8.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/32


VERORDENING (EU) 2021/888 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 mei 2021

tot vaststelling van het programma “Europees Solidariteitskorps” en tot intrekking van Verordeningen (EU) 2018/1475 en (EU) nr. 375/2014

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 165, lid 4, artikel 166, lid 4, en artikel 214, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie is gebouwd op solidariteit, zowel tussen burgers als tussen lidstaten. Die universele en gemeenschappelijke waarde geeft richting aan de handelingen van de Unie en zorgt voor de eenheid die nodig is om het hoofd te bieden aan de huidige en toekomstige maatschappelijke uitdagingen. Jonge Europeanen willen daarbij helpen door hun solidariteit in de praktijk te brengen. In artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) wordt benadrukt dat solidariteit een van de beginselen is die essentieel zijn voor de Europese Unie. Ook artikel 21, lid 1, VEU verwijst naar het beginsel van solidariteit als een van de grondslagen van de externe actie van de Unie.

(2)

Rekening houdend met de forse toename van de wereldwijde humanitaire behoeften, moet solidariteit worden bevorderd tussen lidstaten en met derde landen die getroffen zijn door natuurrampen of door de mens veroorzaakte crises, mede om solidariteit nog meer te propageren en humanitaire hulp zichtbaarder te maken bij de burgers van de Unie.

(3)

Humanitair vrijwilligerswerk moet bijdragen tot een op behoeften gebaseerde humanitaire respons en aangestuurd worden door de Europese consensus over humanitaire hulp die is uiteengezet in de Gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Europese Commissie, getiteld “De Europese consensus betreffende humanitaire hulp” (4). Het internationaal humanitair recht en het internationaal recht inzake de mensenrechten moeten worden bevorderd.

(4)

Waar passend moet rekening worden gehouden met de centrale en algemene coördinerende rol van het Bureau van de Verenigde Naties (VN) voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden bij het bevorderen van een samenhangende internationale respons op humanitaire crises.

(5)

Humanitair vrijwilligerswerk moet bijdragen tot een adequate humanitaire respons die het genderperspectief in het humanitaire beleid van de Unie versterkt en passende responsen op de specifieke behoeften van vrouwen en mannen van alle leeftijden bevordert. Humanitair vrijwilligerswerk moet rekening houden met de behoeften en capaciteiten van mensen die zich in de meest kwetsbare situaties bevinden, zoals vrouwen en kinderen, en de mensen die het meeste risico lopen.

(6)

Bij humanitair vrijwilligerswerk moet gestreefd worden naar effectievere en efficiëntere humanitaire hulp van de Unie, in overeenstemming met de beginselen van goed humanitair donorschap.

(7)

In de toespraak over de staat van de Unie van 14 september 2016 werd benadrukt dat Europa moet investeren in jongeren en werd de oprichting aangekondigd van een Europees Solidariteitskorps, dat voor jongeren in de hele Unie mogelijkheden moet scheppen om een betekenisvolle bijdrage te leveren aan de samenleving, solidariteit te tonen en hun vaardigheden te ontwikkelen, waardoor zij niet alleen werkervaring kunnen opdoen, maar ook een uiterst waardevolle persoonlijke ervaring opdoen.

(8)

In haar mededeling “Een Europees Solidariteitskorps” van 7 december 2016 benadrukte de Commissie dat het nodig is de basis voor solidair werk in heel Europa te versterken, jongeren meer en betere mogelijkheden te bieden voor solidariteitsactiviteiten op een groot aantal gebieden, en nationale, regionale en lokale actoren te ondersteunen bij het aanpakken van verscheidene uitdagingen en crises. Met de mededeling nam een eerste fase van het Europees Solidariteitskorps een aanvang; daarbij werden financiële middelen krachtens verschillende programma’s van de Unie ingeschakeld om jongeren in de hele Unie mogelijkheden te bieden voor vrijwilligerswerk, stages of banen.

(9)

In het kader van deze verordening wordt solidariteit opgevat als een individueel en collectief gevoel van verantwoordelijkheid voor het algemeen belang, dat wordt geuit door middel van concrete activiteiten.

(10)

Humanitaire hulp verstrekken aan noodlijdende mensen en gemeenschappen buiten de Unie, op basis van de grondbeginselen van menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid, is een belangrijke uiting van solidariteit.

(11)

De solidariteit met slachtoffers van crises en rampen in derde landen moet verder worden ontwikkeld. Daarnaast moeten humanitaire hulp en vrijwilligerswerk als levenslange activiteiten meer onder de aandacht worden gebracht en zichtbaarheid krijgen bij de burgers van de Unie.

(12)

De Unie en de lidstaten hebben zich ertoe verbonden de VN-Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de daaraan verbonden duurzameontwikkelingsdoelen te implementeren, zowel bij intern als bij extern optreden.

(13)

In zijn conclusies van 19 mei 2017 over het operationeel maken van de koppeling tussen humanitaire en ontwikkelingshulp, erkende de Raad dat de veerkracht moet worden vergroot door humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking beter aan elkaar te koppelen, en door de operationele verbanden tussen de complementaire benaderingen van humanitaire hulp, ontwikkelingssamenwerking en conflictpreventie verder te versterken.

(14)

Jongeren moeten laagdrempelige en inclusieve kansen krijgen om deel te nemen aan solidariteitsactiviteiten. Die kunnen hun de mogelijkheid bieden hun betrokkenheid bij de gemeenschappen uit te drukken en tegelijkertijd nuttige ervaring en kennis op te doen, alsook vaardigheden en competenties te verwerven voor hun persoonlijke, educatieve, sociale en professionele ontwikkeling en hun ontwikkeling als burger, waardoor hun inzetbaarheid verbetert. Die solidariteitsactiviteiten moeten ook de mobiliteit van jonge vrijwilligers, hun intercultureel bewustzijn en de interculturele dialoog ondersteunen.

(15)

De solidariteitsactiviteiten moeten van hoge kwaliteit zijn en jongeren de mogelijkheid bieden een concrete en positieve bijdrage te leveren. Solidariteitsactiviteiten moeten tegemoetkomen aan onvervulde behoeften van de samenleving en bijdragen tot de versterking van gemeenschappen en burgerparticipatie. Solidariteitsactiviteiten moeten jongeren de kans geven waardevolle kennis, vaardigheden en competenties te verwerven. Solidariteitsactiviteiten moeten financieel toegankelijk zijn voor jongeren en worden uitgevoerd in veilige en gezonde omstandigheden.

(16)

Het programma “Europees Solidariteitskorps” (het “programma”) biedt één contactpunt voor solidariteitsactiviteiten in de hele Unie en daarbuiten. Om de doeltreffendheid van Uniefinanciering en het effect van het programma te maximaliseren, moet de Commissie ernaar streven op coherente wijze synergieën tot stand te brengen tussen alle relevante programma’s, zonder dat dergelijke synergieën er evenwel toe leiden dat middelen worden ingezet voor andere dan de in deze verordening vastgestelde doelstellingen. Er moet worden gezorgd voor samenhang en complementariteit met andere relevante beleidsmaatregelen van de Unie, waaronder de EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (5), en andere relevante programma’s van de Unie, met name het Erasmus+-programma, vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/817 van het Europees Parlement en de Raad (6). Het programma bouwt voort op de sterke punten en synergieën van vorige en bestaande programma’s, met name het Europees vrijwilligerswerk vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) en het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad (8). Daarnaast moet worden gezorgd voor complementariteit met bestaande netwerken op Unieniveau die betrekking hebben op programma-activiteiten, zoals het Eurodesk-netwerk. Bovendien moet worden gezorgd voor complementariteit tussen bestaande regelingen, in het bijzonder nationale solidariteitsregelingen zoals vrijwilligerswerk, burgerdienst en mobiliteitsprogramma’s voor jongeren, en het programma om de impact en de sterke punten van dergelijke regelingen wederzijds te versterken en, waar passend, voort te bouwen op goede praktijken. Het programma mag niet in de plaats komen van soortgelijke nationale regelingen. Alle jongeren moeten gelijke toegang krijgen tot nationale solidariteitsactiviteiten.

(17)

Om de looptijd ervan af te stemmen op die van het meerjarig financieel kader voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 (“MFK 2021-2027”), dat is opgenomen in Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (9), moet het programma een looptijd krijgen van zeven jaar.

(18)

Wat de uitlegging van gerelateerde rechtshandelingen van de Unie betreft, is het passend dat zowel grensoverschrijdende vrijwilligersactiviteiten als vrijwilligersactiviteiten die nog steeds worden ondersteund in het kader van Verordening (EU) nr. 1288/2013, worden beschouwd als gelijkwaardig met de vrijwilligersactiviteiten die in het kader van het Europees vrijwilligerswerk worden uitgevoerd.

(19)

Het programma is ontworpen om jongeren nieuwe mogelijkheden te bieden deel te nemen aan vrijwilligersactiviteiten in solidariteitsgerelateerde gebieden en om op eigen initiatief solidariteitsprojecten te bedenken en te ontwikkelen. Die mogelijkheden dragen bij aan de persoonlijke, educatieve, sociale en professionele ontwikkeling van jongeren en aan hun ontwikkeling als burger. Het programma moet ook netwerkactiviteiten ondersteunen voor de deelnemende personen en organisaties, alsmede maatregelen om de kwaliteit van de ondersteunde activiteiten te waarborgen en de validatie van de leerresultaten van deelnemers te verbeteren. Daarmee strekt het programma er ook toe een bijdrage te leveren aan Europese samenwerking gericht op jongeren, en de positieve effecten ervan onder de aandacht te brengen. Het is wenselijk de aangeboden solidariteitsactiviteiten een duidelijke en gedetailleerde procedure te laten volgen die is bedoeld voor de deelnemende personen en organisaties en waarin de stappen in elke fase van de solidariteitsactiviteiten worden beschreven.

