10.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/59 |
BESLUIT (EU) 2022/1921 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 29 september 2022
betreffende de methode voor de berekening van sancties in gevallen van vermeende niet-naleving van statistische rapportageverplichtingen (ECB/2022/32)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 132, lid 3,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name de artikelen 5 en 34,
Gezien Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (1), en met name artikel 6, lid 2,
Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (2), en met name artikel 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2533/98 kan de Europese Centrale Bank (ECB) aan informatieplichtigen sancties opleggen wegens niet-naleving van statistische rapportageverplichtingen. |
(2) |
Artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2532/98 bepaalt dat de ECB zich bij het al of niet opleggen van een sanctie en bij het bepalen van de passende sanctie moet laten leiden door het evenredigheidsbeginsel. Bovendien bevat artikel 2, lid 3, van die verordening een niet-uitputtende lijst van omstandigheden die de ECB, waar relevant, in een specifiek geval in aanmerking moet nemen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank (ECB/1999/4) (3) zet de procedure uiteen voor het indienen van een voorstel door de onderzoekseenheid van de ECB of de bevoegde nationale centrale bank bij de directie van de ECB om te bepalen of een informatieplichtige een geval van vermeende niet-naleving heeft begaan en om het voorgestelde bedrag van de op te leggen sanctie te specificeren, en voorziet in een vereenvoudigde niet-nalevingsprocedure voor de bestraffing van lichte gevallen van niet-naleving. |
(4) |
Met het oog op de gelijke behandeling van informatieplichtigen en zoals voorgeschreven in artikel 9 van Verordening (EU) 2022/1917 van de Europese Centrale Bank (ECB/2022/31) (4), moet de ECB de door de bevoegde centrale banken van het Eurosysteem te volgen methode voor berekening van het voorgestelde bedrag van de sanctie vaststellen. De berekening dient in twee fasen te geschieden. In de eerste plaats wordt een basisbedrag berekend op basis van kwantitatieve aspecten van het geval van vermeende niet-naleving en ten tweede worden andere relevante omstandigheden en informatie in aanmerking genomen die mogelijk kunnen leiden tot aanpassing van het basisbedrag. |
(5) |
Omwille hiervan en om de transparantie en onpartijdigheid van de besluiten van de ECB bij het opleggen van sancties aan informatieplichtigen te waarborgen, moeten in die methode de kwantitatieve aspecten worden uiteengezet die worden gebruikt bij de berekening van het basisbedrag. Daarnaast moet die methode een leidraad bieden met betrekking tot de omstandigheden en informatie die in voorkomend geval door een bevoegde centrale bank van het Eurosysteem in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van het voorgestelde bedrag van de sanctie. |
(6) |
Hoewel in het algemeen de totale activa van een informatieplichtige moeten worden gebruikt om de economische omvang te bepalen van een informatieplichtige die niet voldoet aan de statistische rapportageverplichtingen, zijn bij het bepalen van de economische omvang van een informatieplichtige die niet voldoet aan bepaalde typen rapportageverplichtingen, bijvoorbeeld met betrekking tot betalingsstatistieken als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1409/2013 van de Europese Centrale Bank (ECB/2013/43) (5) en effecten in bewaarneming als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1011/2012 van de Europese Centrale Bank (ECB/2012/24) (6), het totale aantal cliënten, de totale waarde van de betalingstransacties van de informatieplichtige of de totale waarde van de bij de bewaarnemer gedeponeerde effecten geschiktere maatstaven voor de economische omvang waarmee bij de berekening van het basisbedrag rekening moet worden gehouden. Te dien einde is het ook passend om de economische omvang van de informatieplichtige die niet aan de statistische rapportageverplichtingen voldoet, te beoordelen in verhouding tot de economische omvang van, in het geval van geldmarktstatistieken als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1333/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/48) (7), de referentiepopulatie van informatieplichtigen, of in elk ander geval, de betrokken daadwerkelijke referentiepopulatie. |
(7) |
Ten behoeve van de regelmatige productie van geldmarktstatistieken, zoals vereist bij Verordening (EU) nr. 1333/2014 (ECB/2014/48), kunnen fouten in de gegevens over het ongedekte marktsegment die niet vóór de door de ECB of de NCB vastgestelde uiterste termijn voor de transmissie ervan zijn gecorrigeerd, worden bestraft omdat het van cruciaal belang is tijdige, nauwkeurige en volledige statistische gegevens te ontvangen over het ongedekte segment die voldoen aan hoge integriteitsnormen voor de uitvoering van de taken van de ECB op het gebied van het monetaire beleid. Omwille hiervan, en om te zorgen voor consistentie met de toepassing van Verordening (EU) 2022/1917 (ECB/2022/31), is het aangewezen dat centrale banken van het Eurosysteem dit besluit drie maanden na de kennisgeving ervan toepassen in gevallen van niet-naleving van de statistische rapportageverplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1333/2014 (ECB/2014/48). |
