2.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 405/1


VERORDENING (EU) 2020/1783 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 november 2020

betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging)

(herschikking)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad (3) is al eerder gewijzigd. Aangezien nieuwe, ingrijpende wijzigingen nodig zijn, moet ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening worden overgegaan.

(2)

De Unie heeft zich ten doel gesteld de Unie in stand te houden en te ontwikkelen als een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Met het oog op de totstandbrenging van een dergelijke ruimte dient de Unie, naast andere maatregelen, maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken te nemen die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt.

(3)

Voor de goede werking van de interne markt en de ontwikkeling van een ruimte van burgerlijk recht in de Unie is het nodig de samenwerking tussen de gerechten van de verschillende lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging verder te verbeteren en te versnellen. Deze verordening heeft ten doel juridische procedures doeltreffender te maken en sneller te laten verlopen door de mechanismen voor samenwerking op het gebied van bewijsverkrijging in grensoverschrijdende procedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen, en tevens vertragingen en kosten voor personen en ondernemingen te helpen beperken. Zorgen voor meer rechtszekerheid en eenvoudigere, gestroomlijnde en gedigitaliseerde procedures, zal personen en ondernemingen aanmoedigen grensoverschrijdende transacties aan te gaan, waardoor de handel binnen de Unie een impuls krijgt, hetgeen ten goede komt aan de werking van de interne markt.

(4)

Deze verordening bevat regels betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de verschillende lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken.

(5)

Voor de toepassing van deze verordening worden onder de term “gerecht” ook autoriteiten verstaan die rechterlijke taken uitvoeren, die handelen op grond van een bevoegdheidsdelegatie door een rechterlijke autoriteit of die handelen onder het toezicht van een rechterlijke autoriteit en die uit hoofde van het nationale recht bevoegd zijn om bewijs te verkrijgen met het oog op een gerechtelijke procedure in burgerlijke en handelszaken. Dit omvat in het bijzonder autoriteiten die als gerecht worden aangemerkt uit hoofde van andere rechtshandelingen van de Unie, zoals Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad (4), en Verordeningen (EU) nr. 1215/2012 (5) en (EU) nr. 650/2012 (6) van het Europees Parlement en de Raad.

(6)

Om zo veel mogelijk duidelijkheid en rechtszekerheid te waarborgen, moet het verzoek om bewijsverkrijging worden verzonden met behulp van een formulier dat wordt ingevuld in de taal van de lidstaat van het aangezochte gerecht of in een andere door die lidstaat aanvaarde taal. Om dezelfde redenen moet ook voor de verdere communicatie tussen de betrokken gerechten zo veel mogelijk gebruik worden gemaakt van formulieren.

(7)

Om te zorgen voor de snelle verzending van verzoeken en mededelingen tussen lidstaten met het oog op betekening of kennisgeving, moet gebruik worden gemaakt van geschikte moderne communicatietechnologieën. Daarom moet alle communicatie en uitwisseling van stukken in de regel worden uitgevoerd via een veilig en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem, dat uit nationale IT-systemen bestaat die onderling verbonden zijn en op technisch vlak interoperabel zijn, bijvoorbeeld, en zonder afbreuk te doen aan verdere technologische vooruitgang, gebaseerd op e-CODEX. Dienovereenkomstig moet een gedecentraliseerd IT-systeem worden opgezet voor de uitwisseling van gegevens uit hoofde van deze verordening. Het gedecentraliseerde karakter van dat IT-systeem zou alleen gegevensuitwisseling tussen één lidstaat en een andere mogelijk maken, zonder dat een van de instellingen van de Unie bij die uitwisseling betrokken is.

(8)

Onverminderd mogelijke toekomstige technologische vooruitgang mogen het veilige gedecentraliseerde IT-systeem en de onderdelen ervan niet noodzakelijkerwijs worden opgevat als een gekwalificeerde dienst voor elektronisch aangetekende bezorging in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7).

(9)

De Commissie moet verantwoordelijk zijn voor het creëren, onderhouden en verder ontwikkelen van referentie-implementatiesoftware die de lidstaten in plaats van een nationaal IT-systeem moeten kunnen gebruiken, overeenkomstig de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen. De Commissie moet de referentie-implementatiesoftware ontwerpen, ontwikkelen en onderhouden conform de voorschriften en beginselen inzake gegevensbescherming van Verordeningen (EU) 2018/1725 (8) en (EU) 2016/679 (9) van het Europees Parlement en de Raad, met name de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen. De referentie-implementatiesoftware moet ook passende technische maatregelen omvatten en de nodige organisatorische maatregelen mogelijk maken om een mate van veiligheid en interoperabiliteit te waarborgen die geschikt is voor de uitwisseling van informatie in het kader van bewijsverkrijging.

(10)

In verband met de onderdelen van het gedecentraliseerde IT-systeem die onder de verantwoordelijkheid van de Unie vallen, moet de beheerentiteit over voldoende middelen beschikken om de goede werking van dat systeem te verzekeren.

(11)

De uit hoofde van het nationale recht bevoegde autoriteit(en) moet(en) als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van Verordening (EU) 2016/679 belast zijn met de verwerking van persoonsgegevens die zij uit hoofde van deze verordening uitvoer(t)(en) met het oog op de verzending van verzoeken en overige communicatie tussen lidstaten.

(12)

Verzending via het gedecentraliseerde IT-systeem kan onmogelijk worden als gevolg van verstoring van het systeem of door de aard van het bewijs, bijvoorbeeld wanneer DNA of bloedmonsters worden verzonden. Het is mogelijk dat andere communicatiemiddelen ook geschikter zijn in uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld situaties waarin het omzetten van omvangrijke documentatie in elektronische vorm een onevenredige administratieve belasting zou betekenen voor de bevoegde autoriteiten of waarin het originele stuk in papieren vorm nodig is om de authenticiteit ervan te beoordelen. Indien het gedecentraliseerde IT-systeem niet wordt gebruikt, moet de verzending met de meest geschikte alternatieve middelen geschieden. Dergelijke alternatieve middelen moeten onder meer inhouden dat de verzending zo snel mogelijk en op een veilige manier geschiedt met andere veilige elektronische middelen of per post.

(13)

Om elektronische grensoverschrijdende verzendingen van stukken via het gedecentraliseerde IT-systeem te bevorderen, mag aan dergelijke stukken geen rechtsgevolg worden ontzegd en mogen dergelijke stukken niet ontoelaatbaar worden geacht als bewijsmiddel in de procedure louter omdat ze in elektronische vorm zijn. Dat beginsel moet evenwel de beoordeling van de rechtsgevolgen van dergelijke stukken of de toelaatbaarheid ervan als bewijsmiddel overeenkomstig het nationale recht onverlet laten. Het mag evenmin afbreuk doen aan het nationale recht inzake de omzetting van stukken.

(14)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan het vermogen van de autoriteiten om informatie uit te wisselen in het kader van stelsels die uit hoofde van andere Unie-instrumenten zijn ingesteld, zoals Verordening (EU) 2019/1111 of Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad (10), zelfs indien de betrokken informatie bewijskracht heeft, waardoor de keuze van de meest geschikte methode aan de verzoekende autoriteit toekomt.

(15)

Verzoeken om bewijsverkrijging moeten vlot worden uitgevoerd. Kan een verzoek niet binnen 90 dagen na ontvangst door het aangezochte gerecht worden uitgevoerd, dan moet het aangezochte gerecht het verzoekende gerecht daarvan in kennis stellen, met opgave van de redenen die een vlotte uitvoering van het verzoek in de weg staan.

(16)

Om ervoor te zorgen dat deze verordening doeltreffend is, moeten de omstandigheden waarin het mogelijk is de uitvoering van een verzoek om bewijsverkrijging te weigeren, beperkt blijven tot strikt begrensde uitzonderlijke gevallen.

(17)

Het aangezochte gerecht moet een verzoek om bewijsverkrijging overeenkomstig zijn nationale recht uitvoeren.

(18)

De partijen en eventueel hun vertegenwoordigers moeten aanwezig kunnen zijn bij de bewijsverkrijging, indien daarin is voorzien in het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht, om de procedure te kunnen volgen alsof de bewijsverkrijging in de lidstaat van het verzoekende gerecht zou hebben plaatsgevonden. Zij moeten ook het recht hebben te verzoeken aan de bewijsverkrijging te mogen deelnemen om daarbij een actievere rol te kunnen spelen. De voorwaarden waaronder zij aan de bewijsverkrijging kunnen deelnemen, moeten evenwel door het aangezochte gerecht overeenkomstig zijn nationale recht worden vastgesteld.

(19)

De vertegenwoordigers van het verzoekende gerecht moeten aanwezig kunnen zijn bij de bewijsverkrijging, indien zulks verenigbaar is met het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht, om het bewijs beter te kunnen beoordelen. Zij moeten ook het recht hebben te verzoeken onder de door het aangezochte gerecht overeenkomstig zijn nationale recht bepaalde voorwaarden aan de bewijsverkrijging te mogen deelnemen, om daarbij een actievere rol te kunnen spelen.

(20)

Om de bewijsverkrijging te vergemakkelijken, moet het voor een gerecht van een lidstaat mogelijk zijn om overeenkomstig zijn nationale recht rechtstreeks in een andere lidstaat bewijs te verkrijgen, mits het verzoek om rechtstreekse bewijsverkrijging door de andere lidstaat wordt aanvaard en onder de door het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat bepaalde voorwaarden.

(21)

Het potentieel van moderne communicatietechnologie, zoals videoconferenties, die een belangrijk middel vormen om de bewijsverkrijging te vereenvoudigen en te bespoedigen, wordt momenteel niet optimaal benut. Indien de bewijsverkrijging inhoudt dat een in een andere lidstaat aanwezige persoon, zoals een getuige, een procespartij of een deskundige, moet worden verhoord, moet het verzoekende gerecht de bewijsverkrijging rechtstreeks via videoconferentie of andere technologie voor communicatie op afstand verrichten, indien die technologie voor het gerecht beschikbaar is en indien het gerecht van mening is dat het gebruik ervan gezien de specifieke omstandigheden van de zaak en met het oog op een eerlijke rechtspleging gepast is. Videoconferentie zou ook kunnen worden gebruikt om een kind te verhoren, zoals bepaald in Verordening (EU) 2019/1111. Indien evenwel het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat bepaalde voorwaarden noodzakelijk acht, moet rechtstreekse bewijsverkrijging onder die voorwaarden geschieden overeenkomstig het recht van die lidstaat. Het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat moet de rechtstreekse bewijsverkrijging geheel of gedeeltelijk kunnen weigeren indien dergelijke rechtstreekse bewijsverkrijging strijdig zou zijn met de fundamentele beginselen van het recht van die lidstaat.

