15.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/447 VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2021

tot vaststelling van herziene benchmarkwaarden voor de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de periode van 2021 tot en met 2025 overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name artikel 10 bis, lid 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2011/278/EU van de Commissie (2) zijn 54 benchmarks die als basis dienen voor kosteloze toewijzing (de “benchmarks”) en waarden voor die benchmarks voor de periode van 2013 tot en met 2020, vastgesteld. Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie (3) is Besluit 2011/278/EU met ingang van 1 januari 2021 ingetrokken en vervangen en zijn identieke uitgangspunten vastgesteld voor de bepaling van de jaarlijkse verminderingspercentages voor elke actualisering van benchmarkwaarden voor de periode van 2021 tot en met 2030.

(2)

Voor zover mogelijk zijn de 54 benchmarkwaarden in Besluit 2011/278/EU vastgesteld op basis van gegevens over de broeikasgasefficiëntie van individuele installaties die door de respectieve Europese brancheverenigingen zijn verstrekt volgens regels die door de Commissie zijn vastgesteld door middel van richtsnoeren en zogenoemde “sectorale regels”. Gezien het vrijwillige karakter van de gegevensverzameling had de gegevensreeks niet betrekking op alle betrokken installaties. 14 productbenchmarkwaarden waren gebaseerd op gegevens van installaties met één enkel product, aangezien een toewijzing van emissies aan afzonderlijke producten in de betrokken installaties die meer dan één product produceerden niet haalbaar werd geacht binnen het gegeven tijdskader. Bij gebrek aan gegevens met betrekking tot individuele installaties waren vijf productbenchmarkwaarden en de warmte- en brandstofbenchmarkwaarden gebaseerd op informatie uit referentiedocumenten over de beste beschikbare technieken (BREF’s) of andere documenten. Vier productbenchmarkwaarden waren gebaseerd op andere productbenchmarkwaarden om te zorgen voor een gelijk speelveld voor producenten van dezelfde of soortgelijke producten.

(3)

De herziene benchmarkwaarden moeten worden bepaald op basis van geverifieerde informatie over de broeikasgasefficiëntie van installaties die krachtens artikel 11 van Richtlijn 2003/87/EG wordt gerapporteerd voor de jaren 2016 en 2017. Voor elke benchmark moet de gemiddelde prestatie in 2016 en 2017 van de 10 % meest efficiënte installaties worden berekend. Op basis van een vergelijking van die waarden met de in Besluit 2011/278/EU vastgestelde benchmarkwaarden, die waren gebaseerd op prestatiegegevens voor de jaren 2007 en 2008, moeten voor elke benchmark jaarlijkse verminderingspercentages worden vastgesteld voor de periode van 9 jaar van 2007/2008 tot en met 2016/2017. Deze jaarlijkse verminderingspercentages worden vervolgens gebruikt voor de berekening, door middel van extrapolatie, van de overeenkomstige verlaging van de benchmarkwaarden voor de periode van 15 jaar van 2007/2008 tot en met 2022/2023. Overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG mag de in de periode van 15 jaar toegepaste verlaging niet lager zijn dan 3 % en niet hoger dan 24 %. Er gelden specifieke bepalingen voor de actualisering van de benchmarkwaarden voor aromaten, waterstof, syngas en vloeibaar ruwijzer.

(4)

De lijst van installaties met informatie die van belang is voor de kosteloze toewijzing van emissierechten is overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG uiterlijk op 30 september 2019 door de lidstaten bij de Commissie ingediend. Om ervoor te zorgen dat de benchmarkwaarden op correcte gegevens zijn gebaseerd, heeft de Commissie grondige controles uitgevoerd van de volledigheid en de consistentie van de gegevens die van belang zijn voor de kosteloze toewijzing van emissierechten, ook met behulp van geautomatiseerde instrumenten. In voorkomend geval heeft de Commissie de betrokken bevoegde autoriteiten om verduidelijkingen en correcties verzocht. Als resultaat van deze procedure heeft de Commissie een nauwkeurige, consistente en vergelijkbare gegevensreeks verkregen over de broeikasgasefficiëntie van alle onder Richtlijn 2003/87/EG vallende vaste installaties. Die hoogwaardige gegevensreeks werd gebruikt om voor elk van de 54 benchmarks de herziene benchmarkwaarden voor de periode van 2021 tot en met 2025 vast te stellen. Gegevens van alle subinstallaties die onder de definitie van een specifieke benchmark vallen, zoals vastgesteld in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331, zijn gebruikt om de gemiddelde prestatie te bepalen van de 10 % meest efficiënte installaties gedurende de periode 2016-2017, zoals vastgesteld in artikel 10 bis, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG en overweging 11 van Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(5)

