21.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/1


AANBEVELING (EU) 2021/816 VAN DE RAAD

20 mei 2021

tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/912 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, punten b) en e), en artikel 292, eerste en tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 30 juni 2020 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/912 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking aangenomen (1).

(2)

Op 2 februari 2021 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/912 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking (2) gewijzigd met als doel de criteria te actualiseren die worden gehanteerd om te beoordelen of niet-essentiële reizen vanuit derde landen veilig zijn en moeten worden toegestaan.

(3)

Bij dezelfde wijziging werden mechanismen ingevoerd om de verspreiding van zorgwekkende varianten van het virus SARS-CoV-2 in het EU+-gebied te beperken (3).

(4)

Sindsdien vinden in het EU+-gebied en in veel andere regio’s en derde landen grootschalige vaccinatiecampagnes tegen het virus SARS-CoV-2 plaats.

(5)

Op 17 maart 2021 heeft de Commissie twee verordeningen (4) voorgesteld voor de vaststelling van digitale groene certificaten om veilig vrij verkeer binnen de EU tijdens de COVID-19-pandemie te bevorderen. Met het digitale groene certificaat zal een persoon binnen de EU kunnen bewijzen tegen COVID-19 te zijn gevaccineerd, over een negatief testresultaat te beschikken of van COVID-19 te zijn hersteld. Het blijft de verantwoordelijkheid van de lidstaten om te bepalen van welke volksgezondheidsbeperkingen reizigers kunnen worden vrijgesteld, maar zij moeten deze vrijstellingen op niet-discriminerende wijze toepassen op reizigers die in het bezit zijn van een digitaal groen certificaat.

(6)

Er is steeds meer wetenschappelijk advies en empirisch bewijsmateriaal over de effecten van vaccinatie beschikbaar en dat toont consequent aan dat vaccinatie de infectieketen helpt te doorbreken.

(7)

Hieruit blijkt dat in bepaalde gevallen veilig kan worden afgezien van reisbeperkingen voor personen die kunnen aantonen dat zij de laatste aanbevolen dosis hebben ontvangen van een krachtens Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5) in de EU toegelaten COVID-19-vaccin, en dat dergelijke vrijstellingen ook gerechtvaardigd kunnen zijn voor zover een persoon gevaccineerd is met een COVID-19-vaccin waarvoor de WHO-procedure voor Emergency Use Listing voltooid is.

(8)

Kinderen die vanwege hun leeftijd niet tegen COVID-19 worden gevaccineerd, moeten met hun gevaccineerde ouders kunnen reizen op voorwaarde dat zij een negatief testresultaat van een PCR-COVID-19-test kunnen overleggen die minstens 72 uur vóór het overschrijden van de grens van het EU+-gebied is verricht. In deze gevallen zouden de lidstaten na aankomst aanvullende tests kunnen eisen.

(9)

Vooralsnog zijn er echter weinig tot geen studies beschikbaar over de vraag of zorgwekkende varianten ontsnappen aan de immuunrespons die de verschillende COVID-19-vaccins opwekken. Daarom moet, in overeenstemming met de voorzorgsbenadering, een “noodremprocedure” worden vastgesteld om de lidstaten in staat te stellen op gecoördineerde wijze dringende en in de tijd beperkte maatregelen te nemen om snel te reageren op de opkomst van een variant in een bepaald derde land dat onder specifiek toezicht is geplaatst, met name wanneer een dergelijke variant door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) als een belangwekkende variant is aangemerkt. Deze noodrem moet het mogelijk maken passende maatregelen te nemen, waaronder toegangsbeperkingen, om de introductie en verspreiding van de variant in het EU+-gebied te voorkomen. Dergelijke maatregelen moeten in de Raad snel worden gecoördineerd om een gemeenschappelijke aanpak mogelijk te maken.

(10)

Bij de beoordeling van de epidemiologische situatie in een derde land moet rekening worden gehouden met de vooruitgang die is geboekt bij de vaccinatie van de bevolking van dat land tegen het virus.

(11)

Zodra de verordeningen betreffende het digitale groene certificaat zijn vastgesteld, zullen zij via een uitvoeringshandeling van de Commissie de basis vormen voor de behandeling van vaccinatiecertificaten van derde landen als digitale groene certificaten, of voor de afgifte van dergelijke certificaten aan personen die in derde landen zijn gevaccineerd. Voor een gecoördineerde aanpak door de lidstaten en om het reizen van reizigers uit derde landen binnen het EU+-gebied te vergemakkelijken, moeten maatregelen worden genomen om het gebruik van deze bepalingen te vergemakkelijken. Daartoe zouden de lidstaten kunnen overwegen een portaal op te zetten waarop personen die buiten het EU+-gebied verblijven, kunnen verzoeken om erkenning van hun door een derde land afgegeven vaccinatiecertificaat als betrouwbaar bewijs van vaccinatie en/of om de afgifte van een digitaal groen certificaat.

