13.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/1


VERORDENING (EU) 2021/1139 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 7 juli 2021

tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42, artikel 43, lid 2, artikel 91, lid 1, artikel 100, lid 2, artikel 173, lid 3, artikel 175, artikel 188, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, artikel 195, lid 2, en artikel 349,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De looptijd van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (“het EFMZVA”) moet gaan van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027, zodat het gelijk oploopt met het meerjarig financieel kader (“het MFK 2021-2027”) dat is vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 (4). Deze verordening dient de prioriteiten van het EFMZVA en de begroting ervan te bevatten, alsmede, ter aanvulling van de algemene regels voor het EFMZVA krachtens Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (5), de specifieke regels voor het verstrekken van financiering van de Unie. Met het EFMZVA moet financiering uit de begroting van de Unie worden aangewend voor de ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), het maritiem beleid van de Unie en de internationale verbintenissen van de Unie op het gebied van oceaangovernance. Deze financiering is onontbeerlijk voor een duurzame visserij en de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, voor voedselzekerheid via aanbod van vis en schaal- en schelpdieren, voor de groei van een duurzame blauwe economie en voor gezonde, veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen.

(2)

Als wereldspeler in de oceanen en als één van ’s werelds grootste producenten van vis en schaal- en schelpdieren, draagt de Unie de grote verantwoordelijkheid de oceanen en hun rijkdommen te beschermen, in stand te houden en duurzaam te gebruiken. Het behoud van de zeeën en de oceanen is van levensbelang voor een snelgroeiende wereldbevolking. Het is tevens van sociaal-economisch belang voor de Unie aangezien een duurzame blauwe economie investeringen, banen en groei stimuleert, onderzoek en innovatie bevordert en bijdraagt tot energiezekerheid door oceaanenergie. Bovendien zijn doeltreffende grenscontroles en de wereldwijde strijd tegen criminaliteit op zee essentieel voor veilige en beveiligde zeeën en oceanen, en helpen zij daarom de zorgen van burgers over veiligheid weg te nemen.

(3)

Verordening (EU) 2021/1060 is vastgesteld om de steun uit de fondsen in het kader van gedeeld beheer (“de fondsen”) beter te coördineren en de uitvoering ervan te harmoniseren, met coherente vereenvoudiging van de beleidsuitvoering als voornaamste doel. Die verordening is van toepassing op het deel van het EFMZVA in gedeeld beheer. De verschillende fondsen hebben complementaire doelstellingen en worden alle op dezelfde wijze beheerd. Bijgevolg is bij Verordening (EU) 2021/1060 een reeks gemeenschappelijke algemene doelstellingen bepaald alsmede algemene beginselen als partnerschap en bestuur op verschillende niveaus. Andere gemeenschappelijke elementen zijn strategische planning en programmering, waaronder bepalingen inzake de met elke lidstaat te sluiten partnerschapsovereenkomst. Voorts stipuleert de verordening overkoepelend hoe de fondsen prestatiegericht gestalte moet worden gegeven. Zo bepaalt de verordening bepalingen inzake randvoorwaarden, evaluatie van de prestaties en regelingen voor monitoring, verslaglegging en evaluatie. Voorts stelt zij gemeenschappelijke bepalingen vast over de subsidiabiliteitsregels en zijn bijzondere regelingen omschreven voor financieringsinstrumenten, voor het gebruik van InvestEU, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en van de Raad (6), voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (community-led local development — CLLD) en voor financieel beheer. Daarnaast zijn sommige beheers- en controleregelingen gemeenschappelijk voor alle fondsen. De complementariteit tussen de fondsen, met inbegrip van het EFMZVA, en andere programma’s van de Unie moet worden beschreven in de partnerschapsovereenkomst overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060.

(4)

Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (7) (“het “Financieel Reglement”) is op het EFMZVA van toepassing. Het Financieel Reglement stelt regels vast voor de uitvoering van de Uniebegroting, waaronder regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties, financiële steun en de vergoeding van externe deskundigen.

(5)

De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn vastgesteld bij het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, prijzen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties, financiële steun en de vergoeding van externe deskundigen en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten ook een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting.

(6)

In direct beheer moet het EFMZVA synergie en complementariteit met andere fondsen en programma’s van de Unie ontwikkelen. Ook moet financiering mogelijk zijn in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen die worden uitgevoerd uit hoofde van Verordening (EU) 2021/523.

(7)

Steun uit het EFMZVA moet een duidelijke Europese meerwaarde bezitten, onder meer door marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, en mag niet particuliere financiering overlappen of verdringen, of de mededinging op de interne markt verstoren.

(8)

De artikelen 107, 108 en 109 VWEU moeten van toepassing zijn op steun van de lidstaten in het kader van deze verordening aan ondernemingen in de visserij- en aquacultuursector. Gezien het specifieke karakter van die sector dienen die artikelen evenwel niet van toepassing te zijn op betalingen van de lidstaten krachtens deze verordening die onder artikel 42 VWEU vallen.

(9)

De financieringsvormen en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening moeten worden gekozen op basis van de mate waarin ze de voor de acties vastgelegde prioriteiten kunnen te verwezenlijken en tot resultaten kunnen leiden, rekening houdend met in het bijzonder de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico op niet-naleving. Bij de keuze van de financieringsvormen moet ook het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en eenheidskosten worden overwogen, alsmede financiering die niet gekoppeld is aan kosten als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement.

(10)

In het MFK 2021-2027 is bepaald dat de Uniebegroting het visserijbeleid en het maritiem beleid moet blijven ondersteunen. De EFMZVA -begroting moet, in lopende prijzen, 6 108 000 000 EUR bedragen. De EFMZVA-middelen moeten worden verdeeld tussen gedeeld beheer en direct en indirect beheer. 5 311 000 000 EUR moet worden uitgetrokken voor steun in gedeeld beheer en 797 000 000 EUR voor steun in direct en indirect beheer. Met het oog op stabiliteit, met name met betrekking tot de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen, moet de afbakening van de nationale toewijzingen in gedeeld beheer voor de programmeringsperiode 2021-2027 worden gebaseerd op de verdeling voor de periode 2014-2020 krachtens Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (8) (“het EFMZV”). Er moeten specifieke bedragen gereserveerd worden voor de ultraperifere gebieden, voor controle en handhaving en voor de verzameling en verwerking van gegevens voor visserijbeheer en wetenschappelijke doeleinden, terwijl de bedragen voor bepaalde investeringen in vissersvaartuigen en voor definitieve en tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten moeten worden geplafonneerd.

(11)

De Europese maritieme sector biedt werk aan meer dan 5 miljoen mensen en zorgt jaarlijks voor een omzet van bijna 750 000 000 000 EUR en een bruto toegevoegde waarde van 218 000 000 000 EUR, en hij kan potentieel nog veel meer banen scheppen. De output van de wereldwijde oceaaneconomie wordt momenteel op 1 300 000 000 000 EUR geraamd en dat bedrag kan tot 2030 meer dan verdubbelen. De noodzaak om te voldoen aan de CO2-emissiedoelstellingen, de hulpbronnenefficiëntie te verhogen en de ecologische voetafdruk van de blauwe economie te verkleinen, is een belangrijke aanzet voor innovatie in andere sectoren, zoals de uitrusting van zeeschepen, de scheepsbouw, oceaanobservatie, de baggerij, de bescherming van kustgebieden en de mariene bouw. De investeringen in de maritieme economie worden gefinancierd door de structuurfondsen van de Unie, in het bijzonder het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het EFMZVA. Nieuwe investeringsinstrumenten zoals InvestEU kunnen worden aangewend om het groeipotentieel van de maritieme sector waar te maken.

(12)

Het EFMZVA dient te worden geschraagd door vier prioriteiten: bevordering van de duurzame visserij en van het herstel en de instandhouding van de aquatische biologische rijkdommen; bevordering van duurzame aquacultuuractiviteiten, en de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, als bijdrage tot de voedselzekerheid in de Unie; de voorwaarden scheppen voor een duurzame blauwe economie in kust-, eiland- en binnenlandgebieden en bevordering van de ontwikkeling van visserij- en aquacultuurgemeenschappen; versterking van de internationale oceaangovernance en facilitering van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen. Deze prioriteiten moeten worden nagestreefd door middel van gedeeld, direct en indirect beheer.

(13)

Het EFMZVA moet eenvoudig van structuur zijn zonder vooraf op een al te prescriptieve manier maatregelen of nadere subsidiabiliteitsregels op Unieniveau vast te leggen. Er moeten daarentegen voor elke prioriteit brede specifieke doelstellingen worden beschreven. De lidstaten moeten in hun programma’s dus de meest geschikte manieren aangeven om deze doelstellingen te realiseren. Veel van de door de lidstaten in hun programma aangegeven maatregelen kunnen worden gesteund volgens de regels van deze verordening en van Verordening (EU) 2021/1060, mits zij onder de specifieke doelstellingen van de deze verordening vallen. Er moet echter een lijst van niet-subsidiabele concrete acties worden opgesteld om schadelijke gevolgen voor de instandhouding van de visbestanden te vermijden. Bovendien moet aan investeringen en compensatie ten bate van de vissersvloot de strikte voorwaarde worden verbonden dat ze stroken met de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB.

(14)

De Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (“de Agenda 2030”) noemt de instandhouding en het duurzame gebruik van de oceanen als een van de 17 duurzameontwikkelingsdoelen (SDG’s), namelijk SDG 14 (“instandhouding en duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en rijkdommen van de zee voor duurzame ontwikkeling”). De Unie is vastbesloten dat doel te helpen verwezenlijken. Daartoe wil zij inzetten op een duurzame blauwe economie die strookt met de maritieme ruimtelijke ordening, met de instandhouding van de biologische rijkdommen en met het bereiken van een goede milieutoestand zoals bepaald bij Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), en wil zij bepaalde vormen van visserijsubsidies die overcapaciteit en overbevissing in de hand werken verbieden, wil zij subsidies die bijdragen tot illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij afschaffen, en wil zij geen nieuwe subsidies van dit soort meer invoeren. Dit laatste resultaat moet voortvloeien uit de onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over visserijsubsidies. Daarnaast heeft de Unie, tijdens de onderhandelingen binnen de WTO in het kader van de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling van 2002 en in het kader van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling van 2012 (Rio+20), toegezegd een einde te maken aan subsidies die overcapaciteit in de visserij en overbevissing in de hand werken.

(15)

Teneinde in overeenstemming met de door de Unie gedane toezeggingen om de Overeenkomst van Parijs uit te voeren en de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties te verwezenlijken, recht te doen aan het belang van de strijd tegen klimaatverandering, moeten de acties uit hoofde van deze verordening bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling 30 % van alle uitgaven in het kader van het MFK 2021-2027 aan te wenden voor het integreren van klimaatdoelstellingen in beleid, en moeten zij bijdragen tot de ambitie om in 2024 7,5 % en in 2026 en 2027 10 % van de jaarlijkse uitgaven in het kader van het MFK 2021-2027 te besteden aan biodiversiteitsdoelstellingen, daarbij rekening houdend met de bestaande doublures tussen klimaatdoelstellingen en biodiversiteitsdoelstellingen.

(16)

Het EFMZVA dient bij te dragen tot verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie wat betreft klimaatmitigatie en -adaptatie. Die bijdrage moet worden gevolgd met behulp van milieu- en klimaatindicatoren van de Unie en regelmatig overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060 worden gerapporteerd.

(17)

Overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10) moet de financiële bijstand van de Unie in het kader van het EFMZVA afhankelijk zijn van de naleving van de GVB-voorschriften. Aanvragen van marktdeelnemers die de GVB-voorschriften ernstig hebben overtreden, mogen niet in aanmerking komen voor financiering.

(18)

Om tegemoet te komen aan de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde specifieke voorwaarden van het GVB en om naleving van de GVB-voorschriften te bevorderen, moeten er voorschriften worden vastgesteld ter aanvulling van de regels inzake onderbreking, schorsing en financiële correcties zoals bepaald bij Verordening (EU) 2021/1060. Indien een lidstaat zijn uit het GVB voortvloeiende verplichtingen niet nakomt of de Commissie over aanwijzingen in die richting beschikt, moet de Commissie de gelegenheid krijgen om bij wijze van voorzorgsmaatregel de betrokken betalingstermijnen te onderbreken. Naast die mogelijkheid de betalingstermijn te onderbreken, moet de Commissie de mogelijkheid krijgen om betalingen aan een lidstaat te schorsen en de lidstaat financiële correcties op te leggen indien deze de GVB-voorschriften verregaand overtreedt, teneinde te voorkomen dat er betalingen worden verricht voor niet-subsidiabele uitgaven.

(19)

De laatste jaren zijn maatregelen getroffen om de visbestanden naar een gezond niveau terug te brengen, de winstgevendheid van de visserijsector van de Unie te vergroten en mariene ecosystemen in stand te houden. Er blijven echter aanzienlijke uitdagingen bestaan voor de volledige verwezenlijking van de sociaal-economische en milieudoelstellingen van het GVB, met name de doelstellingen om populaties gevangen soorten boven een dusdanig niveau te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan worden gerealiseerd, om ongewenste vangsten uit te bannen, en om gebieden voor herstel van de visbestanden in te stellen. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, moet de steun na 2020 worden voortgezet, met name in zeegebieden waar de vooruitgang trager verloopt.

(20)

Het EFMZVA moet helpen de milieu-, economische, sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB, zoals vastgesteld bij artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, te verwezenlijken, met name de doelstellingen om populaties gevangen soorten boven een dusdanig niveau te brengen en te houden dat de MDO kan worden gerealiseerd, om ongewenste vangsten zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken, en om de negatieve effecten van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem tot een minimum te beperken. Steun uit het EFMZVA moet ervoor zorgen dat visserijactiviteiten uit ecologisch oogpunt langdurig duurzaam zijn en beheerd worden op een manier die strookt met de doelstellingen van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, om aldus economische, sociale en werkgelegenheidsbaten te realiseren, bij te dragen tot de beschikbaarheid van gezonde voedselvoorraden en tot een redelijke levensstandaard voor degenen die van visserijactiviteiten afhankelijk zijn, bij dit alles rekening houdend met de kustvisserij en sociaal-economische aspecten. Die steun moet onder meer betrekking hebben op innovatie en investeringen in milieuvriendelijke, selectieve, klimaatbestendige en koolstofarme visserijpraktijken en -technieken.

(21)

De visserij is van vitaal belang voor het levensonderhoud en het cultureel erfgoed van veel kustgemeenschappen in de Unie, en dan vooral waar de kleinschalige kustvisserij een belangrijke rol speelt. In veel vissersgemeenschappen ligt de gemiddelde leeftijd boven de 50. Generatievernieuwing en diversificatie van activiteiten blijven dan ook een uitdaging. Met name is het voor jonge vissers een financiële uitdaging om nieuwe economische activiteiten in de visserijsector te creëren en te ontwikkelen, iets waaraan aandacht zou moeten worden geschonken bij het toekennen en bestemmen van middelen in het kader van het EFMZVA. Die nieuwe economische activiteiten zijn evenwel van wezenlijk belang voor het concurrentievermogen van de visserijsector in de Unie. Om hun slaagkans te vergroten, moeten jonge vissers die visserijactiviteiten beginnen daarom worden gesteund. Om de levensvatbaarheid van nieuwe economische activiteiten die in het kader van het EFMZVA worden gesteund te garanderen, moet steun afhankelijk worden gemaakt van het opdoen van passende ervaring of kwalificaties. Ingeval steun voor het opstarten van een bedrijf wordt aangewend voor de aankoop van een vissersvaartuig, mag dit uitsluitend het eerste vissersvaartuig zijn of van een zeggenschapsdeelneming daarin.

(22)

Ongewenste vangsten voorkomen is een van de grootste uitdagingen van het GVB. In dat verband heeft de wettelijke verplichting om alle vangsten aan te landen geleid tot substantiële veranderingen in de visserijpraktijken met soms aanzienlijke financiële kosten tot gevolg. Daarom moet uit het EFMZVA steun kunnen worden verstrekt voor innovaties en investeringen die helpen de aanlandingsverplichting volledig uit te voeren, en instandhoudingsmaatregelen die selectiviteit in de hand werken, te ontwikkelen en uit te voeren. Voor investeringen in selectief vistuig, in de verbetering van de haveninfrastructuur en in de afzet van ongewenste vangsten, moet uit het EFMZVA hogere steun kunnen worden verstrekt dan voor andere concrete acties. Voorts moet voor het ontwerp, de ontwikkeling, de monitoring, de evaluatie en het beheer van transparante systemen voor de uitwisseling van vangstmogelijkheden (“quotaruil”) tussen lidstaten een maximale steunintensiteit van 100 % kunnen worden gehanteerd, om het door de aanlandingsverplichting ontstane “knelsoorteffect” te matigen.

