogelijk te maken gereguleerde prijzen uit te breiden tot kleine en middelgrote ondernemingen en door gereguleerde prijzen onder de kostprijs toe te staan. Een dergelijke uitbreiding zou kunnen worden gefinancierd door middel van het plafond op marktinkomsten.

(49)

Het is belangrijk dat gereguleerde detailhandelsprijzen, wanneer zij onder de kostprijs liggen, niet discrimineren tussen leveranciers of hun geen onredelijke kosten opleggen. De leveranciers moeten daarom op billijke wijze worden vergoed voor de kosten die zij maken om tegen gereguleerde prijzen te leveren, onverminderd de toepassing van de staatssteunregels. De kosten van onder de kostprijs liggende gereguleerde prijzen moeten worden gefinancierd uit de inkomsten die voortvloeien uit de toepassing van het plafond op marktinkomsten. Om te voorkomen dat deze maatregelen de vraag naar elektriciteit doen toenemen, en tegelijkertijd toch aan de energiebehoeften van de consumenten te voldoen, mogen de onder de kostprijs liggende gereguleerde prijzen slechts een beperkt deel van het verbruik dekken. Regelingen voor achtervangleveranciers en de keuze door de lidstaten van de achtervangleverancier moeten onverlet worden gelaten door deze verordening.

(50)

Zonder hun kostenstructuur aanzienlijk te veranderen en hun investeringen te verhogen, hebben Unie-ondernemingen en vaste inrichtingen die ten minste 75 % van de omzet met activiteiten in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage genereren, hun winsten sterk zien stijgen als gevolg van de plotselinge en onvoorspelbare omstandigheden van de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, een verminderde energievoorziening en een stijgende vraag als gevolg van recordtemperaturen.

(51)

De tijdelijke solidariteitsbijdrage zal fungeren als een herverdelingsmaatregel om ervoor te zorgen dat de betrokken ondernemingen die als gevolg van de onverwachte omstandigheden een surplus aan winsten hebben behaald, naar verhouding bijdragen tot de verbetering van de energiecrisis op de interne markt.

(52)

De basis voor de berekening van de tijdelijke solidariteitsbijdrage is de belastbare winst van de ondernemingen en vaste inrichtingen die in de Unie belastingplichtig zijn in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage, zoals bepaald in bilaterale verdragen of de nationale belastingwetgeving van de lidstaten voor het boekjaar dat begint op of na 1 januari 2022 en/of 1 januari 2023 en gedurende de volle duur daarvan. De lidstaten die alleen winstuitkeringen belasten, moeten de tijdelijke solidariteitsbijdrage toepassen op de berekende winst, ongeacht de uitkering ervan. Het boekjaar wordt bepaald aan de hand van de regels die in het nationale recht van de lidstaten gelden.

(53)

Alleen de winst gemaakt in 2022 en/of 2023 die meer dan 20 % hoger ligt dan de gemiddelde belastbare winst in de vier boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2018, mag worden onderworpen aan de solidariteitsbijdrage.

(54)

Deze aanpak zou ervoor zorgen dat een deel van de winstmarge, dat niet is toe te schrijven aan de onvoorspelbare ontwikkelingen op de energiemarkten als gevolg van de onwettige aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, door de betrokken energieondernemingen van de Unie en vaste inrichtingen kan worden gebruikt voor toekomstige investeringen of voor het waarborgen van hun financiële stabiliteit tijdens de huidige energiecrisis, ook voor de energie-intensieve industrie. Deze aanpak voor het bepalen van de berekeningsgrondslag zou ervoor zorgen dat de solidariteitsbijdragen in de verschillende lidstaten evenredig zijn. Tegelijkertijd moet de vaststelling van een minimumpercentage ervoor zorgen dat de solidariteitsbijdragen billijk en evenredig zijn. Het moet de lidstaten vrijstaan voor hun solidariteitsbijdrage een tarief toe te passen dat hoger is dan 33 %. Dit moet deze lidstaten in staat stellen het voorkeurstarief vast te stellen dat zij in het kader van hun nationale rechtsstelsels aanvaardbaar en passend achten.

(55)

De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om de volledige toepassing van de bij deze verordening vastgestelde solidariteitsbijdrage te waarborgen en moeten zorgen voor de nodige aanpassingen in hun nationaal recht, met name om de tijdige inning van de solidariteitsbijdrage te waarborgen, onder meer op basis van netto-inkomsten waarmee de solidariteitsbijdrage kan worden verrekend, om rekening te houden met de aftrekbaarheid of niet-aftrekbaarheid van de solidariteitsbijdrage, of om rekening te houden met de verrekening van verliezen uit voorgaande boekjaren, met de consistente verrekening van verkorte boekjaren voor in 2022 en/of 2023 opgerichte ondernemingen, of met bedrijfsherstructurering of -fusies, met het oog op de berekening van de solidariteitsbijdrage.

(56)

De solidariteitsbijdrage moet worden gebruikt voor i) financiële steunmaatregelen voor eindafnemers van energie, en in het bijzonder kwetsbare huishoudens, om de gevolgen van de hoge energieprijzen te verzachten; ii) financiële steunmaatregelen om het energieverbruik te helpen verminderen; iii) financiële steunmaatregelen ter ondersteuning van ondernemingen in energie-intensieve sectoren; en iv) financiële steunmaatregelen om de autonomie van de Unie op energiegebied te ontwikkelen. Het moet de lidstaten ook worden toegestaan een deel van de opbrengsten van de tijdelijke solidariteitsbijdrage toe te wijzen aan gemeenschappelijke financiering. Deze maatregelen vereisen een aanzienlijke flexibiliteit om rekening te houden met de begrotingsprocessen van de lidstaten.