In artikel 27 van Richtlijn 2003/87/EG is bepaald dat het de lidstaten onder bepaalde voorwaarden is toegestaan installaties met gerapporteerde emissies van minder dan 25 000 ton CO2-equivalent en, wanneer zij verbrandingsactiviteiten verrichten, een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 35 MW, emissies uit biomassa niet meegerekend, onder bepaalde voorwaarden van het EU-ETS uit te sluiten. Artikel 27 bis van Richtlijn 2003/87/EG bepaalt dat het de lidstaten ook is toegestaan installaties met gerapporteerde emissies van minder dan 2 500 ton CO2-equivalent, emissies uit biomassa niet meegerekend, van het EU-ETS uit te sluiten. Verscheidene lidstaten hebben op grond van die bepalingen besloten voor de periode van 2021 tot en met 2025 bepaalde installaties van het EU-ETS uit te sluiten. Deze installaties mogen bij het bepalen van de herziene benchmarkwaarden niet in aanmerking worden genomen.

(6)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 bevat regels om emissies op subinstallatieniveau te bepalen met het oog op een consistente behandeling van emissies in verband met aanvoer, afvoer en interne productie van meetbare warmte, van koolstof bevattende afgassen en overgedragen CO2. Daartoe werden de relevante emissiefactoren bepaald aan de hand van de warmte- en brandstofbenchmarkwaarden, die op hun beurt waren geactualiseerd door de vastgestelde jaarlijkse verminderingspercentages toe te passen. Voor de aanvoer van warmte met onbekende of niet duidelijk omschreven emissiefactoren en voor de afvoer van warmte werd een waarde van 53,3 t CO2-equivalenten/TJ gebruikt. Deze waarde werd verkregen door een jaarlijks verminderingspercentage van 1,6 % toe te passen op de warmtebenchmarkwaarde voor de periode van 9 jaar van 2007/2008 tot en met 2016/2017. Voor de afvoer van afgas werd een waarde van 37,4 t CO2-equivalenten/TJ afgetrokken van de werkelijke emissiefactor van het afgas. Die waarde komt overeen met de emissiefactor van aardgas (56,1 t CO2-equivalenten/TJ) vermenigvuldigd met een factor 0,667 die het rendementsverschil tussen het verbruik van afgas en het verbruik van de referentiebrandstof aardgas tot uitdrukking brengt. Voor de aanvoer van afgas werd een waarde van 48,0 t CO2-equivalenten/TJ gebruikt. Deze waarde werd verkregen door een jaarlijks verminderingspercentage van 1,6 % toe te passen op de brandstofbenchmarkwaarde voor de periode van 9 jaar van 2007/2008 tot en met 2016/2017.

(7)

In het geval van subinstallaties die tussenproducten invoeren waarvan de productie binnen de systeemgrenzen van de relevante productbenchmark valt en waarin het niet haalbaar was om op basis van de ingediende gegevens de broeikasgasemissies in verband met de productie van die tussenproducten te bepalen, mag de broeikasgasefficiëntie van de betrokken subinstallaties bij het bepalen van de herziene benchmarkwaarden niet in aanmerking worden genomen. Dit betreft de actualiseringen van de benchmarkwaarde voor raffinageproducten, vloeibaar ruwijzer, gesinterd dolomiet, ammoniak, waterstof en dinatriumcarbonaat. In het geval van subinstallaties die tussenproducten uitvoeren waarin het niet haalbaar was om op basis van de ingediende gegevens de broeikasgasemissies in verband met de daaropvolgende processen te bepalen, mag de broeikasgasefficiëntie van de betrokken subinstallaties bij het bepalen van de herziene benchmarkwaarden niet in aanmerking worden genomen. Dit betreft de actualisering van de benchmarkwaarde voor raffinageproducten en vloeibaar ruwijzer.