(23)

Het EFMZVA moet de ruimte krijgen innovatie en investeringen aan boord van Unievissersvaartuigen te steunen. Daarbij moet het gaan om ingrepen ter verbetering van de gezondheid, de veiligheid en arbeidsomstandigheden, de energie-efficiëntie en de kwaliteit van de vangsten. Moet worden uitgesloten de aanschaf van uitrusting waarmee een vissersvaartuig vis beter kan opsporen. Ook mag dergelijke steun niet leiden tot een toename van de vangstcapaciteit van een individueel vaartuig, tenzij dit het rechtstreekse gevolg is van een toename van de brutotonnage van een vissersvaartuig die nodig is ter verbetering van de veiligheid, de arbeidsomstandigheden of de energie-efficiëntie ervan. Om te voorkomen dat de visserijcapaciteit op vlootniveau toeneemt, moet in die gevallen de toename van de vangstcapaciteit van het individuele vaartuig worden gecompenseerd via voorafgaande intrekking, zonder overheidssteun, van ten minste dezelfde vangstcapaciteit uit hetzelfde vlootsegment of uit een vlootsegment waar de vangstcapaciteit niet in evenwicht met de beschikbare vangstmogelijkheden is. Bovendien mag geen steun worden verstrekt louter ter naleving van verplichtingen uit hoofde van het Unierecht, met uitzondering van enerzijds door een lidstaat opgelegd vereisten ter uitvoering van facultatieve bepalingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad (11), en anderzijds in verband met de aankoop, de installatie en de bediening van bepaalde controleapparatuur. In een structuur zonder prescriptieve maatregelen moet het aan de lidstaten worden overgelaten om de nadere subsidiabiliteitsregels voor deze investeringen vast te stellen. Wat de gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen betreft, dient een hogere steunintensiteit te worden toegestaan dan voor andere concrete acties.

(24)

Er moeten voor bepaalde andere investeringen in de vissersvloot waarvoor EFMZVA-steun beschikbaar is specifieke subsidiabiliteitsregels worden vastgesteld, om te voorkomen dat die investeringen overcapaciteit of overbevissing in de hand werken. Met name moeten er voorwaarden worden gesteld aan steun voor de eerste aankoop van een tweedehands vaartuig door een jonge visser en voor de vervanging of modernisering van de motor van een vissersvaartuig, bijvoorbeeld dat het vaartuig tot een vlootsegment behoort dat in evenwicht is met de vangstmogelijkheden voor dat segment, en dat de nieuwe of gemoderniseerde motor niet meer vermogen in kilowatt (kW) heeft dan de vervangen motor.

(25)

Investeringen in menselijk kapitaal zijn onmisbaar om het concurrentievermogen en de economische prestaties van de visserij-, de aquacultuur- en de maritieme sector te verbeteren. Daarom moet het EFMZVA de mogelijkheid hebben steun te geven voor adviesdiensten, samenwerking tussen wetenschappers en vissers, beroepsopleidingen, een leven lang leren, bevordering van de sociale dialoog en de verspreiding van kennis.

(26)

Visserijcontrole is van het allergrootste belang voor de uitvoering van het GVB. Daarom moet uit het EFMZVA steun in gedeeld beheer worden verstrekt voor de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van een visserijcontroleregeling van de Unie, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (12). Bepaalde bij die verordening vastgestelde verplichtingen rechtvaardigen specifieke steun uit het EFMZVA, namelijk verplichte volgsystemen en elektronische meldsystemen, verplichte systemen voor elektronische monitoring op afstand, en de verplichte continue meting en registratie van het vermogen van de voortstuwingsmotor. Bovendien kunnen de investeringen door de lidstaten in controlemiddelen ook worden ingezet voor maritieme bewaking en samenwerking op het gebied van kustwachttaken.

(27)

Het succes van het GVB hangt af van de beschikbaarheid van wetenschappelijk advies ten behoeve van het visserijbeheer en dus van de beschikbaarheid van visserijgegevens. Gezien de moeilijkheden en kosten waarmee het vergaren van betrouwbare en volledige gegevens gepaard gaat, moet steun worden verstrekt voor de inspanningen van de lidstaten om gegevens te vergaren en te verwerken overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad (13) en om bij te dragen tot het beste beschikbare wetenschappelijke advies. Die steun moet helpen synergie te creëren met de vergaring en verwerking van andere soorten mariene gegevens.

(28)

Uit het EFMZVA moet steun worden verstrekt voor een effectieve, op kennis gebaseerde uitvoering en governance van het GVB in direct en indirect beheer door middel van de verstrekking van wetenschappelijk advies, regionale samenwerking ten aanzien van instandhoudingsmaatregelen, de ontwikkeling en toepassing van een visserijcontrolesysteem van de Unie, de werking van adviesraden en vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties.

(29)

Ter versterking van de economisch, sociaal en ecologisch duurzame visserijactiviteiten moet het EFMZVA enerzijds concrete acties voor het beheer van de visserij en de vissersvloten kunnen steunen overeenkomstig de artikelen 22 en 23 van en bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1380/2013, en anderzijds inspanningen van de lidstaten voor een optimale toewijzing van hun beschikbare vangstcapaciteit, waarbij zij rekening houden met de behoeften van hun vloot en de totale vangstcapaciteit niet verhogen.

(30)

Doordat verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB een uitdaging blijft, is voor bepaalde vlootsegmenten en zeegebieden steun voor de aanpassing van de vloot soms nog noodzakelijk. Die steun moet strikt gericht zijn op beter vlootbeheer en de instandhouding en duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee, en op het bereiken van een evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de beschikbare vangstmogelijkheden. Daarom moet uit het EFMZVA steun kunnen worden verstrekt voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten in de vlootsegmenten waarvan de vangstcapaciteit niet in evenwicht is met de beschikbare vangstmogelijkheden. Die steun moet een instrument zijn van de actieplannen voor de aanpassing van vlootsegmenten met geconstateerde structurele overcapaciteit, zoals bedoeld in artikel 22, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en moet worden gerealiseerd hetzij via de sloop van een vissersvaartuig hetzij via de buitenbedrijfstelling ervan en de aanpassing ervan met het oog op andere activiteiten. Indien die aanpassing tot een verhoogde druk van de recreatievisserij op het mariene ecosysteem leidt, mag de steun enkel worden verstrekt als deze in overeenstemming is met het GVB en met de doelstellingen van de desbetreffende meerjarenplannen.

(31)

Om te kunnen bijdragen tot de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB of om bepaalde uitzonderlijke omstandigheden te helpen verlichten, moet het EFMZVA kunnen helpen compensatie te bieden voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten als gevolg van de uitvoering van bepaalde instandhoudingsmaatregelen, van de uitvoering van noodmaatregelen, van onderbreking, wegens overmacht, van de toepassing van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij (PODV), of van een natuurramp, een milieuongeval of een gezondheidscrisis. Steun in geval van tijdelijke stopzetting als gevolg van instandhoudingsmaatregelen mag uitsluitend worden verstrekt indien wetenschappelijk advies aangeeft dat vermindering van de visserij-inspanning nodig is voor verwezenlijking van de in artikel 2, lid 2 en lid 5, punt a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde doelstellingen.

(32)

Aangezien de economische risico’s en de milieurisico’s voor vissers almaar toenemen door onder meer klimaatverandering en prijsvolatiliteit, moet het EFMZVA acties kunnen ondersteunen die de veerkracht van de visserijsector vergroten via onder meer onderlinge fondsen, verzekeringen of andere collectieve regelingen waarmee de sector risico’s kan opvangen en kan inspringen op ongunstige gebeurtenissen.

(33)

Kleinschalige kustvisserij wordt beoefend door zeevisserij- en binnenvisserijvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter die geen gesleept vistuig gebruiken, en door vissers te voet, schelpdiervissers inbegrepen. Deze sector vertegenwoordigt bijna 75 % van alle in de Unie ingeschreven vissersvaartuigen en bijna de helft van de werkgelegenheid in de visserijsector. Marktdeelnemers in de kleinschalige kustvisserij zijn voor hun belangrijkste inkomstenbron sterk afhankelijk van gezonde visbestanden. Vanuit de doelstelling duurzame visserijpraktijken te bevorderen, moet het EFMZVA die marktdeelnemers derhalve een voorkeursbehandeling geven via een maximale steunintensiteit van 100 %, met uitzondering van concrete acties die verband houden met de eerste aankoop van een vissersvaartuig, de vervanging of modernisering van een motor, en concrete acties die de brutotonnage van een vissersvaartuig verhogen ter verbetering van de veiligheid, de arbeidsomstandigheden of de energie-efficiëntie ervan. Daarnaast moeten de lidstaten in hun programma rekening houden met de specifieke behoeften van de kleinschalige kustvisserij en uiteenzetten wat voor acties ter ontwikkeling van de kleinschalige kustvisserij er in aanmerking komen.

(34)

Het maximale medefinancieringspercentage van het EFMZVA per specifieke doelstelling moet 70 % van de subsidiabele openbare uitgaven bedragen, met uitzondering van compensatie voor extra kosten in de ultraperifere gebieden, waarvoor het 100 % moet bedragen.

(35)

De maximale steunintensiteit bedraagt 50 % van de totale subsidiabele uitgaven en kan in bepaalde gevallen daarvan afwijken.

(36)

De ultraperifere gebieden hebben te kampen met specifieke problemen die verband houden met hun afgelegen ligging, reliëf en klimaat als bedoeld in artikel 349 VWEU, maar beschikken daarnaast over specifieke troeven voor de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie. Daarom moet voor elk ultraperifeer gebied het programma van de betrokken lidstaten worden voorzien van een actieplan ter ontwikkeling van de verschillende sectoren van de duurzame blauwe economie, zoals duurzame visserij en aquacultuur, en moeten er financiële middelen worden gereserveerd om de uitvoering van die actieplannen te kunnen steunen. Het EFMZVA moet de marktdeelnemers uit de ultraperifere gebieden ook steun kunnen verstrekken ter compensatie voor de extra kosten die voor deze marktdeelnemers voortvloeien uit de ligging of het insulaire karakter van die gebieden. Deze steun moet worden geplafonneerd in de vorm van een percentage van de totale beschikbare financiële middelen. Bovendien moet voor ultraperifere gebieden een hogere steunintensiteit worden toegepast dan die voor andere concrete acties. De lidstaten moeten die steun aanvullend kunnen financieren. Dergelijke financiering moet als staatssteun worden aangemeld bij de Commissie, die deze uit hoofde van deze verordening kan goedkeuren als onderdeel van die steun.

(37)

In gedeeld beheer moet uit het EFMZVA steun kunnen worden verstrekt voor aquatische biodiversiteit en ecosystemen, ook in binnenwatergebieden. Daartoe moet steun uit het EFMZVA beschikbaar zijn ter compensatie van onder meer passieve verzameling door vissers van verloren vistuig en zwerfvuil op zee, sargassowier inbegrepen, en voor investeringen in havens om te zorgen voor passende voorzieningen om verloren vistuig en zwerfvuil in te nemen. Ook moet er steun beschikbaar zijn voor acties om een goede milieutoestand in het mariene milieu te bereiken of te behouden, als omschreven in Richtlijn 2008/56/EG, voor de uitvoering van de krachtens die richtlijn vastgestelde ruimtelijke beschermingsmaatregelen, voor het beheer, het herstel en de monitoring van Natura 2000-gebieden, overeenkomstig de op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (14) vastgestelde prioritaire actiekaders, voor de bescherming van soorten uit hoofde van met name Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (15), alsmede voor het herstel van binnenwateren in overeenstemming met het op grond van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (16) vastgestelde maatregelenprogramma. In direct beheer moet uit het EFMZVA steun worden verstrekt voor de bevordering van schone en gezonde zeeën en voor de uitvoering van de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie, die is uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 16 januari 2018, in overeenstemming met de doelstelling van het bereiken of behouden van een goede milieutoestand in het mariene milieu.

(38)

Visserij en aquacultuur dragen bij tot voedselzekerheid en voeding. Momenteel voert de Unie echter naar schatting meer dan 60 % van haar visserijproducten in en is zij daarom sterk afhankelijk van derde landen. Een belangrijke uitdaging is het bevorderen van de consumptie van viseiwitten die volgens hoge kwaliteitsnormen zijn geproduceerd in de Unie en die voor de consument beschikbaar zijn voor betaalbare prijzen.

(39)

Het EFMZVA moet de bevordering en duurzame ontwikkeling van de aquacultuur, ook de zoetwateraquacultuur, kunnen steunen, ten bate van de teelt van waterdieren en -planten voor de productie van voedingsmiddelen en andere grondstoffen. Van sommige lidstaten zijn de administratieve procedures nog altijd complex, wat bijvoorbeeld tot uiting komt in een moeilijke toegang tot ruimte en in omslachtige vergunningsprocedures. Hierdoor is het voor de sector moeilijk om het imago en het concurrentievermogen van geteelde producten te verbeteren. De steun uit het EFMZVA moet in overeenstemming zijn met de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 opgestelde nationale strategische meerjarenplannen voor de aquacultuur. Met name steun voor ecologische duurzaamheid, productieve investeringen, innovatie, verwerving van beroepsvaardigheden, verbetering van de arbeidsomstandigheden en compenserende maatregelen die voorzien in essentiële land- en natuurbeheerdiensten, moet in aanmerking komen. Acties op het gebied van de volksgezondheid, verzekeringsregelingen voor aquacultuurbestanden en diergezondheids- en dierenwelzijnsbevorderende acties moeten eveneens in aanmerking komen voor steun.

(40)

Voedselzekerheid is afhankelijk van doelmatige, goed georganiseerde markten die zorgen voor meer transparantie, stabiliteit, kwaliteit en diversiteit in de voedselvoorzieningsketen en voor betere informatie voor de consument. Daarom moet uit het EFMZVA steun kunnen worden verstrekt voor de afzet van visserij- en aquacultuurproducten overeenkomstig de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17). Steun moet met name beschikbaar zijn voor de oprichting van producentenorganisaties, de uitvoering van productie- en afzetplannen, de bevordering van nieuwe afzetmogelijkheden en de ontwikkeling en verspreiding van informatie over de markt.

(41)

De verwerkende industrie speelt een rol in de beschikbaarheid en de kwaliteit van visserij- en aquacultuurproducten. Uit het EFMZVA moet steun kunnen worden verstrekt voor gerichte investeringen in deze sector, mits deze bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening. Aan ondernemingen die geen kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) zijn mag die steun enkel via financieringsinstrumenten of via InvestEU worden verstrekt, maar niet via subsidies.

(42)

Het EFMZVA moet kunnen helpen marktdeelnemers in de visserij- en aquacultuursector compensatie te bieden bij uitzonderlijke gebeurtenissen die een aanzienlijke verstoring van de markten tot gevolg hebben.

(43)

Voor nieuwe werkgelegenheid in kustgebieden is de ter plaatse aangestuurde ontwikkeling van de duurzame blauwe economie nodig die het sociale weefsel van deze gebieden nieuw leven inblaast. Oceaanindustrieën en -diensten groeien waarschijnlijk sneller dan de economie in het algemeen en dragen in grote mate bij tot de werkgelegenheid en de groei tot 2030. Om duurzaam te kunnen zijn, is de blauwe groei afhankelijk van innovatie en investeringen in nieuwe maritieme bedrijven en in de bio-economie, zoals modellen voor duurzaam toerisme, hernieuwbare oceaanenergie, innovatieve hoogwaardige scheepsbouw en nieuwe havendiensten, waar banen kunnen worden gecreëerd en tegelijkertijd de lokale ontwikkeling kan verbeteren. In de gehele begroting van de Unie moet plaats worden ingeruimd voor overheidsinvesteringen in de duurzame blauwe economie, waarbij de steun uit het EFMZV zich specifiek richten moet op het scheppen van de juiste voorwaarden voor de ontwikkeling van de duurzame blauwe economie en op het wegwerken van knelpunten voor investeringen en de ontwikkeling van nieuwe markten, technologieën of diensten. Steun voor de ontwikkeling van de duurzame blauwe economie moet worden verstrekt via gedeeld, direct en indirect beheer.

(44)

De duurzame blauwe economie kan pas werkelijk tot ontwikkeling komen als lokale actoren partnerschappen aangaan die bijdragen tot de vitaliteit van kust- en binnenlandgemeenschappen en -economieën. Het EFMZV moet de nodige instrumenten bieden waarmee dergelijke partnerschappen bevorderd kunnen worden. Daartoe moet steun in gedeeld beheer beschikbaar zijn via CLLD. Die benadering moet economische diversificatie in een lokale context stimuleren via ontwikkeling van kust- en binnenvisserij, aquacultuur en een duurzame blauwe economie. CLLD-strategieën moeten ervoor zorgen dat lokale gemeenschappen in visserij- en aquacultuurgebieden beter gebruikmaken van en meer profijt halen uit de kansen die de duurzame blauwe economie biedt, en dat ze daarbij de ecologische, culturele, sociale en menselijke middelen benutten en versterken. Elk lokaal partnerschap moet dan ook het voornaamste aandachtspunt van zijn strategie weerspiegelen door te zorgen voor een evenwichtige betrokkenheid en vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen uit de plaatselijke duurzame blauwe economie.