(8) |
Met het oog op de coherente toepassing van geharmoniseerde regels dienen NCB’s en de ECB vanaf dezelfde datum als de betrokken datum van toepassing van Verordening (EU) 2022/1917 (ECB/2022/31) aan dit besluit te voldoen. |
(9) |
Om evenwel continuïteit en duidelijkheid te waarborgen is het aangewezen te bepalen dat de bevoegde NCB’s en de ECB aan de in Besluit ECB/2010/10 (8) neergelegde vereisten blijven voldoen in gevallen van vermeende niet-naleving die zich voordoen vóór de relevante datum van toepassing van dit besluit, waaronder in herhaalde gevallen van niet-naleving waarbij een of meer gevallen van niet-naleving zich voordoen vóór en na de betrokken datum van toepassing van dit besluit. |
(10) |
De beginselen die de ECB met ingang van de referentieperiode december 2004 voor maandelijkse rapportageverplichtingen en met ingang van het vierde kwartaal van 2004 voor driemaandelijkse rapportageverplichtingen hanteert voor de berekening van sancties bij niet-naleving van de statistische rapportageverplichtingen inzake de balans, waarbij niet wordt voldaan aan de in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2423/2001 van de Europese Centrale Bank (ECB/2001/13) (9) vastgelegde minimumnormen, zijn uiteengezet in de kennisgeving van de Europese Centrale Bank betreffende het opleggen van sancties wegens inbreuken op statistische rapportageverplichtingen inzake de balans (10). In het belang van de rechtszekerheid dient die kennisgeving te worden ingetrokken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. In dit besluit wordt de methode vastgesteld voor het bepalen van het passende voorgestelde bedrag van een door de ECB op te leggen sanctie aan een informatieplichtige die onderworpen is aan statistische rapportageverplichtingen en niet aan deze verplichtingen voldoet.
2. De methode is van toepassing op de berekening van het voorgestelde bedrag van een sanctie voor een of meer gevallen van vermeende niet-naleving waarvoor een niet-nalevingsprocedure is ingeleid overeenkomstig artikel 8, leden 1 en 3, van Verordening (EU) 2022/1917 (ECB/2022/31).
3. Dit besluit belet de directie van de ECB niet om haar discretionaire bevoegdheid uit te oefenen om krachtens artikel 7 bis, lid 6, van Verordening (EG) nr. 2157/1999 (ECB/1999/4) een door haar passend geachte sanctie op te leggen.
Artikel 2
Definities
1. Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities van artikel 2 van Verordening (EU) 2022/1917 (ECB/2022/31).
2. Daarnaast gelden ook de volgende definities:
1) |
“ECB-termijn”: de door de ECB vastgestelde datum en tijd voor het ontvangen van statistische gegevens van de nationale centrale banken of, in geval van directe rapportage, van de informatieplichtigen overeenkomstig de door de ECB vastgestelde statistische verordeningen of besluiten; |
2) |
“NCB-termijn”: de door een nationale centrale bank vastgestelde datum en tijd voor het ontvangen van statistische gegevens van de informatieplichtigen met het oog op de naleving van de door de ECB vastgestelde statistische verordeningen of besluiten. |
Artikel 3
Berekening van de voorgestelde sancties
1. Voorgestelde sancties voor de in artikel 8, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2022/1917 (ECB/2022/31) genoemde cumulatieve gevallen van vermeende niet-naleving of in een in artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) 2022/1917 (ECB/2022/31) genoemd geval van vermeende niet-naleving worden berekend volgens de volgende procedure:
a) |
eerst wordt door de bevoegde centrale bank van het Eurosysteem een basisbedrag berekend op basis van de kwantitatieve aspecten van het geval van vermeende niet-naleving, met inbegrip van de volgende factoren, waar relevant:
|
b) |
de in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2532/98 genoemde relevante omstandigheden die niet in punt a) van dit lid worden genoemd, en alle andere relevante informatie, worden vervolgens in aanmerking genomen en kunnen een aanpassing van het overeenkomstig punt a) berekende basisbedrag vereisen. |
2. Voorgestelde sancties in geval van grove schuld als bedoeld in artikel 8, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2022/1917 (ECB/2022/31) worden berekend volgens de volgende procedure:
a) |
eerst wordt door de bevoegde centrale bank van het Eurosysteem een basisbedrag berekend door de in artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2533/98 vastgelegde maximumboetes toe te passen en deze aan te passen aan de economische omvang van de informatieplichtige; |
b) |
de in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2532/98 genoemde relevante omstandigheden en alle andere relevante informatie worden vervolgens in aanmerking genomen en kunnen een aanpassing van het overeenkomstig punt a) berekende basisbedrag vereisen. |
3. De in lid 1, punt b), genoemde aanpassing wordt beperkt tot maximaal een derde van het in lid 1, punt a), genoemde basisbedrag. De in lid 2, punt b), bedoelde aanpassing wordt beperkt tot maximaal een derde van het in lid 2, punt a), genoemde basisbedrag.