(22)

Wanneer de bewijsverkrijging moet geschieden door het verhoren van een persoon via videoconferentie of andere technologie voor communicatie op afstand, moet het verzoekende gerecht op verzoek bijstand krijgen bij het vinden van een tolk, inclusief, wanneer daar uitdrukkelijk om wordt verzocht, bij het vinden van een beëdigde tolk.

(23)

Het gerecht waarbij de zaak is aangebracht moet de partijen en hun wettelijke vertegenwoordigers inlichten over de procedure voor overlegging van stukken of ander materiaal wanneer de verhoren via videoconferentie of via een andere geschikte technologie voor communicatie op afstand worden gevoerd.

(24)

Om de bewijsverkrijging door diplomatieke of consulaire ambtenaren te vergemakkelijken, moeten die personen op het grondgebied van een andere lidstaat en binnen het gebied waar zij geaccrediteerd zijn, bewijs kunnen verkrijgen zonder dat een voorafgaand verzoek nodig is, door onderdanen van de lidstaat die zij vertegenwoordigen zonder dwang te verhoren in het kader van een procedure die aanhangig is bij een gerecht van de lidstaat die zij vertegenwoordigen. Het moet evenwel aan de lidstaat worden overgelaten te bepalen of bewijsverkrijging tot het takenpakket van zijn diplomatieke of consulaire ambtenaren behoort.

(25)

De bewijsverkrijging door diplomatieke of consulaire ambtenaren moet plaatsvinden in de kantoren van de diplomatieke missie of het consulaat, behalve in uitzonderlijke omstandigheden. Die omstandigheden zouden het feit kunnen omvatten dat de te verhoren persoon wegens ernstige ziekte niet in staat is naar die kantoren te komen.

(26)

De uitvoering van een verzoek om bewijsverkrijging overeenkomstig deze verordening mag geen aanleiding geven tot terugbetaling van heffingen of kosten. Indien het aangezochte gerecht evenwel om terugbetaling verzoekt, dienen de vergoedingen betaald aan deskundigen en tolken, alsmede de kosten veroorzaakt door de uitvoering volgens een bijzondere procedure waarin wordt voorzien door zijn nationale recht of door het gebruik van technologie voor communicatie op afstand, niet door dat gerecht gedragen te worden. In een dergelijk geval moet het verzoekende gerecht de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de terugbetaling onverwijld geschiedt. Wanneer het advies van een deskundige wordt vereist, moet het aangezochte gerecht, vóór de uitvoering van het verzoek, het verzoekende gerecht kunnen verzoeken om een voldoende deposito of voorschot voor de kosten.

(27)

Teneinde de in bijlage I bij deze verordening opgenomen formulieren bij te werken of technisch aan te passen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van wijzigingen van die bijlage. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (11). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(28)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12).

(29)

Deze verordening moet voorrang hebben op de bepalingen van door de lidstaten gesloten bilaterale en multilaterale overeenkomsten en regelingen die hetzelfde toepassingsgebied hebben als deze verordening. Deze verordening belet lidstaten niet om overeenkomsten of regelingen te behouden of te sluiten om de samenwerking inzake bewijsverkrijging verder te vergemakkelijken, op voorwaarde dat die overeenkomsten of regelingen verenigbaar zijn met deze verordening.

(30)

Het is van essentieel belang dat er effectieve middelen voor verwerving, bewaring en overlegging van bewijs beschikbaar zijn, en dat de rechten van de verdediging worden geëerbiedigd en vertrouwelijke informatie wordt beschermd. Het is in dit verband belangrijk om het gebruik van moderne technologieën aan te moedigen.

(31)

De procedures voor het verkrijgen, bewaren en overleggen van bewijs moeten garanderen dat de procedurele rechten, alsmede de persoonlijke levenssfeer en de integriteit en vertrouwelijkheid van persoonsgegevens worden beschermd in overeenstemming met het Unierecht en het nationale recht.

(32)

Het is belangrijk ervoor te zorgen dat deze verordening in overeenstemming met het recht van de Unie op het gebied van gegevensbescherming wordt toegepast, en dat de toepassing van deze verordening de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, eerbiedigt. Het is ook belangrijk ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening plaatsvindt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679, Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (13), alsook Verordening (EU) 2018/1725. In het kader van deze verordening mogen persoonsgegevens enkel worden verwerkt voor de hierin vastgelegde specifieke doelstellingen.

(33)

Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven moet de Commissie deze verordening evalueren op basis van via specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie om de daadwerkelijke effecten van deze verordening en de behoefte aan verdere acties na te gaan. Wanneer lidstaten gegevens verzamelen over het aantal verzonden verzoeken en het aantal uitgevoerde verzoeken en over het aantal gevallen waarin die verzoeken langs een andere weg dan het gedecentraliseerde IT-systeem verzonden zijn, moeten zij dergelijke gegevens voor monitoringdoeleinden aan de Commissie verstrekken. De door de Commissie als back-endsysteem ontwikkelde referentie-implementatiesoftware moet de voor monitoringdoeleinden benodigde gegevens programmagewijs verzamelen, en die gegevens moeten aan de Commissie worden toegezonden. Wanneer de lidstaten ervoor kiezen in plaats van de door de Commissie ontwikkelde referentie-implementatiesoftware een nationaal IT-systeem te gebruiken, kan dat systeem worden uitgerust om die gegevens programmagewijs te verzamelen en in dat geval moeten die gegevens aan de Commissie worden toegezonden.

(34)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de totstandbrenging van een vereenvoudigd juridisch kader om de rechtstreekse, doeltreffende en snelle verzending van verzoeken en mededelingen inzake bewijsverkrijging te waarborgen, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen treffen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(35)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 geraadpleegd en heeft op 13 september 2019 een advies uitgebracht (14).

(36)

Om de bepalingen ervan toegankelijker en leesbaarder te maken, moet Verordening (EG) nr. 1206/2001 worden ingetrokken en vervangen door deze verordening.

(37)

Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft Ierland te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen.

(38)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing in burgerlijke en handelszaken waarin het gerecht van een lidstaat overeenkomstig het recht van die lidstaat:

a)

het bevoegde gerecht van een andere lidstaat om bewijsverkrijging verzoekt, of

b)

om rechtstreekse bewijsverkrijging in een andere lidstaat verzoekt.

2.   Er mag geen verzoek worden gedaan met het doel partijen in staat te stellen bewijs te verwerven dat niet bestemd is voor gebruik in een reeds aanhangige of in een voorgenomen procedure.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

“gerecht”: uit hoofde van artikel 31, lid 3, aan de Commissie meegedeelde rechterlijke instanties en andere autoriteiten in de lidstaten, die rechterlijke taken uitvoeren, handelen op grond van een bevoegdheidsdelegatie door een rechterlijke autoriteit of handelen onder toezicht van een rechterlijke autoriteit, en die uit hoofde van het nationale recht bevoegd zijn om bewijs te verkrijgen met het oog op een gerechtelijke procedure in burgerlijke en handelszaken;

2.

“gedecentraliseerd IT-systeem”: een netwerk van onder de eigen verantwoordelijkheid en het eigen beheer van elke lidstaat opererende nationale IT-systemen en interoperabele toegangspunten, dat een veilige en betrouwbare grensoverschrijdende uitwisseling van informatie tussen de nationale IT-systemen mogelijk maakt.

Artikel 3

Rechtstreekse verzending tussen gerechten

1.   Verzoeken uit hoofde van artikel 1, lid 1, punt a), worden door het gerecht waarvoor de procedure reeds aanhangig of voorgenomen is (“verzoekend gerecht”) rechtstreeks aan het bevoegde gerecht van een andere lidstaat (“aangezocht gerecht”) gezonden met het oog op de bewijsverkrijging.

2.   Elke lidstaat stelt een lijst op van de gerechten die tot bewijsverkrijging overeenkomstig deze verordening bevoegd zijn. In de lijst worden ook de territoriale en, in voorkomend geval, de bijzondere bevoegdheid van die gerechten aangegeven.

Artikel 4

Centraal orgaan

1.   Elke lidstaat wijst een centraal orgaan aan dat tot taak heeft:

a)

de gerechten informatie te verschaffen;

b)

oplossingen te zoeken indien zich moeilijkheden voordoen bij een verzoek;

c)

in uitzonderlijke gevallen, op verzoek van een verzoekend gerecht een verzoek aan het bevoegde gerecht te doen toekomen.

2.   Lidstaten met een federaal karakter, lidstaten waarin verschillende rechtsstelsels van kracht zijn en lidstaten met autonome territoriale structuren kunnen meer dan één centraal orgaan aanwijzen.

3.   Elke lidstaat wijst tevens het in lid 1 van dit artikel bedoelde centraal orgaan aan dat tot taak heeft, dan wel een of meer bevoegde autoriteiten die tot taak hebben, te beslissen over op grond van artikel 19 ingediende verzoeken.

HOOFDSTUK II

VERZENDING EN UITVOERING VAN VERZOEKEN

AFDELING 1

Verzending van verzoeken

Artikel 5

Vorm en inhoud van verzoeken

1.   Verzoeken worden ingediend met gebruikmaking van formulier A of, in voorkomend geval, formulier L in bijlage I. Elk verzoek bevat de volgende gegevens:

a)

het verzoekende en in voorkomend geval het aangezochte gerecht;

b)

de namen en adressen van de partijen en eventueel van hun vertegenwoordigers;

c)

de aard en het onderwerp van het geding en een beknopte uiteenzetting van de feiten;

d)

een omschrijving van de verzochte bewijsverkrijging;

e)

bij een verzoek om een persoon te verhoren:

de naam en het adres van de te verhoren persoon,

de vragen die aan de te verhoren persoon moeten worden gesteld, dan wel de feiten waarover die persoon moeten worden verhoord,

in voorkomend geval, de vermelding van het recht om niet te getuigen (verschoningsrecht) uit hoofde van het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht,

enig voorschrift dat het verhoor onder ede of belofte moet plaatsvinden en, eventueel, de formule die bij een dergelijke eed of belofte moet worden gebruikt,

in voorkomend geval alle andere informatie die het verzoekende gerecht noodzakelijk acht,

f)

bij een verzoek om andere vormen van bewijsverkrijging dan de in punt e) vermelde vormen, de stukken of andere voorwerpen die moeten worden onderzocht;

g)

in voorkomend geval een verzoek op grond van artikel 12, leden 3 en 4, of artikel 13 of 14 en de voor de uitvoering van een dergelijk verzoek.