(20)

Solidariteitsactiviteiten moeten een potentiële Europese meerwaarde bieden en moeten ten goede komen aan gemeenschappen en bijdragen aan de persoonlijke, educatieve, sociale en professionele ontwikkeling van de deelnemers en aan hun ontwikkeling als burger. Solidariteitsactiviteiten moeten worden ontwikkeld met betrekking tot verschillende gebieden zoals onderwijs en opleiding, jeugdwerk, werkgelegenheid, gendergelijkheid, ondernemerschap (in het bijzonder sociaal ondernemerschap), burgerschap en democratische participatie, intercultureel bewustzijn en interculturele dialoog, sociale inclusie, inclusie van personen met een handicap, milieu- en natuurbescherming, klimaatactie, rampenpreventie, -paraatheid en hersteloperaties, landbouw en plattelandsontwikkeling, het verstrekken van levensmiddelen en non-foodartikelen, gezondheid en welzijn, cultuur (met inbegrip van cultureel erfgoed), creativiteit, lichamelijke opvoeding en sport, sociale bijstand en welzijnszorg, de opvang en integratie van onderdanen van derde landen (waarbij rekening wordt gehouden met de problemen waarmee personen met een migratieachtergrond worden geconfronteerd), territoriale samenwerking en cohesie, en grensoverschrijdende samenwerking. Solidariteitsactiviteiten moeten een solide leer- en opleidingsbasis omvatten, die wordt gelegd via zinvolle activiteiten die vóór, tijdens en na de solidariteitsactiviteit aan de deelnemers worden aangeboden.

(21)

Vrijwilligersactiviteiten (zowel binnen als buiten de Unie) vormen een rijke ervaring in een niet-formele en informele leeromgeving, dragen bij tot de persoonlijke, sociaal-educatieve en professionele ontwikkeling van de jongeren en vergroten hun actieve burgerschap, burgerparticipatie en inzetbaarheid. Vrijwilligersactiviteiten mogen geen negatieve gevolgen hebben voor potentiële of bestaande banen en mogen niet als vervanging daarvan worden beschouwd. De Commissie en de lidstaten moeten via de open coördinatiemethode samenwerken bij beleid inzake vrijwilligerswerk voor jongeren.

(22)

De zin voor initiatief van jongeren is een belangrijke troef voor de maatschappij en de arbeidsmarkt. Het programma helpt die zin voor initiatief te bevorderen door jongeren de kans te bieden hun eigen solidariteitsprojecten voor het aanpakken van specifieke uitdagingen ten bate van hun lokale gemeenschappen te bedenken en uit te voeren. Solidariteitsprojecten zijn een gelegenheid om ideeën in verband met en innovatieve oplossingen voor veelvoorkomende uitdagingen uit te proberen door middel van een bottom-up-benadering en zij helpen jongeren om zelf de drijvende kracht achter solidariteitsactiviteiten te zijn. Solidariteitsprojecten dienen ook als springplank naar verdere betrokkenheid bij solidariteitsactiviteiten en zijn een eerste stap om de deelnemers aan te moedigen als zelfstandige aan de slag te gaan en actieve burgers te blijven als vrijwilliger, stagiair of werknemer bij verenigingen, ngo’s of andere organisaties in de solidariteitsgerelateerde, non-profit- en jeugdsector.

(23)

Deelnemers aan vrijwilligerswerk (“vrijwilligers”) kunnen de capaciteit van de Unie vergroten bij het leveren van op behoeften gebaseerde en principiële humanitaire hulp en bijdragen aan de totstandbrenging van een effectievere humanitaire sector op voorwaarde dat zij op de juiste wijze worden geselecteerd, opgeleid en voorbereid om te worden ingezet, zodat zij over de nodige vaardigheden en competenties beschikken om mensen in nood zo goed mogelijk te helpen, en zij op de plaats waar zij hun vrijwilligerswerk verrichten de juiste ondersteuning of begeleiding ontvangen. Daarom spelen hooggekwalificeerde, goed opgeleide en ervaren coaches, mentoren en deskundigen een belangrijke rol doordat zij de doeltreffendheid van de humanitaire respons ter plaatse helpen verbeteren en vrijwilligers ondersteunen als onderdeel van de vrijwilligersactiviteiten. Deze coaches, mentoren en deskundigen kunnen bij vrijwilligerswerk worden betrokken om de vrijwilligers aan te sturen en te begeleiden en de aspecten van de vrijwilligersactiviteiten in verband met ontwikkeling en capaciteitsopbouw te helpen ondersteunen, en daardoor lokale netwerken en gemeenschappen te versterken. Er is speciale aandacht nodig voor de capaciteit van ontvangende organisaties in derde landen en de noodzaak om vrijwilligersactiviteiten binnen de lokale context te verankeren en de interactie van vrijwilligers met lokale humanitaire actoren, de ontvangende gemeenschap en het maatschappelijk middenveld te bevorderen.

(24)

Het is belangrijk dat deelnemende personen en organisaties voelen dat zij deel uitmaken van een gemeenschap van personen en entiteiten die zich inzetten voor meer solidariteit in heel Europa. Tegelijkertijd hebben de deelnemende organisaties behoefte aan ondersteuning om hun capaciteit te versterken zodat zij hoogwaardige solidariteitsactiviteiten kunnen aanbieden aan een toenemend aantal deelnemers. Het programma moet ondersteuning bieden aan netwerkactiviteiten die erop gericht zijn de betrokkenheid van de deelnemende personen en organisaties bij een dergelijke gemeenschap te verstevigen, het teamgevoel binnen het programma te bevorderen en de uitwisseling van nuttige ervaringen en praktijken aan te moedigen. Netwerkactiviteiten moeten er ook toe bijdragen dat het programma meer bekendheid vergaart onder openbare en particuliere actoren, en dat er gemakkelijker feedback van deelnemende personen en organisaties kan worden verzameld over de uitvoering van het programma.

(25)

Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de kwaliteit van solidariteitsactiviteiten en de mogelijkheden die in het kader van het programma worden aangeboden, met name door deelnemers vóór, tijdens en na de betrokken solidariteitsactiviteit online- of offlineopleiding, taalondersteuning en administratieve ondersteuning te bieden, alsook een verzekering, onder meer tegen ongevallen, ziekte en voor burgerrechtelijke aansprakelijkheid. De validatie van de kennis, vaardigheden en competenties die de deelnemers door hun ervaring in het kader van het programma hebben opgedaan, moet worden gewaarborgd. De beveiliging en veiligheid van de deelnemende personen en organisaties en beoogde begunstigden blijven van het grootste belang. Deze beveiliging en veiligheid moeten onder meer passende toelatingsvoorwaarden omvatten voor deelnemers die werken met kwetsbare groepen, in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht. Alle solidariteitsactiviteiten moeten in overeenstemming zijn met het “berokken geen schade”-beginsel en moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de gevolgen van onvoorziene omstandigheden zoals milieucrises, conflicten of pandemieën. Vrijwilligers mogen niet worden ingezet bij operaties die plaatsvinden in gebieden waar zich internationale en niet-internationale gewapende conflicten afspelen, noch in faciliteiten die niet in overeenstemming zijn met de internationale mensenrechtennormen.

(26)

Het programma moet sporen met de beginselen die zijn vastgelegd in de Unierichtsnoeren van 2017 voor de bevordering en bescherming van de rechten van het kind en artikel 9 van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

(27)

Om ervoor te zorgen dat de activiteiten in het kader van het programma daadwerkelijk een impact hebben op de persoonlijke, educatieve, sociale, culturele en professionele ontwikkeling van de deelnemers en op hun ontwikkeling als burger, moeten de kennis, vaardigheden en competenties die het leerresultaat van de betrokken activiteit vormen, duidelijk in kaart worden gebracht en gedocumenteerd. Hiertoe moet het gebruik van effectieve instrumenten op het niveau van de Unie en de lidstaten voor de erkenning van niet-formeel en informeel leren, zoals Youthpass en Europass, worden gestimuleerd, al naargelang de nationale omstandigheden en bijzonderheden, zoals aanbevolen in de Aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 (10).

(28)

De Commissie en de nationale agentschappen moeten voormalige deelnemers ook aanmoedigen om hun ervaringen te delen via jeugdnetwerken, onderwijsinstellingen en workshops, als ambassadeurs of leden van een netwerk. Voormalige deelnemers kunnen ook bijdragen aan de opleiding van deelnemers.

(29)

Met behulp van een kwaliteitskeurmerk moet worden gewaarborgd dat de deelnemende organisaties, wat hun rechten en verantwoordelijkheden gedurende alle fasen van de solidariteitservaring betreft, voldoen aan de beginselen en vereisten van het programma.

(30)

Elke entiteit die wil deelnemen aan het programma, moet een kwaliteitskeurmerk ontvangen als zij aan de voorwaarden daarvoor voldoet. De instanties die het programma uitvoeren, moeten het proces waarmee het kwaliteitskeurmerk wordt toegekend, ononderbroken verrichten. De instanties die het programma uitvoeren moeten op gezette tijden opnieuw beoordelen of de entiteiten blijven voldoen aan de voorwaarden op grond waarvan aan hen kwaliteitskeurmerken werden toegekend. Een kwaliteitskeurmerk moet worden ingetrokken als bij een controle door de instanties die het programma uitvoeren wordt vastgesteld dat de betrokken entiteit niet langer aan die voorwaarden voldoet. Het administratieve proces voor het toekennen van een kwaliteitskeurmerk moet tot een minimum worden beperkt om te voorkomen dat kleinere organisaties worden afgeschrikt.

(31)

Een entiteit die een financieringsaanvraag wil doen voor het aanbieden van solidariteitsactiviteiten in het kader van het programma, moet eerst een kwaliteitskeurmerk hebben ontvangen. Die voorwaarde mag niet gelden voor natuurlijke personen die namens een informele groep deelnemers financiële steun aanvragen voor hun solidariteitsprojecten. Het verkrijgen van een kwaliteitskeurmerk mag echter niet automatisch leiden tot financiering krachtens het programma.

(32)

Als algemene regel geldt dat subsidieaanvragen moeten worden ingediend bij het nationale agentschap van het land waar de deelnemende organisatie is gevestigd. Subsidieaanvragen voor activiteiten met een Unie- of internationale dimensie, met inbegrip van solidariteitsactiviteiten van vrijwilligersteams op prioritaire gebieden die op Unieniveau zijn vastgesteld, en solidariteitsactiviteiten ter ondersteuning van humanitaire hulpoperaties in derde landen, kunnen waar passend centraal worden aangestuurd.