(45)

Uit het EFMZVA moet in gedeeld beheer steun kunnen worden verstrekt ter versterking van het duurzame zee- en oceaanbeheer door middel van de vergaring, het beheer en het gebruik van gegevens ter verbetering van de kennis over de toestand van het mariene milieu. Die steun moet gericht zijn op verwezenlijking van de vereisten uit hoofde van Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG, op ondersteuning van de maritieme ruimtelijke ordening en op verhoging van de kwaliteit en intensivering van de uitwisseling van gegevens in het kader van het Europees marien observatie- en datanetwerk.

(46)

In direct en indirect beheer moet steun uit het EFMZVA gericht zijn op de randvoorwaarden voor een duurzame blauwe economie via bevordering van een geïntegreerde governance en geïntegreerd beheer van het maritiem beleid, een betere overdracht en toepassing van onderzoek, innovatie en technologie in de duurzame blauwe economie, verbetering van maritieme vaardigheden en kennis over de oceanen, intensievere uitwisseling van sociaal-economische gegevens over de duurzame blauwe economie, bevordering van een koolstofarme en klimaatbestendige duurzame blauwe economie, en ontwikkeling van projectenpijplijnen en innovatieve financieringsinstrumenten. Bij dit alles moet de nodige aandacht uitgaan naar de specifieke situatie van de ultraperifere gebieden.

(47)

60 % van de oceanen valt buiten de grenzen van de jurisdictie van nationale staten. Dit impliceert een gedeelde internationale verantwoordelijkheid. De meeste problemen waaronder de oceanen te lijden hebben, zoals overbevissing, klimaatverandering, verzuring, vervuiling en afnemende biodiversiteit, zijn grensoverschrijdend en vragen dus om een gezamenlijke reactie. Krachtens het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, waarbij de Unie op grond van Besluit 98/392/EG van de Raad (18) partij is, zijn talrijke rechtsbevoegdheden, instellingen en specifieke kaders opgezet om de menselijke activiteiten in de oceanen te reguleren en te sturen. De laatste jaren is wereldwijde consensus ontstaan over de noodzaak het mariene milieu en de menselijke activiteiten op zee op een doeltreffendere manier te beheren om de toenemende druk op de oceanen in goede banen te kunnen leiden.

(48)

De Unie zet zich als wereldspeler resoluut in voor de bevordering van internationale oceaangovernance, overeenkomstig de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 10 november 2016, met de titel “Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen”. Het beleid van de Unie inzake oceaangovernance bestrijkt de oceanen op geïntegreerde wijze. Internationale oceaangovernance is niet alleen belangrijk voor de verwezenlijking van de Agenda 2030, en dan met name SDG 14, maar ook om voor de volgende generaties veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen achter te laten. De Unie moet deze internationale verbintenissen nakomen en het voortouw nemen ten behoeve van een betere internationale oceaangovernance op bilateraal, regionaal en multilateraal niveau, onder meer gericht op het voorkomen, tegengaan en beëindigen van IOO-visserij, op verbetering van het internationale kader voor oceaangovernance, op vermindering van de druk op de oceanen en zeeën, op het scheppen van de voorwaarden voor een duurzame blauwe economie, en op versterking van het internationale oceaanonderzoek en internationale oceaangegevens.

(49)

Acties ter bevordering van de internationale oceaangovernance in het kader van het EFMZVA beogen de verbetering van het overkoepelende kader van internationale en regionale processen, overeenkomsten, voorschriften en instellingen ter regulering en sturing van menselijke activiteiten in de oceanen. Uit het EFMZVA moet steun worden verstrekt voor internationale overeenkomsten die de Unie heeft gesloten betreffende gebieden die niet onder partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij (PODV’s) met verschillende derde landen vallen, alsmede voor de verplichte bijdrage van de Unie voor haar lidmaatschap van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s). PODV’s en ROVB’s zullen nog steeds uit hoofde van verschillende onderdelen van de begroting van de Unie worden gefinancierd.

(50)

Voor veiligheid en defensie zijn betere grensbescherming en betere maritieme beveiliging van essentieel belang. In het kader van de op 24 juni 2014 door de Raad van de Europese Unie aangenomen strategie van de Europese Unie voor maritieme veiligheid en het op 16 december 2014 aangenomen bijbehorende actieplan, zijn informatie-uitwisseling en grenswacht- en kustwachtsamenwerking tussen het Europees Bureau voor visserijcontrole, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Europees Grens- en kustwachtagentschap de spil voor verwezenlijking van die doelstellingen. Daarom moet het EFMZVA, in zowel gedeeld als direct beheer, steun verstrekken voor samenwerking op het gebied van maritieme bewaking en kustwachttaken, met inbegrip van de aankoop van artikelen voor multifunctionele maritieme operaties. Ook moeten de betrokken agentschappen steun in indirect beheer kunnen aanwenden op het gebied van maritieme bewaking en beveiliging.

(51)

In gedeeld beheer moet elke lidstaat één enkel programma opstellen dat door de Commissie moet worden goedgekeurd. De Commissie moet de ontwerpprogramma’s beoordelen op maximalisering van de bijdrage van elk programma tot de EFMZVA-prioriteiten en tot de doelstellingen veerkracht, groene transitie en digitale transitie. De ontwerpprogramma’s moet de Commissie tevens beoordelen op de bijdrage van elk programma tot de ontwikkeling van duurzame kleinschalige kustvisserij, tot ecologische, economische en sociale duurzaamheid, tot het aangaan van de ecologische en sociaal-economische uitdagingen van het GVB, tot de sociaal-economische prestaties van de duurzame blauwe economie, tot de instandhouding en het herstel van mariene ecosystemen, tot de vermindering van zwerfvuil op zee en tot de mitigatie van en de adaptatie aan de klimaatverandering.

(52)

In de context van regionalisering en om de lidstaten aan te moedigen bij het opstellen van de programma’s strategisch te werk te gaan, moet de Commissie de ontwerpprogramma’s mede beoordelen aan de hand van haar eigen zeegebiedanalyse, waarin de gemeenschappelijke sterke en zwakke punten met betrekking tot de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen worden aangegeven. Deze analyse moet als basis dienen voor de onderhandelingen tussen de lidstaten en de Commissie over elk programma, rekening houdend met de regionale moeilijkheden en behoeften.

(53)

De resultaten van de EFMZVA in de lidstaten moeten worden beoordeeld aan de hand van indicatoren. De lidstaten moeten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060 verslag uitbrengen over de vooruitgang ten aanzien van de vastgestelde mijlpalen en streefdoelen. Daartoe moet een monitoring- en evaluatiekader worden opgezet.

(54)

Voor de verstrekking van informatie over de EFMZVA-steun voor milieu- en klimaatdoelstellingen overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060, moet een op interventietypen gebaseerde methode worden opgesteld. Binnen deze methode wordt dan een specifiek gewicht toegekend aan de verstrekte steun naargelang de mate waarin de steun bijdraagt tot de verwezenlijking van de milieu- en klimaatdoelstellingen.

(55)

Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (19) moet het EFMZVA worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij echter administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en ook overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten, waar passend, meetbare indicatoren omvatten als maatstaf voor het evalueren van de effecten van het EFMZVA in de praktijk.

(56)

De Commissie moet informatie- en communicatieacties uitvoeren met betrekking tot het EFMZVA, de acties in het kader van het EFMZVA en de resultaten ervan. De aan het EFMZVA toegewezen financiële middelen moeten tevens bijdragen tot de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de prioriteiten van het EFMZVA.

(57)

Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (20), Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (21), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 (22) van de Raad en Verordening (EU) 2017/1939 (23) van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd met evenredige maatregelen, onder meer op het gebied van preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, voor zover van toepassing, met administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid onderzoeken in te stellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (24). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen. De lidstaten moeten alle door begunstigden gepleegde onregelmatigheden, waaronder fraude, voorkomen, opsporen en doeltreffend aanpakken. De lidstaten moeten de Commissie verslag uitbrengen over de vastgestelde onregelmatigheden, waaronder fraude, en over de vervolgmaatregelen die zij hebben ondernomen ten aanzien van dergelijke onregelmatigheden en ten aanzien van OLAF-onderzoeken.

(58)

Voor grotere transparantie betreffende de besteding van de fondsen van de Unie en voor een beter financieel beheer van die fondsen, met name via grotere publieke controle op de bestede gelden, moet bepaalde informatie over de concrete door het EFMZVA gefinancierde acties worden gepubliceerd op een website van een lidstaat overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060. Wanneer een lidstaat informatie over in het kader van het EFMZVA gefinancierde concrete acties publiceert, moeten de in Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (25) vervatte voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens worden nageleefd.

(59)

Ter aanvulling van bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen tot bepaling van de drempel voor onontvankelijkheid en de onontvankelijkheidsperiode wat betreft de ontvankelijkheidscriteria van de aanvragen, van de wijze van terugvordering van toegekende steun in geval van ernstige inbreuken, van de relevante begin- of einddatum van de onontvankelijkheidsperiode en de voorwaarden voor een kortere onontvankelijkheidsperiode, alsmede tot vaststelling van de criteria ter berekening van de extra kosten als gevolg van de specifieke beperkingen van de ultraperifere regio’s. Voorts moet, ter wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening, aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde aanvullende kernprestatie-indicatoren te kunnen opnemen. Met het oog op een vlotte overgang van de bij Verordening (EU) nr. 508/2014 ingestelde regeling naar de bij de deze verordening ingestelde regeling, moet aan de Commissie ook de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening met overgangsbepalingen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(60)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de werkprogramma’s, de bepaling van energie-efficiënte technologieën en de vaststelling van methodologische elementen voor het meten van de CO2-emissiereducties van motoren van vissersvaartuigen, alsmede met betrekking tot uitzonderlijke gebeurtenissen, de definitie van gevallen van niet-naleving door lidstaten die aanleiding tot onderbreking van de betalingstermijn kunnen geven, de schorsing van betalingen wegens ernstige niet-naleving door een lidstaat, financiële correcties, en de vaststelling van relevante operationele uitvoeringsgegevens en de presentatie daarvan. Die bevoegdheden moeten, uitgezonderd ten aanzien van de werkprogramma’s, technische bijstand daaronder begrepen, en uitzonderlijke gebeurtenissen, worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (26).

(61)

Overeenkomstig artikel 193, lid 2, van het Financieel Reglement moet subsidiëring van reeds begonnen acties kunnen worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst. Vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag gemaakte kosten zijn evenwel, behoudens naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen, niet subsidiabel. Om te voorkomen dat Uniefinanciering onderbroken wordt en de belangen van de Unie aldus mogelijk geschaad, moet het mogelijk zijn om gedurende een beperkte periode aan het begin van het MFK 2021-2027, en uitsluitend in naar behoren gemotiveerde gevallen, bij financieringsbesluit te voorzien in subsidiabiliteit van activiteiten en kosten vanaf het begin van het begrotingsjaar 2021, zelfs indien deze activiteiten verricht zijn en deze kosten gemaakt zijn vóór indiening van de subsidieaanvraag. Om dezelfde redenen en onder dezelfde voorwaarden moet voor exploitatiesubsidies worden afgeweken van artikel 193, lid 4, van het Financieel Reglement.

(62)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(63)

Ter waarborging van de continuïteit van steunverlening op het betrokken beleidsterrein en ter uitvoering van het programma vanaf het begin van het MFK 2021-2027, moet deze verordening wat betreft steun in direct en indirect beheer met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2021. Deze verordening moet derhalve met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMEEN KADER

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (“het EFMZVA”) opgericht voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027. De looptijd van het EFMZVA is afgestemd op de duur van het MFK 2021-2027. De verordening bevat de prioriteiten van het EFMZVA, de begroting ervan en de specifieke regels voor het verstrekken van financiering van de Unie, tot aanvulling van de algemene regels die van toepassing zijn op het EFMZVA uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1060.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening en onverminderd lid 2 van dit artikel gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1379/2013, artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, artikel 2 van Verordening (EU) 2021/523 en artikel 2 van Verordening (EU) 2021/1060.

2.   Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur” of “Common Information Sharing Environment — CISE”: een structuur van systemen voor de ondersteuning van de sector- en grensoverschrijdende uitwisseling van informatie tussen autoriteiten die betrokken zijn bij maritieme bewaking met als doel hun kennis over activiteiten op zee te verbeteren;

2)

“kustwacht”: nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren, waaronder maritieme veiligheid, maritieme beveiliging, maritieme douane, preventie en uitbanning van mensenhandel en mensensmokkel, handhaving van het zeerecht, maritieme grenscontrole, maritieme bewaking, bescherming van het mariene milieu, opsporing en redding, hulpverlening bij ongelukken en rampen, visserijcontrole, inspecties en andere activiteiten die met deze taken verband houden;

3)

“Europees marien observatie- en datanetwerk” of “EMODnet”: een partnerschap waarbij mariene gegevens en metagegevens worden samengevoegd om die versnipperde middelen beter toegankelijk en bruikbaar te maken voor openbare en particuliere gebruikers door kwalitatieve, interoperabele en geharmoniseerde mariene gegevens aan te bieden;

4)

“experimentele visserij”: visserijactiviteiten die in een bepaald gebied voor commerciële doeleinden worden uitgeoefend met het oog op het beoordelen van de winstgevendheid en de biologische duurzaamheid van regelmatige langdurige exploitatie van visbestanden in dat gebied waarop niet commercieel is gevist;

5)

“visser”: een door de betrokken lidstaat als zodanig erkend natuurlijk persoon die commerciële visserijactiviteiten uitoefent;

6)

“binnenvisserij”: visserijactiviteiten voor commerciële doeleinden in de binnenwateren door vaartuigen of met behulp van andere apparatuur, waaronder die welke voor het vissen op het ijs worden gebruikt;

7)

“internationale oceaangovernance”: een initiatief van de Unie om, aan de hand van een samenhangende, sectoroverschrijdende en op regels gebaseerde benadering, het overkoepelende kader van internationale en regionale processen, overeenkomsten, regelingen, voorschriften en instellingen te verbeteren met het oog op gezonde, veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde oceanen en zeeën;

8)

“aanlandingsplaats”: een locatie zijnde geen zeehaven als omschreven in artikel 2, punt 16, van Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad (27), die officieel erkend is door een lidstaat, waarvan het gebruik niet beperkt is tot de eigenaar ervan, en die in de eerste plaats wordt gebruikt voor aanlandingen van vaartuigen voor de kleinschalige kustvisserij;

9)

“maritiem beleid”: het beleid van de Unie ter bevordering van een geïntegreerde en coherente besluitvorming met het oog op een optimale duurzame ontwikkeling, economische groei en sociale cohesie in de Unie, met name in de kust-, eiland- en ultraperifere gebieden, en in de sectoren van de duurzame blauwe economie door middel van coherente beleidsmaatregelen op het gebied van maritieme zaken en internationale samenwerking ter zake;

10)

“maritieme beveiliging en bewaking”: activiteiten die worden uitgevoerd om alle gebeurtenissen en handelingen op maritiem gebied die gevolgen zouden hebben op het vlak van maritieme veiligheid en beveiliging, rechtshandhaving, defensie, grenscontrole, bescherming van het mariene milieu, visserijcontrole, handel en economische belangen van de Unie, te begrijpen, zo mogelijk te voorkomen, en op omvattende wijze te beheren;

11)

“maritieme ruimtelijke ordening”: een proces in het kader waarvan de betrokken autoriteiten van de lidstaat menselijke activiteiten in mariene gebieden analyseren en organiseren om ecologische, economische en maatschappelijke doelstellingen te bereiken;

12)

“overheidsinstantie”: de staats-, regionale en lokale autoriteiten, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden bestaande uit één of meer van deze autoriteiten of één of meer van deze publiekrechtelijke instellingen;

13)

“zeegebiedstrategie”: een geïntegreerd kader voor de aanpak van gemeenschappelijke mariene en maritieme problemen van lidstaten en, in voorkomend geval, derde landen in een specifiek zeegebied of in een of meer onderzeegebieden, en voor het bevorderen van samenwerking en coördinatie met het oog op economische, sociale en territoriale cohesie. Deze strategie wordt ontwikkeld door de Commissie in samenwerking met de betrokken lidstaten en derde landen, hun regio’s en in voorkomend geval ook andere belanghebbenden;

14)

“kleinschalige kustvisserij”: visserijactiviteiten door:

a)

zee- en binnenvisserijvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter die geen gebruik maken van gesleept vistuig als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (28), of

b)

vissers te voet, met inbegrip van schelpdiervissers;

15)

“duurzame blauwe economie”: alle sectorale en sectoroverschrijdende economische activiteiten op de interne markt die verband houden met de oceanen, zeeën, kusten en binnenwateren, waaronder de eiland- en ultraperifere gebieden van de Unie en de niet aan zee grenzende landen, met inbegrip van opkomende sectoren en niet-marktgoederen en -diensten, die tot doel hebben de langdurige ecologische, sociale en economische duurzaamheid te waarborgen en die in overeenstemming zijn met de SDG’s, met name SDG 14, alsmede met de milieuwetgeving van de Unie.