2.   Noch het verzoek, noch de bij het verzoek gevoegde stukken behoeven legalisatie of enige andere vergelijkbare formaliteit.

3.   Stukken die naar het oordeel van het verzoekende gerecht noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het verzoek en derhalve moeten worden toegevoegd, gaan vergezeld van een vertaling van de stukken in de taal waarin het verzoek is gesteld.

Artikel 6

Talen

Verzoeken en mededelingen op grond van deze verordening worden gesteld in de officiële taal van de aangezochte lidstaat of, indien er verscheidene officiële talen in die lidstaat zijn, in de officiële taal of één van de officiële talen van de plaats waar de verzochte bewijsverkrijging moet plaatsvinden, of in een andere taal die de lidstaat heeft verklaard te zullen aanvaarden.

Elke lidstaat deelt aan de Commissie, in voorkomend geval, mee in welke andere officiële talen van de Unie dan zijn eigen taal of talen de formulieren in bijlage I mogen worden ingevuld.

Artikel 7

Verzending van verzoeken en van overige mededelingen

1.   Verzoeken en mededelingen op grond van deze verordening worden verzonden via een veilig en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem met inachtneming van de grondrechten en de fundamentele vrijheden. Dat gedecentraliseerde IT-systeem is gebaseerd op een interoperabele oplossing, zoals e-CODEX.

2.   Het algemene rechtskader voor het gebruik van gekwalificeerde vertrouwensdiensten in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014 is van toepassing op de verzoeken en mededelingen die via het gedecentraliseerde IT-systeem worden verzonden.

3.   Indien de in lid 1 van dit artikel bedoelde verzoeken en mededelingen een zegel of handgeschreven handtekening vereisen of daarvan zijn voorzien, mogen in de plaats daarvan gekwalificeerde elektronische zegels of gekwalificeerde elektronische handtekeningen als omschreven in Verordening (EU) nr. 910/2014, worden gebruikt.

4.   Indien verzending overeenkomstig lid 1 niet mogelijk is wegens de verstoring van het gedecentraliseerde IT-systeem of wegens de aard van het betrokken bewijs, of wegens uitzonderlijke omstandigheden, vindt de verzending met behulp van de snelste, meest geschikte alternatieve middelen plaats, ermee rekening houdend dat betrouwbaarheid en veiligheid gewaarborgd moeten zijn.

Artikel 8

Rechtsgevolgen van elektronische stukken

Aan via het gedecentraliseerde IT-systeem verzonden stukken wordt geen rechtsgevolg ontzegd of zij worden in de procedure niet als ontoelaatbaar bewijsmiddel geacht louter omdat zij in elektronische vorm zijn.

AFDELING 2

Ontvangst van verzoeken

Artikel 9

Ontvangst van verzoeken

1.   Het aangezochte bevoegde gerecht stuurt het verzoekende gerecht binnen zeven dagen na de ontvangst van een verzoek een ontvangstbewijs, met gebruikmaking van formulier B in bijlage I. Indien het verzoek niet voldoet aan de in de artikelen 6 en 7 gestelde voorwaarden, maakt het aangezochte gerecht daarvan een aantekening in het ontvangstbewijs.

2.   Indien het aangezochte gerecht niet bevoegdheid is om een verzoek uit te voeren dat met gebruikmaking van formulier A in bijlage I is ingediend en dat aan de in artikel 6 gestelde voorwaarden voldoet, stuurt dat gerecht het verzoek door aan het wel bevoegde gerecht in dezelfde lidstaat en stelt het het verzoekende gerecht daarvan in kennis met gebruikmaking van formulier C in bijlage I.

Artikel 10

Onvolledige verzoeken

1.   Indien een verzoek niet kan worden uitgevoerd omdat het niet alle in artikel 5 vermelde gegevens bevat, stelt het aangezochte gerecht het verzoekende gerecht daar onverwijld en uiterlijk binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek van in kennis met gebruikmaking van formulier D in bijlage I, en verzoekt het het verzoekende gerecht de ontbrekende gegevens, waarvan zo nauwkeurig mogelijk opgave wordt gedaan, toe te zenden.

2.   Indien een verzoek niet kan worden uitgevoerd omdat om een deposito of voorschot is verzocht overeenkomstig artikel 22, lid 3, stelt het aangezochte gerecht het verzoekende gerecht daarvan onverwijld en uiterlijk binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek in kennis met gebruikmaking van formulier D in bijlage I met vermelding van de wijze waarop het deposito of voorschot dient te worden overgemaakt. Het aangezochte gerecht bevestigt de ontvangst van het deposito of voorschot onverwijld en uiterlijk binnen tien dagen na ontvangst ervan met gebruikmaking van formulier E in bijlage I.

Artikel 11

Aanvulling van het verzoek

1.   Indien het aangezochte gerecht op grond van artikel 9, lid 1, op het ontvangstbewijs aantekent dat het verzoek niet voldoet aan de in de artikelen 6 en 7 gestelde voorwaarden, of indien het het verzoekende gerecht er op grond van artikel 10 van in kennis heeft gesteld dat het verzoek niet kan worden uitgevoerd omdat het niet alle in artikel 5 bedoelde gegevens bevat, vangt de in artikel 12 bedoelde termijn aan wanneer het aangezochte gerecht het correct aangevulde verzoek heeft ontvangen.

2.   Wanneer het aangezochte gerecht overeenkomstig artikel 22, lid 3, om een deposito of voorschot heeft verzocht, vangt de in artikel 12 bedoelde termijn aan wanneer het deposito of voorschot is gestort.

AFDELING 3

Bewijsverkrijging door het aangezochte gerecht

Artikel 12

Algemene bepalingen betreffende de uitvoering van een verzoek

1.   Het aangezochte gerecht voert het verzoek onverwijld en uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van het verzoek uit.

2.   Het aangezochte gerecht voert het verzoek uit overeenkomstig zijn nationale recht.

3.   Het verzoekende gerecht kan met gebruikmaking van formulier A in bijlage I het aangezochte gerecht vragen dat het verzoek wordt uitgevoerd volgens een bijzondere procedure waarin wordt voorzien door zijn nationale recht. Het aangezochte gerecht voert het verzoek uit volgens de bijzondere procedure, tenzij dat niet verenigbaar zou zijn met het nationale recht of het dat niet kan doen wegens grote praktische moeilijkheden. Indien het aangezochte gerecht op een van deze gronden geen gehoor geeft aan de vraag om het verzoek volgens een bijzondere procedure uit te voeren, stelt het het verzoekende gerecht daarvan in kennis met gebruikmaking van formulier H in bijlage I.

4.   Het verzoekende gerecht kan het aangezochte gerecht vragen dat bij de bewijsverkrijging wordt gebruikgemaakt van specifieke communicatietechnologie, in het bijzonder video- en teleconferenties.

Het aangezochte gerecht maakt gebruik van de krachtens de eerste alinea gespecificeerde communicatietechnologie, tenzij dat niet verenigbaar zou zijn met zijn nationale recht of het aangezochte gerecht dat niet kan doen wegens grote praktische moeilijkheden.

Indien het aangezochte gerecht op een van deze gronden geen gebruik maakt van de gespecificeerde communicatietechnologie, stelt het het verzoekende gerecht daarvan in kennis met gebruikmaking van formulier H in bijlage I.

Indien de in de eerste alinea bedoelde communicatietechnologie niet beschikbaar is in het verzoekende of in het aangezochte gerecht, kunnen die gerechten dergelijke communicatietechnologie in onderlinge overeenstemming ter beschikking stellen.

Artikel 13

Bewijsverkrijging in aanwezigheid en met deelneming van de partijen

1.   Indien het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht daarin voorziet, hebben de partijen en eventueel hun vertegenwoordigers het recht aanwezig te zijn bij de bewijsverkrijging door het aangezochte gerecht.

2.   In zijn verzoek deelt het verzoekende gerecht het aangezochte gerecht met gebruikmaking van formulier A in bijlage I mee dat de partijen en eventueel hun vertegenwoordigers aanwezig zullen zijn en, in voorkomend geval, dat om hun deelneming aan de bewijsverkrijging wordt verzocht. Die mededeling kan ook op een ander geschikt tijdstip worden gedaan.

3.   Indien wordt verzocht om de deelneming van de partijen en eventueel hun vertegenwoordigers aan de bewijsverkrijging, bepaalt het aangezochte gerecht overeenkomstig artikel 12 de voorwaarden waaronder zij mogen deelnemen.

4.   Het aangezochte gerecht stelt de partijen en eventueel hun vertegenwoordigers met gebruikmaking van formulier I in bijlage I in kennis van het tijdstip waarop en de plaats waar de bewijsverkrijging zal plaatsvinden, en, in voorkomend geval, van de voorwaarden waaronder zij aan de bewijsverkrijging mogen deelnemen.

5.   De leden 1 tot en met 4 doen geen afbreuk aan het vermogen van het aangezochte gerecht om de partijen en eventueel hun vertegenwoordigers te verzoeken bij de bewijsverkrijging aanwezig te zijn of daaraan deel te nemen, indien het nationale recht van zijn lidstaat daarin voorziet.

Artikel 14

Bewijsverkrijging in aanwezigheid van en met deelneming van vertegenwoordigers van het verzoekende gerecht

1.   De vertegenwoordigers van het verzoekende gerecht hebben het recht aanwezig te zijn bij de bewijsverkrijging door het aangezochte gerecht indien zulks verenigbaar is met het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht.

2.   Voor de toepassing van dit artikel omvat het begrip “vertegenwoordiger” het gerechtelijk personeel dat door het verzoekende gerecht is aangewezen overeenkomstig zijn nationale recht. Het verzoekende gerecht kan overeenkomstig zijn nationale recht tevens andere personen aanwijzen, zoals deskundigen.