(33)

Deelnemende organisaties kunnen in het kader van het programma meerdere functies vervullen. In de hoedanigheid van gastheer moeten deelnemende organisaties actief zijn bij het ontvangen van de deelnemers; hieronder vallen zaken als de organisatie van activiteiten en het verstrekken van voorlichting en ondersteuning van de deelnemers tijdens de activiteit, voor zover van toepassing. In een ondersteunende hoedanigheid moeten zij actief zijn bij het uitzenden van de deelnemers en het voorbereiden en begeleiden van de deelnemers vóór, tijdens en na de solidariteitsactiviteit; hieronder vallen opleiding en het begeleiden van deelnemers naar lokale organisaties na afloop van de solidariteitsactiviteit, teneinde de kans op verdere ervaringen op het gebied van solidariteit te vergroten. Het feit dat de specifieke vereisten verschillen naargelang van het type solidariteitsactiviteit dat wordt aangeboden, moet tot uiting komen in het kwaliteitskeurmerk, dat een officiële bevestiging moet vormen van het feit dat de organisatie in staat is toe te zien op de kwaliteit van de solidariteitsactiviteiten in alle fasen van de solidariteitservaring, overeenkomstig de beginselen en doelstellingen van het programma. Een entiteit die haar activiteiten ingrijpend verandert, moet de bevoegde instantie die het programma uitvoert daarvan in kennis stellen; deze instantie kan dan opnieuw beoordelen of die entiteit blijft voldoen aan de voorwaarden op grond waarvan het kwaliteitskeurmerk werd toegekend.

(34)

Ter ondersteuning van solidariteitsactiviteiten van jongeren kunnen de deelnemende organisaties publieke of particuliere organisaties of internationale organisaties met of zonder winstoogmerk zijn, en kunnen zij jeugdorganisaties, religieuze instellingen, liefdadigheidsorganisaties, seculiere humanistische organisaties, niet-gouvernementele organisaties of andere actoren uit het maatschappelijk middenveld omvatten.

(35)

Schaalvergroting van projecten van het programma moet worden vergemakkelijkt. Er moeten specifieke maatregelen worden genomen om de initiatiefnemers van projecten in het kader van het programma te helpen om subsidies aan te vragen of om synergieën tot stand te brengen door middel van ondersteuning van de Europese structuur- en investeringsfondsen en de Unieprogramma’s op het gebied van migratie, veiligheid, justitie en burgerschap, gezondheid en cultuur.

(36)

De instanties die het programma uitvoeren en de deelnemende organisaties en personen moeten door kenniscentra van het Europees Solidariteitskorps worden bijgestaan om de kwaliteit van de uitvoering en de activiteiten van het programma te verhogen en de via de desbetreffende activiteiten verworven vaardigheden beter in kaart te brengen en te valideren, onder meer door het verstrekken van Youthpass.

(37)

De portaalsite van het Europees Solidariteitskorps moet voortdurend verder worden ontwikkeld om het programma gemakkelijk toegankelijk te houden, in overeenstemming met de normen van Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad (11), en te zorgen voor een centraal contactpunt, zowel voor geïnteresseerde personen als organisaties, onder meer in verband met de inschrijving, identificatie en afstemming van profielen en mogelijkheden, netwerkactiviteiten en virtuele uitwisselingen, onlineopleiding, taalondersteuning en ondersteuning na afloop van de activiteit, en eventuele andere nuttige functies die in de toekomst kunnen worden toegevoegd.

(38)

De portaalsite van het Europees Solidariteitskorps moet verder worden ontwikkeld in overeenstemming met het Europees interoperabiliteitskader, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 23 maart 2017 getiteld “Europees interoperabiliteitskader — Implementatiestrategie”, dat specifieke richtsnoeren bevat over het opzetten van interoperabele digitale openbare diensten en dat in de lidstaten en andere leden van de Europese Economische Ruimte via nationale interoperabiliteitskaders in praktijk wordt gebracht. Het Europees interoperabiliteitskader geeft overheidsdiensten 47 concrete aanbevelingen met betrekking tot het verbeteren van de governance van hun interoperabiliteitsactiviteiten, het opzetten van organisatieoverschrijdende verbanden, het stroomlijnen van processen ter ondersteuning van digitale eind-tot-einddiensten en het waarborgen dat noch bestaande noch nieuwe rechtshandelingen afbreuk doen aan de interoperabiliteitsinspanningen.

(39)

Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (12) (het “Financieel Reglement”) is op het programma van toepassing. Het Financieel Reglement stelt regels voor de uitvoering van de Uniebegroting vast, waaronder regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties, financiële bijstand en de vergoeding van externe deskundigen.

(40)

Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13) en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 (14), (Euratom, EG) nr. 2185/96 (15) en (EU) 2017/1939 (16) van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd met evenredige maatregelen, onder meer op het gebied van preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, voor zover van toepassing, met administratieve sancties. Met name het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) heeft overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratieve onderzoeken uit te voeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (17). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking uit hoofde van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

(41)

Het programma richt zich op jongeren in de leeftijd tussen 18 en 30 jaar. Om te kunnen deelnemen aan de door het programma aangeboden activiteiten, moeten deze jongeren eerst zijn ingeschreven op de portaalsite van het Europees Solidariteitskorps.

(42)

Gezien de specifieke uitdagingen die gepaard gaan met humanitaire actie, moeten deelnemers aan vrijwilligerswerk ter ondersteuning van humanitaire hulpoperaties ten minste 18 jaar zijn en niet ouder zijn dan 35 jaar.

(43)

In het bijzonder moet erop worden gelet dat de solidariteitsactiviteiten toegankelijk zijn voor alle jongeren, en vooral voor jongeren met minder kansen. Er moeten bijzondere maatregelen worden getroffen om de sociale inclusie en met name de deelname van kansarme jongeren te bevorderen, waaronder zorgen voor redelijke voorzieningen zodat personen met een handicap daadwerkelijk aan solidariteitsactiviteiten kunnen deelnemen op voet van gelijkheid met anderen, overeenkomstig artikel 27 van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en Richtlijn 2000/78/EG van de Raad (18). Deze bijzondere maatregelen moeten rekening houden met problemen in verband met de afgelegenheid van een aantal landelijke gebieden, van de ultraperifere gebieden van de Unie en de landen en gebieden overzee, alsmede in verband met armoede in bepaalde voorstedelijke gebieden. De lidstaten, de landen en gebieden overzee en de met het programma geassocieerde derde landen moeten er ook naar streven alle nodige maatregelen te treffen om wettelijke en administratieve belemmeringen voor de goede werking van het programma weg te nemen. Die maatregelen moeten — indien mogelijk en onverminderd het Schengenacquis en het Unierecht inzake de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van derde landen — de administratieve kwesties oplossen die problemen veroorzaken bij het verkrijgen van visa en verblijfsvergunningen en, in het geval van grensoverschrijdende activiteiten binnen de Unie, bij het verkrijgen van een Europese ziekteverzekeringskaart.

(44)

Om recht te doen aan het belang van de strijd tegen de klimaatverandering, in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs uit te voeren die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN te verwezenlijken, heeft het programma ten doel bij te dragen tot het mainstreamen van klimaatacties en het verwezenlijken van de algemene doelstelling 30 % van de begrotingsuitgaven van de Unie aan klimaatdoelen te besteden. In overeenstemming met de Europese Green Deal als blauwdruk voor duurzame groei moeten de acties in het kader van deze verordening in overeenstemming zijn met het “berokken geen schade”-beginsel zonder het fundamentele karakter van het programma te veranderen. Tijdens de uitvoering van het programma, moeten acties op dit gebied in kaart worden gebracht en opgezet en opnieuw worden beoordeeld in het kader van de toepasselijke evaluaties en toetsingsprocessen. Het is ook passend om relevante acties die bijdragen tot de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen te meten, daaronder begrepen acties die bedoeld zijn om de milieueffecten van het programma te verminderen.

(45)

Bij deze verordening worden de financiële middelen voor het programma vastgesteld die voor het Europees Parlement en de Raad het voornaamste referentiebedrag vormen binnen de jaarlijkse begrotingsprocedure, in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer, alsook nieuwe eigen middelen, inclusief een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (19).

(46)

De soorten financiering en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening moeten worden gekozen op grond van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten te behalen, met name rekening houdend met de controlekosten, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Wanneer deze keuze wordt gemaakt in verband met subsidies, moet het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en schalen van eenheidskosten worden overwogen.

(47)

Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), kunnen aan de programma’s van de Unie deelnemen in het kader van de samenwerking die is ingesteld uit hoofde van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (20), waarin is bepaald dat die programma’s worden uitgevoerd op basis van een uit hoofde van die overeenkomst genomen besluit. Derde landen kunnen ook deelnemen op basis van andere rechtsinstrumenten. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen die derde landen verplicht om de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. De volledige deelneming van derde landen aan het programma moet afhankelijk worden gesteld van de voorwaarden in specifieke overeenkomsten betreffende de deelneming van het betrokken derde land aan het programma. Volledige deelname brengt bovendien de verplichting mee om een nationaal agentschap op te richten en sommige acties van het programma onder indirect beheer te plaatsen. Juridische entiteiten uit niet met het programma geassocieerde derde landen moeten kunnen deelnemen aan sommige acties van het programma, zoals omschreven in het werkprogramma en de door de Commissie gepubliceerde oproepen tot het indienen van voorstellen. Voor de uitvoering van het programma kunnen specifieke regelingen worden getroffen met betrekking tot de deelname van juridische entiteiten uit Andorra, Liechtenstein, Monaco, San Marino en de Heilige Stoel.

(48)

Om het grootst mogelijke effect uit het programma te halen, moeten regelingen worden getroffen om het voor de lidstaten en met het programma of andere programma’s van de Unie geassocieerde derde landen mogelijk te maken aanvullende financiering ter beschikking te stellen overeenkomstig de regels van het programma.

(49)

Uit hoofde van Besluit 2013/755/EU van de Raad (21) komen personen en entiteiten die zijn gevestigd in landen en gebieden overzee, in aanmerking voor financiering overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het betrokken land of gebied overzee banden heeft.

(50)

Gelet op artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 24 oktober 2017 getiteld “Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU” moet het programma rekening houden met de specifieke situatie van de in dat artikel bedoelde perifere gebieden. Er moeten maatregelen worden genomen om de deelname van de ultraperifere gebieden aan alle acties te vergroten, onder meer door middel van, in voorkomend geval, financiële steun voor mobiliteitsacties te verstrekken. Mobiliteitsuitwisselingen en samenwerking tussen mensen en organisaties uit die gebieden en derde landen, met name hun buren, moeten worden bevorderd. Dergelijke maatregelen moeten worden gemonitord en regelmatig worden geëvalueerd.