(57)

Het gebruik van de opbrengsten voor die doeleinden weerspiegelt het uitzonderlijke en tijdelijke karakter van de solidariteitsbijdrage als een maatregel die tot doel heeft de schadelijke gevolgen van de energiecrisis voor huishoudens en bedrijven in de hele Unie te beperken en te verzachten, ter bescherming van de interne markt en ter voorkoming van het risico van verdere versnippering. De scherpe stijging van de energieprijzen heeft gevolgen voor alle lidstaten. Gezien de verschillen in hun respectievelijke energiemix worden de lidstaten echter niet allemaal op dezelfde manier getroffen en hebben zij niet allemaal dezelfde begrotingsruimte om de nodige maatregelen te nemen om kwetsbare huishoudens en bedrijven te beschermen. Bij gebrek aan een Uniemaatregel, zoals een solidariteitsbijdrage, bestaat er een groot risico van verstoring en verdere versnippering van de interne markt, wat nadelig zou zijn voor alle lidstaten, gezien de integratie van de energiemarkten en de waardeketens. Het aanpakken van energiearmoede en het aanpakken van de sociale gevolgen van de energiecrisis, met name om werknemers in blootgestelde sectoren te beschermen, zijn ook een kwestie van solidariteit tussen de lidstaten. Om het effect ervan te maximaliseren, moeten de opbrengsten van de solidariteitsbijdrage op gecoördineerde wijze en/of via financieringsinstrumenten van de Unie in een geest van solidariteit worden gebruikt.

(58)

De lidstaten moeten hun financiële steunmaatregelen met name richten op de meest kwetsbare huishoudens en bedrijven, die het zwaarst worden getroffen door de scherpe stijging van de energieprijzen. Dit zou de prijsprikkel behouden om de vraag naar energie te verminderen en energie te besparen. Daarnaast zou het richten van de maatregelen op de meest kwetsbare huishoudens en huishoudens met liquiditeitskrapte een positief effect hebben op de totaalconsumptie, doordat zo wordt vermeden dat dit al te sterk ten koste gaat van uitgaven voor niet-energiegoederen, aangezien bij die groep huishoudens een groot deel van het inkomen naar consumptie gaat. Voorts moeten de opbrengsten van de solidariteitsbijdrage worden gebruikt om de vermindering van het energieverbruik te bevorderen. In dit verband moeten deze opbrengsten bijvoorbeeld worden gebruikt voor vraagverminderende veilingen of aanbestedingsregelingen, het verlagen van de kosten voor de aankoop van energie van eindafnemers van energie voor bepaalde energieverbruiksvolumes, of het bevorderen van investeringen door eindafnemers van energie, zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven, in hernieuwbare energiebronnen, investeringen in energie-efficiëntie of andere decarbonisatietechnologieën. De opbrengsten uit de solidariteitsbijdrage moeten ook worden gebruikt om financiële steun te verlenen aan ondernemingen in energie-intensieve sectoren en in regio's die van die sectoren afhankelijk zijn. De kosten in energie-intensieve sectoren zoals de meststoffenindustrie schieten als gevolg van de sterk stijgende energieprijzen de hoogte in. Financiële steunmaatregelen moeten afhankelijk worden gemaakt van investeringen in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie of andere decarbonisatietechnologieën. Voorts moeten maatregelen die de Unie op energiegebied autonomer maken, worden ondersteund met investeringen in overeenstemming met de doelstellingen in de mededeling van de Commissie van 8 maart 2022 over REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie (“het gemeenschappelijk Europees optreden REPowerEU”) en in het REPowerEU-plan, in het bijzonder voor projecten met een grensoverschrijdende dimensie.

(59)

De lidstaten kunnen ook besluiten een deel van de opbrengst uit de solidariteitsbijdrage toe te wijzen aan de gemeenschappelijke financiering van maatregelen om de schadelijke gevolgen van de energiecrisis te beperken, met inbegrip van steun voor de bescherming van de werkgelegenheid en voor de om- en bijscholing van werknemers of ter bevordering van investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, met inbegrip van grensoverschrijdende projecten. Het gemeenschappelijke financieringsaspect omvat zowel projectgebaseerde kostendeling tussen de lidstaten als kanalisering via een Unie-instrument op basis van de vrijwillige toewijzing door de lidstaten van inkomsten aan de Uniebegroting in een geest van solidariteit.

(60)

Regelmatige en doeltreffende monitoring en verslaglegging aan de Commissie zijn van essentieel belang voor de beoordeling van de vooruitgang die de lidstaten hebben geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor de terugdringing van de vraag, de uitvoering van het plafond op marktinkomsten, het gebruik van de surplussen aan inkomsten en de toepassing van gereguleerde prijzen.

(61)

De lidstaten moeten aan de Commissie verslag uitbrengen over de toepassing van de solidariteitsbijdrage op hun respectieve grondgebied en over eventuele wijzigingen die zij daartoe in hun nationale rechtskader aanbrengen, met inbegrip van aanvullende wetgeving die nodig kan zijn om te zorgen voor een consistente binnenlandse uitvoering van de solidariteitsbijdrage.

(62)

De lidstaten moeten ook verslag uitbrengen over het gebruik van de opbrengsten uit de solidariteitsbijdrage. Dit moet er met name voor zorgen dat de lidstaten de opbrengsten gebruiken in overeenstemming met het gebruik waarin deze verordening voorziet.

(63)

De lidstaten moeten de bij deze verordening vastgestelde solidariteitsbijdrage op hun respectieve grondgebied toepassen, tenzij zij gelijkwaardige nationale maatregelen hebben vastgesteld. De doelstelling van de nationale maatregel wordt geacht vergelijkbaar te zijn met de algemene doelstelling van de solidariteitsbijdrage die in deze verordening is vastgesteld, indien deze erin bestaat bij te dragen tot de betaalbaarheid van energie. Een nationale maatregel moet worden geacht aan vergelijkbare regels te zijn onderworpen als de solidariteitsbijdrage indien deze betrekking heeft op activiteiten van de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage, een grondslag vaststelt, in een tarief voorziet en ervoor zorgt dat de opbrengsten van de nationale maatregel voor doeleinden die vergelijkbaar zijn met die van de solidariteitsbijdrage.