3.   In zijn verzoek deelt het verzoekende gerecht het aangezochte gerecht met gebruikmaking van formulier A in bijlage I mee dat zijn vertegenwoordigers aanwezig zullen zijn en, in voorkomend geval, dat om hun deelneming aan de bewijsverkrijging wordt verzocht. Die mededeling kan ook op een ander geschikt tijdstip worden gedaan.

4.   Indien wordt verzocht om de deelneming van de vertegenwoordigers van het verzoekende gerecht aan de bewijsverkrijging, bepaalt het aangezochte gerecht overeenkomstig artikel 12 de voorwaarden waaronder zij mogen deelnemen.

5.   Het aangezochte gerecht stelt het verzoekende gerecht met gebruikmaking van formulier I in bijlage I in kennis van het tijdstip waarop en de plaats waar de bewijsverkrijging zal plaatsvinden, en, in voorkomend geval, van de voorwaarden waaronder zijn vertegenwoordigers aan de bewijsverkrijging mogen deelnemen.

Artikel 15

Dwangmaatregelen

Voor zover nodig past het aangezochte gerecht bij de uitvoering van het verzoek de daartoe passende dwangmaatregelen toe waarin het recht van de lidstaat van het aangezochte gerecht voorziet, in de gevallen en in de mate waarin het daartoe verplicht zou zijn bij de uitvoering van een soortgelijk verzoek van de autoriteiten van de eigen staat of van een belanghebbende partij.

Artikel 16

Weigeringen om verzoeken uit te voeren

1.   Een verzoek om een persoon te verhoren wordt niet uitgevoerd indien de betrokken persoon zich beroept op het recht om niet te getuigen (verschoningsrecht) of geen verklaring mag afleggen uit hoofde van:

a)

het recht van de lidstaat van het aangezochte gerecht, of

b)

het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht, en dat recht om niet te getuigen (verschoningsrecht) of dat verbod om een verklaring af te leggen in het verzoek is vermeld of, indien nodig, op eigen verzoek door het verzoekende gerecht werd bevestigd.

2.   De uitvoering van een verzoek kan alleen worden geweigerd op andere dan de in lid 1 vermelde gronden indien een of meer van de volgende gronden van toepassing zijn:

a)

het verzoek valt niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening;

b)

de uitvoering van het verzoek behoort volgens het recht van de lidstaat van het aangezochte gerecht niet tot de bevoegdheid van de rechterlijke macht;

c)

het verzoekende gerecht geeft niet binnen 30 dagen gehoor aan het verzoek van het aangezochte gerecht om het verzoek om bewijsverkrijging aan te vullen op grond van artikel 10, of

d)

een deposito of voorschot waarom overeenkomstig artikel 22, lid 3, is verzocht, is niet gestort binnen 60 dagen nadat het aangezochte gerecht daarom heeft verzocht.

3.   Een aangezocht gerecht mag niet weigeren een verzoek uit te voeren op de enkele grond dat een ander gerecht overeenkomstig zijn nationale recht bij uitsluiting bevoegd is voor de in die zaak aan de orde zijnde aangelegenheid, dan wel dat het recht van die lidstaat geen vorderingsrecht toestaat voor die aangelegenheid.

4.   Indien de uitvoering van een verzoek op een van de in lid 2 genoemde gronden wordt geweigerd, stelt het aangezochte gerecht het verzoekende gerecht daar met gebruikmaking van formulier K in bijlage I binnen 60 dagen na ontvangst van het verzoek van in kennis.

Artikel 17

Kennisgeving van vertraging

Indien het aangezochte gerecht het verzoek niet binnen 90 dagen na de ontvangst ervan kan uitvoeren, stelt het het verzoekende gerecht daarvan in kennis met gebruikmaking van formulier J in bijlage I. Daarbij wordt opgave gedaan van de redenen voor de vertraging en van de tijd die het meent nodig te hebben om het verzoek uit te voeren.

Artikel 18

Procedure na de uitvoering van het verzoek

Het aangezochte gerecht doet het verzoekende gerecht onverwijld de stukken ten bewijze van de uitvoering van het verzoek toekomen en zendt in voorkomend geval de van het verzoekende gerecht ontvangen stukken terug. Die stukken gaan vergezeld van een uitvoeringsbevestiging waarvoor formulier K in bijlage I wordt gebruikt.

AFDELING 4

Rechtstreekse bewijsverkrijging door het verzoekende gerecht en bewijsverkrijging door diplomatieke of consulaire ambtenaren

Artikel 19

Rechtstreekse bewijsverkrijging door het verzoekende gerecht

1.   Wanneer een gerecht om rechtstreekse bewijsverkrijging in een andere lidstaat verzoekt, dient het daartoe met gebruikmaking van formulier L in bijlage I een verzoek in bij het centraal orgaan of bij de bevoegde autoriteit van die lidstaat.

2.   Rechtstreekse bewijsverkrijging is alleen mogelijk indien zij vrijwillig en zonder dwangmaatregelen kan worden verricht.

Indien de rechtstreekse bewijsverkrijging inhoudt dat een persoon moet worden verhoord, stelt het verzoekende gerecht die persoon ervan in kennis dat de bewijsverkrijging vrijwillig moet verlopen.

3.   De rechtstreekse bewijsverkrijging wordt verricht door een overeenkomstig het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht aangewezen lid van het gerechtelijk personeel of andere persoon zoals een deskundige.

4.   Binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek om rechtstreekse bewijsverkrijging deelt het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat met gebruikmaking van formulier M in bijlage I aan het verzoekende gerecht mee of het verzoek is aanvaard en, indien nodig, aan het verzoekende gerecht mee onder welke voorwaarden de rechtstreekse bewijsverkrijging overeenkomstig het recht van zijn lidstaat moet worden verricht.

Het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit kan een gerecht van zijn lidstaat opdragen aan de rechtstreekse bewijsverkrijging deel te nemen teneinde te garanderen dat dit artikel correct wordt toegepast en dat de voorwaarden waaronder de rechtstreekse bewijsverkrijging moet worden verricht, in acht worden genomen.

5.   Indien het verzoekende gerecht binnen 30 dagen na de ontvangstbevestiging van het verzoek om rechtstreekse bewijsverkrijging geen informatie heeft ontvangen over de vraag of het verzoek is ingewilligd, kan het het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat een herinnering sturen. Indien het verzoekende gerecht binnen 15 dagen na de ontvangstbevestiging van de herinnering geen antwoord heeft ontvangen, wordt het verzoek om rechtstreekse bewijsverkrijging geacht te zijn ingewilligd. In buitengewone omstandigheden waarin het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit binnen de termijn die volgt op de herinnering niet kon reageren op het verzoek, kunnen de redenen voor de weigering van rechtstreekse bewijsverkrijging echter bij wijze van uitzondering nog op elk moment na het verstrijken van die termijn worden aangevoerd, en wel tot het moment van de feitelijke rechtstreekse bewijsverkrijging.

6.   Het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat kan een gerecht van zijn lidstaat opdragen praktische bijstand te verlenen bij de rechtstreekse bewijsverkrijging.

7.   Het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat kan een verzoek om rechtstreekse bewijsverkrijging slechts weigeren indien:

a)

het verzoek niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt;

b)

het verzoek niet alle in artikel 5 bedoelde gegevens bevat, of

c)

de verzochte rechtstreekse bewijsverkrijging in strijd is met fundamentele rechtsbeginselen in zijn lidstaat.

8.   Onverminderd de overeenkomstig lid 4 bepaalde voorwaarden verricht het verzoekende gerecht de rechtstreekse bewijsverkrijging overeenkomstig het recht van zijn lidstaat.

Artikel 20

Rechtstreekse bewijsverkrijging via videoconferentie of andere technologie voor communicatie op afstand

1.   Indien voor de bewijsverkrijging een in een andere lidstaat aanwezige persoon moet worden verhoord, en het gerecht om rechtstreekse bewijsverkrijging overeenkomstig artikel 19 verzoekt, verricht dat gerecht de bewijsverkrijging via videoconferentie of andere technologie voor communicatie op afstand, op voorwaarde dat dergelijke technologie voor het gerecht beschikbaar is en het gerecht van mening is dat het gebruik ervan in de specifieke omstandigheden van de zaak wenselijk is.

2.   Een verzoek om rechtstreekse bewijsverkrijging via videoconferentie of andere technologie voor communicatie op afstand wordt ingediend met gebruikmaking van formulier N in bijlage I. Het verzoekende gerecht en het centraal orgaan of de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat, of het gerecht waaraan is opgedragen praktische bijstand te verlenen bij de rechtstreekse bewijsverkrijging, bereiken overeenstemming over de praktische regelingen voor het verhoor.

Op verzoek krijgt het verzoekende gerecht indien nodig bijstand bij het vinden van een tolk.

Artikel 21

Bewijsverkrijging door diplomatieke of consulaire ambtenaren

De lidstaten kunnen in hun nationale recht bepalen dat hun gerechten hun diplomatieke of consulaire ambtenaren op het grondgebied van een andere lidstaat en binnen het gebied waar zij geaccrediteerd zijn, kunnen verzoeken om bewijs te verkrijgen in de gebouwen van de diplomatieke missie of het consulaat, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, zonder dat een voorafgaand verzoek nodig is, door onderdanen van de lidstaat die zij vertegenwoordigen, op vrijwillige basis en zonder dwang te verhoren in het kader van een procedure die aanhangig is bij een gerecht van de lidstaat die zij vertegenwoordigen. De aangezochte diplomatieke of consulaire ambtenaar voert het verzoek uit overeenkomstig het recht van zijn lidstaat.

AFDELING 5

Kosten

Artikel 22

Kosten

1.   De uitvoering van een verzoek om bewijsverkrijging overeenkomstig artikel 12 geeft geen aanleiding tot enige vordering tot terugbetaling van heffingen of kosten.

2.   In afwijking van lid 1 kan het aangezochte gerecht om terugbetaling van heffingen of kosten verzoeken. Indien het aangezochte gerecht om terugbetaling verzoekt, zorgt het verzoekende gerecht voor de onverwijlde terugbetaling van het volgende:

de vergoedingen die betaald zijn aan deskundigen en tolken, en

de kosten die veroorzaakt zijn door de toepassing van artikel 12, leden 3 en 4.