(51)

Overeenkomstig het Financieel Reglement moet de Commissie werkprogramma’s vaststellen en het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis stellen. Werkprogramma’s moeten de nodige maatregelen bevatten voor de uitvoering ervan in overeenstemming met de algemene en specifieke doelstellingen van het programma, de selectie- en gunningscriteria voor subsidies en alle andere noodzakelijke elementen. De werkprogramma’s en de wijzigingen daarvan moeten door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig de onderzoeksprocedure worden vastgesteld.

(52)

Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (22) moet het programma worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij echter administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten in voorkomend geval meetbare indicatoren omvatten als maatstaf om de effecten van het programma — onder meer wat betreft sociale en humanitaire uitdagingen — in de praktijk te evalueren.

(53)

Er moet op lokaal, nationaal en Europees niveau worden gezorgd voor passende voorlichting, bekendmaking en verspreiding van de mogelijkheden en resultaten van de door het programma ondersteunde acties. Sociale ondernemingen moeten bijzondere aandacht krijgen en worden aangemoedigd om de activiteiten van het programma te ondersteunen. De activiteiten inzake voorlichting, bekendmaking en verspreiding moeten uitgaan van de instanties die het programma uitvoeren, en in voorkomend geval steun krijgen van andere centrale belanghebbenden. Voorts moet de Commissie gedurende de gehele levenscyclus van het programma regelmatig overleg plegen met een breed scala van belanghebbenden, met inbegrip van deelnemende organisaties, om de uitwisseling van goede praktijken en projectresultaten te vergemakkelijken en feedback over het programma te verzamelen. De nationale agentschappen moeten worden uitgenodigd om aan dat proces deel te nemen.

(54)

Om de doelstellingen van het programma beter te kunnen verwezenlijken, is het wenselijk dat de Commissie, nationale autoriteiten en de nationale agentschappen nauw samenwerken en, in voorkomend geval, in partnerschap met niet-gouvernementele organisaties, sociale ondernemingen, jeugdorganisaties, organisaties die mensen met een handicap vertegenwoordigen en lokale belanghebbenden die ervaring hebben met solidariteitsacties.

(55)

Om te zorgen voor een efficiëntere communicatie met het grote publiek en sterkere synergieën tussen de op initiatief van de Commissie ondernomen communicatieactiviteiten, moeten de bij deze verordening voor communicatie toegewezen financiële middelen ook worden gebruikt voor institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de algemene doelstelling van dit programma.

(56)

Om te zorgen voor een efficiënte en doeltreffende uitvoering van deze verordening, moet het programma maximaal gebruikmaken van de al bestaande beheersregelingen. De algehele uitvoering van het programma moet daarom worden toevertrouwd aan bestaande structuren, namelijk de Commissie en de nationale agentschappen die zijn aangewezen voor het beheer van de acties als bedoeld in het hoofdstuk van Verordening (EU) 2021/817 over jeugd. Acties in het kader van het onderdeel “deelname van jongeren aan solidariteitsactiviteiten die verband houden met humanitaire hulp”, moeten echter voornamelijk direct worden beheerd. De Commissie moet regelmatig overleg plegen met de belangrijkste belanghebbenden, waaronder deelnemende organisaties, over de uitvoering van het programma.

(57)

Om te zorgen voor een gezond financieel beheer en rechtszekerheid in de lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen, moet elke nationale autoriteit een onafhankelijk auditorgaan aanwijzen. Waar mogelijk en om de efficiëntie te vergroten, moeten de onafhankelijke auditorganen dezelfde zijn als die welke zijn aangewezen voor de acties bedoeld in het hoofdstuk van Verordening (EU) 2021/817 over jeugd.

(58)

De lidstaten moeten ernaar streven alle nodige maatregelen te treffen om wettelijke en administratieve belemmeringen voor de goede werking van het programma weg te nemen. Dat houdt in dat, waar mogelijk en onverminderd het Unierecht inzake de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van derde landen, kwesties die problemen veroorzaken bij het verkrijgen van visa en verblijfsvergunningen moeten worden opgelost.

(59)

Het prestatieverslagleggingssysteem moet waarborgen dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en voor de evaluatie van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig en op het juiste niveau van detail worden verzameld. Die gegevens moeten aan de Commissie worden meegedeeld op een wijze die strookt met de desbetreffende voorschriften inzake gegevensbescherming.

(60)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (23).

(61)

Om de vereisten waaraan de begunstigden moeten voldoen te vereenvoudigen, moet zo veel mogelijk worden gebruikgemaakt van vereenvoudigde subsidies in de vorm van vaste bedragen, financiering volgens een vast percentage en eenheidskosten. De vereenvoudigde subsidies ter ondersteuning van de mobiliteitsacties krachtens het programma, zoals door de Commissie gedefinieerd, moeten rekening houden met de kosten van levensonderhoud in het gastland. De lidstaten moeten voorts worden aangespoord die subsidies vrij te stellen van belasting en sociale premies, overeenkomstig het nationale recht; subsidies die door publieke of particuliere juridische entiteiten zijn toegekend aan individuen moeten op dezelfde manier worden behandeld.

(62)

Om ervoor te zorgen dat de voortgang van het programma bij de verwezenlijking van de doelstellingen ervan doeltreffend wordt beoordeeld, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen, om de bijlage te wijzigen met betrekking tot de prestatie-indicatoren van het programma. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(63)

Deze verordening is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”). Deze verordening beoogt met name de volledige eerbiediging te waarborgen van het recht op gelijkheid tussen mannen en vrouwen en het recht op non-discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, sociaal-economische achtergrond en de toepassing van de artikelen 21 en 23 van het Handvest.

(64)

De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 VWEU hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Die regels zijn neergelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten ook een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting.

(65)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het betrekken van jongeren en organisaties bij toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige solidariteitsactiviteiten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(66)

Overeenkomstig het Financieel Reglement kan subsidiëring van reeds begonnen acties slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst. In die gevallen komen de kosten die vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gemaakt, evenwel niet in aanmerking voor Uniefinanciering, tenzij in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen. Teneinde een onderbreking in de steun van de Unie te voorkomen, wat de belangen van de Unie zou kunnen schaden, moet in het financieringsbesluit, gedurende een beperkte periode aan het begin van het MFK 2021-2027, en slechts in naar behoren gemotiveerde gevallen, kunnen worden bepaald dat activiteiten en kosten vanaf 1 januari 2021 subsidiabel zijn, zelfs indien die activiteiten zijn uitgevoerd en die kosten zijn gemaakt vóór de indiening van de subsidieaanvraag.

(67)

Acties of activiteiten die niet uit hoofde van deze verordening worden ondersteund, kunnen niet in de werkprogramma’s worden opgenomen.

(68)

Om een maximale meerwaarde van gedeeltelijk of geheel uit de begroting van de Unie gefinancierde investeringen te genereren, moet naar synergie worden gestreefd, met name tussen het programma en andere programma’s van de Unie, waaronder middelen die zijn uitgevoerd in gedeeld beheer. Om deze synergie zo groot mogelijk te maken, moeten belangrijke faciliteringsmechanismen worden gewaarborgd, met inbegrip van cumulatieve financiering van een actie uit hoofde van het programma en een ander programma van de Unie, voor zover die cumulatieve financiering de totale subsidiabele kosten van de actie niet overschrijdt. Daartoe moeten in deze verordening passende regels worden vastgelegd, met name betreffende de mogelijkheid om dezelfde kosten of uitgaven pro rata te laten financieren door het programma en een ander programma van de Unie.

(69)

Verordening (EU) 2018/1475 van het Europees Parlement en de Raad (24) moet met ingang van 1 januari 2021 worden ingetrokken.

(70)

Om te zorgen voor continuïteit in de steunverlening op het desbetreffende beleidsterrein en opdat er vanaf het begin van het MFK 2021-2027 kan worden begonnen met de uitvoering van het programma, dient deze verordening met spoed in werking te treden en met terugwerkende kracht van toepassing te zijn met ingang van 1 januari 2021,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Voorwerp

1.   Bij deze verordening wordt het programma “Europees Solidariteitskorps” (“het programma”) vastgesteld voor de looptijd van het MFK 2021-2027.

2.   Het programma omvat de volgende twee onderdelen:

a)

het onderdeel “deelname van jongeren aan solidariteitsactiviteiten”, en

b)

het onderdeel “deelname van jongeren aan solidariteitsactiviteiten die verband houden met humanitaire hulp” (het “Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening”).

3.   In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“solidariteitsactiviteit”: een inclusieve, kwalitatief hoogwaardige activiteit waarbij belangrijke maatschappelijke uitdagingen worden aangepakt, die bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, die de vorm aanneemt van vrijwilligerswerk, een solidariteitsproject of een netwerkactiviteit op verschillende gebieden, onder andere op het gebied van de humanitaire hulp, die Europese meerwaarde waarborgt en die voldoet aan de voorschriften voor gezondheid en veiligheid op het werk en de toepasselijke beveiligingsvoorschriften;

2)

“ingeschreven kandidaat”: een persoon van 17 tot 30 jaar oud of, in het geval van vrijwilligerswerk uit hoofde van het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening, van 17 tot 35 jaar oud, die legaal verblijft in een lidstaat, in een met het programma geassocieerd derde land, of in een ander deelnemend land als bedoeld in de onderhavige verordening en die zich op de portaalsite van het Europees Solidariteitskorps heeft ingeschreven om blijk te geven van zijn belangstelling om mee te doen aan een solidariteitsactiviteit, maar nog niet aan zo'n activiteit deelneemt;

3)

“deelnemer”: een persoon van 18 tot 30 jaar oud of, in het geval van vrijwilligerswerk uit hoofde van het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening, van 18 tot 35 jaar oud, die legaal verblijft in een lidstaat, in een met het programma geassocieerd derde land, of in een ander deelnemend land als bedoeld in de onderhavige verordening en die zich op de portaalsite van het Europees Solidariteitskorps heeft ingeschreven en deelneemt aan een solidariteitsactiviteit;