Artikel 3

Prioriteiten

Het EFMZVA draagt bij tot de uitvoering van het GVB en van het maritiem beleid van de Unie. Met het EFMZVA worden de volgende prioriteiten nagestreefd:

1)

bevordering van duurzame visserij en het herstel en de instandhouding van aquatische biologische rijkdommen;

2)

bevordering van duurzame aquacultuuractiviteiten en van verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten als bijdrage tot de voedselzekerheid in de Unie;

3)

de voorwaarden scheppen voor een duurzame blauwe economie in kust-, eiland- en binnenlandgebieden en bevordering van de ontwikkeling van visserij- en aquacultuurgemeenschappen;

4)

versterking van de internationale oceaangovernance en facilitering van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen.

Steun in het kader van het EFMZVA draagt bij tot verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie betreffende de mitigatie van en de adaptatie aan de milieu- en klimaatverandering. Die bijdrage wordt gevolgd volgens de in bijlage IV beschreven methode.

HOOFDSTUK II

Financieel kader

Artikel 4

Begroting

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het EFMZVA voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 bedragen 6 108 000 000 EUR in lopende prijzen.

2.   De middelen die op grond van titel II van deze verordening aan het EFMZVA worden toegewezen, worden uitgevoerd in gedeeld beheer overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060 en artikel 63 van het Financieel Reglement.

3.   De middelen die op grond van titel III van deze verordening aan het EFMZVA worden toegewezen, worden hetzij op directe wijze uitgevoerd, overeenkomstig artikel 62, lid 1, punt a), van het Financieel Reglement, hetzij op indirecte wijze, overeenkomstig artikel 62, lid 1, punt c), van het Financieel Reglement.

Artikel 5

Onder gedeeld beheer vallende begrotingsmiddelen

1.   De onder gedeeld beheer vallende financiële middelen, bedoeld in titel II, bedragen 5 311 000 000 EUR in lopende prijzen, overeenkomstig de in bijlage V vastgestelde jaarlijkse verdeling.

2.   Voor concrete acties in de ultraperifere gebieden wijst elke betrokken lidstaat, binnen de in bijlage V bepaalde financiële steun van de Unie, ten minste de volgende bedragen toe:

a)

102 000 000 EUR voor de Azoren en Madeira;

b)

82 000 000 EUR voor de Canarische Eilanden;

c)

131 000 000 EUR voor Guadeloupe, Frans-Guyana, Martinique, Mayotte, Réunion en Sint-Maarten.

3.   De in artikel 24 bedoelde compensatie mag voor geen van de in lid 2, punten a), b) en c), van deze verordening vermelde toewijzingen hoger zijn dan 60 %, en voor de in elk actieplan voor de ultraperifere gebieden gemotiveerde gevallen 70 %.

4.   In het overeenkomstig artikel 21, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2021/1060 opgestelde en ingediende programma wordt ten minste 15 % van de per lidstaat toegewezen financiële steun van de Unie toegewezen aan de in artikel 14, lid 1, punt d), van deze verordening genoemde specifieke doelstelling. Lidstaten die geen toegang tot de Uniewateren hebben, kunnen een lager percentage toepassen, rekening houdend met de omvang van hun taken op het gebied van controle en gegevensverzameling.

5.   Het totale bedrag van de financiële steun van de Unie uit het EFMZVA die per lidstaat wordt toegewezen voor de in de artikelen 17 tot en met 21 bedoelde steun bij elkaar, is niet hoger dan de hoogste van de volgende drempels:

a)

6 000 000 EUR, of

b)

15 % van de per lidstaat toegewezen financiële steun van de Unie.

6.   Overeenkomstig de artikelen 36 en 37 van Verordening (EU) 2021/1060 kan het EFMZVA op initiatief van een lidstaat steun verstrekken voor technische bijstand voor het doeltreffende beheer en gebruik van dit fonds.

Artikel 6

Financiële verdeling voor de onder gedeeld beheer vallende maatregelen

De in artikel 5, lid 1, bedoelde middelen die beschikbaar zijn voor vastleggingen door de lidstaten voor de periode van 2021 tot en met 2027, zijn opgenomen in bijlage V.

Artikel 7

Direct en indirect beheerde begrotingsmiddelen

1.   De direct en indirect beheerde financiële middelen, bedoeld in titel III, bedragen 797 000 000 EUR in lopende prijzen.

2.   Het in lid 1 bedoelde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor de uitvoering van het EFMZVA, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen.

Uit het EFMZVA kan op initiatief van de Commissie en voor maximaal 1,5 % van de in artikel 4, lid 1, bedoelde financiële middelen met name steun worden verstrekt voor:

a)

technische bijstand voor de uitvoering van de deze verordening zoals bedoeld in artikel 35 van Verordening (EU) 2021/1060;

b)

de voorbereiding, de monitoring en de evaluatie van PODV’s en de deelname van de Unie in ROVB’s;

c)

het opzetten van een Europabreed netwerk van plaatselijke actiegroepen.

3.   Uit het EFMZVA wordt steun verstrekt voor de kosten van voorlichtings- en communicatieactiviteiten in verband met de uitvoering van deze verordening.

HOOFDSTUK III

Programmering

Artikel 8

Programmering voor steun in gedeeld beheer

1.   Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2021/1060 stelt elke lidstaat één enkel programma op waarmee uitvoering wordt gegeven aan de in artikel 3 van deze verordening genoemde prioriteiten (het “programma”).

De lidstaten trachten bij het opstellen van het programma in voorkomend geval rekening te houden met regionale en/of lokale uitdagingen en kunnen overeenkomstig artikel 71, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060 intermediaire instanties aanwijzen.

2.   Steun op grond van titel II van deze verordening ter verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van artikel 5 van Verordening (EU) 2021/1060 wordt georganiseerd volgens de in bijlage II bij deze verordening vermelde prioriteiten en specifieke doelstellingen.

3.   Naast de in artikel 22 van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde elementen bevat het programma:

a)

een analyse van de situatie wat betreft sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen en een omschrijving van de behoeften in het betrokken geografische gebied, met inbegrip van, in voorkomend geval, de voor het programma relevante zeegebieden;

b)

waar van toepassing, de in artikel 35 bedoelde actieplannen voor de ultraperifere gebieden.

4.   In hun analyse van de situatie wat betreft de sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen, bedoeld in lid 3, punt a), van dit artikel, houden de lidstaten rekening met de specifieke behoeften van de kleinschalige kustvisserij overeenkomstig bijlage V bij Verordening (EU) 2021/1060.

Voor de specifieke doelstellingen die bijdragen tot de ontwikkeling van duurzame kleinschalige kustvisserij, beschrijven de lidstaten de soorten acties die voor dat doel worden overwogen, zoals bepaald in artikel 22, lid 3, punt d), i), van en in bijlage V bij, Verordening (EU) 2021/1060.

De beheerautoriteit tracht bij mogelijke vereenvoudigingsmaatregelen, zoals vereenvoudigde aanvraagformulieren, rekening te houden met de specifieke kenmerken van de marktdeelnemers in de kleinschalige kustvisserij.

5.   De Commissie beoordeelt het programma overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) 2021/1060. Bij die beoordeling houdt zij met name rekening met:

a)

een zo groot mogelijke bijdrage van het programma tot de in artikel 3 genoemde prioriteiten en tot de doelstellingen veerkracht, groene transitie en digitale transitie, onder meer via een breed scala aan innovatieve oplossingen;

b)

de bijdrage van het programma tot de ontwikkeling van duurzame kleinschalige kustvisserij;

c)

de bijdrage van het programma tot ecologische, economische en sociale duurzaamheid;

d)

het evenwicht tussen de vangstcapaciteit van de vloten en de beschikbare vangstmogelijkheden, als jaarlijks gerapporteerd door de lidstaten overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

e)

waar van toepassing, de krachtens de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde meerjarenplannen, de krachtens artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 vastgestelde beheersplannen, en de door ROVB’s vastgestelde aanbevelingen die bindend zijn voor de Unie;

f)

de uitvoering van de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

g)

de recentste gegevens over de sociaal-economische prestaties van de duurzame blauwe economie, met name in de visserij- en aquacultuursector;

h)

in voorkomend geval, de zeegebiedanalyses van de Commissie met de gemeenschappelijke sterke en zwakke punten van elk gebied met betrekking tot de verwezenlijking van de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde GVB-doelstellingen;

i)

de bijdrage van het programma tot de instandhouding en het herstel van de mariene ecosystemen, waarbij de steun in verband met Natura 2000-gebieden in overeenstemming moet zijn met de op grond van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders;

j)

de bijdrage van het programma tot de terugdringing van marien zwerfafval, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad (29);

k)

de bijdrage van het programma tot de mitigatie van en de adaptatie aan klimaatverandering.

Artikel 9

Programmering voor steun in direct en indirect beheer

Voor de uitvoering van Titel III stelt de Commissie bij uitvoeringshandeling werkprogramma’s vast. De werkprogramma’s bevatten, waar van toepassing, het totale bedrag voor de in artikel 56 bedoelde blendingverrichtingen. Tenzij het gaat om technische bijstand, worden die uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 63, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

TITEL II

STEUN IN GEDEELD BEHEER

HOOFDSTUK I

Algemene beginselen van de steun

Artikel 10

Staatssteun

1.   Onverminderd lid 2 van dit artikel zijn de artikelen 107, 108 en 109 VWEU van toepassing op steun van de lidstaten aan ondernemingen in de visserij- en aquacultuursector.

2.   De artikelen 107, 108 en 109 VWEU zijn evenwel niet van toepassing op betalingen van de lidstaten op grond van deze verordening en binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU.

3.   Nationale bepalingen voor overheidsfinanciering die verder reiken dan de bepalingen van deze verordening voor de in lid 2 bedoelde betalingen, worden op basis van lid 1 als één geheel beoordeeld.

4.   Met betrekking tot visserij- en aquacultuurproducten op de lijst in bijlage I bij het VWEU en waarop de artikelen 107, 108 en 109 daarvan van toepassing zijn, kan de Commissie overeenkomstig artikel 108 VWEU toestaan dat in de ultraperifere gebieden bedoeld in artikel 349 VWEU aan de sectoren productie, verwerking en afzet van die producten bedrijfssteun wordt verstrekt ter verlichting van de beperkingen die specifiek zijn voor die gebieden en die het gevolg zijn van het isolement, het insulaire karakter of de afgelegen ligging.

Artikel 11

Ontvankelijkheid van aanvragen

1.   Een door een marktdeelnemer ingediende steunaanvraag is gedurende een op grond van lid 4 van dit artikel vastgestelde, nader bepaalde periode niet ontvankelijk indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokken marktdeelnemer:

a)

een ernstige inbreuk heeft gepleegd als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (30) of in artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 of in andere door het Europees Parlement en de Raad in het kader van het GVB vastgestelde wetgeving;

b)

betrokken is geweest bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van een vissersvaartuig op de Unielijst van IOO-vaartuigen als bedoeld in artikel 40, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008, of van een vaartuig dat de vlag voerde van een land dat overeenkomstig artikel 33 van die verordening als niet-meewerkend derde land is aangemerkt, of

c)

een van de in de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (31) beschreven milieudelicten heeft gepleegd, indien de steunaanvraag wordt ingediend op grond van artikel 27 van deze verordening.

2.   Indien een van de gevallen in lid 1 zich voordoet tijdens de periode vanaf de indiening van de steunaanvraag tot vijf jaar na de laatste betaling, wordt de voor die aanvraag uit het EFMZVA betaalde steun teruggevorderd van de marktdeelnemer overeenkomstig artikel 44 van deze verordening en artikel 103 van Verordening (EU) 2021/1060.

3.   Onverminderd strengere nationale regels die zijn overeengekomen in de partnerschapsovereenkomst met de betrokken lidstaat, is een door een marktdeelnemer ingediende steunaanvraag onontvankelijk gedurende een op grond van lid 4 van dit artikel vastgestelde, nader bepaalde periode indien de betrokken bevoegde autoriteit middels een definitief besluit heeft vastgesteld dat de betrokken marktdeelnemer fraude in de zin van artikel 3 van Richtlijn (EU) 2017/1371 heeft gepleegd in het kader van het EFMZV of het EFMZVA.

4.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 62, ter aanvulling van deze verordening, gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

a)

de bepaling van de in dit artikel, leden 1 en 3, bedoelde drempel voor onontvankelijkheid en de onontvankelijkheidsperiode, die evenredig moet zijn met de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de ernstige inbreuk, het delict of de fraude, en ten minste één jaar moet bedragen;

b)

overeenkomstig artikel 44 van deze verordening en artikel 103 van Verordening (EU) 2021/1060, de regelingen ter terugvordering van de krachtens lid 2 van dit artikel verstrekte steun, welke in verhouding moeten staan tot de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de ernstige inbreuken of delicten;

c)

de begin- of einddatum van de in de leden 1 en 3 bedoelde periodes en de voorwaarden voor een kortere onontvankelijkheidsperiode.

5.   De lidstaten kunnen, in overeenstemming met nationale regels, een langere onontvankelijkheidsperiode toepassen dan die in lid 4. De lidstaten kunnen tevens een onontvankelijkheidsperiode toepassen op steunaanvragen die zijn ingediend door marktdeelnemers in de binnenvisserij die ernstige inbreuken hebben gepleegd op de nationale regels.

6.   De lidstaten verplichten marktdeelnemers die een steunaanvraag in het kader van het EFMZVA indienen, om de beheerautoriteit een ondertekende verklaring te verstrekken waarin zij bevestigen dat geen van de in dit artikel, leden 1 en 3, vermelde gevallen op hen van toepassing is. Alvorens de concrete aanvraag goed te keuren, verifiëren de lidstaten of die verklaring waarheidsgetrouw is in het licht van de beschikbare informatie uit hun nationaal register van inbreuken bedoeld in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 of in het licht van andere beschikbare gegevens.

Voor de toepassing van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde verificatie verstrekt een lidstaat op verzoek van een andere lidstaat de informatie uit zijn nationaal register van inbreuken bedoeld in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 12

Subsidiabiliteit voor steun uit het EFMZVA in gedeeld beheer

1.   Onverminderd de bij Verordening (EU) 2021/1060 vastgestelde regels inzake de subsidiabiliteit van uitgaven, kunnen de lidstaten voor steun uit hoofde van deze titel concrete acties selecteren die:

a)

onder het toepassingsgebied van de in artikel 8, lid 2, bedoelde prioriteiten en specifieke doelstellingen vallen;

b)

niet overeenkomstig artikel 13 niet-subsidiabel zijn, en

c)

in overeenstemming zijn met het toepasselijke Unierecht.

2.   Uit het EFMZVA kan steun worden verstrekt voor investeringen aan boord die nodig zijn om te voldoen aan de door een lidstaat opgelegde eisen ter uitvoering van facultatieve bepalingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2017/159.

Artikel 13

Niet-subsidiabele concrete acties of uitgaven

De volgende concrete acties of uitgaven komen niet in aanmerking voor steun uit het EFMZVA:

a)

concrete acties die de vangstcapaciteit van een vissersvaartuig vergroten, tenzij anders bepaald bij artikel 19;

b)

de aankoop van uitrusting waarmee een vissersvaartuig vis beter kan opsporen;

c)

de bouw, de aankoop of de invoer van vissersvaartuigen, tenzij anders bepaald bij artikel 17;

d)

de overdracht of omvlagging van vissersvaartuigen naar een derde land, ook door de oprichting van joint ventures met partners van derde landen;

e)

de tijdelijke of definitieve stopzetting van visserijactiviteiten, tenzij anders bepaald bij de artikelen 20 en 21;

f)

experimentele visserij;

g)

de overdracht van de eigendom van een bedrijf;

h)

het rechtstreeks uitzetten van vis, behalve in het kader van een herintroductiemaatregel of andere instandhoudingsmaatregelen waarin uitdrukkelijk bij een rechtshandeling in de Unie is voorzien, of in geval van het experimenteel uitzetten van vis;

i)

de aanleg van nieuwe havens of nieuwe afslagen, met uitzondering van nieuwe aanlandingsplaatsen;

j)

marktinterventiemechanismen om visserij- of aquacultuurproducten tijdelijk of definitief uit de markt te nemen met het oog op een verminderd aanbod om een prijsdaling te voorkomen of om de prijzen op te drijven, tenzij anders bepaald bij artikel 26, lid 2;

k)

investeringen in de situatie aan boord van vissersvaartuigen om te voldoen aan de vereisten krachtens het bij de indiening van de steunaanvraag geldende Unierecht, met inbegrip van de vereisten in het kader van de verplichtingen van de Unie in de context van ROVB’s, tenzij anders bepaald bij artikel 22;

l)

investeringen in de situatie aan boord van vissersvaartuigen die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende minder dan 60 dagen per jaar visserijactiviteiten hebben verricht;

m)

vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor van een vissersvaartuig, tenzij anders bepaald bij artikel 18.