4. Indien een geval van vermeende niet-naleving betrekking heeft op de rapportage van statistische gegevens die onjuist of onvolledig zijn, of worden gerapporteerd in een vorm die niet in overeenstemming is met de rapportagevereisten, legt de ECB geen sanctie op voor verwaarloosbare fouten of wanneer de informatieplichtige de niet-verwaarloosbare fouten heeft gecorrigeerd in overeenstemming met het herzieningsbeleid en de herzieningsprocedures van de ECB. Dit geldt niet indien:
a) |
er systematisch of opzettelijk geen correcte of volledige statistische gegevens werden gerapporteerd, of |
b) |
er sprake is van niet-naleving van de rapportageverplichtingen met betrekking tot het ongedekte segment krachtens Verordening (EU) nr. 1333/2014 (ECB/2014/48). |
5. Bij het berekenen van de sancties overeenkomstig de leden 1 en 2 mogen de bevoegde centrale banken van het Eurosysteem de in artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2533/98 vastgestelde maximumboetes niet overschrijden.
6. Bij het indienen van een voorstel bij de directie van de ECB overeenkomstig artikel 7 bis van Verordening (EG) nr. 2157/1999 (ECB/1999/4) beschrijft de bevoegde NCB voldoende gedetailleerd hoe zij het voorgestelde bedrag van de door de ECB op te leggen sanctie heeft berekend, waaronder of zij een weging heeft gegeven aan de factoren die relevant zijn voor de berekening van het basisbedrag of voor de aanpassing van het basisbedrag overeenkomstig respectievelijk artikel 4 of artikel 5.
7. Indien een weging wordt toegepast op factoren die van belang zijn voor de berekening van het basisbedrag of de aanpassing van het basisbedrag overeenkomstig respectievelijk artikel 4 of artikel 5, informeert de ECB de informatieplichtige dienovereenkomstig. Bij het opleggen van een sanctie informeert de ECB de informatieplichtige over de manier waarop de sanctie werd berekend, waaronder of zij een weging heeft gegeven aan de factoren die relevant zijn voor de berekening van het basisbedrag of voor de aanpassing van het basisbedrag overeenkomstig respectievelijk artikel 4 of artikel 5.
8. Indien de niet-naleving van de statistische rapportageverplichtingen ook een niet-naleving van minimumreserveverplichtingen inhoudt en op basis daarvan een sanctie wordt opgelegd krachtens artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad (11), wordt geen verdere sanctie opgelegd met betrekking tot de niet-naleving van de statistische rapportageverplichtingen.
Artikel 4
Berekening van het basisbedrag
1. Bij de berekening van het basisbedrag door een bevoegde centrale bank van het Eurosysteem worden de kwantitatieve aspecten van het geval van vermeende niet-naleving waarop zij de in artikel 3, lid 1, genoemde berekening baseert en de economische omvang waarop zij de artikel 3, lid 2, genoemde berekening baseert in overeenstemming met dit artikel als relevant beschouwd.