4)

“kansarme jongeren”: jongeren die om economische, sociale, culturele, geografische of gezondheidsredenen, wegens een migratieachtergrond, een handicap of onderwijsproblemen, of om enige andere reden, met inbegrip van een reden die aanleiding kan geven tot discriminatie in de zin van artikel 21 van het Handvest, kampen met belemmeringen die hen beletten daadwerkelijk toegang te krijgen tot de mogelijkheden die het programma biedt;

5)

“deelnemende organisatie”: een lokale, regionale, nationale of internationale publieke of private entiteit, met of zonder winstoogmerk, die een kwaliteitskeurmerk heeft gekregen;

6)

“vrijwilligerswerk”: een solidariteitsactiviteit die gedurende een periode van maximaal twaalf maanden plaatsvindt als vrijwillige onbetaalde activiteit en bijdraagt tot de verwezenlijking van het algemeen belang;

7)

“solidariteitsproject”: een onbetaalde solidariteitsactiviteit die voor een periode van maximaal twaalf maanden plaatsvindt, die wordt uitgevoerd door groepen van ten minste vijf deelnemers en die erop gericht is belangrijke uitdagingen in hun gemeenschappen aan te pakken en een duidelijke Europese meerwaarde te bieden;

8)

“kwaliteitskeurmerk”: de certificering die wordt toegekend, op basis van diverse specifieke vereisten die afhankelijk zijn van het type solidariteitsactiviteit dat wordt aangeboden, aan een deelnemende organisatie die in het kader van het programma solidariteitsactiviteiten wil aanbieden in de rol van gastheer, in een ondersteunende functie, of in beide hoedanigheden;

9)

“kenniscentra van het Europees Solidariteitskorps”: de aanvullende functies die worden uitgeoefend door aangewezen nationale agentschappen ter ondersteuning van de ontwikkeling, de uitvoering en de kwaliteit van solidariteitsactiviteiten in het kader van het programma, alsmede het in kaart brengen van de door de deelnemers via hun solidariteitsactiviteiten verworven competenties;

10)

“portaalsite van het Europees Solidariteitskorps”: een onder de verantwoordelijkheid van de Commissie beheerd interactief webinstrument in alle officiële talen van de Unie dat relevante onlinediensten biedt ter ondersteuning van de kwaliteitsvolle uitvoering van het programma, dat de activiteiten van de deelnemende organisaties aanvult, waaronder de verstrekking van informatie over het programma, dat deelnemers inschrijft, dat naar deelnemers zoekt, dat naar solidariteitsactiviteiten zoekt en ze adverteert, dat naar mogelijke projectpartners zoekt, dat contacten en aanbiedingen voor solidariteitsactiviteiten ondersteunt, alsook opleiding en communicatie- en netwerkactiviteiten ondersteunt, dat informatie verstrekt over mogelijkheden en deze aankondigt, dat een feedbackmechanisme betreffende de kwaliteit van solidariteitsactiviteiten aanbiedt, en dat het mogelijk maakt dat andere functies worden toegevoegd in antwoord op relevante ontwikkelingen met betrekking tot het programma;

11)

“instrument van de Unie voor transparantie en erkenning”: een instrument dat belanghebbenden in de Unie helpt om niet-formele en informele leerresultaten te begrijpen, op waarde te schatten en, voor zover van toepassing, te erkennen;

12)

“humanitaire hulpactiviteit”: een activiteit ter ondersteuning van humanitaire hulpoperaties na een crisis en op lange termijn in derde landen waarmee op behoeften gebaseerde hulp wordt verleend die gericht is op het redden van levens, het voorkomen en verlichten van menselijk leed en het behoud van de menselijke waardigheid tijdens door de mens veroorzaakte crises of natuurrampen, met inbegrip van bijstands-, hulpverlenings- en beschermingsoperaties in bestaande humanitaire crises of in de nasleep daarvan, ondersteunende maatregelen om de toegang tot mensen in nood en de vrije aanvoer van hulpverlening te vergemakkelijken, alsmede maatregelen gericht op versterking van de paraatheid bij rampen en rampenrisicovermindering, het koppelen van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling, en op het helpen versterken van de weerbaarheid en de capaciteit van kwetsbare of door rampen getroffen gemeenschappen om het hoofd te bieden aan en te herstellen van crisissituaties;

13)

“derde land”: een land dat geen lid van de Unie is.

Artikel 3

Doelstellingen van het programma

1.   De algemene doelstelling van het programma is het vergroten van de inzet van jongeren en organisaties bij toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige solidariteitsactiviteiten, voornamelijk vrijwilligerswerk, als middel om de cohesie, de solidariteit, democratie, Europese identiteit en actief burgerschap in de Unie en daarbuiten te versterken en daarbij concrete maatschappelijke en humanitaire uitdagingen in de praktijk aan te pakken, met een bijzondere nadruk op het bevorderen van duurzame ontwikkeling, sociale inclusie en gelijke kansen.

2.   De specifieke doelstelling van het programma is om aan jongeren, onder wie ook kansarme jongeren, laagdrempelige mogelijkheden te bieden om deel te nemen aan solidariteitsactiviteiten die leiden tot positieve maatschappelijke veranderingen in de Unie en daarbuiten, en daarbij hun competenties te verbeteren en naar behoren te valideren, alsook hun voortdurende betrokkenheid als actieve burgers te vergemakkelijken.

3.   De doelstellingen van het programma worden gerealiseerd binnen de in artikel 1, lid 2, genoemde onderdelen.

HOOFDSTUK II

Acties van het programma

Artikel 4

Acties van het programma

1.   Het programma ondersteunt de volgende acties:

a)

vrijwilligerswerk, als bepaald in de artikelen 7 en 10;

b)

solidariteitsprojecten, als bepaald in artikel 8;

c)

netwerkactiviteiten, als bepaald in artikel 5, lid 1, en

d)

kwaliteits- en ondersteuningsmaatregelen, als bepaald in artikel 5, lid 2.

2.   Het programma ondersteunt solidariteitsactiviteiten die een duidelijke Europese meerwaarde hebben, bijvoorbeeld vanwege hun:

a)

transnationale karakter, met name wat betreft leermobiliteit en samenwerking;

b)

potentieel voor complementariteit met andere programma’s en beleid op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau en op Unieniveau;

c)

Europese dimensie van hun thema’s en doelstellingen, aanpak, verwachte resultaten en andere aspecten van die solidariteitsactiviteiten;

d)

manier waarop ze jongeren met verschillende achtergronden erbij betrekken;

e)

bijdrage aan een doeltreffend gebruik van instrumenten van de Unie voor transparantie en erkenning.

3.   Solidariteitsactiviteiten zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de specifieke voorschriften voor elk type activiteit in het kader van het programma zoals bedoeld in de artikelen 5, 7, 8 en 10, en overeenkomstig de toepasselijke regelgevingskaders in de lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen.

4.   Onder verwijzingen naar het Europees vrijwilligerswerk in de rechtshandelingen van de Unie worden ook verwijzingen naar vrijwilligerswerk uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1288/2013 en van deze verordening verstaan.

Artikel 5

Acties die gemeenschappelijk zijn aan beide onderdelen

1.   Netwerkactiviteiten worden in eigen land of in het buitenland uitgevoerd en strekken ertoe:

a)

de capaciteit van de deelnemende organisaties te versterken om kwalitatief hoogwaardige, laagdrempelige projecten aan te bieden aan een toenemend aantal deelnemers;

b)

nieuwe deelnemers en nieuwe deelnemende organisaties aan te trekken;

c)

deelnemende personen en organisaties de gelegenheid te bieden tot het geven van feedback over solidariteitsactiviteiten en het programma te bevorderen, en

d)

bij te dragen aan de uitwisseling van ervaringen en de versterking van een gevoel van saamhorigheid onder de aan het programma deelnemende personen en organisaties en daarmee de bredere positieve invloed van het programma te ondersteunen, onder meer door de uitwisseling van beste praktijken en de oprichting van netwerken.

2.   Onder kwaliteits- en ondersteuningsmaatregelen vallen:

a)

passende maatregelen voor het opstellen van toelatingsvoorwaarden overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving;

b)

maatregelen die worden getroffen vóór, tijdens of na de solidariteitsactiviteiten en die erop gericht zijn de kwaliteit en toegankelijkheid van die activiteiten te waarborgen, met inbegrip van online- en offlineopleiding, waar passend aangepast aan de betrokken solidariteitsactiviteit en de context ervan; taalondersteuning; verzekering, onder meer tegen ongevallen en ziekte; verder gebruik van Youthpass, waarmee de tijdens de solidariteitsactiviteiten verworven competenties in kaart worden gebracht en worden gedocumenteerd; capaciteitsopbouw, en administratieve ondersteuning van deelnemende organisaties;

c)

het ontwikkelen en onderhouden van een kwaliteitskeurmerk;

d)

de activiteiten van kenniscentra van het Europees Solidariteitskorps om de kwaliteit van de uitvoering van de acties van het programma te ondersteunen en te verbeteren en de validatie van de resultaten ervan te versterken, en

e)

het opzetten, onderhouden en actualiseren van een toegankelijke portaalsite van het Europees Solidariteitskorps en andere relevante onlinediensten, alsook de nodige ondersteunende computersystemen en webinstrumenten.

HOOFDSTUK III

Deelname van jongeren aan solidariteitsactiviteiten

Artikel 6

Doel en soorten acties

1.   Acties in het kader van het onderdeel “deelname van jongeren aan solidariteitsactiviteiten” dragen met name bij tot de versterking van de cohesie, solidariteit, actief burgerschap en democratie in de Unie en daarbuiten en spelen in op maatschappelijke uitdagingen, met bijzondere nadruk op het bevorderen van sociale inclusie en gelijke kansen.

2.   Het onderdeel “deelname van jongeren aan solidariteitsactiviteiten” ondersteunt de volgende acties:

a)

vrijwilligerswerk, als bedoeld in artikel 7;

b)

solidariteitsprojecten, als bedoeld in artikel 8;

c)

netwerkactiviteiten voor personen en organisaties die deelnemen aan dit onderdeel als bepaald in artikel 5, lid 1;

d)

kwaliteits- en ondersteuningsmaatregelen als bepaald in artikel 5, lid 2.