(8)

De in Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 vastgestelde methode voor de toewijzing van emissies aan verschillende subinstallaties kan leiden tot negatieve broeikasgasefficiëntie in gevallen waarin warmte geproduceerd met behulp van een brandstof met een lage emissiefactor naar andere subinstallaties of installaties wordt uitgevoerd. In dergelijke gevallen moet de broeikasgasefficiëntie van de betrokken subinstallatie op nul worden gesteld om de herziene benchmarkwaarden te bepalen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De herziene benchmarkwaarden in de bijlage zijn van toepassing op de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten voor de periode van 2021 tot en met 2025.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

(2)  Besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 130 van 17.5.2011, blz. 1).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 59 van 27.2.2019, blz. 8).

(4)  Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).


BIJLAGE

Benchmarks

Voor de toepassing van deze bijlage gelden de bepaling van de betrokken producten en van de betrokken processen en emissies (systeemgrenzen) in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331.

1.   Productbenchmarks zonder aandacht voor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit

Productbenchmark

Gemiddelde waarde van de 10 % meest efficiënte installaties in 2016 en 2017 (t CO2-equivalent/t)

Benchmarkwaarde (emissierechten/t) voor 2021-2025

Cokes

0,144

0,217

Gesinterd erts

0,163

0,157

Vloeibaar ruwijzer

1,331

1,288

Voorgebakken anode

0,317

0,312

Aluminium

1,484

1,464

Grijze cementklinker

0,722

0,693

Witte cementklinker

0,973

0,957

Kalk

0,746

0,725

Dolime (gebrand dolomiet)

0,881

0,815

Gesinterd dolomiet

1,441

1,406

Floatglas

0,421

0,399

Flessen en potten in kleurloos glas

0,323

0,290

Flessen en potten in gekleurd glas

0,265

0,237

Continuglasvezelproducten

0,290

0,309

Bekledingsstenen

0,094

0,106

Vloerstenen

0,140

0,146

Dakpannen

0,130

0,120

Gesproeidroogd poeder

0,050

0,058

Pleisterkalk

0,048

0,047

Droog secundair gips

0,008

0,013

Kortvezelige kraftpulp

0,000

0,091

Langvezelige kraftpulp

0,001

0,046

Sulfietpulp, thermomechanische en mechanische pulp

0,000

0,015

Teruggewonnen papierpulp

0,000

0,030

Krantenpapier

0,007

0,226

Ongecoat fijnpapier

0,011

0,242

Gecoat fijnpapier

0,043

0,242

Kristalpapier

0,139

0,254

Testliner en golfblad

0,071

0,188

Ongecoat karton

0,009

0,180

Gecoat karton

0,011

0,207

Salpeterzuur

0,038

0,230

Adipinezuur

0,32

2,12

Monomeer vinylchloride (VCM)

0,171

0,155

Fenol/aceton

0,244

0,230

S-pvc

0,073

0,066

E-pvc

0,103

0,181

Dinatriumcarbonaat

0,789

0,753

2.   Productbenchmarks waarvoor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit in aanmerking wordt genomen

Productbenchmark

Gemiddelde waarde van de 10 % meest efficiënte installaties in 2016 en 2017 (t CO2-equivalent/t)

Benchmarkwaarde (emissierechten/t) voor 2021-2025

Raffinageproducten

0,0255

0,0228

Ongelegeerd staal uit vlamboogovens

0,209

0,215

Hooggelegeerd staal uit vlamboogovens

0,266

0,268

Gietijzer

0,299

0,282

Minerale wol

0,595

0,536

Gipsplaat

0,119

0,110

Roet

1,141

1,485

Ammoniak

1,604

1,570

Stoomkraker

0,693

0,681

Aromaten

0,0072

0,0228

Styreen

0,419

0,401

Waterstof

4,09

6,84

Synthesegas (syngas)

0,009

0,187

Ethyleenoxide/ethyleenglycolen

0,314

0,389

3.   Warmte- en brandstofbenchmarks

Benchmark

Gemiddelde waarde van de 10 % meest efficiënte installaties in 2016 en 2017 (t CO2-equivalent/TJ)

Benchmarkwaarde (emissierechten/TJ) voor 2021-2025

Warmtebenchmark

1,6

47,3

Brandstofbenchmark

34,3

42,6