15.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/24


VERORDENING (EU) 2021/954 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 juni 2021

betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, punt c),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van het Schengenacquis mogen onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen, zich gedurende 90 dagen binnen een periode van 180 dagen vrij verplaatsen op het grondgebied van alle andere lidstaten.

(2)

Op 30 januari 2020 heeft de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang uitgeroepen wegens de mondiale uitbraak van het severe acute respiratory syndrome coronavirus 2 (SARS-CoV-2), dat coronavirusziekte 2019 (COVID-19) veroorzaakt. Op 11 maart 2020 heeft de WHO geoordeeld dat COVID-19 als pandemie wordt aangemerkt.

(3)

Om de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken, hebben de lidstaten bepaalde maatregelen getroffen die invloed hebben gehad op het recht om zich te verplaatsen naar en op het grondgebied van de lidstaten, zoals inreisbeperkingen of de verplichting voor reizigers die de grens overschrijden om in quarantaine of zelfisolatie te gaan, dan wel zich op SARS-CoV-2-infectie te laten testen. Dergelijke beperkingen hebben nadelige gevolgen voor personen en bedrijven, met name personen die in grensgebieden wonen en dagelijks of op frequente basis de grens oversteken voor werk, zaken, opleiding, familie, medische zorg of mantelzorg.

(4)

Op 13 oktober 2020 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/1475 (2) vastgesteld, waarmee een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer werd ingevoerd in reactie op de COVID-19-pandemie.

(5)

Op 30 oktober 2020 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/1632 (3) vastgesteld, waarin de lidstaten die door het Schengenacquis gebonden zijn, werd aanbevolen de algemene beginselen, de gemeenschappelijke criteria, de gemeenschappelijke drempelwaarden en het gemeenschappelijk raamwerk voor maatregelen, waaronder aanbevelingen inzake coördinatie en communicatie, uit Aanbeveling (EU) 2020/1475 toe te passen.

(6)

Veel lidstaten hebben initiatieven genomen om COVID-19-vaccinatiecertificaten af te geven of zijn voornemens dat te doen. Om dergelijke vaccinatiecertificaten echter doeltreffend te kunnen gebruiken bij grensoverschrijdende reizen binnen de Unie, moeten zij volledig interoperabel, compatibel, beveiligd en verifieerbaar zijn. De lidstaten moeten daartoe tot overeenstemming komen over de inhoud, het formaat, de beginselen, de technische normen en het beveiligingsniveau voor dergelijke vaccinatiecertificaten.

(7)

Vόόr de datum van toepassing van deze verordening stelden verscheidene lidstaten gevaccineerde personen reeds vrij van bepaalde reisbeperkingen. Indien lidstaten op overlegging van een vaccinatiebewijs vrijstelling verlenen van reisbeperkingen die overeenkomstig het Unierecht zijn ingesteld om de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken, zoals een verplichting om in quarantaine of zelfisolatie te gaan of zich te laten testen op SARS-CoV-2-infectie, moet van hen worden vereist dat zij onder dezelfde voorwaarden vaccinatiecertificaten aanvaarden die door andere lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad (4) zijn afgegeven. Dergelijke certificaten moeten onder dezelfde voorwaarden worden aanvaard, hetgeen betekent dat, wanneer een lidstaat bijvoorbeeld één dosis van een toegediend vaccin voldoende acht, de aanvaarding ook moet gelden voor houders van een vaccinatiecertificaat waarin is vermeld dat één dosis van hetzelfde vaccin is toegediend.

(8)

De geharmoniseerde procedures uit hoofde van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5) mogen de lidstaten niet beletten om te besluiten vaccinatiecertificaten te aanvaarden die zijn afgegeven voor andere COVID-19-vaccins waarvoor de bevoegde autoriteit van een lidstaat op grond van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend, vaccins waarvan de distributie tijdelijk is toegestaan op grond van artikel 5, lid 2, van die richtlijn, en vaccins die de WHO-procedure voor noodtoelating hebben doorlopen. Als voor een dergelijk COVID-19-vaccin vervolgens een vergunning voor het in de handel brengen wordt verleend op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004, zou de verplichting om vaccinatiecertificaten onder dezelfde voorwaarden te aanvaarden ook gelden voor vaccinatiecertificaten die door een lidstaat voor dat COVID-19-vaccin zijn afgegeven, ongeacht of de vaccinatiecertificaten zijn afgegeven vóór of na het verlenen van de vergunning via de gecentraliseerde procedure. Verordening (EU) 2021/953 legt een kader vast voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Zij is van toepassing op Unieburgers en op onderdanen van derde landen die familieleden van Unieburgers zijn.

(9)

Overeenkomstig de artikelen 19, 20 en 21 van de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (7) mogen de onder die bepalingen vallende onderdanen van derde landen zich vrij op het grondgebied van de lidstaten verplaatsen.