(12)

Wanneer lidstaten een bewijs van vaccinatie aanvaarden om vrijstelling te verlenen van beperkingen die in overeenstemming met het Unierecht zijn ingesteld om de verspreiding van COVID-19 te beperken, zoals voorschriften om in quarantaine/zelfisolatie te gaan of te worden getest op SARS-CoV-2-infectie, moeten zij in beginsel reizigers van deze vereisten vrijstellen die in een derde land verblijven en die uiterlijk 14 dagen voor binnenkomst in het EU+-gebied de laatste aanbevolen dosis hebben ontvangen van een krachtens Verordening (EG) nr. 726/2004 in de EU toegelaten COVID-19-vaccin. Lidstaten kunnen ook besluiten vrijstelling te verlenen aan reizigers die zijn gevaccineerd met een ander COVID-19-vaccin, waarvoor de WHO-procedure voor Emergency Use Listing voltooid is. Beide regelingen mogen echter niet gelden wanneer een lidstaat gebruik heeft gemaakt van de noodrem. Totdat de verordeningen betreffende het digitale groene certificaat zijn vastgesteld en van toepassing worden, en totdat de Commissie een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld voor de behandeling van vaccinatiecertificaten van derde landen als digitale groene certificaten, moeten de lidstaten certificaten van derde landen kunnen aanvaarden die ten minste de minimale gegevens bevatten op basis van het nationale recht, waarbij zij rekening houden met de mogelijkheid om de authenticiteit, geldigheid en integriteit van het certificaat te verifiëren en na te gaan of het alle relevante gegevens bevat.

(13)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze aanbeveling; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze aanbeveling voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken, overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol, binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad over deze aanbeveling een besluit heeft genomen, of het deze zal toepassen.

(14)

Deze aanbeveling vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (6); Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze aanbeveling; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(15)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (7).

(16)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG (8), in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (9).

(17)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG (10), in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (11).

(18)

De juridische status van deze aanbeveling, zoals uiteengezet in de overwegingen 13 tot en met 17, doet geen afbreuk aan de noodzaak dat alle lidstaten, om de goede werking van het Schengengebied te waarborgen, op gecoördineerde wijze tot opheffing van de beperking van niet-essentiële reizen naar de EU besluiten,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Aanbeveling (EU) 2020/912 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Punt 2, vijfde streepje, eerste alinea, wordt vervangen door:

“—

de aard van het in een land aanwezige virus, met name of er belangwekkende of zorgwekkende varianten van het virus zijn gevonden. Belangwekkende varianten en zorgwekkende varianten worden door het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding (ECDC) als zodanig beoordeeld op grond van essentiële kenmerken van het virus, zoals de overdracht, de ernst en het vermogen om aan de immuunrespons te ontsnappen.”.

2.

In punt 2, tweede alinea, wordt “25” vervangen door “75”.

Punt 2, derde alinea, wordt vervangen door:

“De gegevens over het “percentage tests”, het “percentage positieve tests” en “belangwekkende varianten en zorgwekkende varianten” moeten door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) worden verstrekt op basis van informatie die aan het ECDC ter beschikking is gesteld. Deze gegevens kunnen worden aangevuld met door EU-delegaties, de WHO of andere centra voor ziektebestrijding verstrekte informatie, wanneer die beschikbaar is, mede op basis van de checklist in de bijlage bij de mededeling van 11 juni 2020.”.

Aan punt 2 wordt de volgende vierde alinea toegevoegd:

“Naast de in punt 2, eerste alinea, bedoelde informatie moet het ECDC een kaart publiceren en regelmatig bijwerken met een overzicht van de situatie met betrekking tot zorgwekkende varianten en belangwekkende varianten in derde landen.”.

3.

Punt 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

na de eerste alinea wordt de volgende zin ingevoegd:

“Daarnaast zouden essentiële reizen moeten worden toegestaan voor de in bijlage II genoemde specifieke categorieën reizigers met een essentiële functie of behoefte.”;

b)

het oude lid 3 wordt geschrapt.

4.