De op de partijen rustende verplichting om dergelijke vergoedingen of kosten te dragen, wordt beheerst door het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht.

3.   Wanneer het advies van een deskundige wordt vereist, kan het aangezochte gerecht, vóór de uitvoering van het verzoek om bewijsverkrijging, het verzoekende gerecht verzoeken om een passend deposito of voorschot voor de verwachte kosten van het deskundigenadvies. In alle andere gevallen vormt een deposito of voorschot geen voorwaarde voor de uitvoering van een verzoek om bewijsverkrijging.

Partijen storten een deposito of voorschot indien het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht dat bepaalt.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

Handleiding en wijziging van bijlage I

1.   De Commissie stelt een handleiding op met de gegevens die de lidstaten overeenkomstig artikel 31 hebben verstrekt en met de geldende overeenkomsten of regelingen overeenkomstig artikel 29, lid 3, en werkt die handleiding op gezette tijden bij. Zij maakt de handleiding elektronisch beschikbaar, met name via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken en op het Europees e-justitieportaal.

2.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 24 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I om de daarin opgenomen formulieren bij te werken of technisch aan te passen.

Artikel 24

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 23, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 22 december 2020. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 23, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een op grond van artikel 23, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 25

Vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie

1.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot invoering van het gedecentraliseerde IT-systeem, waarbij de volgende zaken worden geregeld:

a)

de technische specificatie ter bepaling van de methoden voor communicatie langs elektronische weg ten behoeve van het gedecentraliseerde IT-systeem;

b)

de technische specificaties voor communicatieprotocollen;

c)

de doelstellingen inzake informatiebeveiliging en relevante technische maatregelen ter waarborging van minimumnormen voor informatiebeveiliging voor het verwerken en verstrekken van informatie binnen het gedecentraliseerde IT-systeem;

d)

de minimumbeschikbaarheidsdoelstellingen en mogelijke daarmee verband houdende technische vereisten voor de door het gedecentraliseerde IT-systeem verstrekte diensten;

e)

het instellen van een uit vertegenwoordigers van de lidstaten bestaande stuurgroep die de exploitatie en het onderhoud van het gedecentraliseerde IT-systeem moet waarborgen om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden uiterlijk op 23 maart 2022 vastgesteld volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 26

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 27

Referentie-implementatiesoftware

1.   De Commissie is verantwoordelijk voor het creëren, onderhouden en verder ontwikkelen van referentie-implementatiesoftware die de lidstaten eventueel in de plaats van een nationaal IT-systeem als back-endsysteem wensen te gebruiken. Het creëren, onderhouden en verder ontwikkelen van de referentie-implementatiesoftware worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.

2.   De Commissie levert, onderhoudt en ondersteunt de implementatie van de aan de toegangspunten onderliggende softwarecomponenten kosteloos.

Artikel 28

Kosten van het gedecentraliseerde IT-systeem

1.   Elke lidstaat draagt de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van zijn toegangspunten waardoor de nationale IT-systemen in het kader van het gedecentraliseerde IT-systeem zijn verbonden.

2.   Elke lidstaat draagt de kosten in verband met het zodanig invoeren en aanpassen van zijn nationale IT-systemen dat deze interoperabel zijn met de toegangspunten, en draagt de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.

3.   De leden 1 en 2 doen geen afbreuk aan de mogelijkheid van de lidstaten om in het kader van de financiële programma’s van de Unie subsidies aan te vragen ter ondersteuning van de in die leden bedoelde activiteiten.

Artikel 29

Verband met overeenkomsten of regelingen tussen lidstaten

1.   In de betrekkingen tussen de lidstaten die partij zijn bij bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen, met name bij het Verdrag van Den Haag van 1 maart 1954 betreffende de burgerlijke rechtsvordering en het Verdrag van Den Haag van 18 maart 1970 inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken, heeft deze verordening voor de aangelegenheden waarop zij van toepassing is voorrang op andersluidende bepalingen van die overeenkomsten of regelingen.

2.   Deze verordening belet lidstaten niet overeenkomsten of regelingen te behouden of te sluiten om de bewijsverkrijging verder te vergemakkelijken, mits die overeenkomsten of regelingen met deze verordening verenigbaar zijn.

3.   Elke lidstaat verzendt het volgende aan de Commissie:

a)

een exemplaar van elke in lid 2 bedoelde tussen de lidstaten gesloten overeenkomst of regeling, alsook ontwerpen van dergelijke overeenkomsten of regelingen die hij zich voorneemt vast te stellen, en

b)

elke opzegging of wijziging van die overeenkomsten of regelingen.

Artikel 30

Bescherming van verzonden gegevens

1.   Elke verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening, met inbegrip van de uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten, geschiedt conform Verordening (EU) 2016/679.

Elke uitwisseling of doorgifte van gegevens door de bevoegde autoriteiten van de Unie geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.

Persoonsgegevens die niet relevant zijn voor de behandeling van een specifiek geval, worden onmiddellijk gewist.

2.   De uit hoofde van het nationale recht bevoegde autoriteit(en) wordt (worden) als verwerkingsverantwoordelijke(n) in de zin van Verordening (EU) 2016/679 beschouwd ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening.

3.   Niettegenstaande de leden 1 en 2 worden de uit hoofde van deze verordening verzonden gegevens door het aangezochte gerecht alleen gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn verzonden.

4.   De aangezochte gerechten waarborgen dat dergelijke gegevens vertrouwelijk blijven overeenkomstig hun nationale recht.

5.   De leden 3 en 4 doen geen afbreuk aan nationaal recht dat degenen wier gegevens het betreft, in staat stelt te worden ingelicht omtrent het gebruik van uit hoofde van deze verordening verzonden gegevens.

6.   Deze verordening doet geen afbreuk aan Richtlijn 2002/58/EG.

Artikel 31

Mededelingen

1.   De lidstaten delen de Commissie het volgende mee:

a)

de op grond van artikel 3, lid 2, opgestelde lijst met vermelding van de territoriale en, indien van toepassing, de bijzondere bevoegdheid van de gerechten;

b)

de namen en adressen van de centrale organen en bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen op grond van artikel 4, lid 3, met vermelding van hun territoriale bevoegdheid;

c)

de technische middelen voor de ontvangst van verzoeken waarover de gerechten op de op grond van artikel 3, lid 2, opgestelde lijst beschikken;

d)

de talen waarin verzoeken kunnen worden gesteld zoals bepaald in artikel 6.

2.   De lidstaten delen de Commissie alle wijzigingen van de in lid 1 bedoelde gegevens mee.

3.   Elke lidstaat deelt de Commissie de nadere gegevens mee van de andere autoriteiten die bevoegd zijn om bewijs te verkrijgen met het oog op een gerechtelijke procedure in burgerlijke en handelszaken. De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van wijzigingen in die nadere gegevens.

4.   De lidstaten kunnen de Commissie ervan in kennis stellen dat zij het gedecentraliseerde IT-systeem eerder kunnen exploiteren dan bij deze verordening vereist. De Commissie stelt dergelijke informatie elektronisch ter beschikking, met name via het Europees e-justitieportaal.

Artikel 32

Monitoring

1.   Uiterlijk op 2 juli 2023 stelt de Commissie een gedetailleerd programma op voor monitoring van de outputs, resultaten en effecten van deze verordening.

2.   In het monitoringprogramma wordt aangegeven welke actie de Commissie en de lidstaten moeten ondernemen om de outputs, resultaten en effecten van deze verordening te monitoren. Daarin wordt vermeld wanneer de in lid 3 bedoelde gegevens voor het eerst moeten worden verzameld, met als uiterste datum 2 juli 2026, en met welke frequentie die gegevens daarna moeten worden verzameld.

3.   De lidstaten verstrekken de Commissie met het oog op monitoring de volgende gegevens, indien beschikbaar:

a)

het aantal overeenkomstig artikel 7, lid 1, respectievelijk artikel 19, lid 1, verzonden verzoeken om bewijsverkrijging;

b)

het aantal overeenkomstig artikel 12, respectievelijk artikel 19, lid 8, uitgevoerde verzoeken om bewijsverkrijging;

c)

het aantal gevallen waarin het verzoek om bewijsverkrijging langs een andere weg dan via het gedecentraliseerde IT-systeem is verzonden, overeenkomstig artikel 7, lid 4.

4.   De referentie-implementatiesoftware en, indien zo uitgerust, het nationale back-endsysteem verzamelen programmagewijs de in lid 3, punten a) en b), bedoelde gegevens en zenden deze regelmatig toe aan de Commissie.

Artikel 33

Evaluatie

1.   Uiterlijk vijf jaar na de datum met ingang waarvan artikel 7 overeenkomstig artikel 35, lid 3, van toepassing is voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en doet zij over de belangrijkste bevindingen verslag aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, indien passend vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is voor het opstellen van het in lid 1 bedoelde verslag.

Artikel 34

Intrekking

1.   Verordening (EG) nr. 1206/2001 wordt ingetrokken met ingang van de datum van toepassing van deze verordening, met uitzondering van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1206/2001, dat wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 35, lid 3, van deze verordening bedoelde datum van toepassing van artikel 7.

2.   Elke verwijzing naar de ingetrokken verordening wordt gelezen als een verwijzing naar deze verordening en wordt gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 35

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2022.

2.   Artikel 31, lid 3, is van toepassing met ingang van 23 maart 2022.

3.   Artikel 7 is van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 25 bedoelde uitvoeringshandelingen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 25 november 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 56.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 februari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 4 november 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 23 november 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PB L 174 van 27.6.2001, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (PB L 178 van 2.7.2019, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 107).

(7)  Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

(8)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(9)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (PB L 7 van 10.1.2009, blz. 1).

(11)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(12)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(13)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(14)  PB C 370 van 31.10.2019, blz. 24.


BIJLAGE I

FORMULIER A

VERZOEK OM BEWIJSVERKRIJGING

(Artikel 5 van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (1))

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

2.

Verzoekend gerecht:

2.1.

Naam:

2.2.

Adres:

2.2.1.

Straat en nummer/postbus:

2.2.2.

Postcode en plaats:

2.2.3.

Land:

2.3.

Telefoon:

2.4.

Fax ((*)):

2.5.

E-mail:

3.