(64)

De solidariteitsbijdrage en het desbetreffende rechtskader van de Unie moeten van tijdelijke aard zijn om de uitzonderlijke en dringende situatie aan te pakken die zich in de Unie heeft voorgedaan met betrekking tot de scherpe stijging van de energieprijzen. De solidariteitsbijdrage moet van toepassing zijn ter dekking van het surplus aan winsten die in 2022 en/of 2023 worden gegenereerd om de schadelijke gevolgen van de huidige energiecrisis voor huishoudens en bedrijven aan te pakken en te verzachten. De toepassing van de solidariteitsbijdrage over het volledige boekjaar moet het mogelijk maken de surplussen aan winsten voor de betrokken periode te gebruiken, in het algemeen belang van een verzachting van de gevolgen van de energiecrisis, terwijl de betrokken ondernemingen een passende mate van winstgevendheid wordt gelaten.

(65)

De solidariteitsbijdrage mag alleen gelden voor het boekjaar 2022 en/of 2023. Uiterlijk op 15 oktober 2023 en uiterlijk op 15 oktober 2024, wanneer de nationale autoriteiten zicht hebben op de inning van de solidariteitsbijdrage, moet de Commissie de situatie evalueren en een verslag aan de Raad voorleggen.

(66)

Indien een lidstaat moeilijkheden ondervindt bij de toepassing van deze verordening en met name van de tijdelijke solidariteitsbijdrage, dient hij in voorkomend geval de Europese Commissie te raadplegen overeenkomstig artikel 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VWEU).

(67)

Gezien de structurele economische en sociale situatie en hun fysieke kenmerken kunnen ultraperifere gebieden in de zin van artikel 349 TFEU niet met de elektriciteitsmarkten van de Unie worden verbonden. Zij moeten derhalve de bepalingen inzake de vermindering van het bruto-elektriciteitsverbruik tijdens piekuren en het plafond op marktinkomsten niet toepassen. Daarnaast moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om elektriciteit die wordt opgewekt in kleinschalig geïsoleerde systemen of kleinschalig verbonden systemen zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2019/944 van de toepassing van die bepalingen uit te sluiten. Voorts passen Cyprus en Malta, vanwege hun specifieke kenmerken, het acquis van de energiemarkt van de Unie niet volledig toe. Cyprus is volledig geïsoleerd van trans-Europese energienetwerken en Malta heeft slechts een beperkte interconnectie. Aangezien een gedifferentieerde aanpak voor die lidstaten slechts een beperkt effect op de interne energiemarkt zou hebben, moeten Cyprus en Malta de bepalingen inzake de vermindering van hun bruto-elektriciteitsverbruik tijdens piekuren en het plafond op marktinkomsten op vrijwillige basis kunnen toepassen. Bovendien mag Cyprus, indien het besluit de bepalingen inzake het plafond op marktinkomsten toe te passen, en teneinde de stabiliteit van zijn elektriciteitssysteem te waarborgen, niet worden verplicht het plafond op marktinkomsten toe te passen op elektriciteit die wordt geproduceerd uit ruwe aardolie.

(68)

De volatiliteit van de onderliggende gasprijzen leidt tot moeilijkheden voor energiebedrijven die actief zijn op de termijnmarkten voor elektriciteit, met name om een geschikt onderpand te vinden. De Commissie beoordeelt momenteel, in samenwerking met de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Europese Bankautoriteit, kwesties in verband met de subsidiabiliteit van zekerheden en marges, en mogelijke manieren om buitensporige dagelijkse volatiliteit te beperken.

(69)

Bovendien zijn de maatregelen in deze verordening in overeenstemming met de aanvullende en lopende werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot de opzet van de markt op de lange termijn, zoals aangekondigd in haar mededeling van 18 mei 2022 over kortetermijninterventies op de energiemarkt en langetermijnverbeteringen van de opzet van de elektriciteitsmarkt, die samen met het REPowerEU-plan is gepubliceerd.

(70)

Gezien de omvang van de energiecrisis, de omvang van de sociale, economische en financiële gevolgen ervan en de noodzaak om zo spoedig mogelijk op te treden, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(71)

Gezien het uitzonderlijke karakter van de in deze verordening vastgestelde maatregelen en de noodzaak deze met name in het winterseizoen 2022-23 toe te passen, moet deze verordening van toepassing zijn tot en met 31 december 2023.

(72)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van een noodinterventie om de gevolgen van de hoge energieprijzen te verzachten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Onderwerp en definities

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening wordt een noodinterventie vastgesteld om de gevolgen van de hoge energieprijzen te verzachten door middel van uitzonderlijke, gerichte en in de tijd beperkte maatregelen. Die maatregelen zijn erop gericht het elektriciteitsverbruik te verminderen, een plafond te introduceren op de marktinkomsten die bepaalde producenten ontvangen uit de opwekking van elektriciteit en deze op gerichte wijze onder de eindafnemers van elektriciteit te herverdelen, de lidstaten in staat te stellen van overheidswege in te grijpen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit aan huishoudens en kmo’s, en regels vast te stellen voor een verplichte tijdelijke solidariteitsbijdrage van EU-ondernemingen en vaste inrichtingen die actief zijn in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage om bij te dragen tot de betaalbaarheid van energie voor huishoudens en bedrijven.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 2 van Richtlijn (EU) 2019/944. Daarnaast zijn ook de volgende definities van toepassing:

1)

“kleine en middelgrote onderneming” of “kmo”: een onderneming als omschreven in artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (6);

2)

“bruto-elektriciteitsverbruik”: de totale levering van elektriciteit voor activiteiten op het grondgebied van een lidstaat;

3)

“referentieperiode”: de periode van 1 november tot en met 31 maart in de vijf opeenvolgende jaren voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze verordening, beginnend met de periode van 1 november 2017 tot en met 31 maart 2018;

4)

“piekuren”: de specifieke uren van de dag waarop, op basis van de prognoses van transmissiesysteembeheerders en, indien van toepassing, de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders, de day-ahead-groothandelsprijzen voor elektriciteit naar verwachting de hoogste zijn, het bruto elektriciteitsverbruik naar verwachting het hoogste is of het bruto verbruik van elektriciteit uit andere dan hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel 2, punt 1 van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7) naar verwachting het hoogste is;