HOOFDSTUK II

Prioriteit 1: bevordering van duurzame visserij en het herstel en de instandhouding van aquatische biologische rijkdommen

Afdeling 1

Reikwijdte van de steun

Artikel 14

Specifieke doelstellingen

1.   Steun op grond van dit hoofdstuk omvat interventies die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB als omschreven in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, via een of meer van de volgende specifieke doelstellingen:

a)

het versterken van economisch, sociaal en ecologisch duurzame visserijactiviteiten;

b)

het verbeteren van de energie-efficiëntie en het verminderen van de CO2-uitstoot door vervanging of modernisering van de motoren van vissersvaartuigen;

c)

het bevorderen van aanpassing van de vangstcapaciteit aan de vangstmogelijkheden in geval van definitieve stopzetting van visserijactiviteiten en het bijdragen tot een billijke levensstandaard in geval van tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten;

d)

het bevorderen van efficiënte controle en handhaving in de visserij, waaronder de bestrijding van IOO-visserij, en het bevorderen van betrouwbare gegevens voor besluitvorming met kennis van zaken;

e)

het bevorderen van een gelijk speelveld voor visserij- en aquacultuurproducten uit de ultraperifere gebieden, en

f)

het bijdragen tot de bescherming en het herstel van de aquatische biodiversiteit en ecosystemen.

2.   Steun op grond van dit hoofdstuk kan tevens verstrekt worden aan de binnenvisserij, onder de voorwaarden van artikel 16.

Afdeling 2

Specifieke voorwaarden

Artikel 15

Overdracht of omvlagging van vissersvaartuigen

Wanneer de steun op grond van dit hoofdstuk verstrekt wordt voor een Unievissersvaartuig, wordt dat vaartuig gedurende ten minste vijf jaar vanaf de laatste betaling voor de ondersteunde concrete actie niet overgedragen of omgevlagd buiten de Unie.

Artikel 16

Binnenvisserij

1.   De bepalingen van artikel 17, lid 6, punt a), artikel 18, lid 2, punt a), artikel 19, lid 2, punten a) en d), artikel 20, artikel 21, lid 2, punten a) tot en met d), en de verwijzing naar Verordening (EG) nr. 1224/2009 in artikel 19, lid 3, punt d), van deze verordening zijn niet van toepassing op binnenvisserijvaartuigen.

2.   Voor binnenvisserijvaartuigen worden de verwijzingen naar de datum van registratie in het vlootregister van de Unie in artikel 17, lid 6, punten d) en e), artikel 18, lid 2, punt b), en artikel 19, lid 2, punt c), vervangen door verwijzingen naar de datum van ingebruikneming, overeenkomstig nationaal recht.

Artikel 17

Eerste aankoop van een vissersvaartuig

1.   In afwijking van artikel 13, punt c), kan uit het EFMZVA steun worden verstrekt voor de eerste aankoop van een vissersvaartuig of voor de verwerving van de gedeeltelijke eigendom daarvan.

De in de eerste alinea bedoelde steun draagt bij tot verwezenlijking van de in artikel 14, lid 1, punt a), genoemde specifieke doelstelling.

2.   Steun op grond van dit artikel mag uitsluitend worden verstrekt aan natuurlijke personen die:

a)

op de datum van indiening van de steunaanvraag niet ouder zijn dan 40 jaar, en

b)

ten minste vijf jaar als visser hebben gewerkt of voldoende kwalificaties hebben verworven.

3.   Steun op grond van lid 1 kan ook verstrekt worden aan juridische entiteiten die geheel in eigendom zijn van een of meer natuurlijke personen die elk de voorwaarden in lid 2 vervullen.

4.   Steun op grond van dit artikel kan verstrekt worden voor de gezamenlijke eerste aankoop van een vissersvaartuig door meerdere natuurlijke personen die elk de voorwaarden in lid 2 vervullen.

5.   Steun op grond van dit artikel kan ook worden verstrekt voor de verwerving van de gedeeltelijke eigendom van een vissersvaartuig door hetzij een natuurlijke persoon die voldoet aan de voorwaarden van lid 2 en die geacht wordt zeggenschapsrechten over dat vaartuig te hebben door de eigendom van ten minste 33 % van het vaartuig of van de aandelen in het vaartuig, hetzij een juridische entiteit die voldoet aan de voorwaarden van lid 3 en die geacht wordt zeggenschapsrechten over dat vaartuig te hebben door de eigendom van ten minste 33 % van het vaartuig of van de aandelen in het vaartuig.

6.   Steun op grond van dit artikel kan uitsluitend verstrekt worden met betrekking tot een vissersvaartuig dat:

a)

behoort tot een vlootsegment waarvoor in het meest recente verslag over de vangstcapaciteit, als bedoeld in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, een evenwicht met de voor dat segment beschikbare vangstmogelijkheden wordt aangetoond;

b)

uitgerust is voor visserijactiviteiten;

c)

een lengte over alles van maximaal 24 meter heeft;

d)

gedurende ten minste drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag geregistreerd staat in het vlootregister van de Unie, indien het voor de kleinschalige kustvisserij is bestemd, en gedurende ten minste vijf kalenderjaren indien het een ander type vaartuig betreft, en

e)

voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag ten hoogste dertig kalenderjaren in het vlootregister van de Unie geregistreerd staat.

7.   Op grond van dit artikel gesteunde eerste aankopen van een vissersvaartuig worden niet aangemerkt als overdracht van de eigendom van een bedrijf in de zin van artikel 13, punt g).

Artikel 18

Vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor

1.   In afwijking van artikel 13, punt m), kan uit het EFMZVA steun worden verstrekt voor de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor van een vissersvaartuig met een lengte over alles van maximaal 24 meter.

De in de eerste alinea bedoelde steun draagt bij tot verwezenlijking van de in artikel 14, lid 1, punt b), genoemde specifieke doelstelling.

2.   Steun op grond van dit artikel kan uitsluitend verstrekt worden onder de volgende voorwaarden:

a)

het vaartuig behoort tot een vlootsegment waarvoor in het meest recente verslag over de vangstcapaciteit, bedoeld in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, een evenwicht met de voor dat segment beschikbare vangstmogelijkheden wordt aangetoond;

b)

het vaartuig staat ten minste vijf kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag in het vlootregister van de Unie geregistreerd;

c)

voor vaartuigen voor kleinschalige kustvisserij: de nieuwe of gemoderniseerde motor beschikt niet over meer vermogen in kW dan de huidige motor, en

d)

voor andere vaartuigen met een lengte over alles van maximaal 24 meter: de nieuwe of gemoderniseerde motor beschikt niet over meer vermogen in kW dan de huidige motor en stoot minimaal 20 % minder CO2 uit dan de huidige motor.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle vervangen of gemoderniseerde motoren een fysieke controle ondergaan.

4.   De als gevolg van vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor onttrokken vangstcapaciteit wordt niet vervangen.

5.   De krachtens lid 2, punt d), vereiste vermindering van de CO2-uitstoot wordt in elk van de volgende gevallen verwezenlijkt geacht:

a)

indien uit relevante, als onderdeel van een typegoedkeuring of productcertificaat door de fabrikant van de betrokken motor gecertificeerde informatie blijkt dat de nieuwe motor 20 % minder CO2-uitstoot dan de vervangen motor, of

b)

indien uit relevante, als onderdeel van een typegoedkeuring of productcertificaat door de fabrikant van de betrokken motor gecertificeerde informatie blijkt dat de nieuwe motor 20 % minder brandstof verbruikt dan de vervangen motor.

Indien voor een of voor beide motoren geen vergelijking van de CO2-uitstoot of het brandstofverbruik kan worden gemaakt op basis van relevante, als onderdeel van een typegoedkeuring of productcertificaat door de fabrikant van de betrokken motor gecertificeerde informatie, wordt in de volgende gevallen geacht te zijn voldaan aan de krachtens lid 2, letter d), vereiste vermindering van de CO2-uitstoot:

a)

de nieuwe motor gebruikt energie-efficiënte technologie en het leeftijdsverschil tussen de nieuwe en de vervangen motor bedraagt ten minste zeven jaar;

b)

de nieuwe motor draait op een type brandstof of heeft een aandrijfsysteem dat geacht wordt minder CO2 uit te stoten dan dat van de vervangen motor;

c)

de lidstaat meet dat de nieuwe motor bij een normale visserij-inspanning van het betrokken vaartuig 20 % minder CO2 uitstoot of 20 % minder brandstof verbruikt dan de vervangen motor.

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de in punt a) van de tweede alinea van dit lid bedoelde energie-efficiënte technologieën, alsmede ter nadere omschrijving van de methodologische elementen voor de uitvoering van punt c) van die alinea. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 63, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 19

Verhoging van de brutotonnage van een vissersvaartuig ter verbetering van de veiligheid, de arbeidsomstandigheden of de energie-efficiëntie

1.   In afwijking van artikel 13, punt a), kan uit het EFMZVA steun worden verstrekt voor concrete acties die de brutotonnage van een vissersvaartuig verhogen ter verbetering van de veiligheid, de arbeidsomstandigheden of de energie-efficiëntie.

De in de eerste alinea bedoelde steun draagt bij tot verwezenlijking van de in artikel 14, lid 1, punt a), genoemde specifieke doelstelling.

2.   Steun op grond van dit artikel kan uitsluitend verstrekt worden onder de volgende voorwaarden:

a)

het vissersvaartuig behoort tot een vlootsegment waarvoor in het meest recente verslag over de vangstcapaciteit, bedoeld in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, een evenwicht tussen de vangstcapaciteit van het segment en de voor dat segment beschikbare vangstmogelijkheden is aangetoond;

b)

het vissersvaartuig heeft een lengte over alles van maximaal 24 meter;

c)

het vissersvaartuig staat ten minste tien kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag in het vlootregister van de Unie geregistreerd, en

d)

de nieuwe, door de concrete actie gegenereerde vangstcapaciteit die aan de vissersvloot wordt toegevoegd, wordt gecompenseerd via voorafgaande onttrekking, zonder overheidssteun, van ten minste dezelfde hoeveelheid vangstcapaciteit uit hetzelfde vlootsegment of uit een vlootsegment waarvoor uit het meest recente verslag over de vangstcapaciteit, bedoeld in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is gebleken dat de vangstcapaciteit niet in evenwicht is met de voor dat segment beschikbare vangstmogelijkheden.

3.   Voor de toepassing van lid 1 komen uitsluitend de volgende concrete acties in aanmerking:

a)

verhoging van de brutotonnage ten behoeve van de daaropvolgende installatie of renovatie van de accommodatiefaciliteiten voor het uitsluitende gebruik van de bemanning, met inbegrip van sanitaire voorzieningen, gemeenschappelijke ruimten, keukenvoorzieningen en beschuttingsstructuren op het dek;

b)

verhoging van de brutotonnage ten behoeve van de daaropvolgende verbetering of installatie van brandpreventiesystemen, veiligheids- en alarmsystemen of geluiddempingssystemen aan boord;

c)

verhoging van de brutotonnage ten behoeve van de daaropvolgende installatie van geïntegreerde brugsystemen ter verbetering van de navigatie of motorbediening;

d)

verhoging van de brutotonnage ten behoeve van de daaropvolgende installatie of renovatie van een motor of een aandrijfsysteem met ten opzichte van de vorige situatie een betere energie-efficiëntie of een lagere CO2-uitstoot, waarvan het vermogen niet groter is dan het eerder gecertificeerde motorvermogen van het vissersvaartuig overeenkomstig artikel 40, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, en waarvan het maximale vermogen gecertificeerd is door de fabrikant van dat model motor of aandrijfsysteem;

e)

vervanging of renovatie van de bulbsteven, mits dit de algehele energie-efficiëntie van het vissersvaartuig verbetert.

4.   De lidstaten delen als onderdeel van de overeenkomstig artikel 46, lid 3, aan de Commissie verstrekte gegevens mede wat de kenmerken zijn van de in het kader van dit artikel gesteunde concrete acties, waaronder de omvang van de verhoogde vangstcapaciteit en het doel van die verhoging.

5.   Steun op grond van dit artikel heeft geen betrekking op concrete acties in verband met investeringen ter verbetering van de veiligheid, de arbeidsomstandigheden of de energie-efficiëntie, indien die acties niet tot verhoging van de vangstcapaciteit van het betrokken vaartuig leiden. Die concrete acties kunnen worden gesteund overeenkomstig artikel 12.

Artikel 20

Definitieve stopzetting van visserijactiviteiten

1.   In afwijking van artikel 13, punt e), kan uit het EFMZVA steun worden verstrekt ter compensatie van de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde steun draagt bij tot verwezenlijking van de in artikel 14, lid 1, punt c), genoemde specifieke doelstelling.

2.   Steun op grond van dit artikel kan uitsluitend verstrekt worden onder de volgende voorwaarden:

a)

de stopzetting is een instrument van een actieplan als bedoeld in artikel 22, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

b)

de stopzetting wordt gerealiseerd via de sloop van een vissersvaartuig of via de buitenbedrijfstelling ervan en de aanpassing ervan voor andere activiteiten dan commerciële visserij, conform de doelstellingen van het GVB en de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde meerjarenplannen;

c)

het vissersvaartuig is als actief geregistreerd en heeft in de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 90 dagen per jaar visserijactiviteiten op zee verricht;

d)

de overeenkomstige vangstcapaciteit is definitief uit het vissersvlootregister van de Unie geschrapt en de visvergunningen en vismachtigingen zijn definitief ingetrokken overeenkomstig artikel 22, leden 5 en 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en

e)

de ontvanger laat gedurende vijf jaar na ontvangst van steun geen enkel vissersvaartuig in het register opnemen.

3.   De in lid 1 bedoelde steun wordt uitsluitend verstrekt aan:

a)

door de definitieve stopzetting getroffen eigenaren van Unievissersvaartuigen, en

b)

vissers die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 90 dagen per jaar op zee hebben gewerkt aan boord van een Unievissersvaartuig dat onder de definitieve stopzetting valt.

De in de eerste alinea, punt b), bedoelde vissers voeren gedurende vijf jaar na ontvangst van de steun geen enkele visserijactiviteit uit. Vangt een visser vóór verstrijking van die periode weer visserijactiviteiten aan, dan vordert de betrokken lidstaat de ten onrechte voor de concrete actie betaalde bedragen terug, voor een bedrag dat evenredig is aan de periode waarin niet aan de voorwaarde van de eerste zin van deze alinea is voldaan.

Artikel 21

Tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten

1.   In afwijking van artikel 13, punt e), kan uit het EFMZVA steun worden verstrekt ter compensatie van tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten.

De in de eerste alinea bedoelde steun draagt bij tot verwezenlijking van de in artikel 14, lid 1, punt c), genoemde specifieke doelstelling.

2.   Steun op grond van dit artikel kan uitsluitend verstrekt worden in geval van:

a)

instandhoudingsmaatregelen als bedoeld in artikel 7, lid 1, punten a), b), c), i), en j), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 of, indien van toepassing op de Unie, gelijkwaardige door ROVB’s aangenomen instandhoudingsmaatregelen;

b)

maatregelen van de Commissie bij ernstige bedreigingen voor de biologische rijkdommen van de zee als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

c)

noodmaatregelen van lidstaten overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

d)

de onderbreking van de toepassing van een PODV of van het protocol daarbij door overmacht, of

e)

natuurrampen, milieuongevallen of gezondheidcrises die officieel erkend zijn door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat.

3.   De in lid 1 bedoelde steun mag slechts worden verstrekt indien de visserijactiviteiten van het vaartuig of de visser in kwestie gedurende ten minste 30 dagen in een bepaald kalenderjaar worden stopgezet.

4.   De in lid 2, punt a), bedoelde steun mag uitsluitend worden verstrekt indien wetenschappelijk advies aangeeft dat vermindering van de visserij-inspanning nodig is voor verwezenlijking van de in artikel 2, lid 2 en lid 5, punt a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 genoemde doelstellingen.

5.   De in lid 1 bedoelde steun wordt uitsluitend verstrekt aan:

a)

eigenaren of exploitanten van Unievissersvaartuigen die als actief zijn geregistreerd en die gedurende de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen visserijactiviteiten op zee hebben verricht;

b)

vissers die gedurende de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen op zee hebben gewerkt aan boord van een Unievissersvaartuig dat onder de tijdelijke stopzetting valt, of

c)

vissers te voet die gedurende de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen per jaar visserijactiviteiten hebben verricht.

De vermelding van het aantal dagen op zee in dit lid geldt niet voor de aalvisserij.

6.   Tijdens de programmeringsperiode mag de in lid 1 bedoelde steun gedurende ten hoogste twaalf maanden per vaartuig of per visser worden verstrekt.

7.   Tijdens de periode van tijdelijke stopzetting worden alle visserijactiviteiten van de betrokken vissersvaartuigen of vissers daadwerkelijk opgeschort. De betrokken lidstaat vergewist zich ervan dat het vaartuig of de visser in kwestie tijdens de periode van de tijdelijke stopzetting alle visserijactiviteiten heeft stopgezet en dat overcompensatie als gevolg van het gebruik van het vaartuig voor andere doeleinden wordt voorkomen.