Artikel 7

Vrijwilligerswerk in het kader van het onderdeel“deelname van jongeren aan solidariteitsactiviteiten”

1.   Vrijwilligerswerk:

a)

omvat een leer- en opleidingscomponent;

b)

komt niet in de plaats van stages of banen;

c)

mag niet worden gelijkgesteld aan een baan, en

d)

is gebaseerd op een schriftelijke overeenkomst voor vrijwilligerswerk.

In de in punt d) van de eerste alinea bedoelde overeenkomst worden de rechten en plichten van de partijen bij die overeenkomst, de duur en de locatie van inzet, alsook een beschrijving van de desbetreffende taken vastgesteld. In die overeenkomst worden de voorwaarden van de verzekeringsdekking van de deelnemers en, in voorkomend geval, de relevante toelatingsvoorwaarden, in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht, vermeld.

2.   Vrijwilligerswerk kan plaatsvinden in een ander land dan het land van verblijf van de deelnemer (grensoverschrijdend vrijwilligerswerk) of in het land van verblijf van de deelnemer (vrijwilligerswerk in eigen land). Vrijwilligerswerk in eigen land staat open voor deelname van alle jongeren, in het bijzonder kansarme jongeren.

Artikel 8

Solidariteitsprojecten

Solidariteitsprojecten komen niet in de plaats van stages of banen.

HOOFDSTUK IV

Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening

Artikel 9

Doelen, beginselen en soorten van acties

1.   Acties in het kader van het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening dragen in het bijzonder bij tot het verstrekken van op behoeften gebaseerde humanitaire hulp die gericht is op het redden van levens, het voorkomen en verlichten van menselijk leed en het behoud van de menselijke waardigheid, en aan de versterking van de capaciteit en de weerbaarheid van kwetsbare of door rampen getroffen gemeenschappen.

2.   De acties in het kader van het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening:

a)

worden uitgevoerd in overeenstemming met de humanitaire beginselen van menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid, en het “berokken geen schade”-beginsel;

b)

komen tegemoet aan de humanitaire behoeften van lokale gemeenschappen die in samenwerking met humanitaire en andere relevante partners in het ontvangende land of de ontvangende regio in kaart zijn gebracht;

c)

worden gepland op basis van risicobeoordelingen en zodanig uitgevoerd dat een hoog niveau van veiligheid en beveiliging van de vrijwilligers wordt gewaarborgd;

d)

faciliteren, in voorkomend geval, de transitie van humanitaire respons naar duurzame en inclusieve ontwikkeling op lange termijn;

e)

faciliteren de actieve betrokkenheid van lokale medewerkers en vrijwilligers van de landen en gemeenschappen waarin de acties worden uitgevoerd;

f)

houden, waar dat relevant is, rekening met de specifieke behoeften van vrouwen en streven ernaar vrouwen en vrouwengroepen en -netwerken bij de acties te betrekken, en

g)

dragen bij aan de inspanningen om de plaatselijke paraatheid of de respons op humanitaire crises te versterken.

3.   Het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening ondersteunt de volgende acties:

a)

vrijwilligerswerk, als bedoeld in artikel 10;

b)

netwerkactiviteiten voor personen en organisaties die deelnemen aan het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening als bepaald in artikel 5, lid 1;

c)

kwaliteits- en ondersteuningsmaatregelen als bepaald in artikel 5, lid 2, met bijzondere nadruk op maatregelen om de veiligheid en de beveiliging van de deelnemers te waarborgen.

Artikel 10

Vrijwilligerswerk in het kader van het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening

1.   Vrijwilligerswerk in het kader van het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening:

a)

omvat een leer- en opleidingscomponent, onder meer wat betreft de beginselen in artikel 10, lid 2, en waar passend de aspecten in verband met ontwikkeling en capaciteitsopbouw, waarbij hooggekwalificeerde, hoogopgeleide en ervaren coaches, mentoren en deskundigen zijn betrokken;

b)

komt niet in de plaats van stages of banen;

c)

mag niet worden gelijkgesteld aan een baan, en

d)

is gebaseerd op een schriftelijke overeenkomst voor vrijwilligerswerk.

In de in punt d) van de eerste alinea bedoelde overeenkomst worden de rechten en plichten van de partijen bij die overeenkomst, de duur en de locatie van inzet, alsook een beschrijving van de desbetreffende taken vastgesteld. In die overeenkomst worden de voorwaarden van de verzekeringsdekking van de deelnemers en, in voorkomend geval, de relevante toelatingsvoorwaarden, in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht, vermeld.

2.   Vrijwilligerswerk in het kader van het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening mag alleen plaatsvinden in de regio’s in derde landen waar:

a)

humanitaire hulpactiviteiten en -operaties plaatsvinden, en

b)

zich geen internationale of niet-internationale gewapende conflicten afspelen.

HOOFDSTUK V

Financiële bepalingen

Artikel 11

Begroting

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het programma over de periode 2021-2027 bedragen 1 009 000 000 EUR in lopende prijzen.

2.   Met een maximum van 20 % voor vrijwilligerswerk in eigen land bedraagt de indicatieve verdeling van het in lid 1 genoemde bedrag voor de acties bedoeld in artikel 4, lid 1, punten a), b) en c):

a)

94 % voor vrijwilligerswerk als bedoeld in artikel 7 en solidariteitsprojecten;

b)

6 % voor vrijwilligerswerk als bedoeld in artikel 10.

3.   Het in lid 1 bedoelde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor het uitvoeren van het programma, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen.

4.   De aan de lidstaten in gedeeld beheer toegewezen middelen kunnen op verzoek van de betrokken lidstaat worden overgeschreven naar het programma, onder de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 26 van een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (de “verordening gemeenschappelijke bepalingen 2021-2027”). De Commissie voert die middelen overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), van het Financieel Reglement op directe wijze dan wel overeenkomstig punt c) van die alinea op indirecte wijze uit. Deze middelen worden gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.

Artikel 12

Vormen van Uniefinanciering en uitvoeringsmethoden

1.   Het programma wordt op consistente wijze uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), van het Financieel Reglement of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van dat Reglement.

2.   In het kader van het programma kan financiering worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld in het Financieel Reglement, met name subsidies, prijzen en aanbestedingen.

3.   Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kunnen dienen ter dekking van het risico in verband met de invordering van door begunstigden verschuldigde middelen en worden beschouwd als een toereikende garantie in de zin van het Financieel Reglement. Artikel 37, lid 7, van Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (25) is van toepassing.

4.   Voor selecties in het kader van zowel direct als indirect beheer kunnen de leden van het evaluatiecomité externe deskundigen zijn overeenkomstig artikel 150, lid 3, derde alinea, van het Financieel Reglement.

HOOFDSTUK VI

Deelname aan het programma

Artikel 13

Met het programma geassocieerde derde landen

1.   Het programma staat open voor deelname van de volgende derde landen:

a)

landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte, in overeenstemming met de in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte vastgestelde voorwaarden;

b)

toetredende staten, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma’s van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

c)

landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma’s van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

d)

andere derde landen, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan programma’s van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst:

i)

een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan programma’s van de Unie deelneemt;

ii)

de voorwaarden voor deelname aan de programma’s vaststelt, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke programma’s en de administratieve kosten ervan;

iii)

het derde land geen enkele beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het Unieprogramma verleent, en

iv)

de rechten van de Unie waarborgt om voor een goed financieel beheer te zorgen en de financiële belangen van de Unie te beschermen.

De in punt d), ii), van de eerste alinea bedoelde bijdragen worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.

2.   De in lid 1 genoemde landen mogen alleen aan het programma in zijn geheel deelnemen en op voorwaarde dat zij voldoen aan alle verplichtingen die deze verordening oplegt aan de lidstaten.

Artikel 14

Andere deelnemende landen

1.   Het programma staat open voor deelname van landen en gebieden overzee.

2.   In naar behoren gemotiveerde gevallen in het belang van de Unie, kunnen de in de artikelen 5 en 7 bedoelde acties en het in artikel 7 genoemde vrijwilligerswerk openstaan voor deelname van juridische entiteiten van niet met het programma geassocieerde derde landen.

Artikel 15

Deelname van personen

1.   Jongeren tussen 17 en 30 jaar of, in het geval van vrijwilligerswerk uit hoofde van het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening als omschreven in artikel 10, tussen 17 en 35 jaar, die aan het programma willen deelnemen, schrijven zich daarvoor in op de portaalsite van het Europees Solidariteitskorps.

2.   Op het moment waarop het vrijwilligerswerk of het solidariteitsproject uit hoofde van het onderdeel “deelname van jongeren aan solidariteitsactiviteiten” begint, moet een deelnemer de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en mag hij niet ouder zijn dan 30 jaar. Op het moment waarop het vrijwilligerswerk uit hoofde van het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening als omschreven in artikel 10 begint, moet een deelnemer de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en mag hij niet ouder zijn dan 35 jaar.

Artikel 16

Inclusie van kansarme jongeren

1.   Bij de uitvoering van deze verordening zorgen de Commissie, de lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen ervoor dat specifieke en effectieve maatregelen worden getroffen om sociale inclusie en gelijke toegangsvoorwaarden, en met name deelname van kansarme jongeren, te bevorderen.

2.   De Commissie stelt uiterlijk op 9 december 2021 een kader op voor inclusiemaatregelen om de participatiegraad van kansarme personen te verhogen, alsook richtsnoeren voor de uitvoering van die maatregelen. De richtsnoeren worden tijdens de looptijd van het programma indien nodig geactualiseerd. Op basis van het kader voor inclusiemaatregelen worden, met bijzondere aandacht voor de specifieke uitdagingen die zich in de nationale context voordoen wat betreft de toegang tot het programma, actieplannen voor inclusie opgesteld die integraal deel uitmaken van de werkprogramma’s van de nationale agentschappen. De Commissie monitort de uitvoering van die inclusieplannen op regelmatige basis.

3.   Voor zover relevant en met het oog op goed financieel beheer, zorgt de Commissie ervoor dat financiële steunmaatregelen, met inbegrip van voorfinanciering, worden getroffen om de deelname van kansarme jongeren aan het programma te faciliteren. Het steunniveau wordt gebaseerd op objectieve criteria.