5)

“marktinkomsten”: de inkomsten die een producent ontvangt in ruil voor de verkoop en levering van elektriciteit in de Unie, ongeacht de contractuele vorm waarin die ruil plaatsvindt, met inbegrip van stroomafnameovereenkomsten en andere verrichtingen ter afdekking van schommelingen op de groothandelsmarkt voor elektriciteit, met uitzondering van alle door de lidstaten verleende steun;

6)

“vereffening”: een betaling tussen tegenpartijen, voor levering en ontvangst van elektriciteit, indien van toepassing, ter nakoming van de respectieve verplichtingen van de tegenpartijen uit hoofde van een of meer clearingtransacties;

7)

“bevoegde instantie”: een instantie als omschreven in artikel 2, punt 11, van Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad (8);

8)

“intermediairs”: entiteiten op groothandelsmarkten voor elektriciteit van lidstaten die een eiland vormen dat niet verbonden is met andere lidstaten via op eenheden gebaseerd bieden, indien de regulerende instantie die entiteiten toestemming heeft verleend om namens de producent aan de markt deel te nemen, met uitzondering van entiteiten die het surplus aan inkomsten direct overdragen aan eindafnemers van elektriciteit.

9)

“surplus aan inkomsten”: een positief verschil tussen de marktinkomsten van producenten per MWh elektriciteit en het in artikel 6, lid 1, vastgestelde plafond op marktinkomsten van 180 EUR per MWh elektriciteit;

10)

“afvalstof”: elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (9);

11)

“netto-invoerafhankelijkheid”: voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021, het verschil tussen de totale hoeveelheid ingevoerde elektriciteit en de totale hoeveelheid uitgevoerde elektriciteit als percentage van de totale bruto-elektriciteitsproductie in een lidstaat;

12)

“boekjaar”: een belastingjaar, kalenderjaar of elk ander voor belastingdoeleinden geschikt tijdvak dat in het nationale recht is gedefinieerd;

13)

“eindafnemer van energie”: een afnemer die energie koopt voor eigen gebruik;

14)

“eindafnemer van elektriciteit”: een afnemer die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;

15)

“Unie-onderneming”: een onderneming opgericht in een lidstaat die volgens de fiscale wetgeving van die lidstaat wordt geacht in die lidstaat haar fiscale vestigingsplaats te hebben en die, op grond van een met een derde staat gesloten verdrag tot het vermijden van dubbele belasting, niet wordt beschouwd als een onderneming met fiscale vestigingsplaats buiten de Unie;

16)

“vaste inrichting”: een in een lidstaat gelegen permanente bedrijfsvestiging via welke een in een ander land gevestigde onderneming haar activiteiten geheel of gedeeltelijk uitoefent, voor zover de winst van die vestiging belast wordt in de lidstaat waar die vestiging zich bevindt;

17)

“Unie-ondernemingen en vaste inrichtingen met activiteiten in de ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage”: Unie-ondernemingen of vaste inrichtingen waarvan de omzet voor ten minste 75 % gekoppeld is aan de winning, ontginning, raffinage van aardolie en/of de vervaardiging van cokesovenproducten, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (10);

18)

“surplus aan winsten”: belastbare winsten, zoals bepaald volgens de nationale belastingregels in het boekjaar 2022 en/of het boekjaar 2023 en gedurende de volle duur daarvan, uit activiteiten van Unie-ondernemingen en vaste inrichtingen met activiteiten in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage die meer dan 20 % hoger liggen dan het gemiddelde van de belastbare winst in de vier boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2018;

19)

“solidariteitsbijdrage”: een tijdelijke maatregel die tot doel heeft het surplus aan winsten van Unie-ondernemingen en vaste inrichtingen met activiteiten in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage aan te pakken teneinde de uitzonderlijke prijsontwikkelingen op de energiemarkten voor lidstaten, consumenten en bedrijven te verzachten;

20)

“surplus aan inkomsten uit congestie-ontvangsten”: de resterende inkomsten die ongebruikt blijven na toewijzing van de inkomsten uit congestie-ontvangsten overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943 vastgestelde prioritaire doelstellingen;

21)

“vastgestelde gelijkwaardige nationale maatregel”: een wettelijke of bestuursrechtelijke maatregel die uiterlijk op 31 december 2022 door een lidstaat is vastgesteld en bekendgemaakt en die bijdraagt tot de betaalbaarheid van energie.

HOOFDSTUK II

Maatregelen betreffende de elektriciteitsmarkt

Afdeling 1

Beperking van de vraag

Artikel 3

Vermindering van het bruto-elektriciteitsverbruik

1.   De lidstaten streven ernaar maatregelen in te voeren om hun totale maandelijks bruto-elektriciteitsverbruik met 10 % te verminderen ten opzichte van het gemiddelde van het bruto-elektriciteitsverbruik in de overeenkomstige maanden van de referentieperiode.

2.   Bij de berekening van de hoeveelheid waarmee het bruto-elektriciteitsverbruik moet worden verminderd, mogen de lidstaten rekening houden met toegenomen bruto-elektriciteitsverbruik door het behalen van de streefcijfers voor vermindering van de gasvraag en algemene elektrificatie-inspanningen om fossiele brandstoffen uit te faseren.

Artikel 4

Vermindering van het bruto-elektriciteitsverbruik tijdens de piekuren

1.   Elke lidstaat bepaalt de piekuren; in totaal moeten minstens 10 % van alle uren van de periode tussen 1 december 2022 en 31 maart 2023 als piekuren worden aangemerkt.

2.   Elke lidstaat vermindert zijn bruto-elektriciteitsverbruik tijdens de vastgestelde piekuren. Er moet tijdens de vastgestelde piekuren een gemiddelde vermindering van ten minste 5 % per uur worden bereikt. Het reductiestreefcijfer wordt berekend als het verschil tussen het werkelijke bruto-elektriciteitsverbruik voor de vastgestelde piekuren en het door de transmissiesysteembeheerders, in voorkomend geval in samenwerking met de regulerende instantie, voorspelde bruto-elektriciteitsverbruik, zonder rekening te houden met het effect van de maatregelen die zijn genomen om het in dit artikel vastgestelde streefcijfer te bereiken. De prognoses van transmissiesysteembeheerders kunnen historische gegevens over de referentieperiode omvatten.