Artikel 22

Controle en handhaving

1.   Uit het EFMZVA kan steun worden verstrekt voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een visserijcontrolesysteem van de Unie als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordeningen (EG) nr. 1224/2009 en (EG) nr. 1005/2008.

De in de eerste alinea bedoelde steun draagt bij tot verwezenlijking van de in artikel 14, lid 1, punt d), genoemde specifieke doelstelling.

2.   In afwijking van artikel 13, punt k), kan de in lid 1 van dit artikel bedoelde steun betrekking hebben op:

a)

de aankoop, installatie en bediening aan boord van de vereiste componenten voor de verplichte volgsystemen voor vaartuigen en elektronische meldsystemen die worden ingezet voor controledoeleinden;

b)

de aankoop, installatie en bediening aan boord van de vereiste componenten voor de verplichte systemen voor elektronische monitoring op afstand die worden ingezet voor de controle op de naleving van de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting;

c)

de aankoop, installatie en bediening aan boord van apparatuur voor de verplichte continue meting en registratie van het vermogen van de voortstuwingsmotor.

3.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde steun kan ook bijdragen tot de maritieme bewaking als bedoeld in artikel 33 en tot de samenwerking inzake kustwachttaken als bedoeld in artikel 34.

Artikel 23

Verzameling, beheer, gebruik en verwerking van gegevens in de visserijsector en onderzoeks- en innovatieprogramma’s

1.   Uit het EFMZVA kan steun worden verstrekt voor de verzameling, het beheer, het gebruik en de verwerking van biologische, ecologische, technische en sociaal-economische gegevens in de visserijsector, als bedoeld in artikel 25, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EU) 2017/1004, op basis van de in artikel 6 van die verordening bedoelde nationale werkprogramma’s. Uit het EFMZVA kan tevens steun worden verstrekt voor onderzoeks- en innovatieprogramma’s op het gebied van visserij en aquacultuur, als bedoeld in artikel 27 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde steun draagt bij tot verwezenlijking van de in artikel 14, lid 1, punt d), genoemde specifieke doelstelling.

Artikel 24

Bevordering van een gelijk speelveld voor visserij- en aquacultuurproducten uit de ultraperifere gebieden

1.   Uit het EFMZVA kan steun worden verstrekt ter compensatie van de extra kosten voor marktdeelnemers voor het vissen, het kweken, de verwerking en de afzet van bepaalde visserij- en aquacultuurproducten uit de ultraperifere gebieden.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde steun draagt bij tot verwezenlijking van de in artikel 14, lid 1, punt e), genoemde specifieke doelstelling.

3.   Steun op grond van dit artikel kan uitsluitend verstrekt worden onder de voorwaarden van artikel 36.

Artikel 25

Bescherming en herstel van de aquatische biodiversiteit en ecosystemen

1.   Uit het EFMZVA kan steun worden verstrekt voor acties die bijdragen tot de bescherming en het herstel van de aquatische biodiversiteit en ecosystemen, met inbegrip van die in binnenwateren.

De in de eerste alinea bedoelde steun draagt bij tot verwezenlijking van de in artikel 14, lid 1, punt f), genoemde specifieke doelstelling.

2.   De in lid 1 bedoelde steun kan onder meer worden ingezet voor:

a)

de compensatie van vissers voor de passieve verzameling van verloren vistuig en zwerfvuil op zee;

b)

investeringen in havens of andere infrastructuur om te zorgen voor passende voorzieningen om op zee verzameld verloren vistuig en zwerfvuil in te nemen;

c)

acties tot verwezenlijking of behoud van een goede milieutoestand in het mariene milieu, als omschreven in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG;

d)

de uitvoering van krachtens artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG vastgestelde ruimtelijke beschermingsmaatregelen;

e)

het beheer, het herstel, de bewaking en de monitoring van Natura 2000-gebieden, rekening houdend met de op grond van artikel 8 van Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders;

f)

de bescherming van soorten op grond van Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG, rekening houdend met de op grond van artikel 8 van Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders;

g)

het herstel van binnenwateren in overeenstemming met het op grond van artikel 11 van Richtlijn 2000/60/EG vastgestelde maatregelenprogramma.

HOOFDSTUK III

Prioriteit 2: Bevordering van duurzame aquacultuuractiviteiten, en de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, als bijdrage tot de voedselzekerheid in de Unie.

Afdeling 1

Reikwijdte van de steun

Artikel 26

Specifieke doelstellingen

1.   Steun op grond van dit hoofdstuk omvat interventies die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB, als beschreven in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, via de volgende specifieke doelstellingen:

a)

bevordering van duurzame aquacultuuractiviteiten, met name versterking van het concurrentievermogen van de aquacultuurproductie, waarbij wordt toegezien op de ecologische duurzaamheid van de activiteiten op lange termijn;

b)

bevordering van de afzet, de kwaliteit en de toegevoegde waarde van visserij- en aquacultuurproducten en de verwerking van die producten.

2.   In afwijking van artikel 13, punt j), kan bij uitzonderlijke gebeurtenissen die een aanzienlijke verstoring van de markten veroorzaken, de in lid 1, punt b), van dit artikel bedoelde steun verstrekt worden voor:

a)

de compensatie van marktdeelnemers in de visserij- en aquacultuursector voor gederfde inkomsten of extra kosten, en

b)

de compensatie van erkende producentenorganisaties en verenigingen van producentenorganisaties die in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 vermelde producten opslaan, mits die producten worden opgeslagen overeenkomstig de artikelen 30 en 31 van die verordening.

De in de eerste alinea bedoelde steun kan uitsluitend worden verstrekt indien de Commissie bij uitvoeringsbesluit een buitengewone gebeurtenis heeft vastgesteld. Uitgaven zijn slechts subsidiabel voor de bij dat uitvoeringsbesluit vastgestelde duur.

3.   Naast de in lid 1, punt a), van dit artikel bedoelde activiteiten binnen het toepassingsgebied van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, kunnen op grond van dat punt ook interventies worden gesteund die bijdragen tot aquacultuur die milieudiensten verricht, evenals interventies ter waarborging van de gezondheid en het welzijn van dieren in de aquacultuur binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (32).

4.   De in lid 1, punt b), van dit artikel bedoelde steun kan ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten bedoeld in artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, met inbegrip van de productie- en afzetprogramma’s als beschreven in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1379/2013.

Afdeling 2

Specifieke voorwaarden

Artikel 27

Aquacultuur

Ter verwezenlijking van de specifieke doelstelling in artikel 26, lid 1, punt a), van deze verordening wat betreft bevordering van aquacultuuractiviteiten, moet steun stroken met de nationale strategische meerjarenplannen voor de ontwikkeling van de aquacultuur, bedoeld in artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 28

Verwerking van visserij- en aquacultuurproducten

Ter verwezenlijking van de specifieke doelstelling in artikel 26, lid 1, punt b), van deze verordening wat betreft de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten, wordt steun aan ondernemingen die geen kmo zijn uitsluitend verstrekt via de in artikel 58 van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde financieringsinstrumenten of via InvestEU overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2021/523.

HOOFDSTUK IV

Prioriteit 3: De voorwaarden scheppen voor een duurzame blauwe economie in kust-, eiland- en binnenlandgebieden en bevordering van de ontwikkeling van visserij- en aquacultuurgemeenschappen

Afdeling 1

Reikwijdte van de steun

Artikel 29

Specifieke doelstelling

Steun op grond van dit hoofdstuk wordt verstrekt voor interventies die helpen enerzijds de voorwaarden te scheppen voor een duurzame blauwe economie in kust-, eiland- en binnenlandgebieden en anderzijds de duurzame ontwikkeling van visserij- en aquacultuurgemeenschappen te bevorderen.

Afdeling 2

Specifieke voorwaarden

Artikel 30

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

1.   Ter verwezenlijking van de specifieke doelstelling in artikel 29 van deze verordening wordt steun uitgevoerd aan de hand van CLLD als bedoeld in artikel 31 van Verordening (EU) 2021/1060.

2.   Voor de toepassing van dit artikel zorgen de in artikel 32 van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde strategieën voor CLLD ervoor dat gemeenschappen in visserij- of aquacultuurgebieden beter gebruikmaken van en meer profijt halen uit de kansen die de duurzame blauwe economie hun biedt en dat ze daarbij de ecologische, culturele, sociale en menselijke middelen benutten en versterken. Die strategieën voor CLLD zijn toegespitst op uiteenlopende gebieden, gaande van de visserij en de aquacultuur op zich tot bredere onderwerpen zoals diversifiëring van lokale gemeenschappen.

HOOFDSTUK V

Prioriteit 4: Versterking van de internationale oceaangovernance en facilitering van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen

Afdeling 1

Reikwijdte van de steun

Artikel 31

Specifieke doelstelling

Steun op grond van dit hoofdstuk wordt verstrekt voor interventies die bijdragen tot het versterken van het duurzaam beheer van zeeën en oceanen door het bevorderen van mariene kennis, maritieme bewaking of samenwerking op het gebied van kustwachttaken.

Afdeling 2

Specifieke voorwaarden

Artikel 32

Mariene kennis

Steun ter verwezenlijking van de specifieke doelstelling in artikel 31 van deze verordening via bevordering van de mariene kennis moet bijdragen tot acties die gericht zijn op het vergaren, beheren, analyseren, verwerken en gebruiken van gegevens ter verbetering van de kennis over de toestand van het mariene milieu met het oog op:

a)

het voldoen aan de vereisten inzake monitoring en aanwijzing van gebieden en aan de beheervoorschriften krachtens Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG;

b)

de ondersteuning van maritieme ruimtelijke ordening op grond van Richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad (33), of

c)

de verbetering van de kwaliteit en van de uitwisseling van gegevens in het kader van het Europees marien observatie- en datanetwerk (EMODnet).

Artikel 33

Maritieme bewaking

1.   Ter verwezenlijking van de specifieke doelstelling in artikel 31 door het bevorderen van observatie op zee, wordt steun verstrekt voor acties die bijdragen tot verwezenlijking van de doelstellingen van de CISE.

2.   De steun voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde acties kan ook bijdragen tot de ontwikkeling en toepassing van een visserijcontrolesysteem van de Unie onder de in artikel 22 bepaalde voorwaarden.

Artikel 34

Samenwerking op het gebied van kustwachttaken

1.   Steun ter verwezenlijking van de specifieke doelstelling in artikel 31 via bevordering van de samenwerking op het gebied van kustwachttaken, draagt bij tot door nationale autoriteiten uitgevoerde acties in het kader van de Europese samenwerking op het gebied van kustwachttaken als bedoeld in artikel 69 van Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (34), artikel 2 ter van Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad (35) en artikel 8 van Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad (36).

2.   De steun voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde acties kan ook bijdragen tot de ontwikkeling en toepassing van een visserijcontrolesysteem van de Unie onder de in artikel 22 bepaalde voorwaarden.

HOOFDSTUK VI

Duurzame ontwikkeling van de ultraperifere gebieden

Artikel 35

Actieplan voor de ultraperifere gebieden

Als onderdeel van hun programma stellen de betrokken lidstaten overeenkomstig artikel 8, lid 3, voor elk van hun ultraperifere gebieden een actieplan op dat de volgende elementen bevat:

a)

een strategie voor de duurzame exploitatie van de visserij en de ontwikkeling van de sectoren van de duurzame blauwe economie;

b)

een beschrijving van de voornaamste geplande acties en de overeenkomstige financiële middelen, met inbegrip van:

i)

structurele steun voor de visserij- en aquacultuursector op grond van deze titel;

ii)

compensatie voor de in de artikelen 24 en 36 bedoelde extra kosten, met inbegrip van de berekeningsmethode daarvoor;

iii)

alle andere investeringen in de duurzame blauwe economie die nodig zijn voor een duurzame ontwikkeling van kustgebieden.

Artikel 36

Compensatie van extra kosten voor visserij- en aquacultuurproducten

1.   Met het oog op compensatie voor marktdeelnemers voor de extra kosten voor het vissen, kweken, de verwerking en de afzet van bepaalde visserij- en aquacultuurproducten uit de ultraperifere gebieden, als bedoeld in artikel 24, stelt elke betrokken lidstaat overeenkomstig de conform lid 6 van dit artikel vastgestelde criteria voor elk ultraperifeer gebied een lijst van visserij- en aquacultuurproducten op, inclusief de voor compensatie in aanmerking komende hoeveelheden.

2.   Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde lijsten en hoeveelheden nemen de lidstaten alle ter zake relevante factoren in aanmerking, met name de noodzaak ervoor te zorgen dat de compensatie verenigbaar is met de GVB-voorschriften.

3.   De compensatie wordt niet verleend voor visserij- en aquacultuurproducten die:

a)

gevangen zijn door vaartuigen van derde landen, met uitzondering van vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren en in Uniewateren actief zijn, in overeenstemming met Besluit (EU) 2015/1565 van de Raad (37);

b)

gevangen zijn door Unievissersvaartuigen die niet in een haven van een van de ultraperifere gebieden zijn geregistreerd;

c)

ingevoerd zijn uit derde landen.

4.   Lid 3, punt b), is niet van toepassing indien de bestaande capaciteit van de verwerkingssector in het betrokken ultraperifere gebied de geleverde hoeveelheid grondstoffen overschrijdt.

5.   Bij de berekening van de compensatie die wordt betaald aan de begunstigden die de in lid 1 bedoelde activiteiten verrichten in ultraperifere gebieden of die een vaartuig bezitten dat in een haven in een van die gebieden is geregistreerd en van daaruit opereert, wordt, om overcompensatie te voorkomen, rekening gehouden met:

a)

voor elk visserijproduct of voor elk aquacultuurproduct of voor elke categorie producten, de extra kosten waarmee de specifieke beperkingen van het betrokken gebied gepaard gaan, en

b)

enige andere soort overheidsmaatregelen die van invloed zijn op de hoogte van de extra kosten.

6.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 62 ter aanvulling van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen met de criteria voor de berekening van de extra kosten waarmee de specifieke beperkingen van de betrokken gebieden gepaard gaan.

Artikel 37

Staatssteun ter compensatie voor extra kosten

De lidstaten kunnen aanvullende financiering voor de uitvoering van de in artikel 24 bedoelde compensatie verstrekken. In dat geval melden de lidstaten de staatssteun aan de Commissie, die deze steun overeenkomstig deze verordening als onderdeel van die compensatie kan goedkeuren. De gemelde staatssteun wordt beschouwd als zijnde gemeld in de zin van artikel 108, lid 3, eerste volzin, VWEU.

Artikel 38

Evaluatie

Bij de uitvoering van de in artikel 45 van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde tussentijdse evaluatie onderzoekt de Commissie specifiek de bepalingen van dit hoofdstuk, met inbegrip van die betreffende compensatie voor extra kosten.

HOOFDSTUK VII

Regels voor uitvoering in gedeeld beheer

Afdeling 1

Steun uit het EFMZVA

Artikel 39

Berekening van de compensatie

Compensatie voor extra kosten of gederfde inkomsten en ook andere vormen van op grond van deze verordening verstrekte compensatie, kunnen verstrekt worden in elk van de in artikel 53, lid 1, punten b) tot en met e), van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde vormen.

Artikel 40

Bepaling van de medefinancieringspercentages

Het maximale medefinancieringspercentage van het EFMZVA per specifieke doelstelling bedraagt 70 % van de subsidiabele openbare uitgaven, met uitzondering van de in artikel 14, lid 1, punt e), genoemde specifieke doelstelling, waarvoor deze 100 % bedraagt.

Artikel 41

Intensiteit van de overheidssteun

1.   De lidstaten passen op de totale subsidiabele uitgaven voor de concrete actie een maximale steunintensiteit van 50 % toe.

2.   In afwijking van lid 1 geldt de in bijlage III opgenomen specifieke maximale steunintensiteit.

3.   Wanneer een concrete actie onder verschillende van de rijen 2 tot en met 19 van bijlage III valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

4.   Wanneer een concrete actie onder een of meer van de rijen 2 tot en met 19 van bijlage III valt en tegelijkertijd onder rij 1 van die bijlage, is de in rij 1 vermelde maximale steunintensiteit van toepassing.

Afdeling 2

Financieel beheer

Artikel 42

Onderbreking van de betalingstermijn

1.   Overeenkomstig artikel 96, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1060 kan de Commissie in geval van niet-naleving door een lidstaat van de GVB-voorschriften de betalingstermijn voor de hele betalingsaanvraag of voor een deel ervan onderbreken, indien die niet-naleving van invloed kan zijn op de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven waar die niet-naleving van invloed kan zijn op de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven waarvoor een aanvraag tot tussentijdse betaling is ingediend.