(10)

Onverminderd de gemeenschappelijke regels betreffende het overschrijden van binnengrenzen door personen zoals neergelegd in Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (8), en om het reizen op het grondgebied van de lidstaten door onderdanen van derde landen die daartoe het recht hebben, te faciliteren, moet het kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/953, ook van toepassing zijn op onderdanen van derde landen die nog niet onder die verordening vallen, op voorwaarde dat zij legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven of wonen, en overeenkomstig het Unierecht naar andere lidstaten mogen reizen.

(11)

Deze verordening is bedoeld om de toepassing van de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie te faciliteren met betrekking tot reisbeperkingen tijdens de COVID-19-pandemie, en streeft tegelijk een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid na. Zij mag niet worden opgevat als facilitering of aanmoediging van de invoering van beperkingen van het vrije verkeer of beperkingen van andere grondrechten als respons op de COVID-19-pandemie. Bovendien vormt een verplichting tot verificatie van certificaten uit hoofde van Verordening (EU) 2021/953 op zich geen rechtvaardiging voor de tijdelijke herinvoering van binnengrenscontroles. Controles aan de binnengrenzen moeten een laatste redmiddel blijven, met inachtneming van de specifieke regels van Verordening (EU) 2016/399.

(12)

Aangezien deze verordening van toepassing is op onderdanen van derde landen die reeds legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen, mag zij niet zo worden opgevat dat aan onderdanen van derde landen die naar een lidstaat willen reizen, het recht wordt verleend op een digitaal EU-COVID-certificaat van die lidstaat vóór aankomst op het grondgebied ervan. De lidstaten zijn niet verplicht vaccinatiecertificaten af te geven op consulaire posten.

(13)

Op 30 juni 2020 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/912 (9) over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de Unie en de mogelijke opheffing van die beperking vastgesteld. Deze verordening heeft geen betrekking op tijdelijke beperkingen op niet-essentiële reizen naar de Unie.

(14)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op die lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze in zijn interne recht zal omzetten.

(15)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (10). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op die lidstaat. Om de lidstaten in staat te stellen onder de voorwaarden bepaald in Verordening (EU) 2021/953 COVID-19-certificaten te aanvaarden die door Ierland zijn afgegeven aan onderdanen van derde landen die legaal op zijn grondgebied verblijven of wonen, met als doel het reizen binnen het grondgebied van de lidstaten te faciliteren, moet Ierland aan die onderdanen van derde landen COVID-19-certificaten afgeven die voldoen aan de vereisten van het vertrouwenskader voor het digitaal EU-COVID-certificaat. Ierland en de andere lidstaten moeten op basis van wederkerigheid de certificaten aanvaarden die zijn afgegeven aan onderdanen van derde landen die onder deze verordening vallen.

(16)

Deze verordening vormt een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011.

(17)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (12).

(18)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (14).

(19)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (15) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (16).

(20)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het voor onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen faciliteren om tijdens de COVID-19-pandemie te reizen door een kader in te voeren voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-certificaten met iemands COVID-19-vaccinatiestatus, -testresultaat of -herstel, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(21)

Gezien de urgentie van de situatie met betrekking tot de COVID-19-pandemie moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(22)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Europees Comité voor gegevensbescherming zijn geraadpleegd overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (17), en hebben op 31 maart 2021 een gezamenlijk advies uitgebracht (18),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten passen de regels van Verordening (EU) 2021/953 toe op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen.

Artikel 2

Op voorwaarde dat Ierland de Raad en de Commissie ervan in kennis heeft gesteld dat het de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2021/953 bedoelde certificaten aanvaardt die door de lidstaten zijn afgegeven aan personen die onder deze verordening vallen, aanvaarden de lidstaten, onder de voorwaarden van Verordening (EU) 2021/953, COVID-19-certificaten die door Ierland aan onderdanen van derde landen die het recht hebben vrij te reizen op het grondgebied van de lidstaten zijn afgegeven in het formaat dat voldoet aan de vereisten van het bij Verordening (EU) 2021/953 ingestelde vertrouwenskader inzake het digitaal EU-COVID-certificaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

A. COSTA


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 9 juni 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 juni 2021.

(2)  Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie (PB L 337 van 14.10.2020, blz. 3).

(3)  Aanbeveling (EU) 2020/1632 van de Raad van vrijdag 30 oktober 2020 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie in het Schengengebied (PB L 366 van 4.11.2020, blz. 25).

(4)  Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (Zie blz. 1 van dit Publicatieblad).

(5)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).

(6)  Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).

(7)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.

(8)  Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).

(9)  Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking (PB L 208 I van 1.7.2020, blz. 1).

(10)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(11)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(12)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(13)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(14)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(15)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(16)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).

(17)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(18)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.