3.   De lidstaten kunnen besluiten naar een ander percentage piekuren te streven dan het in lid 1 vastgestelde percentage, mits ten minste 3 % van de piekuren wordt bestreken en mits de tijdens die piekuren bespaarde energie ten minste gelijk is aan de energie die zou zijn bespaard met de in de leden 1 en 2 vastgestelde parameters.

Artikel 5

Maatregelen om de vraag te beperken

Het staat de lidstaten vrij de maatregelen te bepalen waarmee zij het bruto-elektriciteitsverbruik verminderen om de in de artikelen 3 en 4 vastgestelde streefcijfers te halen. Deze maatregelen kunnen ook bestaan in de uitbreiding van reeds van toepassing zijnde nationale maatregelen. Die maatregelen moeten duidelijk omschreven, transparant, evenredig, gericht, niet-discriminerend en controleerbaar zijn; zij dienen met name aan alle volgende voorwaarden te voldoen:

a)

indien financiële compensatie wordt betaald bovenop de marktinkomsten, wordt het bedrag van die compensatie vastgesteld door middel van een open mededingingsprocedure;

b)

zij voorzien alleen in financiële compensatie voor een extra vermindering van het elektriciteitsverbruik ten opzichte van het verwachte verbruik in het betrokken uur als er geen aanbesteding zou zijn uitgeschreven;

c)

zij verstoren de mededinging of de goede werking van de interne elektriciteitsmarkt niet onnodig;

d)

zij worden niet onnodig beperkt tot specifieke afnemers of afnemersgroepen, met inbegrip van onafhankelijke aankoopgroeperingen, overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn (EU) 2019/944; en

e)

zij verhinderen niet onnodig dat technologieën op basis van fossiele brandstoffen worden vervangen door technologieën die gebruikmaken van elektriciteit.

Afdeling 2

Plafond op marktinkomsten en verdeling van het surplus aan inkomsten en het surplus aan inkomsten uit congestie-ontvangsten over eindafnemers van elektriciteit

Artikel 6

Verplicht plafond op marktinkomsten

1.   De marktinkomsten van producenten die elektriciteit opwekken uit de in artikel 7, lid 1, bedoelde bronnen worden geplafonneerd op maximaal 180 EUR per MWh geproduceerde elektriciteit.

2.   De lidstaten passen het plafond op marktinkomsten toe op alle marktinkomsten van producenten, en, indien van toepassing, op intermediairs die namens producenten op groothandelsmarkten voor elektriciteit actief zijn, ongeacht het markttijdsbestek waarin de transactie plaatsvindt en ongeacht of de elektriciteit op een bilaterale, dan wel een gecentraliseerde markt wordt verhandeld.

3.   De lidstaten nemen doeltreffende maatregelen om te voorkomen dat de uit hoofde van lid 2 op producenten rustende verplichtingen worden omzeild. Zij zorgen er met name voor dat het plafond op marktinkomsten daadwerkelijk wordt toegepast in gevallen waarin producenten worden gecontroleerd door, of gedeeltelijk eigendom zijn van, andere ondernemingen, met name wanneer zij deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde onderneming.

4.   De lidstaten beslissen of zij het plafond op marktinkomsten toepassen bij de vereffening van de uitwisseling van energie of daarna.

5.   De Commissie biedt de lidstaten sturing bij de uitvoering van dit artikel.

Artikel 7

Toepassing van het plafond op marktinkomsten van elektriciteitsproducenten

1.   Het in artikel 6 vastgestelde plafond op marktinkomsten is van toepassing op de marktinkomsten uit de verkoop van elektriciteit die wordt opgewekt uit de volgende bronnen:

a)

windenergie;

b)

zonne-energie (zowel thermische als fotovoltaïsche zonne-energie);

c)

geothermische energie;

d)

waterkracht zonder reservoir;

e)

biomassabrandstoffen (vaste of gasvormige biomassabrandstoffen), met uitzondering van biomethaan;

f)

afvalstoffen;

g)

kernenergie;

h)

bruinkool;

i)

ruwe aardolieproducten;

j)

turf.

2.   Het in artikel 6, lid 1, vastgestelde plafond op marktinkomsten is niet van toepassing op demonstratieprojecten of op producenten waarvan de inkomsten per MWh geproduceerde elektriciteit reeds door andere, niet uit hoofde van artikel 8vastgestelde overheidsmaatregelen worden geplafonneerd.

3.   In het bijzonder in gevallen waarin de toepassing van het in artikel 6, lid 1, vastgestelde plafond op marktinkomsten aanzienlijke administratieve lasten met zich meebrengt, kunnen de lidstaten besluiten dat het plafond niet van toepassing is op producenten die elektriciteit opwekken met productie-installaties met een geïnstalleerd vermogen tot 1 MW. De lidstaten kunnen, in het bijzonder in gevallen waarin de toepassing van het in artikel 6, lid 1, vastgestelde plafond op marktinkomsten het risico met zich meebrengt dat de CO2-emissies toenemen en de opwekking van hernieuwbare energie afneemt, besluiten dat het plafond op marktinkomsten niet van toepassing is op elektriciteit die wordt geproduceerd in hybride installaties die ook gebruikmaken van conventionele energiebronnen.

4.   De lidstaten kunnen besluiten dat het plafond op marktinkomsten niet van toepassing is op de inkomsten uit de verkoop van elektriciteit op de balanceringsenergiemarkt en op inkomsten uit de compensatie voor redispatching en compensatiehandel.

5.   De lidstaten kunnen besluiten dat het plafond op marktinkomsten slechts van toepassing is op 90 % van de marktinkomsten die het in artikel 6, lid 1, vastgestelde plafond op marktinkomsten overschrijden.