Aangezocht gerecht:

3.1.

Naam:

3.2.

Adres:

3.2.1.

Straat en nummer/postbus:

3.2.2.

Postcode en plaats:

3.2.3.

Land:

3.3.

Telefoon:

3.4.

Fax ((*)):

3.5.

E-mail:

4.

In de zaak van navolgende eiser(s)/verzoeker(s) (2):

4.1.

Naam:

4.2.

Adres:

4.2.1.

Straat en nummer/postbus:

4.2.2.

Postcode en plaats:

4.2.3.

Land:

4.3.

Telefoon ((*)):

4.4.

Fax ((*)):

4.5.

E-mail: ((*)):

5.

Vertegenwoordigers van eiser(s)/verzoeker(s):

5.1.

Naam:

5.2.

Adres:

5.2.1.

Straat en nummer/postbus:

5.2.2.

Postcode en plaats:

5.2.3.

Land:

5.3.

Telefoon:

5.4.

Fax ((*))

5.5.

E-mail:

6.

Tegen gedaagde(n)/verweerder(s) (3):

6.1.

Naam:

6.2.

Adres:

6.2.1.

Straat en nummer/postbus:

6.2.2.

Postcode en plaats:

6.2.3.

Land:

6.3.

Telefoon ((*)):

6.4.

Fax ((*))

6.5.

E-mail: ((*)):

7.

Vertegenwoordigers van gedaagde(n)/verweerder(s):

7.1.

Naam:

7.2.

Adres:

7.2.1.

Straat en nummer/postbus:

7.2.2.

Postcode en plaats:

7.2.3.

Land:

7.3.

Telefoon:

7.4.

Fax ((*)):

7.5.

E-mail:

8.

Aanwezigheid en deelname van de partijen

8.1.

De partijen en hun eventuele vertegenwoordigers die aanwezig zullen zijn bij de bewijsverkrijging: ☐

8.2.

Er is verzocht om deelname van de partijen en van hun eventuele vertegenwoordigers: ☐

8.3.

Indien een partij of haar vertegenwoordiger bij de bewijsverkrijging aanwezig zal zijn, moet worden gezorgd voor vertolking in de volgende taal: ☐ BG, ☐ ES, ☐ CZ, ☐ DE, ☐ ET, ☐ EL, ☐ EN, ☐ FR, ☐ GA, ☐ HR, ☐ IT, ☐ LV, ☐ LT, ☐ HU, ☐ MT, ☐ NL, ☐ PL, ☐ PT, ☐ RO, ☐ SK, ☐ SL, ☐ FI, ☐ SV, ☐ andere:

9.

Aanwezigheid en deelname van de vertegenwoordigers van het verzoekende gerecht: ☐

9.1.

Vertegenwoordigers zullen aanwezig zijn bij de bewijsverkrijging: ☐

9.2.

Er is verzocht om deelname van de vertegenwoordigers: (4)

9.2.1.

Naam:

9.2.2.

Titel:

9.2.3.

Functie:

9.2.4.

Taak:

9.3.

Indien een vertegenwoordiger van het verzoekende gerecht bij de bewijsverkrijging aanwezig zal zijn, moet worden gezorgd voor vertolking in de volgende taal: ☐ BG, ☐ ES, ☐ CZ, ☐ DE, ☐ ET, ☐ EL, ☐ EN, ☐ FR, ☐ GA, ☐ HR, ☐ IT, ☐ LV, ☐ LT, ☐ HU, ☐ MT, ☐ NL, ☐ PL, ☐ PT, ☐ RO, ☐ SK, ☐ SL, ☐ FI, ☐ SV, ☐ andere:

10.

Aard en onderwerp van de zaak en een beknopt overzicht van de feiten (eventueel in een bijlage):

11.

Te verrichten bewijsverkrijging

11.1.

Beschrijving van de te verrichten bewijsverkrijging (eventueel in een bijlage):

11.2.

Verhoren van getuigen: ☐

11.2.1.

Voornamen en achternaam:

11.2.2.

Geboortedatum, indien beschikbaar:

11.2.3.

Adres:

11.2.3.1.

Straat en nummer/postbus:

11.2.3.2.

Postcode en plaats:

11.2.3.3.

Land:

11.2.4.

Telefoon ((*)):

11.2.5.

Fax ((*)):

11.2.6.

E-mail: ((*)):

11.2.7.

Vragen die moeten worden gesteld aan de getuige of een verklaring betreffende de feiten waarover deze moet worden verhoord (eventueel in een bijlage):

11.2.8.

Recht om te weigeren te getuigen overeenkomstig het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht (eventueel in een bijlage): ja ☐ neen ☐

11.2.9.

Gelieve de getuige te verhoren

11.2.9.1.

onder ede: ☐

11.2.9.2.

onder belofte: ☐

11.2.10.

Alle andere informatie die het verzoekende gerecht noodzakelijk acht (eventueel in een bijlage)

11.3.

Andere bewijsverkrijging

11.3.1.

Te onderzoeken stukken en een beschrijving van de gevraagde bewijsverkrijging (eventueel in een bijlage):

11.3.2.

Te onderzoeken voorwerpen en een beschrijving van de gevraagde bewijsverkrijging (eventueel in een bijlage):

12.

Gelieve het verzoek uit te voeren

12.1.

volgens een bijzondere procedure (artikel 12, lid 3, van Verordening (EU) 2020/1783) waarin wordt voorzien door het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht als beschreven in bijlage ☐

12.2.

en/of met gebruikmaking van communicatietechnologie (artikel 12, lid 4 van Verordening (EU) 2020/1783) als beschreven in formulier N ☐

12.3.

de volgende gegevens zijn nodig voor de uitvoering van het verzoek:

13.

Redenen om niet via het gedecentraliseerde IT-systeem te verzenden (artikel 7, lid 4, van Verordening (EU) 2020/1783) (5)

Elektronische verzending was niet mogelijk door:

verstoring van het IT-systeem

de aard van het bewijs

uitzonderlijke omstandigheden

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER B

BEVESTIGING VAN ONTVANGST VAN EEN VERZOEK OM BEWIJSVERKRIJGING

(Artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (6))

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

2.

Dossiernummer van het aangezochte gerecht:

3.

Naam van het verzoekende gerecht:

4.

Aangezocht gerecht:

4.1.

Naam:

4.2.

Adres:

4.3.

Telefoon:

4.4.

Fax ((*)):

4.5.

E-mail:

5.

Het verzoek is op …. (datum van ontvangst) ontvangen door het in punt 4 genoemde gerecht.

6.

Het verzoek kan niet worden behandeld om een van de volgende redenen:

6.1.

De bij het invullen van het formulier gebruikte taal wordt niet aanvaard (artikel 6 van Verordening (EU) 2020/1783) ☐

6.1.1.

Gelieve een van de volgende talen te gebruiken:

6.2.

Het stuk is onleesbaar ☐

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER C

KENNISGEVING VAN HET DOORSTUREN VAN EEN VERZOEK OM BEWIJSVERKRIJGING

(Artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (7))

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

2.

Naam van het verzoekende gerecht:

3.

Dossiernummer van het aangezochte gerecht:

4.

Het verzoek om bewijsverkrijging valt niet onder de bevoegdheid van het gerecht dat is vermeld in punt 3 van het verzoek om bewijsverkrijging en wordt doorgestuurd aan:

4.1.

Naam van het bevoegde gerecht:

4. 2.

Adres:

4.2.1.

Straat en nummer/postbus:

4.2.2.

Postcode en plaats:

4.2.3.

Land:

4.3.

Telefoon:

4.4.

Fax ((*)):

4.5.

E-mail:

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER D

VERZOEK OM AANVULLING VAN EEN VERZOEK OM BEWIJSVERKRIJGING

(Artikel 10 van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (8))

1.

Dossiernummer van het aangezochte gerecht:

2.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

3.

Naam van het aangezochte gerecht:

4.

Naam van het verzoekende gerecht:

5.

Het verzoek om bewijsverkrijging kan niet worden uitgevoerd zonder de volgende aanvullende informatie:

6.

Het verzoek om bewijsverkrijging kan niet worden uitgevoerd voordat een deposito of voorschot is gestort overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Verordening (EU) 2020/1783. Het deposito of voorschot dient op de volgende wijze te worden gestort:

6.1.

Naam van de rekeninghouder:

6.2.

Banknaam/BIC of andere relevante bankcode:

6.3.

Rekeningnummer/IBAN:

6.4.

Datum waarop de betaling verschuldigd was:

6.5.

Bedrag van het gevraagde deposito of voorschot:

6.6.

Munteenheid:

☐ Euro (EUR)

☐ Bulgaarse lev (BGN)

☐ Kroatische kuna (HRK)

☐ Tsjechische kroon (CZK)

☐ Hongaarse forint (HUF)

☐ Poolse zloty (PLN)

☐ Pond sterling (GBP)

☐ Roemeense leu (RON)

☐ Zweedse kroon (SEK)

☐ Andere (gelieve de ISO-code te vermelden):

6.7.

Referentienummer van de betaling/omschrijving/bericht aan ontvanger:

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER E

BEVESTIGING VAN ONTVANGST VAN EEN DEPOSITO OF VOORSCHOT

(Artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (9))

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

2.

Dossiernummer van het aangezochte gerecht:

3.

Naam van het verzoekende gerecht:

4.

Naam van het aangezochte gerecht:

5.

Het deposito of voorschot is op … (datum van ontvangst) ontvangen door het in punt 4 genoemde gerecht.

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER F (10)

VERZOEK OM INFORMATIE OVER VERTRAGING

(Artikel 12, lid 1, en artikel 19, lid 4, van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (11))

NAVOLGEND VERZOEK OM BEWIJSVERKRIJGING IS VERZONDEN, MAAR ER IS GEEN INFORMATIE BESCHIKBAAR OVER DE UITKOMST VAN DE BEWIJSVERKRIJGING

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

2.

Dossiernummer van het aangezochte gerecht/het centraal orgaan/de bevoegde autoriteit (indien beschikbaar):

3.

Naam van het verzoekende gerecht:

4.

Naam van het aangezochte gerecht/het centraal orgaan/de bevoegde autoriteit:

5.

Het oorspronkelijke verzoek om bewijsverkrijging (formulier A) of het oorspronkelijke verzoek om rechtstreekse bewijsverkrijging (formulier L) is bijgevoegd. ☐

Informatie waarover het verzoekende gerecht beschikt:

5.1.