Artikel 17

Deelnemende organisaties

1.   Het programma staat open voor deelname van publieke en private entiteiten, met of zonder winstoogmerk, en internationale organisaties, op voorwaarde dat zij een kwaliteitskeurmerk hebben ontvangen.

2.   De bevoegde instantie die het programma uitvoert, beoordeelt een aanvraag van een entiteit voor deelname op basis van de beginselen van:

a)

gelijke behandeling;

b)

gelijke kansen en non-discriminatie;

c)

vermijding van vervanging van werkgelegenheid;

d)

vermijding van schadelijke activiteiten;

e)

verstrekking van kwalitatief hoogwaardige, laagdrempelige en inclusieve activiteiten met een leerdimensie die gericht is op persoonlijke, sociaal-educatieve en professionele ontwikkeling;

f)

passende regelingen voorvrijwilligerswerk;

g)

veilige en geschikte omgevingsvoorwaarden en omstandigheden, met interne mechanismen voor conflictoplossing om de deelnemer te beschermen, en

h)

het winstverbod in overeenstemming met het Financieel Reglement.

De bevoegde instantie die het programma uitvoert, gebruikt de in de eerste alinea genoemde beginselen om te beoordelen of de activiteiten van de entiteit die een aanvraag indient om een deelnemende organisatie te worden, aan de vereisten en doelstellingen van het programma voldoen.

3.   Op grond van in lid 2 bedoelde beoordeling kan aan de entiteit een kwaliteitskeurmerk worden toegekend. De bevoegde instantie die het programma uitvoert beoordeelt op gezette tijden of de entiteit blijft voldoen aan de voorwaarden op grond waarvan haar een kwaliteitskeurmerk werd toegekend. Indien de entiteit niet langer voldoet aan die voorwaarden, neemt de bevoegde instantie die het programma uitvoert corrigerende maatregelen totdat aan de voorwaarden en kwaliteitseisen is voldaan. Bij voortdurende niet-naleving van die voorwaarden en kwaliteitseisen wordt het kwaliteitskeurmerk ingetrokken.

4.   Elke entiteit die een kwaliteitskeurmerk heeft ontvangen, krijgt in de rol van gastheer, in een ondersteunende functie of in beide hoedanigheden toegang tot de portaalsite van het Europees Solidariteitskorps en kan solidariteitsactiviteiten aanbieden aan ingeschreven kandidaten.

5.   Het kwaliteitskeurmerk leidt niet automatisch tot financiering uit hoofde van het programma.

6.   De solidariteitsactiviteiten en daarmee gepaard gaande kwaliteits- en ondersteuningsmaatregelen die door een deelnemende organisatie worden aangeboden, kunnen in aanmerking komen voor subsidies uit hoofde van het programma of uit andere financieringsbronnen die losstaan van de begroting van de Unie.

7.   Voor organisaties die deelnemen in het kader van het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening, zijn de veiligheid en beveiliging van de vrijwilligers, gebaseerd op risicobeoordelingen, een prioriteit.

8.   Na de voltooiing van de solidariteitsactiviteit zal een deelnemende organisatie aan de deelnemer, indien deze daarom verzoekt, een certificaat uitreiken waarop vermeld staat wat de leerresultaten van de solidariteitsactiviteit zijn en welke vaardigheden tijdens die activiteit werden verworven, zoals Youthpass of Europass.

Artikel 18

Toegang tot financiering uit hoofde van het programma

Publieke of private entiteiten die zijn gevestigd in een lidstaat, een land of gebied overzee, of een met het programma geassocieerd derde land, evenals internationale organisaties kunnen een aanvraag indienen voor financiering uit hoofde van het programma. In het geval van vrijwilligerswerk als bedoeld in de artikelen 7 en 10 kan de deelnemende organisatie slechts financiering uit hoofde van het programma verkrijgen indien zij vooraf het kwaliteitskeurmerk heeft behaald. In het geval van solidariteitsprojecten als bedoeld in artikel 8 kunnen ook natuurlijke personen een aanvraag voor financiering indienen namens informele groepen van deelnemers. Als algemene regel geldt dat de subsidieaanvraag moet worden ingediend bij het nationale agentschap van het land waar de entiteit, organisatie of persoon is gevestigd.

HOOFDSTUK VII

Programmering, monitoring en evaluatie

Artikel 19

Werkprogramma

Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma’s als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. Bovendien bevatten werkprogramma’s een indicatie van het voor elke actie toegewezen bedrag en van de verdeling van de middelen tussen de lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen voor de acties die worden beheerd door het nationale agentschap. De werkprogramma’s worden door de Commissie bij uitvoeringshandeling vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 31 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 20

Monitoring en verslaglegging

1.   De indicatoren voor de verslaglegging over de voortgang van het programma bij de verwezenlijking van de in artikel 3 vastgelegde algemene en specifieke doelstellingen zijn in de bijlage opgenomen.

2.   Om ervoor te zorgen dat de voortgang van het programma bij de verwezenlijking van de doelstellingen ervan doeltreffend wordt beoordeeld, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen met betrekking tot de indicatoren, indien dit nodig wordt geacht, en om deze verordening aan te vullen met bepalingen betreffende de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.

3.   Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het programma efficiënt, doeltreffend en tijdig alsook op voldoende gedetailleerde wijze worden verzameld.

Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van financiële middelen van de Unie alsmede, waar passend, aan de lidstaten.

Artikel 21

Evaluatie

1.   De Commissie voert tijdig evaluaties uit zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.

2.   Zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch in ieder geval uiterlijk op 31 december 2024, voert de Commissie een tussentijdse evaluatie van het programma uit. Die tussentijdse evaluatie gaat tevens vergezeld van een eindevaluatie van het programma Europees Solidariteitskorps 2018-2020, waarmee in de tussentijdse evaluatie rekening wordt gehouden. In de tussentijdse evaluatie van het programma worden de algehele doeltreffendheid en prestaties van het programma beoordeeld, alsook de resultaten van de inclusiemaatregelen.

3.   Onverminderd de vereisten van hoofdstuk IX en de in artikel 24 bepaalde verplichtingen van de nationale agentschappen dienen de lidstaten uiterlijk op 31 mei 2024 bij de Commissie een verslag in over de uitvoering en de impact van het programma op hun respectieve grondgebied.

4.   De Commissie dient, waar passend en op basis van de tussentijdse evaluatie, een wetgevingsvoorstel in tot wijziging van deze verordening.

5.   Na 31 december 2027, doch in ieder geval uiterlijk op 31 december 2031, voert de Commissie een eindevaluatie van de resultaten en het effect van het programma uit.

6.   De Commissie zendt de in het kader van dit artikel uitgevoerde evaluaties, ook de tussentijdse, samen met haar opmerkingen toe aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio’s.

HOOFDSTUK VIII

Informatie, communicatie en verspreiding

Artikel 22

Informatie, communicatie en verspreiding

1.   De ontvangers van Uniefinanciering erkennen de oorsprong van die middelen en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, op samenhangende, doeltreffende en proportionele wijze doelgericht te informeren.

2.   De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma, de op grond van het programma ondernomen acties en de resultaten ervan. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.

3.   In samenwerking met de Commissie ontwikkelen de nationale agentschappen een consistente strategie voor een doeltreffende voorlichting en voor de verspreiding en benutting van de resultaten van activiteiten die worden gesteund in verband met de door hen in het kader van het programma beheerde acties. De nationale agentschappen assisteren de Commissie bij haar algemene taak informatie over het programma te verspreiden, met inbegrip van informatie over de op nationaal en Unieniveau beheerde acties en activiteiten, en de resultaten ervan. De nationale agentschappen informeren de betrokken doelgroepen over de acties en activiteiten die in hun respectieve landen worden ondernomen.

4.   Deelnemende organisaties gebruiken de naam “Europees Solidariteitskorps” ten behoeve van communicatie en verspreiding van informatie met betrekking tot het programma.

HOOFDSTUK IX

Beheer- en auditsysteem

Artikel 23

Nationale autoriteit

In elke lidstaat en elk met het programma geassocieerd derde land dat deelneemt aan het programma, treden de nationale autoriteiten die zijn aangewezen voor het beheer van de acties als bedoeld in hoofdstuk III van Verordening (EU) 2021/817 ook op als nationale autoriteiten in het kader van het programma. Artikel 26, leden 1, 2, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 13 en 14, van Verordening (EU) 2021/817 is van overeenkomstige toepassing op de nationale autoriteiten in het kader van het programma.

Artikel 24

Nationaal agentschap

1.   In elke lidstaat en elk met het programma geassocieerd derde land dat deelneemt aan het programma, treden de nationale agentschappen die zijn aangewezen voor het beheer van de acties als bedoeld in hoofdstuk III van Verordening (EU) 2021/817, in hun respectieve landen ook op als nationale agentschappen in het kader van het programma. Artikel 27, leden 1, 2 en 4 tot en met 8, van Verordening (EU) 2021/817 is van overeenkomstige toepassing op de nationale agentschappen in het kader van het programma.

2.   Onverminderd artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) 2021/817 is het nationale agentschap, overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement ook verantwoordelijk voor het beheer van alle fasen van de projectcyclus van de acties in het kader van het programma die zijn opgenomen in de in artikel 19 van deze verordening bedoelde uitvoeringshandelingen.

3.   Indien er voor een derde land zoals bedoeld in artikel 13, lid 1, van deze verordening geen nationaal agentschap is aangewezen, wordt dit vastgesteld overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/817.

Artikel 25

Europese Commissie

1.   De regels die van toepassing zijn op de betrekkingen tussen de Commissie en een nationaal agentschap, worden in overeenstemming met artikel 27 van Verordening (EU) 2021/817 vastgelegd in een schriftelijk document dat de volgende elementen bevat:

a)

nadere bepalingen inzake de interne controlenormen voor het betrokken nationale agentschap en de voorschriften voor het beheer van financiële middelen van de Unie door nationale agentschappen voor het verlenen van subsidies;

b)

het werkprogramma van het nationale agentschap, waaronder een omschrijving van de beheerstaken van het nationale agentschap waaraan steun door de Unie wordt verstrekt, en

c)

een specificatie van de verslagleggingsvereisten voor het nationale agentschap.