6.   Producenten, intermediairs en relevante marktdeelnemers, alsook systeembeheerders, in voorkomend geval, verstrekken de bevoegde instanties van de lidstaten en, in voorkomend geval, de systeembeheerders en benoemde elektriciteitsmarktbeheerders, alle nodige gegevens voor de toepassing van artikel 6, onder meer over de geproduceerde elektriciteit en de daaruit voortvloeiende marktinkomsten, ongeacht het markttijdsbestek waarin de transactie plaatsvindt en ongeacht of de elektriciteit op een bilaterale markt, binnen dezelfde onderneming of op een gecentraliseerde markt wordt verhandeld.

Artikel 8

Nationale crisismaatregelen

1.   De lidstaten kunnen:

a)

maatregelen handhaven of invoeren die de marktinkomsten van de producenten die elektriciteit opwekken uit de in artikel 7, lid 1, genoemde bronnen, alsook de marktinkomsten van andere marktdeelnemers, waaronder deelnemers die zich bezighouden met elektriciteitshandel, verder beperken, inclusief de mogelijkheid om tussen technologieën te differentiëren;

b)

een hoger plafond op marktinkomsten vaststellen voor producenten die elektriciteit opwekken uit de in artikel 7, lid 1, genoemde bronnen, mits hun investeringen en exploitatiekosten het in artikel 6, lid 1, vastgestelde maximum overschrijden;

c)

nationale maatregelen handhaven of invoeren om de marktinkomsten van producenten die elektriciteit opwekken uit andere dan de in artikel 7, lid 1, genoemde bronnen te beperken;

d)

een specifiek plafond vaststellen voor de marktinkomsten uit de verkoop van elektriciteit uit steenkool;

e)

de niet in artikel 7, lid 1, punt d), bedoelde waterkrachtcentrales onderwerpen aan een plafond op marktinkomsten, of maatregelen handhaven of invoeren die hun marktinkomsten verder beperken, inclusief de mogelijk om tussen technologieën te differentiëren.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen, overeenkomstig deze verordening:

a)

zijn evenredig en niet-discriminerend;

b)

ondermijnen investeringssignalen niet;

c)

zorgen ervoor dat de investerings- en exploitatiekosten worden gedekt;

d)

hebben geen verstorende werking op de groothandelsmarkt voor elektriciteit en hebben in het bijzonder geen gevolgen voor de rangorde van in te zetten capaciteit (“merit order”) en de prijsvorming op de groothandelsmarkt;

e)

zijn verenigbaar met het Unierecht.

Artikel 9

Verdeling van het surplus aan inkomsten uit congestie-ontvangsten uit de toewijzing van zoneoverschrijdende capaciteit

1.   In afwijking van de Unieregels inzake congestie-ontvangsten kunnen de lidstaten het surplus aan inkomsten uit congestie-ontvangsten dat voortvloeit uit de toewijzing van zoneoverschrijdende capaciteit gebruiken voor de financiering van maatregelen om eindafnemers van elektriciteit te ondersteunen overeenkomstig artikel 10.

2.   Het gebruik van het surplus aan inkomsten uit congestie-ontvangsten overeenkomstig lid 1 is onderworpen aan goedkeuring van de regulerende instantie van de betrokken lidstaat.

3.   De lidstaten stellen de Commissie binnen een maand na de datum van vaststelling van de desbetreffende nationale maatregel in kennis van het gebruik van het surplus aan inkomsten uit congestie-ontvangsten overeenkomstig lid 1.

Artikel 10

Verdeling van het surplus aan inkomsten

1.   De lidstaten wenden het surplus aan inkomsten dat voortvloeit uit de toepassing van het plafond op marktinkomsten volledig aan voor de financiering van maatregelen die de gevolgen van de hoge elektriciteitsprijzen voor eindafnemers van elektriciteit op gerichte wijze beperken.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn duidelijk omschreven, transparant, evenredig, niet-discriminerend en controleerbaar en doen geen afbreuk aan de in de artikelen 3 en 4 vastgestelde verplichting om het bruto-elektriciteitsverbruik te verminderen.

3..   Indien de inkomsten die rechtstreeks voortvloeien uit de toepassing op hun grondgebied van het plafond voor marktinkomsten en de inkomsten die de lidstaten onrechtstreeks ontvangen uit grensoverschrijdende overeenkomsten ontoereikend zijn om eindafnemers van elektriciteit adequaat te ondersteunen, mogen de lidstaten, voor hetzelfde doel en onder dezelfde voorwaarden, andere passende middelen gebruiken, zoals begrotingsmiddelen.

4.   De in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen bijvoorbeeld het volgende omvatten:

a)

financiële compensatie voor eindafnemers van elektriciteit voor het verlagen van hun elektriciteitsverbruik, onder meer door middel van vraagverminderende veilingen of aanbestedingsregelingen;

b)

directe overdrachten aan eindafnemers van elektriciteit, onder meer via evenredige kortingen op de netwerktarieven;

c)

compensatie voor leveranciers die door staats- of overheidsingrijpen in de prijsstelling overeenkomstig artikel 13 onder de kostprijs elektriciteit moeten leveren aan afnemers;

d)

het verlagen van de elektriciteitsprijs voor eindafnemers, onder meer voor een beperkte hoeveelheid van de verbruikte elektriciteit;

e)

het bevorderen van investeringen door eindafnemers van elektriciteit in decarbonisatietechnologieën, hernieuwbare energie en investeringen in energie-efficiëntie.

Artikel 11

Overeenkomsten tussen de lidstaten

1.   Indien de netto-invoerafhankelijkheid van een lidstaat gelijk is aan of hoger is dan 100 %, sluiten de invoerende lidstaat en de belangrijkste lidstaat van uitvoer uiterlijk op 1 december 2022 een overeenkomst om het surplus aan inkomsten adequaat te verdelen. Alle lidstaten kunnen dergelijke overeenkomsten sluiten in een geest van solidariteit en deze overeenkomsten kunnen ook betrekking hebben op inkomsten uit nationale crisismaatregelen uit hoofde van artikel 8, waaronder activiteiten op het gebied van elektriciteitshandel.