2. De economische omvang van de informatieplichtige wordt als volgt bepaald:
a) |
in geval van niet-naleving van de in Verordening (EU) nr. 1409/2013 (ECB/2013/43) vastgelegde rapportageverplichtingen inzake betalingsstatistieken, voor zover het uitsluitend rekeninginformatiediensten betreft, aan de hand van het totale aantal cliënten en, in alle andere gevallen, de totale waarde van de betalingstransacties van de informatieplichtige die door de informatieplichtige op de datum van het geval van vermeende niet-naleving voor het laatst zijn gerapporteerd overeenkomstig die verordening; |
b) |
in geval van niet-naleving van de in Verordening (EU) nr. 1011/2012 (ECB/2012/24) neergelegde statistische rapportageverplichtingen inzake effecten in bewaarneming, aan de hand van de totale waarde van de bij de bewaarnemer gedeponeerde effecten die door die bewaarnemer op de datum van het geval van vermeende niet-naleving voor het laatst zijn gerapporteerd overeenkomstig die verordening; |
c) |
in geval van niet-naleving van andere statistische rapportageverplichtingen dan die genoemd in de punten a) en b), het bedrag van de totale activa van de informatieplichtige, bepaald aan de hand van de statistische gegevens over de balans van de informatieplichtige die op de datum van het geval van vermeende niet-naleving voor het laatste zijn gerapporteerd overeenkomstig de toepasselijke ECB-verordening. |
Indien de betrokken informatieplichtige op de datum van het geval van de vermeende niet-naleving evenwel niet voldoet aan zijn verplichtingen om de statistische gegevens te rapporteren die nodig zijn voor het bepalen van zijn economische omvang, bepaalt de bevoegde centrale bank van het Eurosysteem in plaats daarvan de economische omvang met behulp van de statistische gegevens die het laatst bij die bevoegde centrale bank van het Eurosysteem zijn ingediend of anderszins ter beschikking van die bevoegde centrale bank van het Eurosysteem zijn gesteld.
3. Bij het bepalen van de economische omvang van de informatieplichtige houdt de bevoegde centrale bank van het Eurosysteem rekening met de economische omvang van de betrokken informatieplichtige in verhouding tot de totale economische omvang van:
a) |
in geval van rapportage krachtens Verordening (EU) nr. 1333/2014 (ECB/2014/48), alle informatieplichtigen in de betrokken referentiepopulatie van informatieplichtigen; |
b) |
in alle andere gevallen, alle informatieplichtigen in de relevante werkelijke populatie van informatieplichtigen. |
4. De frequentie van het geval van vermeende niet-naleving wordt bepaald aan de hand van het aantal gevallen van vermeende niet-naleving dat dat zich heeft voorgedaan in de periode van niet-naleving waarop de niet-nalevingsprocedure betrekking heeft.
5. Indien een geval van vermeende niet-naleving betrekking heeft op het verzuim om statistische gegevens aan de ECB of de bevoegde NCB binnen de relevante termijn te rapporteren zoals beschreven in de toepasselijke ECB-verordening of het toepasselijke ECB-besluit, wordt de duur van het geval van vermeende niet-naleving als volgt bepaald:
a) |
in geval van directe rapportage, het totale aantal werkdagen vertraging bij het indienen van de statistische gegevens na het verstrijken van de ECB-termijn; |
b) |
in alle andere gevallen, het totale aantal werkdagen vertraging bij het indienen van de statistische gegevens na het verstrijken van de NCB-termijn, bestaande uit i) het aantal werkdagen voorafgaand aan de ECB-termijn en ii) het aantal werkdagen na het verstrijken van de ECB-termijn. |
6. Indien een geval van vermeende niet-naleving betrekking heeft op de rapportage van statistische gegevens die onjuist of onvolledig zijn, of worden gerapporteerd in een vorm die niet in overeenstemming is met de in de toepasselijke ECB-verordening of het toepasselijke ECB-besluit neergelegde vereiste, wordt de grootte van de discrepantie bepaald aan de hand van het verschil in de totale waarde tussen de onjuiste statistische gegevens en de juiste statistische gegevens.