2.   Alvorens de Commissie overgaat tot de in lid 1 bedoelde onderbreking, stelt zij de betrokken lidstaat in kennis van de niet-naleving en krijgt de lidstaat de gelegenheid om binnen een redelijke termijn zijn opmerkingen in te dienen.

3.   De in lid 1 bedoelde onderbreking is evenredig met de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de niet-naleving.

4.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen ter omschrijving van de in lid 1 van dit artikel bedoelde gevallen van niet-naleving. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 63, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 43

Schorsing van betalingen

1.   Overeenkomstig artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060 kan de Commissie in geval van ernstige niet-naleving door een lidstaat van de GVB-voorschriften uitvoeringshandelingen vaststellen tot gehele of gedeeltelijke schorsing van de tussentijdse betalingen in verband met het programma, indien die ernstige niet-naleving van invloed kan zijn op de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven waarvoor een aanvraag tot tussentijdse betaling is ingediend.

2.   Alvorens de Commissie overgaat tot de in lid 1 bedoelde schorsing, stelt zij de betrokken lidstaat ervan in kennis dat zij van oordeel is dat er sprake is van een geval van ernstige niet-naleving door die lidstaat van de GVB-voorschriften en krijgt deze de gelegenheid om binnen een redelijke termijn zijn opmerkingen in te dienen.

3.   De in lid 1 bedoelde schorsing is evenredig met de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de ernstige niet-naleving.

4.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen ter omschrijving van de in lid 1 van dit artikel bedoelde gevallen van ernstige niet-naleving. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 63, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 44

Financiële correcties door de lidstaten

In geval van financiële correcties als bedoeld in artikel 11, lid 2, bepalen de lidstaten het bedrag van de correctie, dat evenredig moet zijn met de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de ernstige inbreuken of delicten, en met het belang van de EFMZVA-bijdrage voor de economische activiteit van die begunstigde.

Artikel 45

Financiële correcties door de Commissie

1.   Overeenkomstig artikel 104, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060 kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen houdende financiële correcties door de bijdrage van de Unie aan het programma geheel of gedeeltelijk in te trekken als zij, na het nodige onderzoek, tot de conclusie komt dat:

a)

de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven worden beïnvloed door gevallen waarin zich een in artikel 11, lid 2, bedoelde situatie heeft voorgedaan en deze niet door de betrokken lidstaat is gecorrigeerd voordat de in dit lid bedoelde correctieprocedure werd ingeleid;

b)

de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven worden beïnvloed door ernstige gevallen van niet-naleving van de GVB-voorschriften door de lidstaat, die geleid hebben tot schorsing van betaling op grond van artikel 43 van deze verordening, en de betrokken lidstaat nog steeds niet aantoont dat de nodige corrigerende maatregelen zijn genomen om te garanderen dat de geldende GVB-voorschriften in de toekomst wel zullen worden nageleefd en gehandhaafd.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 63, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   Bij het bepalen van het bedrag van een correctie houdt de Commissie rekening met de aard, de ernst, de duur en het zich al dan niet herhalen van de ernstige vorm van niet-naleving van de GVB-voorschriften door de betrokken lidstaat of begunstigde en met het belang van de EFMZVA-bijdrage voor de economische activiteit van de betrokken begunstigde.

3.   Wanneer het bedrag van de uitgaven die in verband staan met de ernstige niet-naleving van de GVB-voorschriften door de lidstaat, niet precies kan worden bepaald, past de Commissie een forfaitaire of een geëxtrapoleerde financiële correctie toe overeenkomstig lid 4.

4.   De Commissie kan bij uitvoeringshandelingen de criteria vaststellen ter bepaling van het niveau van de toe te passen financiële correctie en voor de toepassing van forfaitaire tarieven of geëxtrapoleerde financiële correcties. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 63, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Afdeling 3

Monitoring en verslaglegging

Artikel 46

Monitoring- en evaluatiekader

1.   Overeenkomstig artikel 16, lid 1, tweede alinea, punt a), artikel 22, lid 3, punt d), ii), en artikel 42, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2021/1060 worden voor het EFMZVA de gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren van bijlage I bij deze verordening en waar nodig programmaspecifieke indicatoren gebruikt.

2.   Overeenkomstig haar rapportageverplichtingen op grond van artikel 41, lid 3, punt h), iii), van het Financieel Reglement brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de prestaties van het EFMZVA. In dat verslag hanteert de Commissie de kernprestatie-indicatoren van bijlage I bij deze verordening.

3.   In aanvulling op de algemene regels van artikel 42 van Verordening (EU) 2021/1060 verstrekt de beheerautoriteit de Commissie relevante operationele uitvoeringsgegevens, waaronder de kenmerken van de begunstigde (naam, type begunstigde, grootte onderneming, gender en contactgegevens) en de ondersteunde concrete acties (specifieke doelstelling, type concrete actie, betrokken sector, waarden van indicatoren, voortgang van de concrete actie, CFR-nummer (common fleet register number), financiële gegevens en de vorm van de steun). De gegevens worden elk jaar uiterlijk op 31 januari en 31 juli verstrekt. De gegevens worden uiterlijk op 31 januari 2022 voor het eerst ingediend en uiterlijk op 31 januari 2030 voor het laatst.

4.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels ter nadere bepaling van de in lid 3 van dit artikel bedoelde gegevens en ten aanzien van de presentatie van die gegevens. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 63, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

5.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 62 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter wijziging van bijlage I middels toevoeging van kernprestatie-indicatoren teneinde veranderingen tijdens de programmeringsperiode in aanmerking te nemen.

Artikel 47

Verslaglegging over de resultaten van de gefinancierde concrete actie

1.   De begunstigden rapporteren na voltooiing van de concrete actie en uiterlijk op het moment van de laatste betalingsaanvraag de waarde van de relevante resultaatindicatoren. De beheerautoriteit evalueert parallel aan de laatste betaling de aannemelijkheid van de waarde van de door de begunstigde gerapporteerde resultaatindicatoren.

2.   De lidstaten kunnen de in lid 1 vastgestelde termijnen naar achteren schuiven.

TITEL III

STEUN IN DIRECT EN INDIRECT BEHEER

HOOFDSTUK I

Prioriteit 1: Bevordering van duurzame visserij en het herstel en de instandhouding van aquatische biologische rijkdommen

Artikel 48

Uitvoering van het GVB

Het EFMZVA ondersteunt de uitvoering van het GVB met:

a)

wetenschappelijk advies en wetenschappelijke kennis ten behoeve van goede en doeltreffende besluitvorming in het kader van het GVB op het gebied van visserijbeheer, onder meer via deelname van deskundigen in wetenschappelijke instanties;

b)

regionale samenwerking inzake instandhoudingsmaatregelen als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, met name in het kader van de in de artikelen 9 en 10 daarvan bedoelde meerjarenplannen;

c)

de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een visserijcontrolesysteem van de Unie als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EG) nr. 1224/2009;

d)

de werkzaamheden van de overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 opgerichte adviesraden, die onder meer als doelstelling hebben onderdeel te zijn van en ondersteuning te bieden aan het GVB;

e)

vrijwillige bijdragen aan de werkzaamheden van internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, overeenkomstig de artikelen 29 en 30 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 49

Bevordering van schone en gezonde zeeën en oceanen

1.   Het EFMZVA steunt de bevordering van schone en gezonde zeeën en oceanen, onder meer via acties ter ondersteuning van de uitvoering van Richtlijn 2008/56/EG en via acties voor een coherente verwezenlijking van een goede milieutoestand als bedoeld in artikel 2, lid 5, punt j), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en voor de uitvoering van de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde steun moet in overeenstemming zijn met de milieuwetgeving van de Unie, met name de in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG bedoelde doelstelling om een goede milieutoestand te bereiken of te behouden.

HOOFDSTUK II

Prioriteit 2: Bevordering van duurzame aquacultuuractiviteiten, en de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, als bijdrage tot de voedselzekerheid in de Unie.

Artikel 50

Informatie over de markt

Uit het EFMZVA wordt steun verstrekt voor activiteiten die de Commissie overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 verricht op het gebied van de ontwikkeling en de verspreiding van informatie over de markt met betrekking tot visserij- en aquacultuurproducten.

HOOFDSTUK III

Prioriteit 3: De voorwaarden scheppen voor een duurzame blauwe economie in kust-, eiland- en binnenlandgebieden en bevordering van de ontwikkeling van visserij- en aquacultuurgemeenschappen

Artikel 51

Maritiem beleid en ontwikkeling van een duurzame blauwe economie

Het EFMZVA steunt de uitvoering van het maritiem beleid en de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie via:

a)

bevordering van een duurzame, koolstofarme en klimaatbestendige blauwe economie;

b)

bevordering van een geïntegreerde governance en geïntegreerd beheer van het maritiem beleid, onder meer via maritieme ruimtelijke ordening, zeegebiedstrategieën en maritieme regionale samenwerking;

c)

verbetering van de overdracht en de toepassing van onderzoek, innovatie en technologie in de duurzame blauwe economie;

d)

verbetering van maritieme vaardigheden en kennis over de oceanen en versterking van de uitwisseling van sociaal-economische gegevens over de duurzame blauwe economie;

e)

de ontwikkeling van projectenpijplijnen en innovatieve financieringsinstrumenten.

HOOFDSTUK IV

Prioriteit 4: Versterking van de internationale oceaangovernance en facilitering van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen

Artikel 52

Europees marien observatie- en datanetwerk

Het EFMZVA steunt de tenuitvoerlegging van het EMODnet.

Artikel 53

Maritieme beveiliging en bewaking

Het EFMZVA steunt de bevordering van de maritieme beveiliging en bewaking, onder meer via gegevensuitwisseling, samenwerking tussen kustwachten en tussen agentschappen, en bestrijding van criminele en illegale activiteiten op zee.

Artikel 54

Internationale oceaangovernance

Het EFMZVA steunt de uitvoering van het beleid inzake internationale oceaangovernance via:

a)

vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties die actief zijn op het gebied van oceaangovernance;

b)

vrijwillige samenwerking met en coördinatie tussen internationale fora, organisaties, organen en instellingen in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, de “Agenda 2030” en andere internationale overeenkomsten, regelingen en partnerschappen ter zake;

c)

uitvoering van oceaanpartnerschappen tussen de Unie en betrokken oceaanactoren;

d)

uitvoering van toepasselijke internationale overeenkomsten, regelingen en instrumenten die gericht zijn op het bevorderen van betere oceaangovernance, alsmede ontwikkeling van acties, maatregelen, instrumenten en kennis met het oog op veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen;

e)

uitvoering van toepasselijke internationale overeenkomsten, maatregelen en instrumenten om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen;

f)

internationale samenwerking op het gebied van, en ontwikkeling van, onderzoek en gegevens betreffende oceanen.

HOOFDSTUK V

Regels voor uitvoering in direct en indirect beheer

Artikel 55

Vormen van financiering door de Unie

1.   Uit het EFMZVA kan financiering worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld bij het Financieel Reglement, met name aanbestedingen en subsidies uit hoofde van respectievelijk titel VII en titel VIII van die verordening. Ook kan financiering worden verstrekt in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen, als bedoeld in artikel 56 van deze verordening.

2.   De beoordeling van subsidievoorstellen kan worden uitgevoerd door onafhankelijke deskundigen.

Artikel 56

Blendingverrichtingen

Blendingverrichtingen in het kader van het EFMZVA vinden plaats in overeenstemming met Verordening (EU) 2021/523 en titel X van het Financieel Reglement.

Artikel 57

Evaluatie door de Commissie

1.   Evaluaties worden tijdig verricht, opdat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen. De evaluaties worden verricht door functioneel onafhankelijke interne of externe deskundigen.

2.   De tussentijdse evaluatie van de steun in het kader van titel III wordt uiterlijk eind 2024 verricht.

3.   Uiterlijk eind 2031 wordt een definitief evaluatieverslag over de steun in het kader van titel III opgesteld.

4.   De Commissie brengt de in de leden 2 en 3 bedoelde evaluatieverslagen ter kennis van het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

Artikel 58

Monitoring in direct en indirect beheer

1.   De Commissie gebruikt de resultaat- en outputindicatoren van bijlage I om de resultaten van de uitvoering van het EFMZVA in direct en indirect beheer te monitoren.

2.   De Commissie verzamelt gegevens over de voor steun in direct en indirect beheer geselecteerde concrete acties, waaronder de hoofdkenmerken van de begunstigde en de concrete actie, als bedoeld in artikel 46, lid 3.

Artikel 59

Audits

Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie die worden uitgevoerd door personen of entiteiten, daaronder begrepen andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het Financieel Reglement.

Artikel 60

Informatie, communicatie en publiciteit

1.   De ontvangers van Uniefinanciering erkennen de oorsprong van die middelen en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, op samenhangende, doeltreffende en proportionele wijze te informeren.

2.   De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het EFMZVA, de op grond van het EFMZVA ondernomen acties en de resultaten ervan. De aan het EFMZVA toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de in artikel 3 bedoelde prioriteiten.

Artikel 61

In aanmerking komende entiteiten en subsidiabele activiteiten en kosten

1.   Naast de in artikel 197 van het Financieel Reglement vermelde criteria zijn de in de leden 2 en 3 van dit artikel vastgestelde criteria om in aanmerking te komen van toepassing.

2.   De volgende entiteiten zijn subsidiabel:

a)

in een lidstaat of in een derde land gevestigde juridische entiteiten die zijn opgenomen in het programma onder de in de leden 3 en 4 genoemde voorwaarden;

b)

elke krachtens het Unierecht opgerichte juridische entiteit en elke internationale organisatie.

3.   Juridische entiteiten die zijn gevestigd in een derde land komen bij wijze van uitzondering voor deelname in aanmerking voor zover dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaalde actie.

4.   Juridische entiteiten die zijn gevestigd in een niet met het programma geassocieerd derde land dragen in beginsel de kosten van hun deelname.

5.   Overeenkomstig artikel 193, lid 2, tweede alinea, punt a), van het Financieel Reglement en in afwijking van artikel 193, lid 4, daarvan, rekening houdend met de vertraagde inwerkingtreding van deze verordening en met het oog op het waarborgen van de continuïteit, kunnen op grond van deze verordening ondersteunde activiteiten en de daarmee gemoeide kosten, zoals vastgesteld in het financieringsbesluit en gedurende een beperkte periode, als subsidiabel per 1 januari 2021 worden beschouwd, zelfs indien deze activiteiten uitgevoerd en deze kosten gemaakt zijn vóór indiening van de subsidieaanvraag.

TITEL IV

PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 62

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 11, 36, 46 en 65 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend met ingang van 14 juli 2021 tot en met 31 december 2027.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 11, 36, 46 en 65 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig de artikelen 11, 36, 46 en 65 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 63

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een Comité voor het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 64

Wijzigingen in Verordening (EU) 2017/1004

Artikel 6 van Verordening (EU) 2017/1004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De leden 1 en 2 worden vervangen door:

“1.   Onverminderd hun uit het Unierecht voortvloeiende verplichtingen op het gebied van gegevensverzameling, verzamelen de lidstaten gegevens in het kader van een werkprogramma dat is opgesteld in overeenstemming met het meerjarenprogramma van de Unie (het “nationaal werkprogramma”).De lidstaten dienen uiterlijk op 15 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het nationaal werkprogramma van kracht zal worden, bij de Commissie elektronisch hun nationale werkprogramma’s in, tenzij er nog een bestaand plan van toepassing is; in dat geval stellen zij de Commissie hiervan in kennis.

2.   De Commissie stelt uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het nationaal werkprogramma van kracht wordt, uitvoeringshandelingen vast ter goedkeuring van het in lid 1 bedoelde nationaal werkprogramma. Bij de goedkeuring van de nationale werkprogramma’s houdt de Commissie rekening met de beoordeling die het WTECV volgens artikel 10 heeft verricht. Als uit deze beoordeling blijkt dat het nationaal werkprogramma niet voldoet aan dit artikel of geen garantie biedt voor de wetenschappelijke relevantie van de gegevens of voor voldoende kwaliteit van de voorgestelde methoden en procedures, stelt de Commissie de betrokken lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis en noemt zij de wijzigingen in het werkprogramma die zij noodzakelijk acht. De betrokken lidstaat legt vervolgens een herzien werkprogramma aan de Commissie voor.”.

2)

Het volgende lid wordt toegevoegd:

“5.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met voorschriften inzake de procedures, het format en het tijdschema voor de indiening van de in lid 1 bedoelde nationale werkprogramma’s. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

Artikel 65

Overgangsbepalingen

1.   Verordening (EU) nr. 508/2014 en elke op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handeling en uitvoeringshandeling, blijven van toepassing op programma’s en concrete acties die in de programmeringsperiode 2014-2020 uit het EFMZV worden gesteund.

2.   Om de overgang van de bij Verordening (EU) nr. 508/2014 vastgestelde steunregeling naar de bij deze verordening vastgestelde regeling te vergemakkelijken, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 62 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen met daarin de voorwaarden voor het integreren van steun die de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 508/2014 goedkeurt, in de steun die op grond van deze verordening wordt verstrekt.