Verzending van verzoek ☐

Datum …………………………………………

5.2.

Ontvangstbevestiging ☐

Datum …………………………………………

5.3.

Kennisgeving van vertraging ☐

Datum …………………………………………

5.4.

Ontvangst van andere informatie ☐

………………………………………………………

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER G (12)

ANTWOORD OP VERZOEK OM INFORMATIE OVER VERTRAGING

(Artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (13))

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

2.

Dossiernummer van het aangezochte gerecht/het centraal orgaan/de bevoegde autoriteit (indien beschikbaar):

3.

Naam van het verzoekende gerecht

4.

Naam van het aangezochte gerecht/het centraal orgaan/de bevoegde autoriteit:

5.

DE VERTRAGING WAS TE WIJTEN AAN:

5.1.

Verzoek om bewijsverkrijging niet ontvangen ☐

5.2.

Huidig adres van de te verhoren persoon moet nog worden vastgesteld ☐

5.3.

Kennisgeving van de oproep aan de te verhoren persoon is nog gaande ☐

5.4.

Aan de persoon is een oproep betekend, maar hij/zij is niet verschenen op de hoorzitting ☐

5.5.

Verzoek beantwoord op … (datum). Antwoord in de bijlage ☐

5.6.

Betaling van op …… (datum) gevraagde deposito of voorschot niet ontvangen ☐

5.7.

Overige: … ☐

6.

Vermoedelijk zal het verzoek zijn uitgevoerd tegen …… (geschatte datum aangeven).

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER H

KENNISGEVING MET BETREKKING TOT HET VERZOEK OM BIJZONDERE PROCEDURES TOE TE PASSEN EN/OF COMMUNICATIETECHNOLOGIEËN TE MOGEN GEBRUIKEN

(Artikel 12, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (14))

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

2.

Dossiernummer van het aangezochte gerecht:

3.

Naam van het verzoekende gerecht:

4.

Naam van het aangezochte gerecht:

5.

Aan de wens om het verzoek om bewijsverkrijging uit te voeren volgens de in punt 12.1 van het verzoek om bewijsverkrijging (formulier A) vermelde bijzondere procedure, kon geen gehoor worden gegeven om de volgende redenen:

5.1.

de verzochte procedure is niet verenigbaar met het recht van de lidstaat van het aangezochte gerecht: ☐

5.2.

toepassing van de verzochte procedure is niet mogelijk wegens grote praktische moeilijkheden: ☐

6.

Aan de wens om het verzoek om bewijsverkrijging uit te voeren met gebruikmaking van de in punt 12.2 van het verzoek om bewijsverkrijging (formulier A) genoemde technologie voor communicatie op afstand, kon geen gehoor worden gegeven om de volgende redenen:

6.1.

het gebruik van communicatietechnologie is niet verenigbaar met het recht van de lidstaat van het aangezochte gerecht ☐

6.2.

het gebruik van communicatietechnologie is niet mogelijk wegens grote praktische moeilijkheden ☐

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER I

KENNISGEVING VAN DE DATUM, HET TIJDSTIP EN DE PLAATS VAN DE BEWIJSVERKRIJGING EN DE VOORWAARDEN VOOR DEELNEMING

(Artikel 13, lid 4, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (15))

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

2.

Dossiernummer van het aangezochte gerecht:

3.

Verzoekend gerecht

3.1.

Naam:

3.2.

Adres:

3.2.1.

Straat en nummer/postbus:

3.2.2.

Postcode en plaats:

3.2.3.

Land:

3.3.

Telefoon:

3.4.

Fax ((*)):

3.5.

E-mail:

4.

Aangezocht gerecht:

4.1.

Naam:

4.2.

Adres:

4.2.1.

Straat en nummer/postbus:

4.2.2.

Postcode en plaats:

4.2.3.

Land:

4.3.

Telefoon:

4.4.

Fax ((*)):

4.5.

E-mail:

5.

Datum en tijdstip van de bewijsverkrijging:

6.

Plaats van de bewijsverkrijging indien anders dan in punt 4:

7.

Eventuele voorwaarden waaronder de partijen en hun eventuele vertegenwoordigers kunnen deelnemen:

8.

Eventuele voorwaarden waaronder de vertegenwoordigers van het verzoekende gerecht kunnen deelnemen:

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER J

KENNISGEVING VAN VERTRAGING

(Artikel 17 van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (16))

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

2.

Dossiernummer van het aangezochte gerecht:

3.

Naam van het verzoekende gerecht:

4.

Naam van het aangezochte gerecht:

5.

Het verzoek om bewijsverkrijging kan om de volgende redenen niet binnen 90 dagen na ontvangst worden uitgevoerd:

5.1.

Huidig adres van de te verhoren persoon moet nog worden vastgesteld ☐

5.2.

Kennisgeving van de oproep aan de te verhoren persoon is nog gaande ☐

5.3.

Aan de persoon is een oproep betekend, maar hij/zij is niet verschenen op de hoorzitting ☐

5.4.

Verzoek beantwoord op … (datum). Antwoord in de bijlage ☐

5.5.

Betaling van op …. (datum) gevraagde deposito of voorschot niet ontvangen ☐

5.6.

Overige (specificeer): … ☐

6.

Vermoedelijk zal het verzoek zijn uitgevoerd tegen …. (geef een vermoedelijke datum aan).

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER K

INFORMATIE OVER DE UITVOERING VAN HET VERZOEK OM BEWIJSVERKRIJGING

(Artikelen 16 en 18 van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (17))

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

2.

Dossiernummer van het aangezochte gerecht:

3.

Naam van het verzoekende gerecht:

4.

Naam van het aangezochte gerecht:

5.

Het verzoek om bewijsverkrijging is uitgevoerd. ☐

De stukken ten bewijze van de uitvoering van het verzoek om bewijsverkrijging gaan in de bijlage:

6.

De uitvoering van het verzoek om bewijsverkrijging is geweigerd om de volgende reden:

6.1.

De te verhoren persoon heeft zich beroepen op het recht om niet te getuigen (verschoningsrecht) of op een verbod om een verklaring af te leggen uit hoofde van: ☐

6.1.1.

het recht van de lidstaat van het aangezochte gerecht: ☐

6.1.2.

het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht: ☐

6.2.

Het verzoek om bewijsverkrijging valt niet binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2020/1783 ☐

6.3.

Uitvoering van het verzoek om bewijsverkrijging behoort volgens het recht van de lidstaat van het aangezochte gerecht niet tot de bevoegdheid van de rechterlijke macht ☐

6.4.

Het verzoekende gerecht heeft niet voldaan aan het verzoek om aanvullende informatie van het aangezochte gerecht van …. (datum van het verzoek om aanvullende informatie) ☐

6.5.

Er is geen overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Verordening (EU) 2020/1783 gevraagd deposito of voorschot gestort. ☐

7.

Overige redenen waarom geen uitvoering aan het verzoek is gegeven:

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER L

VERZOEK OM RECHTSTREEKSE BEWIJSVERKRIJGING

(Artikelen 19 en 20 van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (18))

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

2.

Dossiernummer van het centraal orgaan/de bevoegde autoriteit ((*)):

3.

Verzoekend gerecht:

3.1.

Naam:

3.2.

Adres:

3.2.1.

Straat en nummer/postbus:

3.2.2.

Postcode en plaats:

3.2.3.

Land:

3.3.

Telefoon:

3.4.

Fax ((*)):

3.5.

E-mail:

4.

Centraal orgaan/bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat

4.1.

Naam:

4.2.

Adres:

4.2.1.

Straat en nummer/postbus:

4.2.2.

Postcode en plaats:

4.2.3.

Land:

4.3.

Telefoon:

4.4.

Fax ((*)):

4.5.

E-mail:

5.

In de zaak van navolgende eiser(s)/verzoeker(s) (19):

5.1.

Naam:

5.2.

Adres:

5.2.1.

Straat en nummer/postbus:

5.2.2.

Postcode en plaats:

5.2.3.

Land:

5.3.

Telefoon ((*)):

5.4.

Fax ((*)):

5.5.

E-mail: ((*)):

6.

Vertegenwoordigers van de eiser(s)/verzoeker(s):

6.1.

Naam:

6.2.

Adres:

6.2.1.

Straat en nummer/postbus:

6.2.2.

Postcode en plaats:

6.2.3.

Land:

6.3.

Telefoon:

6.4.

Fax ((*)):

6.5.

E-mail:

7.

Tegen de gedaagde(n)/verweerder(s) (20):

7.1.

Naam:

7.2.

Adres:

7.2.1.

Straat en nummer/postbus:

7.2.2.

Postcode en plaats:

7.2.3.

Land:

7.3.

Telefoon ((*)):

7.4.

Fax ((*)):

7.5.

E-mail: ((*)):

8.

Vertegenwoordigers van gedaagde(n)/verweerder(s):

8.1.

Naam:

8.2.

Adres:

8.2.1.

Straat en nummer/postbus:

8.2.2.

Postcode en plaats:

8.2.3.

Land:

8.3.

Telefoon:

8.4.

Fax ((*)):

8.5.

E-mail:

9.

Het bewijs zal worden verkregen door:

9.1.

Naam:

9.2.

Titel:

9.3.

Functie:

9.4.

Taak:

10.

Aard en onderwerp van de zaak en beknopt overzicht van de feiten (eventueel in een bijlage):

11.

Te verrichten bewijsverkrijging

11.1.

Beschrijving van de bewijsverkrijging (eventueel in een bijlage):

11.2.

Verhoren van getuigen

11.2.1.

Voornamen en achternaam:

11.2.2.

Geboortedatum, indien beschikbaar:

11.2.3.

Adres:

11.2.3.1.

Straat en nummer/postbus:

11.2.3.2.

Postcode en plaats:

11.2.3.3.

Land:

11.2.4.

Telefoon ((*)):

11.2.5.

Fax ((*)):

11.2.6.

E-mail: ((*)):

11.2.7.

Vragen die gesteld moeten worden aan de getuige of een verklaring betreffende de feiten waarover deze moet worden verhoord (eventueel in een bijlage):

11.2.8.