2.   De Commissie ondersteunt de lidstaten tijdens het onderhandelingsproces en stimuleert en vergemakkelijkt de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten.

Afdeling 3

Maatregelen op het gebied van de detailhandel

Artikel 12

Tijdelijke uitbreiding van overheidsingrijpen bij de vaststelling van elektriciteitsprijzen ten behoeve van kmo's

In afwijking van de Unieregels inzake overheidsingrijpen in de prijsstelling kunnen de lidstaten ingrijpen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit aan kmo's. Deze overheidsinterventies moeten:

a)

rekening houden met het jaarlijkse verbruik van de begunstigde in de voorbije vijf jaar en de begunstigde blijven stimuleren om zijn vraag te beperken;

b)

voldoen aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 5, leden 4 en 7, van Richtlijn (EU) 2019/944;

c)

in voorkomend geval, voldoen aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 13 van deze verordening.

Artikel 13

Tijdelijke mogelijkheid om elektriciteitsprijzen beneden de kostprijs vast te stellen

In afwijking van de Unieregels inzake overheidsingrijpen in de prijsstelling kunnen de lidstaten, als zij overeenkomstig artikel 5, lid 6, van Richtlijn (EU) 2019/944 of overeenkomstig artikel 12 van deze verordening ingrijpen in de elektriciteitsprijs, bij wijze van uitzondering en tijdelijk voor de levering van elektriciteit een prijs opleggen die lager ligt dan de kostprijs, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de maatregel heeft betrekking op een beperkt verbruik en er blijft een stimulans bestaan om de vraag te verminderen;

b)

er is geen sprake van discriminatie tussen leveranciers;

c)

leveranciers worden vergoed voor leveringen onder de kostprijs; en

d)

alle leveranciers kunnen op voet van gelijkheid voor de levering van elektriciteit een prijs aanbieden die lager ligt dan de kostprijs.

HOOFDSTUK III

Maatregelen met betrekking tot de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage

Artikel 14

Ondersteuning van eindafnemers van energie door middel van een tijdelijke solidariteitsbijdrage

1.   Op het surplus aan winsten uit activiteiten door Unie-ondernemingen en vaste inrichtingen in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage wordt een verplichte tijdelijke solidariteitsbijdrage geheven, tenzij de lidstaten gelijkwaardige nationale maatregelen hebben vastgesteld.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de vastgestelde gelijkwaardige nationale maatregelen vergelijkbare doelstellingen hebben en worden onderworpen aan vergelijkbare regels als de tijdelijke solidariteitsbijdrage uit hoofde van deze verordening, en even hoge of hogere opbrengsten genereren dan de geschatte opbrengsten uit de solidariteitsbijdrage.

3.   De lidstaten dienen vóór 31 december 2022 de maatregelen vast te stellen en bekend te maken voor de uitvoering van de in lid 1 bedoelde verplichte tijdelijke solidariteitsbijdrage.

Artikel 15

Grondslag voor de berekening van de tijdelijke solidariteitsbijdrage

De tijdelijke solidariteitsbijdrage voor EU-ondernemingen en vaste inrichtingen die activiteiten verrichten in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, kolen en raffinage, inclusief ondernemingen die hoofdzakelijk voor belastingdoeleinden deel uitmaken van een geconsolideerde groep, wordt berekend op de belastbare winst, zoals bepaald volgens de nationale belastingregels, in het boekjaar 2022 en/of het boekjaar 2023 en voor de volledige duur daarvan, boven een toename van 20 % van het gemiddelde van de belastbare winst, zoals bepaald volgens de nationale belastingregels, in de vier boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2018. Indien het gemiddelde van de belastbare winst in die vier boekjaren negatief is, bedraagt de gemiddelde belastbare winst voor de berekening van de tijdelijke solidariteitsbijdrage nul.

Artikel 16

Percentage voor de berekening van de tijdelijke solidariteitsbijdrage

1.   Het percentage voor de berekening van de tijdelijke solidariteitsbijdrage bedraagt ten minste 33 % van de in artikel 15 bedoelde grondslag.

2.   De tijdelijke solidariteitsbijdrage komt bovenop de reguliere belastingen en heffingen die op grond van het nationale recht van een lidstaat van toepassing zijn.

Artikel 17

Aanwending van de opbrengsten van de tijdelijke solidariteitsbijdrage

1.   De lidstaten gebruiken de opbrengsten van de tijdelijke solidariteitsbijdrage met voldoende snel effect voor de volgende doeleinden:

a)

gerichte financiële steunmaatregelen voor eindafnemers van energie, en met name kwetsbare huishoudens, om de gevolgen van de hoge energieprijzen te verzachten;

b)

financiële steunmaatregelen om bij te dragen tot het verminderen van het energieverbruik, bijvoorbeeld door middel van vraagverminderende veilingen of aanbestedingsregelingen, het verlagen van de prijzen van een bepaald volume energie voor eindafnemers en het bevorderen van investeringen door eindafnemers in hernieuwbare energiebronnen, structurele investeringen in energie-efficiëntie of andere decarbonisatietechnologieën;

c)

financiële steunmaatregelen ter ondersteuning van ondernemingen in energie-intensieve sectoren, gekoppeld aan de verplichting om te investeren in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie of andere decarbonisatietechnologieën;

d)

financiële steunmaatregelen om de energieautonomie te ontwikkelen, met name investeringen in overeenstemming met de REPowerEU-doelstellingen van het REPowerEU-plan en in het gemeenschappelijk Europees optreden REPowerEU, zoals projecten met een grensoverschrijdende dimensie;

e)

de lidstaten kunnen, in een geest van onderlinge solidariteit tussen de lidstaten, een deel van de opbrengst van de tijdelijke solidariteitsbijdrage toewijzen aan de gemeenschappelijke financiering van maatregelen om de schadelijke gevolgen van de energiecrisis te beperken, met inbegrip van steun voor de bescherming van de werkgelegenheid en voor de om- en bijscholing van werknemers of ter bevordering van investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, met inbegrip van grensoverschrijdende projecten, en in het in artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (11) bedoelde financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn duidelijk omschreven, transparant, evenredig, niet-discriminerend en controleerbaar.