3.   Verwijzingen naar Verordening (EU) nr. 508/2014 gelden voor de programmeringsperiode 2021-2027 als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 66

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is met ingang van 1 januari 2021 van toepassing op de in titel III bedoelde steun in direct en indirect beheer.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 7 juli 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D. M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

A. LOGAR


(1)  PB C 110 van 22.3.2019, blz. 104.

(2)  PB C 361 van 5.10.2018, blz. 9.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 4 april 2019 (PB C 116 van 31.3.2021, blz. 81) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 14 juni 2021 (PB C 271 van 7.7.2021, blz. 1). Standpunt van het Europees Parlement van 5 juli 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).

(5)  Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).

(6)  Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).

(7)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).

(9)  Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).

(10)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(11)  Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PB L 25 van 31.1.2017, blz. 12).

(12)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(13)  Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1).

(14)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(15)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(16)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).

(18)  Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1).

(19)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(20)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(21)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(22)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(23)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).

(24)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).

(25)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(26)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(27)  Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (PB L 57 van 3.3.2017, blz. 1).

(28)  Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmartregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).

(29)  Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu (PB L 155 van 12.6.2019, blz. 1).

(30)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

(31)  Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).

(32)  Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).

(33)  Richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke planning (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 135).

(34)  Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).

(35)  Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1).

(36)  Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende het Europees Bureau voor visserijcontrole (PB L 83 van 25.3.2019, blz. 18).

(37)  Besluit (EU) 2015/1565 van de Raad van 14 september 2015 houdende goedkeuring, namens de Europese Unie, van de verklaring inzake de toekenning van vangstmogelijkheden in de wateren van de EU aan vissersvaartuigen die de vlag van de Bolivariaanse Republiek Venezuela voeren in de exclusieve economische zone voor de kust van Frans-Guyana (PB L 244 van 19.9.2015, blz. 55).


BIJLAGE I

GEMEENSCHAPPELIJKE INDICATOREN VAN HET EFMZVA

KERNPRESTATIE-INDICATOREN (1)

RESULTAATINDICATOREN (MEETEENHEID)

OUTPUTINDICATOR

CI 01 — Gecreëerde ondernemingen

CI 02 — Ondernemingen met een hogere omzet

CI 03 — Gecreëerde banen

CI 04 — Behouden banen

CI 05 — Profiterende personen

CI 06 — Acties die bijdragen tot een goede milieutoestand, zoals herstel, behoud en bescherming van ecosystemen en biodiversiteit, diergezondheid en welzijn

CI 07 — Energieverbruik dat leidt tot een vermindering van CO2-uitstoot

CI 08 — Aantal ondersteunde kmo’s

CR 01 — Nieuwe productiecapaciteit (ton/jaar)

CR 02 — Behouden aquacultuurproductie (ton/jaar)

CR 03 — Gecreëerde ondernemingen (aantal entiteiten)

CR 04 — Ondernemingen met een hogere omzet (aantal entiteiten)

CR 05 — Capaciteit van aan de vloot onttrokken vaartuigen (BT en kW)

CR 06 — Gecreëerde banen (aantal personen)

CR 07 — Behouden banen (aantal personen)

CR 08 — Profiterende personen (aantal personen)

CR 09 — Gebied bestreken door concrete acties die bijdragen tot een goede milieutoestand en aldus zorgen voor bescherming, behoud en herstel van biodiversiteit en ecosystemen (km2 of km)

CR 10 — Acties die bijdragen aan een goede milieutoestand, zoals herstel, behoud en bescherming van ecosystemen en biodiversiteit, diergezondheid en -welzijn (aantal acties)

CR 11 — Ondernemingen met een hogere omzet (aantal entiteiten)

CO 01 — Aantal concrete acties

CI 09 — Aantal vissersvaartuigen dat is uitgerust met elektronische apparatuur voor positiebepaling en vangstaangifte

CI 10 — Aantal lokale actiegroepen

CI 11 — Aantal ondersteunde vaartuigen voor de kleinschalige kustvisserij

CI 12 — Gebruik van data en informatieplatforms

CR 12 — Effectiviteit van het systeem voor het “verzamelen, beheren en gebruiken van gegevens” (schaal: hoog, gemiddeld, laag)

CR 13 — Samenwerkingsactiviteiten tussen belanghebbenden (aantal acties)

CR 14 — Mogelijk gemaakte innovaties (aantal nieuwe producten, diensten, processen, bedrijfsmodellen of methoden)

CR 15 — Geïnstalleerde of verbeterde controlemiddelen (aantal middelen)

CR 16 — Entiteiten die profiteren van promotie- en voorlichtingsactiviteiten (aantal entiteiten)

CR 17 — Entiteiten met een betere hulpbronnenefficiëntie bij productie en/of verwerking (aantal entiteiten)

CR 18 — Energieverbruik dat leidt tot een vermindering van CO2-uitstoot (kWh/ton of liter/uur)

CR 19 — Acties ter verbetering van de bestuurscapaciteit (aantal acties)

CR 20 — Teweeggebrachte investeringen (EUR)

CR 21 — Beschikbaar gestelde gegevensreeksen en advies (aantal)

CR 22 — Gebruik van data en informatieplatforms (aantal bekeken pagina’s)

 


(1)  De kernprestatie-indicatoren die de Commissie voor het EFMZVA moet gebruiken om te voldoen aan haar rapportageverplichting op grond van artikel 41, lid 3, punt h), iii), van het Financieel Reglement.


BIJLAGE II

ORGANISATIE VAN STEUN IN GEDEELD BEHEER

BELEIDSDOELSTELLING

Artikel 5 van Verordening (EU) 2021/1060

EFMZVA-PRIORITEIT

SPECIFIEKE EFMZVA-DOELSTELLING

IN HET FINANCIERINGSPLAN TE BEZIGEN NOMENCLATUUR

Tabel 11A van bijlage V bij Verordening (EU) 2021/1060

Een groener, veerkrachtig en koolstofarm Europa dat de overgang maakt naar een koolstofneutrale economie, door de bevordering van een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatmitigatie en -adaptatie, risicopreventie en risicobeheersing, en duurzame stedelijke mobiliteit

Bevordering van duurzame visserij en het herstel en de instandhouding van aquatische biologische rijkdommen

Versterking van economisch, sociaal en ecologisch duurzame visserijactiviteiten

1.1.1

alle concrete acties behalve die welke ondersteund worden op grond van de artikelen 17 en 19

1.1.2

concrete acties die ondersteund worden op grond van de artikelen 17 en 19

Verbetering van de energie-efficiëntie en het verminderen van de CO2-uitstoot door vervanging of modernisering van de motoren van vissersvaartuigen

1.2

Bevordering van de aanpassing van de vangstcapaciteit aan de vangstmogelijkheden in geval van definitieve stopzetting van visserijactiviteiten en het bijdragen tot een billijke levensstandaard in geval van tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten

1.3

 

 

Bevordering van efficiënte controle en handhaving in de visserij, waaronder de bestrijding van IOO-visserij, en bevordering van betrouwbare gegevens voor besluitvorming met kennis van zaken

1.4

Bevordering van een gelijk speelveld voor visserij- en aquacultuurproducten uit de ultraperifere gebieden

1.5

Bijdragen tot de bescherming en het herstel van de aquatische biodiversiteit en ecosystemen

1.6

Bevordering van duurzame aquacultuuractiviteiten, en de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, als bijdrage tot de voedselzekerheid in de Unie

Bevordering van duurzame aquacultuuractiviteiten, met name versterking van het concurrentievermogen van de aquacultuurproductie, waarbij wordt toegezien op de ecologische duurzaamheid van de activiteiten op lange termijn

2.1

 

 

Bevordering van de afzet, de kwaliteit en de toegevoegde waarde van visserij- en aquacultuurproducten en de verwerking van deze producten

2.2

Versterking van de internationale oceaangovernance en facilitering van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen

Duurzamer beheer van zeeën en oceanen op basis van mariene kennis, maritieme bewaking of samenwerking met kustwachten

4.1

Europa dichter bij de burgers brengen door duurzame en geïntegreerde ontwikkeling van alle soorten gebieden en lokale initiatieven

De voorwaarden scheppen voor een duurzame blauwe economie in kust-, eiland- en binnenlandgebieden en bevordering van de ontwikkeling van visserij- en aquacultuurgemeenschappen

De voorwaarden scheppen voor een duurzame blauwe economie in kust-, eiland- en binnenlandgebieden en bevordering van de duurzame ontwikkeling van visserij- en aquacultuurgemeenschappen

3.1

 

Technische bijstand

5.1

5.2


BIJLAGE III

SPECIALE MAXIMALE STEUN IN GEDEELD BEHEER

RIJNUMMER

SPECIFIEKE CATEGORIE CONCRETE ACTIE

MAXIMALE STEUN

1

Concrete acties die ondersteund worden op grond van de artikelen 17, 18 en 19

40 %

2

Navolgende concrete acties die bijdragen tot de uitvoering van de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting:

 

concrete acties die de selectiviteit van het vistuig op grootte of soort verfijnen;

100 %

concrete acties ter verbetering van de infrastructuur van vissershavens, afslagen, aanlandings- en beschuttingsplaatsen om de aanlanding en opslag van ongewenste vangsten te vergemakkelijken;

75 %

concrete acties ter vergemakkelijking van de afzet van ongewenste vangsten van commerciële bestanden die worden aangeland overeenkomstig artikel 8, lid 2, punt b), van Verordening (EU) nr. 1379/2013

75 %

3

Concrete acties ter verbetering van de gezondheid, de veiligheid en de arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen, met uitzondering van de op grond van artikel 19 gesteunde concrete acties

75 %

4

Concrete acties in ultraperifere gebieden

85 %

5

Concrete acties op de afgelegen Griekse eilanden en op de Kroatische eilanden Dugi Otok, Vis, Mljet en Lastovo

85 %

6

Op grond van artikel 22 gesteunde concrete acties

85 %

7

Concrete acties met betrekking tot de kleinschalige kustvisserij

100 %

8

Concrete acties waarbij de begunstigde een publiekrechtelijke instantie is of een onderneming die belast is met het uitvoeren van diensten van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 106, lid 2, VWEU, indien steun voor het uitvoeren van dergelijke diensten wordt verleend

100 %

9

Concrete acties met betrekking tot de compensatie bedoeld in artikel 39

100 %

10

Op grond van de artikelen 23 en 25 en van prioriteit 4 gesteunde concrete acties

100 %

11

Acties in verband met het ontwerp, de ontwikkeling, de monitoring, de evaluatie of het beheer van transparante systemen voor de uitwisseling van vangstmogelijkheden tussen lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013

100 %

12

Concrete acties in verband met de operationele kosten van plaatselijke actiegroepen

100 %

13

Op grond van artikel 30 gesteunde concrete acties die voldoen aan ten minste één van de volgende criteria:

i)

ze zijn van collectief belang;

ii)

ze hebben een collectieve begunstigde, of

iii)

ze hebben in voorkomend geval innovatieve kenmerken, op lokaal niveau, en bieden het publiek toegang tot de resultaten

100 %

14

Andere concrete acties dan die in rij 13 en die aan al de volgende criteria voldoen:

i)

ze zijn van collectief belang;

ii)

ze hebben een collectieve begunstigde;

iii)

ze hebben innovatieve kenmerken of bieden het publiek toegang tot de resultaten

100 %

15

Concrete acties door producentenorganisaties, verenigingen van producentenorganisaties of brancheorganisaties

75 %

16

Financiële instrumenten, met uitzondering van financiële instrumenten die verband houden met de in rij 1 bedoelde concrete acties

100 %

17

Concrete acties ter ondersteuning van duurzame aquacultuur door kmo’s

60 %

18

Concrete acties ter ondersteuning van innovatieve producten, processen of uitrusting in de visserij, de aquacultuur en de verwerking

75 %

19

Concrete acties uitgevoerd door vissersorganisaties of andere collectieve begunstigden

60 %


BIJLAGE IV

INTERVENTIETYPES

Nr.

INTERVENTIETYPE

KLIMAATCOËFFICIËNT

MILIEUCOËFFICIËNT

1

Vermindering van negatieve effecten en/of het bijdragen tot positieve milieueffecten en een goede milieutoestand

100 %

100 %

2

Bevordering van omstandigheden voor economisch levensvatbare, concurrerende en aantrekkelijke visserij-, aquacultuur- en verwerkingssectoren

40 %

40 %

3

Het bijdragen tot klimaatneutraliteit

100 %

100 %

4

Tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten

100 %

100 %

5

Definitieve stopzetting van visserijactiviteiten

100 %

100 %

6

Het bijdragen tot een goede milieutoestand via uitvoering en monitoring van beschermde mariene gebieden, met inbegrip van Natura 2000

100 %

100 %

7

Compensatie voor onverwachte milieu-, klimatologische of volksgezondheidsgebeurtenissen

0 %

0 %

8

Compensatie voor extra kosten in ultraperifere gebieden

0 %

0 %

9

Diergezondheid en dierenwelzijn

40 %

40 %

10

Controle en handhaving

40 %

100 %

11

Gegevensvergaring en –analyse, en bevordering van mariene kennis

100 %

100 %

12

Maritieme bewaking en beveiliging

40 %

40 %

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD)

13

Voorbereidende acties CLLD

0 %

0 %

14

Uitvoering strategie CLLD

40 %

40 %

15

Operationele en stimuleringskosten CLLD

0 %

0 %

Technische bijstand

16

Technische bijstand

0 %

0 %


BIJLAGE V

TOTALE MIDDELEN VAN HET EFMZVA PER LIDSTAAT VOOR DE PERIODE VAN 1 JANUARI 2021 TOT EN MET 31 DECEMBER 2027

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

TOTAAL

649 646 302

867 704 926

833 435 808

798 047 503

707 757 512

721 531 085

732 876 864

5 311 000 000

BE

4 925 394

6 578 640

6 318 823

6 050 521

5 365 973

5 470 400

5 556 420

40 266 171

BG

10 390 512

13 878 165

13 330 060

12 764 057

11 319 949

11 540 245

11 721 710

84 944 698

CZ

3 670 269

4 902 222

4 708 614

4 508 683

3 998 577

4 076 392

4 140 492

30 005 249

DK

24 582 747

32 834 129

31 537 379

30 198 278

26 781 687

27 302 881

27 732 208

200 969 309

DE

25 908 996

34 605 542

33 238 833

31 827 487

28 226 569

28 775 883

29 228 372

211 811 682

EE

11 912 962

15 911 637

15 283 223

14 634 286

12 978 583

13 231 157

13 439 212

97 391 060

IE

17 414 773

23 260 170

22 341 533

21 392 895

18 972 532

19 341 754

19 645 895

142 369 552

EL

45 869 836

61 266 389

58 846 736

56 348 059

49 972 919

50 945 434

51 746 530

374 995 903

ES

137 053 465

183 056 482

175 826 854

168 361 115

149 312 971

152 218 730

154 612 307

1 120 441 924

FR

69 372 651

92 658 097

88 998 661

85 219 712

75 578 071

77 048 886

78 260 448

567 136 526

HR

29 808 019

39 813 303

38 240 917

36 617 179

32 474 362

33 106 342

33 626 925

243 687 047

IT

63 388 749

84 665 656

81 321 871

77 868 885

69 058 907

70 402 853

71 509 909

518 216 830

CY

4 685 786

6 258 605

6 011 428

5 756 178

5 104 932

5 204 279

5 286 114

38 307 322

LV

16 498 239

22 035 996

21 165 707

20 266 995

17 974 015

18 323 805

18 611 939

134 876 696

LT

7 484 030

9 996 101

9 601 315

9 193 636

8 153 481

8 312 155

8 442 859

61 183 577

LU

HU

4 612 763

6 161 072

5 917 747

5 666 475

5 025 378

5 123 176

5 203 735

37 710 346

MT

2 669 689

3 565 790

3 424 963

3 279 536

2 908 494

2 965 097

3 011 721

21 825 290

NL

11 978 187

15 998 755

15 366 900

14 714 410

13 049 642

13 303 600

13 512 794

97 924 288

AT

821 763

1 097 594

1 054 246

1 009 482

895 270

912 693

927 046

6 718 094

PL

62 675 756

83 713 340

80 407 168

76 993 019

68 282 136

69 610 965

70 705 569

512 387 953

PT

46 307 271

61 850 651

59 407 923

56 885 418

50 449 481

51 431 271

52 240 007

378 572 022

RO

19 871 141

26 541 038

25 492 826

24 410 382

21 648 625

22 069 926

22 416 967

162 450 905

SI

2 927 095

3 909 597

3 755 191

3 595 743

3 188 925

3 250 985

3 302 105

23 929 641

SK

1 862 388

2 487 512

2 389 271

2 287 821

2 028 980

2 068 465

2 100 991

15 225 428

FI

8 777 254

11 723 405

11 260 401

10 782 276

9 562 384

9 748 476

9 901 766

71 755 962

SE

14 176 567

18 935 038

18 187 218

17 414 975

15 444 669

15 745 235

15 992 823

115 896 525