Na punt 6 wordt het volgende nieuwe punt 6 bis ingevoegd:

“6 bis

Onverminderd het bepaalde in punt 6 bis en 6 ter, moeten de lidstaten, wanneer zij het bewijs van vaccinatie aanvaarden om af te zien van reisbeperkingen om de verspreiding van COVID-19 te beperken, in beginsel de tijdelijke beperking op niet-essentiële reizen naar de EU opheffen met betrekking tot reizigers uit derde landen die uiterlijk 14 dagen voor binnenkomst in het EU+-gebied de laatste aanbevolen dosis hebben ontvangen van een krachtens Verordening (EG) nr. 726/2004 in de EU toegelaten COVID-19-vaccin.

De lidstaten kunnen ook de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU opheffen voor dergelijke reizigers die de laatste aanbevolen dosis hebben ontvangen van een van de COVID-19-vaccins waarvoor uiterlijk 14 dagen voor binnenkomst in het EU+-gebied de WHO-procedure voor Emergency Use Listing voltooid is.

Reizigers die een niet-essentiële reis naar een lidstaat wensen te ondernemen, moeten in het bezit zijn van een geldig bewijs van COVID-19-vaccinatie. Lidstaten kunnen certificaten van derde landen aanvaarden die ten minste de minimale gegevens bevatten, zoals de identiteit van de persoon, het type vaccin en de datum van toediening van het vaccin overeenkomstig het nationale recht, waarbij zij rekening houden met de mogelijkheid om de authenticiteit, geldigheid en integriteit van het certificaat te verifiëren en na te gaan of het alle relevante gegevens bevat.

Wanneer lidstaten besluiten de beperkingen voor reizigers die in het bezit zijn van een geldig bewijs van een COVID-19-vaccinatie op te heffen, moeten de lidstaten per geval rekening houden met de wederkerigheid die aan het EU+-gebied wordt toegekend.”.

5.

In punt 7 worden aan het begin van de zin de woorden “onverminderd het bepaalde in punt 6 bis” toegevoegd.

De volgende alinea’s worden ingevoegd na de derde alinea van punt 7 en worden een nieuw punt 7 bis:

“Lidstaten moeten, indien de epidemiologische situatie in een derde land of regio snel verslechtert en met name indien een zorgwekkende variant of een belangwekkende variant is aangetroffen, bij wijze van uitzondering een dringende, tijdelijke beperking invoeren van alle reizen naar de EU voor onderdanen van derde landen die in dat derde land verblijven. Deze reisbeperking mag niet van toepassing zijn op de personen bedoeld in de punten 6 bis en 6 ter, en de in de lijst in bijlage II, punt i, en de punten iv tot en met ix, opgenomen categorieën reizigers. Die reizigers zouden niettemin op passende wijze en regelmatig moeten worden getest, met inbegrip van een test vóór vertrek als bedoeld in punt 7, en in zelfisolatie/quarantaine moeten gaan, zelfs als zij de laatste aanbevolen dosis hebben ontvangen van een van de in de EU krachtens Verordening (EG) nr. 726/2004 toegelaten COVID-19-vaccins of van een van de COVID-19-vaccins waarvoor uiterlijk 14 dagen voor binnenkomst in het EU+-gebied de WHO-procedure voor Emergency Use Listing voltooid is.

Wanneer een lidstaat dergelijke beperkingen toepast, moeten de lidstaten, binnen de structuren van de Raad en in nauwe samenwerking met de Commissie, met spoed de situatie op gecoördineerde wijze evalueren. Dergelijke beperkingen zouden ten minste om de twee weken moeten worden geëvalueerd, rekening houdend met de ontwikkeling van de epidemiologische situatie.”.

De vierde en de vijfde alinea van punt 7 worden na punt 7 bis ingevoegd en worden de eerste en tweede alinea van het nieuwe punt 7 ter.

Gedaan te Brussel, 20 mei 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A. SANTOS SILVA


(1)  Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking (PB L I 208 van 1.7.2020, blz. 1).

(2)  Aanbeveling (EU) 2021/132 van de Raad van 2 februari 2021 tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking (PB L 41 van 4.2.2021, blz. 1).

(3)  Onder het “EU+-gebied” worden alle Schengenlidstaten (met inbegrip van Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië) en de vier met de Schengenruimte geassocieerde landen verstaan. Het omvat ook Ierland als dat land besluit zich bij dit beleid aan te sluiten.

(4)  Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (digitaal groen certificaat), COM(2021) 130 final, en voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten voor onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten wonen of verblijven tijdens de COVID-19-pandemie (digitaal groen certificaat), COM(2021) 140 final.

(5)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van procedures van de Unie voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).

(6)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(7)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(8)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(9)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(10)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(11)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).