Artikel 18

Tijdelijke aard van de solidariteitsbijdrage

De door de lidstaten overeenkomstig deze verordening opgelegde solidariteitsbijdrage is van tijdelijke aard. Zij is uitsluitend van toepassing op het surplus aan winsten dat is gegenereerd in de in artikel 15 bedoelde boekjaren.

HOOFDSTUK IV

Slotbepalingen

Artikel 19

Monitoring en handhaving

1.   De bevoegde instanties van alle lidstaten houden toezicht op de uitvoering van de in de artikelen 3 tot en met 7, 10, 12 en 13 bedoelde maatregelen op hun grondgebied.

2.   Zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze verordening, en uiterlijk op 1 december 2022, brengen de lidstaten aan de Commissie verslag uit over de op grond van artikel 5 vereiste maatregelen om de vermindering van de vraag te bereiken en over de overeenkomstig artikel 11 gesloten overeenkomsten tussen de lidstaten.

3.   Uiterlijk op 31 januari 2023 en opnieuw uiterlijk op 30 april 2023 brengen de lidstaten aan de Commissie verslag uit over:

a)

de overeenkomstig de artikelen 3 en 4 bereikte vermindering van de vraag en de maatregelen die zijn genomen om de op grond van artikel 5 vereiste vermindering te verwezenlijken;

b)

het overeenkomstig artikel 6 gegenereerde surplus aan inkomsten;

c)

de met betrekking tot de verdeling van het surplus aan inkomsten genomen maatregelen om de gevolgen van de hoge elektriciteitsprijzen voor eindafnemers van elektriciteit te verzachten overeenkomstig artikel 10;

d)

overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit als bedoeld in de artikelen 12 en 13.

4.   De lidstaten brengen aan de Commissie verslag uit over:

a)

de invoering van de tijdelijke solidariteitsbijdrage overeenkomstig artikel 14, inclusief in welke boekjaren zij deze zullen toepassen, uiterlijk op 31 december 2022;

b)

alle latere wijzigingen aan het nationale rechtskader binnen een maand na de datum van bekendmaking in hun respectieve nationaal publicatieblad;

c)

het gebruik van de opbrengsten overeenkomstig artikel 17 binnen een maand na de datum waarop zij de opbrengsten overeenkomstig het nationale recht hebben geïnd;

d)

de vastgestelde gelijkwaardige nationale maatregelen als bedoeld in artikel 14, uiterlijk op 31 december 2022; de lidstaten verstrekken ook een raming van de opbrengsten die door die vastgestelde gelijkwaardige nationale maatregelen worden gegenereerd en van het gebruik van die opbrengsten binnen een maand na de datum waarop zij de opbrengsten overeenkomstig het nationale recht hebben geïnd.

Artikel 20

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 30 april 2023 evalueert de Commissie de toepassing van hoofdstuk II in het licht van de algemene stand van de elektriciteitsvoorziening en de elektriciteitsprijzen in de Unie en dient zij bij de Raad een verslag in met de belangrijkste bevindingen van die evaluatie. Op basis van dat verslag kan de Commissie met name voorstellen om, indien de economische omstandigheden of de werking van de elektriciteitsmarkt in de Unie en de afzonderlijke lidstaten dit rechtvaardigen, de toepassingsperiode van deze verordening te verlengen, het in artikel 6, lid 1, vastgestelde plafond op marktinkomsten en de in artikel 7, lid 1, bedoelde bronnen van elektriciteitsopwekking waarop dat plafond van toepassing is, te wijzigen, dan wel hoofdstuk II anderszins te wijzigen.

2.   Uiterlijk op 15 oktober 2023 en opnieuw uiterlijk op 15 oktober 2024, evalueert de Commissie de toepassing van hoofdstuk III in het licht van de algemene toestand van de fossiele-brandstofsector en het geboekte surplus aan winsten en dient zij bij de Raad een verslag in met de belangrijkste bevindingen van die evaluatie.

Artikel 21

Derogaties

1.   De artikelen 4 tot en met 7 zijn niet van toepassing op ultraperifere gebieden in de zin van artikel 349 VWEU, die niet kunnen worden gekoppeld aan de elektriciteitsmarkt van de Unie.

2.   De lidstaten kunnen besluiten de artikelen 4 tot en met 7 niet toe te passen op elektriciteit die wordt opgewekt in kleinschalig geïsoleerde systemen of kleinschalig verbonden systemen.

3.   De artikelen 4 tot en met 7 zijn niet verplicht voor Cyprus en Malta. Als Cyprus besluit de artikelen 4 tot en met 7 toe te passen, is artikel 6, lid 1, niet van toepassing op elektriciteit die wordt opgewekt door aardolieproducten.

Artikel 22

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Onverminderd de verplichting om de verdeling van het surplus aan inkomsten overeenkomstig artikel 10 te waarborgen en om de opbrengsten van de tijdelijke solidariteitsbijdrage overeenkomstig artikel 17 te gebruiken, en onverminderd de in artikel 20, lid 2, bedoelde verslagleggingsverplichting, is deze verordening van toepassing tot en met 31 december 2023, waarbij het volgende geldt:

a)

Artikel 4 is van toepassing van 1 december 2022 tot en met 31 maart 2023.

b)

De artikelen 5 en 10 zijn van toepassing met ingang van 1 december 2022.

c)

De artikelen 6, 7 en 8 zijn van toepassing van 1 december 2022 tot en met 30 juni 2023.

d)

Artikel 20, lid 2, is van toepassing tot en met 15 oktober 2024.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 6 oktober 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BEK


(1)  Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 22).

(2)  PB L 198 van 20.7.2006, blz. 18.

(3)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(4)  Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 125).

(5)  Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 54).

(6)  Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(7)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(8)  Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 1).

(9)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

(10)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE herz. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).