Artikel 5
Aanpassing van het basisbedrag
Indien een bevoegde centrale bank van het Eurosysteem rekening houdt met de omstandigheden en andere in artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 2, punt b), genoemde relevante informatie, houdt zij in voorkomend geval ook rekening met de volgende factoren:
a) |
de goede trouw en de mate van openheid van de informatieplichtige bij de interpretatie en naleving van statistische rapportageverplichtingen, onder meer onder verwijzing naar de omstandigheden waarin het geval van vermeende niet-naleving is vastgesteld, bijvoorbeeld door vrijwillige kennisgeving door de informatieplichtige of als gevolg van onderzoeksmaatregelen; |
b) |
de mate van zorgvuldigheid en medewerking waarvan de informatieplichtige blijk heeft gegeven, onder meer onder verwijzing naar het gedrag van de informatieplichtige, zoals de deelname aan en bijstand bij niet-nalevingprocedures of procedures van de bevoegde centrale bank van het Eurosysteem met betrekking tot het waarborgen van de naleving van statistische rapportageverplichtingen, en de bereidheid van de informatieplichtige om het geval van vermeende niet-naleving te corrigeren; |
c) |
de ernst van de gevolgen van het geval van vermeende niet-naleving, onder meer onder verwijzing naar de gevolgen van het geval van vermeende niet-naleving, zoals de impact van het geval van vermeende niet-naleving op de relevante statistische output of op het gebruik van de statistische gegevens voor de taken van het Europees Stelsel van centrale banken uit hoofde van het Verdrag, of de nadelige gevolgen voor derden; |
d) |
de herhaling van het geval van niet-naleving, inclusief door verwijzing naar elk herhaald geval van niet-naleving door de informatieplichtige van de statistische rapportageverplichtingen buiten de periode van niet-naleving waarop het geval van vermeende niet-naleving betrekking heeft, die niet het voorwerp is geweest van een andere niet-nalevingsprocedure. |
Artikel 6
Evaluatie
De Raad van bestuur evalueert uiterlijk vijf jaar na de datum waarop dit besluit van kracht wordt, en vervolgens elke drie jaar, de algemene toepassing en tenuitvoerlegging van dit besluit en beoordeelt of wijzigingen noodzakelijk zijn.
Artikel 7
Overgangsbepaling
Dit besluit geldt niet voor gevallen van vermeende niet-naleving die zich voordoen vóór de relevante datum van de in artikel 9 genoemde relevante datum van toepassing van dit besluit. Krachtens artikel 13 van Verordening (EU) 2022/1917 (ECB/2022/31) blijft Besluit ECB/2010/10 gelden voor die gevallen van vermeende niet-naleving, waaronder de in artikel 3, lid 2, punt b), van dat besluit genoemde herhaalde gevallen van niet-naleving, waarbij zich een of meer gevallen van niet-naleving zich voordoen vóór en na de in artikel 9 genoemde relevante datum van toepassing.
Artikel 8
Specifieke toepassing voor niet-naleving van de statistische rapportage van geldmarktstatistieken
In gevallen van vermeende niet-naleving van Verordening (EU) nr. 1333/2014 (ECB/2014/48) voldoen de bevoegde NCB’s en de ECB met ingang van 31 januari 2023 aan de in dit besluit neergelegde vereisten.
Artikel 9
Vankrachtwording
1. Dit besluit wordt van kracht op de dag van kennisgeving ervan aan de geadresseerden.
2. Dit besluit wordt toegepast met ingang van 30 april 2024, met uitzondering van artikel 8, dat wordt toegepast met ingang van 31 januari 2023.
Artikel 10
Geadresseerden
Dit besluit is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.
Gedaan te Frankfurt am Main, 29 september 2022.
De president van de ECB
Christine LAGARDE
(1) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4.
(2) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.
(3) Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank van 23 september 1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4) (PB L 264 van 12.10.1999, blz. 21).
(4) Verordening (EU) 2022/1917 van de Europese Centrale Bank van 29 september 2022 betreffende niet-nalevingsprocedures in geval van niet-naleving van statistische rapportageverplichtingen en tot intrekking van Besluit ECB/2010/10 (ECB/2022/31) (zie bladzijde 6 van dit Publicatieblad).
(5) Verordening (EU) nr. 1409/2013 van de Europese Centrale Bank van 28 november 2013 betreffende betalingsstatistieken (ECB/2013/43) (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 18).
(6) Verordening (EU) nr. 1011/2012 van de Europese Centrale Bank van 17 oktober 2012 betreffende statistieken inzake aangehouden effecten (ECB/2012/24) (PB L 305 van 1.11.2012, blz. 6).
(7) Verordening (EU) nr. 1333/2014 van de Europese Centrale Bank van 26 november 2014 houdende geldmarktstatistieken (ECB/2014/48) (PB L 359 van 16.12.2014, blz. 97).
(8) Besluit ECB/2010/10 van de Europese Centrale Bank van 19 augustus 2010 inzake niet-naleving van statistische rapportagevereisten (PB L 226 van 28.8.2010, blz. 48).
(9) Verordening (EG) nr. 2423/2001 van de Europese Centrale Bank van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2001/13) (PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1).
(10) PB C 195 van 31.7.2004, blz. 8.
(11) Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1).