Recht om te weigeren een verklaring af te leggen volgens het recht van de lidstaat van het verzoekende gerecht (eventueel in een bijlage): ja ☐ neen ☐

11.3.

Andere bewijsverkrijging (eventueel in een bijlage):

12.

Het verzoekende gerecht verzoekt om rechtstreekse bewijsverkrijging met gebruikmaking van de in formulier N genoemde communicatietechnologie ☐

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER M

INFORMATIE VAN HET CENTRAAL ORGAAN/DE BEVOEGDE AUTORITEIT BETREFFENDE RECHTSTREEKSE BEWIJSVERKRIJGING

(Artikel 19 van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (21))

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht:

2.

Dossiernummer van het centraal orgaan/de bevoegde autoriteit:

3.

Naam van het verzoekende gerecht:

4.

Centraal orgaan/bevoegde autoriteit

4.1.

Naam:

4.2.

Adres:

4.2.1.

Straat en nummer/postbus:

4.2.2.

Postcode en plaats:

4.2.3.

Land:

4.3.

Telefoon:

4.4.

Fax ((*)):

4.5.

E-mail:

5.

Mededeling van het centraal orgaan/de bevoegde autoriteit

5.1.

Rechtstreekse bewijsverkrijging overeenkomstig het verzoek wordt aanvaard: ☐

5.2.

Rechtstreekse bewijsverkrijging overeenkomstig het verzoek wordt aanvaard onder de volgende voorwaarden (eventueel in een bijlage):

5.3.

Rechtstreekse bewijsverkrijging overeenkomstig het verzoek wordt niet aanvaard om de volgende redenen:

5.3.1.

het verzoek valt niet binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2020/1783: ☐

5.3.2.

het verzoek bevat niet alle op grond van artikel 5 van Verordening (EU) 2020/1783 noodzakelijke gegevens: ☐

5.3.3.

de rechtstreekse bewijsverkrijging waarom verzocht is, is in strijd met de fundamentele beginselen van het recht van de lidstaat van het centraal orgaan/de bevoegde autoriteit: ☐

6.

Aan het volgende gerecht is opgedragen praktische bijstand te verlenen bij de rechtstreekse bewijsverkrijging:

6.1.

Naam:

6.2.

Adres:

6.2.1.

Straat en nummer/postbus:

6.2.2.

Postcode en plaats:

6.2.3.

Land:

6.3.

Telefoon:

6.4.

Fax ((*)):

6.5.

E-mail:

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:

FORMULIER N

INFORMATIE OVER TECHNISCHE ASPECTEN VOOR HET HOUDEN VAN EEN VIDEOCONFERENTIE OF HET GEBRUIKEN VAN EEN ANDERE TECHNOLOGIE VOOR COMMUNICATIE OP AFSTAND

(Artikel 12, lid 4, en artikel 20 van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (22))

1.

Dossiernummer van het verzoekende gerecht ((*)):

2.

Dossiernummer van het aangezochte gerecht ((*)):

3.

Naam van het verzoekende gerecht ((*)):

4.

Naam van het aangezochte gerecht ((*)):

5.

Technische gegevens van het verzoekende gerecht:

5.1.

ISDN ((*)):

5.2.

IP:

5.3.

Telefoon van de rechtszaal ( ((*)):

5.4.

Overige gegevens:

6.

Gewenste verbindingsvorm (indien in punt 5 meerdere opties zijn ingevuld):

7.

Gewenst(e) datum(s) en tijdstip(pen) voor verbinding:

7.1.

datum:

7.2.

tijdstip (23):

8.

Gewenste datum(s) en tijdstip(pen) voor het uittesten van de verbinding:

8.1.

datum:

8.2.

tijdstip (23):

8.3.

Contactpersoon voor het uittesten van de verbinding of voor andere technische bijstand:

8.4.

Taal voor communicatie: ☐ BG, ☐ ES, ☐ CZ, ☐ DE, ☐ ET, ☐ EL, ☐ EN, ☐ FR, ☐ GA, ☐ HR, ☐ IT, ☐ LV, ☐ LT, ☐ HU, ☐ MT, ☐ NL, ☐ PL, ☐ PT, ☐ RO, ☐ SK, ☐ SL, ☐ FI, ☐ SV, ☐ andere:

8.5.

Telefoon in geval van technische moeilijkheden tijdens het uittesten van de verbinding of tijdens de bewijsverkrijging:

9.

Informatie over vertolking:

9.1.

Bijstand bij het zoeken van een tolk wordt gevraagd: ☐

9.2.

De betrokken talen: ☐ BG, ☐ ES, ☐ CZ, ☐ DE, ☐ ET, ☐ EL, ☐ EN, ☐ FR, ☐ GA, ☐ HR, ☐ IT, ☐ LV, ☐ LT, ☐ HU, ☐ MT, ☐ NL, ☐ PL, ☐ PT, ☐ RO, ☐ SK, ☐ SL, ☐ FI, ☐ SV, ☐ andere:

10.

Informatie over de vraag of de bewijsverkrijging zal worden opgenomen (24):

10.1.

ja ☐

10.2.

neen ☐

11.

Overige informatie: …

Gedaan te:

Datum:

Handtekening en/of stempel, of elektronische handtekening en/of elektronische zegel:


(1)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

((*))  Facultatief.

(2)  Indien er meer dan één eiser/verzoeker is, gelieve de in punten 4.1 tot en met 4.5 gevraagde gegevens te vermelden.

(3)  Indien er meer dan een gedaagde/verweerder is, gelieve de in de punten 6.1 tot en met 6.5 gevraagde gegevens te vermelden.

(4)  Indien er meer dan één vertegenwoordiger is, gelieve de in punt 9.2 gevraagde gegevens te vermelden.

(5)  Dit punt is pas geldig vanaf de datum van toepassing van het gedecentraliseerde IT-systeem.

(6)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

((*))  Facultatief.

(7)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

((*))  Facultatief.

(8)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

(9)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

(10)  Het gebruik van dit formulier is facultatief.

(11)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

(12)  Het gebruik van dit formulier is facultatief.

(13)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

(14)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

(15)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

((*))  Facultatief.

(16)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

(17)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

(18)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

((*))  Facultatief.

(19)  Indien er meer dan één eiser/verzoeker is, gelieve de in de punten 5.1 tot en met 5.5 gevraagde gegevens te vermelden.

(20)  Indien er meer dan één gedaagde/verweerder is, gelieve de in de punten 7.1 tot en met 7.5 gevraagde gegevens te vermelden.

(21)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

((*))  Facultatief.

(22)  PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1.

((*))  Facultatief.

(23)  Plaatselijke tijd van de aangezochte lidstaat.

(24)  Bijvoorbeeld onlineopname of -transcriptie van de bewijsverkrijging.


BIJLAGE II

INGETROKKEN VERORDENING MET OVERZICHT VAN DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PB L 174 van 27.6.2001, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 1103/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de Raad van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft — Aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing — Deel drie (PB L 304 van 14.11.2008, blz. 80)

Enkel wijzigingen van artikel 19, lid 2, en artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1206/2001


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 1206/2001

Deze verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 2

Artikel 2, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 2, lid 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 3, lid 3

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 1

Artikel 5, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 5, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 5, lid 3

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, leden 2, 3 en 4

Artikel 8

Artikel 7, lid 1

Artikel 9, lid 1

Artikel 7, lid 2

Artikel 9, lid 2

Artikel 8, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 8, lid 2

Artikel 10, lid 2

Artikel 9, lid 1

Artikel 11, lid 1

Artikel 9, lid 2

Artikel 11, lid 2

Artikel 10, lid 1

Artikel 12, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 12, lid 2

Artikel 10, lid 3

Artikel 12, lid 3

Artikel 10, lid 4

Artikel 12, lid 4

Artikel 11, lid 1

Artikel 13, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 13, lid 2

Artikel 11, lid 3

Artikel 13, lid 3

Artikel 11, lid 4

Artikel 13, lid 4

Artikel 11, lid 5

Artikel 13, lid 5

Artikel 12, lid 1

Artikel 14, lid 1

Artikel 12, lid 2

Artikel 14, lid 2

Artikel 12, lid 3

Artikel 14, lid 3

Artikel 12, lid 4

Artikel 14, lid 4

Artikel 12, lid 5

Artikel 14, lid 5

Artikel 13

Artikel 15

Artikel 14, lid 1

Artikel 16, lid 1

Artikel 14, lid 2

Artikel 16, lid 2

Artikel 14, lid 3

Artikel 16, lid 3

Artikel 14, lid 4

Artikel 16, lid 4

Artikel 15

Artikel 17

Artikel 16

Artikel 18

Artikel 17, lid 1

Artikel 19, lid 1

Artikel 17, lid 2

Artikel 19, lid 2

Artikel 17, lid 3

Artikel 19, lid 3

Artikel 17, lid 4, eerste alinea

Artikel 19, lid 4, eerste alinea

Artikel 17, lid 4, tweede alinea

Artikel 19, lid 4, tweede alinea

Artikel 17, lid 4, derde alinea

Artikel 19, lid 5

Artikel 19, lid 6

Artikel 17, lid 5

Artikel 19, lid 7

Artikel 17, lid 6

Artikel 19, lid 8

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 18

Artikel 22

Artikel 19, lid 1

Artikel 23, lid 1

Artikel 19, lid 2

 

Artikel 23, lid 2

Artikel 20

Artikel 26

 

Artikel 24

 

Artikel 25

 

Artikel 27

 

Artikel 28

Artikel 21, lid 1

Artikel 29, lid 1

Artikel 21, lid 2

Artikel 29, lid 2

Artikel 21, lid 3, punt a)

 

Artikel 21, lid 3, punt b)

Artikel 29, lid 3, punt a)

Artikel 21, lid 3, punt c)

Artikel 29, lid 3, punt b)

Artikel 30

Artikel 22, eerste alinea

Artikel 31, lid 1

Artikel 22, tweede alinea

Artikel 31, lid 2

 

Artikel 31, lid 3

 

Artikel 31, lid 4

 

Artikel 32

Artikel 23

Artikel 33, lid 1

 

Artikel 33, lid 2

Artikel 24

 

 

Artikel 34

Artikel 24, lid 1

Artikel 35, lid 1, eerste alinea

Artikel 24, lid 2

Artikel 35, lid 1, tweede alinea

Artikel 35, lid 2

 

Artikel 35, lid 3

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III