2.   De Commissie stelt jaarlijks de volgende financiële middelen beschikbaar aan het nationale agentschap:

a)

middelen voor subsidieverlening in de lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen voor acties van het programma waarvan het beheer is opgedragen aan het nationaal agentschap;

b)

een financiële bijdrage ter ondersteuning van de beheerstaken van het nationale agentschap, die worden bepaald volgens de in artikel 28, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/817 beschreven uitvoeringsbepalingen.

3.   De Commissie stelt de vereisten voor het werkprogramma van het nationale agentschap vast. De Commissie stelt geen financiële middelen van het programma beschikbaar aan het nationale agentschap voor zij het werkprogramma van het nationale agentschap formeel heeft goedgekeurd.

4.   Op basis van de in artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) 2021/817 bedoelde nalevingsvoorschriften voor nationale agentschappen beoordeelt de Commissie de nationale beheer- en controlesystemen, de jaarlijkse beheersverklaring van het nationale agentschap en de verklaring van het onafhankelijke auditorgaan daarover, naar behoren rekening houdend met de informatie die door de nationale autoriteit over zijn monitoring- en supervisieactiviteiten betreffende het programma is verstrekt.

5.   Na de beoordeling van de jaarlijkse beheersverklaring en de verklaring van het onafhankelijke auditorgaan daarover verstrekt de Commissie haar advies en opmerkingen aan het nationale agentschap en de nationale autoriteit.

6.   Indien de Commissie de jaarlijkse beheersverklaring of de onafhankelijke auditverklaring daarover niet kan aanvaarden of indien het nationaal agentschap geen bevredigend gevolg geeft aan de opmerkingen van de Commissie, kan de Commissie voorzorgs- of corrigerende maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om de financiële belangen van de Unie te waarborgen overeenkomstig artikel 131, lid 3, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement.

Artikel 26

Onafhankelijk auditorgaan

1.   Het onafhankelijk auditorgaan geeft een auditverklaring af over de in artikel 155, lid 1, punt c), van het Financieel Reglement bedoelde jaarlijkse beheersverklaring. Die verklaring vormt de basis van de algemene zekerheid uit hoofde van artikel 127 van het Financieel Reglement.

2.   Het onafhankelijk auditorgaan:

a)

beschikt over de noodzakelijke beroepsbekwaamheid om audits in de publieke sector te verrichten;

b)

zorgt ervoor dat bij de auditwerkzaamheden internationaal aanvaarde auditnormen in acht worden genomen, en

c)

verkeert niet in een belangenconflict met betrekking tot de juridische entiteit waarvan het nationale agentschap deel uitmaakt en is, wat zijn functies betreft, onafhankelijk van de juridische entiteit waarvan het nationale agentschap deel uitmaakt.

3.   Het onafhankelijk auditorgaan verschaft de Commissie en haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer volledige toegang tot alle documenten en rapporten ter staving van de auditverklaring die het afgeeft over de beheersverklaring van het nationaal agentschap.

HOOFDSTUK X

Controlesysteem

Artikel 27

Beginselen van het controlesysteem

1.   De Commissie is verantwoordelijk voor de uitoefening van toezichtscontroles met betrekking tot de acties van het programma die door de nationale agentschappen worden beheerd. Zij stelt minimumeisen vast voor de controles door het nationale agentschap en het onafhankelijke auditorgaan.

2.   Het nationale agentschap is verantwoordelijk voor de primaire controle van de begunstigden van subsidies voor de acties van het programma die aan hen worden toevertrouwd. Die controles bieden een redelijke zekerheid dat de verleende subsidies worden besteed voor de doeleinden waarvoor zij bestemd zijn en in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften van de Unie.

3.   Met betrekking tot de financiële middelen van het programma die aan de nationale agentschappen worden overgemaakt, zorgt de Commissie voor een goede coördinatie van haar controles met de nationale autoriteiten en de nationale agentschappen, op basis van het beginsel van één enkele audit en volgens een risicoanalyse. Dit lid is niet van toepassing op onderzoeken door OLAF.

Artikel 28

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Indien een derde land aan het programma deelneemt door middel van een op grond van een internationale overeenkomst of op basis van een ander rechtsinstrument vastgesteld besluit, verleent het derde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van het OLAF omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren als bepaald in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.

HOOFDSTUK XI

Complementariteit

Artikel 29

Complementariteit met het optreden van de Unie

1.   De acties van het programma zijn consistent en complementair met de relevante beleidslijnen, instrumenten en programma’s op het niveau van de Unie, in het bijzonder het Erasmus+ programma, en met bestaande netwerken op het niveau van de Unie die relevant zijn voor de activiteiten van het programma.

2.   De acties van het programma zijn tevens consistent en complementair met de relevante beleidslijnen, programma’s en instrumenten op nationaal niveau in de lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen. Daartoe wisselen de Commissie, de nationale autoriteiten en de nationale agentschappen informatie uit over bestaande regelingen en prioriteiten in verband met solidariteit en jeugd enerzijds en acties in het kader van het programma anderzijds, teneinde voort te bouwen op relevante goede praktijken en efficiëntie en doeltreffendheid te verwezenlijken.

3.   Vrijwilligerswerk als bepaald in artikel 10 is met name consistent en complementair met andere gebieden van het extern optreden van de Unie, in het bijzonder het beleid voor humanitaire hulp, het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, het uitbreidingsbeleid, het nabuurschapsbeleid en het Uniemechanisme voor civiele bescherming.

4.   Aan een actie waaraan een bijdrage uit hoofde van het programma is toegekend, kan ook een bijdrage uit een ander programma van de Unie worden toegekend, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van het desbetreffende programma van de Unie zijn van toepassing op de overeenkomstige bijdrage aan de actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie. De steun uit de verschillende programma’s van de Unie kan op een pro-ratabasis worden berekend in overeenstemming met de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.

5.   Aan projectvoorstellen kan steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling of het Europees Sociaal Fonds Plus worden verleend, overeenkomstig artikel 73, lid 4, van de verordening voorlopige bepalingen 2021-2027, indien aan deze voorstellen in het kader van dit programma een Excellentiekeurmerk is toegekend omdat ze voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

a)

ze zijn beoordeeld in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma;

b)

ze voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen, en

c)

ze kunnen wegens budgetbeperkingen niet in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen worden gefinancierd.

HOOFDSTUK XII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 30

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 20 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor de duur van het programma.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 20 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 20 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 31

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 32

Intrekking

Verordeningen (EU) 2018/1475 en (EU) nr. 375/2014 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 33

Overgangsbepalingen

1.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of wijziging van acties die geïnitieerd zijn op grond van Verordening (EU) 2018/1475 of Verordening (EU) nr. 375/2014, die op die acties van toepassing blijven tot die acties worden afgesloten.

2.   De financiële middelen voor het programma kunnen tevens de uitgaven dekken voor de technische en administratieve bijstand die noodzakelijk zijn om de overgang te waarborgen tussen het programma en de maatregelen die zijn vastgesteld op grond van Verordening (EU) 2018/1475 of Verordening (EU) nr. 375/2014.

3.   Overeenkomstig artikel 193, lid 2, tweede alinea, punt a), van het Financieel Reglement, en in afwijking van artikel 193, lid 4, van dat Reglement, kunnen in naar behoren gemotiveerde gevallen als in het financieringsbesluit bepaald, in het kader van deze verordening ondersteunde activiteiten en de in 2021 gemaakte onderliggende kosten als subsidiabel worden beschouwd vanaf 1 januari 2021, zelfs als die activiteiten werden verricht en die kosten werden gemaakt vóór de indiening van de subsidieaanvraag.

4.   Zo nodig kunnen voor het beheer van acties en activiteiten die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 11, lid 3, bedoelde uitgaven in de Uniebegroting worden opgenomen.

5.   De lidstaten zorgen op nationaal niveau voor een soepele overgang tussen de in het kader van het programma Europees Solidariteitskorps 2018-2020 uitgevoerde acties en die welke uit hoofde van het programma zullen worden uitgevoerd.

Artikel 34

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 mei 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitster

A.P. ZACARIAS


(1)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 201.

(2)  PB C 86 van 7.3.2019, blz. 282.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 maart 2019 (PB C 23 van 21.1.2021, blz. 218) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 20 april 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 18 mei 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4)  PB C 25 van 30.1.2008, blz. 1.

(5)  PB C 456 van 18.12.2018, blz. 1.

(6)  Verordening (EU) 2021/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013 (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50).

(8)  Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 tot oprichting van het Europese vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (“EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp”) (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 1).

(9)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).

(10)  Aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (PB C 398 van 22.12.2012, blz. 1).

(11)  Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1).

(12)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(13)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(14)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(15)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(16)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).

(17)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).

(18)  Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16).

(19)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.

(20)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(21)  Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (“LGO-besluit”) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).

(22)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(23)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(24)  Verordening (EU) 2018/1475 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot vaststelling van het rechtskader van het Europees Solidariteitskorps en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1288/2013, Verordening (EU) nr. 1293/2013 en Besluit nr. 1313/2013/EU (PB L 250 van 4.10.2018, blz. 1).

(25)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).


BIJLAGE

De meetresultaten van kwantitatieve indicatoren worden in voorkomend geval uitgesplitst per land, professionele achtergrond, opleidingsniveau, gender, soort actie en activiteit.

De volgende gebieden moeten worden gemonitord:

a)

het aantal deelnemers aan solidariteitsactiviteiten;

b)

het percentage kansarme deelnemers;

c)

het aantal organisaties met een kwaliteitskeurmerk;

d)

het aantal deelnemers die kansarme jongeren zijn;

e)

het percentage deelnemers met positieve leerresultaten;

f)

het percentage deelnemers van wie de leerresultaten gedocumenteerd zijn door middel van een instrument van de Unie voor transparantie en erkenning zoals Youthpass, Europass of een nationaal instrument;

g)

de algehele tevredenheid van de deelnemers met betrekking tot de kwaliteit van de activiteiten;

h)

het percentage activiteiten dat gericht is op klimaatdoelstellingen;

i)

de tevredenheid van de vrijwilligers die worden ingezet voor humanitaire hulp en van de deelnemende organisaties met betrekking tot de effectieve humanitaire bijdrage van de activiteiten ter plaatse;

j)

het aantal activiteiten in derde landen dat bijdraagt tot de versterking van lokale actoren en gemeenschappen en ter aanvulling van de vrijwilligersactiviteiten in het kader van het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening.