18.8.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1197 VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2020

tot vaststelling van technische specificaties en regelingen overeenkomstig Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese bedrijfsstatistieken en tot intrekking van tien rechtshandelingen op het gebied van bedrijfsstatistieken

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad (1) betreffende Europese bedrijfsstatistieken en tot intrekking van tien rechtshandelingen op het gebied van bedrijfsstatistieken, en met name artikel 7, lid 1, artikel 9, lid 2, artikel 10, leden 5 en 6, artikel 17, lid 6, en artikel 18, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2019/2152 is een gemeenschappelijk kader voor de systematische ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese bedrijfsstatistieken vastgesteld.

(2)

Het kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden is een basiselement van een dergelijk gemeenschappelijk kader; het biedt een geharmoniseerd steekproefkader dat de organisatie en coördinatie van statistische enquêtes mogelijk maakt.

(3)

Het is noodzakelijk de gegevensvereisten voor de productie van bedrijfsstatistieken te specificeren om vergelijkbare gegevens tussen de lidstaten te kunnen produceren en alle domeinen van de bedrijfsstatistieken te harmoniseren.

(4)

Het beginsel van economische eigendom zoals beschreven in Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) moet van toepassing zijn op Europese bedrijfsstatistieken. Het moet in de mate van het mogelijke worden uitgevoerd, rekening houdend met de gerechtvaardigde behoeften van de gebruikers, de beschikbaarheid van gegevens en de gevolgen voor de kosten en de lasten, voor zover dit niet in strijd is met de in deze verordening vastgestelde beginselen en met de doelstellingen van bepaalde bedrijfsstatistieken.

(5)

Voor de specificatie van de gegevensvereisten is het noodzakelijk de belangrijke industriegroepen (BIG’s) en andere speciale aggregaten van NACE-codes te definiëren.

(6)

Het is noodzakelijk de belangrijkste variabelen en concepten voor bedrijfsstatistieken te definiëren om vergelijkbare gegevens tussen de lidstaten te produceren en alle domeinen van de bedrijfsstatistieken te harmoniseren.

(7)

Om de lasten voor het bedrijfsleven te verlichten, en op basis van het evenredigheidsbeginsel, moeten de gegevensvereisten worden vereenvoudigd, rekening houdend met de omvang en het belang van de economische economieën van de lidstaten.

(8)

Er moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld die van toepassing zijn op gegevens over het onderwerp“internationale handel in goederen” en handel naar bedrijfskenmerken, en op het domein “kortetermijn-bedrijfsstatistieken”.

(9)

De toenemende economische globalisering vormt een uitdaging voor de huidige productie van Europese bedrijfsstatistieken. Het kader voor Europese statistische ondernemingsregisters vormt de basis voor de verbetering van veel statistieken over de globalisering, doordat daarin gegevens van multinationale ondernemingsgroepen worden opgenomen. Sommige van deze statistieken hebben betrekking op de hele economie en maken het dus noodzakelijk dat het kader voor Europese statistische ondernemingsregisters alle sectoren van de economie bestrijkt.

(10)

Er is behoefte aan informatie over zeggenschapsrelaties tussen juridische eenheden om de ondernemingsgroepen te definiëren, de ondernemingen correct af te bakenen, grote en complexe eenheden te profileren en onderzoek te doen naar marktconcentraties. Informatie over ondernemingsgroepen maakt een betere kwaliteit van de nationale statistische ondernemingsregisters mogelijk. Deze informatie kan worden gebruikt om het risico te beperken dat vertrouwelijke gegevens openbaar worden gemaakt. Gegevens over de ondernemingsgroep kunnen worden gebruikt voor enquêtes over de groep en kunnen de lasten voor de respondenten verminderen.

(11)

Het is noodzakelijk het formaat, de beveiligings- en vertrouwelijkheidsmaatregelen en de procedure voor de toezending van gegevens over individuele eenheden aan de Commissie (Eurostat) en voor de terugzending van gegevens over multinationale ondernemingsgroepen naar de nationale statistische instanties vast te stellen.

(12)

Een uitwisseling van vertrouwelijke gegevens voor statistische doeleinden tussen de Commissie en de nationale centrale banken, en tussen de Commissie en de Europese Centrale Bank, moet ertoe bijdragen dat de kwaliteit van de informatie over multinationale ondernemingsgroepen in de Unie wordt gewaarborgd. Daarom moeten het formaat, de beveiligings- en vertrouwelijkheidsmaatregelen en de procedure voor de toezending van dergelijke vertrouwelijke gegevens aan de nationale centrale banken en de Europese Centrale Bank worden vastgesteld.

(13)

Verordening (EU) 2019/2152 voorziet in de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens over de uitvoer van goederen binnen de Unie tussen de lidstaten. De uit te wisselen statistische gegevenselementen en de uit te wisselen lijst van bestanddelen van statistische gegevens voor specifieke goederen of bewegingen moeten nader worden gespecificeerd. De lidstaten mogen de te verstrekken informatie vereenvoudigen, op voorwaarde dat deze vereenvoudiging geen schadelijke gevolgen heeft voor de kwaliteit van de statistieken. De voorwaarden voor deze vereenvoudiging moeten worden vastgesteld.

(14)

Om een geharmoniseerde toepassing van de gegevensuitwisseling te waarborgen, moeten de regelingen voor het verzamelen en opstellen ervan en de regelingen voor de toepassing van de minimumdekkingsgraad van 95 % nader worden bepaald. Om te zorgen dat de nationale statistische autoriteit van het land van invoer gebruik kan maken van de uitgewisselde statistische informatie voor het opstellen van statistieken over de invoer van goederen binnen de Unie, moeten ook metagegevens worden uitgewisseld. Met het oog op een geharmoniseerde uitvoering in alle lidstaten is het noodzakelijk de metagegevens te specificeren die relevant zijn voor het gebruik van de uitgewisselde gegevens over de uitvoer van goederen binnen de Unie in het kader van de opstelling van statistieken, alsook een tijdschema voor de toezending van de statistische informatie en de relevante metagegevens. Het is noodzakelijk dat het formaat, de beveiligings- en vertrouwelijkheidsmaatregelen en de procedure voor de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens worden vastgesteld.

(15)

De toepassing van uniforme normen voor de uitwisseling en toezending van gegevens en metagegevens voor de statistieken die onder Verordening (EU) 2019/2152 vallen, draagt aanzienlijk bij tot de integratie van bedrijfsprocessen in de Europese bedrijfsstatistieken.

(16)

Het internationale initiatief voor het SDMX-formaat (Statistical Data and Metadata exchange) met het oog op statistische en technische normen voor de uitwisseling en het delen van gegevens en metagegevens, voorziet in normen voor de uitwisseling en de verspreiding van officiële statistieken. Daarom moeten zo nodig de noodzakelijke, in overeenstemming met de SDMX-formaat ontworpen definities van de gegevensstructuur worden gebruikt.

(17)

De Commissie (Eurostat) moet op de website van de Commissie (Eurostat) documentatie over de datastructuren beschikbaar stellen, met inbegrip van definities van de SDMX-gegevensstructuur, en richtsnoeren voor de uitvoering daarvan verschaffen, met name wat het te gebruiken technisch formaat betreft.

(18)

De lidstaten moeten gestandaardiseerde metagegevens en kwaliteitsverslagen verstrekken voor de nationale statistische ondernemingsregisters en alle bedrijfsstatistieken overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2019/2152. Daarom moeten de voorschriften voor en de frequentie van deze verslagen worden vastgesteld.

(19)

De in deze verordening vermelde maatregelen moeten de in de volgende verordeningen opgenomen maatregelen vervangen: Verordening (EG) nr. 586/2001 van de Commissie (3), Verordening (EG) nr. 912/2004 van de Commissie (4), Verordening (EG) nr. 1982/2004 van de Commissie (5), Verordening (EG) nr. 1503/2006 van de Commissie (6), Verordening (EG) nr. 657/2007 van de Commissie (7), Verordening (EG) nr. 364/2008 van de Commissie (8), Verordening (EG) nr. 472/2008 van de Commissie (9), Verordening (EG) nr. 192/2009 van de Commissie (10), Verordening (EG) nr. 250/2009 van de Commissie (11), Verordening (EG) nr. 251/2009 van de Commissie (12), Verordening (EG) nr. 834/2009 van de Commissie (13), Verordening (EU) nr. 92/2010 van de Commissie (14), Verordening (EU) nr. 113/2010 van de Commissie (15), Verordening (EU) nr. 275/2010 van de Commissie (16), Verordening (EU) nr. 1097/2010 van de Commissie (17), Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2012 van de Commissie (18) en Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie (19). Deze verordeningen moeten worden ingetrokken.

(20)

De maatregelen waarin deze verordening voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Gegevensvereisten

De elementen van de gegevens voor de in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2152 vermelde gedetailleerde onderwerpen worden vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Belangrijkste industriegroepen en speciale aggregaten

De belangrijke industriegroepen (BIG’s) en andere speciale aggregaten van de NACE-activiteiten (NACE = nomenclatuur van economische activiteiten) en CPA-producten (CPE = classificatie van producten gekoppeld aan activiteiten) die voor de overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2019/2152 vereiste uitsplitsingen worden gebruikt, worden vastgesteld in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Vereenvoudigingen

De in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2152 bedoelde vereenvoudigingen worden vastgesteld in bijlage III bij deze verordening.

Artikel 4

Technische definities

1.   De technische definities van variabelen en andere elementen van de gegevensreeksen als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2152 worden vastgesteld in bijlage IV bij deze verordening.

2.   De technische definities in verband met Europese statistieken over de internationale handel in goederen worden vastgesteld in bijlage V bij deze verordening.

3.   De technische definities in verband met Europese statistieken over de internationale handel in diensten worden vastgesteld in bijlage VI bij deze verordening.

Artikel 5

Technische specificaties voor Europese statistieken over de internationale handel in goederen, met inbegrip van de handel in goederen naar bedrijfskenmerken

De technische specificaties voor Europese statistieken over de internationale handel in goederen, met inbegrip van de handel in goederen naar bedrijfskenmerken als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder j), van Verordening (EU) 2019/2152 en gerelateerde definities overeenkomstig artikel 7, lid 1, van die verordening, worden vastgesteld in bijlage V bij deze verordening. De gegevensvereisten met betrekking tot Europese statistieken over de internationale handel in goederen worden vastgesteld in bijlage I, deel B, tabel 16 en tabellen 34 tot en met 37, bij deze verordening.

Artikel 6

Definities en uitsplitsingen voor Europese statistieken over de internationale handel in diensten naar bedrijfskenmerken en internationaal aanbod van diensten

De definities van variabelen en uitsplitsingen voor Europese statistieken over de internationale handel in diensten naar bedrijfskenmerken en internationale dienstverlening worden vastgesteld in bijlage VI bij deze verordening. De gegevensvereisten met betrekking tot Europese statistieken over de internationale handel in diensten naar bedrijfskenmerken en internationale dienstverlening worden vastgesteld in bijlage I, deel B, tabellen 17 en 38, bij deze verordening.

Artikel 7

Weging en wijziging van het basisjaar voor het domein “kortetermijnbedrijfsstatistieken”

De in artikel 7, lid 1, onder i), van Verordening (EU) 2019/2152 bedoelde weging en wijziging van het basisjaar voor het domein “kortetermijnbedrijfsstatistieken” worden vastgesteld in bijlage VII bij deze verordening. Die bijlage bevat ook overgangsregelingen met betrekking tot de gegevensvereisten voor het in bijlage I, deel B, tabellen 1 tot en met 9, bij deze verordening gespecificeerde domein.

Artikel 8

Variabelen in verband met de gedetailleerde onderwerpen voor het Europees kader voor statistische ondernemingsregisters

Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2152 zijn de variabelen in verband met de gedetailleerde onderwerpen voor het register voor het Europees kader voor statistische ondernemingsregisters vastgesteld in bijlage VIII bij deze verordening.

Artikel 9

Technische specificaties voor de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens ten behoeve van het Europees kader voor statistische ondernemingsregisters

Overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Verordening (EU) 2019/2152 zijn de technische bijzonderheden van de in bijlage IV bij die verordening opgenomen variabelen vastgesteld in bijlage VIII bij de deze verordening. Bovendien bevat bijlage IX bij deze verordening, overeenkomstig artikel 10, lid 6, van Verordening (EU) 2019/2152, het formaat, de beveiligings- en vertrouwelijkheidsmaatregelen voor de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens ten behoeve van het Europees kader voor statistische ondernemingsregisters.

Artikel 10

Procedure en specificaties voor de toezending van gegevens en metagegevens

1.   De gegevens en metagegevens die in het kader van deze verordening bij de Commissie (Eurostat) worden ingediend, worden in elektronische vorm uitgewisseld en verzonden of geüpload via het centrale toegangspunt voor gegevens en, in voorkomend geval, voor metagegevens.

2.   De lidstaten stellen de bij deze verordening voorgeschreven gegevens en metagegevens ter beschikking van de Commissie (Eurostat) met gebruikmaking van de door de Commissie (Eurostat) gespecificeerde uitwisselingsnormen voor gegevens en metagegevens.

3.   Vertrouwelijke gegevens en metagegevens worden doorgegeven via beveiligde netwerken die worden gebruikt door de Commissie (Eurostat) of via een beveiligde toegang op afstand, waarbij gebruik wordt gemaakt van de door de Commissie (Eurostat) gespecificeerde uitwisselingsnormen.

4.   De lidstaten moeten de uitwisselingsnormen toepassen overeenkomstig de door de Commissie (Eurostat) verstrekte uitvoeringsrichtsnoeren.

5.   De lidstaten verschaffen vertrouwelijke gegevens overeenkomstig de bestaande bepalingen van de Unie inzake de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens.

Vertrouwelijke gegevens worden verstuurd met de werkelijke waarde en met een markering dat zij onder de statistische geheimhoudingsplicht vallen.

De lidstaten verstrekken alle niveaus van aggregatie van de uitsplitsingen die worden vastgesteld in de tabellen van bijlage I, deel B, en de toegezonden gegevens omvatten, indien van toepassing, alle markeringen van primaire en secundaire vertrouwelijkheid in overeenstemming met de op nationaal niveau bestaande geheimhoudingsvoorschriften.

6.   Tenzij anders bepaald, worden de monetaire gegevens uitgedrukt in nationale munteenheden (euro voor de lidstaten in de eurozone). lidstaten die tot de eurozone toetreden, rapporteren de jaarlijkse monetaire gegevens in euro met ingang van het jaar van hun toetreding. Voor de rapportage van monetaire gegevens voor perioden van minder dan één jaar gebruiken landen die tot de eurozone toetreden de nationale valuta die in de referentieperiode van toepassing was.

7.   Wanneer reeds bij de Commissie (Eurostat) ingediende gegevens worden herzien, verstrekken de lidstaten de herziene resultaten uiterlijk in de maand nadat deze beschikbaar zijn.of, indien deze gegevens niet op nationaal niveau worden verspreid, uiterlijk één maand nadat zij beschikbaar zijn gekomen voor een nationale statistische dienst.

Artikel 11

Verslagen over de kwaliteit en de metagegevens

1.   De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) jaarlijkse verslagen over de kwaliteit en de metagegevens voor statistische ondernemingsregisters met gebruikmaking van de ESS-normen voor verslaglegging over metagegevens en kwaliteit.

2.   Uiterlijk twee maanden na de laatste termijn voor de indiening van de statistieken waarop het verslag betrekking heeft, verstrekken de lidstaten de Commissie (Eurostat) verslagen over de metagegevens voor statistische ondernemingsregisters die worden ingediend met de frequentie die is bepaald in artikel 17, lid 4, van Verordening (EU) 2019/2152.

3.   De lidstaten verstrekken, in naar behoren gemotiveerde gevallen, binnen een tussen de lidstaten en de Commissie (Eurostat) overeengekomen termijn aanvullende kwaliteitsverslagen met meer gedetailleerde kwaliteitsinformatie om de kwaliteit van de overeenkomstig Verordening (EU) 2019/2152 toegezonden bedrijfsstatistieken te kunnen beoordelen.

4.   Voor het onderwerp “ICT-gebruik en e-handel” worden de termijnen voor de verslagen over de kwaliteit en de metagegevens gespecificeerd in een afzonderlijke uitvoeringshandeling.

5.   Voor de structuur en de inhoud van de verslagen over de kwaliteit en de metagegevens moet gebruik worden gemaakt van de meest recente normen van het Europees statistisch systeem (ESS).

6.   Naast de standaardgegevens over kwaliteit en metagegevens verstrekken de lidstaten de Commissie (Eurostat) in naar behoren gemotiveerde gevallen op haar verzoek aanvullende metagegevens en hoogwaardige informatie die nodig is om de kwaliteit van de bedrijfsstatistieken te beoordelen, met inbegrip van herzieningen van eerder verstrekte informatie, voor zover relevant.

Artikel 12

Intrekking

1.   De Verordeningen (EG) nr. 912/2004, (EG) nr. 364/2008, (EG) nr. 192/2009, (EG) nr. 250/2009, (EG) nr. 251/2009, (EG) nr. 834/2009, (EU) nr. 275/2010, (EU) nr. 1097/2010 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2012 van de Commissie worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.

2.   De Verordeningen (EG) nr. 1982/2004, (EU) nr. 92/2010, (EU) nr. 113/2010 en (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2022.

3.   De Verordeningen (EG) nr. 586/2001, (EG) nr. 1503/2006, (EG) nr. 657/2007 en (EG) nr. 472/2008 van de Commissie worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2024.

4.   De leden 1 tot en met 3 laten de verplichtingen onverlet die in die verordeningen zijn vastgesteld met betrekking tot de doorgifte van gegevens en metagegevens, met inbegrip van kwaliteitsverslagen, met betrekking tot referentieperiodes die geheel of gedeeltelijk vallen vóór de respectieve data die in die leden worden vastgesteld.

5.   Verwijzingen naar de ingetrokken handelingen gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

De tabellen 16 en 34 tot en met 37 van bijlage I, en bijlage V zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 327 van 17.12.2019, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 586/2001 van de Commissie van 26 maart 2001 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat de definitie van belangrijke industriegroepen (BIG’s) betreft (PB L 86 van 27.3.2001, blz. 11).

(4)  Verordening (EG) nr. 912/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EEG) nr. 3924/91 van de Raad betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de industriële productie (PB L 163 van 30.4.2004, blz. 71).

(5)  Verordening (EG) nr. 1982/2004 van de Commissie van 18 november 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 638/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistieken van het goederenverkeer tussen de lidstaten en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1901/2000 en (EEG) nr. 3590/92 (PB L 343 van 19.11.2004, blz. 3).

(6)  Verordening (EG) nr. 1503/2006 van de Commissie van 28 september 2006 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat de definitie van variabelen, de lijst van variabelen en de frequentie van de samenstelling van de gegevens betreft (PB L 281 van 12.10.2006, blz. 15).

(7)  Verordening (EG) nr. 657/2007 van de Commissie van 14 juni 2007 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat het opzetten van Europese steekproefprogramma’s betreft (PB L 155 van 15.6.2007, blz. 7).

(8)  Verordening (EG) nr. 364/2008 van de Commissie van 23 april 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 716/2007 van het Europees Parlement en de Raad, wat de technische opmaak voor de indiening van de statistieken van buitenlandse filialen en de aan lidstaten toegestane ontheffingen en afwijkingen betreft (PB L 112 van 24.4.2008, blz. 14).

(9)  Verordening (EG) nr. 472/2008 van de Commissie van 29 mei 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat betreft het eerste basisjaar voor tijdreeksen volgens de NACE Rev. 2, en, voor tijdreeksen tot 2009 die overeenkomstig de NACE Rev. 2 moeten worden ingediend, de mate van gedetailleerdheid, de vorm, de eerste referentieperiode en de referentieperiode (PB L 140 van 30.5.2008, blz. 5).

(10)  Verordening (EG) nr. 192/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden, wat de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens tussen de Commissie (Eurostat) en de lidstaten betreft (PB L 67 van 12.3.2009, blz. 14).

(11)  Verordening (EG) nr. 250/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad, wat de definities van kenmerken, het technische formaat voor de indiening van gegevens, de vereisten inzake dubbele verslaglegging volgens NACE Rev. 1.1 en NACE Rev. 2 en de afwijkingen voor de structurele bedrijfsstatistieken betreft (PB L 86 van 31.3.2009, blz. 1).

(12)  Verordening (EG) nr. 251/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de structurele bedrijfsstatistieken en de aanpassingen die nodig zijn na de herziening van de statistische classificatie van producten, gekoppeld aan de economische activiteiten (CPA) (PB L 86 van 31.3.2009, blz. 170).

(13)  Verordening (EG) nr. 834/2009 van de Commissie van 11 september 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 716/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistiek van de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen, wat de kwaliteitsverslagen betreft (PB L 241 van 12.9.2009, blz. 3).

(14)  Verordening (EU) nr. 92/2010 van de Commissie van 2 februari 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de uitwisseling van gegevens tussen douaneautoriteiten en de nationale statistische diensten, de opstelling van statistieken en de kwaliteitscontrole betreft (PB L 31 van 3.2.2010, blz. 4).

(15)  Verordening (EU) nr. 113/2010 van de Commissie van 9 februari 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de dekking, de definitie van de gegevens, de opstelling van handelsstatistieken naar bedrijfskenmerken en factuurvaluta, en de specifieke goederen of bewegingen betreft (PB L 37 van 10.2.2010, blz. 1).

(16)  Verordening (EU) nr. 275/2010 van de Commissie van 30 maart 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad, wat de criteria voor de beoordeling van de kwaliteit van structurele bedrijfsstatistieken betreft (PB L 86 van 1.4.2010, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) nr. 1097/2010 van de Commissie van 26 november 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden, wat de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens tussen de Commissie (Eurostat) en de centrale banken betreft (PB L 312 van 27.11.2010, blz. 1).

(18)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2012 van de Commissie van 26 oktober 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie (PB L 299 van 27.10.2012, blz. 18).

(19)  Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).


BIJLAGE I

Elementen van te verzenden gegeven voor de gedetailleerde onderwerpen

Deel A. Variabelen

Domein 1. Kortetermijn-bedrijfsstatistieken

Alle kortetermijnbedrijfsstatistieken, met uitzondering van de statistieken van het gedetailleerde Onderwerp “Invoerprijzen” (tabel 4) en het Onderwerp “Exploitatie van en handel in onroerend goed” (tabel 9), hebben betrekking op de activiteiten van ingezeten statistische eenheden

Thema’s

Gedetailleerde onderwerpen

Variabelen

Elementen van de gegevensvereisten zoals gedefinieerd in de tabellen van deel B

Onderwerp 1.1

Bedrijfsleven populatie

1

Zakelijke demografische gebeurtenissen (faillissementen, registraties)

1

Registraties

Tabel 1

2

Faillissementen

Tabel 1

Onderwerp 1.2

Input van arbeid

1

Werkzame personen

1

Aantal werknemers en zelfstandigen

Tabel 2

2

Gewerkte uren

1

Door werknemers gewerkte uren

Tabel 3

3

Loonkosten

1

Lonen

Tabel 3

Onderwerp 1.3

Prijzen

1

Invoerprijzen

1

Invoerprijzen

Tabel 4

2

Invoerprijzen (eurozone)

Tabel 4

3

Invoerprijzen (niet-eurozone)

Tabel 4

2

Producentenprijzen

1

Producentenprijzen

Tabel 5

2

Binnenlandse producentenprijzen

Tabel 5

3

Niet-binnenlandse producentenprijzen

Tabel 5

4

Niet-binnenlandse producentenprijzen (eurozone)

Tabel 5

5

Niet-binnenlandse producentenprijzen (niet-eurozone)

Tabel 5

Onderwerp 1.4

Output en prestaties

1

Productie

1

Productie (volume)

Tabel 6

2

Omvang van de verkoop

1

Omvang van de verkoop

Tabel 7

3

Netto-omzet

1

Netto-omzet (waarde)

Tabel 8

2

Binnenlandse netto-omzet (waarde)

Tabel 8

3

Niet-binnenlandse netto-omzet (waarde)

Tabel 8

4

Niet-binnenlandse netto-omzet (eurozone) (waarde)

Tabel 8

5

Niet-binnenlandse netto-omzet (niet-eurozone) (waarde)

Tabel 8

Onderwerp 1.5

Onroerend goed

1

Onroerend goed

1

Bouwvergunningen: Aantal verblijven

Tabel 9

2

Bouwvergunningen: Vierkante meter

Tabel 9

Domein 2. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau

Met uitzondering van bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over ondernemingen die goederen invoeren en ondernemingen die goederen uitvoeren (tabel 16), hebben bedrijfsstatistieken op nationaal niveau betrekking op de activiteiten van ingezeten statistische eenheden. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over ondernemingen die goederen invoeren en ondernemingen die goederen uitvoeren (tabel 16) hebben betrekking op het statistisch registratiegebied van het rapporterende land, als bedoeld in afdeling 4 van bijlage V bij deze verordening.

Thema’s

Gedetailleerde onderwerpen

Variabelen

Elementen van de gegevensvereisten zoals gedefinieerd in de tabellen van deel B

Onderwerp 2.1

Bedrijvenpopulatie

1

Populatie van actieve ondernemingen

1

Aantal actieve ondernemingen

Tabellen 10, 11 en 14

2

Aantal ondernemingen met ten minste een werknemer

Tabel 12

3

Aantal snelgroeiende ondernemingen

Tabel 13

4

Aantal jonge snelgroeiende ondernemingen

Tabel 13

2

Zakelijke demografische gebeurtenissen (oprichting, opheffing, overleving)

1

Oprichtingen van ondernemingen

Tabel 12

2

Opheffingen van ondernemingen

Tabel 12

3

Overlevende ondernemingen

Tabel 12

4

Ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

Tabel 12

5

Ondernemingen die geen werknemers meer hebben

Tabel 12

6

Overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer

Tabel 12

3

Populatie van ondernemingen in buitenlandse handen

1

Aantal ondernemingen in buitenlandse handen

Tabel 14

4

Populatie van ondernemingen in buitenlandse handen en binnenlandse filialen

1

Aantal ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen

Tabel 15

5

Populatie van ondernemingen die actief zijn in internationale handel

1

Aantal ondernemingen die goederen invoeren

Tabel 16

2

Aantal ondernemingen die goederen uitvoeren

Tabel 16

Onderwerp 2.2

Input van arbeid

1

Werkzame personen

1

Aantal werknemers en zelfstandigen

Tabellen 10, 11 en 14

2

Aantal werknemers

Tabellen 10 en 11

3

Aantal werknemers in voltijdequivalenten

Tabel 10

4

Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen met ten minste een werknemer

Tabel 12

5

Aantal werknemers in ondernemingen met ten minste een werknemer

Tabel 12

6

Aantal werknemers in snelgroeiende ondernemingen

Tabel 13

7

Aantal werknemers in jonge snelgroeiende ondernemingen

Tabel 13

2

Gewerkte uren

1

Door werknemers gewerkte uren

Tabellen 10 en 11

3

Loonkosten

1

Lasten uit hoofde van personeelsbeloningen

Tabellen 10, 11 en 14

2

Lonen

Tabellen 10 en 11

3

Socialezekerheidskosten

Tabellen 10 en 11

4

Werkgelegenheid met betrekking tot zakelijke demografische gebeurtenissen (oprichting, opheffing, overleving)

1

Aantal werknemers en zelfstandigen in jonge ondernemingen

Tabel 12

2

Aantal werknemers in jonge ondernemingen

Tabel 12

3

Aantal werknemers en zelfstandigen bij opheffingen van ondernemingen

Tabel 12

4

Aantal werknemers bij opheffingen van ondernemingen

Tabel 12

5

Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen

Tabel 12

6

Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen, in het jaar van oprichting

Tabel 12

7

Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

Tabel 12

8

Aantal werknemers in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

Tabel 12

9

Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die geen werknemers meer hebben

Tabel 12

10

Aantal werknemers in ondernemingen die geen werknemers meer hebben

Tabel 12

11

Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer

Tabel 12

12

Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer, in het jaar van oprichting

Tabel 12

5

Werkgelegenheid in ondernemingen in buitenlandse handen

1

Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in buitenlandse handen

Tabel 14

6

Werkgelegenheid in ondernemingen in buitenlandse handen en binnenlandse filialen

1

Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen

Tabel 15

7

Arbeidskosten in ondernemingen in buitenlandse handen

1

Lasten uit hoofde van personeelsbeloningen in ondernemingen in buitenlandse handen

Tabel 14

Onderwerp 2.3

& O-inputs

1

& O-uitgaven

1

Intramurale O & O-uitgaven

Tabellen 14 en 18

2

Werkgelegenheid in O & O

1

& O-personeel

Tabellen 14 en 19

2

Onderzoekers

Tabel 18

3

& O-uitgaven in ondernemingen in buitenlandse handen

1

Intramurale O & O-uitgaven in ondernemingen in buitenlandse handen

Tabel 14

4

& O-werkgelegenheid in ondernemingen in buitenlandse handen

1

& O-personeel in ondernemingen in buitenlandse handen

Tabel 14

5

Door de overheid gefinancierd O & O

1

Toewijzingen uit de overheidsbegroting aan onderzoek en ontwikkeling (GBARD)

Tabel 20

2

Nationale overheidsmiddelen voor transnationaal gecoördineerd O & O

Tabel 20

Onderwerp 2.4

Aankopen

1

Aankoop goederen en diensten

1

Totale aankoop van goederen en diensten

Tabellen 10, 11 en 14

2

Aankoop van goederen en diensten voor wederverkoop

Tabellen 14 en 21

3

Uitgaven voor diensten die worden verleend door uitzendkrachten

Tabel 21

4

Uitgaven voor langlopende huur en operationele lease

Tabel 21

5

Aankoop van energieproducten

Tabel 21

6

Betalingen aan onderaannemers

Tabel 21

2

Wijziging in voorraad goederen

1

Wijziging in voorraad goederen

Tabel 22

2

Wijziging in voorraad gereed product en onderhanden werk

Tabel 22

3

Wijziging in voorraad goederen voor wederverkoop

Tabel 22

3

Aankopen van goederen en diensten door ondernemingen in buitenlandse handen

1

Totale aankoop van goederen en diensten door ondernemingen in buitenlandse handen

Tabel 14

2

Aankopen van goederen en diensten voor wederverkoop door ondernemingen in buitenlandse handen

Tabel 14

4

Invoer door ondernemingen

1

Statistische waarde van de invoer door ondernemingen

Tabellen 16 en 17

Onderwerp 2.5

Output en prestaties

1

Netto-omzet

1

Netto-omzet

Tabellen 10, 11 en 14

2

Netto-omzet uit landbouw, bosbouw, visserij en industriële activiteiten

Tabel 24

3

Netto-omzet uit industriële activiteiten

Tabel 24

4

Netto-omzet uit industriële activiteiten met uitzondering van de bouwnijverheid

Tabel 24

5

Netto-omzet uit bouwnijverheid

Tabel 24

6

Netto-omzet uit dienstenactiviteiten

Tabel 24

7

Netto-omzet uit handelsactiviteiten met betrekking tot aankoop en wederverkoop en uit intermediaire activiteiten

Tabel 24

8

Netto-omzet uit burgerlijke en utiliteitsbouw

Tabel 24

9

Netto-omzet uit grond-, weg- en waterbouw

Tabel 24

10

Netto-omzet uit de hoofdactiviteit op het niveau van de NACE met drie cijfers,

Tabel 25

11

Netto-omzet uit onderaanneming

Tabel 25

12

Netto-omzet naar plaats van vestiging van de cliënt

Tabel 23

13

Netto-omzet per product

Tabel 23

2

Brutowinst op voor wederverkoop bestemde goederen

1

Brutowinst op voor wederverkoop bestemde goederen

Tabel 10

3

Waarde van de output

1

Waarde van de output

Tabellen 10, 11 en 14

4

Toegevoegde waarde

1

Toegevoegde waarde

Tabellen 10, 11 en 14

5

Bruto-exploitatieoverschot

1

Bruto-exploitatieoverschot

Tabellen 10 en 11

6

Netto-omzet van ondernemingen in buitenlandse handen

1

Netto-omzet van ondernemingen in buitenlandse handen

Tabel 14

7

Waarde van de output van ondernemingen in buitenlandse handen

1

Waarde van de output van ondernemingen in buitenlandse handen

Tabel 14

8

Toegevoegde waarde van ondernemingen in buitenlandse handen

1

Toegevoegde waarde van ondernemingen in buitenlandse handen

Tabel 14

9

Netto-omzet van ondernemingen die zeggenschap hebben over buitenlandse ondernemingen en hun filialen in het binnenland

1

Netto-omzet van ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen

Tabel 15

10

Industriële productie

1

Verkochte productie

Tabel 26

2

Productie uit uitbestede bewerkingen

Tabel 26

3

Feitelijke productie

Tabel 26

11

Uitvoer door ondernemingen

1

Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen

Tabellen 16 en 17

Onderwerp 2.6

Investeringen

1

Bruto-investeringen door actieve ondernemingen

1

Bruto-investeringen in materiële vaste activa

Tabellen 10 en 14

2

Bruto-investeringen in grond

Tabel 27

3

Bruto-investeringen in de aankoop van bestaande gebouwen

Tabel 27

4

Bruto-investeringen in de bouw en verbetering van gebouwen

Tabel 27

5

Bruto-investeringen in machines en werktuigen

Tabel 27

6

Bruto-investeringen in immateriële vaste activa, niet zijnde goodwill

Tabel 10

7

Investeringen in aangekochte programmatuur

Tabel 28

8

Verkoopopbrengst van materiële investeringen

Tabel 10

2

Bruto-investeringen door ondernemingen in buitenlandse handen

1

Bruto investering in materiële vaste activa door ondernemingen in buitenlandse handen

Tabel 14

Domein 3. Regionale bedrijfsstatistieken

Alle regionale bedrijfsstatistieken hebben betrekking op de activiteiten van ingezeten statistische eenheden.

Thema’s

Gedetailleerde onderwerpen

Variabelen

Elementen van de gegevensvereisten zoals gedefinieerd in de tabellen van deel B

Onderwerp 3.1

Bedrijvenpopulatie

1

Populatie per regio

1

Aantal lokale eenheden

Tabel 29

2

Aantal actieve ondernemingen

Tabel 30

3

Aantal ondernemingen met ten minste een werknemer

Tabel 30

4

Aantal snelgroeiende ondernemingen

Tabel 30

2

Zakelijke demografische gebeurtenissen per regio (oprichtingen, opheffingen, overlevingen)

1

Oprichtingen van ondernemingen

Tabel 30

2

Opheffingen van ondernemingen

Tabel 30

3

Overlevende ondernemingen (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Tabel 30

4

Ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

Tabel 30

5

Ondernemingen die geen werknemers meer hebben

Tabel 30

6

Overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Tabel 30

Onderwerp 3.2

Input van arbeid

1

Werkgelegenheid in actieve ondernemingen per regio

1

Aantal werknemers en zelfstandigen in lokale eenheden

Tabel 29

2

Aantal werknemers en zelfstandigen

Tabel 30

3

Aantal werknemers

Tabel 30

4

Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen met ten minste een werknemer

Tabel 30

5

Aantal werknemers in ondernemingen met ten minste een werknemer

Tabel 30

2

Werkgelegenheid met betrekking tot zakelijke demografische gebeurtenissen per regio (oprichting, opheffing, overleving)

1

Aantal werknemers en zelfstandigen in jonge ondernemingen

Tabel 30

2

Aantal werknemers in jonge ondernemingen

Tabel 30

3

Aantal werknemers en zelfstandigen bij opheffingen van ondernemingen

Tabel 30

4

Aantal werknemers bij opheffingen van ondernemingen

Tabel 30

5

Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Tabel 30

6

Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen, in het jaar van oprichting (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Tabel 30

7

Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

Tabel 30

8

Aantal werknemers in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

Tabel 30

9

Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die geen werknemers meer hebben

Tabel 30

10

Aantal werknemers in ondernemingen die geen werknemers meer hebben

Tabel 30

11

Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Tabel 30

12

Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer in het jaar van oprichting (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Tabel 30

3

Arbeidskosten per regio

1

Lonen in lokale eenheden

Tabel 29

Onderwerp 3.3

& O-inputs

1

& O-uitgaven per regio

1

Intramurale O & O-uitgaven

Tabel 31

2

& O-werkgelegenheid per regio

1

& O-personeel

Tabel 32

2

Onderzoekers

Tabel 32

Domein 4. Statistieken over internationale activiteiten

De statistieken van de onderwerpen “Ondernemingenpopulatie”, “Input van arbeid”, “Investeringen” en “Output en prestaties” (tabel 33) voor dit gebied hebben betrekking op activiteiten van niet-ingezeten statistische eenheden.

De statistieken van het Onderwerp “Internationale handel in goederen” (tabellen 34 tot en met 37) hebben alleen betrekking op het statistische registratiegebied van het rapporterende land, zoals vermeld in punt 4 van bijlage V bij deze verordening.

De statistieken van het thema “Internationale handel in diensten” (tabel 38) hebben betrekking op de handel in diensten die worden verricht door ingezeten eenheden.

Thema’s

Gedetailleerde onderwerpen

Variabelen

Elementen van de gegevensvereisten zoals gedefinieerd in de tabellen van deel B

Onderwerp 4.1

Ondernemingenpopulatie

1

Populatie van ondernemingen in het buitenland die onder zeggenschap van ingezeten institutionele eenheden van het rapporterende land staan

1

Aantal ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

Tabel 33

Onderwerp 4.2

Arbeidsinput

1

Werkgelegenheid in ondernemingen in het buitenland die onder zeggenschap van ingezeten institutionele eenheden van het rapporterende land staan

1

Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

Tabel 33

2

Arbeidskosten in ondernemingen in het buitenland die onder zeggenschap van ingezeten institutionele eenheden van het rapporterende land staan

1

Uitgaven voor personeelsbeloningen in ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

Tabel 33

Onderwerp 4.3

Investeringen

1

Bruto-investeringen door ondernemingen in het buitenland die onder zeggenschap van ingezeten institutionele eenheden van het rapporterende land staan

1

Bruto-investeringen in materiële vaste activa door ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

Tabel 33

Onderwerp 4.4

Output en prestaties

1

Netto-omzet van ondernemingen in het buitenland die onder zeggenschap van ingezeten institutionele eenheden van het rapporterende land staan

1

Netto-omzet van ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

Tabel 33

Onderwerp 4.5

Internationale handel in goederen

1

Intra-EU-handel in goederen

1 a

Statistische waarde van de uitvoer van goederen binnen de Unie — gedetailleerde gegevens

Tabel 34

1b

Hoeveelheid van de uitvoer van goederen binnen de Unie — gedetailleerde gegevens

Tabel 34

2 a

Statistische waarde van de invoer van goederen binnen de Unie — gedetailleerde gegevens

Tabel 34

2b

Hoeveelheid van de invoer van goederen van binnen de Unie — gedetailleerde gegevens

Tabel 34

3

Statistische waarde van de uitvoer van goederen — geaggregeerde gegevens

Tabel 36

4

Statistische waarde van de invoer van goederen — geaggregeerde gegevens

Tabel 36

2

Extra-EU-handel in goederen

1 a

Statistische waarde van de uitvoer van goederen buiten de Unie — gedetailleerde gegevens

Tabel 35

1b

Hoeveelheid van de uitvoer van goederen buiten de Unie — gedetailleerde gegevens

Tabel 35

2 a

Statistische waarde van de invoer van goederen van buiten de Unie — gedetailleerde gegevens

Tabel 35

2b

Hoeveelheid van de invoer van goederen van buiten de Unie — gedetailleerde gegevens

Tabel 35

3

Statistische waarde van de uitvoer van goederen buiten de Unie naar factuurvaluta

Tabel 37

4

Statistische waarde van de invoer van goederen van buiten de Unie naar factuurvaluta

Tabel 37

Onderwerp 4.6

Internationale handel in diensten

1

Invoer van diensten

1

Invoer en aankoop van diensten

Tabel 38

2

Uitvoer van diensten

1

Uitvoer en verrichting van diensten

Tabel 38

Deel B. Elementen van gegevensvereisten

Tabel 1. Kortetermijnbedrijfsstatistieken over de bedrijvenpopulatie

Variabelen

110101. Registraties

110102. Faillissementen

Meeteenheid

Absolute waarde: ongecorrigeerd

Statistische populatie

Marktactiviteiten van de NACE-secties B tot en met N en P, Q en R en de afdelingen S95 en S96

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit

Aggregaten van de NACE-secties:

B+C+D+E, K+L+M+N, P+Q+R+S95+S96

NACE-secties:

F, G, H, I en J

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening:

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

Termijn voor de indiening van gegevens

T+40D

Eerste referentieperiode

Eerste kwartaal van 2021


Tabel 2. Kortetermijnbedrijfsstatistieken over werkgelegenheid

Variabelen

120101. Aantal werknemers en zelfstandigen

Meeteenheid

Indexcijfers: ongecorrigeerd

Statistische populatie

Marktactiviteiten van de NACE-secties B, C, D, afdeling E36, secties F, G, H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit

Voor alle landen:

BIG’s van de NACE-secties B, C, D en afdeling E36 zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, bij deze verordening;

Aggregaten van de NACE-secties

B+C+D+E36, H+I+J+L+M (excl. M701, M72, M75) +N;

NACE-secties:

B, C, D, F, G, H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72, M75) en N;

NACE-afdelingen:

E36, G45, G46, G47 en G47 (m.u.v. G473)

Voor middelgrote en grote landen zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening:

Bovendien afdelingen van de NACE-secties B, C en D.

Voor grote landen zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening:

Bovendien afdelingen van de NACE-secties H, I en J.

De aanvullende uitsplitsingen die voor middelgrote en grote landen zijn vereist, zijn facultatief voor kleine landen (zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening).

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Het aantal werknemers en zelfstandigen kan worden geraamd aan de hand van het aantal werknemers. Voor activiteiten in de NACE-secties G, H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N kan de onderneming (ENT) worden gebruikt in plaats van de eenheden van economische activiteit (EEA) voor de referentieperiodes vóór 2021 en van januari 2021 tot en met december 2023 in basisjaar 2015.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+2M voor driemaandelijkse of maandelijkse (facultatieve) gegevens, behalve voor:

vereisten voor kleine en middelgrote landen: T+2M+15 dagen

Overgangsregelingen voor NACE-sectie L, NACE-afdeling N77 en NACE-groepen N811 en N813 die in hun aggregaten moeten worden opgenomen vanaf het eerste kwartaal of de eerste maand (facultatief) van 2021, (zoals gedefinieerd in bijlage VII, punt 3, onder a).

Eerste referentieperiode

Eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2000, behalve voor:

NACE-sectie L, NACE-afdeling N77 en NACE-groepen N811 en N813 die in hun aggregaten moeten worden opgenomen vanaf het eerste kwartaal of de eerste maand (facultatief) van 2021.

Spanje: Eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2002 voor de vereiste NACE-secties G tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N, met uitzondering afdeling G47en afdeling G47 (met uitzondering van G473) en het eerste kwartaal of de eerste maand (facultatief) van 2005 voor J58, J59, J60, I55 en I56.

Finland: Eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2005 voor de NACE-afdelingen C32 en C33.

Oostenrijk: Eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2003 voor de vereiste NACE-secties H tot en met N (m.u.v. K, L, M701, M72, M75, N77, N811, N813) en eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2005 voor NACE-afdeling B09.


Tabel 3. Kortetermijnbedrijfsstatistieken over gewerkte uren en lonen

Variabelen

120201. Door werknemers gewerkte uren

120301. Lonen

Meeteenheid

Indexcijfers: ongecorrigeerd en gecorrigeerd voor kalendereffecten

Statistische populatie

Marktactiviteiten van de NACE-secties B, C, D, E36, F, G, H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit

Voor alle landen:

BIG’s van de NACE-secties B, C, D en afdeling E36 zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, bij deze verordening;

Aggregaten van de NACE-secties

B+C+D+E36, H+I+J+L+M (excl. M701, M72 en M75)+N;

NACE-secties:

B, C, D, F, G, H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N;

NACE-afdelingen:

E36, G45, G46, G47 en G47 (m.u.v. G473).

Voor middelgrote en grote landen zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening:

Bovendien afdelingen van de NACE-secties B, C en D.

Voor grote landen zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening:

Bovendien afdelingen van de NACE-secties H, I en J.

De aanvullende uitsplitsingen die voor middelgrote en grote landen zijn vereist, zijn facultatief voor kleine landen (zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening).

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Voor activiteiten in de NACE-secties H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N kan ENT worden gebruikt in plaats van EEA voor de referentieperiodes vóór 2021 en van januari 2021 tot en met december 2023 in basisjaar 2015.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+3M voor driemaandelijkse of maandelijkse (facultatieve) gegevens, behalve voor:

vereisten voor kleine en middelgrote landen op: T+3M+15 dagen

Overgangsregelingen voor NACE-aggregaat G47_X_G473, de sectie L, NACE-afdeling N77 en NACE-groepen N811 en N813 die in hun aggregaten moeten worden opgenomen vanaf het eerste kwartaal of de eerste maand (facultatief) van 2021, zoals gedefinieerd in bijlage VII, punt 3, onder a).

Eerste referentieperiode

Eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2000 voor de vereiste NACE-secties B tot en met F, met uitzondering van:

Finland: eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2005 voor de vereiste afdelingen C32 en C33;

Oostenrijk: Eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2005 voor NACE-afdeling B09.

Eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2010 voor de vereiste NACE-secties G tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N, met uitzondering van:

NACE-aggregaat G47_X_G473, Sectie L, NACE-afdeling N77 en NACE-groepen N811 en N813 die in hun aggregaten moeten worden opgenomen vanaf het eerste kwartaal of de eerste maand (facultatief) van 2021.


Tabel 4. Kortetermijnbedrijfsstatistieken over invoerprijzen

Variabelen

130101. Invoerprijzen (facultatief voor landen buiten de eurozone en landen die de Europese steekproefprogramma’s toepassen)

130102. Invoerprijzen (eurozone) (facultatief voor landen buiten de eurozone en landen die de Europese steekproefprogramma’s toepassen)

130103. Invoerprijzen (buiten de eurozone) (facultatief voor landen buiten de eurozone)

Meeteenheid

Indexcijfers: ongecorrigeerd

Statistische populatie

Producten in de CPA-secties B (m.u.v. B0721 en B09), C (m.u.v. C18, C2446, C254, C301, C303, C304 en C33) en D

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar product

Voor alle landen:

BIG’s van de CPA-secties B (m.u.v. B0721 en B09), C (m.u.v. C18, C2446, C254, C301, C303, C304 en C33) en D zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, bij deze verordening;

CPA-aggregaten van de secties B (m.u.v. B0721 en B09) + C (m.u.v. C18, C2446, C254, C301, C303, C304 en C33) + D;

CPA-secties B (m.u.v. B0721 en B09), C (m.u.v. C18, C2446, C254, C301, C303, C304 en C33) en D.

Voor middelgrote en grote landen zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening:

Bovendien afdelingen van de CPA-secties B (m.u.v. B0721 en B09), C (m.u.v. C18, C2446, C254, C301, C303, C304 en C33) en D.

De aanvullende uitsplitsingen voor middelgrote en grote landen zijn facultatief voor kleine landen (zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening).

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Toepassingsgebied van de gegevensverstrekking beperkt door Europese steekproefprogramma’s voor specifieke landen, zoals gespecificeerd in bijlage III, deel C, bij deze verordening.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+1M+15 dagen

Eerste referentieperiode

Januari 2006, met uitzondering van:

Oostenrijk: Januari 2009 voor de NACE C161, C2811 en C2892.

Voor de lidstaten in de eurozone die na januari 2006 zijn toegetreden, zijn de variabelen 130101 (Invoerprijzen), 130102 (Invoerprijzen (eurozone)) en 130103 (Invoerprijzen (buiten de eurozone)) vereist vanaf het begin van het jaar van toetreding tot de eurozone.


Tabel 5. Kortetermijnbedrijfsstatistieken over producentenprijzen

Variabelen

130201. Producentenprijzen

130202. Binnenlandse producentenprijzen

130203. Niet-binnenlandse producentenprijzen

130204. Niet-binnenlandse producentenprijzen (eurozone) (facultatief voor landen buiten de eurozone)

130205. Prijzen van niet-binnenlandse producenten (buiten de eurozone) (facultatief voor landen buiten de eurozone)

Meeteenheid

Indexcijfers: ongecorrigeerd

Statistische populatie

Voor variabele 130201 (Producentenprijzen):

Marktactiviteiten van de NACE-secties B (m.u.v. B0721), C (m.u.v. C2446, C254, C301, C303 en C304), D en E 36, CPA 41.00.1 (alleen nieuwe gebouwen), NACE-secties H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N;

Voor de variabelen 130202 (Binnenlandse producentenprijzen), 130203 (Niet-binnenlandse producentenprijzen), 130204 (Binnenlandse producentenprijzen) (eurozone)) en 130205 (Niet-binnenlandse producentenprijzen (buiten de eurozone)):

Marktactiviteiten van de NACE-secties B (m.u.v. B0721), C (m.u.v. C2446, C254, C301, C303 en C304), D en afdeling E36.

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit en producten

Voor alle landen:

BIG’s van de NACE-secties B (m.u.v. B0721), C (m.u.v. C2446, C254, C301, C303, en C304) en D en afdeling E36 zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, bij deze verordening;

Aggregaten van de NACE-secties

B (excl. B0721) +C (excl.C2446, C254, C301, C303 en C304)+D+E36, H+I+J+L+M (excl.M701, M72 en M75)+N;

NACE-secties:

B (m.u.v. B0721), C (m.u.v. C2446, C254, C301, C303 en C304), D, H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N;

Afdeling E36 en afdelingen van de NACE-secties H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N;

CPA 41.00.1, met uitzondering van 41.00.14 (alleen nieuwe gebouwen).

Voor middelgrote landen zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening:

Bovendien afdelingen van de NACE-secties B (m.u.v. B0721), C (m.u.v. C2446, C254, C301, C303 en C304) en D

Voor grote landen zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening:

Als voor de middelgrote landen en bovendien groepen en klassen van NACE-sectie C voor de variabelen 130201 (Producentenprijzen), 130202 (Binnenlandse producentenprijzen) en 130203 (Niet-binnenlandse producentenprijzen)) (ten minste 90 % van de toegevoegde waarde van sectie C).

De aanvullende uitsplitsingen die voor middelgrote en grote landen zijn vereist, zijn facultatief voor kleine landen; de aanvullende uitsplitsingen voor grote landen zijn facultatief voor middelgrote landen (zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening).

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Toepassingsgebied van de gegevensverstrekking voor uitsplitsing eurozone/buiten de eurozone beperkt door Europese steekproefprogramma’s voor specifieke landen, zoals gespecificeerd in bijlage III, deel C, bij deze verordening.

De totale bouwkosten (materiaalkosten en loonkosten) kunnen worden gebruikt als maatstaf voor de producentenprijzen in de bouwnijverheid (CPA 41.00.1 met uitzondering van 41.00.14). Tot de kosten die componenten van de bouwkosten vormen, behoren ook installaties en uitrusting, vervoer, energie en andere kosten (met uitzondering van honoraria van architecten).

Indexcijfers op basis van de werkelijke producentenprijzen verdienen de voorkeur. Indien deze niet beschikbaar zijn, mogen benaderingen worden gebruikt voor H49, H50, H52, I55, I56, J58, J59, J60, L68, M74, N77, N79, N81 en N82. Voor benaderingen van activiteiten (NACE) mogen producten (CPA) worden gebruikt.

Voor activiteiten in de NACE-secties H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N kan ENT worden gebruikt in plaats van EEA voor de referentieperiodes vóór 2021 en van januari 2021 tot en met december 2023 in basisjaar 2015.

De producentenprijsindexcijfers voor diensten (SPPOI’s) zijn Business-to-All (B2All). Indien het aandeel transacties met particuliere consumenten (B2C) verwaarloosbaar is, mogen de SPPI’s worden geschat met behulp van business-to-business (B2B)-indicatoren. Voor de referentieperiodes vóór 2021 kunnen de SPPI’s worden benaderd met B2B-indicatoren in plaats van B2All-indicatoren

Termijn voor de indiening van gegevens

T+1 M voor maandelijkse gegevens voor de vereiste NACE B tot en met E36;

T+3M voor alle andere vereiste NACE en CPA 41.00.1 (m.u.v. 41.00.14), behalve voor: kleine en middelgrote landen in de vereiste CPA 41.00.1 (m.u.v. 41.00.14), de driemaandelijkse en maandelijkse (facultatieve) gegevens op: T+3M+15 dagen

Overgangsregelingen voor opneming van NACE-aggregaat H+I+J+L+M (excl. M701, M72 en M75)+N; Secties H, I, J, L, M (excl. M701, M72 en M75), N; Afdelingen van NACE H49, H50 en H52; I55, I56; J58, J59, J60; L68; M74; N77, N79, N81, N82 zoals gedefinieerd in bijlage VII, deel 3, onder a).

Eerste referentieperiode

Eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2000 voor de vereiste CPA 41.00.1 m.u.v. 41.00.14 met uitzondering van:

Bulgarije: eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2003:

Januari 2005 voor de vereiste NACE B tot en met E36, met uitzondering van:

Oostenrijk: Januari 2008 (130201 (Producentenprijzen) en 130202 (Binnenlandse producentenprijzen)) en januari 2009 (130203 (Niet-binnenlandse producentenprijzen)), 130204 (Niet-binnenlandse producentenprijzen (eurozone)) en 130205 (Niet-binnenlandse producentenprijzen (buiten de eurozone)) voor NACE-afdeling B09.

Januari 2005 voor de vereisten van 130204 (Niet-binnenlandse producentenprijzen (eurozone)) en 130205 (Niet-binnenlandse producentenprijzen (buiten de eurozone));

Eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2010 voor de vereisten van NACE-secties H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N, met uitzondering van:

het aggregaat van de NACE-secties H+I+J+L+M (excl. M701, M72 en M75) + N; voor de NACE-secties H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N en de afdelingen H49, H50, H52, I55, I56, J58, J59, J60, L68, M74, N77, N79, N81, N82 die moeten worden opgenomen vanaf het eerste kwartaal of de eerste maand (facultatief) van 2021.

Voor de lidstaten in de eurozone die na januari 2005 zijn toegetreden, zijn de variabelen 130204 (Niet-binnenlandse producentenprijzen (eurozone)) en 130205 (Niet-binnenlandse producentenprijzen (buiten de eurozone)) vereist vanaf het begin van het jaar van toetreding tot de eurozone.


Tabel 6. Kortetermijnbedrijfsstatistieken over productie (volume)

Variabelen

140101. Productie (volume)

Meeteenheid

Indexcijfers: ongecorrigeerd, gecorrigeerd voor kalendereffecten en gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Statistische populatie

Marktactiviteiten van de NACE-secties B, C, D (m.u.v. D353), F, H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit

Voor alle landen:

BIG’s van de NACE-secties B, C en D (m.u.v. groep D353), zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, bij deze Verordening (MIG Energie m.u.v. groep D353 en sectie E);

Aggregaten van de NACE-secties:

B+C+D (excl. D353), H+I+J+L+M (m.u.v. M701, M72 en M75) + N;

NACE-secties:

B, C, D (excl. D353), F, H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N;

Afdelingen van de NACE-secties:

G, H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N.

Voor middelgrote en grote landen zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening:

Bovendien afdelingen van de NACE-secties B, C, D en F.

Voor grote landen zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening:

Bovendien groepen en klassen van NACE-sectie C (ten minste 90 % van de toegevoegde waarde van sectie C).

De aanvullende uitsplitsingen die voor middelgrote en grote landen zijn vereist, zijn facultatief voor kleine landen; de aanvullende uitsplitsingen voor grote landen zijn facultatief voor middelgrote landen (zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening).

Overgangsbepalingen voor NACE-sectie F voor de referentieperiodes vóór januari 2024 zoals gedefinieerd in bijlage VII, punt 3, onder b).

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Voor activiteiten in de NACE-secties H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N kan ENT worden gebruikt in plaats van EEA voor de referentieperiodes vóór 2021 en van januari 2021 tot en met december 2023 in basisjaar 2015.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+1M + tien dagen voor NACE-secties B, C en D (m.u.v. D353)

Voor NACE-sectie F:

voor middelgrote en grote landen: T+1M+15 dagen;

voor kleine landen: T+2M;

T+2M voor NACE-secties H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N.

Overgangsregelingen voor de opneming van aggregaten van de NACE-secties H+I+J+L+M (m.u.v. M701, M72 en M75) + N; NACE-secties en afdelingen van de NACE-secties H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N; Afdelingen van de NACE-secties F, zoals gedefinieerd in bijlage VII, punt 3, onder a).

Eerste referentieperiode

Januari 2000 voor de vereiste NACE-secties B tot en met D (m.u.v. D353), met uitzondering van:

Spanje (NACE-groepen en -klassen) januari 2002

Oostenrijk (NACE-afdeling B09) januari 2005

Januari 2005 voor NACE-afdeling C33;

Eerste kwartaal 2000 (of maand 2005) voor kleine landen de vereiste NACE-sectie F en januari 2005 voor grote en middelgrote landen de vereisten van NACE-sectie F;

Januari 2021

voor het aggregaat van de NACE-secties H+I+J+L+M (m.u.v. M701, M72 en M75) + N; voor de NACE-secties en afdelingen van de secties H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N; voor de afdelingen van sectie F


Tabel 7. Kortetermijnbedrijfsstatistieken over de omvang van de verkoop

Variabelen

140201. Omvang van de verkoop

Meeteenheid

Indexcijfers: ongecorrigeerd, gecorrigeerd voor kalendereffecten en gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Statistische populatie

Marktactiviteiten van NACE G

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit

Voor alle landen:

NACE-sectie G;

Afdelingen van NACE-sectie G;

Aggregaat van groepen van NACE-afdeling G47 zonder groep G473;

Aggregaat van de NACE-klasse G4711 + NACE-groep G472;

Aggregaat van NACE-klasse G4719 + NACE-groepen G474+G475+G476+G477+G478+G479;

NACE-groep G473

Voor middelgrote en grote landen zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening:

Bovendien groepen van NACE-sectie G, NACE-klassen G4711, G4719 en G4791.

De aanvullende uitsplitsingen die voor middelgrote en grote landen zijn vereist, zijn facultatief voor kleine landen (zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening).

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Voor activiteiten in de NACE-secties G kan ENT worden gebruikt in plaats van EEA voor de referentieperioden vóór 2021 en van januari 2021 tot en met december 2023 in basisjaar 2015.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+2M voor maandelijkse gegevens voor:

Voor NACE

Sectie G;

Afdelingen G45 en G46;

Groepen G451, G452, G453, G454, G461, G462, G463, G464, G465, G466, G467, G469, G471, G472, G474, G475, G476, G477, G478 en G479;

Klassen G4711, G4719 en G4791.

T+1M voor maandelijkse gegevens voor: Voor NACE

Afdeling G47;

Aggregaat van NACE-afdeling G47 zonder groep G473;

Aggregaat van NACE-klasse G4711 + groep G472;

Aggregaat van NACE-klasse G4719 + groepen G474+G475+G476+G477+G478+G479.

Groep G473.

Eerste referentieperiode

Januari 2000, met uitzondering van:

NACE-sectie G, afdelingen en groepen van de NACE-afdelingen G45 en G46, groepen van de NACE-afdelingen G47 (m.u.v. de G472 en de G473) die vanaf januari 2021 worden verstrekt


Tabel 8. Kortetermijnbedrijfsstatistieken over de netto-omzet (waarde)

Variabelen

140301. Netto-omzet (waarde)

140302. Binnenlandse netto-omzet (waarde)

140303. Niet-binnenlandse netto-omzet (waarde)

140304. Netto omzet (waarde) uit het buitenland (waarde) (eurozone) (facultatief voor landen buiten de eurozone)

140305. Netto omzet (waarde) uit het buitenland (waarde) (niet-eurozone) (facultatief voor landen buiten de eurozone)

Meeteenheid

Indexcijfers: ongecorrigeerd en gecorrigeerd voor kalendereffecten voor alle activiteiten, alsmede gecorrigeerd voor seizoensinvloeden voor de NACE-secties G, H, I, J, L en M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N

Statistische populatie

Voor variabele 140301 (Netto-omzet (waarde)): NACE-secties B, C, G, H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N;

Voor de variabelen 140302 (Binnenlandse netto-omzet (waarde)), 140303 (Niet-binnenlandse netto-omzet (waarde)), 140304 (Niet-binnenlandse netto-omzet (waarde) (eurozone) (facultatief voor landen buiten de eurozone)) en 140305 (Niet-binnenlandse netto-omzet (waarde) (buiten de eurozone) (facultatief voor landen buiten de eurozone)): NACE-secties B en C.

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit

Voor variabele 140301 (Netto-omzet (waarde)):

Voor alle landen:

BIG’s van de NACE-secties B en C, zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, bij deze Verordening (MIG Energie m.u.v. de secties D en E);

Aggregaten van de NACE-secties:

B+C, H+I+J+L+M (m.u.v. M701, M72 en M75) +N;

NACE-secties:

B, C, G, H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N;

Afdelingen van de NACE-secties:

G, H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N;

NACE-afdeling G47 zonder groep G473;

NACE-groep G473

Aggregaat van NACE-klasse G4711 + groep G472; Aggregaat van NACE-klasse G4719 + groepen G474+G475+G476+G477+G478+G479.

Voor middelgrote en grote landen zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening:

Bovendien afdelingen van de NACE-secties B en C, groepen van NACE-sectie G, NACE-klassen G4711, G4719 en G4791

Voor de variabelen 140302 (Binnenlandse netto-omzet (waarde)), 140303 (Niet-binnenlandse netto-omzet (waarde)), 140304 (Niet-binnenlandse netto-omzet (waarde) (eurozone) en 140305 (Niet-binnenlandse netto-omzet (waarde) (buiten de eurozone):

Voor alle landen:

BIG’s van de NACE-secties B en C, zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, bij deze Verordening (MIG Energie m.u.v. de secties D en E);

Aggregaten van de NACE-secties B+C;

NACE-secties B en C.

Voor middelgrote en grote landen zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening:

Bovendien afdelingen van de NACE-secties B en C.

De aanvullende uitsplitsingen die voor middelgrote en grote landen zijn vereist, zijn facultatief voor kleine landen (zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 2, bij deze verordening).

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Voor activiteiten in de NACE-secties H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N kan ENT worden gebruikt in plaats van EEA voor de referentieperiodes vóór 2021 en van januari 2021 tot en met december 2023 in basisjaar 2015.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+2M voor:

BIG’s van de NACE-secties B en C, zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, bij deze Verordening (MIG Energie m.u.v. de secties D en E);

Aggregaten van de NACE-secties:

B+C, H+I+J+L+M (m.u.v. M701, M72 en M75) +N;

NACE-secties:

B, C, G, H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N;

Afdelingen van de NACE-secties:

B, C, G, H, I, J, L, M (m.u.v. M701, M72 en M75) en N;

NACE-afdelingen G45 en G46;

NACE-groepen G451, G452, G453, G454, G461, G462, G463, G464, G465, G466, G467, G469, G471, G472, — G474, G475, G476, G477, G478 en G479;

NACE-klassen G4711, G4719 en G4791

Overgangsregelingen voor de opneming van aggregaten van de NACE-secties H+I+J+L+M (m.u.v. M701, M72 en M75) + N; NACE-secties en afdelingen van de NACE-secties H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N zoals gedefinieerd in bijlage VII, punt 3, onder a).

T+1M voor:

NACE-afdeling G47:

Aggregaat van NACE-afdeling G47 zonder groep G473;

Aggregaat van NACE-klasse G4711 + groep G472;

Aggregaat van NACE-klasse G4719 + groepen G474+G475+G476+G477+G478+G479.

NACE-groep G473

Eerste referentieperiode

Januari 2000 voor de vereiste NACE-aggregaten, -secties en -afdelingen van de NACE-secties B en C, met uitzondering van:

Spanje: Januari 2002:

Oostenrijk: Januari 2005 voor NACE B09.

Januari 2000 voor NACE-afdeling G47, NACE-aggregaat van afdeling G47 zonder groep G473; aggregaat van NACE-klasse G4711 + groep G472; aggregaat van NACE-klasse G4719 + groepen G474+G475+G476+G477+G478+G479; voor de NACE-groepen G472 en de G473 en voor de NACE-klassen G4711, G4719 en G4791

Januari 2005 voor de vereisten van de variabelen 140304 (Niet-binnenlandse netto-omzet (waarde) (eurozone)) en 140305 (Niet-binnenlandse netto-omzet (waarde) (buiten de eurozone)):

Januari 2021 voor het aggregaat van de NACE-secties H+I+J+L+M (m.u.v. M701, M72 en M75) +N; voor de NACE-secties G, H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N; voor de NACE-afdelingen G45 en G46 en afdelingen van de secties H tot en met M (m.u.v. K, M701, M72 en M75) en N; voor groepen van de NACE-afdelingen G45, G46 en G47 (m.u.v. G472 en G473).

Voor de lidstaten in de eurozone zijn de variabelen 140304 (Niet-binnenlandse netto-omzet (waarde) (eurozone)), 130102 (Invoerprijzen (eurozone)) en 140305 (Niet-binnenlandse netto-omzet (waarde) (buiten de eurozone)) vereist vanaf het begin van het jaar van toetreding tot de eurozone.


Tabel 9. Kortetermijnbedrijfsstatistieken over onroerend goed

Variabelen

150101. Bouwvergunningen — aantal woningen

150102. Bouwvergunningen — Vierkante meter

Meeteenheid

Absolute waarden: ongecorrigeerd, gecorrigeerd voor kalendereffecten en gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Statistische populatie

Voor variabele 150101 (Bouwvergunningen — aantal woningen): CPA 41.00.1 (m.u.v. 41.00.14) — alleen nieuwe woongebouwen.

Voor variabele 150102 (Bouwvergunningen — vierkante meter): CPA 41.00.1 en 41.00.2 — alleen nieuwe woongebouwen en niet-woongebouwen.

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar product

Voor variabele 150101 (Bouwvergunningen — aantal woningen): Alleen nieuwe woongebouwen.

CPA 41.00.1 zonder CPA 41.00.14

CPA 41.00.11

CPA 41.00.12+CPA 41.00.13

Voor variabele 150102 (Bouwvergunningen — vierkante meter): Alleen nieuwe woongebouwen en niet-woongebouwen.

CPA 41.00.1

CPA 41.00.1 zonder CPA 41.00.14

CPA 41.00.11

CPA 41.00.12+CPA 41.00.13

CPA 41.00.14

CPA41.00.2

CPA 41.00.2 zonder 41.00.23

CPA 41.00.23

Termijn voor de indiening van gegevens

T+3M

Eerste referentieperiode

Eerste kwartaal van 2000, met uitzondering van:

Griekenland: eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2001 voor 150102 (Bouwvergunningen — vierkante meter)

Slowakije eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2003 voor 150101 (Bouwvergunningen — aantal woningen) en 150102 (Bouwvergunningen — vierkante meter)

Oostenrijk: eerste kwartaal of maand (facultatief) van 2005 voor 150102 (Bouwvergunningen — vierkante meter)


Tabel 10. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over activiteiten van ondernemingen

Variabelen

210101. Aantal actieve ondernemingen

220101. Aantal werknemers en zelfstandigen

220102. Aantal werknemers

220103. Aantal werknemers in voltijdequivalenten

220201. Door werknemers gewerkte uren

220301. Lasten uit hoofde van personeelsbeloningen

220302. Lonen

220303. Socialezekerheidskosten

240101. Totale aankoop van goederen en diensten

250101. Netto-omzet

250201. Brutowinstmarge op goederen voor wederverkoop (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast)

250301. Waarde van de output

250401. Toegevoegde waarde

250501. Bruto-exploitatieoverschot

260101. Bruto-investeringen in materiële vaste activa

260106. Bruto-investeringen in immateriële vaste activa, niet zijnde goodwill. (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast)

260108. Verkoopopbrengst van materiële investeringen (1 %-regel zoals omschreven in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op het niveau van de NACE kan worden toegepast)

Meeteenheid

Nationale valuta (duizenden), behalve voor de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen), 220102 (Aantal werknemers), 220103 (Aantal werknemers in voltijdequivalenten) en 220201 (Door werknemers gewerkte uren): absolute waarde

Statistische populatie

Voor andere variabelen dan 250201 (Brutowinstmarge op goederen voor wederverkoop), 260106 (Bruto-investeringen in immateriële vaste activa, niet zijnde goodwill) en 260108 (Verkoopopbrengst van materiële investeringen): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met N en P, Q en R en de afdelingen S95 en S96:

Voor de variabelen 250201 (Brutowinstmarge op goederen voor wederverkoop) en 260108 (Verkoopopbrengst van materiële investeringen): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met G;

Voor variabele 260106 (Bruto-investering in immateriële vaste activa, niet zijnde goodwill): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met E.

Uitsplitsingen

1.

Uitsplitsing naar activiteit (CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, mag worden toegepast)

Voor alle variabelen behalve voor de variabelen 250201 (Brutowinstmarge op goederen voor wederverkoop), 260106 (Bruto-investeringen in immateriële vaste activa, niet zijnde goodwill) en 260108 (Verkoopopbrengst van materiële investeringen); voor variabele 50201 (Brutowinstmarge op goederen voor wederverkoop) alleen NACE-secties B tot en met G:

Voor de NACE-secties B tot en met J, L, M en N en P, Q en R: secties, afdelingen, groepen en klassen;

Voor NACE-sectie K: Sectie, afdelingen, groepen 64.1, 64.2, 64.3, 64.9, 65.1, 65.2 en 65.3, klassen 64.11, 64.19, 64.20, 64.30, 65.11, 65.12, 65.20 en 65.30;

Voor de afdelingen 95 en 96: afdelingen, groepen en klassen;

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening voor:

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen),

ICT totaal,

ICT-industrie,

ICT-diensten,

Hightech- en medium-hightechindustrie (facultatief),

Hightechindustrie,

Medium-hightechindustrie,

Lowtech- en medium-lowtechindustrie (facultatief),

Medium-lowtechindustrie,

Lowtechindustrie,

Informatiesector,

Computergerelateerde diensten,

Totaal kennisintensieve diensten (facultatief),

Kennisintensieve hightechdiensten,

Kennisintensieve marktdiensten,

Kennisintensieve financiële diensten,

Andere kennisintensieve diensten (facultatief),

Kennisintensieve activiteiten — bedrijfssectoren,

Kennisintensieve activiteiten (facultatief),

Toeristische sector (totaal) (facultatief),

Toeristische sector (hoofdzakelijk toerisme) (facultatief),

Toeristische sector (deels toerisme) (facultatief),

Toeristische sector — vervoer (totaal) (facultatief),

Toeristische sector — vervoer over land (facultatief),

Toeristische sector — vervoer over water (facultatief),

Toeristische sector — accommodatie (facultatief),

Toeristische sector — voedsel en drank (totaal) (facultatief),

Toeristische sector — autoverhuur en overige verhuur (totaal) (facultatief),

Diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

Voor de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen), 220102 (Aantal werknemers), 220302 (Lonen), 250101 (Netto-omzet) en 250401 (Toegevoegde waarde): bovendien,

(1)

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening voor:

Culturele en creatieve sectoren — totaal,

Culturele en creatieve sectoren — diensten.

Voor de variabelen 260106 (Bruto-investeringen in immateriële vaste activa, niet zijnde goodwill) en 260108 (Verkoopopbrengst van materiële investeringen):

NACE-secties en -afdelingen

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Voor activiteiten van de NACE 642, 643 en 653 die economisch niet significant zijn in termen van toegevoegde waarde en aantal werknemers en zelfstandigen, mag de waarde 0 worden gegeven, met uitzondering van de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen) en 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen). Indien 220102 (Aantal werknemers) niet 0 is, moet ook de waarde worden vermeld.

In gevallen waarin de brongegevens die worden gebruikt voor het verzamelen van de gegevens van de variabele voor sommige statistische eenheden beschikbaar zijn voor het begrotingsjaar, en deze gegevens kunnen niet worden herberekend voor het kalenderjaar, mogen de gegevens voor het kalenderjaar voor deze statistische eenheden worden benaderd op basis van de gegevens over het begrotingsjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

Voorlopige gegevens: T+10 M voor de NACE-secties, -afdelingen en -groepen voor de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen) en 250101 (Netto-omzet)

Definitieve en gevalideerde gegevens: T+18M voor alle variabelen

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 11. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over activiteiten van ondernemingen naar grootteklasse of naar rechtsvorm

Variabelen

210101. Aantal actieve ondernemingen

220101. Aantal werknemers en zelfstandigen

220102. Aantal werknemers

220201. Door werknemers gewerkte uren

220301. Lasten uit hoofde van personeelsbeloningen

220302. Lonen

220303. Socialezekerheidskosten

240101. Totale aankoop van goederen en diensten

250101. Netto-omzet

250301. Waarde van de output

250401. Toegevoegde waarde

250501. Bruto-exploitatieoverschot

Meeteenheid

Nationale valuta (duizenden), behalve voor de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen), 220102 (Aantal werknemers) en 220201 (Door werknemers gewerkte uren): absolute waarde

Statistische populatie

Voor uitsplitsing naar activiteit en grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen van variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen), 250101 (Netto-omzet) en 250401 (Toegevoegde waarde), en voor uitsplitsing naar activiteit en rechtsvorm en voor uitsplitsing naar activiteit en grootteklasse van het aantal werknemers van de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen) en 220102 (Aantal werknemers): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met N en P, Q en R en de afdelingen S95 en S96:

Voor uitsplitsing naar activiteit en grootteklasse van de omzet van de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen), 250101 (Netto-omzet) en 250401 (Toegevoegde waarde): Marktproducenten van de NACE-sectie G;

Voor uitsplitsing naar activiteit en grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen van andere variabelen dan 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen), 250101 (Netto-omzet) en 250401 (Toegevoegde waarde): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met F

Uitsplitsingen

1.

Uitsplitsing naar activiteit en grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen (CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, mag worden toegepast)

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar activiteit:

Voor de NACE-secties B tot en met J, L, M en N en P, Q en R: Secties, afdelingen en groepen;

Voor NACE-sectie K: Secties, afdelingen, groepen 64.1, 64.2, 64.3, 64.9, 65.1, 65.2 en 65.3;

Voor de afdelingen 95 en 96: afdelingen en groepen

Speciaal aggregaat zoals gedefinieerd in bijlage II bij deze verordening

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

Grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen:

Voor de NACE-secties F tot en met J, L, M en N en P, Q en R de afdelingen S95 en S96 alleen voor de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen) en 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen): Totaal, 0-1 werknemers en zelfstandigen, 2-9 werknemers en zelfstandigen, 10-19 werknemers en zelfstandigen, 20-49 werknemers en zelfstandigen, 50-249 werknemers en zelfstandigen, 250 en meer werknemers en zelfstandigen;

Voor de NACE-secties F tot en met J, L, M en N en P, Q en R en de afdelingen S95 en S96 voor andere variabelen dan 210101 (Aantal actieve ondernemingen) en 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen): Totaal, 0-9 werknemers en zelfstandigen, 10-19 werknemers en zelfstandigen, 20-49 werknemers en zelfstandigen, 50-249 werknemers en zelfstandigen, 250 en meer werknemers en zelfstandigen;

Voor de NACE-secties B tot en met E en K: Totaal, 0-9 werknemers en zelfstandigen, 10-19 werknemers en zelfstandigen, 20-49 werknemers en zelfstandigen, 50-249 werknemers en zelfstandigen, 250 en meer werknemers en zelfstandigen

2.

Uitsplitsing naar activiteit en grootteklasse van het aantal werknemers (CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, mag worden toegepast)

Alleen voor de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen) en 220102 (Aantal werknemers)

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar activiteit:

NACE-secties;

Aggregaten van de NACE-afdelingen:

C10+C11+C12, C13+C14, C17+C18, C24+C25, C29+C30, C31+C32;

NACE-afdelingen:

C15, C16, C19, C20, C21, C22, C23, C26, C27, C28, C33, S95, S96 en alle afdelingen van de NACE-secties G, H, I, J, K, L, M, N, P, Q en R;

Groepen van de NACE-afdelingen G47 en J62 en van de NACE-secties L, M en N;

Klassen van NACE-afdeling J62;

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening:

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen),

Diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

ICT totaal,

ICT-industrie

ICT-diensten

Uitsplitsing naar grootteklasse van het aantal werknemers:

Totaal, 0 werknemers, 1-4 werknemers, 5-9 werknemers, 10 en meer werknemers

3.

Uitsplitsing naar activiteit en rechtsvorm (CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, deel B, mag worden toegepast)

Alleen voor de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen) en 220102 (Aantal werknemers)

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar activiteit:

dezelfde uitsplitsing naar activiteiten als in uitsplitsing 2

Uitsplitsing naar rechtsvorm:

Totaal,

eenmanszaken zonder beperking van persoonlijke aansprakelijkheid,

besloten of beursgenoteerde vennootschappen op aandelen met beperkte aansprakelijkheid voor de aandeelhouders,

personenvennootschappen met beperkte en onbeperkte aansprakelijkheid (daaronder begrepen zijn ook andere rechtsvormen zoals coöperaties, verenigingen enz.)

4.

Uitsplitsing naar activiteit en grootteklasse van de omzet

alleen voor NACE-sectie G

(CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, mag worden toegepast): (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast)

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar activiteit: NACE-sectie, -afdelingen en -groepen

Uitsplitsing naar grootteklasse van de omzet: Jaarlijkse omzet (in miljoenen euro): Totaal, 0 tot 1, 1 tot 2, 2 tot 5, 5 tot 10, 10 tot 20, 20 tot 50, 50 tot 200, 200 en meer

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Voor activiteiten van de NACE 642, 643 en 653 die economisch niet significant zijn in termen van toegevoegde waarde en aantal werknemers en zelfstandigen, mag de waarde 0 worden gegeven, met uitzondering van de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen) en 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen). Indien 220102 (Aantal werknemers) niet 0 is, moet ook de waarde worden vermeld.

In gevallen waarin de brongegevens die worden gebruikt voor het verzamelen van de gegevens van de variabele voor sommige statistische eenheden beschikbaar zijn voor het begrotingsjaar, en deze gegevens kunnen niet worden herberekend voor het kalenderjaar, mogen de gegevens voor het kalenderjaar voor deze statistische eenheden worden benaderd op basis van de gegevens over het begrotingsjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

Voorlopige gegevens: T+10M voor activiteit en uitsplitsing naar activiteit en grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen voor de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen) en 250101 (Netto-omzet);

Definitieve en gevalideerde gegevens: T+18M voor alle variabelen

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 12. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over demografische gebeurtenissen voor ondernemingen

Variabelen

210201. Oprichtingen van ondernemingen

210202. Opheffingen van ondernemingen

210203. Overlevende ondernemingen

210102. Aantal ondernemingen met ten minste een werknemer

210204. Ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

210205. Ondernemingen die geen werknemers meer hebben

210206. Overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer

220401. Aantal werknemers en zelfstandigen in jonge ondernemingen

220402. Aantal werknemers in jonge ondernemingen

220403. Aantal werknemers en zelfstandigen bij opheffingen van ondernemingen

220404. Aantal werknemers bij opheffingen van ondernemingen

220405. Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen

220406. Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen, in het jaar van oprichting

220104. Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen met ten minste een werknemer

220105. Aantal werknemers in ondernemingen met ten minste een werknemer

220407. Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

220408. Aantal werknemers in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

220409. Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die geen werknemers meer hebben

220410. Aantal werknemers in ondernemingen die geen werknemers meer hebben

220411. Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer

220412. Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer, in het jaar van oprichting

Meeteenheid

Absolute waarde

Statistische populatie

Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met N en P, Q en R en de afdelingen S95 en S96

Uitsplitsingen

1.

Uitsplitsing naar activiteit en grootteklasse van het aantal werknemers (CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, mag worden toegepast)

Voor alle variabelen, behalve voor de variabelen

210203 (Overlevende ondernemingen),

210206 (Overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer),

220405 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen),

220406 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen, in het jaar van oprichting),

220411 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer),

220412 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer, in het jaar van oprichting).

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar activiteit:

NACE-secties;

Aggregaten van de NACE-afdelingen:

C10+C11+C12, C13+C14, C17+C18, C24+C25, C29+C30, C31+C32;

NACE-afdelingen:

C15, C16, C19, C20, C21, C22, C23, C26, C27, C28, C33, S95, S96 en alle afdelingen van de NACE-secties G, H, I, J, K, L, M, N, P, Q en R;

Groepen van de NACE-afdelingen G47 en J62 en van de NACE-secties L, M en N;

Klassen van NACE-afdeling J62;

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening:

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

Diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

ICT totaal,

ICT-industrie,

ICT-diensten

Uitsplitsing naar grootteklasse van het aantal werknemers:

Totaal, 0 werknemers, 1-4 werknemers, 5-9 werknemers, 10 en meer werknemers

Grootteklasse van 0 werknemers niet te verstrekken voor de variabelen:

210102 (Aantal ondernemingen met ten minste één werknemer),

210204 (Ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen),

210205 (Ondernemingen die geen werknemers meer hebben),

220104. Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen met ten minste een werknemer

220105 (Aantal werknemers in ondernemingen met ten minste een werknemer),

220407. Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

220408 (Aantal werknemers in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen),

220409 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die geen werknemers meer hebben),

220410 (Aantal werknemers in ondernemingen die geen werknemers meer hebben).

2.

Uitsplitsing naar activiteit en rechtsvorm (CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, deel B, mag worden toegepast)

Voor alle variabelen, behalve voor de variabelen:

210203 (Overlevende ondernemingen),

210206 (Overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer),

220405 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen),

220406 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen, in het jaar van oprichting),

220411 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer),

220412 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer, in het jaar van oprichting).

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar activiteit:

dezelfde uitsplitsing naar activiteiten als in uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar rechtsvorm:

Totaal,

eenmanszaken zonder beperking van persoonlijke aansprakelijkheid,

besloten of beursgenoteerde vennootschappen op aandelen met beperkte aansprakelijkheid voor de aandeelhouders,

personenvennootschappen met beperkte en onbeperkte aansprakelijkheid (daaronder begrepen zijn ook andere rechtsvormen zoals coöperaties, verenigingen enz.)

3.

Uitsplitsing naar activiteit, grootteklasse van het aantal werknemers en aantal kalenderjaren van de overleving (CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, mag worden toegepast)

Voor variabelen

210203 (Overlevende ondernemingen),

210206 (Overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer),

220405 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen),

220406. Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen, in het jaar van oprichting?

224011 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer) en

224012 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer, in het jaar van oprichting).

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar activiteit: dezelfde uitsplitsing naar activiteiten als in uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar grootteklasse van het aantal werknemers:

Totaal, 0, 1-4, 5-9, 10+

Grootteklasse van 0 niet te verstrekken voor de variabelen:

210206 (Overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer),

220411 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer),

220412 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer, in het jaar van oprichting).

Uitsplitsing naar aantal kalenderjaren van overleving

1, 2, 3, 4, 5

Termijn voor de indiening van gegevens

Voorlopige gegevens:

T+18M voor de variabelen 210202 (Opheffingen van ondernemingen), 220403 (Aantal werknemers en zelfstandigen bij opheffingen van ondernemingen) en 220404 (Aantal werknemers bij opheffingen van ondernemingen),

T+20M voor variabelen 210205 (Ondernemingen die geen werknemers meer hebben), 220409 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die geen werknemers meer hebben) en 220410 (Aantal werknemers in ondernemingen die geen werknemers meer hebben);

Definitieve en gevalideerde gegevens:

T+18M voor variabelen 210201 (Oprichtingen van ondernemingen), 210203 (Overlevende ondernemingen), 220401 (Aantal werknemers en zelfstandigen in jonge ondernemingen), 220402 (Aantal werknemers in jonge ondernemingen), 220405 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen) en 220406 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen, in het jaar van oprichting),

T+20M voor de variabelen 210102 (Aantal ondernemingen met ten minste een werknemer), 210204 (Ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen), 210206 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen met ten minste een werknemer), 220104 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen met ten minste een werknemer), 220105 (Aantal werknemers in ondernemingen met ten minste een werknemer), 220407 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen), 220408 (Aantal werknemers in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen), 220411 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer) en 220412 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer, in het jaar van oprichting),

T+30M voor de variabelen 210202 (Opheffingen van ondernemingen), 220403 (Aantal werknemers en zelfstandigen bij opheffingen van ondernemingen) en 220404 (Aantal werknemers bij opheffingen van ondernemingen),

T+32M voor variabelen 210205 (Ondernemingen die geen werknemers meer hebben), 220409 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die geen werknemers meer hebben) en 220410 (Aantal werknemers in ondernemingen die geen werknemers meer hebben);

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 13. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over snelgroeiende ondernemingen

Variabelen

210103. Aantal snelgroeiende ondernemingen

210104. Aantal jonge snelgroeiende ondernemingen

220106. Aantal werknemers in snelgroeiende ondernemingen

220107. Aantal werknemers in jonge snelgroeiende ondernemingen

Meeteenheid

Absolute waarde

Statistische populatie

Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met N en P, Q en R en de afdelingen S95 en S96

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit (CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, mag worden toegepast)

NACE-secties (alleen voor de NACE-secties B tot en met N en P, Q en R),

Afdelingen en

Groepen (behalve voor de NACE-secties P tot en met R)

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening:

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

Diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

Termijn voor de indiening van gegevens

Voorlopige gegevens: T+12 M voor de variabelen 210103 (Aantal snelgroeiende ondernemingen) en 220106 (Aantal werknemers in snelgroeiende ondernemingen);

Definitieve en gevalideerde gegevens: T+18M voor alle variabelen

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 14. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over ondernemingen naar land van uiteindelijke zeggenschap

Variabelen

210101. Aantal actieve ondernemingen

210301. Aantal ondernemingen in buitenlandse handen

220101. Aantal werknemers en zelfstandigen

220301. Lasten uit hoofde van personeelsbeloningen

220501. Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in buitenlandse handen

220701. Lasten uit hoofde van personeelsbeloningen in ondernemingen in buitenlandse handen

230101. Intramurale O & O-uitgaven (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” of “aantal werknemers en zelfstandigen” van relevante NACE A*38-aggregaten voor de NACE-secties B tot en met F mag worden toegepast)

230201. O & O-personeel (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” of “aantal werknemers en zelfstandigen” van relevante NACE A*38-aggregaten voor de NACE-secties B tot en met F mag worden toegepast)

230301. Intramurale O & O-uitgaven in ondernemingen in buitenlandse handen (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” of “aantal werknemers en zelfstandigen” van relevante NACE A*38-aggregaten voor de NACE-secties B tot en met F mag worden toegepast)

230401. O & O-personeel in ondernemingen met buitenlandse zeggenschap (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” of “aantal werknemers en zelfstandigen” van relevante NACE A*38-aggregaten voor de NACE-secties B tot en met F mag worden toegepast)

240101. Totale aankoop van goederen en diensten

240102. Aankoop van goederen en diensten voor wederverkoop

240301. Totale aankoop van goederen en diensten door ondernemingen in buitenlandse handen

240302. Aankopen van goederen en diensten voor wederverkoop door ondernemingen in buitenlandse handen

250101. Netto-omzet

250301. Waarde van de output

250401. Toegevoegde waarde

250601. Netto-omzet van ondernemingen in buitenlandse handen

250701. Waarde van de output van ondernemingen in buitenlandse handen

250801. Toegevoegde waarde van ondernemingen in buitenlandse handen

260101. Bruto-investeringen in materiële vaste activa

260201. Bruto investering in materiële vaste activa door ondernemingen in buitenlandse handen

Meeteenheid

Absolute waarde voor de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 210301 (Aantal ondernemingen in buitenlandse handen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen), 220501 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in buitenlandse handen), 230201 (O & O-personeel) en 230401 (O & O-personeel in ondernemingen in buitenlandse handen);

Nationale valuta (duizenden) voor andere variabelen.

Statistische populatie

Voor alle variabelen behalve voor de variabelen 230101 (Intramurale O & O-uitgaven), 230301 (Intramurale O & O-uitgaven in ondernemingen in buitenlandse handen), 230201 (O & O-personeel) en 230401 (O & O-personeel in ondernemingen in buitenlandse handen): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met N en P, Q en R en de afdelingen S95 en S96;

Voor de variabelen 230101 (Intramurale O & O-uitgaven), 230301 (O & O-uitgaven in ondernemingen in buitenlandse handen), 230201 (O & O-personeel) en 230401 (O & O-personeel in ondernemingen in buitenlandse handen): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met F.

Uitsplitsingen

De gegevens zullen worden verstrekt met de gedetailleerdheid naar land van de uiteindelijke zeggenschap, overeenkomstig het concept “institutionele eenheid die de uiteindelijke zeggenschap heeft” en naar de activiteiten van de onderneming.

1.

Uitsplitsing naar activiteit en geografische uitsplitsing

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Voor alle variabelen behalve voor de variabelen 230101 (Intramurale O & O-uitgaven), 230301 (Intramurale O & O-uitgaven in ondernemingen in buitenlandse handen), 230201 (O & O-personeel) en 230401 (O & O-personeel in ondernemingen in buitenlandse handen):

Uitsplitsing naar activiteit:

NACE-secties;

Aggregaten van de NACE-afdelingen:

C10+C11+C12, C13+C14+C15, C16+C17+C18, C22+C23, C24+C25, C29+C30, C31+C32, H52+H53, J59+J60, J62+J63, M69+M70+M71, M73+M74+M75, N78+N79+N80+N81+N82, Q87+Q88, S95+S96

NACE-afdelingen:

C19, C20, C21, C26, C27, C28, C33, H49, H50, H51, J58, J61, N77, M72, Q86

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening:

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

Diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

Voor de variabelen 230101 (Intramurale O & O-uitgaven), 230301 (O & O-uitgaven in ondernemingen in buitenlandse handen), 230201 (O & O-personeel) en 230401 (O & O-personeel in ondernemingen in buitenlandse handen):

Uitsplitsing naar activiteit

NACE-secties;

Aggregaten van de NACE-afdelingen:

C10+C11+C12, C13+C14+C15, C16+C17+C18, C22+C23, C24+C25, C29+C30, C31+C32,

NACE-afdelingen:

C19, C20, C21, C26, C27, C28, C33

Speciaal aggregaat zoals gedefinieerd in bijlage II bij deze verordening

Industrie en bouwnijverheid

Geografische onderverdeling:

Voor de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen), 220301 (Uitgaven voor personeelsbeloningen), 230101 (Intramurale O & O-uitgaven) en 230201 (O & O-personeel), 240101 (Totale aankoop van goederen en diensten), 240102 (Aankoop van goederen en diensten voor wederverkoop), 250101 (Netto-omzet), 250301 (Waarde van de output), 250401 (Toegevoegde waarde) en 260101 (Bruto-investeringen in materiële vaste activa) geografische aggregaten “Totaal wereldwijd” en “In binnenlandse handen”.

Voor andere variabelen Geo 1-niveau, zoals gedefinieerd in een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2019/2152

2.

Geografische uitsplitsing

Voor de variabelen 210301 (Aantal ondernemingen in buitenlandse handen), 220501 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in buitenlandse handen), 220701 (Lasten uit hoofde van personeelsbeloningen in ondernemingen in buitenlandse handen), 230301 (Intramurale O & O-uitgaven in ondernemingen in buitenlandse handen), 230401 (Totale aankoop van goederen en diensten door ondernemingen in buitenlandse handen), 240301 (Totale aankoop van goederen en diensten door ondernemingen in buitenlandse handen), 240302 (Aankopen van goederen en diensten voor wederverkoop door ondernemingen in buitenlandse handen), 250601 (Netto-omzet van ondernemingen in buitenlandse handen), 250701 (Waarde van de output van ondernemingen in buitenlandse handen), 250801 (Toegevoegde waarde van ondernemingen in buitenlandse handen) en 260201 (Bruto investering in materiële vaste activa door ondernemingen in buitenlandse handen) Geo 3-niveau zoals gedefinieerd in een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2019/2152

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Voor afdeling K64 mag de waarde van de variabelen 250101 en 250601 (Netto-omzet) worden benaderd aan de hand van de waarde van de output zoals gedefinieerd in bijlage IV bij deze verordening.

Voor activiteiten van de NACE 642, 643 en 653 die in de gegevens zijn opgenomen en die economisch niet significant zijn in termen van toegevoegde waarde en aantal werknemers en zelfstandigen, kan de waarde 0 worden gehanteerd, met uitzondering van de variabelen 210101 (Aantal actieve ondernemingen), 220101 (Aantal werknemers en zelfstandigen), 210301 (Aantal ondernemingen in buitenlandse handen) en 220501 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in buitenlandse handen).

Voor de activiteiten van NACE-sectie K kan worden aangenomen dat de waarde van de variabelen 240102 en 240302 (Aankoop van goederen en diensten voor wederverkoop) in economisch opzicht niet significant is, zodat voor de variabelen 240102 en 240302 de waarde 0 mag worden gegeven.

De Commissie (Eurostat) en de lidstaten kunnen afspraken maken over aanvullende benaderingen voor activiteiten van NACE-sectie K.

In gevallen waarin de brongegevens die worden gebruikt voor het verzamelen van de gegevens van de variabele voor sommige statistische eenheden beschikbaar zijn voor het begrotingsjaar, en deze gegevens kunnen niet worden herberekend voor het kalenderjaar, mogen de gegevens voor het kalenderjaar voor deze statistische eenheden worden benaderd op basis van de gegevens over het begrotingsjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+20M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 15. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over ondernemingen in buitenlandse handen en binnenlandse filialen die in het rapporterende land actief zijn

Variabelen

210401. Aantal ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen

220601. Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen

250901. Netto-omzet van ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen

Meeteenheid

Absolute waarde voor de variabelen 210401 (Aantal ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen) en 220601 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-begrip) en binnenlandse filialen),

Nationale valuta (duizenden) voor variabele 250901 (Netto-omzet van ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen)

Statistische populatie

Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met N en P tot en met S

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit van de onderneming

NACE-secties;

Aggregaten van de NACE-afdelingen:

C10+C11+C12, C13+C14+C15, C16+C17+C18, C22+C23, C24+C25, C29+C30, C31+C32, H52+H53, J59+J60, J62+J63, M69+M70+M71, M73+M74+M75, N78+N79+N80+N81+N82, Q87+Q88,

NACE-afdelingen:

C19, C20, C21, C26, C27, C28, C33, H49, H50, H51, J58, J61, N77, M72, Q86

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen),

Diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Voor afdeling K64 kan de waarde van variabele 250901 (Netto-omzet) worden benaderd aan de hand van de waarde van de output zoals gedefinieerd in bijlage IV bij deze verordening.

Voor activiteiten van de NACE 642, 643 en 653 die in de gegevens zijn opgenomen en die economisch niet significant zijn in termen van toegevoegde waarde en aantal werknemers en zelfstandigen, kan de waarde 0 worden gehanteerd voor variabele 250901 (Netto-omzet van ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen).

De Commissie (Eurostat) en de lidstaten kunnen afspraken maken over aanvullende benaderingen voor activiteiten van NACE-sectie K.

In gevallen waarin de brongegevens die worden gebruikt voor het verzamelen van de gegevens van de variabele voor sommige statistische eenheden beschikbaar zijn voor het begrotingsjaar, en deze gegevens kunnen niet worden herberekend voor het kalenderjaar, mogen de gegevens voor het kalenderjaar voor deze statistische eenheden worden benaderd op basis van de gegevens over het begrotingsjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+20M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 16. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over de handel in goederen naar bedrijfskenmerken

Variabelen

210501. Aantal ondernemingen die goederen invoeren

210502. Aantal ondernemingen die goederen uitvoeren

240401. Statistische waarde van de invoer door ondernemingen

251101. Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen

Meeteenheid

Absolute waarde voor de variabelen 210501 (Aantal ondernemingen die goederen uitvoeren) en 210502 (Aantal ondernemingen die goederen invoeren);

Nationale valuta (eenheden) voor de variabelen 240401 (Statistische waarde van de invoer door ondernemingen) en 251101 (Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen)

Statistische populatie

Totale uitvoer of invoer van goederen;

NACE-secties A tot en met U

Uitsplitsingen

De uitsplitsingen 1 tot en met 11 moeten elk worden samengevoegd met de volgende geografische uitsplitsing

Geografische uitsplitsing

Wereld

Binnen de Unie

Buiten de Unie

1.

Uitsplitsing naar activiteit

Totaal

NACE-secties

NACE-afdelingen

NACE-groepen van de secties C, D, E en G

Onbekend

2.

Uitsplitsing naar activiteit en grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen

Uitsplitsing naar activiteit:

Totaal

NACE-secties

NACE-afdelingen van de secties C en G

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening:

industrie

andere dan industrie en handel

Onbekend

Grootteklasse van uitsplitsing van het aantal werknemers en zelfstandigen:

Totaal

0-9 werknemers en zelfstandigen

10-49 werknemers en zelfstandigen

50-249 werknemers en zelfstandigen

250 en meer werknemers en zelfstandigen

Onbekend

3.

Uitsplitsing naar activiteit en aanvullende geografische uitsplitsing

Uitsplitsing naar activiteit:

Totaal

NACE-sectie G

speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening

industrie

andere dan industrie en handel

Onbekend

Aanvullende geografische uitsplitsing:

Individuele lidstaten

Belangrijkste partnerlanden en -gebieden van buiten de Unie

4.

Uitsplitsing naar grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen en aanvullende geografische uitsplitsing

Grootteklasse van uitsplitsing van het aantal werknemers en zelfstandigen:

Totaal

0-9 werknemers en zelfstandigen

10-49 werknemers en zelfstandigen

50-249 werknemers en zelfstandigen

250 en meer werknemers en zelfstandigen

Onbekend

Aanvullende geografische uitsplitsing:

Individuele lidstaten

Belangrijkste partnerlanden en -gebieden van buiten de Unie

5.

Uitsplitsing naar activiteit en aantal partnerlanden

Uitsplitsing naar activiteit:

Dezelfde uitsplitsing naar activiteiten als in uitsplitsing 3

Uitsplitsing naar aantal partnerlanden:

Totaal

1

2

3-5

6-9

10-14

15-19

20+

Onbekend

6.

Uitsplitsing naar activiteit en concentratie van de handel (alleen voor de variabelen 251101 (Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen) en 240401 (Statistische waarde van de invoer door ondernemingen))

Uitsplitsing naar activiteit:

Dezelfde uitsplitsing naar activiteiten als in uitsplitsing 3

Uitsplitsing naar concentratie van de handel:

Totaal

Top 5

10

20

50

100

500

1 000 Ondernemingen

7.

Uitsplitsing naar activiteit en type handelaar

Gegevens die voor invoer, uitvoer en totale handel moeten worden verstrekt

Uitsplitsing naar activiteit:

Dezelfde uitsplitsing naar activiteiten als in uitsplitsing 2

Uitsplitsing naar type handelaar:

Totaal

Handelaren in één richting

Handelaren in twee richtingen

Alle typen handelaren

8.

Uitsplitsing naar activiteit en intensiteit van de uitvoer (aandeel in de uitvoer van de omzet)

Uitsplitsing naar activiteit:

Dezelfde uitsplitsing naar activiteiten als in uitsplitsing 2

Uitsplitsing naar de intensiteit van de uitvoer:

Totaal

Geen uitvoer (0)

Tussen 0 en 25

Tussen 25 en 50

Tussen 50 en 75

75 of meer

Onbekend

9.

Uitsplitsing naar activiteit en type zeggenschap

Uitsplitsing naar activiteit:

Dezelfde uitsplitsing naar activiteiten als in uitsplitsing 2

Uitsplitsing naar type zeggenschap:

Totaal

Ondernemingen in binnenlandse handen, Aanvullende uitsplitsing, indien beschikbaar:

Ondernemingen in binnenlandse handen zonder eigen filialen in het buitenland,

Ondernemingen in binnenlandse handen met eigen filialen in het buitenland

Ondernemingen in buitenlandse handen

Onbekend

10.

Uitsplitsing naar activiteit en product (alleen voor de variabelen 251101 (Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen) en 240401 (Statistische waarde van de invoer door ondernemingen))

Uitsplitsing naar activiteit:

Dezelfde uitsplitsing naar activiteiten als in uitsplitsing 2

Uitsplitsing naar product:

Totaal

CPA-afdelingsniveau voor producten van de afdelingen 10 tot en met 32 van sectie C

CPA-sectieniveau voor producten van de secties A, B, C, D en E

Speciaal aggregaat zoals gedefinieerd in bijlage II bij deze verordening

Andere CPA-producten

Onbekend

11.

Handelspopulatie

Gegevens die voor invoer, uitvoer en totale handel moeten worden verstrekt

Uitsplitsing naar overeenstemming van handelsgegevens met ondernemingsregister wat het aantal ondernemingen en het aantal handelaren voor specifieke populaties van handelaren betreft.

Uitsplitsing naar overeenstemming van handelsgegevens met ondernemingsregister wat de statistische waarde voor aantal ondernemingen en het aantal handelaren voor specifieke populaties van handelaren betreft.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+12 M

Eerste referentieperiode

2022


Tabel 17. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over de handel in diensten naar bedrijfskenmerken (Services Trade by Enterprise Characteristics — STEC) — jaarlijkse gegevens

Variabelen

240401. Statistische waarde van de invoer door ondernemingen

251101. Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen

Meeteenheid

Nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Totale in- of uitvoer van diensten, verhandeld tussen ingezetenen en niet-ingezetenen

NACE-secties A tot en met U

Uitsplitsingen

Alle uitsplitsingen (1 tot en met 3) moeten elk worden gecombineerd met de volgende geografische uitsplitsing

Geografische uitsplitsing

Wereld

Binnen de Unie

Buiten de Unie

1.

Uitsplitsing naar activiteit en grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen

Uitsplitsing naar activiteit:

Totaal

Voor de onderstaande uitsplitsingen mag het CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, worden toegepast:

Aggregaten van de NACE-secties:

A+B, D+E, I+L+O+P+Q+R+S+T+U

NACE-secties:

C, F, G, H, J, K, M, N

Onbekend

Grootteklasse van uitsplitsing van het aantal werknemers en zelfstandigen:

Totaal

Voor de onderstaande uitsplitsingen mag het CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, worden toegepast:

0-49 werknemers en zelfstandigen

Facultatief: 0-9 werknemers en zelfstandigen

Facultatief: 10-49 werknemers en zelfstandigen

50-249 werknemers en zelfstandigen

250 en meer werknemers en zelfstandigen

Onbekend

2.

Uitsplitsing naar activiteit, soort product en aanvullende geografische uitsplitsing

Uitsplitsing naar activiteit:

Dezelfde uitsplitsing naar activiteiten als in uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar product:

Totaal diensten

Voor de onderstaande uitsplitsingen mag het CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, worden toegepast:

Hoofdcomponenten van de EBOPS 2010, zoals gedefinieerd in bijlage VI, afdeling 2, tabel 1

Onbekend

Facultatief: Gedetailleerde componenten 10.1, 10.2 en 10.3 van de EBOPS 2010, zoals gedefinieerd in bijlage VI, sectie 2, tabel 1

Facultatief: Aanvullende geografische uitsplitsing:

Alleen te verstrekken voor Totaal diensten:

Afzonderlijke EU-lidstaten

Verenigde Staten

3.

Uitsplitsing naar activiteit en type zeggenschap

Uitsplitsing naar activiteit:

Dezelfde uitsplitsing naar activiteiten als in uitsplitsing 1.

Uitsplitsing naar type zeggenschap:

Totaal

Voor de onderstaande uitsplitsingen mag het CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, worden toegepast:

Ondernemingen in binnenlandse handen,

Facultatief: Aanvullende uitsplitsing, indien beschikbaar:

Ondernemingen in binnenlandse handen zonder eigen filialen in het buitenland,

Ondernemingen in binnenlandse handen met eigen filialen in het buitenland

Ondernemingen in buitenlandse handen

Onbekend

Termijn voor de indiening van gegevens

T+18 M

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Er moet gebruik worden gemaakt van de methoden en ramingen die zijn aanbevolen in de “Compilers Guide for Statistics on Services Trade by Enterprise Characteristics” van Eurostat/OESO. De landen kunnen ook gebruikmaken van andere gelijkwaardige methoden of ramingen, in overeenstemming met de beginselen van de MSITS 2010 en artikel 4 van Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad.

In alle gevallen moeten de gebruikte methoden duidelijk worden beschreven in de metagegevens.

Eerste referentieperiode

2022


Tabel 18. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over intramurale O & O-uitgaven

Variabelen

230101. Intramurale O & O-uitgaven

Meeteenheid

Nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Alle eenheden die O & O verrichten, zoals ingedeeld in de NACE-secties A tot en met U

Uitsplitsingen

1.

Uitsplitsing naar prestatiesector

Totaal voor alle hieronder genoemde sectoren

bedrijfsleven,

hoger onderwijs,

overheid,

particuliere non-profitsector

2.

Uitsplitsing naar prestatiesector en financieringsbron

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen

Uitsplitsing naar prestatiesector:

gelijk aan uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar financieringsbron

Totaal van de hieronder genoemde financieringsbronnen

Bedrijfsleven

Overheid

Particuliere non-profitsector

Hoger onderwijs

Rest van de wereld

Buitenlandse ondernemingen

Buitenlandse ondernemingen binnen dezelfde groep (alleen bedrijfsleven)

Andere buitenlandse ondernemingen (alleen bedrijfsleven)

Europese Commissie

Internationale organisaties

Andere bronnen

3.

Uitsplitsing naar prestatiesector en type O & O (facultatief voor de sector Hoger onderwijs en voor Totaal)

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar prestatiesector:

gelijk aan uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar type O & O

Fundamenteel onderzoek

Toegepast onderzoek

Experimentele ontwikkeling

4.

Uitsplitsing naar prestatiesector en type kosten

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar prestatiesector:

gelijk aan uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar type kosten:

lopende kosten (arbeidskosten en andere kosten),

kapitaaluitgaven

5.

Uitsplitsing naar activiteit (alleen bedrijfsleven)

Totaal voor alle NACE-secties A tot en met U;

Aggregaten van de secties D+E, G+H+I+J+K+L+M+N, O+P, S+T+U;

Secties A, B, C, E, F, G, H, I, J, K, M, N, Q, R, S, T

Aggregaten van de afdelingen C10+C11+C12, C10+C11, C13+C14+C15, C16+C17+C18, C25+C26+C27+C28+C29+C30, D35+E36, E37+E38+E39, J58+J59+J60, M69+M70+M71, M73+M74+M75, Q87+Q88;

Afdelingen C12, C13, C14, C15, C16, C17, C18, C19, C20, C21, C22, C23, C24, C25, C26, C27, C28, C29, C30, C31, C32, C33, D35, J61, J62, J63, L68, M71, M72, O84, P85, Q86, U99

NACE-groepen C254, C261, C262, C263, C264, C265, C266, C267, C268, C301, C302, C303, C304, C309, C325, G465, J582, J631, M721, M722, S951

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening

ICT totaal,

ICT-industrie

ICT-diensten

6.

Uitsplitsing naar bedrijfstak (alleen bedrijfsleven) (facultatief)

Uitsplitsing naar bedrijfstak:

gelijk aan uitsplitsing 5

7.

Indeling naar grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen (alleen bedrijfsleven)

Grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen:

Totaal voor alle hieronder vermelde grootteklassen, met inbegrip van de optionele grootteklasse 0-9

0-9 werknemers en zelfstandigen (facultatief),

10-49 werknemers en zelfstandigen

50-249 werknemers en zelfstandigen

250 en meer werknemers en zelfstandigen

8.

Uitsplitsing naar financieringsbron en grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen (alleen bedrijfsleven)

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar financieringsbron:

Totaal van de hieronder genoemde financieringsbronnen

bedrijfsleven

overheid

particuliere non-profitsector

hoger onderwijs

rest van de wereld

Grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen:

Totaal voor alle hieronder vermelde grootteklassen, met inbegrip van de optionele grootteklasse 0-9

0-9 werknemers en zelfstandigen (facultatief),

10-49 werknemers en zelfstandigen

50-249 werknemers en zelfstandigen

250 en meer werknemers en zelfstandigen

9.

Uitsplitsing naar belangrijkste onderzoeksgebied en ontwikkeling (alleen voor overheid en hoger onderwijs)

natuurwetenschappen,

techniek en technologie,

medische en gezondheidswetenschappen,

landbouw- en veeartsenijkunde,

sociale wetenschappen,

menswetenschappen en kunsten

10.

Uitsplitsing naar sociaaleconomische doelstelling (alleen voor overheidssector) (facultatief)

Hoofdstukniveau van de nomenclatuur voor de analyse en vergelijking van wetenschappelijke programma’s en begrotingen (NABS)

Termijn voor de indiening van gegevens

Alle uitsplitsingen (met uitzondering van de uitsplitsing naar prestatiesector):

Elke oneven jaar definitieve en gevalideerde gegevens op T+18M

Uitsplitsing naar prestatiesector:

Jaarlijks

voorlopige gegevens op T+10M

definitieve en gevalideerde gegevens op T+18M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 19. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over werkgelegenheid in O & O

Variabelen

230201. O & O-personeel

230202. Onderzoekers

Meeteenheid

Absolute waarde

Statistische populatie

Alle eenheden die O & O verrichten, zoals ingedeeld in de NACE-secties A tot en met U

Uitsplitsingen

1.

Uitsplitsing naar prestatiesector

Gegevens die in aantal werknemers en in voltijdequivalenten moeten worden verstrekt

Totaal van alle hieronder genoemde sectoren

bedrijfsleven

hoger onderwijs

overheid

particuliere non-profitsector

2.

Uitsplitsing naar prestatiesector en beroep

Alleen voor variabele 230201 (O & O-personeel); gegevens die in voltijdequivalenten moeten worden verstrekt

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar prestatiesector:

gelijk aan uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar beroepen:

Totaal voor alle hieronder genoemde beroepen

Onderzoekers,

ander O & O-personeel

technici en soortgelijk personeel (facultatief)

ander ondersteunend personeel (facultatief)

3.

Uitsplitsing naar prestatiesector en kwalificatie (facultatief)

Gegevens die in voltijdequivalenten moeten worden verstrekt

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar prestatiesector:

gelijk aan uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar kwalificatie:

Totaal voor alle hieronder vermelde kwalificatieniveaus

Gepromoveerden (ISCED 2011-niveau 8),

afgestudeerden tertiair onderwijs (ISCED 2011-niveaus 5, 6 en 7),

andere kwalificaties

4.

Uitsplitsing naar prestatiesector, beroep en gender

Alleen voor variabele 230201 (O & O-personeel); gegevens die in aantal werknemers moeten worden verstrekt

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar prestatiesector:

gelijk aan uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar beroepen:

gelijk aan uitsplitsing 2

Uitsplitsing naar gender:

totaal

vrouw

5.

Uitsplitsing naar prestatiesector, kwalificatie en gender (facultatief)

Gegevens die in aantal werknemers moeten worden verstrekt

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar prestatiesector:

gelijk aan uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar kwalificatie:

gelijk aan uitsplitsing 3

Uitsplitsing naar gender:

hetzelfde als bij uitsplitsing 4

6.

Uitsplitsing naar activiteit

Gegevens die alleen voor het bedrijfsleven moeten worden verstrekt; gegevens die in aantal werknemers en in voltijdequivalenten moeten worden verstrekt

Totaal voor alle NACE-secties A tot en met U;

Aggregaten van de secties D+E, G+H+I+J+K+L+M+N, O+P, S+T+U

Secties A, B, C, E, F, G, H, I, J, K, M, N, Q, R, S, T

Aggregaten van de afdelingen C10+C11+C12, C10+C11, C13+C14+C15, C16+C17+C18, C25+C26+C27+C28+C29+C30, D35+E36, E37+E38+E39, J58+J59+J60, M69+M70+M71, M73+M74+M75, Q87+Q88;

Afdelingen C12, C13, C14, C15, C16, C17, C18, C19, C20, C21, C22, C23, C24, C25, C26, C27, C28, C29, C30, C31, C32, C33, D35, J61, J62, J63, L68, M71, M72, O84, P85, Q86, U99

NACE-groepen C254, C261, C262, C263, C264, C265, C266, C267, C268, C301, C302, C303, C304, C309, C325, G465, J582, J631, M721, M722, S951

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening

ICT totaal,

ICT-industrie,

ICT-diensten

7.

Uitsplitsing naar belangrijkste onderzoeksgebied en ontwikkeling en gender

Gegevens die alleen voor de overheid en het hoger onderwijs moeten worden verstrekt

Aantal personeelsleden

Voltijdequivalenten (facultatief)

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar belangrijkste onderzoeksgebied en ontwikkeling:

natuurwetenschappen,

techniek en technologie,

medische en gezondheidswetenschappen,

landbouw- en veeartsenijkunde,

sociale wetenschappen,

menswetenschappen en kunsten

Uitsplitsing naar gender:

hetzelfde als bij uitsplitsing 4

8.

Uitsplitsing naar activiteit en gender

Gegevens die in aantal werknemers en alleen voor het bedrijfsleven moeten worden verstrekt

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar activiteit:

gelijk aan uitsplitsing 6

Uitsplitsing naar gender:

hetzelfde als bij uitsplitsing 4

9.

Grootteklasse van het aantal werknemers en zelfstandigen

Gegevens die in voltijdequivalenten en alleen voor het bedrijfsleven moeten worden verstrekt

Grootteklasse van uitsplitsing van het aantal werknemers en zelfstandigen:

0-9 werknemers en zelfstandigen (facultatief),

10-49 werknemers en zelfstandigen

50-249 werknemers en zelfstandigen

250 en meer werknemers en zelfstandigen

Het totaal voor het bedrijfsleven moet alle bovenstaande grootteklassen omvatten, met inbegrip van de optionele grootteklasse 0-9.

10.

Uitsplitsing naar prestatiesector en gender

Alleen voor variabele 230202 (Onderzoekers); gegevens die moeten worden verstrekt in

aantal werknemers

voltijdequivalenten (facultatief)

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar prestatiesector:

gelijk aan uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar gender:

hetzelfde als bij uitsplitsing 4

11.

Uitsplitsing naar prestatiesector, leeftijdsgroep en gender (facultatief)

Alleen voor variabele 230202 (Onderzoekers); gegevens die in aantal werknemers moeten worden verstrekt

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar prestatiesector:

gelijk aan uitsplitsing 1

Voor het bedrijfsleven en de particuliere non-profitsector: facultatief

Uitsplitsing naar leeftijdsgroep:

Totaal voor alle hieronder vermelde leeftijdsgroepen

< 25

25-34

35-44

45-54

55-64

>=65

Uitsplitsing naar gender:

hetzelfde als bij uitsplitsing 4

12.

Uitsplitsing naar prestatiesector, burgerschap en gender (facultatief)

Alleen voor variabele 230202 (Onderzoekers); gegevens die in aantal werknemers moeten worden verstrekt

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar prestatiesector:

gelijk aan uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar staatsburgerschap:

Totaal voor alle hieronder vermelde burgerschappen en burgerschapsklassen

nationaal burgerschap

staatsburgerschap van andere EU-lidstaten

staatsburgerschap van andere Europese landen

staatsburgerschap van Noord-Amerika

staatsburgerschap van Centraal- en Zuid-Amerika

staatsburgerschap van Azië

staatsburgerschap van Afrika

ander staatsburgerschap

Uitsplitsing naar gender:

hetzelfde als bij uitsplitsing 4

Termijn voor de indiening van gegevens

Alle uitsplitsingen (met uitzondering van de uitsplitsing naar prestatiesector):

Elke oneven jaar definitieve en gevalideerde gegevens op T+18M

Uitsplitsing naar prestatiesector voor “Onderzoekers” en “Totaal personeel” in VTE:

Jaarlijks

voorlopige gegevens op T+10M

definitieve en gevalideerde gegevens op T+18M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 20. Statistieken op nationaal niveau over door de overheid gefinancierd O & O

Variabelen

230501. Toewijzingen uit de overheidsbegroting aan onderzoek en ontwikkeling (GBARD)

230502. Nationale overheidsmiddelen voor transnationaal gecoördineerd O & O

Meeteenheid

Nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Alle eenheden die O & O verrichten, zoals ingedeeld in de NACE-secties A tot en met U

Uitsplitsingen

1.

Uitsplitsing naar sociaaleconomisch doel voor GBARD

Voor variabele 230501 (Toewijzingen uit de overheidsbegroting aan onderzoek en ontwikkeling (GBARD))

Categorieën van de nomenclatuur voor de analyse en vergelijking van wetenschappelijke programma’s en begrotingen (NABS)

Subcategorieën van de NABS (facultatief)

2.

Uitsplitsing naar financieringsvorm voor GBARD in definitieve begroting (facultatief)

Voor variabele 230501 (Toewijzingen uit de overheidsbegroting aan onderzoek en ontwikkeling (GBARD))

Projectfinanciering,

Institutionele financiering

3.

Uitsplitsing naar type programma/uitvoerder

Voor variabele 230502 (Nationale overheidsmiddelen voor transnationaal gecoördineerd O & O)

Nationale bijdragen aan transnationale publieke O & O-uitvoerders,

Nationale bijdragen aan pan-Europese transnationale publieke O & O-programma’s,

Nationale bijdragen aan bilaterale of multilaterale publieke O & O-programma’s vastgesteld tussen de regeringen van de lidstaten (en met kandidaat-lidstaten en EVA-landen)

Termijn voor de indiening van gegevens

Alle uitsplitsingen (voor uitsplitsing 1: in de definitieve begroting):

jaarlijkse en gevalideerde gegevens op T+12M

Uitsplitsing 1 (in de voorlopige begroting):

gegevens per jaar op T+6M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 21. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over aankopen door ondernemingen

Variabelen

240102. Aankoop van goederen en diensten voor wederverkoop

240103. Uitgaven voor diensten die worden verleend door uitzendkrachten

240104. Wijziging in voorraad goederen (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast)

240105. Aankoop van energieproducten (1 %-regel zoals omschreven in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast voor de secties D, E en F)

240106. Betalingen aan onderaannemers (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast)

Meeteenheid

Nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Voor variabele 240102 (Aankoop van goederen en diensten voor wederverkoop): Producenten van de NACE-secties B tot en met J, L, M en N en P, Q en R en de afdelingen S95 en S96

Voor variabele 240103 (Uitgaven voor diensten die worden verleend door uitzendkrachten): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met N en P, Q en R en de afdelingen S95 en S96;

Voor de variabelen 240104 (Kosten van langlopende huur- en operationele leases) en 240106 (Betalingen aan onderaannemers): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met F

Voor variabele 240105 (Aankoop van energieproducten): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met F

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit (CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, mag worden toegepast)

Voor de variabelen 240102 (Aankopen van goederen en diensten voor wederverkoop) en 240103 (Uitgaven voor diensten die worden verleend door uitzendkrachten):

Voor de NACE-secties B tot en met J, L, M en N en P, Q en R: secties, afdelingen, groepen en klassen;

Alleen voor variabele 240103, voor NACE-sectie K: Secties, afdelingen, groepen 64.1, 64.2, 64.3, 64.9, 65.1, 65.2, 65.3 en klassen 64.11, 64.19, 65.11, 65.12, 65.20 en 65.30;

Voor de afdelingen 95 en 96: afdelingen, groepen en klassen;

speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen) (voor variabele 240102 zal dit speciale aggregaat sectie K uitsluiten),

ICT totaal,

ICT-industrie,

ICT-diensten,

Hightech- en medium-hightechindustrie (facultatief),

Hightechindustrie,

Medium-hightechindustrie,

Lowtech- en medium-lowtechindustrie (facultatief),

Medium-lowtechindustrie,

Lowtechindustrie,

Informatiesector,

Computergerelateerde diensten,

Totaal kennisintensieve diensten (facultatief),

Kennisintensieve hightechdiensten,

Kennisintensieve marktdiensten,

Kennisintensieve financiële diensten,

Andere kennisintensieve diensten (facultatief),

Kennisintensieve activiteiten — bedrijfssectoren,

Kennisintensieve activiteiten (facultatief),

Toeristische sector (totaal) (facultatief),

Toeristische sector (hoofdzakelijk toerisme) (facultatief),

Toeristische sector (deels toerisme) (facultatief),

Toeristische sector — vervoer (totaal) (facultatief),

Toeristische sector — vervoer over land (facultatief),

Toeristische sector — vervoer over water (facultatief),

Toeristische sector — accommodatie (facultatief),

Toeristische sector — voedsel en drank (totaal) (facultatief),

Toeristische sector — autoverhuur en overige verhuur (totaal) (facultatief),

Diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

Voor de variabelen 240104 (Kosten van langlopende huur- en operationele leases) en 240106 (Betalingen aan onderaannemers) (NACE-secties B tot en met F):

NACE-secties en -afdelingen

Voor variabele 240105 (Aankoop van energieproducten):

Voor de NACE-secties B, C en F: secties, afdelingen, groepen en klassen

Voor de NACE-secties D en E: secties en afdelingen

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Voor activiteiten van NACE 642, 643 en 653 die economisch niet significant zijn in termen van toegevoegde waarde en aantal werknemers en zelfstandigen, mag de waarde 0 worden gegeven.

Voor de activiteiten van NACE-sectie K kan worden aangenomen dat de waarde van variabele 240102 (Aankoop van goederen en diensten voor wederverkoop) in economisch opzicht niet significant is, zodat voor variabele 240102 de waarde 0 mag worden gegeven.

In gevallen waarin de brongegevens die worden gebruikt voor het verzamelen van de gegevens van de variabele voor sommige statistische eenheden beschikbaar zijn voor het begrotingsjaar, en deze gegevens kunnen niet worden herberekend voor het kalenderjaar, mogen de gegevens voor het kalenderjaar voor deze statistische eenheden worden benaderd op basis van de gegevens over het begrotingsjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+18M

Eerste referentieperiode

2023 voor variabele 240106 (betalingen aan onderaannemers)

2021 voor alle overige variabelen


Tabel 22. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over voorraadwijzigingen van ondernemingen

Variabelen

240201. Wijziging in voorraad goederen (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast)

240202. Wijziging in voorraad gereed product en onderhanden werk

240203. Wijziging in voorraad goederen (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast)

Meeteenheid

Nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Voor variabele 240202 (wijziging in voorraad gereed product en onderhanden werk): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met F;

Voor de variabelen 240201 (Wijziging in voorraad goederen) en 240203 (Wijziging in voorraden goederen voor wederverkoop): Marktproducenten van de NACE-sectie G;

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit

(CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, mag worden toegepast):

Voor variabele 240202 (wijziging in voorraad gereed product en onderhanden werk) (NACE-secties B tot en met F):

NACE-secties, afdelingen, groepen en klassen

Voor de variabelen 240201 (Wijziging in voorraad goederen) en 240203 (Wijziging in voorraden goederen voor wederverkoop) (NACE-sectie G):

NACE-secties en -afdelingen

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

In gevallen waarin de brongegevens die worden gebruikt voor het verzamelen van de gegevens van het gedetailleerde Onderwerp voor sommige statistische eenheden beschikbaar zijn voor het begrotingsjaar, en deze gegevens kunnen niet worden herberekend voor het kalenderjaar, mogen de gegevens voor het kalenderjaar voor deze statistische eenheden worden benaderd op basis van de gegevens over het begrotingsjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+18M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 23. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over de uitsplitsing van de netto-omzet van ondernemingen naar product en plaats van vestiging van de cliënt

Variabelen

250112. Netto-omzet van ondernemingen naar plaats van vestiging van de cliënt (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast: voor groepen en klassen wordt de 1 % -regel toegepast op het overeenkomstige niveau van de afdelingen)

250113. Betalingen aan onderaannemers (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast: voor groepen en klassen wordt de 1 % -regel toegepast op het overeenkomstige niveau van de afdelingen)

Meeteenheid

Nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Bestreken activiteiten: Marktproducenten van de NACE-afdelingen 62, 78 en de groepen 58.2, 63.1, 69.1, 69.2, 70.2, 71.1, 71.2, 73.1, 73.2

Dekking van de grootteklasse: Alleen bedrijven met meer dan 20 werknemers en zelfstandigen

Uitsplitsingen

CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, deel B, mag worden toegepast

Voor variabele 250113 (Netto-omzet per product)

1.

Uitsplitsing naar product

CPA voor NACE-afdeling 62 en de groepen 58.2 en 63.1 (Computergerelateerde dienstverlening): Totaal, 58.21, 58.29, 58.29.1 + 58.29.2, 58.29.3 + 58.29.4, 58.29.5, 62.01, 62.02, 62.03, 62.09, 63.11, 63.12, 95.11, Wederverkoop (moet alle wederverkoop omvatten (groothandel en detailhandel) van software die niet door de onderneming is ontwikkeld, alsmede de wederverkoop van hardware die niet door de onderneming is vervaardigd), Andere producten, n.e.g.

CPA voor NACE-groep 69.1 (Rechtskundige dienstverlening): Totaal, 69.10.11, 69.10.12, 69.10.13, 69.10.14, 69.10.15, 69.10.16, 69.10.17, 69.10.18, 69.10.19, Andere producten, n.e.g.

CPA voor NACE-groep 69.2 (Accountants, boekhouders en belastingconsulenten): Totaal, 69.20.1, 69.20.2, 69.20.21 + 22 + 23, 69.20.24, 69.20.29, 69.20.3, 69.20.4, Andere producten, n.e.g.

CPA voor NACE-groep 70.2 (Adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer): Totaal, 70.21.1, 70.22.1, 70.22.11, 70.22.12, 70.22.13, 70.22.14, 70.22.15, 70.22.16, 70.22.17, 70.22.2, 70.22.3, Andere producten, n.e.g.

CPA voor NACE-klasse 71.11 (Architecten): Totaal, 71.11.1, 71.11.2, 71.11.21 + 22, 71.11.23, 71.11.24, 71.11.3, 71.11.4, Andere producten, n.e.g.

CPA voor NACE-klasse 71.12 (Ingenieurs en aanverwante technische adviseurs): Totaal, 71.12.1, 71.12.11, 71.12.12, 71.12.13, 71.12.14, 71.12.15, 71.12.16, 71.12.17, 71.12.18, 71.12.19, 71.12.2, 71.12.3, Andere producten, n.e.g.

CPA voor NACE-groep 71.2 (Technische testen en toetsen):

Totaal, 71.20.1, 71.20.11, 71.20.12, 71.20.13, 71.20.14, 71.20.19, Andere producten, n.e.g.

CPA voor NACE-groep 73.1 (Reclamewezen): Totaal, 73.11.1, 70.22.1, 70.22.12, 70.22.13, 70.22.19, 70.22.1, 70.22.11, 70.22.12, 70.22.13, 70.22.14, 70.22.19, Andere producten, n.e.g.

CPA voor NACE-groep 73.2 (Markt- en opinieonderzoekbureaus): Totaal, 73.20.1, 73.20.11, 73.20.12, 73.20.13, 73.20.14 + 19, 73.20.2, Andere producten, n.e.g.

CPA voor NACE-afdeling 78 (Arbeidsbemiddeling en personeelswerk): Totaal, 78.10.1, 78.10.11, 78.10.12, 78.20.1, 78.20.11, 78.20.12, 78.20.13, 78.20.14, 78.20.15, 78.20.16, 78.20.19, 78.30.1, Andere producten, n.e.g.

Voor variabele 250112 (Netto-omzet naar plaats van vestiging van de cliënt)

2.

Uitsplitsing naar plaats van vestiging van de cliënt

Totaal

Ingezeten (zoals omschreven in het ESR 2010, punt1.62),

Niet-ingezeten

binnen de EU.

buiten de EU

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

In gevallen waarin de brongegevens die worden gebruikt voor het verzamelen van de gegevens van de variabele voor sommige statistische eenheden beschikbaar zijn voor het begrotingsjaar, en deze gegevens kunnen niet worden herberekend voor het kalenderjaar, mogen de gegevens voor het kalenderjaar voor deze statistische eenheden worden benaderd op basis van de gegevens over het begrotingsjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+18M

Eerste referentieperiode

2021 voor de NACE-afdelingen 62 en 78 en voor de groepen 58.2, 63.1, 71.1, 71.2, 73.1 en 73.2

2022 voor de NACE-groepen 69.1, 69.2 en 70.2


Tabel 24. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over de uitsplitsing van de netto-omzet van ondernemingen naar brede herschikkingen van de activiteiten

Variabelen

250102. Netto-omzet uit landbouw, bosbouw, visserij en industriële activiteiten

250103. Netto-omzet uit industriële activiteiten

250104. Netto-omzet uit industriële activiteiten met uitzondering van de bouwnijverheid

250105. Netto-omzet uit bouwnijverheid

250106. Netto-omzet uit dienstenactiviteiten

250107. Netto-omzet uit handelsactiviteiten met betrekking tot aankoop en wederverkoop en uit intermediaire activiteiten

250108. Netto-omzet uit burgerlijke en utiliteitsbouw

250109. Netto-omzet uit grond-, weg- en waterbouw

(1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast)

Meeteenheid

Nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Voor variabele 250102 (Netto-omzet uit landbouw, bosbouw, visserij en industriële activiteiten): Marktproducenten van de NACE-sectie G;

Voor de variabelen 250104 (Netto-omzet uit industriële activiteiten met uitzondering van de bouwnijverheid), 250105 (Netto-omzet uit bouwnijverheid), 250108 (Netto-omzet uit burgerlijke en utiliteitsbouw) en 250109 (Netto-omzet uit civiele techniek): Marktproducenten van NACE-sectie F;

Voor variabele 250103 (Netto-omzet uit industriële activiteiten): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met E;

Voor de variabelen 250106 (Netto-omzet uit dienstenactiviteiten) en 250107 (Netto-omzet uit handelsactiviteiten met betrekking tot aankoop en wederverkoop en uit intermediaire activiteiten): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met G

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit

Uitsplitsing naar activiteit:

NACE-secties en -afdelingen

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

In gevallen waarin de brongegevens die worden gebruikt voor het verzamelen van de gegevens van de variabele voor sommige statistische eenheden beschikbaar zijn voor het begrotingsjaar, en deze gegevens kunnen niet worden herberekend voor het kalenderjaar, mogen de gegevens voor het kalenderjaar voor deze statistische eenheden worden benaderd op basis van de gegevens over het begrotingsjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+18M

Eerste referentieperiode

2022 voor NACE Rev. 2-afdeling 47

2025 voor NACE Rev. 2-afdeling 45

2023 voor alle overige activiteiten


Tabel 25. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over type uitsplitsing van omzet van ondernemingen

Variabelen

250110. Netto-omzet uit de hoofdactiviteit op het niveau van de NACE met drie cijfers,

250111. Netto-omzet uit onderaanneming

(1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast)

Meeteenheid

Nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Voor variabele 250110 (Netto-omzet uit de hoofdactiviteit op het niveau van de NACE met drie cijfers): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met F;

Voor variabele 250111 (Netto-omzet uit onderaanneming): marktproducenten van de NACE-sectie F

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit

Voor variabele 250111 (Netto-omzet uit onderaanneming): NACE-secties en -afdelingen

Voor variabele 250110 (Netto-omzet uit de hoofdactiviteit op het niveau van de NACE met drie cijfers): NACE-groep

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

In gevallen waarin de brongegevens die worden gebruikt voor het verzamelen van de gegevens van de variabele voor sommige statistische eenheden beschikbaar zijn voor het begrotingsjaar, en deze gegevens kunnen niet worden herberekend voor het kalenderjaar, mogen de gegevens voor het kalenderjaar voor deze statistische eenheden worden benaderd op basis van de gegevens over het begrotingsjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+18M

Eerste referentieperiode

2021 voor variabele 250110 (Netto-omzet uit de hoofdactiviteit op het niveau van de NACE met drie cijfers);

2023 voor variabele 250111 (Netto-omzet uit onderaanneming)


Tabel 26. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over industriële productie

Variabelen

251001. Verkochte productie

251002. Productie uit uitbestede bewerkingen

251003. Feitelijke productie

Meeteenheid

Voor variabele 251001 (Verkochte productie): nationale valuta (duizenden) en (behalve voor industriële diensten) hoeveelheid als omschreven in de Prodcom-lijst die aan het einde van de referentieperiode van kracht is;

Voor variabele 251002 (Productie uit uitbestede bewerkingen): (behalve voor industriële diensten) nationale valuta (duizenden) en hoeveelheid als omschreven in de Prodcom-lijst die aan het einde van de referentieperiode van kracht is;

Voor variabele 251003 (Feitelijke productie): hoeveelheid als omschreven in de Prodcom-lijst die aan het einde van de referentieperiode van kracht is

Statistische populatie

Producten van de Prodcom-lijst in de afdelingen 05-33 van de CPA (uitsluitingen worden bepaald door de Prodcom-lijst).

Voor variabele 251001 (Verkochte productie), heeft een deel van de Prodcom-rubriek betrekking op industriële diensten.

De variabelen 251002 (Productie uit uitbestede bewerkingen) en 251003 (Feitelijke productie) worden verstrekt voor een deel van de producten van de Prodcom-lijst (vastgesteld door Prodcom-lijst).

CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, deel B, bij deze verordening en 1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van de productie op het niveau van de CPA-klasse mogen worden toegepast

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar product

Prodcom-lijst die aan het einde van de referentieperiode van kracht is

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Voldoende representativiteit vereist op het niveau van de CPA-klasse.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+6M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 27. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over investeringen in materiële vaste activa door ondernemingen

Variabelen

260102. Bruto-investeringen in grond

260103. Bruto-investeringen in de aankoop van bestaande gebouwen

260104. Bruto-investeringen in de bouw en verbetering van gebouwen

260105. Bruto-investeringen in machines en werktuigen

(1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau kan worden toegepast voor alle variabelen, behalve voor variabele 260105 (Bruto-investering in machines en apparatuur))

Meeteenheid

nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Voor variabele 260105 (Bruto-investering in machines en apparatuur): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met N en P, Q en R en de afdelingen S95 en S96;

Voor de variabelen 260102 (Bruto-investeringen in grond), 260103 (Bruto-investeringen in de aankoop van bestaande gebouwen) en 260104 (Bruto-investeringen in de bouw en verbetering van gebouwen): Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met G;

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit:

(CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, mag worden toegepast)

Voor variabele 260105 (Bruto-investering in machines en apparatuur) (NACE-secties B tot en met N en P, Q en R en de sectoren S95 en S96)

Voor de NACE-secties B tot en met J, L, M en N en P, Q en R: NACE-secties, -afdelingen, -groepen en -klassen;

Voor NACE-sectie K: NACE-sectie, afdelingen, groepen 64.1, 64.2, 64.3, 64.9, 65.1, 65.2, 65.3 klassen 64.11, 64.19, 64.20, 64.30, 65.11, 65.12, 65.20, 65.30;

Voor de afdelingen S95 en S96: NACE-afdelingen, -groepen en -klassen;

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening voor:

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen),

ICT totaal,

ICT-industrie,

ICT-diensten,

Hightech- en medium-hightechindustrie (facultatief),

Hightechindustrie,

Medium-hightechindustrie,

Lowtech- en medium-lowtechindustrie (facultatief),

Medium-lowtechindustrie,

Lowtechindustrie,

Informatiesector,

Computergerelateerde diensten,

Totaal kennisintensieve diensten (facultatief),

Kennisintensieve hightechdiensten,

Kennisintensieve marktdiensten,

Kennisintensieve financiële diensten,

Andere kennisintensieve diensten (facultatief),

Kennisintensieve activiteiten — bedrijfssectoren,

Kennisintensieve activiteiten (facultatief),

Toeristische sector (totaal) (facultatief),

Toeristische sector (hoofdzakelijk toerisme) (facultatief),

Toeristische sector (deels toerisme) (facultatief),

Toeristische sector — vervoer (totaal) (facultatief),

Toeristische sector — vervoer over land (facultatief),

Toeristische sector — vervoer over water (facultatief),

Toeristische sector — accommodatie (facultatief),

Toeristische sector — voedsel en drank (totaal) (facultatief),

Toeristische sector — autoverhuur en overige verhuur (totaal) (facultatief),

Voor de variabelen 260102 (Bruto-investeringen in grond), 260103 (Bruto-investeringen in de aankoop van bestaande gebouwen) en 260104 (Bruto-investeringen in de bouw en verbetering van gebouwen) (alleen NACE-secties B tot en met G): NACE-secties en -afdelingen

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Voor activiteiten van NACE 642, 643 en 653 die economisch niet significant zijn in termen van toegevoegde waarde en aantal werknemers en zelfstandigen, mag de waarde 0 worden gegeven.

In gevallen waarin de brongegevens die worden gebruikt voor het verzamelen van de gegevens van de variabele voor sommige statistische eenheden beschikbaar zijn voor het begrotingsjaar, en deze gegevens kunnen niet worden herberekend voor het kalenderjaar, mogen de gegevens voor het kalenderjaar voor deze statistische eenheden worden benaderd op basis van de gegevens over het begrotingsjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+18M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 28. Bedrijfsstatistieken op nationaal niveau over investeringen in immateriële vaste activa

Variabelen

260107. Investeringen in aangekochte programmatuur (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van “netto-omzet” en “aantal werknemers en zelfstandigen” op NACE-afdelingsniveau mag worden toegepast)

Meeteenheid

nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met F;

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar activiteit

NACE-secties en -afdelingen

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

In gevallen waarin de brongegevens die worden gebruikt voor het verzamelen van de gegevens van de variabele voor sommige statistische eenheden beschikbaar zijn voor het begrotingsjaar, en deze gegevens kunnen niet worden herberekend voor het kalenderjaar, mogen de gegevens voor het kalenderjaar voor deze statistische eenheden worden benaderd op basis van de gegevens over het begrotingsjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+18M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 29. Regionale bedrijfsstatistieken over lokale eenheden

Variabelen

310101. Aantal lokale eenheden (facultatief voor sectie K van de NACE):

320101. Aantal werknemers en zelfstandigen in lokale eenheden

320301. Lonen in lokale eenheden

Meeteenheid

Nationale valuta voor variabele 320301 (Lonen in lokale eenheden); absolute cijfers voor andere variabelen

Statistische populatie

Lokale eenheden van marktproducenten van de NACE-secties B tot en met N en P, Q en R en de sectoren S95 en S96 (facultatief voor NACE-sectie K voor variabele 310101 (Aantal lokale eenheden))

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar regio en activiteit

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar regio:

NUTS-niveaus 0-2 (1)

Uitsplitsing naar activiteit:

NACE-secties en -afdelingen

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

In gevallen waarin de brongegevens die worden gebruikt voor het verzamelen van de gegevens van de variabele voor sommige statistische eenheden beschikbaar zijn voor het begrotingsjaar, en deze gegevens kunnen niet worden herberekend voor het kalenderjaar, mogen de gegevens voor het kalenderjaar voor deze statistische eenheden worden benaderd op basis van de gegevens over het begrotingsjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+18M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 30. Regionale bedrijfsstatistieken over ondernemingen

Variabelen

310102. Aantal actieve ondernemingen

310201. Oprichtingen van ondernemingen

310202. Opheffingen van ondernemingen

310203. Overlevende ondernemingen (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

310104. Aantal snelgroeiende ondernemingen

310103. Aantal ondernemingen met ten minste een werknemer

310204. Ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

310205. Ondernemingen die geen werknemers meer hebben

310206. Overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

320102. Aantal werknemers en zelfstandigen

320103. Aantal werknemers

320201. Aantal werknemers en zelfstandigen in jonge ondernemingen

320202. Aantal werknemers in jonge ondernemingen

320203. Aantal werknemers en zelfstandigen bij opheffingen van ondernemingen

320204. Aantal werknemers bij opheffingen van ondernemingen

320205. Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

320206. Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen, in het jaar van oprichting (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

320104. Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen met ten minste een werknemer

320105. Aantal werknemers in ondernemingen met ten minste een werknemer

320207. Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

320208. Aantal werknemers in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

320209. Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die geen werknemers meer hebben

320210. Aantal werknemers in ondernemingen die geen werknemers meer hebben

320211. Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

320212. Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer in het jaar van oprichting (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Meeteenheid

absolute cijfers

Statistische populatie

Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met N en P, Q en R en de afdelingen S95 en S96;

Uitsplitsingen

1.

Uitsplitsing naar regio en activiteit

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar regio: NUTS-niveaus 0-3

Uitsplitsing naar activiteit:

Aggregaten van de NACE-secties:

B+C+D+E, K+L, M+N, P+Q, R+S95+S96

NACE-secties:

F, G, H, I, J

Speciaal aggregaat zoals gedefinieerd in bijlage II bij deze verordening

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

2.

Indeling naar regio en grootteklasse van het aantal werknemers

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar regio: NUTS-niveaus 0-3

Uitsplitsing naar grootteklasse van de werknemers: Totaal, 0 werknemers, 1-9 werknemers, 10 en meer werknemers,

(grootteklasse van 0 niet te verstrekken voor de variabelen 310103 (Aantal ondernemingen met ten minste een werknemer), 310204 (Ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen), 210205 (Ondernemingen die geen werknemers meer hebben), 310206 (Overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer (alleen voor ondernemingen die drie kalenderjaren hebben overleefd)), 320104 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen met ten minste een werknemer), 320105 (Aantal werknemers in ondernemingen met ten minste een werknemer), 320207 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen), 320208 (Aantal werknemers in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen), 320209 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die geen werknemers meer hebben), 320210 (Aantal werknemers in ondernemingen die geen werknemers meer hebben), 320211 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer (alleen voor ondernemingen die drie kalenderjaren hebben overleefd)) en 320212 (Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer, in het jaar van oprichting (alleen voor ondernemingen die drie kalenderjaren hebben overleefd))

Termijn voor de indiening van gegevens

Voorlopige gegevens: voor de variabelen 310202 (Opheffingen van ondernemingen), 310205 (Aantal werknemers zonder werknemers), 320203 (Aantal werknemers en zelfstandigen bij opheffingen van ondernemingen), 320204 (Aantal werknemers bij opheffingen van ondernemingen), 320209 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die geen werknemers meer hebben) en 320210 (Aantal werknemers in ondernemingen die geen werknemers meer hebben): T+22 M

Definitieve en gevalideerde gegevens: T+22M, behalve voor de variabelen 310202 (Opheffingen van ondernemingen), 310205 (Aantal werknemers zonder werknemers), 320203 (Aantal werknemers en zelfstandigen bij opheffingen van ondernemingen), 320204 (Aantal werknemers bij opheffingen van ondernemingen), 320209 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die geen werknemers meer hebben) en 320210 (Aantal werknemers in ondernemingen die geen werknemers meer hebben): T+34 M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 31. Regionale bedrijfsstatistieken over O & O-uitgaven

Variabelen

330101. Intramurale O & O-uitgaven

Meeteenheid

Nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Alle eenheden die O & O verrichten, zoals ingedeeld in de NACE-secties A tot en met U

Uitsplitsingen

Uitsplitsing naar regio en prestatiesector

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar regio:

NUTS-niveaus 1 en 2

Uitsplitsing naar prestatiesector:

Totaal voor alle hieronder genoemde sectoren

bedrijfsleven

hoger onderwijs

overheid

particuliere non-profitsector

Termijn voor de indiening van gegevens

Alle uitsplitsingen:

elk oneven jaar definitieve en gevalideerde gegevens op T+18M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 32. Regionale bedrijfsstatistieken over werkgelegenheid in O & O

Variabelen

330201. O & O-personeel

330202. Onderzoekers

Meeteenheid

Absolute cijfers

Statistische populatie

Alle eenheden die O & O verrichten, zoals ingedeeld in de NACE-secties A tot en met U

Uitsplitsingen

1.

Uitsplitsing naar regio en prestatiesector

Gegevens die in aantal werknemers en in voltijdequivalenten moeten worden verstrekt

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar regio:

NUTS-niveaus 1 en 2

Uitsplitsing naar prestatiesector:

Totaal voor alle hieronder genoemde sectoren

bedrijfsleven

hoger onderwijs

overheid

particuliere non-profitsector

2.

Uitsplitsing naar regio, prestatiesector en gender (facultatief)

Voor variabele 330201 (O & O-personeel) gegevens die in aantal werknemers moeten worden verstrekt. Voor variabele 330202 (Onderzoekers) gegevens die in aantal werknemers en in voltijdequivalenten moeten worden verstrekt.

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar regio:

NUTS-niveaus 1 en 2

Uitsplitsing naar prestatiesector:

gelijk aan uitsplitsing 1

Uitsplitsing naar gender:

totaal

vrouw

Termijn voor de indiening van gegevens

Alle uitsplitsingen:

elk oneven jaar definitieve en gevalideerde gegevens op T+18M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 33. Statistieken over internationale activiteiten — controle door institutionele eenheden van het rapporterende land over ondernemingen in het buitenland

Variabelen

410101. Aantal ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

420101. Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

420201. Uitgaven voor personeelsbeloningen in ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen (1 %-regel zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1, op basis van de netto-omzet of het aantal werknemers en zelfstandigen op relevante NACE A*38-aggregaten voor de NACE-secties B tot en met N en P tot en met S mag worden toegepast)

430101. Bruto-investeringen in materiële vaste activa door ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen (1 %-regel in de zin van bijlage III, deel A, punt 1, op basis van de netto-omzet of het aantal werknemers en zelfstandigen van relevante NACE A*38-aggregaten voor de secties B tot en met N en P tot en met S van de NACE zijn van toepassing)

440101. Netto-omzet van ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

Meeteenheid

Voor de variabelen 410101 (Aantal ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen) en 420101 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen): absolute waarde;

Voor andere variabelen nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Voor alle variabelen: Marktproducenten van de NACE-secties B tot en met N en P tot en met S in het buitenland (moet de buitenlandse filialen van alle institutionele eenheden die de uiteindelijke zeggenschap hebben van het rapporterende land bestrijken)

Uitsplitsingen

De gegevens zullen in detail worden verstrekt per land van vestiging en per activiteit van de onderneming in het buitenland.

1.

Uitsplitsing naar activiteit en geografische uitsplitsing

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar activiteit:

NACE-secties;

Aggregaten van de NACE-afdelingen:

C10+C11+C12, C13+C14+C15, C16+C17+C18, C22+C23, C24+C25, C29+C30, C31+C32, H52+H53, J59+J60, J62+J63, M69+M70+M71, M73+M74+M75, N78+N79+N80+N81+N82, Q87+Q88,

NACE-afdelingen:

C19, C20, C21, C26, C27, C28, C33, H49, H50, H51, J58, J61, N77, M72, Q86

Speciale aggregaten zoals gedefinieerd in bijlage II, deel B, bij deze verordening

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen),

Diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

Geografische onderverdeling:

Geo 2-niveau, zoals gedefinieerd in een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2019/2152

2.

Geografische uitsplitsing

Geo 3-niveau, zoals gedefinieerd in een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2019/2152

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

Voor afdeling K64 kan de waarde van variabele 440101 (Netto-omzet) worden benaderd aan de hand van de waarde van de output zoals gedefinieerd in bijlage IV bij deze verordening.

Voor activiteiten van de NACE 642, 643 en 653 die in de gegevens zijn opgenomen en die economisch niet significant zijn in termen van toegevoegde waarde en aantal werknemers en zelfstandigen, kan de waarde 0 worden gehanteerd, met uitzondering van de variabelen 410101 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen) en 420101 (Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen).

De Commissie (Eurostat) en de lidstaten kunnen afspraken maken over aanvullende benaderingen voor activiteiten van NACE-sectie K.

In gevallen waarin de gegevens van het begrotingsjaar niet opnieuw kunnen worden berekend voor het kalenderjaar, kunnen de gegevens over het kalenderjaar worden geharmoniseerd op basis van de gegevens over het boekjaar.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+20M

Eerste referentieperiode

2021


Tabel 34. Statistieken over internationale activiteiten — Intra-Unie-handel in goederen — gedetailleerde gegevens

Variabelen

450101 a. Statistische waarde van de uitvoer van goederen binnen de Unie — gedetailleerde gegevens

450101b Hoeveelheid van de uitvoer van goederen binnen de Unie — gedetailleerde gegevens

450102 a. Statistische waarde van de invoer van goederen binnen de Unie — gedetailleerde gegevens

450102b Hoeveelheid van de invoer van goederen van binnen de Unie — gedetailleerde gegevens

Meeteenheid

Statistische waarden: waarden in nationale valuta (eenheden)

Hoeveelheid:

Nettomassa (kg)

De hoeveelheid in de aanvullende eenheden: indien van toepassing volgens de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is (respectieve meeteenheid).

Statistische populatie

Totale uitvoer of invoer van goederen

Uitsplitsingen

Gegevens die moeten worden verstrekt als een combinatie van alle uitsplitsingen die hieronder zijn bepaald: aanvullend gecombineerd met uitsplitsing naar wijze van vervoer aan de grens (facultatief)

Uitsplitsing naar product

Uitsplitsing op achtcijferniveau van de Gecombineerde Nomenclatuur, met uitzondering van

(1)

aan schepen en luchtvaartuigen geleverde goederen als bedoeld in bijlage V, afdeling 22, punt 1, onder a), en aan schepen en luchtvaartuigen geleverde goederen als bedoeld in bijlage V, sectie 23, punt 1, onder b), die kunnen worden uitgesplitst naar

(a)

goederen van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is,

(b)

goederen van hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is,

(c)

voor elders ingedeelde goederen.

(2)

motorvoertuigen en delen van luchtvaartuigen, bedoeld in bijlage V, afdeling 31, punt 4, en delen van complete fabrieksinstallaties als bedoeld in bijlage V, afdeling 31, punt 5, die worden uitgesplitst op hoofdstukniveau van de gecombineerde nomenclatuur.

Uitsplitsing naar partnerlidstaat en land van oorsprong

Voor uitvoer:

de lidstaat van bestemming en het land van herkomst

Voor de invoer:

de lidstaat van verzending; land van oorsprong (facultatief)

De gegevens over de partnerlanden en het land van oorsprong worden gecodeerd volgens de nomenclatuur van landen en gebieden voor de Europese statistieken over de internationale handel in goederen.

Uitsplitsing naar aard van de transactie

De gegevens over de aard van de transactie worden verstrekt overeenkomstig de uitsplitsing in tabel 1 van deel C van deze bijlage.

De lidstaten gebruiken de codes van kolom A of een combinatie van de codenummers in kolom A en de onderverdelingen daarvan in kolom B.

Uitsplitsing naar vervoerwijze aan de grens (facultatief)

Wanneer de gegevens over de wijze van vervoer worden verstrekt, wordt deze verstrekt overeenkomstig de uitsplitsing in tabel 2 van deel C van deze bijlage.

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

1.

Voor elke maandelijkse referentieperiode stellen de lidstaten, zo nodig met behulp van ramingen, statistieken op over hun totale uitvoer en invoer van goederen de Unie. De ramingen worden gemarkeerd en toegezonden aan Eurostat met ten minste een uitsplitsing naar partnerlidstaat en productcode op hoofdstukniveau van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is.

2.

Onverminderd artikel 10, lid 5, van deze verordening verstrekken de lidstaten de aangegeven gegevens vertrouwelijk aan de Commissie (Eurostat), zodat deze ten minste op hoofdstukniveau van de uitsplitsing naar product volgens de gecombineerde nomenclatuur kunnen worden gepubliceerd, mits de vertrouwelijkheid ervan wordt gewaarborgd.

3.

In het geval van informatie onder de militaire geheimhouding valt, kunnen de lidstaten, met inachtneming van de in de lidstaten van kracht zijnde definities, minder gedetailleerde informatie verstrekken dan in deze tabel is vermeld. In ieder geval worden gegevens over de totale statistische waarde per maand van de uitvoer en de invoer aan de Commissie (Eurostat) versterkt.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+70D

Wanneer al bij de Commissie (Eurostat) ingediende maandstatistieken worden herzien, verstrekken de lidstaten de herziene resultaten uiterlijk in de maand nadat deze beschikbaar zijn.

Eerste referentieperiode

Januari 2022


Tabel 35. Statistieken over internationale activiteiten — Invoer en uitvoer van goederen buiten de Unie — gedetailleerde gegevens

Variabelen

450201 a. Statistische waarde van de uitvoer van goederen buiten de Unie — gedetailleerde gegevens

450201b Hoeveelheid van de uitvoer van goederen buiten de Unie — gedetailleerde gegevens

450202a. Statistische waarde van de invoer van goederen van buiten de Unie — gedetailleerde gegevens

450202b Hoeveelheid van de invoer van goederen van buiten de Unie — gedetailleerde gegevens

Meeteenheid

Statistische waarden: waarden in nationale valuta (eenheden)

Hoeveelheid:

Nettomassa (kg)

De hoeveelheid in de aanvullende eenheden: indien van toepassing volgens de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is (respectieve meeteenheid).

Statistische populatie

Totale uitvoer of invoer van goederen

Uitsplitsingen

Gegevens die moeten worden verstrekt als een combinatie van alle uitsplitsingen die hieronder zijn bepaald:

Uitsplitsing naar product

Voor uitvoer: uitsplitsing op achtcijferniveau van de Gecombineerde Nomenclatuur, met uitzondering van

(1)

aan schepen en luchtvaartuigen geleverde goederen als bedoeld in bijlage V, afdeling 22, punt 1, onder a), en aan schepen en luchtvaartuigen geleverde goederen als bedoeld in bijlage V, sectie 23, punt 1, onder b), die kunnen worden uitgesplitst naar

(a)

goederen van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is,

(b)

goederen van hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is,

(c)

voor elders ingedeelde goederen.

(2)

delen van complete fabrieksinstallaties als bedoeld in bijlage V, sectie 31, punt 5, die worden uitgesplitst op hoofdstukniveau van de gecombineerde nomenclatuur.

Voor de invoer: uitsplitsing op tiencijferniveau van de Taric-onderverdeling, met uitzondering van

(1)

specifieke goederen of bewegingen, als bedoeld in bijlage V, hoofdstuk III, met uitzondering van de in afdeling 23, punt 2, onder a, ii, en in afdeling 23, punt 1, onder b, bedoelde goederen, kunnen deze specifieke goederen of bewegingen worden uitgesplitst op achtcijferniveau van de gecombineerde nomenclatuur;

(2)

goederen die worden geleverd aan offshore-installaties als bedoeld in bijlage V, afdeling 23, punt 1, onder b), die kunnen worden uitgesplitst naar

(a)

goederen van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is,

(b)

goederen van hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is,

(c)

voor elders ingedeelde goederen.

Zonder afbreuk te doen aan de verspreiding van gegevens op nationaal niveau worden gedetailleerde statistieken naar Taric-onderverdeling niet door de Commissie (Eurostat) verspreid indien de openbaarmaking ervan de bescherming van het algemeen belang inzake het handels- en landbouwbeleid van de Unie zou ondergraven.

Uitsplitsing naar lidstaat van veronderstelde bestemming en lidstaat van werkelijke uitvoer; lidstaat waar de douaneaangifte is gedaan.

Voor uitvoer:

Lidstaat van werkelijke uitvoer

Lidstaat waar de douaneaangifte is gedaan.

Voor de invoer:

Lidstaat van veronderstelde bestemming

Lidstaat waar de douaneaangifte is gedaan.

Deze uitsplitsing is niet van toepassing op specifieke goederen of bewegingen, als bedoeld in hoofdstuk III van bijlage V, indien andere gegevensbronnen dan de douaneaangiften worden gebruikt.

De gegevens over de lidstaten van uitvoer en invoer worden gecodeerd volgens de nomenclatuur van landen en gebieden voor de Europese statistieken over de internationale handel in goederen.

Uitsplitsing naar partnerland

Voor uitvoer: het land van de laatst bekende bestemming

Voor de invoer: het land van verzending en het land van oorsprong

De gegevens over het partnerland worden gecodeerd volgens de nomenclatuur van landen en gebieden voor de Europese statistieken over de internationale handel in goederen.

Uitsplitsing naar aard van de transactie

De gegevens over de aard van de transactie worden verstrekt overeenkomstig de uitsplitsing in tabel 1 van deel C van deze bijlage.

De lidstaten gebruiken de codes van kolom A of een combinatie van de codenummers in kolom A en de onderverdelingen daarvan in kolom B.

Uitsplitsing volgens statistische procedure

Normale uitvoer of invoer

Uitvoer of invoer die onder de douaneregeling actieve veredeling valt

Uitvoer of invoer die onder de douaneregeling passieve veredeling valt

Uitvoer of invoer die niet aan de douaneaangifte is ontleend

Uitsplitsing naar preferentiële behandeling bij invoer (alleen voor variabele 450202a/b)

Deze uitsplitsing is niet van toepassing op specifieke goederen of bewegingen, als bedoeld in hoofdstuk III van bijlage V, indien andere gegevensbronnen dan de douaneaangiften worden gebruikt.

Tariefbehandeling die wordt aangegeven met de code voor de preferentiële behandeling overeenkomstig de door het douanewetboek van de Unie vastgestelde classificatie.

Zonder afbreuk te doen aan de verspreiding van gegevens op nationaal niveau worden gedetailleerde statistieken naar preferentiële behandeling van invoer niet door de Commissie (Eurostat) verspreid indien de openbaarmaking ervan de bescherming van het algemeen belang inzake het handels- en landbouwbeleid van de Unie zou ondergraven.

Uitsplitsing naar wijze van vervoer

Vervoerswijze aan de grens

Wijze van vervoer in het binnenland

Containers

Deze uitsplitsing is niet van toepassing op specifieke goederen of bewegingen, als bedoeld in hoofdstuk III van bijlage V, indien andere gegevensbronnen dan de douaneaangiften worden gebruikt.

De gegevens over de wijze van vervoer worden verstrekt overeenkomstig de uitsplitsing in tabel 2 van deel C van deze bijlage.

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

1.

Voor elke maandelijkse referentieperiode stellen de lidstaten, zo nodig met behulp van ramingen, statistieken op over hun totale handel in goederen buiten de Unie. De ramingen worden gemarkeerd en toegezonden aan Eurostat met ten minste een uitsplitsing naar partnerland en productcode op hoofdstukniveau van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is voor handel in goederen buiten de Unie.

2.

Onverminderd artikel 10, lid 5, van deze verordening verstrekken de lidstaten de aangegeven gegevens vertrouwelijk aan de Commissie (Eurostat), zodat deze ten minste op hoofdstukniveau van de uitsplitsing naar product volgens de gecombineerde nomenclatuur kunnen worden gepubliceerd, mits de vertrouwelijkheid ervan wordt gewaarborgd.

3.

In het geval van informatie onder de militaire geheimhouding valt, kunnen de lidstaten, met inachtneming van de in de lidstaten van kracht zijnde definities, minder gedetailleerde informatie verstrekken dan in deze tabel is vermeld. In ieder geval worden gegevens over de totale statistische waarde per maand van de uitvoer en de invoer aan de Commissie (Eurostat) versterkt.

Termijn voor de indiening van gegevens

T+40D

Wanneer al bij de Commissie (Eurostat) ingediende maandstatistieken worden herzien, verstrekken de lidstaten de herziene resultaten uiterlijk in de maand nadat deze beschikbaar zijn.

Eerste referentieperiode

Januari 2022


Tabel 36. Statistieken over internationale activiteiten — Uitvoer en invoer van goederen — geaggregeerde gegevens

Variabelen

450103. Statistische waarde van de uitvoer van goederen — geaggregeerde gegevens

450104. Statistische waarde van de invoer van goederen — geaggregeerde gegevens

Meeteenheid

Waarden in nationale valuta (eenheden)

Statistische populatie

De totale uitvoer of invoer van goederen

Uitsplitsingen

Gegevens die moeten worden verstrekt als een combinatie van alle uitsplitsingen die hieronder zijn bepaald:

Geografische onderverdeling:

Voor alle lidstaten:

Binnen de Unie

Buiten de Unie

Bovendien voor lidstaten die tot de eurozone behoren:

Binnen het eurogebied

Buiten het eurogebied

Uitsplitsing naar product:

Totaal

Bovendien: Secties 0 tot en met 9 van de International Trade Classification (SITC) die tijdens de referentieperiode van kracht is — alleen verplicht voor partnerzones buiten de Unie en buiten de eurozone

Termijn voor de indiening van gegevens

T+40D

Eerste referentieperiode

Januari 2022


Tabel 37. Statistieken over internationale activiteiten — Uitvoer en invoer van goederen buiten de Unie naar factuurvaluta

Variabelen

450203. Statistische waarde van de uitvoer van goederen buiten de Unie naar factuurvaluta

450204. Statistische waarde van de invoer van goederen van buiten de Unie naar factuurvaluta

Meeteenheid

Waarden in nationale valuta (eenheden)

Statistische populatie

Totale invoer en uitvoer buiten de Unie

Uitsplitsingen

Gegevens die moeten worden verstrekt als een combinatie van alle uitsplitsingen die hieronder zijn bepaald:

Uitsplitsing naar product:

Volgens Standard International Trade Classification (SITC) die tijdens de referentieperiode van kracht is:

Totaal,

Secties 0 tot en met 8

Afdeling 33

Uitsplitsing van de factuurvaluta:

Indien andere gegevensbronnen dan douaneaangiften worden gebruikt, is de uitsplitsing van de factuurvaluta:

Euro

Nationale valuta (alleen voor lidstaten die niet tot de eurozone behoren)

Andere nationale valuta’s van lidstaten buiten de eurozone [met uitzondering van het Britse pond]

Brits pond

US-dollar

Andere

Indien douaneaangiften als gegevensbron worden gebruikt, is de uitsplitsing van de factuurvaluta:

Euro

Nationale valuta (alleen voor lidstaten die niet tot de eurozone behoren)

Andere nationale valuta’s van lidstaten buiten de eurozone [met uitzondering van het Britse pond]

Brits pond

US-dollar

Braziliaanse Real

Canadese dollar

Zwitserse frank

Chinese renminbi-yuan

Indiase roepie

Japanse yen

Zuid-Koreaanse won

Mexicaanse peso

Noorse kroon

Russische roebel

Singaporedollar

Turkse lire

Andere

Termijn voor de indiening van gegevens

T+3M

Eerste referentieperiode

2022


Tabel 38. Statistieken over internationale activiteiten — Internationale dienstverlening naar wijze van verlening — jaarlijkse gegevens

Variabelen

460101. Invoer en aankoop van diensten

460201. Uitvoer en verrichting van diensten

Meeteenheid

Nationale valuta (duizenden)

Statistische populatie

Totaal internationale dienstverlening door middel van de vier wijzen van verlening

Uitsplitsingen

1.

Internationale dienstverlening naar wijze van verlening en geografische uitsplitsing

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar wijze van levering:

Totaal internationale dienstverlening (totaal van de wijzen 1, 2, 3 en 4)

Wijze 1 (“grensoverschrijdende transacties”),

Wijze 2 (“verbruik in het buitenland”),

Wijze 3 (“commerciële aanwezigheid”), en

Wijze 4 (“aanwezigheid van natuurlijke personen”)

zoals gedefinieerd in bijlage VI, afdeling 2.

Uitsplitsing naar product:

Totaal internationale dienstverlening

Geografische onderverdeling: (CETO-markeringsteken zoals gedefinieerd in bijlage III, punt B, mag worden toegepast):

Geo 5-niveau, zoals gedefinieerd in een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2019/2152

2.

Internationale dienstverlening naar wijze van verlening, type product en geografische uitsplitsing (CETO-markeringsteken of 1 %-regel betreffende het volume van de totale handel (invoer + uitvoer van diensten) zoals gedefinieerd in bijlage III, onder B en A.1, mag worden toegepast)

Als de 1 %-regel wordt toegepast, wordt de uitsplitsing 2 niet gerapporteerd (in dit geval wordt alleen opgave gedaan van uitsplitsing 1).

De gegevens moeten worden verstrekt als een combinatie van alle hieronder vermelde uitsplitsingen:

Uitsplitsing naar wijzen van verlening:

Dezelfde uitsplitsing naar wijzen van verlening als uitsplitsing 1.

Uitsplitsing naar product:

Totaal internationale dienstverlening

Hoofdcomponenten van de EBOPS 2010, zoals gedefinieerd in bijlage VI, afdeling 2, tabel 1

Aanvullende groep van de EBOPS 2010, zoals gedefinieerd in bijlage VI, afdeling 2, tabel 1

Geografische onderverdeling:

Geo 5-niveau, zoals gedefinieerd in een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2019/2152

3.

Internationale dienstverlening naar wijze van verlening, gedetailleerd uitsplitsing van type product en geografische uitsplitsing (CETO-markeringsteken of 1 %-regeling betreffende het volume van de totale handel (invoer + uitvoer van diensten) zoals gedefinieerd in bijlage III, onder B en A.1, mag worden toegepast)

Als de 1 %-regel wordt toegepast, wordt uitsplitsing 3 niet gerapporteerd (in dit geval wordt alleen opgave gedaan van uitsplitsing 1).

Uitsplitsing naar wijzen van verlening:

Dezelfde uitsplitsing naar wijzen van verlening als uitsplitsing 1.

Uitsplitsing naar product:

Totaal internationale dienstverlening

Hoofdcomponenten van de EBOPS 2010, zoals gedefinieerd in bijlage VI, afdeling 2, tabel 1

Aanvullende groep van de EBOPS 2010, zoals gedefinieerd in bijlage VI, afdeling 2, tabel 1

Gedetailleerde componenten van de EBOPS 2010, zoals gedefinieerd in bijlage VI, afdeling 2, tabel 1

Geografische onderverdeling:

Geo 5-niveau, zoals gedefinieerd in een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2019/2152

Termijn voor de indiening van gegevens

Voor uitsplitsingen tussen 1, 2 en 4: T+10M

Voor uitsplitsingen tussen wijze 3 en Totale internationale dienstverlening (totaal van de wijzen 1, 2, 3 en 4): T+22M

Gebruik van benaderingen en kwaliteitseisen

De methoden en ramingen die in de eerste en tweede editie van de “Modes of Supply (MoS) Compilers Guide” worden aanbevolen, zoals beschreven in punt 1 van bijlage VI, moeten worden gebruikt. De landen kunnen ook gebruikmaken van andere gelijkwaardige methoden of ramingen, in overeenstemming met de beginselen van de MSITS 2010 en artikel 4 van Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad.

Indien op enig moment een aanbevolen methode niet kan worden gebruikt, mag in plaats daarvan de overeenkomstige algemene ramingsmethode worden gebruikt.

In alle gevallen moeten de gebruikte methoden duidelijk worden beschreven in de metagegevens.

Eerste referentieperiode

Voor uitsplitsing 1: Y+2 jaar, waarbij Y staat voor het jaar van bekendmaking van de eerste uitgave van de in punt 1 van bijlage VI bedoelde MoS Compilers guide

Voor uitsplitsing 2: Z+2 jaar, waarbij Z staat voor het jaar van bekendmaking van de tweede uitgave van de in punt 1 van bijlage VI bedoelde MoS Compilers guide

Voor uitsplitsing 3: Z+4 jaar, waarbij Z staat voor het jaar van bekendmaking van de tweede uitgave van de in punt 1 van bijlage VI bedoelde MoS Compilers guide

Deel C. Classificaties

Tabel 1. Uitsplitsing naar aard van de transacties

A

B

1.

Transacties met feitelijke verandering van eigenaar met financiële compensatie

1.

Rechtstreekse verkoop/aankoop, behalve rechtstreekse handel met/door particuliere consumenten

2.

Directe handel met/door particuliere consumenten (incl. verkoop op afstand)

2.

Retourzendingen en gratis vervanging van goederen na registratie van de oorspronkelijke transactie

1.

Retourzendingen van goederen

2.

Vervanging van teruggezonden goederen

3.

Vervanging (bv. onder garantie) van goederen die niet zijn teruggezonden

3.

Transacties met beoogde verandering van de eigendom of verandering van eigendom zonder financiële compensatie

1.

Vervoer van of naar een opslagruimte (met uitzondering van voorraad op afroep en consignatie)

2.

Zicht- of proefzending (met inbegrip van voorraad op afroep en consignatie)

3.

Financiële leasing

4.

Transacties waarbij de eigendom wordt overgedragen zonder financiële compensatie

4.

Transacties met het oog op loonveredeling (zonder eigendomsoverdracht)

1.

Goederen waarvan niet wordt verwacht dat zij terugkeren naar de aanvankelijke lidstaat/het aanvankelijke land van uitvoer

2.

Goederen waarvan niet wordt verwacht dat zij terugkeren naar de aanvankelijke lidstaat/het aanvankelijke land van uitvoer

5.

Transacties na loonveredeling (zonder eigendomsoverdracht)

1.

Goederen die terugkeren naar de aanvankelijke lidstaat/het aanvankelijke land van uitvoer

2.

Goederen die niet terugkeren naar de aanvankelijke lidstaat/het aanvankelijke land van uitvoer

6.

Bijzondere voor nationale doeleinden gecodeerde transacties

 

 

7.

Transacties met het oog op/na inklaring (zonder eigendomsoverdracht, met betrekking tot goederen in quasi-invoer of -uitvoer)

1.

Goederen in het vrije verkeer brengen in een lidstaat en ze vervolgens uitvoeren naar een andere lidstaat

2.

Vervoer van goederen van een lidstaat naar een andere lidstaat om de goederen onder de uitvoerprocedure te plaatsen

8.

Transacties die gepaard gaan met de levering van bouwmaterialen en technisch materieel in het kader van een contract voor algemene bouwwerken of voor weg- en waterbouwwerken waarbij de goederen niet afzonderlijk hoeven te worden gefactureerd en een factuur voor het gehele contract wordt opgemaakt

 

 

9.

Overige transacties die niet onder andere codes kunnen worden ingedeeld

1.

Huur, bruikleen en operationele lease gedurende meer dan 24 uur

9.

Andere


Tabel 2. Uitsplitsing naar vervoerswijze

Vervoerswijze aan de grens vervoerswijze in het binnenland;

Zeevervoer

Spoorvervoer

Vervoer over de weg

Luchtvervoer

Postzendingen

Vaste transportinrichtingen

Binnenvaart

Eigen voortbeweging

Containers

De goederen worden bij het overschrijden van de grens van het statistische registratiegebied van de Europese Unie niet in containers vervoerd.

De goederen worden bij het overschrijden van de grens van het statistische registratiegebied van de Europese Unie in containers vervoerd.


Tabel 3. Uitsplitsing naar statistisch stelsel

Statistische procedure:

Normale invoer of uitvoer

Invoer of uitvoer die onder de douaneregeling actieve veredeling valt

Invoer of uitvoer die onder de douaneregeling passieve veredeling valt

Invoer of uitvoer die niet aan de douaneaangifte is ontleend


(1)  Regionale gegevens overeenkomstig de NUTS-classificatie die van toepassing is op het tijdstip waarop de doorgifte van de gegevens krachtens deze verordening vereist is; bij herzieningen van gegevens betreffende het voorafgaande referentiejaar moet de NUTS-classificatie worden gebruikt die op het ogenblik van de in de wetgeving vastgestelde indieningstermijn van toepassing is.


BIJLAGE II

Belangrijkste industriegroepen (BIG’s) en speciale aggregaten

De BIG’s en de speciale aggregaten die zijn opgenomen in de indeling van de activiteiten in de tabellen die zijn opgenomen in deel B van bijlage I bij deze verordening, moeten als volgt worden berekend.

A.   Belangrijkste industriegroepen (BIG’s)

1.   De definitie van de belangrijke industriegroepen

De toewijzing van de NACE-groepen en afdelingen aan de belangrijke industriegroepen (BIG’s) wordt in de onderstaande tabel vastgesteld.

Voor de variabelen 130101, 130102 en 130103 kan de toewijzing van CPA-groepen aan de benaderingen van de BIG’s worden afgeleid aan de hand van de toewijzing van NACE-groepen.

INDELING VAN NACE-RUBRIEKEN BIJ DE GEAGGREGEERDE CLASSIFICATIECATEGORIEËN

NACE-omschrijving

Geaggregeerde classificatie

07 Winning van metaalertsen

Intermediaire goederen

08 Overige winning van delfstoffen

Intermediaire goederen

09 Ondersteunende activiteiten in verband met de mijnbouw

Intermediaire goederen

10.6 Vervaardiging van maalderijproducten, zetmeel en zetmeelproducten

Intermediaire goederen

10.9 Vervaardiging van diervoeders

Intermediaire goederen

13.1 Bewerken en spinnen van textielvezels

Intermediaire goederen

13.2 Weven van textiel

Intermediaire goederen

13.3 Textielveredeling

Intermediaire goederen

16 Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout en van kurk, exclusief meubelen; vervaardiging van artikelen van riet en van vlechtwerk

Intermediaire goederen

17 Vervaardiging van papier en papierwaren

Intermediaire goederen

20.1 Vervaardiging van chemische basisproducten, kunstmeststoffen en stikstofverbindingen en van kunststoffen en synthetische rubber in primaire vormen

Intermediaire goederen

20.2 Vervaardiging van verdelgingsmiddelen en van andere chemische producten voor de landbouw

Intermediaire goederen

20.3 Vervaardiging van verf, vernis e.d., drukinkt en mastiek

Intermediaire goederen

20.5 Vervaardiging van overige chemische producten

Intermediaire goederen

20.6 Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels

Intermediaire goederen

22 Vervaardiging van producten van rubber of kunststof

Intermediaire goederen

23 Vervaardiging van andere niet-metaalhoudende minerale producten

Intermediaire goederen

24 Vervaardiging van metalen in primaire vorm

Intermediaire goederen

25.5 Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal; poedermetallurgie

Intermediaire goederen

25.6 Oppervlaktebehandeling van metaal; verspanend bewerken van metalen

Intermediaire goederen

25.7 Vervaardiging van scharen, messen, bestekken, gereedschap en ijzerwaren

Intermediaire goederen

25.9 Vervaardiging van andere producten van metaal

Intermediaire goederen

26.1 Vervaardiging van elektronische onderdelen en printplaten

Intermediaire goederen

26.8 Vervaardiging van magnetische en optische media

Intermediaire goederen

27.1 Vervaardiging van elektromotoren, van elektrische generatoren en transformatoren en van schakel- en verdeelinrichtingen

Intermediaire goederen

27.2 Vervaardiging van batterijen en accumulatoren

Intermediaire goederen

27.3 Vervaardiging van kabels en van schakelaars, stekkers, stopcontacten e.d.

Intermediaire goederen

27.4 Vervaardiging van elektrische verlichtingsbenodigdheden

Intermediaire goederen

27.9 Vervaardiging van andere elektrische apparatuur

Intermediaire goederen

05 Winning van steenkool en bruinkool

Energie

06 Winning van aardolie en aardgas

Energie

19 Vervaardiging van cokes en van geraffineerde aardolieproducten

Energie

35 Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht

Energie

36. Winning, behandeling en distributie van water

Energie

25.1 Vervaardiging van metalen constructiewerken, ramen, deuren en kozijnen

kapitaalgoederen

25.2 Vervaardiging van tanks, reservoirs en bergingsmiddelen, van metaal

kapitaalgoederen

25.3 Vervaardiging van stoomketels, exclusief warmwaterketels voor de centrale verwarming

kapitaalgoederen

25.4 Vervaardiging van wapens en munitie

kapitaalgoederen

26.2 Vervaardiging van computers en randapparatuur

kapitaalgoederen

26.3 Vervaardiging van communicatieapparatuur

kapitaalgoederen

26.5 Vervaardiging van meet-, controle- en navigatie-instrumenten en -apparatuur; uurwerken

kapitaalgoederen

26.6 Vervaardiging van bestralingsapparatuur en van elektromedische en elektrotherapeutische apparatuur

kapitaalgoederen

28 Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, n.e.g.

kapitaalgoederen

29 Vervaardiging van auto’s, aanhangwagens en opleggers

kapitaalgoederen

30.1 Scheepsbouw

kapitaalgoederen

30.2 Vervaardiging van rollend materieel voor spoorwegen

kapitaalgoederen

30.3 Vervaardiging van lucht- en ruimtevaartuigen en toestellen in verband daarmee

kapitaalgoederen

30.4 Vervaardiging van militaire gevechtsvoertuigen

kapitaalgoederen

32.5 Vervaardiging van medische en tandheelkundige instrumenten en benodigdheden

kapitaalgoederen

33 Reparatie en installatie van machines en apparaten

kapitaalgoederen

26.4 Vervaardiging van consumentenelektronica

Duurzame consumptiegoederen

26.7 Vervaardiging van optische instrumenten en van foto- en filmapparatuur

Duurzame consumptiegoederen

27.5 Vervaardiging van huishoudapparaten

Duurzame consumptiegoederen

30.9 Vervaardiging transportmiddelen, n.e.g.

Duurzame consumptiegoederen

31 Vervaardiging van meubelen

Duurzame consumptiegoederen

32.1 Bewerken van edelstenen en vervaardiging van sieraden en dergelijke artikelen

Duurzame consumptiegoederen

32.2 Vervaardiging van muziekinstrumenten

Duurzame consumptiegoederen

10.1 Verwerking en conservering van vlees en vleesproducten

Niet-duurzame consumptiegoederen

10.2 Verwerking en conservering van vis en van schaal- en weekdieren

Niet-duurzame consumptiegoederen

10.3 Verwerking en conservering van groenten en fruit

Niet-duurzame consumptiegoederen

10.4 Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten

Niet-duurzame consumptiegoederen

10.5 Vervaardiging van zuivelproducten

Niet-duurzame consumptiegoederen

10.7 Vervaardiging bakkerijproducten en deegwaren

Niet-duurzame consumptiegoederen

10.8 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen

Niet-duurzame consumptiegoederen

11 Vervaardiging van dranken

Niet-duurzame consumptiegoederen

12 Vervaardiging van tabaksproducten

Niet-duurzame consumptiegoederen

13.9 Vervaardiging van overige textielproducten

Niet-duurzame consumptiegoederen

14. Vervaardiging van kleding

Niet-duurzame consumptiegoederen

15 Vervaardiging van leer en van producten van leer

Niet-duurzame consumptiegoederen

18 Drukkerijen, reproductie van opgenomen media

Niet-duurzame consumptiegoederen

20.4 Vervaardiging van zeep, wasmiddelen, poets- en reinigingsmiddelen, parfums en cosmetische artikelen

Niet-duurzame consumptiegoederen

21. Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten

Niet-duurzame consumptiegoederen

32.3 Vervaardiging van sportartikelen

Niet-duurzame consumptiegoederen

32.4 Vervaardiging van spellen en speelgoed

Niet-duurzame consumptiegoederen

32.9. Industrie, n.e.g.

Niet-duurzame consumptiegoederen

2.   Niet-beschikbaarheid van gegevens op het NACE-groepsniveau

De lidstaten die de statistische gegevens waarop Verordening (EU) 2019/2152 betrekking heeft niet op het gedetailleerde niveau van de NACE-groepen berekenen, mogen nationale wegingen voor de groepen binnen een afdeling berekenen met het oog op de uitsplitsing in groepen van de gegevens op afdelingsniveau.

De lidstaten die de indeling bij belangrijke industriegroepen (BIG’s) gedeeltelijk of geheel op basis van NACE-afdelingen uitvoeren, stellen Eurostat in kennis van de voor de uitsplitsing in NACE-groepen toegepaste wegingen.

B.   Speciale aggregaten van NACE-codes

Speciaal aggregaat

NACE-componenten

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen),

NACE B+C+D+E+F+G+H+I+J+K+L+M+N+P+Q+R+S

Industrie, bouwnijverheid en diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

NACE B+C+D+E+F+G+H+I+J+K+L+M+N+P+Q+R+95 + 96

Economische activiteit van de bedrijven

NACE B+C+D+E+F+G+H+I+J+K+L+M+N+95

Niet-financiële ondernemingen

NACE B+C+D+E+F+G+H+I+J+L+M+N+95

Industrie en bouwnijverheid

NACE B+C+D+E+F

Bedrijfstak

NACE B+C+D+E

ICT totaal

NACE C261+C262+C263+C264+C268+G465+J582+J61+J62+J63.1+S951

= ICT-industrie + ICT-diensten

ICT-industrie

NACE C261+C262+C263+C264+C268

ICT-diensten

NACE G465+J582+J61+J62+J631+S951

Informatiesector

NACE J581+J591+J592+J60+J639

Computergerelateerde diensten

NACE J582+J62+J631

Hightech- en medium-hightechindustrie

NACE C20+C21+C254+C26+C27+C28+C29+C30–C301+C325

Hightechindustrie

NACE C21+C26+C303

Medium-hightechindustrie

NACE C20+C254+C27+C28+C29+C30–C301–C303+C325

Lowtech- en medium-lowtechindustrie

NACE C10+C11+C12+C13+C14+C15+C16+C17+C18+C19+C22+C23+C24+C25–C254+C301+C31+C32–C325+C33

Medium-lowtechindustrie

NACE C182+C19+C22+C23+C24+C25–C254+C301+C33

Lowtechindustrie LOT

NACE C10+C11+C12+C13+C14+C15+C16+C17+C18–C182+C31+C32–C325

Diensten

G+H+I+J+K+L+M+N+O+P+Q+R+S+T+U

Diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

G+H+I+J+K+L+M+N+P+Q+R+S

Diensten (met uitzondering van openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen, verenigingen, huishoudens als werkgever en extraterritoriale organisaties en instellingen)

G+H+I+J+K+L+M+N+P+Q+R+95 + 96

Totaal kennisintensieve diensten

NACE H50+H51+J58+J59+J60+J61+J62+J63+K64+K65+K66+M69+M70+M71+M72+M73+M74+M75+N78+N80+O84+P85+Q86+Q87+Q88+R90+R91+R92+R93

Kennisintensieve hightechdiensten,

NACE J59+J60+J61+J62+J63+M72

Computergerelateerde diensten

NACE H50+H51+M69+M70+M71+M73+M74+N78+N80

Kennisintensieve financiële diensten

NACE K64+K65+K66

Andere kennisintensieve diensten

NACE J58+M75+O84+P85+Q86+Q87+Q88+R90+R91+R92+R93

Kennisintensieve activiteiten — bedrijfssectoren,

NACE B09+C19+C21+C26+H51+J58+J59+J60+J61+J62+J63+K64+K65+K66+M69+M70+M71+M72+M73+M74+M75+N78+N79+R90

Kennisintensieve activiteiten

NACE B09+C19+C21+C26+H51+J58+J59+J60+J61+J62+J63+K64+K65+K66+M69+M70+M71+M72+M73+M74+M75+N78+N79+O84+P85+P86+R90+R91+S94+U99

Toeristische sector (totaal)

NACE H491+H4932+H4939+H501+H503+H511+I551+I552+I553+I561+I563+N771+N7721+N79

Toeristische sector (hoofdzakelijk toerisme)

NACE H511+I551+I552+I553+N791

Toeristische sector (deels toerisme)

NACE H491+H4932+H4939+H501+H503+I561+I563+N771+N7721+N799

Toeristische sector — Vervoer (totaal)

NACE H491+H4932+H4939+H501+H503+H511

Toeristische sector — Vervoer over land

NACE H491+H4932+H4939

Toeristische sector — Vervoer over water

NACE H501+H503

Toeristische sector — Huisvesting (toepassingsgebied van Vo. 692/2011)

NACE I551+I552+I553

Toeristische sector — Voedsel en drank (totaal)

NACE I561+I563

Toerisme — Autoverhuur en overige verhuur (totaal) (facultatief)

NACE N771+N7721

Culturele en creatieve sectoren — totaal

NACE C18 + C3212 + C322 + G4761 + G4762 + G4763 + J5811 + J5813 + J5814 + J5821 + J59 + J60 + J6391 + M7111 + M741 + M742 + M743 + N7722 + P8552 + R90 + R91

Culturele en creatieve sectoren — diensten.

NACE J5811 + J5813 + J5814 + J5821 + J59 + J60 + J6391 + M7111 + M741 + M742 + M743 + N7722 + P8552 + R90 + R91

Andere activiteiten dan industrie en handel

NACE A+F+H+I+J+K+L+M+N+O+P+Q+R+S+T+U

C.   Speciale aggregaten van CPA-codes

Speciaal aggregaat

CPA-codes

Andere CPA-producten

CPA 41 tot en met 99


BIJLAGE III

Vereenvoudigingen

A.   VRIJSTELLINGEN VOOR HET VERSTREKKEN VAN DE GEGEVENS OP BASIS VAN DE ECONOMISCHE OMVANG VAN HET LAND

1.   1 %-regel

De 1 %-regel heeft betrekking op de in bijlage I bij deze verordening vermelde specifieke variabelen. Het is niet nodig deze variabelen samen te stellen indien de bijdrage van de lidstaat voor een gerelateerde indicator (bv. toegevoegde waarde, omzet of aantal werknemers en zelfstandigen) of totale dienstverleningsvolume (invoer plus uitvoer van diensten) in een specifieke activiteit (NACE), EBOPS 2010 categorie of product (CPA) minder dan 1 % van het EU-totaal bedraagt. De bijbehorende indicator en uitsplitsing naar het activiteitsniveau (NACE), OPS 2010 of de uitsplitsing naar het product (CPA) worden gespecificeerd in bijlage I.

2.   Regels voor de indeling van landen in kleine, middelgrote en grote landen

Op basis van de grootte van het land hoeven kleine en middelgrote landen sommige statistieken voor de in bijlage I bij deze verordening gespecificeerde variabelen niet of met een lagere frequentie of met een latere termijn voor de toezending van gegevens te verstrekken.

1.

De voor de indeling van lidstaten in grootteklassen te gebruiken variabele is de toegevoegde waarde;

2.

Er moeten twee drempels — vastgesteld op 1 %, respectievelijk 4 % — worden gehanteerd om onderscheid te maken tussen kleine, middelgrote en grote lidstaten;

3.

De totale indeling van de lidstaten geschiedt op basis van hun aandeel in de EU-meerwaarde van de NACE-secties B tot en met N (met uitzondering van sectie K).

Vrijwaringsclausule: als het aandeel van een land in de toegevoegde waarde van de EU in een van de volgende NACE-sectie of gedefinieerde aggregaten overeenkomt met die van een categorie met een lagere grootteklasse (lager dan de grootteklasse die het resultaat is van de totale indeling), komen de gegevensvereisten voor dat land overeen met die van de categorie met een lagere grootteklasse voor de sectie (of de secties) in kwestie. Dit kan van toepassing zijn op de NACE-secties C (“Industrie”), F (“Bouw”), afdeling G (“Handel”), en op het totaal van de secties H tot en met N (m.u.v. K en m.u.v. “Diensten”).

4.

De indeling van de lidstaten vindt plaats op basis van de gegevens van het basisjaar en is vervolgens van toepassing gedurende 5 opeenvolgende jaren.

B.   MOGELIJKHEID OM GEGEVENS TE VERSTREKKEN DIE NIET OP NATIONAAL NIVEAU WORDEN GEPUBLICEERD EN DIE UITSLUITEND WORDEN GEBRUIKT VOOR DE BEREKENING VAN EUROPESE TOTALEN: BIJDRAGE AAN EUROPESE TOTALEN (CETO)

Om de lasten voor het bedrijfsleven en de kosten voor de nationale bureaus voor de statistiek tot een minimum te beperken, kunnen de lidstaten gegevens die alleen worden gebruikt als bijdrage aan Europese totalen van een CETO-markeringsteken voorzien, voor sommige variabelen zoals bepaald in bijlage I bij deze verordening. Eurostat publiceert deze gegevens niet en de lidstaten voorzien in nationaal verband gepubliceerde gegevens ook niet van een CETO-markeringsteken. Het aantal statistieken dat door een lidstaat met een CETO-markeringsteken kan worden gemarkeerd, verschilt tussen de kleine, middelgrote en grote landen:

1.

De voor de indeling van lidstaten in grootteklassen te gebruiken variabele is de toegevoegde waarde, met uitzondering van:

variabelen 251001 (Verkochte productie), 251002 (Productie uit uitbestede bewerkingen) en 251003 (Feitelijke productie) wanneer de voor de combinatie te gebruiken variabele de verkochte productie is;

variabelen 460101 (Invoer en verwerving van diensten), 460201 (Uitvoer en verrichting van diensten), 240401 (Statistische waarde van de invoer door ondernemingen), 251101 (Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen), waarbij de te gebruiken variabele het totale handelsvolume van de diensten is — uitvoer plus invoer van diensten, verhandeld tussen ingezetenen en niet-ingezetenen — uitgedrukt als de som van de variabelen 240401 (Statistische waarde van de invoer door ondernemingen) en 251101 (Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen).

2.

Er moeten twee drempels — vastgesteld op 1 % respectievelijk 10 % — worden gebruikt om onderscheid te maken tussen kleine, middelgrote en grote lidstaten, met uitzondering van de variabelen 251001 (Verkochte productie), 251002 (Productie uit uitbestede bewerkingen, 251003 (Feitelijke productie), 460101 (Invoer en verwerving van diensten), 460201 (Uitvoer en verrichting van diensten), 240401 (Statistische waarde van de invoer door ondernemingen) en 251101 (Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen), waarbij de drempels worden vastgesteld op 1 % en 4 %.

3.

De totale indeling van de lidstaten geschiedt op basis van hun aandeel in de EU-meerwaarde van de NACE-secties B tot en met R en de afdelingen 95 en 96 (met uitzondering van afdeling O), met uitzondering van:

variabelen 251001 (Verkochte productie), 251002 (Productie uit uitbestede bewerkingen) en 251003 (Feitelijke productie) indien de indeling moet gebeuren op basis van hun aandeel in de door de EU verkochte productie van de CPA-afdelingen (05 tot en met 33) onder het toepassingsgebied van de Prodcom-lijst.

Variabelen 460101 (Invoer en verwerving van diensten), 460201 (Uitvoer en verrichting van diensten), 240401 (Statistische waarde van de invoer door ondernemingen) en 251101 (Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen), indien de indeling moet gebeuren op basis van hun aandeel in het totale handelsvolume van de diensten van de EU (uitvoer plus invoer van diensten, verhandeld tussen ingezetenen en niet-ingezetenen — uitgedrukt als de som van de variabelen 240401 (Statistische waarde van de invoer door ondernemingen) en 251101 (Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen)).

4.

Het aantal statistieken dat kan worden gemarkeerd met een CETO-markeringsteken voor variabelen zoals vastgesteld in bijlage I bij deze verordening:

a)

Voor kleine landen: alle gegevens op NACE-klasseniveau en niet meer dan 25 % van de gegevens op NACE-groepsniveau voor de uitsplitsing naar activiteit; alle gegevens op NACE-groepsniveau, behalve voor het totaal voor alle grootteklassen voor de uitsplitsingen van de gecombineerde activiteit en de grootteklasse; niet meer dan 20 % van de gegevens op het niveau van de afzonderlijke Prodcom-rubriek.

b)

Voor kleine landen: niet meer dan 25 % van de gegevens op NACE-klasseniveau voor de uitsplitsing naar activiteit, niet meer dan 25 % van de gegevens op NACE-groepsniveau, behalve voor het totaal van alle grootteklassen voor de uitsplitsingen van de gecombineerde activiteit en de grootteklasse voor de uitsplitsing van de grootteklasse op NACE-groepsniveau; niet meer dan 15 % van de gegevens voor de afzonderlijke Prodcom-rubrieken. Als het aandeel van een NACE Rev. 2-klasse of van een grootteklasse van een NACE Rev. 2-groep in een van deze lidstaten minder bedraagt dan 0,1 % van de bedrijfseconomie van de betrokken lidstaat of minder dan 0,1 % van het totaal van alle afzonderlijke Prodcom-rubrieken, kunnen die gegevens met een CETO-markeringsteken bijkomend worden toegezonden.

c)

Voor kleine landen: niet meer dan 15 % van de gegevens op NACE-klasseniveau voor de uitsplitsing naar activiteit, niet meer dan 15 % van de gegevens op NACE-groepsniveau, behalve voor het totaal van alle grootteklassen voor de uitsplitsingen van de gecombineerde activiteit en de grootteklasse voor de uitsplitsing van de grootteklasse op NACE-groepsniveau; niet meer dan 10 % van de gegevens op of voor de afzonderlijke Prodcom-rubrieken.

d)

Voor de variabelen 460101 (Invoer en verwerving van diensten), 460201 (Uitvoer en verrichting van diensten), 240401 (Statistische waarde van de invoer door ondernemingen) en 251101 (Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen), — voor kleine landen: niet meer dan 40 % van de gegevens van de lidstaat mag worden gemarkeerd met een CETO-markeringsteken; voor middelgrote landen: maximaal 15 % en voor grote landen: niet meer dan 10 %;

C.   EUROPESE STEEKPROEFPROGRAMMA’S

Europese steekproefprogramma’s kunnen de reikwijdte van de gegevens die moeten worden verstrekt bij het opstellen van statistieken voor de in bijlage I bij de verordening gespecificeerde variabelen, beperken om de kosten voor nationale statistische systemen te drukken, ervoor te zorgen dat aan de Europese gegevensvereisten wordt voldaan en om de Commissie (Eurostat) in staat te stellen geloofwaardige Europese ramingen voor de betrokken indicatoren op te stellen.

De lidstaten die deelnemen aan het hierboven bedoelde Europese steekproefprogramma, verstrekken de Commissie (Eurostat) gegevens over ten minste de NACE-activiteiten en CPA-producten die volgens de volgende procedure worden gespecificeerd:

1.

De rapportage is in elk land beperkt tot de activiteiten of producten waarvan het gewicht gelijk is aan of groter is dan 0,05 % van het totale gewicht (de totale sector van de eurozone) van de indicator in het voorgaande basisjaar.

2.

De rapportagevereisten zijn geactualiseerd op hetzelfde moment met de actualisering van de Europese gewichten voor het nieuwe basisjaar, op basis van de gewichten in het voorgaande basisjaar.

3.

De eerste referentieperiode voor de nieuwe rubrieken is uiterlijk vanaf het begin van het nieuwe basisjaar met ingang van de invoering van het basisjaar drie jaar later.

4.

Voor de actualisering van de Europese steekproefprogramma’s in deze zin is geen specifieke rechtshandeling vereist.

De vastgestelde voorwaarden voor de Europese steekproefprogramma’s kunnen worden aangepast aan veranderingen van het basisjaar of van het classificatiesysteem, of aan belangrijke structurele veranderingen in de eurozone of de Europese Unie.

Elk nieuw lid van de eurozone of de Europese Unie kan een van de Europese steekproefprogramma’s invoeren bij de toetreding tot de eurozone of de toetreding tot de Europese Unie. De Commissie specificeert, na overleg met de betrokken lidstaat, welke NACE-activiteiten en CPA-producten waarvoor volgens bovengenoemde procedure gegevens moeten worden toegezonden, voor die lidstaat in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2019/2152 in het kader van de Europese steekproefprogramma’s.

D.   VRIJSTELLINGEN VOOR HET VERSTREKKEN VAN GEGEVENS OP BASIS VAN DE ECONOMISCHE OMVANG VAN DE ACTIVITEIT BINNEN HET LAND.

De rapportage is in elke lidstaat beperkt tot die activiteiten of producten waarvan het gewicht gelijk is aan of meer bedraagt dan 0,05 % van het totale gewicht van de indicator in de lidstaat in het lopende basisjaar (het voorgaande basisjaar kan worden toegepast als de gegevens van het lopende basisjaar niet beschikbaar zijn), tenzij het Europese steekproefprogramma wordt toegepast.

E.   LENGTE VAN DE STS-TIJDREEKSEN VOOR NIEUWE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE

Elke nieuwe lidstaat van de Europese Unie verstrekt tijdreeksen, ten minste vanaf de op één na laatste wijziging van het basisjaar, die betrekking hebben op de periode tussen het laatste en het voorgaande basisjaar, indien geen volledige tijdreeks volgens de gegevenstabellen beschikbaar is.


BIJLAGE IV

Definities van begrippen en variabelen

I.   BEGRIPPEN

Ingezeten statistische eenheden

Statistische eenheden die ingezeten eenheden van een land zijn overeenkomstig Verordening (EU) nr. 549/2013 (1).

Economisch gebied

Onder het economisch gebied van een land wordt verstaan:

a)

het geografische gebied onder het daadwerkelijke bestuur en de economische controle van één overheid;

b)

vrijhandelsgebieden, inclusief entrepots en bedrijven onder douanecontrole;

c)

het nationale luchtruim, de territoriale wateren en het continentaal plat in de internationale wateren waarover het land exclusieve rechten kan doen gelden;

d)

territoriale enclaves, d.w.z. geografische gebieden in het buitenland die, krachtens internationale verdragen of overeenkomsten tussen staten, door overheidsinstellingen van het land worden gebruikt (zoals ambassades, consulaten, militaire en wetenschappelijke bases enz.);

e)

vindplaatsen van aardolie, aardgas enz., gelegen in de internationale wateren buiten het continentaal plat van het land, die worden geëxploiteerd door ingezeten eenheden van het onder a) tot en met d) gedefinieerde gebied.

Het economisch gebied omvat niet:

extraterritoriale enclaves, d.w.z. delen van het geografisch gebied van het land die, krachtens internationale verdragen of overeenkomsten tussen staten, door de overheid van een ander land, door instellingen en organen van de Europese Unie of door internationale organisaties worden gebruikt.

Binnenlandse en buitenlandse markt

In de kortetermijnbedrijfsstatistieken geldt als uitgangspunt voor het onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse markten het economisch grondgebied van de lidstaten.

II.   VARIABELEN

A.   BEDRIJVENPOPULATIE

1)   Variabele 110101: Registraties

Het aantal in het register ingeschreven juridische eenheden op enig moment tijdens het referentiekwartaal volgens de respectieve administratieve of juridische procedure.

2)   Variabele 110102: Faillissementen

Het aantal juridische eenheden dat is begonnen met de procedure om failliet te worden verklaard, door de afgifte van een verklaring van de rechtbank, op enig moment tijdens het referentiekwartaal q (dit is vaak voorlopig en betekent niet altijd stopzetting van een activiteit).

3)   Variabele 210101: Aantal actieve ondernemingen

Het aantal actieve ondernemingen is het aantal van alle statistische eenheden die op enig moment in de referentieperiode een “onderneming” waren in de zin van Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad (2) en die tijdens die referentieperiode ook actief waren.

Een statistische eenheid wordt geacht tijdens de referentieperiode actief te zijn geweest indien zij in die periode een positieve netto-omzet behaalde of outputs produceerde of werknemers had of investeringen heeft gedaan.

4)   Variabele 210102: Aantal ondernemingen met ten minste een werknemer

Het aantal marktondernemingen die op enig moment in een bepaalde referentieperiode t ten minste een werknemer hadden.

5)   Variabele 210103: Aantal snelgroeiende ondernemingen

Het aantal ondernemingen met ten minste tien werknemers in t — 3 waarvan het aantal werknemers in een periode van drie jaar (t — 3 tot t) gemiddeld meer dan 10 % is gegroeid. Het omvat geen ondernemingen in de zin van variabele 210201 “Oprichtingen van ondernemingen”, in t — 3.

6)   Variabele 210104: Aantal jonge snelgroeiende ondernemingen

Jonge snelgroeiende ondernemingen als onderdeel van snelgroeiende ondernemingen moeten voldoen aan de aanvullende voorwaarden dat zij ondernemingen waren in de zin van variabele 210201 “oprichtingen van ondernemingen”, in t-4 of t-5.

7)   Variabele 210201: Oprichtingen van ondernemingen

Een telling van het aantal geboorten van tot de betrokken populatie behorende ondernemingen in het bedrijfsregister, gecorrigeerd voor fouten. Bij een oprichting ontstaat een combinatie van productiefactoren, met dien verstande dat hierbij geen andere ondernemingen betrokken mogen zijn. Tot de oprichtingen behoren geen toevoegingen aan de populatie als gevolg van fusies, op- of afsplitsingen of herstructureringen van ondernemingen. Toevoegingen aan een subpopulatie die uitsluitend het gevolg zijn van een verandering van activiteit, blijven eveneens buiten beschouwing.

8)   Variabele 210202: Opheffingen van ondernemingen

Een telling van het aantal sterften van tot de betrokken populatie behorende ondernemingen in het bedrijfsregister, gecorrigeerd voor fouten. Bij een opheffing wordt een combinatie van productiefactoren ontbonden, met dien verstande dat hierbij geen andere ondernemingen betrokken mogen zijn. Tot de opheffingen behoren geen verwijderingen uit de populatie als gevolg van fusies, overnames of opsplitsingen of herstructureringen van ondernemingen. Verwijderingen uit een subpopulatie die uitsluitend het gevolg zijn van een verandering van activiteit, blijven eveneens buiten beschouwing.

9)   Variabele 210203: Overlevende ondernemingen

Er is sprake van een overlevende onderneming als een onderneming actief is in het jaar van oprichting (t-1-t-5) en het volgende jaar/de volgende jaren. Twee gevallen kunnen worden onderscheiden:

Een onderneming die in jaar t-1 is opgericht, wordt geacht in jaar t te hebben overleefd indien zij actief is in een deel van jaar t (= overleving zonder wijzigingen).

Een onderneming wordt ook geacht nog te bestaan als de ermee verbonden juridische eenheid/eenheden weliswaar niet meer actief is (zijn), maar als haar/hun activiteit is overgenomen door een nieuwe juridische eenheid die speciaal is opgericht om de productiefactoren van die onderneming over te nemen (= bestaat nog door overname).

10)   Variabele 210204: Ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

Dit kan betrekking hebben op de oprichting van ondernemingen zoals gedefinieerd voor variabele 210201, maar ook op ondernemingen zoals gedefinieerd voor variabele 210101 als de ondernemingen in eerdere referentieperiodes actief waren, maar in twee voorafgaande referentieperiodes geen werknemers hadden.

11)   Variabele 210205: Ondernemingen die geen werknemers meer hebben

Dit kan betrekking hebben op de opheffing van ondernemingen zoals gedefinieerd voor variabele 210202, met ten minste een werknemer, maar ook op ondernemingen zoals gedefinieerd voor variabele 210102 als de ondernemingen actief blijven, maar op een zeker tijdstip in een bepaalde referentieperiode t en in twee volgende referentieperiodes geen werknemers meer hadden: t + 1 en t + 2. Hetzelfde is van toepassing als de arbeidsovereenkomst van de laatste werknemer op de 31e december afloopt in t.

12)   Variabele 210206: Overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer

Een telling van ondernemingen die ten minste een werknemer hadden vanaf enig moment in elk jaar vanaf het jaar waarin de eerste werknemer in dienst is genomen (t — 1 t/m t — 5) tot een bepaalde referentieperiode t. De “populatie van ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen in t” wordt gedefinieerd als voor variabele 210204. Een onderneming wordt ook geacht nog te bestaan als de ermee verbonden juridische eenheid/eenheden weliswaar niet meer actief is (zijn), maar als haar/hun activiteit is overgenomen door een nieuwe juridische eenheid die speciaal is opgericht om de productiefactoren van die onderneming over te nemen (= bestaat nog door overname).

13)   Variabele 210301: Aantal ondernemingen in buitenlandse handen

In de nationale bedrijfsstatistieken wordt onder onderneming in buitenlandse handen verstaan: een in het registrerende land gevestigde onderneming waarover een niet in het registrerende land gevestigde institutionele eenheid de uiteindelijke zeggenschap heeft. Onder “ondernemingen” wordt verstaan: actieve ondernemingen als gedefinieerd voor variabele 210101 onder A3.

“Zeggenschap” of “in handen zijn van”, het vermogen het algemene beleid van een onderneming vast te stellen, bijvoorbeeld door hiervoor geschikte bestuurders te kiezen. Onderneming A wordt in dit kader geacht in handen te zijn van institutionele eenheid B wanneer B direct of indirect zeggenschap heeft over meer dan de helft van de stemrechten van de aandeelhouders of zich op een andere manier van de zeggenschap over A verzekert.

“In buitenlandse handen” betekent dat institutionele eenheid die de uiteindelijke zeggenschap heeft, in een ander land gevestigd is dan het land waar de institutionele eenheid waarover het zeggenschap heeft, gevestigd is.

Onder “bijkantoren” wordt verstaan plaatselijke eenheden van buitenlandse ondernemingen die geen afzonderlijke rechtspersonen vormen. Zij worden beschouwd als quasi-vennootschappen in de zin van Verordening (EU) nr. 549/2013 en worden geacht ondernemingen te zijn voor de statistiek van buitenlandse filialen.

Onder “institutionele eenheid die de uiteindelijke zeggenschap heeft over een buitenlands filiaal” wordt verstaan de institutionele eenheid die hogerop in de zeggenschapsketen waarvan het buitenlandse filiaal deel uitmaakt, niet in handen is van een andere institutionele eenheid;

Onder “buitenlands filiaal”, wordt verstaan een in het registrerende land gevestigde onderneming waarover een niet in dat land gevestigde institutionele eenheid de uiteindelijke zeggenschap heeft, of een niet in het registrerende land gevestigde onderneming waarover een wel in dat land gevestigde institutionele eenheid de uiteindelijke zeggenschap heeft.

Onder “land van uiteindelijke controle” wordt verstaan het land van vestiging van de institutionele eenheid die de uiteindelijke zeggenschap heeft, of van de groep eenheden die in onderlinge overeenstemming optreden.

“Institutionele eenheid” en “lokale eenheid” hebben dezelfde betekenis die zij hebben volgens Verordening (EEG) nr. 696/93.

Onder “statistieken van buitenlandse filialen in het binnenland” worden verstaan statistieken die de activiteit van in het registrerende land gevestigde buitenlandse filialen beschrijven.

14)   Variabele 210401: Aantal ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen

Onder “onderneming in buitenlandse handen” wordt verstaan een ingezeten institutionele eenheid die de uiteindelijke zeggenschap heeft over een institutionele eenheid die ten minste één buitenlands filiaal heeft en een actieve onderneming is zoals gedefinieerd voor variabele 210101 onder A3. “Zeggenschap” en “institutionele eenheid die de uiteindelijke zeggenschap heeft” hebben dezelfde betekenis als gedefinieerd voor ondernemingen in buitenlandse handen.

Onder “nationaal filiaal” wordt verstaan een in het registrerende land gevestigde onderneming waarover een in hetzelfde registrerende land gevestigde UCI zeggenschap heeft. “Onderneming” en “bijkantoor” hebben dezelfde betekenis als gedefinieerd voor ondernemingen in buitenlandse handen.

In de nationale bedrijfsstatistieken wordt onder “binnenlandse statistieken van buitenlandse filialen” verstaan statistieken die de activiteit beschrijven van binnenlandse filialen van elke ingezeten institutionele eenheid die de uiteindelijke zeggenschap heeft over ten minste één buitenlands filiaal en die de activiteit heeft van ondernemingen in buitenlandse handen die zijn ingezeten in het registrerende land.

15)   Variabele 310101: Aantal lokale eenheden

Een telling van het aantal tot de betrokken populatie behorende lokale eenheden, zoals gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad, in het ondernemingsregister, gecorrigeerd voor fouten en met name fouten in het steekproefkader. Lokale eenheden worden ook in aanmerking genomen als zij geen betaalde werknemers hebben. Deze statistiek omvat alle eenheden die gedurende ten minste een deel van de referentieperiode actief zijn geweest.

16)   Variabele 310102: Aantal actieve ondernemingen

Zie definitie voor variabele 210101 onder A3.

17)   Variabele 310103: Aantal ondernemingen met ten minste een werknemer

Zie definitie voor variabele 210102 onder A4.

18)   Variabele 310104: Aantal snelgroeiende ondernemingen

Zie definitie voor variabele 210103 onder A5.

19)   Variabele 310201: Oprichtingen van ondernemingen

Zie definitie voor variabele 210201 onder A7.

20)   Variabele 310202: Opheffingen van ondernemingen

Zie definitie voor variabele 210202 onder A8.

21)   Variabele 310203: Overlevende ondernemingen (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Zie definitie voor variabele 210203 onder A9.

22)   Variabele 310204: Ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

Zie definitie voor variabele 210204 onder A10.

23)   Variabele 310205: Ondernemingen die geen werknemers meer hebben

Zie definitie voor variabele 210205 onder A11.

24)   Variabele 310206: Overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Zie definitie voor variabele 210206 onder A12.

25)   Variabele 410101: Aantal ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

Een onderneming in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land valt, wordt beschouwd als een niet in het registrerende land gevestigde onderneming die uiteindelijk onder de zeggenschap staat van een in het registrerende land gevestigde institutionele eenheid. “Zeggenschap”, “onderneming”, “bijkantoor” en “institutionele eenheid die de uiteindelijke zeggenschap heeft (UCI)”, hebben dezelfde betekenis als gedefinieerd voor ondernemingen in buitenlandse handen.

In de statistieken over internationale activiteiten wordt onder “binnenlandse statistieken van filialen in het buitenland” verstaan statistieken die de activiteit beschrijven van buitenlandse filialen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van een in het registrerende land gevestigde institutionele eenheid staan.

B.   INPUT VAN ARBEID

1)   Variabele 120101: Aantal werknemers en zelfstandigen

Het aantal werknemers en zelfstandigen is de som van het aantal werknemers en het aantal zelfstandigen. Het “aantal werknemers” wordt gedefinieerd als voor variabele 220102 onder B5. Het aantal zelfstandigen is het gemiddelde aantal personen dat op enig moment in de referentieperiode de enige eigenaar of mede-eigenaar zijn van de statistische eenheid waarin zij werken. Ook meewerkende gezinsleden en thuiswerkers wier inkomen een functie is van de waarde van de output van de statistische eenheid zijn inbegrepen.

2)   Variabele 120201: Door werknemers gewerkte uren

Het totale aantal door werknemers gewerkte uren komt overeen met het aantal uren dat de werknemers daadwerkelijk hebben gewerkt, voor de output van de statistische eenheid in de referentieperiode.

Er wordt rekening gehouden met de tijd die aan de aangrenzende werkzaamheden is besteed, die indirect bijdraagt aan de output (bv. planning, voorbereiding, administratie en dergelijke), alsook aan de tijd die zonder daadwerkelijke werkzaamheden is besteed, maar die als zodanig worden aangemerkt en vergoed door de statistische eenheid (bv. korte pauzes, korte onderbrekingen door de stagnatie van de productie, opleidingen en soortgelijke activiteiten).

De tijd die aan het werk wordt besteed, ook als het gaat om aangrenzende werkzaamheden, zonder daadwerkelijke beloning (bv. onbetaalde overuren), is eveneens inbegrepen.

Betaalde tijd die zonder werk is doorgebracht en niet als zodanig door de statistische eenheid wordt beschouwd (bijvoorbeeld vakantieverlof, ziekteverlof, zwangerschapsverlof, officiële feestdagen, langere onderbrekingen, maaltijdpauzes, stakingen, pendelen enz.) wordt niet meegeteld.

Het is mogelijk dat statistieken over perioden van minder dan één jaar geen rekening kunnen houden met al deze elementen, zoals onbetaalde overuren.

3)   Variabele 120301: Lonen

De variabele “Lonen” omvat alle tijdens de referentieperiode gemaakte kosten van de totale brutobezoldiging, in geld of in natura, van alle werknemers van de statistische eenheid. Lonen maken deel uit van variabele 220301: Lasten uit hoofde van personeelsbeloningen

De totale brutobezoldiging, in geld of in natura, omvat bijvoorbeeld, maar niet beperkt tot, de volgende posten: directe vergoedingen, bonussen, toelagen, gratificaties, fooien, commissies, betalingen aan spaarregelingen voor werknemers, betalingen voor niet-gewerkte dagen, lonen in natura, bedrijfsproducten, personeelswoningen, bedrijfswagens, aandelenopties en aankoopregelingen, bedragen die door de werkgever moeten worden ingehouden (socialezekerheidsbijdragen van de werknemer, inkomstenbelasting enz.). Het is mogelijk dat statistieken over perioden van minder dan één jaar geen rekening kunnen houden met al deze elementen.

Uitgaven in verband met diensten die worden verleend door uitzendkrachten, alsmede uitgaven voor socialezekerheidsbijdragen en andere soortgelijke fiscale verplichtingen (direct of indirect gekoppeld aan lonen), indien deze door de werkgever worden gedaan, zijn uitgesloten.

4)   Variabele 220101: Aantal werknemers en zelfstandigen

Zie definitie voor variabele 120101 onder B1.

5)   Variabele 220102: Aantal werknemers

Het aantal werknemers is het gemiddelde aantal personen die op enig moment tijdens de referentieperiode werknemer van de statistische eenheid waren.

Toelichting

Terwijl de arbeidsverhouding, die de partijen (in loondienst en de werkgever) kwalificeert, in specifieke wetgeving of in een specifieke overeenkomst is gedefinieerd, betekent de term “werknemer” gewoonlijk een persoon die door de statistische eenheid in dienst is genomen om op regelmatige basidiensten te verrichten, in ruil voor een beloning en waarbij de geleverde diensten geen deel uitmaken van een onafhankelijke onderneming. Voor de duidelijkheid worden leerlingen, als zij als zodanig in dienst zijn genomen, als werknemers beschouwd.

Het gemiddelde moet worden berekend als het rekenkundig gemiddelde van het aantal werknemers gedurende de kortst mogelijke periode van gelijke lengte in de referentieperiode, waarvoor regelmatige waarnemingen haalbaar zijn (bv. dagelijks, wekelijks, maandelijks, driemaandelijks enz.).

6)   Variabele 220103: Aantal werknemers in voltijdequivalenten

Het aantal werknemers omgerekend in voltijdequivalenten.

De cijfers voor het aantal personen die korter werken dan de standaardarbeidstijd voor een werknemer die het gehele jaar voltijds werkt, moeten worden omgerekend in voltijdequivalenten, waarbij wordt uitgegaan van de arbeidstijd van een werknemer in de eenheid die het gehele jaar voltijds werkt. Voor de berekening van het voltijdequivalent wordt het totale aantal gewerkte uren gedeeld door het gemiddelde aantal op het economisch grondgebied in voltijdbanen gewerkte uren per jaar. Omdat de lengte van een voltijdbaan in de loop der tijd is veranderd en van bedrijfstak tot bedrijfstak verschilt, moeten methoden worden toegepast om per banengroep het gemiddelde aandeel deeltijdbanen en het gemiddelde aantal uren dat korter wordt gewerkt dan in voltijdbanen, vast te stellen. Voor elke banengroep moet eerst worden vastgesteld hoe lang een normale volle arbeidsweek duurt. Indien mogelijk kan binnen een bedrijfstak een banengroep worden gedefinieerd op grond van geslacht en/of aard van het werk van de werknemers. Voor de werknemers kunnen deze cijfers worden vastgesteld aan de hand van het bij het arbeidscontract overeengekomen aantal uren. De voltijdequivalenten worden voor elke banengroep afzonderlijk berekend, en vervolgens samengeteld.

Inbegrepen in deze categorie zijn mensen die minder dan een normale werkdag, minder dan een normaal aantal werkdagen in de week of minder dan het normale aantal weken/maanden van het jaar werken. De omrekening vindt plaats op basis van het aantal uren, dagen, weken of maanden dat is gewerkt.

7)   Variabele 220104: Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen met ten minste een werknemer

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 en het “aantal ondernemingen met ten minste een werknemer” als voor variabele 210102 onder A4.

8)   Variabele 220105: Aantal werknemers in ondernemingen met ten minste een werknemer

Het “aantal werknemers” wordt gedefinieerd als voor variabele 220102 onder B5 en het “aantal ondernemingen met ten minste een werknemer” als voor variabele 210102 onder A4.

9)   Variabele 220106: Aantal werknemers in snelgroeiende ondernemingen

Het “aantal werknemers” wordt gedefinieerd als voor variabele 220102 onder B5. De “populatie van snelgroeiende ondernemingen” wordt gedefinieerd als voor variabele 210103 onder A5.

10)   Variabele 220107: Aantal werknemers in jonge snelgroeiende ondernemingen

Het “aantal werknemers” wordt gedefinieerd als voor variabele 220102 onder B5. De “populatie van jonge snelgroeiende ondernemingen” wordt gedefinieerd als voor variabele 210104 onder A6.

11)   Variabele 220201: Door werknemers gewerkte uren

Zie definitie voor variabele 120201 onder B2.

12)   Variabele 220301: Lasten uit hoofde van personeelsbeloningen

Deze variabele omvat alle uitgaven in verband met personeelsbeloningen die tijdens de referentieperiode door de statistische eenheid zijn opgenomen.

Personeelsbeloningen zijn alle vormen van vergoedingen die door de statistische eenheid worden toegekend in ruil voor door de werknemers verrichte prestaties of voor de beëindiging van het dienstverband.

13)   Variabele 220302: Lonen

Zie definitie voor variabele 120301 onder B3.

14)   Variabele 220303: Socialezekerheidskosten

De wetttelijke-socialezekerheidskosten van werkgevers komen overeen met een bedrag dat gelijk is aan de waarde van de sociale premies t.l.v. werkgevers om ervoor te zorgen dat hun werknemers recht hebben op sociale uitkeringen.

De wettelijke-socialezekerheidskosten voor de werkgevers omvatten de sociale premies t.l.v. werkgevers voor regelingen op het gebied van pensioenen, ziekte, moederschap, invaliditeit, werkloosheid, arbeidsongevallen, beroepsziekten, gezinstoelagen en andere regelingen.

Hieronder vallen de kosten voor alle werknemers, inclusief thuiswerkers en leerlingen.

Inbegrepen zijn de kosten voor alle regelingen, of het nu gaat om wettelijke regelingen, bij cao of individueel arbeidscontract overeengekomen regelingen of vrijwillige regelingen. Door de werkgever doorbetaald loon bij ziekte, beroepsongeval, zwangerschapsverlof of arbeidstijdverkorting wordt hier of onder de lonen geregistreerd, afhankelijk van de boekhoudpraktijken van de eenheid.

15)   Variabele 220401: Aantal werknemers en zelfstandigen in jonge ondernemingen

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 en “jonge ondernemingen” (oprichtingen van ondernemingen) als voor variabele 210201 onder A7.

16)   Variabele 220402: Aantal werknemers in jonge ondernemingen

Het “aantal werknemers” wordt gedefinieerd als voor variabele 220102 onder B5 en “jonge ondernemingen” (oprichtingen van ondernemingen) als voor variabele 210201 onder A7.

17)   Variabele 220403: Aantal werknemers en zelfstandigen bij opheffingen van ondernemingen

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 “opheffingen van ondernemingen” als voor variabele 210202 onder A8.

18)   Variabele 220404: Aantal werknemers bij opheffingen van ondernemingen

Het “aantal werknemers” wordt gedefinieerd als voor variabele 220102 onder B5 en “opheffingen van ondernemingen” als voor variabele 210202 onder A8.

19)   Variabele 220405: Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 en “overlevende ondernemingen” als voor variabele 210203 onder A9.

20)   Variabele 220406: Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen, in het jaar van oprichting

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 en “overlevende ondernemingen” als voor variabele 210203 onder A9. Voor deze variabele is het aantal werknemers en zelfstandigen dat van het jaar van de oprichting van het bedrijf zoals gedefinieerd in punt A7.

21)   Variabele 220407: Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 en “ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen” als voor variabele 210204 onder A10.

22)   Variabele 220408: Aantal werknemers in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

Het “aantal werknemers” wordt gedefinieerd als voor variabele 220102 onder B5 en “ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen” als voor variabele 210204 onder A10.

23)   Variabele 220409: Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die geen werknemers meer hebben

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 en “ondernemingen die geen werknemers meer hebben” als voor variabele 210205 onder A11.

24)   Variabele 220410: Aantal werknemers in ondernemingen die geen werknemers meer hebben

Het “aantal werknemers” wordt gedefinieerd als voor variabele 220102 onder B5 en “ondernemingen die geen werknemers meer hebben” als voor variabele 210205 onder A11.

25)   Variabele 220411: Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 en “overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer” als voor variabele 210206 onder A12.

26)   Variabele 220412: Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer, in het jaar van oprichting

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 en “overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer” als voor variabele 210206 onder A12. Voor deze variabele is het aantal werknemers en zelfstandigen gelijk aan dat van het jaar van de oprichting van de onderneming, wat betekent dat de onderneming zijn eerste werknemer in de zin van variabele 210204 onder A10 heeft.

27)   Variabele 220501: Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in buitenlandse handen

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 en “ondernemingen in buitenlandse handen” als voor variabele 210301 onder A13.

28)   Variabele 220601: Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 en het “ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen” als voor variabele 210401 onder A14.

29)   Variabele 220701: Lasten uit hoofde van personeelsbeloningen in ondernemingen in buitenlandse handen

De “lasten uit hoofde van personeelsbeloningen” worden gedefinieerd als voor variabele 220301 onder B12 en “aantal ondernemingen in buitenlandse handen” als voor variabele 210301 onder A13.

30)   Variabele 320101: Aantal werknemers en zelfstandigen in lokale eenheden

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 “plaatselijke eenheden” als voor variabele 310101 onder A15.

31)   Variabele 320102: Aantal werknemers en zelfstandigen

Zie definitie voor variabele 120101 onder B1.

32)   Variabele 320103: Aantal werknemers

Zie definitie voor variabele 220102 onder B5.

33)   Variabele 320301: Lonen in lokale eenheden

“Lonen” worden gedefinieerd als voor variabele 120301 onder B3 en “aantal lokale eenheden” als voor variabele 310101 onder A17.

34)   Variabele 320104: Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen met ten minste een werknemer

Zie definitie voor variabele 220104 onder B7.

35)   Variabele 320105: Aantal werknemers in ondernemingen met ten minste een werknemer

Zie definitie voor variabele 220105 onder B8.

36)   Variabele 320201: Aantal werknemers en zelfstandigen in jonge ondernemingen

Zie definitie voor variabele 220401 onder B15.

37)   Variabele 320202: Aantal werknemers in jonge ondernemingen

Zie definitie voor variabele 220402 onder B16.

38)   Variabele 320203: Aantal werknemers en zelfstandigen bij opheffingen van ondernemingen

Zie definitie voor variabele 220403 onder B17.

39)   Variabele 320204: Aantal werknemers bij opheffingen van ondernemingen

Zie definitie voor variabele 220404 onder B18.

40)   Variabele 320205: Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Zie definitie voor variabele 220405 onder B19.

41)   Variabele 320206: Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen, in het jaar van oprichting (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Zie definitie voor variabele 220406 onder B20.

42)   Variabele 320207: Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen in t

Zie definitie voor variabele 220407 onder B21.

43)   Variabele 320208: Aantal werknemers in ondernemingen die de eerste werknemer in dienst hebben genomen

Zie definitie voor variabele 220408 onder B22.

44)   Variabele 320209: Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen die geen werknemers meer hebben

Zie definitie voor variabele 220409 onder B23.

45)   Variabele 320210: Aantal werknemers in ondernemingen die geen werknemers meer hebben

Zie definitie voor variabele 220410 onder B24.

46)   Variabele 320211: Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Zie definitie voor variabele 204011 onder B25.

47)   Variabele 320212: Aantal werknemers en zelfstandigen in overlevende ondernemingen met ten minste een werknemer in het jaar van oprichting (alleen ondernemingen die gedurende drie kalenderjaren hebben overleefd)

Zie definitie voor variabele 241012 onder B26.

48)   Variabele 420101: Aantal werknemers en zelfstandigen in ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

Het “aantal werknemers en zelfstandigen” wordt gedefinieerd als voor variabele 120101 onder B1 en “ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen” als voor variabele 410101 onder A25.

49)   Variabele 420201: Uitgaven voor personeelsbeloningen in ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

De “lasten uit hoofde van personeelsbeloningen” wordt gedefinieerd als voor variabele 220301 onder B12 en “ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen”, als voor variabele 410101 onder A25.

C.   PRIJZEN

1)   Variabele 130101: Invoerprijzen

Het doel van de indexcijfers van de invoerprijzen is het meten van de maandelijkse ontwikkeling van de transactieprijzen van door ingezetenen van niet-ingezetenen aangekochte goederen. Alle gerelateerde diensten worden aanvankelijk van het toepassingsgebied uitgesloten, behalve voor de diensten die vallen onder de overeenkomst inzake de cif-prijs (kostprijs, verzekering, vracht). De prijsindexcijfers zijn bedoeld om de prijsontwikkeling van vergelijkbare goederen in de loop van de tijd te registreren.

Het is van essentieel belang dat rekening wordt gehouden met alle prijsbepalende kenmerken van de producten, zoals aantal verkochte eenheden, geleverd vervoer, rabatten, service- en garantievoorwaarden, oorsprong en bestemming. De gegevens moeten zodanig worden gespecificeerd dat de eenheid van waarneming in volgende referentieperioden het product met zekerheid kan identificeren en de juiste prijs per eenheid kan aangeven.

Voor de invoerprijsregistratie gelden de volgende beperkingen:

invoer door huishoudens, eenheden van de overheid en instellingen zonder winstoogmerk blijven buiten beschouwing;

het onderliggende handelssysteem is het bijzondere handelssysteem, dus de normale invoer en de invoer voor actieve veredeling en na passieve veredeling, wanneer de meldende eenheid de eigendom van goederen verwerft, zijn inbegrepen. Invoer met het oog op reparatie blijft buiten beschouwing;

alleen producten die tot de secties B, C en D van de CPA behoren, worden in aanmerking genomen. Alle diensten in verband hiermee blijven buiten beschouwing.

Voor de vaststelling van prijzen gelden de volgende regels:

uitgegaan moet worden van de cif-prijs (kostprijs, verzekering, vracht) aan de grens zonder alle belastingen op de goederen en diensten die ten laste komen van de waarnemende eenheid;

om de werkelijke prijsontwikkeling te kunnen weergeven, moet de feitelijke transactieprijs worden gebruikt en niet de catalogusprijs, zodat kortingen van de prijs moeten worden afgetrokken;

om een beeld te krijgen van de zuivere prijsontwikkeling moet bij de berekening van het prijsindexcijfer rekening worden gehouden met kwaliteitsveranderingen bij de producten en hiervoor worden gecorrigeerd;

ook andere prijsbepalende kenmerken van de producten moeten op consistente wijze worden behandeld;

de invoer wordt geregistreerd wanneer de eigendom van de goederen wordt overgedragen (dus wanneer de partijen de overdracht in hun boeken of rekeningen registreren);

De eigendomsoverdracht van een schip of een vliegtuig evenals een ruimtevaartuig, van een persoon die in een ander land is gevestigd aan een persoon die in de lidstaat in kwestie is gevestigd, wordt als invoer aangemerkt.

Het indexcijfer moet in beginsel de gemiddelde prijs gedurende de referentieperiode weergeven. In de praktijk kan de feitelijk verzamelde informatie betrekking hebben op een specifieke dag in het midden van de referentieperiode, zodat een representatieve waarde voor de gehele referentieperiode wordt verkregen. Voor producten met een significant effect op de nationale economie, die, in ieder geval af en toe, onderhevig zijn aan prijsschommelingen, is het van belang dat het indexcijfer inderdaad de gemiddelde prijs weergeeft.

2)   Variabele 130102: Invoerprijzen (eurozone) (facultatief voor landen buiten de eurozone)

3)   Variabele 130103: Invoerprijzen (buiten de eurozone) (facultatief voor landen buiten de eurozone)

De indexcijfers van de invoerprijzen vereisen een afzonderlijke berekening volgens het land van verzending van de goederen (eurozone en buiten de eurozone). Het land van verzending wordt in overeenstemming met de douanevoorschriften vastgesteld.

4)   Variabele 130201: Producentenprijzen

Het indexcijfer van de producentenprijs is bedoeld om de ontwikkeling van de transactieprijzen van economische activiteiten in de industrie, de bouwnijverheid en de dienstensector te meten.

Voor de vaststelling van producentenprijzen gelden de volgende regels:

Er wordt rekening gehouden met alle prijsbepalende kenmerken van de producten, zoals aantal verkochte eenheden, geleverd vervoer, toeslagen, kortingen, rabatten, service- en garantievoorwaarden, bestemming enz.

De producentenprijzen meten de prijsontwikkeling vanuit het standpunt van de producent/verkoper. Uitgegaan moet worden van de basisprijs zonder btw en dergelijke aftrekbare belastingen die rechtstreeks aan de omzet zijn gekoppeld en zonder belastingen op goederen en diensten die door de eenheid in rekening worden gebracht, maar inclusief productgebonden subsidies, mocht de producent die hebben ontvangen.

Om een beeld van de werkelijke prijsontwikkeling te krijgen, moet de feitelijke transactieprijs worden gebruikt en niet de catalogusprijs.

Om een beeld te krijgen van de zuivere prijsontwikkeling moet bij de berekening van het producentenprijsindexcijfer rekening worden gehouden met kwaliteitsveranderingen bij de producten en hiervoor worden gecorrigeerd.

De gegevens moeten zodanig worden gespecificeerd dat de eenheid van waarneming in volgende referentieperioden het product met zekerheid kan identificeren en de juiste prijs per eenheid kan aangeven.

Het indexcijfer moet in beginsel de gemiddelde prijs gedurende de referentieperiode weergeven. In de praktijk kan de feitelijk verzamelde informatie betrekking hebben op een specifieke dag in het midden van de referentieperiode, zodat een representatieve waarde voor de gehele referentieperiode wordt verkregen. Voor producten met een significant effect op de nationale economie, die, in ieder geval af en toe, onderhevig zijn aan prijsschommelingen, is het van belang dat het indexcijfer inderdaad de gemiddelde prijs weergeeft.

De prijsgegevens moeten de prijzen weerspiegelen op het moment van de feitelijke transactie, d.w.z. wanneer vorderingen en verplichtingen ontstaan, worden omgezet of geannuleerd.

De prijzen van de diensten moeten in beginsel worden geregistreerd op het moment dat de dienst wordt verricht. Indien de levering van de dienst zich over verschillende tijdvakken uitstrekt of wanneer vóór de levering van de dienst diensten worden aangekocht, moeten de nodige aanpassingen worden verricht.

De prijsindex voor een economische activiteit meet de gemiddelde prijsontwikkeling van alle diensten, Business-to-All, die bestaat uit Business-to-Business- B2B en Business-to-Consumer — B2C. De verkoop aan de publieke sector, Business-to-Government — B2G, is ook opgenomen in B2B.

5)   Variabele 130202: Binnenlandse producentenprijzen

6)   Variabele 130203: Niet-binnenlandse producentenprijzen

7)   Variabele 130204: Niet-binnenlandse producentenprijzen (eurozone) (facultatief voor landen buiten de eurozone)

8)   Variabele 130205: Prijzen van niet-binnenlandse producenten (buiten de eurozone) (facultatief voor landen buiten de eurozone)

Met het indexcijfer van de producentenprijzen binnenlandse markt wordt de gemiddelde prijsontwikkeling van alle op de binnenlandse markt verkochte goederen en aanverwante diensten van een economische activiteit gemeten. Het indexcijfer van de afzetprijzen buitenlandse markt geeft een beeld van de gemiddelde prijsontwikkeling (omgerekend naar lokale valuta) van alle op buitenlandse markten verkochte goederen en aanverwante diensten die het resultaat zijn van een economische activiteit.

Bij aggregatie ontstaat een indexcijfer voor de gemiddelde prijsontwikkeling van alle in het kader van een economische activiteit voortgebrachte goederen en aanverwante diensten. De producentenprijzen op buitenlandse markten moeten — fob (free on board) — worden berekend aan de landsgrens.

Voor de indexcijfers voor deze variabelen moeten de producentenprijzen worden uitgesplitst naar de bestemming van het product. Deze wordt vastgesteld aan de hand van de vestigingsplaats van de derde die het product heeft besteld of gekocht.

Producentenprijzen of kosten van nieuwe woongebouwen

Producentenprijsindexcijfers voor de bouwnijverheid zijn alleen van toepassing op de ontwikkeling van nieuwe woongebouwen, met uitsluiting van woongebouwen voor gemeenschappen, niet-woongebouwen, grondprijzen en honoraria van architecten en anderen. Zij geven de prijzen weer die de klant aan het bouwbedrijf betaalt. Daarom komen niet alleen de schommelingen van de kostenfactoren van de bouwnijverheid erin tot uitdrukking, maar ook veranderingen in productiviteit en winstmarges. Bovendien bestaat er een tijdsverschil tussen de afzetprijs en de ermee corresponderende productiekosten. De totale bouwkosten van nieuwe woongebouwen kunnen worden gebruikt als maatstaf voor de producentenprijzen.

Het indexcijfer van de totale bouwkosten geeft een beeld van de ontwikkeling van de door de aannemer voor de uitvoering van het bouwproces gemaakte kosten.

De kosten die de totale bouwkosten van nieuwe woongebouwen vormen, bestaan uit materiaalkosten, loonkosten, installaties en uitrusting, vervoer, energie en andere kosten. Kosten van woongebouwen voor gemeenschappen, niet-woongebouwen, grondprijzen en honoraria van architecten en anderen maken geen deel uit van de bouwkosten.

De materiaalkosten worden doorgaans berekend op basis van de materiaalprijzen. Hierbij moet van de reële prijzen worden uitgegaan en niet van catalogusprijzen. De prijzen moeten worden gebaseerd op een steekproef van producten en leveranciers. De prijzen worden exclusief btw gewaardeerd.

De arbeidskosten moet de lonen en sociale premies voor alle werkzame personen omvatten. Onder de sociale premies vallen: i) wettelijk verplichte sociale premies ten laste van de werkgever, ii) collectief overeengekomen, contractuele en vrijwillige sociale premies ten laste van de werkgever en iii) toegerekende sociale premies (rechtstreeks door de werkgever uitbetaalde sociale uitkeringen).

Een nieuw woongebouw is een gebouw dat is gebouwd voor permanente of tijdelijke bewoning of een gebouw waarvan het gebruik is gewijzigd van een ander gebruik in permanente of tijdelijke bewoning, en waarvoor op grond van de nationale wetgeving een stedenbouwkundige vergunning of een bouwvergunning vereist is.

D.   O & O-INPUTS

1)   Variabele 230101: Intramurale O & O-uitgaven

Onderzoek en experimentele ontwikkeling (O & O) omvat creatieve en systematische werkzaamheden die worden verricht om het kennisbestand te vergroten, met inbegrip van kennis van de mensheid, cultuur en samenleving, en om nieuwe toepassingen voor de bestaande kennis te ontwikkelen.

Uitgaven voor intramurale O & O bestaan uit het bedrag dat binnen een rapportage-eenheid aan O & O is besteed.

Intramurale O & O-uitgaven bestaan uit alle lopende uitgaven plus de bruto-investeringen in vaste activa voor O & O die wordt verricht binnen een statistische eenheid gedurende een specifieke referentieperiode, ongeacht de herkomst van de middelen. De lopende O & O-uitgaven omvatten de arbeidskosten voor intern personeel van O & O en andere lopende kosten (kosten voor extern O & O-personeel, aankoop van diensten). De bruto-investeringen in vaste activa voor O & O omvatten: aankoop van grond, aankoop van gebouwen, aankoop van informatie- en communicatieapparatuur, aankoop van transportmiddelen, aankoop van andere machines en uitrusting, aankoop van geactiveerde computersoftware, verwerving van andere intellectuele-eigendomsproducten.

2)   Variabele 230201: O & O-personeel

Onderzoek en experimentele ontwikkeling (O & O) omvat creatieve en systematische werkzaamheden die worden verricht om het kennisbestand te vergroten, met inbegrip van kennis van de mensheid, cultuur en samenleving, en om nieuwe toepassingen voor de bestaande kennis te ontwikkelen.

O & O-personeel van een statistische eenheid omvat alle personen die rechtstreeks bij O & O betrokken zijn, ongeacht of zij in dienst zijn van de statistische eenheid of externe contribuanten die volledig zijn geïntegreerd in de O & O-activiteiten van de statistische eenheid, alsook alle personen die rechtstreeks diensten verlenen voor de O & O-activiteiten van de statistische eenheid (zoals O & O-managers, beheerders, technici en kantoormedewerkers).

Personen die indirecte ondersteunende en ondersteunende diensten verlenen, zoals kantine-, onderhouds-, administratie- en beveiligingspersoneel, moeten worden uitgesloten, ook al zijn hun lonen opgenomen in “andere lopende kosten” bij het bepalen van de intramurale O & O-uitgaven, zoals bepaald in definitie D1.

Het O & O-personeel bestaat uit twee hoofdgroepen van personen:

Personen die in dienst zijn van de statistische eenheid die een bijdrage levert aan de intramurale O & O-activiteiten van een eenheid (intern O & O-personeel).

Externe contribuanten die volledig zijn geïntegreerd in de intramurale O & O-activiteiten van de eenheid (extern O & O-personeel) die ofwel onafhankelijk (zelfstandige) of in dienst kunnen zijn (ontvangen loon, maar niet van de statistische eenheid die de O & O verricht).

3)   Variabele 230202: Onderzoekers

Onderzoekers zijn professionals die nieuwe kennis bedenken of creëren. Zij verrichten onderzoek en verbeteren of ontwikkelen concepten, theorieën, modellen, technieken, instrumenten, software of operationele modellen.

Managers en beheerders die zich bezighouden met de planning en het beheer van de wetenschappelijke en technische aspecten van de werkzaamheden van een onderzoeker worden ook als “onderzoekers” aangemerkt.

4)   Variabele 230301: Intramurale O & O-uitgaven in ondernemingen in buitenlandse handen

De “intramurale O & O-uitgaven” wordt gedefinieerd als voor variabele 230101 onder D1 en de “ondernemingen in buitenlandse handen” als voor variabele 210301 onder A13.

5)   Variabele 230401: O & O-personeel in ondernemingen in buitenlandse handen

Het “O & O-personeel” wordt gedefinieerd als voor variabele 230201 onder D2 en de “ondernemingen in buitenlandse handen” als voor variabele 210301 onder A13.

6)   Variabele 230501: Toewijzingen uit de overheidsbegroting aan onderzoek en ontwikkeling (GBARD)

Toewijzingen uit de overheidsbegroting aan O & O (GBARD) zijn alle kredieten die worden toegewezen aan O & O-financiering (voor alle sectoren) in de begrotingen van de overheidssector. De overheidssector omvat de centrale (federale) regering, de regionale (staats-) overheid en de plaatselijke (gemeentelijke) overheden (de O & O-financiering door de laatstgenoemde mag niet worden opgenomen in de GBARD indien deze niet als significant wordt beschouwd of als de gegevens niet kunnen worden verzameld). GBARD betreft begrotingsgegevens, van begrotingsramingen tot feitelijke uitgaven, maar de gegevensverzameling richt zich gewoonlijk op “oorspronkelijke begrotingskredieten” en “definitieve begrotingskredieten”.

7)   Variabele 230502: Nationale overheidsmiddelen voor transnationaal gecoördineerd O & O

Nationale overheidsfinanciering voor transnationaal gecoördineerd O & O wordt gedefinieerd als de totale financiering door de overheidssector van de begroting, zoals gemeten door GBARD, ter ondersteuning van: transnationale publieke O & O-uitvoerders, pan-Europese transnationale publieke O & O-programma’s en bilaterale of multilaterale publieke O & O-programma’s vastgesteld tussen EU-lidstaten, kandidaat-lidstaten of EVA-landen.

8)   Variabele 330101: Intramurale O & O-uitgaven

Zie definitie voor variabele 230101 onder D1.

9)   Variabele 330201: O & O-personeel

Zie definitie voor variabele 230201 onder D2.

10)   Variabele 330202: Onderzoekers

Zie definitie voor variabele 230202 onder D3.

E.   INKOPEN

1)   Variabele 240101: Totale aankoop van goederen en diensten

De totale aankoop van goederen en diensten omvat de totale hoeveelheid goederen en diensten die de statistische eenheid heeft aangekocht en die tijdens de referentieperiode als actuele activa of uitgaven zijn opgenomen.

Een niet-uitputtende lijst van voorbeelden van deze aankopen van goederen: grondstoffen, hulpstoffen en verpakkingsmateriaal, verbruiksgoederen, brandstof, reserveonderdelen, zaden en voeder, dieren, kleine voorwerpen en voor wederverkoop aangekochte goederen.

Een niet-uitputtende lijst van voorbeelden van aankopen van diensten: zijn diensten in verband met elektriciteit, verwarming, water, onderhoud, reparatie, royalty’s, huur, verzekering, onderzoek (indien uitgevoerd door derden), uitzendwerk, reclame, promotie, vervoer, communicatie, bancaire, juridische, boekhoudkundige en andere diensten die door derden worden verricht en tijdens de referentieperiode als uitgaven zijn opgenomen.

Verhogingen van afgewerkte goederen en onderhanden werk in uitvoering, alsmede eventuele financiële activa en vaste activa zijn niet inbegrepen. Bij wijze van uitzondering worden ook activa van andere klassen die zijn geherclassificeerd naar een van de bovengenoemde items opgenomen.

De in deze definitie bedoelde aankopen van goederen en diensten worden gewaardeerd volgens de regels die daartoe zijn vastgesteld in de boekhoudkundige normen op basis waarvan de bovengenoemde activa en uitgaven zijn opgenomen.

2)   Variabele 240102: Aankoop van goederen en diensten voor wederverkoop

De aankoop van goederen en diensten die zijn ingekocht voor wederverkoop in de oorspronkelijke staat, is de aankoop van goederen voor wederverkoop aan derden zonder verdere verwerking. Inbegrepen is de aankoop van diensten bij bedrijven die tegen betaling diensten verlenen, d.w.z. bedrijven waarvan de omzet niet alleen bestaat uit het honorarium dat ze als tussenpersoon voor een dienstentransactie in rekening brengen (zoals bij makelaars), maar ook het bedrag dat met de dienst zelf gemoeid is, zoals de aankoop van vervoersprestaties door reisagenten.

Uitgesloten wordt de waarde van goederen en diensten die op provisiebasis aan derden worden verkocht, aangezien deze goederen niet worden gekocht of verkocht door de tussenpersoon die de provisie ontvangt.

De aankoop van goederen en diensten die zijn ingekocht voor wederverkoop in de oorspronkelijke staat, maakt deel uit van de totale aankoop van goederen en diensten en wordt gebruikt voor de berekening van andere aggregaten en saldi.

3)   Variabele 240103: Uitgaven voor diensten die worden verleend door uitzendkrachten

Deze variabele omvat alle uitgaven die tijdens de referentieperiode door de statistische eenheid zijn opgenomen, waarbij het gaat om diensten die uitzendbureaus en soortgelijke organisaties die werknemers aan hun klanten leveren, gedurende een beperkte periode diensten leveren aan het bedrijf van de klant, om het personeel van de klant aan te vullen of tijdelijk te vervangen, wanneer de gedetacheerde personen werknemer van het uitzendbureau zijn. Uitgaven voor diensten die worden verleend door uitzendkrachten maken deel uit van de variabele Totale aankoop van goederen en diensten.

Deze bureaus en organisaties houden evenwel niet direct toezicht op hun werknemers wanneer deze bij de klant zijn. Alleen de uitgaven voor het ter beschikking stellen van personeel dat geen verband houdt met de levering van een bepaalde industriële of andere niet-industriële dienst, worden in deze variabele opgenomen.

4)   Variabele 240104: Uitgaven voor langlopende huur en operationele lease

De kosten van de langlopende huur omvatten alle uitgaven die tijdens de referentieperiode door de statistische eenheid zijn opgenomen met betrekking tot de huur van vaste activa. Deze variabele omvat de betalingen in het kader van een contract voor operationele leases met betrekking tot vaste activa.

Voor deze variabele wordt een leaseovereenkomst ingedeeld als een operationele lease indien deze niet nagenoeg alle aan de eigendom van een onderliggend actief verbonden risico’s en voordelen overdraagt.

5)   Variabele 240105: Aankoop van energieproducten

Aankopen van energieproducten gedurende de referentieperiode moeten alleen in deze variabele worden opgenomen indien de energieproducten als brandstof worden gebruikt. Hieronder vallen geen energieproducten die als grondstof of voor de wederverkoop zonder verwerking zijn gekocht. Alleen de waarde van de aankoop moet worden opgegeven.

6)   Variabele 240106: Betalingen aan onderaannemers

Voor activiteiten van de NACE-secties B tot en met E zijn betalingen aan onderaannemers betalingen door de eenheid aan derden in ruil voor industriële goederen en diensten die als onderdeel van een onderaannemingsrelatie zijn verricht, als volgt gedefinieerd:

Twee ondernemingen hebben een onderaannemingsrelatie wanneer tegelijkertijd aan de voorwaarden A en B wordt voldaan:

A.

de hoofdaannemer neemt als klant van de onderaannemer deel aan het ontwerp van het product en geeft alle of een deel van de technische specificaties aan de onderaannemer en/of verschaft deze het materiaal dat moet worden verwerkt;

B.

de hoofdaannemer verkoopt het door de onderaannemer vervaardigde product, hetzij als zodanig, hetzij als onderdeel van een complexer product, en is verantwoordelijk voor de service met betrekking tot het product.

Opmerking: Bepaling van kleur, grootte of catalogusnummer alleen is nog geen technische specificatie. De vervaardiging van een product op maat hoeft niet te betekenen dat er sprake is van een onderaannemingsrelatie.

Voor de statistiek van de in NACE-sectie F omschreven activiteiten zijn betalingen aan onderaannemers betalingen van de eenheid aan derden voor bouwwerkzaamheden die worden verricht in het kader van een onderaannemingsrelatie.

Twee ondernemingen hebben een onderaannemingsrelatie wanneer tegelijkertijd aan de voorwaarden A, B, C en D wordt voldaan:

A.

de hoofdaannemer sluit een contract met de leverende onderneming, hierna “onderaannemer” genoemd, over de uitvoering van werken of diensten die een specifiek deel van het bouwproces uitmaken;

B.

de hoofdaannemer is verantwoordelijk voor het eindproduct van het bouwproces, ook voor de door de onderaannemer uitgevoerde delen; in sommige gevallen kan ook de onderaannemer enige verantwoordelijkheid dragen.

C.

de hoofdaannemer geeft specificaties aan de onderaannemer: bijvoorbeeld, het werk of de dienst van de onderaannemer moet speciaal bestemd zijn voor het project in kwestie en kan derhalve niet bestaan in gestandaardiseerde werken of diensten dan wel werken of diensten uit een catalogus.

D.

op het onderlinge contract is niet ook een samenwerkingsovereenkomst of dergelijke van toepassing, zoals een gezamenlijke reactie op een aanbesteding, een consortium of een joint venture enz.

7)   Variabele 240201: Wijziging in voorraad goederen

Wijziging in voorraad goederen is het verschil van de totale waarde van de voorraden die aan het einde en aan het begin van de referentieperiode door de statistische eenheid zijn opgenomen. De waarde van deze inventarissen is de waarde waarmee zij in de financiële overzichten zijn opgenomen.

8)   Variabele 240202: Wijziging in voorraad gereed product en onderhanden werk

Deze variabele wordt gedefinieerd als de wijziging in de waarde van de voorraden eindproducten en onderhanden werk, die door de eenheid zijn geproduceerd en nog niet zijn verkocht, tussen de eerste en de laatste dag van de referentieperiode. Het gaat om een deel van de variabele Wijziging in voorraad product.

Hiertoe behoort ook onderhanden werk dat aan de statistische eenheid behoort, maar dat in het bezit is van derden. Producten die in het bezit van de statistische eenheid zijn, maar die aan derden behoren, zijn daarentegen uitgesloten.

Voorraden worden gewaardeerd tegen productiekosten voordat waardecorrecties worden aangebracht (zoals afschrijving).

9)   Variabele 240203: Wijziging in voorraad goederen voor wederverkoop

Wijziging in voorraad goederen voor wederverkoop is het verschil van de totale waarde van de voorraden die aan het einde en aan het begin van de referentieperiode door de statistische eenheid zijn opgenomen als producten die bestemd zijn om zonder verdere verwerking aan derden te worden doorverkocht. De waarde van deze inventarissen is de waarde waarmee zij in de financiële overzichten zijn opgenomen. De wijziging van de voorraad goederen voor wederverkoop maakt deel uit van de variabele Wijziging in voorraad product.

10)   Variabele 240301: Totale aankoop van goederen en diensten door ondernemingen in buitenlandse handen

De “totale aankoop van goederen en diensten” wordt gedefinieerd als voor variabele 240101 onder E1 en de “ondernemingen in buitenlandse handen” als voor variabele 210301 onder A13.

11)   Variabele 240302: Aankopen van goederen en diensten voor wederverkoop door ondernemingen in buitenlandse handen

De “aankopen van goederen en diensten voor wederverkoop” wordt gedefinieerd als voor variabele 240102 onder E2 en “ondernemingen in buitenlandse handen” als voor variabele 210301 onder A13.

F.   OUTPUT EN PRESTATIES

1)   Variabele 140101: Productie (volume)

De productie in kortetermijnbedrijfsstatistieken is vereist als een index. De productievolume-index is de referentie-indicator voor de economische ontwikkeling en wordt met name gebruikt om in een vroeg stadium de omslagpunten in de economische ontwikkeling te bepalen. Deze moet worden gepresenteerd in de vorm van een Laspeyres-index, waarin de huidige productievolume wordt afgezet tegen het overeenkomstige productievolume in de basisperiode.

Theoretisch streefcijfer van de productievolume-index:

In het licht van de bedrijfscyclusstatistieken moet de eigen output worden gemeten. De termen “productie” of “output” in de zin van de bedrijfsstatistieken omvatten geen gegevens uit andere eenheden.

Het productievolume-index is derhalve bedoeld om de wijzigingen in de toegevoegde waarde op gezette tijden en met regelmatige tussenpozen te meten.

De gemeten wijziging in de toegevoegde waarde moet in het algemeen de door de concepten van de nationale rekeningen gemeten toegevoegde waarde benaderen.

Beginselen voor de berekening van de productievolume-index:

De gegevens die nodig zijn voor de opstelling van de index, zoals gedefinieerd in het theoretische streefcijfer, zijn gewoonlijk niet maandelijks beschikbaar.

Daarom wordt de toegevoegde waarde tegen basisprijzen alleen voor de basisperiode berekend, met name voor het actualiseren van de gewichten. Indien geen toegevoegde waarde tegen basisprijzen beschikbaar is, kan de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten als maatstaf worden gebruikt.

De maandelijkse voortzetting van de toegevoegde waarde in de basisperiode vindt plaats door middel van geschikte vervangende waarden.

Berekening van de vervangende waarden voor de voortzetting. De volgende waarden kunnen worden gebruikt om de voortzetting van de indexcijfers te schatten:

bruto productiewaarden (gedefleerd),

volumen,

omzet (gedefleerd),

input arbeid;

input grondstoffen,

input energie.

Het verband tussen deze vervangende maatregelen en de ontwikkeling van de toegevoegde waarde kan verschillen, afhankelijk van de marktactiviteit. Voor elke marktactiviteit moet een proxy met een hoge correlatie worden gekozen.

Betrekkingen met de nationale rekeningen:

De gemeenschappelijke interpretatie van de term “productie-index” als “ontwikkeling van de toegevoegde waarde” is in tegenspraak met de definitie van “productie” in het kader van de nationale rekeningen of structurele bedrijfsstatistieken.

In de termen van de nationale rekeningen betreft de productie-index de ontwikkeling van “toegevoegde waarde” in constante prijzen, terwijl de toegevoegde waarde in principe de output minus het intermediair verbruik tegen basisprijzen is.

2)   Variabele 140201: Omvang van de verkoop

Het volume van de verkopen is de waarde van de netto-omzet in constante prijzen en is dus een hoeveelheidsindexcijfer. Dit indexcijfer kan worden berekend als de netto-omzet in lopende prijzen, gedefleerd de met juiste prijsindicator, of als een hoeveelheidsindexcijfer dat rechtstreeks wordt afgeleid van de hoeveelheid verkochte goederen.

3)   Variabele 140301: Netto-omzet

Voor alle activiteiten behalve de NACE-codes 64 en 65 en sommige activiteiten van NACE-code 66 bestaat de netto-omzet uit alle inkomsten die tijdens de referentieperiode in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van de statistische eenheid ontstaan, en worden alle door haar verleende kortingen en rabatten vermeld.

Baten worden gedefinieerd als tijdens de referentieperiode toegenomen economische voordelen in de vorm van een instroom van nieuwe activa of de versterking van bestaande activa, dan wel afgenomen verplichtingen, resulterend in stijgingen van het eigen vermogen, zonder de stijgingen die verband houden met bijdragen van deelhebbers in het eigen vermogen.

De aangevoerde instromen vloeien voort uit contracten met klanten en worden gerealiseerd door het voldoen door de statistische eenheid aan de in de genoemde contracten vastgelegde prestatieverplichtingen. Gewoonlijk wordt een prestatieverplichting gevormd door de verkoop (overdracht) van goederen of de verlening van diensten, maar de bruto-instroom kan ook inkomsten omvatten die zijn verkregen als opbrengst van het gebruik van de activa van de statistische eenheid door anderen.

Van de netto-omzet zijn uitgesloten:

alle belastingen, rechten en heffingen die rechtstreeks verband houden met de inkomsten;

bedragen die worden geïnd namens een opdrachtgever, indien de statistische eenheid optreedt als agent namens de genoemde opdrachtgever;

alle inkomsten die niet voortvloeien uit de normale bedrijfsuitoefening van de statistische eenheid. Gewoonlijk worden deze soorten inkomsten aangemerkt als “overige (bedrijfs) inkomsten”, “financiële baten”, “buitengewone inkomsten” of onder een soortgelijke post, afhankelijk van de respectieve algemeen aanvaarde boekhoudnormen die zijn gebruikt om de jaarrekening op te stellen.

Het is mogelijk dat statistieken over perioden van minder dan één jaar geen rekening kunnen houden met aspecten als jaarlijkse kortingen, subsidies, kortingen en rabatten.

Voor de activiteiten van de NACE-codes K6411, K6419 en K649 wordt de netto-omzet gedefinieerd als de waarde van de output minus subsidies of overheidstoelagen.

Voor de activiteiten van de NACE-codes K642 en K643 kan de netto-omzet bij benadering worden bepaald door de totale exploitatiekosten, indien de netto-omzet niet beschikbaar is in de jaarrekening.

Voor de activiteiten van de NACE-codes K6511, K6512 en K652 wordt de netto-omzet gedefinieerd als verdiende brutopremies.

Voor de activiteiten van de NACE K653 wordt de netto-omzet gedefinieerd als de totale pensioenbijdragen.

Voor activiteiten van NACE K66 waarvoor de netto-omzet niet beschikbaar is in de financiële overzichten, wordt de netto-omzet gedefinieerd als de waarde van de output minus subsidies of overheidstoelagen. Voor de activiteiten van de NACE K66 waarvoor de netto-omzet in de financiële staten beschikbaar is, is de standaarddefinitie van de netto-omzet van toepassing.

4)   Variabele 140302: binnenlandse netto-omzet

5)   Variabele 140303: Niet-binnenlandse netto-omzet

6)   Variabele 140304: Niet-binnenlandse netto-omzet (eurozone)

7)   Variabele 140305: Niet-binnenlandse netto-omzet (niet-eurozone)

Voor de indexcijfers van de netto-omzet in het binnenland en in het buitenland moet de netto-omzet worden uitgesplitst naar de eerste bestemming van het product, waarbij men zich baseert op de eigendomsoverdracht (ongeacht of de goederen ook fysiek naar een ander land worden overgebracht). De bestemming wordt vastgesteld aan de hand van de vestigingsplaats van de derde die de goederen en diensten heeft gekocht.

8)   Variabele 250101: Netto-omzet

Zie definitie voor variabele 140301 onder F3.

9)   Variabele 250102: Netto-omzet uit landbouw, bosbouw, visserij en industriële activiteiten

Het gedeelte van de netto-omzet dat is afgeleid van activiteiten die zijn ingedeeld bij de NACE-secties A tot en met F.

Onder netto-omzet valt niet de omzet die wordt behaald met de wederverkoop van goederen en diensten die voor wederverkoop in de oorspronkelijke staat zijn ingekocht.

10)   Variabele 250103: Netto-omzet uit industriële activiteiten

Het gedeelte van de netto-omzet dat is afgeleid van activiteiten die zijn ingedeeld in de NACE-secties B tot en met F.

Inbegrepen is de netto-omzet die wordt behaald met de verkoop van goederen en diensten die van onderaannemers afkomstig zijn,

Onder netto-omzet valt niet de omzet die wordt behaald met de wederverkoop van goederen en diensten die voor wederverkoop in de oorspronkelijke staat zijn ingekocht.

11)   Variabele 250104: Netto-omzet uit industriële activiteiten met uitzondering van de bouwnijverheid

Het gedeelte van de netto-omzet dat is afgeleid van activiteiten die zijn ingedeeld bij de NACE-secties B tot en met E.

Inbegrepen is de netto-omzet die wordt behaald met de verkoop van goederen en diensten die van onderaannemers afkomstig zijn,

Onder netto-omzet valt niet de omzet die wordt behaald met de wederverkoop van goederen en diensten die voor wederverkoop in de oorspronkelijke staat zijn ingekocht.

12)   Variabele 250105: Netto-omzet uit bouwnijverheid

Het gedeelte van de netto-omzet dat is afgeleid van activiteiten die onder NACE-sectie F zijn ingedeeld.

Inbegrepen is de netto-omzet die wordt behaald met de verkoop van goederen en diensten die van onderaannemers afkomstig zijn,

Onder netto-omzet valt niet de omzet die wordt behaald met de wederverkoop van goederen en diensten die voor wederverkoop in de oorspronkelijke staat zijn ingekocht.

13)   Variabele 250106: Netto-omzet uit dienstenactiviteiten

Inkomsten uit alle verleende diensten (bank- en verzekeringsdiensten, zakelijke en persoonlijke diensten).

Deze variabele omvat de netto-omzet uit dienstenactiviteiten die als hoofd- of als nevenactiviteit worden verricht; soms worden dienstenactiviteiten verricht door industrie-eenheden. Deze activiteiten zijn ingedeeld in de NACE-secties H tot en met N en P tot en met S, alsmede in groepen 45.2 en 45.4 (onderhoud en reparatie), van NACE-sectie G.

14)   Variabele 250107: Netto-omzet uit handelsactiviteiten met betrekking tot aankoop en wederverkoop en uit intermediaire activiteiten

Het gedeelte van de netto-omzet dat afkomstig is uit de handelsactiviteiten van de eenheid met betrekking tot aankoop en wederverkoop en uit haar intermediaire activiteiten. Dit komt overeen met de verkoop van goederen die door de eenheid in eigen naam en in eigen beheer zijn ingekocht en die zijn doorverkocht in dezelfde staat als waarin ze waren gekocht, dan wel na de in de handel gebruikelijke etikettering en verpakking, alsmede provisies op aan- en verkopen in naam van en ten behoeve van derden, en dergelijke activiteiten.

De wederverkoop kan worden ingedeeld in:

wederverkoop aan andere handelaren, professionele gebruikers enz. (groothandelsverkoop);

wederverkoop aan huishoudens en kleine gebruikers (detailhandelsverkoop).

Deze activiteiten worden ingedeeld in NACE-sectie G (m.u.v. de groepen 45.2 en 45.4).

15)   Variabele 250108: Netto-omzet uit burgerlijke en utiliteitsbouw

Het gedeelte van de netto-omzet dat is afgeleid van activiteiten die zijn ingedeeld onder NACE-afdeling F41.

Inbegrepen is de netto-omzet die wordt behaald met de verkoop van goederen en diensten die van onderaannemers afkomstig zijn,

Onder netto-omzet valt niet de omzet die wordt behaald met de wederverkoop van goederen en diensten die voor wederverkoop in de oorspronkelijke staat zijn ingekocht.

16)   Variabele 250109: Netto-omzet uit grond-, weg- en waterbouw

Het gedeelte van de netto-omzet dat is afgeleid van activiteiten die zijn ingedeeld onder NACE-afdeling F42.

Inbegrepen is de netto-omzet die wordt behaald met de verkoop van goederen en diensten die van onderaannemers afkomstig zijn,

Onder netto-omzet valt niet de omzet die wordt behaald met de wederverkoop van goederen en diensten die voor wederverkoop in de oorspronkelijke staat zijn ingekocht.

17)   Variabele 250110: Netto-omzet uit de hoofdactiviteit op het niveau van de NACE met drie cijfers

Het gedeelte van de netto-omzet: dat wordt behaald met de hoofdactiviteit van de eenheid. De hoofdactiviteit van een eenheid wordt bepaald aan de hand van de regels die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 696/93 van de Raad.

Inbegrepen is de netto-omzet die wordt behaald met de verkoop van goederen en diensten die van onderaannemers afkomstig zijn,

Onder netto-omzet valt niet de omzet die wordt behaald met de wederverkoop van goederen en diensten die voor wederverkoop in de oorspronkelijke staat zijn ingekocht.

18)   Variabele 250111: Netto-omzet uit onderaanneming

Voor de statistiek van de in NACE-sectie F omschreven activiteiten komt de netto-omzet uit onderaanneming overeen met de netto-omzet die wordt gegenereerd door de bouwwerkzaamheden die de eenheid zelf voor een derde in het kader van een onderaannemingsrelatie verricht.

Twee ondernemingen hebben een onderaannemingsrelatie wanneer tegelijkertijd aan de voorwaarden A, B, C en D wordt voldaan:

A.

de hoofdaannemer sluit een contract met de leverende onderneming, hierna “onderaannemer” genoemd, over de uitvoering van werken of diensten die een specifiek deel van het bouwproces uitmaken;

B.

de hoofdaannemer is verantwoordelijk voor het eindproduct van het bouwproces, ook voor de door de onderaannemer uitgevoerde delen; in sommige gevallen kan ook de onderaannemer enige verantwoordelijkheid dragen.

C.

de hoofdaannemer geeft specificaties aan de onderaannemer: bijvoorbeeld, het werk of de dienst van de onderaannemer moet speciaal bestemd zijn voor het project in kwestie en kan derhalve niet bestaan in gestandaardiseerde werken of diensten dan wel werken of diensten uit een catalogus.

D.

op het onderlinge contract is niet ook een samenwerkingsovereenkomst of dergelijke van toepassing, zoals een gezamenlijke reactie op een aanbesteding, een consortium of een joint venture enz.

19)   Variabele 250112: Netto-omzet naar plaats van vestiging van de cliënt

Netto-omzet als gedefinieerd voor variabele 140301 onder F3. Het begrip woonplaats is in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 549/2013.

20)   Variabele 250113: Netto-omzet per product

Netto-omzet als gedefinieerd voor variabele 140301 onder F3. De uitsplitsing naar product is gebaseerd op de CPA.

21)   Variabele 250201: Brutowinst op voor wederverkoop bestemde goederen

De brutowinst op voor wederverkoop bestemde goederen komt overeen met de opbrengst van aankoop en wederverkoop zonder verdere verwerking. Zij wordt berekend op basis van de netto-omzet in verband met de handelsactiviteiten van aankoop en wederverkoop zonder verdere verwerking, totale aankopen voor wederverkoop en wijzigingen in de voorraad goederen en diensten, ingekocht voor wederverkoop.

Inbegrepen in de brutomarge op goederen voor wederverkoop zijn de verkoop, de aankoop en de wijziging van de voorraad goederen en diensten in verband met goederen en diensten die worden ingekocht om in dezelfde staat aan derden te worden geleverd.

De brutowinst op voor wederverkoop bestemde goederen wordt ook brutohandelsmarge genoemd.

22)   Variabele 250301: Waarde van de output

De waarde van de output vertegenwoordigt de waarde van de totale output van de statistische eenheid die tijdens de referentieperiode is gegenereerd.

Voor alle activiteiten behalve voor de activiteiten van NACE 64, 65 en 66 is dit de som van:

 

+ Netto-omzet,

 

± Wijziging in voorraden gereed product en goederen in bewerking,

 

± Wijziging in voorraad goederen voor wederverkoop,

 

+ Inkomsten uit subsidies die verband houden met productie of omzet, en

 

+ Geactiveerde output

 

– Aankoop van goederen en diensten voor wederverkoop

Inkomsten uit subsidies die verband houden met het product of de omzet zijn inkomsten die afkomstig zijn van overheidssteun die tijdens de referentieperiode wordt toegekend aan en als zodanig opgenomen door de statistische eenheid.

De geactiveerde output is de totale toename van alle zelfvoortgebrachte langetermijnactiva die tijdens de referentieperiode als zodanig door de statistische eenheid zijn opgenomen.

Voor de activiteiten van NACE K6411 wordt de waarde van de output gedefinieerd als “andere administratieve uitgaven dan personeelskosten plus vergoedingen en provisies plus personeelskosten plus afschrijving van materiële en immateriële vaste activa”.

Voor de activiteiten van NACE K6419 en K649 wordt de waarde van de output gedefinieerd als ontvangen rente en soortgelijke baten, minus betaalde rente en soortgelijke lasten, plus ontvangen provisie, plus baten uit aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren, plus nettowinst of nettoverlies uit financiële transacties, plus baten uit product- of omzetgerelateerde subsidies. Voor sommige activiteiten van NACE K6499 is de waarde van de output de netto-omzet plus subsidies of overheidstoelagen of kan deze worden geraamd op basis van de totale exploitatiekosten, indien de netto-omzet niet beschikbaar is in de jaarrekening.

Voor de activiteiten in het kader van de NACE K642 en de K643 is de waarde van de output is de netto-omzet plus subsidies of overheidstoelagen of kan deze worden geraamd op basis van de totale exploitatiekosten, indien de netto-omzet niet in de financiële overzichten beschikbaar is.

Voor de activiteiten van NACE K6511 wordt output gedefinieerd als verdiende brutopremies plus

baten uit beleggingen minus baten uit deelnemingen minus waardecorrecties op beleggingen plus beleggingsbaten van herverzekeraars over hun aandeel in de bruto technische voorzieningen van de onderneming plus niet-gerealiseerde winsten op beleggingen plus overige technische baten, na aftrek van herverzekering minus betaalde vorderingen plus/minus wijziging in de voorziening voor vorderingen (verhoging moet worden afgetrokken, verlaging worden opgeteld) plus/minus wijzigingen in andere technische voorzieningen, na aftrek van herverzekering (kosten moeten worden afgetrokken, baten moeten worden opgeteld) plus/minus (indien beschikbaar) wijzigingen in andere technische voorzieningen, aandeel van herverzekeraars (kosten moeten worden afgetrokken, baten moeten worden opgeteld) plus/minus (indien beschikbaar) wijziging in het fonds voor toekomstige kredieten (kosten moeten worden afgetrokken, baten moeten worden opgeteld) minus bonussen en rabatten, na aftrek van herverzekering minus verliezen op de tegeldemaking van beleggingen minus niet-gerealiseerde verliezen op beleggingen plus andere baten.

Voor de activiteiten van de waarde van de output van NACE K6512 en K652 wordt de waarde van de output gedefinieerd als de bruto verdiende premies plus beleggingsbaten minus de baten van deelnemingen minus waardecorrecties op beleggingen plus beleggingsbaten van herverzekeraars uit hun aandeel in de bruto technische voorzieningen van de onderneming plus andere technische baten, na aftrek van herverzekering plus overige inkomsten minus te betalen vorderingen plus/minus wijziging in de voorziening voor vorderingen (verhoging moet worden afgetrokken, verlaging worden opgeteld), minus verliezen op de tegeldemaking van beleggingen, minus bonussen en rabatten, nettobedrag plus/minus wijziging in de egalisatievoorziening (kosten moeten worden afgetrokken, baten moeten worden opgeteld) plus/minus wijzigingen in de overige technische voorzieningen, niet vermeld in andere rubrieken (kosten moeten worden afgetrokken, baten moeten worden opgeteld).

Voor de activiteiten van NACE K653 wordt de waarde van de output gedefinieerd als de netto-omzet plus betaalde verzekeringspremies plus baten uit beleggingen plus andere baten plus ontvangen verzekeringsuitkeringen minus totale pensioenuitgaven minus netto wijzigingen in technische voorzieningen (verhogingen in technische voorzieningen moeten worden afgetrokken van de waarde van de output, en verlagingen moeten worden opgeteld). De waarde van de output kan ook worden berekend.als de som van de kosten.

Voor activiteiten van de NACE K66, waarvan de netto-omzet niet beschikbaar is in de jaarrekening, wordt de waarde van de output gedefinieerd als ontvangen rente en soortgelijke baten minus verschuldigde rente en soortgelijke lasten plus ontvangen provisie, plus baten uit aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren, plus nettowinst of nettoverlies uit financiële transacties, plus de baten uit product- of omzetgerelateerde subsidies.

Voor de activiteiten van de NACE K66 waarvoor de netto-omzet in de financiële overzichten beschikbaar is, wordt de waarde van de output gedefinieerd als de netto-omzet plus de geactiveerde output, plus de baten uit product- of omzetgerelateerde subsidies.

23)   Variabele 250401: Toegevoegde waarde

Toegevoegde waarde is een samengestelde indicator van het netto bedrijfsinkomen, gecorrigeerd voor afschrijvingen, aflossingen en personeelsbeloningen, waarbij alle componenten als zodanig zijn opgenomen door de statistische eenheid gedurende de referentieperiode. De waarde wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

 

+ Netto-omzet

 

+ Baten uit product- of omzetgerelateerde subsidies

 

+ Geactiveerde output

 

± Wijziging in voorraad goederen

 

– Totale aankoop van goederen en diensten

24)   Variabele 250501: Bruto-exploitatieoverschot

Het bruto-exploitatieoverschot is het overschot dat voortvloeit uit de bedrijfsactiviteiten na betaling van de input van arbeid.

Het kan worden berekend aan de hand van de toegevoegde waarde minus de lasten voor de werknemers. Het gaat om het saldo dat voor de eenheid beschikbaar is om de verschaffers van eigen middelen en leningen te belonen, belasting te betalen en uiteindelijk alle of een gedeelte van de investeringen te financieren.

25)   Variabele 250601: Netto-omzet van ondernemingen in buitenlandse handen

De “netto-omzet” wordt gedefinieerd als voor variabele 140301 onder F3 en de “ondernemingen in buitenlandse handen” als voor variabele 210301 onder A13.

26)   Variabele 250701: Waarde van de output van ondernemingen in buitenlandse handen

De “waarde van de output” wordt gedefinieerd als voor variabele 250301 onder F22 en de “ondernemingen in buitenlandse handen” als voor variabele 210301 onder A13.

27)   Variabele 250801: Toegevoegde waarde van ondernemingen in buitenlandse handen

De “toegevoegde waarde” wordt gedefinieerd als voor variabele 250401 onder F23 en de “ondernemingen in buitenlandse handen” als voor variabele 210301 onder A13.

28)   Variabele 250901: Netto-omzet van ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen

De “netto-omzet” wordt gedefinieerd als voor variabele 140301 onder F3 en de “ondernemingen in buitenlandse handen (IUZ-concept) en binnenlandse filialen” als voor variabele 210401 onder A14.

29)   Variabele 440101: Netto-omzet van ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

De “netto-omzet” wordt gedefinieerd als voor variabele 140301 onder F3 en “ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen” als voor variabele 410101 onder A25.

30)   Variabele 251001: Verkochte productie

De verkochte productie wordt gedefinieerd als de productie die op enig moment en binnen het economische gebied van elk land wordt uitgevoerd en tijdens de referentieperiode is verkocht (in rekening gebracht). De productie kan plaatsvinden in het kader van de primaire of secundaire activiteiten van de onderneming. Hieronder valt ook de verkochte (in rekening gebrachte) productie tussen verschillende eenheden van economische activiteit die tot dezelfde onderneming behoren.

31)   Variabele 251002: Productie uit uitbestede bewerkingen

Productie door een onderaannemer in het economisch gebied van elk land die gedurende de referentieperiode aan de opdrachtgever is verkocht (in rekening gebracht) overeenkomstig de voorwaarden voor uitbestede bewerkingen zoals bepaald in de CPA-richtsnoeren. De productie kan plaatsvinden in het kader van de primaire of secundaire activiteiten van de onderneming.

32)   Variabele 251003: Feitelijke productie

De feitelijke productie omvat alle productie, uitgevoerd tijdens de referentieperiode en binnen het economische gebied van elk land, die deel uitmaakt van de vervaardiging van andere producten. Deze omvat de producten die hetzij in de eenheid van economische activiteit zelf, hetzij in een andere eenheid van economische activiteit die tot dezelfde onderneming behoort:

bestemd zijn voor verkoop,

worden verwerkt tot een ander product,

in een ander product worden gemonteerd, of

in voorraad worden gehouden.

G.   INVESTERINGEN

1)   Variabele 260101: Bruto-investeringen in materiële vaste activa

Bruto-investeringen in materiële vaste activa omvatten alle toevoegingen tot materiële vaste activa die tijdens de referentieperiode als zodanig door de statistische eenheid zijn opgenomen, met uitzondering van verhogingen van revaluaties of omkeringen van voordien opgenomen waardeverminderingsverliezen en uit herclassificaties (overdrachten) van andere materiële vaste activa.

De toevoegingen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, overnames, financiële leases, verbeteringen, veranderingen, renovaties, constructies, zelfconstructies en eventuele gekapitaliseerde uitgaven, zoals toegestaan door de toepasselijke boekhoudnormen die de erkennings- en waarderingscriteria bepalen.

2)   Variabele 260102: Bruto-investeringen in grond

De bruto-investeringen in grond omvatten alle toevoegingen aan grond, ondergrondse lagen, bossen en binnenwateren, materiële exploratie- en evaluatieactiva, mijnbouw-, olie- en gasactiva en andere, die tijdens de referentieperiode als zodanig door de statistische eenheid zijn opgenomen. De bruto-investeringen in grond maken deel uit van de variabele bruto-investering in materiële vaste activa.

3)   Variabele 260103: Bruto-investeringen in de aankoop van bestaande gebouwen

De bruto-investeringen in de aankoop van bestaande gebouwen omvatten alle toevoegingen aan of verwervingen van gebouwen en soortgelijke structuren die op het moment van verwerving reeds zijn gebruikt (dat wil zeggen niet nieuw) en die tijdens de referentieperiode als zodanig door de statistische eenheid zijn opgenomen.

De bruto-investeringen in de aankoop van bestaande gebouwen maken deel uit van de variabele bruto-investering in materiële vaste activa.

4)   Variabele 260104: Bruto-investeringen in de bouw en verbetering van gebouwen

Bruto-investeringen in de bouw en verbetering van gebouwen omvat alle:

uitbreidingen van de bouw van nieuwe gebouwen voor eigen gebruik (zelfgebouwd),

aankopen van nieuwe gebouwen (gewoonlijk het resultaat van een bouwcontract, waarvan de begunstigde de statistische eenheid is),

geactiveerde toevoegingen, veranderingen, verbeteringen en renovaties van bestaande gebouwen (indien de daarmee gepaard gaande extra economische voordelen waarschijnlijk naar de statistische eenheid gaan), die tijdens de referentieperiode als zodanig door de statistische eenheid is opgenomen.

De bruto-investeringen in de bouw en de verbetering van gebouwen maken deel uit van de variabele bruto-investering in materiële vaste activa.

5)   Variabele 260105: Bruto-investeringen in machines en werktuigen

Bruto-investeringen in machines en werktuigen omvatten alle toevoegingen aan machines, voertuigen, installaties, uitrustingsstukken, kantooruitrusting, computers, communicatie- en netwerkapparatuur en andere, die tijdens de referentieperiode als zodanig door de statistische eenheid zijn opgenomen.

De bruto-investeringen in machines en apparatuur maken deel uit van de variabele bruto-investering in materiële vaste activa.

6)   Variabele 260106: Bruto-investeringen in immateriële vaste activa, niet zijnde goodwill

Tot de bruto-investeringen in immateriële vaste activa, niet zijnde goodwill, behoren alle vermeerderingen van immateriële vaste activa die tijdens de referentieperiode als zodanig door de statistische eenheid zijn opgenomen, met uitzondering van goodwill.

De toevoegingen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, overnames, financiële leases, verbeteringen, veranderingen, renovaties, constructies, zelfconstructies en eventuele gekapitaliseerde uitgaven, zoals toegestaan door de toepasselijke boekhoudnormen die de erkennings- en waarderingscriteria bepalen, en waarin de term “goodwill” ook is gedefinieerd.

7)   Variabele 260107: Investeringen in aangekochte programmatuur

Investeringen in aangekochte programmatuur worden alleen als immateriële activa erkend als het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische baten die aan de activa zijn toe te rekenen, ten goede komen aan de onderneming en als de kosten van de activa betrouwbaar kunnen worden gemeten. Indien de aankoop van programmatuur niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt deze aankoop op het moment dat de kosten worden gemaakt, als uitgaven onder “Totale aankoop van goederen en diensten” geboekt.

De investeringen in aangekochte programmatuur omvatten de aankoopprijs, inclusief eventuele invoerrechten en niet-terugvorderbare omzetbelasting, en eventuele direct toe te rekenen uitgaven om de programmatuur geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Direct toe te rekenen uitgaven zijn bijvoorbeeld de betaling van de installateur. Eventuele handelskortingen en andere kortingen worden afgetrokken om de kostprijs te bepalen.

8)   Variabele 260108: Verkoopopbrengst van materiële investeringen

Verkoopopbrengst van materiële investeringen omvat de waarde van bestaande materiële kapitaalgoederen, verkocht aan derden. De verkoop van materiële kapitaalgoederen wordt gewaardeerd tegen de werkelijk ontvangen prijs (zonder btw) — niet tegen de boekwaarde — na aftrek van de kosten van eigendomsoverdracht die ten laste van de verkoper komen. Waardecorrecties en andere onttrekkingen aan de vaste activa dan door verkoop blijven buiten beschouwing.

9)   Variabele 260201: Bruto investering in materiële vaste activa door ondernemingen in buitenlandse handen

De “intramurale O & O-uitgaven” wordt gedefinieerd als voor variabele 260101 onder G1 en de “ondernemingen in buitenlandse handen” als voor variabele 210301 onder A13.

10)   Variabele 430101: Bruto-investeringen in materiële vaste activa door ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen

De “bruto-investeringen in materiële vaste activa” worden gedefinieerd als voor variabele 260101 onder G1 en “ondernemingen in het buitenland die uiteindelijk onder de zeggenschap van institutionele eenheden van het rapporterende land vallen” als voor variabele 410101 onder A25.

H.   ONROEREND GOED

1)   Variabele 150101: Bouwvergunningen — aantal woningen

Een bouwvergunning is een machtiging om met de uitvoering van een bouwproject te beginnen. De verlening van de bouwvergunning is dus het laatste stadium van de goedkeuringsprocedure van de overheid voor de start van de bouw. Andere informatie, zoals de goedkeuring van de gedetailleerde planning en de start van de bouw, kunnen worden gebruikt om de gegevensbronnen voor nieuwe bouwprojecten aan te vullen.

Deze bouwvergunningen moeten een goede indicatie geven van de hoeveelheid werk in de bouwnijverheid in de nabije toekomst, hoewel dit niet het geval is als een groot deel van de vergunningen niet wordt gebruikt of als er veel tijd tussen de verlening van de vergunningen en de start van de bouw ligt.

Verordening (EU) 2019/2152 vereist alleen gegevens over nieuwe gebouwen en de verbouwing van niet-woongebouwen tot woongebouwen, zelfs indien bouwvergunningen kunnen worden verleend voor andere bouwwerken en werken.

Gebouwen worden onderverdeeld in woongebouwen en niet-woongebouwen.

Woongebouwen zijn gebouwen waarvan ten minste de helft voor bewoning wordt gebruikt. Indien minder dan de helft van de totale bruikbare vloeroppervlakte wordt gebruikt voor bewoning, wordt het gebouw aangemerkt als niet-woongebouw, in overeenstemming met het doelgerichte ontwerp.

Het indexcijfer voor deze variabele geeft een beeld van de toekomstige ontwikkeling van de bouwnijverheid, uitgedrukt in het aantal eenheden.

Deze variabele wordt samengesteld uit het aantal woningen in nieuwe woongebouwen waarvoor bouwvergunningen zijn verleend (waaronder woongebouwen met één woning en woongebouwen met twee of meer woningen vallen). Een woning is een vertrek of reeks vertrekken met bijbehorende ruimten, in een permanent gebouw of in een structureel afgescheiden gedeelte daarvan, die door de wijze waarop zij is gebouwd, verbouwd enz., bestemd is om door particulieren te worden bewoond. De woning moet een afzonderlijke toegang hebben tot een straat (rechtstreeks of via een tuin of voorterrein) of tot een gezamenlijke ruimte in het gebouw (trap, gang, galerij e.d.). Vrijstaande woonvertrekken waarvan duidelijk is dat zij als deel van de woning zijn te gebruiken, moeten als zodanig worden beschouwd. Een woning kan dus uit afzonderlijke gebouwen binnen dezelfde omheining bestaan, mits deze duidelijk bestemd zijn om door één particulier huishouden te worden bewoond.

Uitbreidingen van bestaande woongebouwen waarvoor geen bouwvergunning is vereist, worden voor deze statistieken niet als woningen aangemerkt.

2)   Variabele 150102: Bouwvergunningen — Vierkante meters nuttige vloeroppervlakte of een andere maatstaf van omvang

“Bouwvergunningen” worden gedefinieerd als voor variabele 150101 onder H1. Het indexcijfer voor deze variabele geeft een beeld van de toekomstige ontwikkeling van de bouwnijverheid, uitgedrukt in volume.

Deze variabele wordt samengesteld uit de vierkante meters nuttige vloeroppervlakte van woongebouwen en niet-woongebouwen waarvoor vergunningen zijn verleend. De nuttige vloeroppervlakte van een gebouw is het oppervlak binnen de buitenmuren, met uitzondering van:

oppervlakken waarop gebouwd is (bv. scheidingswanden, draagelementen, kolommen, pilaren, schachten, schoorstenen);

functionele oppervlakken voor dienstverlening (bv. oppervlakken in beslag genomen door verwarmings- of luchtverversingsinstallaties of door stroomaggregaten);

doorgangen (bv. trappenhuizen, liften, roltrappen).

Tot de totale nuttige vloeroppervlakte van een woongebouw behoren keukens, woonkamers, slaapkamers en nevenvertrekken, kelders en gemeenschappelijke ruimten van de wooneenheden.

Indien de informatie over de nuttige vloeroppervlakte niet direct beschikbaar is op basis van de verzamelde gegevens, kan deze worden geschat op basis van de beschikbare bronnen.


(1)  Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).

(2)  Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad van 15 maart 1993 inzake de statistische eenheden voor waarneming en analyse van het productiestelsel in de Gemeenschap (PB L 76 van 30.3.1993, blz. 1).


BIJLAGE V

Technische specificaties voor Europese statistieken over de internationale handel in goederen, met inbegrip van de handel in goederen naar bedrijfskenmerken

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Afdeling 1

Definities

Ten behoeve van de Europese statistieken over de internationale handel in goederen wordt verstaan onder:

a)

“goederen”: alle roerende goederen, met inbegrip van elektrische energie en aardgas;

b)

“uitvoer van goederen”: alle fysieke verplaatsingen van goederen die van het bestand van materiële middelen van een lidstaat in mindering worden gebracht door het statistische registratiegebied van die lidstaat te verlaten naar een bestemming in het statistische registratiegebied van een andere lidstaat of een derde land;

c)

“invoer van goederen”: alle fysieke verplaatsingen van goederen die het bestand van materiële middelen van een lidstaat aanvullen door het statistische registratiegebied van deze lidstaat binnen te komen vanuit het statistische registratiegebied van een andere lidstaat of van een derde land;

d)

“specifieke goederen of bewegingen”: de in hoofdstuk III van deze bijlage bedoelde goederen of overbrengingen van goederen, die naar hun aard afwijken van het beginsel dat fysieke verplaatsingen van goederen over de grens van een lidstaat worden geregistreerd of specifieke methodologische bepalingen vereisen die verschillen van de bepalingen die van toepassing zijn op alle andere goederen of verplaatsingen;

e)

“Uniegoederen”: “Uniegoederen zoals gedefinieerd in het douanewetboek van de Unie;

f)

“niet-Uniegoederen”: “niet-Uniegoederen” zoals gedefinieerd in het douanewetboek van de Unie;

g)

“douaneaangifte”: de douaneaangifte zoals gedefinieerd in het douanewetboek van de Unie;

h)

“besluit van de douane”: ieder officieel besluit van de douaneautoriteiten met betrekking tot aanvaarde douaneaangiften dat juridische gevolgen heeft voor een of meer personen;

i)

“derde land”: elk land of gebied dat geen deel uitmaakt van het statistische registratiegebied van de Europese Unie;

j)

“goederen in doorvoer tussen lidstaten”: goederen die, op weg naar de lidstaat van bestemming, via een willekeurige lidstaat worden vervoerd of zich ophouden met redenen die uitsluitend verband houden met het vervoer van de goederen, zonder dat dit vervoer een in- of uitvoer van goederen in die lidstaat is;

k)

“economische eigendom”: het recht om aanspraak te maken op de voordelen in verband met het gebruik van een actief uit hoofde van de aanvaarding van de daaraan verbonden risico’s; de economische eigenaar van een actief is niet noodzakelijk de juridische eigenaar;

l)

“goederen in quasi-uitvoer”: goederen die vanuit een andere lidstaat worden gebracht naar de lidstaat waar de goederen zich op het tijdstip van vrijgave voor de douaneregeling bevinden, met het doel deze goederen voor uitvoer aan te geven, op voorwaarde dat de exporteur niet is gevestigd in de lidstaat waar de goederen zich op het tijdstip van vrijgave voor de douaneregeling bevinden, en dat de binnenkomst in de lidstaat waar de goederen zich op het tijdstip van vrijgave voor de douaneregeling bevinden, geen verwerving van goederen of een daarmee gelijkgestelde handeling binnen de Unie is, zoals bedoeld in Richtlijn 2006/112/EG van de Raad;

m)

“goederen in quasi-invoer”: goederen die in een lidstaat in het vrije verkeer worden gebracht, zonder dat de importeur in die lidstaat is gevestigd, en die vervolgens naar een andere lidstaat worden uitgevoerd;

n)

“verwerking”: acties of handelingen (productie, verwerking, bouw, montage, verbetering, renovatie enz.) die tot doel hebben een nieuw of aanzienlijk verbeterd product te verkrijgen of te produceren;

o)

“Lidstaat of derde staat van bouw”: de lidstaat of het derde land waar de laatste, substantiële, economisch verantwoorde verwerking of bewerking van een onafgewerkt goed heeft plaatsgevonden.

Afdeling 2

Lidstaat van uitvoer en invoer naar en van binnen en naar buiten de Unie; rapporterende lidstaat

1.

Met het oog op de statistieken over de handel in goederen binnen de Unie wordt verstaan onder:

a)

“lidstaat van uitvoer binnen de Unie”: de lidstaat uit het statistische registratiegebied waarvan de goederen worden uitgevoerd naar de plaats van bestemming in een andere lidstaat;

b)

“lidstaat van invoer binnen de Unie”: de lidstaat in het statistische registratiegebied waarvan de goederen worden ingevoerd vanuit een andere lidstaat.

2.

Met het oog op de statistieken over de handel in goederen buiten de Unie wordt verstaan onder:

a)

“Lidstaat van uitvoer buiten de Unie”: de lidstaat in het statistische registratiegebied waarvan de goederen zich bevinden op het tijdstip van vrijgave voor de douaneregeling of op het tijdstip van wederuitvoer.

Indien echter sprake is van goederen in quasi-uitvoer, en de “lidstaat van werkelijke uitvoer” in de zin van de tweede alinea van afdeling 17, punt 2, van deze bijlage kan worden bepaald, is de “lidstaat van uitvoer buiten de Unie” de lidstaat van werkelijke uitvoer.

b)

“Lidstaat van invoer buiten de Unie”: de lidstaat op het statistische registratiegebied waarvan de goederen zich bevinden op het tijdstip van vrijgave voor de douaneregeling.

3.

De definitie van de lidstaat van uitvoer en uitvoer binnen en buiten de Unie kan worden aangepast met betrekking tot de specifieke goederen of bewegingen.

4.

Voor het verstrekken van statistieken over de statistieken van de internationale handel in goederen aan de Commissie (Eurostat) is de rapporterende lidstaat, in geval van uitvoer, de lidstaat van uitvoer en, in geval van invoer, de lidstaat van invoer.

Afdeling 3

Toepassingsgebied

1.

Europese statistieken over de internationale handel in goederen hebben betrekking op de handel in goederen binnen en buiten de Unie.

2.

Handelsverkeer in goederen binnen de Unie omvat:

a)

uitvoer binnen de Unie van de navolgende goederen die de lidstaat van uitvoer verlaten om naar een bestemming in een andere lidstaat te worden vervoerd:

i)

Uniegoederen, met uitzondering van goederen die in doorvoer zijn tussen lidstaten;

ii)

niet-Uniegoederen die in de lidstaat van uitvoer onder de douaneregeling actieve veredeling zijn geplaatst.

b)

invoer binnen de Unie van de volgende goederen die de lidstaat van invoer binnenkomen en die oorspronkelijk uit een andere lidstaat zijn uitgevoerd:

i)

Uniegoederen, met uitzondering van goederen die in doorvoer zijn tussen lidstaten;

ii)

niet-Uniegoederen die die eerder in de lidstaat van uitvoer onder de douaneregeling actieve veredeling waren geplaatst, die onder de douaneregeling actieve veredeling worden gehouden of in de lidstaat van invoer in het vrije verkeer zijn gebracht.

3.

Handelsverkeer in goederen buiten de Unie omvat:

a)

uitvoer buiten de Unie van goederen die het statistische registratiegebied van de Unie verlaten:

i)

overeenkomstig een van de volgende in het douanewetboek van de Unie vastgestelde douaneregelingen:

uitvoer;

passieve veredeling.

ii)

bij toepassing van het douanewetboek van de Unie:

niet-Uniegoederen die tijdelijk worden opnieuw worden uitgevoerd voor verdere verwerking;

Uniegoederen die het douanegebied van de Unie hebben verlaten na onder de regeling bijzondere bestemming te zijn geplaatst;

opnieuw uitgevoerde niet-Uniegoederen, om een regeling actieve veredeling te ontlasten.

b)

invoer van buiten de Unie van goederen die het statistische registratiegebied van de Unie binnenkomen overeenkomstig een van de volgende in het douanewetboek van de Unie vastgestelde douaneregelingen:

i)

in het vrije verkeer brengen met inbegrip van bijzondere bestemming;

ii)

actieve veredeling.

4.

Het toepassingsgebied van Europese statistieken over de internationale handel in goederen kan worden aangepast voor specifieke goederen of bewegingen.

5.

Om methodologische redenen worden bepaalde goederen of bewegingen uitgesloten van de Europese statistieken over de internationale handel in goederen. Deze goederen en bewegingen worden opgenoemd in het aanhangsel.

Afdeling 4

Statistisch registratiegebied

1.

Het statistische registratiegebied van de Unie omvat de statistische registratiegebieden van de lidstaten. Het statistisch registratiegebied van een lidstaat komt overeen met zijn grondgebied voor de bepaling van het douanegebied van de Unie in het douanewetboek van de Unie.

2.

In afwijking van lid 1 omvat het statistisch registratiegebied van de Bondsrepubliek Duitsland het eiland Helgoland.

3.

De definitie van het statistische registratiegebied van de lidstaten kan worden aangepast voor de bestemming van de specifieke goederen of bewegingen.

Afdeling 5

Referentieperiode

1.

Met het oog op de statistieken over de handel in goederen binnen de Unie is de referentieperiode:

a)

de kalendermaand waarin de invoer of uitvoer plaatsvindt;

b)

de kalendermaand waarin het belastbare feit zich voordoet voor de Uniegoederen waarover de btw op intracommunautaire leveringen en verwervingen is verschuldigd, zoals bedoeld in Richtlijn 2006/112/EG van de Raad.

Als de tijd tussen de invoer of de uitvoer van goederen en het belastbare feit echter langer is dan twee kalendermaanden, is de referentieperiode de maand waarin de invoer of uitvoer plaatsvindt, of

c)

de kalendermaand waarin de aangifte wordt aanvaard door de douane indien de douaneaangifte als gegevensbron wordt gebruikt.

2.

Met het oog op de statistieken over de handel in goederen buiten de Unie is de referentieperiode:

a)

de kalendermaand waarin de invoer of uitvoer plaatsvindt;

b)

de kalendermaand waarin de aangifte wordt aanvaard door de douane indien de douaneaangifte als gegevensbron wordt gebruikt.

3.

De referentieperiode kan worden aangepast voor specifieke goederen of bewegingen.

Afdeling 6

Exporteur en importeur

1.

De exporteur is de marktdeelnemer die activiteiten verricht die de uitvoer van goederen tot gevolg hebben.

De exporteur verricht deze activiteiten:

a)

bij het sluiten van de overeenkomst, met uitzondering van vervoerovereenkomsten, die aanleiding geeft tot de uitvoer van de goederen uit de lidstaat van uitvoer; of, bij ontstentenis hiervan,

b)

bij de onttrekking van goederen uit de lidstaat van uitvoer of het voorzien in de uitvoer van de goederen in de lidstaat van uitvoer, of, bij ontstentenis hiervan,

c)

door het bezitten van de goederen die het voorwerp zijn van de uitvoer van de goederen in de lidstaat van uitvoer.

2.

De importeur is de marktdeelnemer die activiteiten verricht die de invoer van goederen tot gevolg hebben.

De importeur verricht deze activiteiten wanneer:

a)

bij het sluiten van de overeenkomst, met uitzondering van vervoerovereenkomsten, die aanleiding geeft tot de invoer van de goederen in de lidstaat van invoer; of, bij ontstentenis hiervan,

b)

bij de binnenbrengen van goederen in de lidstaat van invoer of het voorzien in de invoer van de goederen in de lidstaat van invoer, of, bij ontstentenis hiervan,

c)

door het bezitten van de goederen die het voorwerp zijn van de invoer van de goederen in de lidstaat van invoer.

3.

De definitie van exporteur en importeur kan worden aangepast voor specifieke goederen of bewegingen.

Afdeling 7

Rapportage-eenheid voor statistieken over de handel in goederen binnen de Unie

1.

De rapportage-eenheid voor de statistiek over de uitvoer van goederen binnen de Unie is de belastingplichtige in de zin van titel III van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (1) of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, geïdentificeerd aan de hand van een individueel identificatienummer dat aan die persoon is toegekend overeenkomstig artikel 214 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad, in de lidstaat van uitvoer,

a)

die leveringen van goederen binnen de Unie heeft aangegeven overeenkomstig artikel 251, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad, of, bij ontstentenis hiervan,

b)

de exporteur in de zin van afdeling 6.

2.

De rapportage-eenheid voor de statistiek over de invoer van goederen binnen de Unie, wanneer een enquête als gegevensbron wordt gebruik, is de belastingplichtige in de zin van titel III van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, geïdentificeerd aan de hand van een individueel identificatienummer dat aan die persoon is toegekend overeenkomstig artikel 214 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad, in de lidstaat van invoer,

a)

die verwerving van goederen binnen de Unie heeft aangegeven overeenkomstig artikel 251, onder c), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad, of, bij ontstentenis hiervan,

b)

de importeur in de zin van afdeling 6.

3.

De definitie van de rapportage-eenheid kan worden aangepast voor specifieke goederen of bewegingen.

Afdeling 8

Verplichtingen van de rapportage-eenheden voor Europese statistieken over de internationale handel in goederen

1.

De rapportage-eenheden voor Europese statistieken over de internationale handel in goederen hebben de verplichting om, op verzoek van de nationale statistische instantie van de lidstaat waar zij informatie hebben verstrekt, aan te tonen dat de verstrekte statistische informatie correct is.

2.

Indien een rapportage-eenheid niet voldoet aan de verplichtingen uit hoofde van deze verordening om informatie te verstrekken, kan deze rapportage-eenheid worden onderworpen aan sancties die door de lidstaten worden vastgesteld.

3.

De importeur in de lidstaat van invoer is verplicht de nationale statistische instantie in de lidstaat van invoer bij te staan bij het oplossen van problemen met betrekking tot de gegevenskwaliteit in verband met statistische informatie, uitsluitend met het oog op de kwaliteitsborging van de gegevens over invoer binnen de Unie.

HOOFDSTUK II

SPECIFICATIE VAN STATISTISCHE GEGEVENSELEMENTEN

Afdeling 9

Maatstaf van heffing en equivalent

1.

De maatstaf van heffing, dat wil zeggen de waarde die krachtens Richtlijn 2006/112/EG voor belastingdoeleinden wordt bepaald. Voor aan rechten onderworpen producten wordt het bedrag van deze rechten uitgesloten van de maatstaf van heffing.

Wanneer voor belastingdoeleinden geen maatstaf van heffing behoeft te worden aangegeven, moet de equivalent ervan overeenkomen met het factuurbedrag, exclusief btw, of, indien een factuur ontbreekt, met een bedrag dat in geval van aan- of verkoop in rekening zou zijn gebracht.

In geval van verwerking wordt het equivalent van de maatstaf van heffing als volgt vastgesteld:

a)

de waarde van de goederen met het oog op verwerking is het totale bedrag dat bij verkoop of aankoop in rekening zou worden gebracht;

b)

de waarde van de goederen na verwerking is de waarde van de goederen met het oog op verwerking, vermeerderd met de toegevoegde waarde van de verwerking.

2.

De maatstaf van heffing en het equivalent daarvan worden uitgedrukt in de nationale valuta van de rapporterende lidstaat.

Wanneer een omrekening van de valuta noodzakelijk is om de maatstaf van heffing en de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid uit te drukken, wordt de afdeling 10, lid 5, tweede alinea, onder b), bedoelde wisselkoers toegepast.

Afdeling 10

Statistische waarde

1.

De statistische waarde is de waarde van de goederen op het tijdstip en op de plaats waar zij de grens overschrijden van de lidstaat van uitvoer in het geval van uitvoer, en van de lidstaat van invoer in het geval van invoer.

Met het oog op de statistieken over de handel in goederen binnen de Unie wordt de statistische waarde berekend op basis van de maatstaf van heffing en het equivalent daarvan als bedoeld in afdeling 9, waar nodig aangepast voor de incidentele uitgaven overeenkomstig lid 4.

Met het oog op de statistieken over de handel in goederen buiten de Unie wordt de statistische waarde berekend op basis van de waarde van de goederen als bedoeld in de leden 2 en 3, waar nodig aangepast voor de incidentele uitgaven overeenkomstig lid 4.

2.

De waarde van de goederen voor uitvoer of invoer buiten de Unie is:

a)

in geval van een aankoop of een verkoop, de voor het ingevoerde of uitgevoerde goed werkelijk betaalde of te betalen prijs, met uitzondering van arbitraire of fictieve waarden;

b)

in andere gevallen, de prijs die in geval van een aankoop of verkoop zou zijn betaald.

De douanewaarde wordt gebruikt indien deze volgens het douanewetboek van de Unie is vastgesteld voor goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht, met inbegrip van uiteindelijk gebruik.

3.

In het geval van verwerking of andere transacties die niet worden gefactureerd, wordt de waarde van de goederen voor de uitvoer of invoer buiten de Unie op brutobasis als volgt vastgesteld:

a)

de waarde van de goederen met het oog op verwerking, of in het geval van andere transacties die niet worden gefactureerd, is het totale bedrag dat bij verkoop of aankoop in rekening zou worden gebracht;

b)

de waarde van de goederen na verwerking is de waarde van de goederen met het oog op verwerking, vermeerderd met de toegevoegde waarde van de verwerking.

4.

De in afdeling 9 bedoelde maatstaf van heffing en het equivalent voor het handelsverkeer binnen de Unie en de in de leden 2 en 3 bedoelde waarde voor handel buiten de EU worden, waar nodig, op zodanige wijze aangepast dat de statistische waarde uitsluitend en volledig de bijkomende kosten omvat, zoals kosten van vervoer en verzekering, die worden gemaakt om de goederen vanaf de plaats van hun vertrek te leveren:

a)

aan de grens van de lidstaat van uitvoer, in het geval van uitvoer;

b)

aan de grens van de lidstaat van invoer, in het geval van invoer.

5.

De statistische waarde van de goederen wordt uitgedrukt in de nationale valuta van de rapporterende lidstaat.

Wanneer een omrekening van valuta nodig is om de statistische waarde van de goederen in de nationale valuta te kunnen uitdrukken, wordt de volgende wisselkoers gebruikt:

a)

de koers die volgens de bepalingen in het douanewetboek van de Unie inzake de omrekening van valuta’s van toepassing is op het moment waarop de douaneaangifte wordt aanvaard, of, bij ontstentenis hiervan,

b)

die welke wordt vastgesteld voor de bepaling van de maatstaf van heffing voor belastingdoeleinden, wanneer deze wordt vastgesteld, of, bij ontstentenis hiervan,

c)

de referentiekoers die van toepassing is op het tijdstip van in- of uitvoer van de goederen, vastgesteld door de Europese Centrale Bank voor lidstaten die tot de eurozone behoren of de officiële koers die is vastgesteld door lidstaten die niet tot de eurozone behoren, bij ontstentenis van bijzondere bepalingen die door de lidstaten zijn vastgesteld.

Afdeling 11

Hoeveelheid goederen

De hoeveelheid van de geleverde goederen is:

a)

in nettomassa, dat wil zeggen de eigen massa van de goederen ontdaan van alle verpakkingen;

b)

indien van toepassing, de hoeveelheid in de aanvullende eenheden, d.w.z. de hoeveelheid die niet de nettomassa is, overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is.

Afdeling 12

Partnerlidstaten en -landen

1.

“Lidstaat van verzending” is de lidstaat van waaruit de goederen aanvankelijk werden uitgevoerd naar de lidstaat van invoer, indien noch een handelstransactie (bv. verkoop of verwerking) noch een stopzetting die geen verband houdt met het vervoer, in een tussenlidstaat heeft plaatsgevonden. Indien een dergelijke stopzetting of handelstransactie heeft plaatsgevonden, is de lidstaat van verzending de laatste tussenlidstaat waar deze stopzetting of transactie heeft plaatsgevonden.

2.

Onder “lidstaat van bestemming” wordt verstaan de laatste lidstaat die op het ogenblik van uitvoer bekend is als de lidstaat waarheen de goederen moeten worden uitgevoerd.

3.

“Land van oorsprong” is de lidstaat of het land waar de goederen hun oorsprong hebben.

Goederen die geheel en al zijn verkregen in één lidstaat of land of grondgebied, zijn van oorsprong uit die lidstaat of dat land of grondgebied.

Goederen bij de vervaardiging waarvan meer dan één lidstaat of land of grondgebied betrokken is, worden geacht van oorsprong te zijn uit de lidstaat of het land of grondgebied waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende, economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt.

De oorsprong van niet-Uniegoederen wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van het douanewetboek van de Unie waarin de regels inzake de niet-preferentiële oorsprong zijn vastgesteld.

4.

“Land van verzending” is het land van waaruit de goederen aanvankelijk zijn uitgevoerd naar de lidstaat waar de goederen zich op het tijdstip van hun vrijgave voor de douaneregeling bevinden, indien noch een handelstransactie (bv. verkoop of verwerking) noch een stopzetting die geen verband houdt met het vervoer, in een tussenliggend land heeft plaatsgevonden. Indien een dergelijke stopzetting of handelstransactie heeft plaatsgevonden, is het land van verzending de laatste tussenliggende land waar deze stopzetting of transactie heeft plaatsgevonden.

5.

“Land van de laatst bekende bestemming” is het laatste land waar op het tijdstip van vrijgave voor de douaneregeling of op het tijdstip van de wederuitvoer bekend is dat de goederen zullen worden uitgevoerd.

Afdeling 13

Grondstoffen

“Producten” zijn goederen in de zin van de van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is.

Afdeling 14

Aard van de transactie

1.

“Aard van de transactie”: de verschillende kenmerken (aankoop/verkoop, contractuele werkzaamheden enz.) die nuttig worden geacht om de ene transactie van de andere te onderscheiden, met name ten behoeve van de betalingsbalans en de nationale rekeningen.

2.

De uitsplitsing van de aard van de transactie wordt gespecificeerd in tabel 1 van deel C van bijlage I bij deze verordening.

Afdeling 15

Vervoerswijze aan

1.

“Vervoerswijze aan de grens” is het actieve vervoermiddel waarmee de goederen worden verondersteld:

a)

het statistische registratiegebied van de lidstaat van uitvoer te verlaten, in het geval van uitvoer binnen de Unie, of het in afdeling 4 vermelde statistisch registratiegebied van de Unie te verlaten in het geval van uitvoer buiten de Unie, of of

b)

het statistische registratiegebied van de lidstaat van invoer binnen te komen in het geval van invoer binnen de Unie, of het in afdeling 4 vermelde statistisch registratiegebied van de Unie binnen te komen in het geval van invoer buiten de Unie.

2.

“Vervoerswijze in het binnenland” is, indien van toepassing, het actieve vervoermiddel in het binnenland waarmee de goederen, bij uitvoer, worden verondersteld de plaats van vertrek te hebben verlaten en bij invoer, de plaats van aankomst te hebben bereikt.

3.

“Container” is informatie over de vraag of de goederen al dan niet in containers worden vervoerd bij het overschrijden van de grens van het statistische registratiegebied van de Unie.

4.

De uitsplitsing van de vervoerswijze is gespecificeerd in tabel 2 van deel C van bijlage I bij deze verordening.

Afdeling 16

Partnerexploitant in de lidstaat van invoer

De marktdeelnemer in de lidstaat van invoer is de belastingplichtige is de belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, geïdentificeerd aan de hand van een individueel identificatienummer dat aan die persoon is toegekend overeenkomstig artikel 214 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad, in de lidstaat van invoer,

a)

die verwerving van goederen binnen de Unie heeft aangegeven overeenkomstig artikel 251, onder c), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad, of, bij ontstentenis hiervan,

b)

de importeur in de zin van afdeling 6.

Afdeling 17

Lidstaat van veronderstelde bestemming en lidstaat van werkelijke uitvoer

1.

Indien de goederen in het vrije verkeer worden gebracht of onder de regeling bijzondere bestemming worden geplaatst, is de lidstaat van veronderstelde bestemming de lidstaat waar de goederen zich op het tijdstip van vrijgave voor de douaneregeling bevinden.

Indien op het tijdstip van de opstelling van de douaneaangifte echter bekend is dat de goederen na de vrijgave naar een andere lidstaat worden verzonden, dan is deze laatste lidstaat de lidstaat van veronderstelde bestemming.

Indien goederen onder de douaneregeling actieve veredeling worden geplaatst, is de lidstaat van veronderstelde bestemming de lidstaat waar de eerste veredelingsactiviteit plaatsvindt.

2.

De lidstaat van werkelijke uitvoer is de lidstaat waar de goederen zich op het tijdstip van vrijgave voor de douaneregeling bevinden.

In het geval van een quasi-uitvoer in de zin van afdeling 1, onder l), is de lidstaat van werkelijke uitvoer evenwel de lidstaat van waaruit de goederen zijn gebracht naar de lidstaat waar de goederen zich op het tijdstip van hun vrijgave voor de douaneregeling bevinden.

Indien goederen worden uitgevoerd in het kader van een onder de douaneregeling actieve veredeling, is de lidstaat van werkelijke uitvoer de lidstaat waar de eerste veredelingsactiviteit plaatsvindt.

Afdeling 18

Statistische procedure:

Onder “statistische procedure”wordt verstaan de verschillende kenmerken die worden gebruikt om verschillende soorten invoer en uitvoer te onderscheiden, met name volgens hun plaatsing onder een douaneregeling, zoals gespecificeerd in tabel 3 van deel C van bijlage I bij deze verordening.

Afdeling 19

Preferentiële behandeling bij invoer

1.

Het gegeven over de preferentiële behandeling betreft de tariefbehandeling die wordt aangegeven met de code voor de preferentiële behandeling overeenkomstig de door het douanewetboek van de Unie vastgestelde classificatie.

2.

Het gegeven heeft betrekking op de preferentiële behandeling die door de douaneautoriteiten wordt toegepast of is toegekend.

Afdeling 20

Leveringsvoorwaarden

Onder “leveringsvoorwaarden” wordt verstaan de bepalingen van de verkoopovereenkomst waarin de verplichtingen van de verkoper en de koper volgens de Incoterms van de Internationale Kamer van Koophandel worden gespecificeerd.

HOOFDSTUK III

SPECIFIEKE GOEDEREN OF BEWEGINGEN

Afdeling 21

Schepen en luchtvaartuigen

1.

Voor de toepassing van deze afdeling:

a)

“schepen”: voltooide schepen die overeenkomstig hoofdstuk 89 van de tijdens de referentieperiode van kracht zijnde gecombineerde nomenclatuur als zeeschip worden beschouwd, sleepboten, oorlogsschepen en drijvend materieel;

b)

“vliegtuigen”: voltooide vliegtuigen en andere luchtvaartuigen met een leeggewicht van meer dan 2 000 kg; andere vliegtuigen en andere luchtvaartuigen, helikopters, ruimtevaartuigen, suborbitale voertuigen en draagraketten voor ruimtevaartuigen vallen niet onder deze bepalingen.

2.

Europese statistieken over de internationale handel in goederen hebben uitsluitend betrekking op de volgende uitvoer en invoer van vaartuigen en luchtvaartuigen:

a)

de overdracht van de eigendom van een schip of van een luchtvaartuig van een in de meldende lidstaat gevestigde natuurlijke of rechtspersoon aan een in een andere lidstaat of derde land gevestigde natuurlijke of rechtspersoon. Dit omvat overdrachten met het oog op de sloop van een schip of luchtvaartuig. Deze transacties worden als invoer behandeld.

b)

de overdracht van de eigendom van een schip of van een luchtvaartuig van een in de meldende lidstaat gevestigde natuurlijke of rechtspersoon aan een in een andere lidstaat of derde land gevestigde natuurlijke of rechtspersoon. Dit omvat overdrachten met het oog op de sloop van een schip of luchtvaartuig. Deze transacties worden als uitvoer behandeld;

c)

de overdracht van de economische eigendom van nieuwe vaartuigen of luchtvaartuigen van de lidstaat of het derde land van de bouw, als omschreven in artikel 1, onder o), aan de eerste economische eigenaar van die schepen of vliegtuigen, na de bouw ervan;.

d)

de uitvoer en invoer van vaartuigen of luchtvaartuigen met het oog op of na de verwerking in het kader van een contract als omschreven in sectie 1, onder n).

3.

Voor de statistieken over de uitvoer en invoer van schepen en luchtvaartuigen gelden de volgende bepalingen:

a)

De referentieperiode voor de in lid 2, onder a), b) en c), bedoelde uitvoer en invoer is de maand waarin de overdracht van de economische eigendom plaatsheeft. De referentieperiode voor de uitvoer en de invoer als bedoeld in lid 2, onder d), is de kalendermaand waarin de invoer of uitvoer plaatsvindt.

b)

De partnerlidstaat of het partnerland is:

i)

wat de in lid 2, onder a) en b), bedoelde transacties betreft, bij invoer, de lidstaat of het derde land waar de natuurlijke of rechtspersoon die de economische eigendom van het schip of van het luchtvaartuig overdraagt, gevestigd is, of bij uitvoer, het derde land waar de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de economische eigendom van het schip of van het luchtvaartuig wordt overgedragen, gevestigd is;

ii)

de lidstaat of het derde land van bouw, in het geval van nieuwe schepen of vliegtuigen, bij invoer;

iii)

de lidstaat of het derde land waar de natuurlijke of rechtspersoon die de economische eigendom van het vaartuig of luchtvaartuig uitoefent, is gevestigd, voor de invoer van vaartuigen of luchtvaartuigen met het oog op de verwerking in het kader van een contract, en voor de uitvoer van vaartuigen of vliegtuigen na loonveredeling;

iv)

de lidstaat of het derde land die zich bezighoudt met de verwerking voor de uitvoer van vaartuigen of luchtvaartuigen met het oog op de verwerking in het kader van een contract, en voor de invoer van vaartuigen of vliegtuigen na loonveredeling.

c)

De in lid 2, onder a), b) en c), bedoelde statistische waarde voor uitvoer en invoer is het totale bedrag dat in rekening zou worden gebracht — met uitsluiting van de kosten van vervoer en verzekering — bij verkoop of aankoop van het hele schip of van het vliegtuig.

d)

De hoeveelheid wordt uitgedrukt in de extra eenheden die zijn vastgesteld in de tijdens de referentieperiode van kracht zijnde gecombineerde nomenclatuur, voor vaartuigen, en in nettomassa en aanvullende eenheden die zijn vastgesteld in de in de referentieperiode geldende gecombineerde nomenclatuur voor luchtvaartuigen.

4.

Voor de toepassing van deze afdeling gelden de volgende definities:

a)

De importeur is:

i)

de rechtspersoon of de natuurlijke persoon aan wie de economische eigendom van het schip of van het luchtvaartuig wordt overgedragen voor de in lid 2, onder a), bedoelde transacties;

ii)

de natuurlijke of rechtspersoon die het schip of het luchtvaartuig in economische eigendom heeft, voor de invoer van vaartuigen of vliegtuigen na loonveredeling;

iii)

de natuurlijke of rechtspersoon die zich bezighoudt met de verwerking voor de invoer van vaartuigen of luchtvaartuigen met het oog op loonveredeling.

b)

De exporteur is:

i)

de natuurlijke of rechtspersoon van wie de economische eigendom van het vaartuig of luchtvaartuig wordt overgedragen voor de in lid 2, onder b) en c), bedoelde transacties;

ii)

de natuurlijke of rechtspersoon die het schip of het luchtvaartuig in economische eigendom heeft, voor de uitvoer van vaartuigen of vliegtuigen met het oog op loonveredeling;

iii)

de natuurlijke of rechtspersoon de verwerking heeft verricht voor de uitvoer van vaartuigen of luchtvaartuigen na loonveredeling.

Op verzoek van de nationale statistische autoriteit verstrekken de door die autoriteit aangewezen exporteurs en importeurs de statistische gegevens overeenkomstig lid 3 of een bewijs dat deze aanwijzing onjuist is.

5.

De nationale statistische instanties hebben toegang tot alle beschikbare gegevensbronnen die zij nodig kunnen hebben om de in lid 2 bedoelde statistieken samen te stellen. In het bijzonder verstrekken de voor het beheer van het scheepsregister en luchtvaartuigregister verantwoordelijke autoriteiten op verzoek van de nationale statistische instanties alle beschikbare informatie.

Afdeling 22

Aan schepen en luchtvaartuigen geleverde goederen

1.

Voor de toepassing van deze afdeling:

a)

betekent “levering van goederen aan schepen en luchtvaartuigen” de levering van producten voor de bemanning en de passagiers voor verbruik tijdens de reis en voor de werking van de motoren, machines en andere uitrusting van schepen of van vliegtuigen;

b)

wordt een schip of een luchtvaartuig geacht te behoren tot de lidstaat of derde land waar de natuurlijke of rechtspersoon die het schip of het luchtvaartuig in economische eigendom heeft, zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, onder k), gevestigd is. In de context van deze afdeling kan de economische eigendom worden bepaald door het land van inschrijving van het vaartuig of luchtvaartuig.

2.

Europese statistieken over de internationale handel in goederen hebben uitsluitend betrekking op de uitvoer van goederen die vanuit het statistische registratiegebied van de rapporterende lidstaat zijn geleverd aan vaartuigen en luchtvaartuigen die onder een andere lidstaat of een derde land vallen.

3.

Voor de statistieken over de uitvoer van goederen die aan schepen en luchtvaartuigen worden geleverd, gelden de volgende bepalingen:

a)

De referentieperiode is de maand waarin de goederen aan een schip of een luchtvaartuig worden geleverd.

b)

Er mag gebruik worden gemaakt van een vereenvoudigde uitsplitsing naar product zoals gespecificeerd in de tabellen 33 en 34 van deel B van bijlage I bij deze verordening.

c)

Er mogen vereenvoudigde landencodes van partner-lidstaten of partnerlanden worden gebruikt.

d)

De nettomassa wordt alleen vastgesteld voor goederen die behoren tot hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is.

Afdeling 23

Aan of door offshore-installaties geleverde goederen

1.

Voor de toepassing van deze afdeling:

a)

“offshore-installaties”: de inrichtingen en het materieel die stationair op zee buiten het statistische registratiegebied van een land zijn of worden geïnstalleerd;

b)

“aan offshore-installaties geleverde goederen”: voor de bemanning, voor de werking van motoren, machines en andere uitrusting op offshore-installaties geleverde producten;

c)

“voor het bouwen van offshore-installaties te gebruiken goederen”: de levering van duurzame goederen voor de bouw van een nieuwe of de uitbreiding van een bestaande offshore-installatie;

d)

“goederen die zijn verkregen uit of zijn geproduceerd door offshore-installaties”: producten die zijn gewonnen van de zeebodem of de ondergrond daarvan, of die zijn vervaardigd door de offshore-installatie, en goederen verkregen uit de ontmanteling van de offshore-installatie; door offshore-installaties verkregen of geproduceerd aardgas en elektrische energie vallen niet onder de bepalingen van deze sectie, maar onder de bepalingen van respectievelijk de secties 26 en 27;

e)

een offshore-installatie wordt geacht te behoren tot de lidstaat of het derde land indien deze is gevestigd in een gebied waar de lidstaat of het derde land exclusieve exploitatierechten over de zeebodem heeft of het recht heeft toestemming te verlenen voor een dergelijke exploitatie.

2.

Europese statistieken over de internationale handel in goederen hebben betrekking op:

a)

invoer van goederen afkomstig van:

i)

een andere lidstaat of derde land naar de offshore-installatie van de rapporterende lidstaat;

ii)

de offshore-installatie van een andere lidstaat of derde land naar de rapporterende lidstaat;

iii)

de offshore-installatie van een andere lidstaat of een derde land ten behoeve van de offshore-installatie van de rapporterende lidstaat;

b)

uitvoer van goederen geleverd aan:

i)

een andere lidstaat of derde land vanaf de offshore-installatie van de rapporterende lidstaat;

ii)

de offshore-installatie van een andere lidstaat of een derde land vanuit de rapporterende lidstaat;

iii)

de offshore-installatie van een andere lidstaat of een derde land vanaf de offshore-installatie van de rapporterende lidstaat.

3.

Voor statistieken over de uitvoer en invoer van goederen geleverd aan en van offshore-installaties gelden de volgende bepalingen:

a)

De referentieperiode is de maand waarin de goederen aan of van offshore-installatie worden geleverd.

b)

Voor aan offshore-installaties geleverde goederen mag gebruik worden gemaakt van een vereenvoudigde uitsplitsing naar product zoals gespecificeerd in de tabellen 34 en 35 van deel B van bijlage I bij deze verordening.

Voor goederen die zijn verkregen uit of zijn geproduceerd door offshore-installaties en voor goederen die worden gebruikt voor de bouw van offshore-installaties, wordt de productcode van de van kracht zijnde afdelingen van de gecombineerde nomenclatuur gebruikt.

c)

Voor goederen die aan offshore-installaties worden geleverd, mogen vereenvoudigde landencodes van partner-lidstaten of partnerlanden worden gebruikt

d)

De nettomassa wordt vastgesteld voor goederen die worden geleverd aan offshore-installaties die behoren tot hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is, voor goederen die bestemd zijn voor de bouw van een offshore-installatie, en voor goederen die zijn verkregen uit of geproduceerd zijn door offshore-installaties.

Indien van toepassing, vindt vaststelling plaats van de hoeveelheid in de aanvullende eenheden die zijn vastgesteld in de tijdens de referentieperiode geldende gecombineerde nomenclatuur voor goederen die bestemd zijn voor de bouw van offshore-installaties, en voor goederen die zijn verkregen uit of geproduceerd door offshore-installaties.

Afdeling 24

Producten van de zee

1.

Voor de toepassing van deze afdeling:

a)

wordt verslaan onder “producten van de zee”: visserijproducten, mineralen, geborgen goederen en alle andere producten die niet onder de bepalingen van afdeling 23 vallen en die nog niet door zeeschepen aan wal zijn gebracht;

b)

wordt een schip geacht te behoren tot de lidstaat of derde land waar de natuurlijke of rechtspersoon die het schip in economische eigendom heeft, zoals bedoeld in afdeling 19, lid 1, onder k), gevestigd is. In de context van deze afdeling kan de economische eigendom worden bepaald door het land van inschrijving van het vaartuig.

2.

Europese statistieken over de internationale handel in goederen omvatten de volgende uitvoer en invoer van producten van de zee:

a)

het aan land brengen van producten van de zee in een haven van de meldende lidstaat, of de verwerving ervan door een schip dat behoort tot de meldende lidstaat van een schip dat behoort tot een andere lidstaat of derde land. Deze transacties worden als invoer behandeld;

b)

de aanvoer van producten van de zee in de havens van een andere lidstaat of van een derde land van een schip dat tot de meldende lidstaat behoort, of de verwerving daarvan door vaartuigen die tot een andere lidstaat of een derde land behoren, vanaf vaartuigen die tot de meldende lidstaat behoren. Deze transacties worden als uitvoer behandeld.

3.

Voor statistieken over de uitvoer en invoer van producten van de zee is de referentieperiode de maand waarin de producten van de zee worden aan wal worden gebracht in een haven of in de maand waarin de producten op zee zijn aangekocht.

4.

De nationale statistische instanties hebben toegang tot alle beschikbare gegevensbronnen die zij eventueel nodig hebben om deze afdeling toe te passen.

Afdeling 25

Ruimtevaartuigen

1.

Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder “ruimtevaartuigen” verstaan: satellieten en andere goederen die zich buiten de aardatmosfeer kunnen verplaatsen, alsmede onderdelen van deze goederen; lanceervoertuigen vallen niet onder deze bepalingen.

2.

De bepalingen van deze afdeling zijn alleen van toepassing op de volgende uitvoer en invoer van ruimtevaartuigen:

a)

de lancering van een ruimtevaartuig waarvan de eigendom is overgedragen van een in de meldende lidstaat gevestigde natuurlijke of rechtspersoon aan een in een andere lidstaat of derde land gevestigde natuurlijke of rechtspersoon. Dit omvat de lancering van delen van ruimtevaartuigen met het oog op de montage ervan buiten de aardatmosfeer. Deze transacties worden als uitvoer behandeld;

b)

de lancering van een ruimtevaartuig waarvan de eigendom is overgedragen van een in en in een andere lidstaat of derde land gevestigde natuurlijke of rechtspersoon aan een in de meldende lidstaat gevestigde rechtspersoon of natuurlijke persoon. Dit omvat de lancering van delen van ruimtevaartuigen met het oog op de montage ervan buiten de aardatmosfeer. Deze transacties worden als invoer behandeld.

3.

Voor de statistieken over de uitvoer en invoer van ruimtevaartuigen gelden de volgende bepalingen:

a)

De referentieperiode is de maand waarin de overdracht van de economische eigendom plaatsvindt.

b)

Bij uitvoer naar internationale organisaties of ruimteagentschappen moeten vereenvoudigde codes van de partnerlanden worden gebruikt.

c)

De statistische waarde is de waarde van het ruimtevaartuig, exclusief de kosten van vervoer en verzekering.

4.

De nationale statistische instanties hebben toegang tot alle beschikbare gegevensbronnen die zij eventueel nodig hebben om deze afdeling toe te passen.

Afdeling 26

Aardgas

1.

Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder “aardgas” verstaan: aardgas in gasvormige toestand dat via een aardgasdistributiesysteem wordt geleverd.

2.

Europese statistieken over de internationale handel in goederen omvatten de uitvoer en invoer van aardgas.

3.

Voor de statistieken over de uitvoer en de invoer van aardgas gelden de volgende bepalingen:

a)

De referentieperiode is de maand van uitvoer of invoer.

b)

De statistische waarde kan op ramingen worden gebaseerd.

c)

De partnerlidstaat of het partnerland kan worden bepaald door middel van een raming.

4.

De nationale statistische instanties hebben toegang tot alle beschikbare gegevensbronnen die zij nodig kunnen hebben om de in lid 2 bedoelde statistieken samen te stellen. De nationale statistische instanties kunnen eisen dat de in lid 2 bedoelde statistische gegevens over de uitvoer en de invoer rechtstreeks worden verstrekt door exploitanten die gevestigd zijn in de rapporterende lidstaat, die de nationale transmissienetten voor aardgas in eigendom hebben of exploiteren.

Afdeling 27

Elektrische energie

1.

Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder “elektrische energie” verstaan: elektrische energie die wordt vervoerd in grensoverschrijdende elektriciteitsnetten.

2.

Europese statistieken over de internationale handel in goederen omvatten de uitvoer en invoer van elektrische energie.

3.

Voor statistieken over de uitvoer en invoer van elektrische energie gelden de volgende bepalingen:

a)

De referentieperiode is de maand van uitvoer of invoer.

b)

De partnerlidstaat of het partnerland is de aangrenzende lidstaat of het aangrenzende derde land.

c)

De statistische waarde kan op ramingen worden gebaseerd.

d)

De hoeveelheid wordt uitsluitend vastgesteld in aanvullende eenheden die zijn vastgesteld in de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is.

4.

De nationale statistische instanties hebben toegang tot alle beschikbare gegevensbronnen die zij nodig kunnen hebben om de in lid 2 bedoelde statistieken samen te stellen. De nationale statistische instanties kunnen eisen dat de in lid 2 bedoelde statistische gegevens over de uitvoer en invoer rechtstreeks worden verstrekt door exploitanten die gevestigd zijn in de rapporterende lidstaat die het nationale transmissienetwerk voor elektrische energie in eigendom heeft of exploiteert.

HOOFDSTUK IV

SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR DE UITWISSELING VAN VERTROUWELIJKE GEGEVENS OVER DE UITVOER VAN GOEDEREN BINNEN DE UNIE

Afdeling 28

Verzameling en compilatie van de uit te wisselen statistische gegevens

1.

Voor de verzameling en opstelling van de statistische gegevens over uitvoer binnen de Unie van goederen die als bedoeld in artikel 11, lid 2, van Verordening 2019/2152 en genoemd in artikel 12 van Verordening 2019/2152, zijn de bepalingen van hoofdstuk I (Algemene bepalingen) en hoofdstuk III (Specifieke goederen of bewegingen) van deze bijlage van toepassing.

2.

Voor de specificatie van de meeteenheid, de indeling en uitsplitsing van de statistische gegevens over de uitvoer van goederen binnen de Unie zijn de bepalingen van tabel 34 in deel B van bijlage I bij deze verordening van toepassing.

Voor de uitsplitsing naar aard van de transactie is evenwel een combinatie van de codenummers in kolom A en de onderverdelingen daarvan in kolom B van tabel 1 of deel C van bijlage I van toepassing.

3.

In het geval van informatie die onder militaire geheimhouding valt, kunnen de lidstaten, met inachtneming van de in de lidstaten van kracht zijnde definities, minder gedetailleerde informatie uitwisselen dan in tabel 34 in deel B van bijlage I bij deze verordening is aangegeven of die volledig kunnen worden vrijgesteld van de verplichting om informatie uit te wisselen die onder het militaire geheim valt.

4.

Aan schepen en luchtvaartuigen geleverde goederen als bedoeld in punt 22 van deze bijlage, aan offshore-installaties geleverde goederen als bedoeld in afdeling 23, lid 1, onder b), van deze bijlage, en de uitvoer van ruimtevaartuigen naar internationale organisaties of ruimteagentschappen als bedoeld in punt 25 van deze bijlage, mogen worden uitgesloten van de uitwisseling van statistische informatie indien de partnerlidstaat niet is vermeld.

Afdeling 29

Toepassing van de dekkingsgraad

De lidstaten zorgen ervoor dat de statistische informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 11, lid 2, van Verordening 2019/2152 en die wordt genoemd in artikel 12, lid 1, van Verordening 2019/215 ten minste 95 % van de waarde bestrijkt van de totale uitvoer van goederen binnen de Unie van elke lidstaat tot de som van alle andere lidstaten samen, in elke referentiejaar.

Afdeling 30

Statistische gegevenselementen

1.

Voor de specificatie van de statistische gegevenselementen die zijn opgesomd in artikel 13, lid 1, van Verordening 2019/2152, zijn de bepalingen van hoofdstuk II (Specificatie van statistische gegevenselementen) van deze bijlage van toepassing.

2.

Ten behoeve van de specificatie van de bestanddelen van statistische gegevens voor de specifieke goederen of bewegingen kunnen de bepalingen van hoofdstuk II (Specificatie van statistische gegevenselementen) van deze bijlage worden aangepast.

Afdeling 31

Vereenvoudigingsmaatregelen

1.

Bij het verzamelen van de in artikel 12, lid 1, onder a), van Verordening 2019/2152 bedoelde statistische gegevens van de rapportage-eenheden voor statistieken over de uitvoer van goederen binnen de Unie als bedoeld in afdeling 7, lid 1, kunnen de lidstaten voorzien in de vereenvoudiging van de in deze afdeling gespecificeerde bestanddelen van statistische gegevens.

2.

De lidstaten kunnen de rapportage-eenheden vrijstellen van het verstrekken van informatie over de hoeveelheid van de goederen. In dit geval ramen de lidstaten de nettomassa en, in voorkomend geval, de aanvullende eenheid overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is.

3.

Voor de toepassing van dit lid wordt onder “zending” verstaan alle transacties tijdens de referentiemaand die onder dezelfde factuur vallen.

De lidstaten kunnen kleine en middelgrote handelaren, of zendingen met een waarde van minder dan 1 000 EUR, de volgende vereenvoudigingen toestaan:

a)

de meldende eenheden mogen de statistische gegevens over de goederen rapporteren zonder uitsplitsing;

b)

De lidstaten kunnen de rapportage-eenheden vrijstellen van het verstrekken van statistische gegevens over de hoeveelheid goederen, het land van oorsprong en de aard van de transactie.

4.

Voor de toepassing van dit lid:

wordt verstaan onder “delen van motorvoertuigen” de delen die onder hoofdstuk 87 van de tijdens de referentieperiode van kracht zijnde gecombineerde nomenclatuur vallen;

wordt verstaan onder “delen van luchtvaartuigen”: de delen die vallen onder hoofdstuk 88 van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is.

Voor delen van automobielen en van luchtvaartuigen:

a)

kunnen de rapportage-eenheden de statistische informatie over het product rapporteren op hoofdstukniveau van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is;

b)

kunnen de lidstaten de rapportage-eenheden vrijstellen van het verstrekken van de statistische gegevens over de hoeveelheid van de goederen. In dat geval ramen de lidstaten de nettomassa die niet uit de rapporterende eenheden is verzameld.

5.

Voor de toepassing van dit lid:

wordt verstaan onder “complete fabrieksinstallatie”: een combinatie van machines, apparaten, toestellen, uitrustingen, instrumenten en materiaal, die tezamen een stationaire installatie voor de productie van goederen of het verrichten van diensten vormt;

wordt verstaan onder “component”: een levering voor een industrieel bedrijf dat bestaat uit goederen die allemaal behoren tot hetzelfde hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is.

Mits de totale statistische waarde van een bepaalde industriële installatie meer dan 3 miljoen EUR bedraagt, tenzij het gaat om complete fabrieksinstallaties voor hergebruik:

a)

kunnen de informatieplichtigen de statistische gegevens over het product rapporteren op hoofdstukniveau van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is;

b)

kunnen de lidstaten de rapportage-eenheden vrijstellen van het verstrekken van de statistische gegevens over de hoeveelheid van de goederen. In dat geval ramen de lidstaten de nettomassa die niet uit de rapporterende eenheden is verzameld.

6.

De waarde van de uitvoer van de rapporterende eenheden voor de statistieken over de uitvoer van goederen binnen de Unie die in aanmerking komen voor de vereenvoudigingen overeenkomstig de leden 2, 3, 4 en 5 mag voor elke referentiejaar niet meer bedragen dan 5 % van de statistische waarde van de uitvoer van goederen binnen de Unie overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de Verordening 2019/2152.

7.

De lidstaten kunnen de rapportage-eenheden voor statistieken over de uitvoer van goederen binnen de Unie vrijstellen van het verstrekken van informatie over het identificatienummer van de partnerexploitant in de lidstaat van invoer, indien:

a)

de meldende eenheid, bijvoorbeeld in het kader van driehoekshandel, niet in staat is informatie te verstrekken over het identificatienummer van de partnerexploitant in de lidstaat van invoer;

b)

het identificatienummer van de partnerexploitant in de lidstaat van invoer niet kan worden bepaald. Deze vereenvoudiging is beperkt tot:

verkopen aan belastingplichtigen of niet-belastingplichtigen, met inbegrip van particulieren, die niet voor btw-doeleinden zijn geregistreerd;

specifieke goederen of bewegingen als bedoeld in hoofdstuk III van deze bijlage.

8.

De lidstaten kunnen de rapportage-eenheden voor de statistieken over de uitvoer van goederen binnen de Unie alleen vrijstellen van de specificatie van het land van oorsprong indien deze informatie beschikbaar is of kan worden afgeleid uit andere bronnen en geen ramingen voorschrijft.

9.

Wanneer er een overeenkomstig afdeling 11 vermelde aanvullende eenheid is, kunnen de lidstaten de rapportage-eenheden vrijstellen van het specificeren van de nettomassa.

In dat geval ramen de lidstaten de nettomassa die niet uit de rapporterende eenheden is verzameld.

10.

Nationale statistische instanties:

a)

kunnen de toepassing van de vereenvoudigingsmaatregelen weigeren of beperken als zij van mening zijn dat het doel om een bevredigende kwaliteit van de statistische informatie te handhaven zwaarder weegt dan de wenselijkheid om de rapportagelast te verminderen;

b)

kunnen voorschrijven dat de rapportage-eenheden van tevoren verzoeken om gebruik te mogen maken van de vereenvoudiging.

Afdeling 32

Metagegevens die relevant zijn voor het gebruik van de uitgewisselde gegevens in het kader van de opstelling van statistieken

1.

De nationale statistische instantie van de lidstaat van uitvoer verstrekt de nationale statistische instantie van de lidstaat van invoer de volgende metagegevens:

a)

“operationele metagegevens” die relevant zijn voor het controleren van de integriteit van de gegevensbestanden met de uitgewisselde statistische informatie;

b)

“procesmetagegevens” met informatie over de nationale compilatiemethoden en -praktijken die relevant zijn voor het gebruik van de uitgewisselde statistische informatie.

2.

De nationale statistische instantie van de lidstaat van uitvoer verstrekt de nationale statistische instantie van de lidstaat van invoer en de Commissie (Eurostat) “monitoringmetagegevens” met de informatie over de totale waarde van de uitvoer van goederen binnen de Unie van elke lidstaat, die relevant is voor het toezicht op de kwaliteit van de uitgewisselde statistische informatie.

3.

De monitoringmetagegevens bevatten alle in artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2152 bedoelde en in artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2152 vermelde statistische gegevens die overeenkomstig afdeling 33 zijn opgenomen in respectievelijk de uitgewisselde statistische gegevens die voor elke referentiemaand zijn toegezonden.

De informatie over de waarde van de uitvoer van goederen binnen de Unie die in de toegezonden statistische informatie is opgenomen, wordt uitgesplitst naar partnerlidstaat en naar handelsgoederen op hoofdstukniveau van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is.

De informatie over de waarde van de uitvoer van goederen binnen de Unie die niet in de toegezonden statistische informatie is opgenomen, mag worden gebaseerd op ramingen en wordt uitgesplitst naar partnerlidstaat en op zijn minst naar product op hoofdstukniveau van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is.

Indien de partnerlidstaat niet is gespecificeerd overeenkomstig afdeling 28, leden 3 en 4, wordt de informatie over de waarde van de uitvoer van goederen binnen de Unie uitgesplitst naar hoeveelheid op het niveau van de hoofdstukken van de gecombineerde nomenclatuur die tijdens de referentieperiode van kracht is. Indien echter de informatie die onder de militaire geheimhouding valt, volledig wordt uitgesloten van de overeenkomstig afdeling 28, lid 3, toegezonden statistische informatie, wordt alleen de totale maandelijkse statistische waarde van de uitvoer binnen de Unie in de metagegevens van de monitoring verstrekt.

Afdeling 33

Tijdschema voor de verstrekking van de statistische gegevens en metagegevens

1.

De nationale statistische instantie van de lidstaat van uitvoer verstrekt de nationale statistische instantie van de lidstaat van invoer de statistische informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 11, lid 2, van Verordening 2019/2152 en die wordt genoemd in artikel 12, lid 1, van Verordening 2019/215, en wel uiterlijk 30 kalenderdagen na afloop van de referentiemaand.

2.

Indien de nationale statistische instantie van de lidstaat van uitvoer aanvullende statistische gegevens na de in lid 1 bedoelde termijn beschikbaar stelt, verstrekt de nationale statistische instantie van de lidstaat van uitvoer deze aanvullende statistische gegevens aan de nationale statistische instantie van de lidstaat van invoer, en wel zo spoedig mogelijk en uiterlijk 30 kalenderdagen na het einde van de maand waarin de aanvullende statistische informatie beschikbaar is gekomen.

3.

Wanneer de reeds uitgewisselde statistische informatie moet worden herzien, verstrekt de nationale statistische instantie van de lidstaat van uitvoer de herziene statistische gegevens zo spoedig mogelijk en uiterlijk 30 kalenderdagen na het einde van de maand waarin de herziene statistische gegevens beschikbaar zijn gekomen.

4.

De nationale statistische instantie van de lidstaat van uitvoer verstrekt de nationale statistische instantie van de lidstaat van invoer:

a)

de operationele metagegevens als bedoeld in afdeling 32, lid 1, onder a), en wel tegelijk met de statistische informatie waarop de metagegevens betrekking hebben;

b)

de in afdeling 32, lid 1, onder b), bedoelde procesmetagegevens, zo spoedig mogelijk, en uiterlijk wanneer de statistische gegevens voor de eerste referentiemaand van het jaar waarop de productmetagegevens betrekking hebben, worden doorgegeven;

In het geval van belangrijke methodologische of andere wijzigingen die van invloed zijn op de kwaliteit van de verstrekte statistische informatie, wordt zo spoedig mogelijk een update doorgezonden, en wel uiterlijk wanneer de statistische gegevens voor de eerste referentiemaand van het jaar waarop de verwijzing naar de verwerking betrekking heeft, worden doorgezonden.

c)

de metagegevens over monitoring als bedoeld in afdeling 32, lid 2, uiterlijk 35 kalenderdagen na het einde van de referentiemaand.

Wanneer voor een specifieke referentiemaand aanvullende statistische informatie beschikbaar komt of wanneer de reeds uitgewisselde statistische informatie vatbaar is voor herziening, worden uiterlijk 35 kalenderdagen na het einde van de maand waarin de aanvullende of herziene statistische informatie beschikbaar is gekomen, herziene monitoringgegevens verstrekt.

Afdeling 34

Vertrouwelijkheidsmaatregelen

1.

De statistische informatie die door de nationale statistische instantie van de lidstaat van uitvoer is verstrekt overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening 2019/2152, is alleen beschikbaar voor de nationale statistische instanties van de lidstaat waarop de gegevens betrekking hebben.

2.

Alleen de nationale statistische instanties die de overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2152 verstrekte statistische informatie nodig hebben om Europese statistieken binnen hun respectieve bevoegdheidsgebied te ontwikkelen, te produceren en te verspreiden, kan deze statistische informatie ontvangen.

Afdeling 35

Veiligheidsmaatregelen

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie (2) moeten de voor de ontvangst of verwerking van deze statistische informatie en metagegevens bevoegde nationale statistische instanties in de lidstaat van invoer — om statistische informatie en metagegevens te ontvangen overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2019/2152 te mogen ontvangen — ervoor zorgen dat hun IT-systemen worden beschermd op een niveau dat gelijkwaardig is aan het communicatie- en informatiebeveiligingsbeleid van de Commissie, zoals bepaald in Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie (3), de uitvoeringsvoorschriften en de bijbehorende veiligheidsnormen.

Afdeling 36

Gegevensbescherming

Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze bijlage voeren de nationale statistische instanties hun taken uit voor de toepassing van deze bijlage overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 (4).

Bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze bijlage leeft de Commissie (Eurostat) Verordening (EU) 2018/1725 na (5).

Afdeling 37

Formaat van de uitgewisselde vertrouwelijke gegevens en de procedure voor de uitwisseling

1.

De in het kader van dit hoofdstuk uitgewisselde statistische gegevens en metagegevens worden uitgewisseld in elektronische vorm en worden verzonden of geüpload via het centrale punt voor gegevens van de Commissie (Eurostat) en, in voorkomend geval, voor metagegevens.

2.

De lidstaten moeten de uitwisselingsnormen toepassen overeenkomstig de door de Commissie (Eurostat) verstrekte uitvoeringsrichtsnoeren.

(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1)

(2)  Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).

(3)  Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie van 10 januari 2017 over de beveiliging van communicatie- en informatiesystemen binnen de Europese Commissie (PB L 6 van 11.1.2017, blz. 40).

(4)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


Aanhangsel

Lijst van goederen en bewegingen die niet onder de Europese statistieken over de internationale handel in goederen vallen

a)

monetair goud;

b)

wettige betaalmiddelen en waardepapieren, inclusief betaalmiddelen voor verleende diensten zoals port, belastingen en gebruiksvergoedingen;

c)

goederen bestemd voor dan wel na tijdelijk gebruik (bv. huur, bruikleen, operationele lease), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

veredeling is of was niet beoogd of uitgevoerd,

de beoogde duur van het tijdelijke gebruik bedroeg of bedraagt niet meer dan 24 maanden,

de uitvoer/invoer binnen de Unie moet niet worden opgegeven als een levering/verwerving binnen de Unie voor btw-doeleinden of een verandering in de eigendom heeft niet plaatsgevonden of is niet beoogd voor uitvoer/invoer buiten de Unie;

d)

goederen die worden vervoerd tussen:

een lidstaat en zijn territoriale enclaves in andere lidstaten of derde landen, en

de ontvangende lidstaat en territoriale enclaves van andere lidstaten, derde landen of internationale organisaties.

Territoriale enclaves omvatten ambassades, consulaten, militaire bases en wetenschappelijke bases buiten het grondgebied van het moederland;

e)

dragers van op een bepaalde afnemer toegesneden informatie, inclusief software;

f)

gegevens en software die van het internet worden gedownload;

g)

gratis geleverde goederen die zelf niet het voorwerp van een handelstransactie zijn, mits de levering uitsluitend bedoeld is om de kenmerken van de goederen of diensten aan te tonen en daardoor een beoogde latere handelstransactie voor te bereiden of te ondersteunen, bijvoorbeeld:

reclamemateriaal,

handelsmonsters;

h)

te repareren en te onderhouden en gerepareerde goederen en bij de reparatie of het onderhoud ingebouwde onderdelen, alsmede vervangen kapotte onderdelen;

i)

vervoermiddelen bij hun gebruik voor vervoer, inclusief draagraketten bij de lancering van ruimtevaartuigen;

j)

mondeling bij de douaneautoriteiten aangegeven handelsgoederen die de statistische drempel voor handel buiten de EU van 1 000 EUR in waarde of 1 000 kilogram in nettomassa niet overschrijden, alsmede alle mondeling bij de douaneautoriteiten aangegeven niet-handelsgoederen;

k)

goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht nadat zij onder de douaneprocedures voor actieve veredeling zijn geplaatst, zijn uitgesloten van de handel in goederen buiten de Unie;

l)

tijdschriften op abonnementsbasis;

m)

persoonlijke goederen van natuurlijke personen die hun normale verblijfplaats overbrengen; huwelijksuitzetten en inboedel die toebehoren aan een persoon die zijn normale plaats van vestiging overbrengt ter gelegenheid van zijn huwelijk; persoonlijke goederen, verkregen in het kader van een erfopvolging; uitzetten, studiebenodigdheden en andere roerende goederen van scholieren en studenten; lijkkisten die het stoffelijk overschot en lijkurnen die de as van overledenen bevatten, alsmede grafornamenten die samen met de lijkkisten en urnen worden vervoerd; goederen voor instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter en goederen ten bate van slachtoffers van rampen


BIJLAGE VI

Technische specificaties voor Europese statistieken over de internationale handel in diensten naar bedrijfskenmerken en internationaal aanbod van diensten

Afdeling 1

Algemene bepalingen

1.

De Commissie publiceert een handleiding voor de productie van Europese statistieken inzake internationale dienstverlening naar wijze van verlening (MoS). De “MoS Compilers Guide” zal een aanvulling vormen op de “Manual on Statistics of International Trade in Services 2010 (MSITS 2010)” en de “MSITS 2010 Compilers Guide”.

2.

De eerste editie van de “MoS Compils Guide” zal eind 2021 verschijnen. Een tweede herziene versie verschijnt eind 2023.

3.

In de eerste editie van de MoS Compilers Guide worden de generieke ramingsmethoden beschreven die kunnen worden gebruikt voor de raming van de wijzen van verlening, met inbegrip van methoden voor de raming van de waarde van de goederen en de distributiediensten. De vereenvoudigde benadering van de MSITS 2010 is het uitgangspunt voor dergelijke methoden. De generieke ramingsmethoden zijn gebaseerd op statistische modellen en ramingsmethoden, andere bedrijfsstatistieken en administratieve gegevensbronnen. In het algemeen zijn deze benaderingen niet gebaseerd op landspecifieke aannamen en/of feiten, en kunnen zij ongeacht het land worden gebruikt.

4.

De herziene tweede editie van de Compilers Guide zal aanbevolen methoden bevatten die kunnen worden gebruikt voor de raming van de wijzen van levering, de waarde van de goederen en de distributiediensten, met gebruikmaking van alle beschikbare bronnen, en modelleringstechnieken. De aanbevolen methoden zijn benaderingen die kunnen worden gebruikt om de generieke ramingsmethoden verder te verfijnen, rekening houdend met de specifieke administratieve en economische situatie van een land. Er zullen verschillende benaderingen worden beschreven om alle typische structuren te bestrijken.

5.

Na vier jaar uitvoering zal de Commissie (Eurostat), in overleg met de nationale statistische instanties van de lidstaten, besluiten of het nodig is de “Compilers Guide for statistics on Services Trade by Enterprise Characteristics (STEC)” van Eurostat/OESO te herzien.

Afdeling 2

Definities van variabelen en uitsplitsingen

Ten behoeve van de Europese statistieken over de internationale handel in diensten naar bedrijfskenmerken en over de internationale dienstverlening per vervoerswijze zijn de volgende definities van variabelen en afdelingen van toepassing.

Diensten zijn het resultaat van een productieactiviteit die de toestand van de verbruikende eenheden wijzigt, of de uitwisseling van producten of financiële activa vergemakkelijkt. Diensten zijn in het algemeen geen aparte artikelen waarop eigendomsrechten kunnen worden gevestigd en kunnen in het algemeen niet worden gescheiden van hun productie.

De internationale dienstverlening omvat:

Handel in diensten tussen ingezetenen en niet-ingezetenen (overeenkomend met de vormen van dienstverlening 1, 2 en 4 als omschreven in deel 2, II) en

Dienstverlening via de activiteiten van buitenlandse filialen (vorm van dienstverlening 3 zoals gedefinieerd in deel 2, II).

I.   Variabelen

1)   Variabele 460101: invoer en aankoop van diensten

De invoer en de verwerving van diensten omvatten de waarde van alle door niet-ingezetenen aan ingezetenen verleende diensten en de waarde van de diensten die internationaal aan ingezetenen worden geleverd via in de rapporterende economie gevestigde buitenlandse filialen. De diensten verleend door niet-ingezetenen aan ingezetenen omvatten de vormen van dienstverlening 1, 2 en 4 en diensten die worden verleend aan ingezetenen via in de rapporterende economie gevestigde buitenlandse filialen, stemmen overeen met dienstverleningsvorm 3, zoals gedefinieerd in punt II.1.

2)   Variabele 460201: uitvoer en verrichting van diensten

De uitvoer en de verrichting van diensten omvatten de waarde van alle door ingezetenen aan niet-ingezetenen verleende diensten en de waarde van diensten die internationaal aan ingezetenen van een ander land worden verleend door middel van de oprichting van een buitenlands filiaal (dat onder zeggenschap staat van een ingezeten eenheid) in dat land. De diensten verleend door ingezetenen aan niet-ingezetenen omvatten de vormen van dienstverlening 1, 2 en 4 en diensten die worden verleend via een buitenlands filiaal stemmen overeen met klasse 3, zoals gedefinieerd in punt II.1.

3)   Variabele 240401. Statistische waarde van de invoer door ondernemingen

De “statistische waarde” voor diensten wordt gedefinieerd als de waarde van diensten die tegen marktprijzen tussen ingezetenen en niet-ingezetenen worden verhandeld. De marktprijzen hebben betrekking op de actuele ruilwaarde, d.w.z. de waarden waarvoor diensten worden geruild of kunnen worden ingewisseld voor geld, rekening houdend met eventuele kortingen, terugbetalingen of andere aanpassingen.

De statistische waarde van de invoer door ondernemingen is dus de waarde tegen marktprijzen van de totale diensten die door niet-ingezetenen aan ingezetenen worden geleverd.

4)   Variabele 251101. Statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen

De “statistische waarde” voor diensten wordt gedefinieerd als de waarde van diensten die tegen marktprijzen tussen ingezetenen en niet-ingezetenen worden verhandeld. De marktprijzen hebben betrekking op de actuele ruilwaarde, d.w.z. de waarden waarvoor diensten worden geruild of kunnen worden ingewisseld voor geld, rekening houdend met eventuele kortingen, terugbetalingen of andere aanpassingen.

De statistische waarde van de uitvoer door ondernemingen is dus de waarde tegen marktprijzen van de totale diensten die ingezetenen aan niet-ingezetenen verlenen.

II.   Uitsplitsingen

1.   Uitsplitsing naar wijzen van verlening:

De internationaal geleverde diensten kunnen worden uitgesplitst naar de volgende vier wijzen van dienstverlening:

Wijze van dienstverlening 1: Grensoverschrijdende levering — hiervan is sprake wanneer een dienst wordt verleend “vanaf het grondgebied van het ene land op het grondgebied van een ander land”. Dit is vergelijkbaar met de handel in goederen waarbij het product over de grenzen heen wordt geleverd en de consument en de leverancier op hun respectieve grondgebied blijven.

Wijze van dienstverlening 2: Verbruik in het buitenland — hiervan is sprake wanneer een dienst wordt verleend “op het grondgebied van één land aan de consument van de dienst van een ander land”, wat betekent dat de consument of zijn eigendom zich in het buitenland bevindt. Typische voorbeelden zijn toeristische activiteiten zoals bezoeken aan musea en theaters en reizen in het buitenland om medische behandeling te krijgen of taalcursussen te volgen. Diensten zoals reparatie van schepen in het buitenland, waar alleen de eigendom van de consument wordt verplaatst of in het buitenland is gelegen, vallen eveneens onder de regeling.

Wijze van dienstverlening 3: Commerciële aanwezigheid — hiervan is sprake wanneer een dienst wordt verleend “door een dienstverlener uit een bepaald land, via commerciële aanwezigheid op het grondgebied van een ander land”. Het is vaak noodzakelijk dat dienstverleners een commerciële aanwezigheid in het buitenland vestigen om te zorgen voor nauwere contacten met de consument in de verschillende stadia van de productie, distributie, marketing, verkoop en levering, alsook in de context van de klantenservice. Commerciële aanwezigheid op een markt in het buitenland omvat niet alleen rechtspersonen in strikte juridische zin, maar ook rechtspersonen die sommige van dezelfde kenmerken delen, zoals vertegenwoordigingen en bijkantoren. Relevant in dit verband zijn bijvoorbeeld financiële diensten verricht door een bijkantoor of een dochteronderneming van een buitenlandse bank, medische diensten verleend door een ziekenhuis in buitenlandse handen en cursussen aangeboden door een school in buitenlandse handen.

Wijze van dienstverlening 4: Aanwezigheid van natuurlijke personen — hiervan is sprake wanneer een persoon tijdelijk aanwezig is op het grondgebied van een andere dan zijn eigen economie om een commerciële dienst te verrichten. Vorm van dienstverlening 4 wordt gedefinieerd als het verlenen van een dienst “door een dienstverlener uit één land, via de aanwezigheid van natuurlijke personen op het grondgebied van een ander land”. Vorm 4 heeft over het algemeen betrekking op:

Dienstverleners op contractbasis, ongeacht of zij in dienst zijn van een buitenlandse dienstverlener of zelfstandig zijn;

Binnen een onderneming overgeplaatste personen en buitenlandse werknemers die rechtstreeks door ondernemingen in buitenlandse handen in dienst worden genomen;

Verkopers van diensten die het gastland binnenkomen om contractuele relaties aan te gaan met het oog op een dienstverleningscontract, of personen die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een commerciële aanwezigheid.

2.   Uitsplitsing naar product volgens de componenten, complementaire groepen en gedetailleerde componenten van de EBOPS 2010

De gevraagde EBOPS-componenten, aanvullende groepen en gedetailleerde componenten volgen de EBOPS 2010 en MSITS 2010 en worden hieronder gedefinieerd:

1.   Veredeling van fysieke input die eigendom is van derden

Bij veredeling van fysieke input die eigendom is van derden, worden goederen bewerkt gemonteerd, gelabeld, verpakt door bedrijven die geen eigenaar zijn van die goederen. Voorbeelden hiervan zijn het raffineren van olie, het vloeibaar maken van aardgas en het assembleren van kleding en elektronica. Uitgesloten zijn de montage van geprefabriceerde bouw (opgenomen in bouwnijverheid) en het labelen en verpakken samenhangend met transport (opgenomen in vervoersdiensten).

De productie wordt verricht door een entiteit die geen eigenaar is van de goederen en die een vergoeding ontvangt van de eigenaar. Omdat de eigendom van de goederen niet verandert, wordt geen transactie in het kader van algemene handelswaar tussen de veredelaar en de eigenaar geregistreerd. Alleen de vergoeding die de verwerker in rekening brengt, wordt onder deze post opgenomen, hoewel een dergelijke vergoeding de kosten van de door de verwerker aangekochte materialen kan omvatten.

Er is sprake van een internationaal handelselement wanneer het werk wordt verricht door een ingezetene van de ene economie voor de eigenaar van de goederen die in een andere economie gevestigd is. De behandeling van deze diensten is niet afhankelijk van de vraag of de goederen al dan niet in het fysieke bezit van de eigenaar waren of niet.

2.   Onderhoud en reparatie, niet elders genoemd

Onderhoud en reparatie, niet elders genoemd, betreffen onderhoud en reparatiewerk door ingezetenen aan goederen door een onderneming die géén eigenaar van de goederen is. De waarde van reparatie betreft de reparatiewerkzaamheden (niet de waarde van de goederen vóór of na reparatie). De waarde van reparatie betreft de reparatiewerkzaamheden (niet de waarde van de goederen vóór of na reparatie). Onderhoud en reparaties van schepen, vliegtuigen en andere vervoermiddelen vallen onder deze post. Het schoonmaken van transportmiddelen valt onder vervoersdiensten. De bouw, reparatie en onderhoud vallen onder bouwnijverheid. Onderhoud en reparatie van computers vallen onder computerdiensten.

De voor onderhoud en reparaties geregistreerde waarde is de waarde van de uitgevoerde reparaties, niet de bruto-waarde van de goederen vóór en na de reparatie. De waarde van onderhoud en reparatie omvat alle onderdelen of materialen die door de reparateur worden geleverd en in de prijs zijn inbegrepen (onderdelen en materialen die afzonderlijk in rekening worden gebracht, zijn uitgesloten van de diensten en opgenomen in algemene goederen). Zowel kleine reparaties die het voorwerp in werking houden als grote reparaties die de efficiëntie of de capaciteit van het product vergroten of de levensduur ervan verlengen, zijn inbegrepen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de reparaties die door de afnemer in het intermediair verbruik zijn opgenomen en die welke in de kapitaalvorming zijn opgenomen.

3.   Vervoer

Het vervoer omvat het proces van het vervoer van personen en voorwerpen van de ene locatie naar de andere alsmede de bijbehorende ondersteunende en aanvullende diensten en verhuur (charters) van vervoerdermiddelen met bemanning. Inbegrepen zijn ook post- en koeriersdiensten. Vervoer kan worden ingedeeld naar vervoerswijze en naar hetgeen wordt vervoerd (passagiers of vracht).

Een vervoersaanbieder mag een beroep doen op uitbesteding om de diensten van andere exploitanten te kunnen gebruiken voor het leveren van een deel van de eindvervoersdienst. Dergelijke diensten moeten op brutobasis worden geregistreerd. Een aanbieder van koeriersdiensten kan bijvoorbeeld afzonderlijk contracten sluiten met meer dan één vervoersexploitant. Provisies die worden betaald door aanbieders van vervoersdiensten aan een agent moeten afzonderlijk worden geregistreerd.

3.1.   Zeevervoer

Het vervoer over zee heeft betrekking op alle internationale goederen- en personenvervoersdiensten die door zeeschepen worden verricht, maar omvat niet het vervoer via onderwaterpijpleidingen valt onder vervoer via pijpleidingen) en de passagierstarieven (opgenomen in de reissector).

3.2.   Luchtvervoer

De luchtvaart omvat alle door vliegtuigen geleverde diensten voor internationaal goederen- en personenvervoer.

3.3.   Overige vervoerswijzen

Omvat alle vervoersdiensten behalve die over zee of door de lucht. Zij omvatten de volgende vormen van vervoer:

Ruimtevaart omvat satellietlanceringen door commerciële bedrijven voor de eigenaren van de satellieten (zoals telecommunicatiebedrijven) en overige activiteiten van exploitanten van ruimtevaartuigen, zoals het vervoer van goederen en personen voor wetenschappelijke experimenten. Hieronder valt eveneens ruimtevaart met passagiers en de betalingen die een economie verricht opdat haar ingezetenen voor vervoer in ruimtevaartuigen van een andere economie worden meegenomen.

Het vervoer per spoor omvat internationaal vervoer per trein.

Het vervoer per spoor heeft betrekking op internationaal goederenvervoer door vrachtwagens en internationaal personenvervoer per bus en touringcar.

Het vervoer over de binnenwateren omvat internationaal vervoer over rivieren, kanalen en meren. Hieronder vallen waterwegen binnen één land en waterwegen die door twee of meer landen lopen.

Het vervoer via pijpleidingen omvat internationaal vervoer van goederen via pijpleidingen, zoals het vervoer van aardolie en aanverwante producten, water en gas. Uitgesloten zijn distributiediensten, doorgaans van onderstations naar de consument, voor water, gas en andere aardolieproducten (opgenomen in andere zakelijke diensten, n.e.g.), en de waarde van de vervoerde producten (opgenomen in algemene goederen).

Elektriciteittransmissie omvat vervoer of overbrenging van elektrische energie onder hoogspanning over een met elkaar verbonden groep lijnen en bijbehorende uitrusting tussen de punten van aanbod en de punten waarop zij wordt omgezet in laagspanning voor levering aan de consument of aan andere elektriciteitssystemen. De transmissie wordt geacht te zijn beëindigd wanneer de elektriciteit terechtkomt in de distributiefaciliteiten van een elektrisch systeem dat elektriciteit levert aan eindverbruikers. De elektriciteit zelf is uitgesloten (opgenomen in algemene goederen), net als de elektriciteitsdistributie, die bestaat uit de levering van elektriciteit uit het onderstation aan de consument is (opgenomen in andere zakelijke diensten, n.e.g.).

Onder overige vervoersondersteunende diensten vallen alle vervoersdiensten die niet onder een van de componenten van de bovengenoemde vervoersdiensten kunnen worden ondergebracht.

3.4.   Post- en koeriersdiensten

Post- en koeriersdiensten omvatten het ophalen, vervoeren en bezorgen van brieven, kranten, tijdschriften, brochures, ander drukwerk, pakjes en pakketten. Hieronder vallen ook postkantoren, zoals verkopen van postzegels, postdiensten en telegrafische diensten en verhuurdiensten van postbussen.

Facultatief: Waardering van vrachtvervoersdiensten op transactiebasis

Aanvullende informatie over de waarde van de door ingezetenen aan niet-ingezetenen en omgekeerd geleverde vrachtvervoersdiensten is noodzakelijk als aanvulling op de gegevens over het goederenvervoer die zijn verzameld volgens o.b./f.o.b.-taxatiebeginselen voor goederen. Deze informatie is nuttig omdat deze de werkelijke markttransacties vertegenwoordigt, aangezien deze zich voordoen, zonder correctie, aanpassing of raming.

In dit geval wordt de vervoersdienst uitsluitend geregistreerd als er sprake is van een transactie van vervoersdiensten tussen een ingezetene en een niet-ingezetene. De registratie van de afzonderlijke vervoersdienst hangt af van de in de overeenkomst voor de verkoop of de aankoop van de goederen vastgestelde leveringsvoorwaarden die in de markttransactie zijn vastgelegd.

Wanneer de vervoersovereenkomst wordt gesloten tussen twee personen voor vervoer die worden verricht op een uitgevoerd goed, wordt de vervoersdienst op basis van deze meetmethode uitgesloten, maar wordt een deel ervan opgenomen indien de beginselen van de betalingsbalans worden toegepast. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de in de overeenkomst voor de verkoop of aankoop van een goed vermelde leveringsvoorwaarden vallen onder het begrip “franco huis” (“betaald vervoer”) en wanneer de exporteur met een ingezetene van de exporterende economie een contract heeft gesloten voor de levering van de vervoersdienst. De op transacties gebaseerde meetmethode is van toepassing wanneer:

Een contract voor het aanbieden van vervoersdiensten wordt gesloten tussen een ingezetene en een niet-ingezetene en de levertermijn wordt opgegeven als “af fabriek”. De volledige vervoersdienst wordt geregistreerd, met inbegrip van het gedeelte van de vervoersdienst dat voor de grens van de uitvoerende economie wordt verricht.

Vervoer vindt plaats tussen ingezetenen en niet-ingezetenen met betrekking tot overgalerij en kustvaart, of cabotage.

4.   Reizen

De component van EBOPS 2010 verschilt van de meeste internationaal verhandelde diensten, in die zin dat deze op de transactoris is gebaseerd. In tegenstelling tot de meeste diensten in EBOPS, is reisverkeer geen specifiek product; het omvat veeleer een reeks goederen en diensten die door niet-ingezetenen worden verbruikt in de economie die zij bezoeken. Het reisverkeer omvat goederen en diensten voor eigen gebruik, of om weg te geven, die door niet-ingezetenen tijdens hun bezoek aan een economie in die economie worden aangekocht. Het omvat een verblijf ongeacht de lengte, op voorwaarde dat er geen verandering van woonplaats plaatsvindt.

De meest gebruikelijke goederen en diensten die in het kader van de reis worden aangeschaft, zijn logies, voedsel, drank en vervoer dat is aangekocht in de bezochte economie (die alle worden verbruikt in de leverende economie). Geschenken, souvenirs en andere artikelen die voor eigen gebruik worden aangekocht en die uit de bezochte economieën kunnen worden gehaald, zijn eveneens inbegrepen.

In overeenstemming met het beginsel van boeking op transactiebasis zijn de goederen en diensten die tijdens het bezoek zijn verworven, maar eerder of later zijn betaald, inbegrepen in de reissector. Goederen en diensten kunnen worden verworven door de persoon die naar het buitenland gaat, voor zijn rekening wordt betaald en zonder tegenprestatie wordt betaald (bijvoorbeeld gratis kost en inwoning; in een dergelijk geval is er ook sprake van een overeenkomstige overdracht) of voor eigen rekening (zoals in sommige gevallen van eigendom van onroerend goed en timeshareaccommodatie).

5.   Bouwnijverheid

Bouwnijverheid bestrijkt de oprichting, het beheer, de renovatie, reparatie of uitbreiding van vaste activa in de vorm van gebouwen, landverbeteringen van technische aard en andere technische constructies zoals wegen, bruggen en dammen. Hieronder vallen ook de bijbehorende installatie- en montagewerkzaamheden, de voorbereiding van het terrein en de algemene bouw, alsmede gespecialiseerde diensten zoals schilderwerk, loodgieterswerk en sloopwerkzaamheden.

De waarde wordt gewaardeerd op brutobasis, d.w.z. inclusief alle goederen en diensten die als input voor de werkzaamheden worden gebruikt, andere productiekosten en het exploitatieoverschot dat aan de eigenaren van de bouwonderneming toekomt. Dit waarderingsprincipe is hetzelfde als dat wat geldt voor de waardering van alle productie (zowel van goederen als van diensten), zoals beschreven in het SNA 2008.

Wanneer een bouwonderneming haar diensten in het buitenland verricht door middel van een fysieke aanwezigheid gedurende een lange periode (meer dan twaalf maanden), maar zonder een juridische entiteit in het land van de cliënt op te richten, en indien de activiteiten aanzienlijk genoeg zijn, moet de samensteller ervan uitgaan dat een fictieve institutionele eenheid vanuit statistisch oogpunt moet worden bekeken. In dit geval zullen de overeenkomstige internationale transacties niet als handel in diensten worden beschouwd (dergelijke transacties worden geregistreerd als stromen van directe buitenlandse investeringen, inkomsten en positie, en de gegevens die overeenkomen met haar verrichtingen moeten als FATS worden beschouwd). Indien niet aan bovenstaande voorwaarden is voldaan, zullen de internationale transacties worden beschouwd als handel in diensten tussen ingezetenen en niet-ingezetenen.

6.   Verzekerings- en pensioendiensten

Verzekerings- en pensioendiensten omvatten de verstrekking aan niet-ingezetenen van verschillende soorten verzekeringen door ingezeten verzekeringsmaatschappijen en vice versa.

Verzekering biedt aan afzonderlijke eenheden (regeringen ondernemingen en huishoudens) die aan bepaalde risico’s zijn blootgesteld, financiële bescherming tegen de gevolgen wanneer zich bepaalde gebeurtenissen voordoen. Bovendien treden verzekeraars vaak op als financiële intermediairs die middelen van deze eenheden in financiële of andere activa beleggen om aan toekomstige vorderingen te voldoen.

Pensioenfondsen worden opgericht om uitkeringen te verstrekken voor de pensionering of de invaliditeit van specifieke groepen werknemers. Zij zijn vergelijkbaar met de verzekering in hun optreden als tussenpersonen met betrekking tot het beleggen van de fondsen voor hun begunstigden en herverdelen bepaalde risico’s.

Verzekerings- en pensioendiensten omvatten de volgende onderdelen: directe verzekering; herverzekering. aanvullende verzekeringen; pensioendiensten en gestandaardiseerde garantiediensten.

7.   Financiële diensten

Financiële diensten omvatten financiële bemiddeling en ondersteunende diensten, met uitzondering van die van verzekeringsmaatschappijen en pensioenregelingen. Deze diensten omvatten de diensten die gewoonlijk worden verleend door banken en andere financiële intermediairs en hulpbedrijven. Hieronder vallen diensten die worden verleend in verband met transacties in financiële instrumenten, alsook andere diensten in verband met financiële activiteiten, die onder meer betrekking hebben op het opnemen en verstrekken van deposito’s, kredietbrieven, kredietkaartdiensten, provisies en kosten in verband met financiële leasing, factoring, overneming en verrekening van betalingen. Ook inbegrepen zijn financiële adviesdiensten, bewaarneming van financiële activa of ongemunt goud, vermogensbeheer, controlediensten, gemaksdiensten, kredietverstrekkingsdiensten, risicoacceptatiediensten (m.u.v. verzekering), diensten i.v.m. fusies en overnames, kredietbeoordelingsdiensten, beursbedrijf- en trustdiensten.

Voor financiële diensten kunnen vergoedingen worden geheven door: expliciete vergoedingen; marges op aan- en verkooptransacties; kosten voor het beheer van activa die in mindering worden gebracht op het inkomen uit vermogen, in het geval van activa die activa bevatten; of marges tussen de rentevoet en de referentierente voor leningen en deposito’s (hierna “indirect gemeten diensten van financiële intermediairs” (IGDFI) genoemd).

Voor financiële intermediairs kan het evenwicht tussen expliciete en impliciete vergoedingen variëren in de tijd en van de instelling tot de instelling; er zijn dus gegevens over beide nodig om een volledig beeld van hun dienstverlening te krijgen.

8.   Vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom, niet elders genoemd

Kosten voor het gebruik van intellectueel eigendom, niet elders genoemd, omvat:

Vergoedingen voor het gebruik van eigendomsrechten (zoals octrooien, merken, auteursrechten, industriële processen en ontwerpen, met inbegrip van handelsgeheimen en franchises). Deze rechten kunnen afkomstig zijn uit onderzoek en ontwikkeling, alsook van marketing, en

Vergoedingen voor licenties voor de reproductie of verspreiding van intellectuele eigendom dat besloten ligt in geproduceerde originelen of prototypes (zoals auteursrechten op boeken en manuscripten, computerprogrammatuur, cinematografische werken, en geluidsopnames) en aanverwante rechten (zoals live-uitvoeringen en uitzending via televisie, kabel, of satelliet).

9.   Telecommunicatie-, computer- en informatiediensten

Telecommunicatie-, computer- en informatiediensten worden gedefinieerd aan de hand van de aard van de dienst, en niet de wijze van levering. Telecommunicatie-, computer- en informatiediensten worden verder uitgesplitst in drie componenten: telecommunicatie-, computer- en informatiediensten

9.1.   Telecommunicatiediensten

Onder telecommunicatie valt de uitzending of overbrenging van geluid, beelden, gegevens of andere informatie per telefoon, telex, telegram, radio- en televisiekabeltransmissie, radio- en televisiesatelliet, e-mail, fax enz., met inbegrip van zakelijke netwerkdiensten, teleconferentiediensten en ondersteunende diensten. Omvat niet de waarde van de overgebrachte informatie. Onder telecommunicatiediensten vallen ook mobiele telecommunicatiediensten, internet-backbonediensten en onlinetoegangsdiensten, met inbegrip van verlening van internettoegang. Uitgesloten zijn installatiediensten met betrekking tot apparatuur voor telefoonnetwerken (opgenomen in bouwnijverheid) en diensten in verband met databanken (opgenomen onder informatiediensten).

9.2.   Computerdiensten

Computerdiensten bestaan uit apparatuur- en programmatuurdiensten en gegevensverwerkingdiensten.

9.3.   Informatiediensten

De informatiediensten zijn verdeeld in nieuwsagentschapdiensten en andere informatiediensten:

Diensten van persagentschappen omvatten de verstrekking van nieuws, foto’s en featureartikelen aan de media.

Overige informatiediensten omvatten databankdiensten (ontwerp van databanken, gegevensopslag en de verspreiding van gegevens en databanken, inclusief gidsen en verzendlijsten), zowel online als via magnetische, optische of gedrukte media, en internetzoekportalen (zoekmachinediensten die internetadressen zoeken voor klanten die trefwoordvragen invoeren). Hieronder vallen ook: directe abonnementen (geen bulkabonnementen) op kranten en tijdschriften per post, elektronisch of via andere middelen; andere aanbiedingsdiensten van online-content; en bibliotheek- en archiefdiensten. (Bulkabonnementen op kranten en tijdschriften vallen onder algemene handelswaar.)

Gedownloade inhoud die geen software of audiovisueel of gerelateerd product is, is opgenomen onder informatiediensten.

10.   Overige zakelijke diensten

In deze categorie vallen: Onderzoek en ontwikkeling, Professionele diensten en managementadviesdiensten, Technische diensten, aan de handel gerelateerde en overige zakelijke diensten.

10.1.   Onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

De onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten omvatten de diensten die verband houden met fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en experimentele ontwikkeling van nieuwe producten en processen, en omvatten activiteiten in de natuurwetenschappen, de sociale en de menswetenschappen.

10.2.   Professionele en managementadviesdiensten

Professionele en managementadviesdiensten omvatten: 10.2.A Rechtskundige diensten, boekhoudkundig en managementadvies, managerdiensten en public relations: en 10.2.B. Reclamewezen, marktonderzoek en opinieonderzoek

10.2.1.   (facultatief) Rechtskundige diensten, boekhouding, managementadvies en public relations

Diensten voor het algemene beheer van een bijkantoor, een dochteronderneming of een geassocieerde deelneming die worden verleend door een moederonderneming of een andere gelieerde onderneming, zijn vaak opgenomen onder juridische, boekhoudkundige en managementadviesdiensten en public relations.

10.2.2.   (facultatief) Reclamewezen, marktonderzoek en opinieonderzoek

Reclamewezen, marktonderzoek en opinieonderzoek verricht tussen ingezetenen en niet-ingezetenen omvat onder meer het ontwerpen, creëren en in de handel brengen van advertenties door reclamebureaus; mediaplaatsing, inclusief de aan- en verkoop van advertentieruimte; tentoonstellingsdiensten verstrekt door handelsbeurzen; promotie van producten in het buitenland; marktonderzoek; telemarketing; en opinieonderzoek over diverse onderwerpen.

10.3.   Technische diensten, aan de handel gerelateerde en overige zakelijke diensten

Deze omvatten: Architecten-, ingenieurs-, wetenschappelijke- en andere technische diensten; Afvalverwerking en milieudiensten, landbouw- en mijnbouwgerelateerde diensten; Operationele leasing; Diensten in verband met handel en andere zakelijke diensten, n.e.g.

10.3.1.   (facultatief) Architecten-, ingenieurs-, wetenschappelijke en andere technische diensten

10.3.2.   (facultatief) Afvalverwerking en milieudiensten, landbouw- en mijnbouwgerelateerde diensten

De behandeling van afval en de vermindering van vervuiling, landbouw en mijnbouw worden onderverdeeld in drie delen: afvalverwerking en milieudiensten; diensten in verband met landbouw, bosbouw en jacht; en diensten in verband met mijnbouw en olie- en gaswinning.

10.3.3.   (facultatief) Bedrijfsleasediensten

Operationele lease omvat de verhuur van geproduceerde activa in het kader van regelingen waarbij de huurder het gebruik van een materieel actief krijgt, zonder dat het grootste deel van de risico’s en voordelen van eigendom aan de huurder wordt overgedragen. De diensten omvatten lease (verhuur) en charters zonder bemanning, door ingezeten/niet-ingezetenen, van schepen, luchtvaartuigen en transportmiddelen, zoals spoorwagens, containers en boorplatforms. Betalingen uit hoofde van operationele leases voor andere soorten apparatuur zijn eveneens opgenomen en kunnen worden onderscheiden aan de hand van de volgende kenmerken:

De lessor behoudt gewoonlijk een voorraad activa die gebruikers op verzoek of op korte termijn kunnen huren of huren.

De activa kunnen gedurende verschillende perioden worden verhuurd en de huurder kan de huur bij het verstrijken van de termijn verlengen.

De lessor is vaak verantwoordelijk voor het onderhoud en de reparatie van het actief als onderdeel van de dienst die aan de huurder wordt verstrekt.

10.3.4.   (facultatieve post) Diensten die verband houden met de handel

Diensten in verband met de handel omvatten commissies op goederen- en dienstentransacties voor handelaren, makelaars op goederenbeurzen, effectenhandelaren, veilingmeesters en commissionairs. Deze diensten omvatten bijvoorbeeld de provisie van de veilingmeester of de provisie van de veilingmeester van de verkoop van schepen, vliegtuigen en andere goederen. Indien de handelaar eigenaar is van de verkochte goederen, wordt de winstmarge van de handelaar doorgaans zonder onderscheid in de waarde van de goederen opgenomen.

Eventuele marges die niet in de f.o.b.-prijs van de goederen zijn opgenomen, zijn opgenomen in handelsgerelateerde diensten. Uitgesloten van handelsgerelateerde diensten zijn franchisevergoedingen (opgenomen in kosten voor het gebruik van intellectueel eigendom, n.e.g.); bemiddeling inzake financiële instrumenten (opgenomen in financiële diensten); en vervoersgerelateerde kosten, zoals commissies van agentschappen (opgenomen in vervoer).

10.3.5.   (facultatief) Overige zakelijke diensten, n.e.g.

Overige zakelijke diensten, n.e.g., met inbegrip van distributiediensten voor water-, stoom-, gas- en aardolieproducten, alsmede distributiediensten voor elektriciteit, indien deze afzonderlijk van de transmissiediensten worden onderscheiden (de overdracht van deze producten wordt geregistreerd onder vervoer); levering van gekoelde lucht; plaatsing van personeel (de door deze personeelsleden verrichte diensten worden geregistreerd onder de betrokken rubriek); beveiligings- en opsporingsdiensten; vertalers en tolken; fotografie; reiniging van gebouwen; onroerendgoeddiensten; en alle andere zakelijke diensten die niet kunnen worden ondergebracht bij een van de bovengenoemde zakelijke diensten.

11.   Persoonlijke, culturele en recreatiediensten

Omvat Audiovisuele en aanverwante diensten en Overige persoonlijke, culturele en recreatiediensten.

11.1.   Audiovisuele en aanverwante diensten

Audiovisuele en aanverwante diensten omvatten diensten die verband houden met audiovisuele activiteiten (films, muziek, radio en televisie) en diensten in verband met de podiumkunsten.

11.2.   Overige persoonlijke, culturele en recreatieve diensten

Deze categorie omvat: Onderwijs, gezondheidszorg, erfgoed en recreatie en andere persoonlijke diensten.

12.   Overheidsgoederen en -diensten, niet elders genoemd

Overheidsgoederen en -diensten, n.e.g. omvatten:

Goederen en diensten geleverd door en aan enclaves, zoals ambassades en militaire bases

Goederen en diensten die door diplomaten, consulair personeel en militair personeel in het buitenland en de personen te hunnen laste zijn verkregen uit de ontvangende economie

Diensten die door en aan overheden worden verleend en niet in andere categorieën van diensten zijn opgenomen

Aanvullende groep van de EBOPS 2010

Totale handelsgerelateerde transacties omvatten alle transacties in verband met de distributie van goederen en diensten. Ze omvatten de provisies voor goederen en diensten die verschuldigd zijn aan handelaren, grondstoffenmakelaars, handelaren enz., die geen eigenaar zijn van de goederen die zij kopen en verkopen (met inbegrip van handelsgerelateerde diensten), alsook de marges van de handelaren. De marges van de groot- en detailhandel worden in het algemeen zonder onderscheid opgenomen in de waarde van de verkochte producten (ook voor goederen in het kader van transitohandel) en worden niet afzonderlijk in de betalingsbalansstatistieken gepresenteerd.

De met de handel verband houdende transacties omvatten:

(a)

Aan de handel gerelateerde diensten

(b)

De geraamde distributiediensten die zijn opgenomen in de waarde van de verkochte producten (met inbegrip van goederen via transitohandel).

Distributiediensten omvatten onder meer de handelsmarges van de groot- en detailhandel.

In het SNA 2008 worden groothandelaren en detailhandelaren gedefinieerd als entiteiten die goederen kopen en verkopen zonder of slechts met enige minimale verwerking (bijvoorbeeld reiniging en verpakking). Zij leveren een dienst aan producenten en consumenten van goederen door middel van opslag, weergave en levering van een selectie van goederen op geschikte plaatsen, waardoor ze gemakkelijk te kopen zijn. Hun output wordt gemeten aan de hand van de totale waarde van de handelsmarges op de producten die zij voor wederverkoop kopen. De marges die deze distributiediensten vertegenwoordigen, worden begrepen in de f.o.b.-waarden van de goederen waarop zij betrekking hebben, of worden verstrekt door de importeur.

Tabel 1. Uitsplitsing naar product door EBOPS 2010 hoofdcomponenten en gedetailleerde componenten, en aanvullende groepen

Hoofdcomponenten van de EBOPS 2010

Gedetailleerde componenten van de EBOPS 2010

1.

Veredeling van fysieke input die eigendom is van derden

 

2.

Onderhouds- en reparatiediensten, n.e.g.;

Facultatief: 2.a Waarvan: goederen

3.

Vervoer

Facultatief: Waardering van vrachtvervoersdiensten op transactiebasis

3.1.

Zeevervoer

3.2.

Luchtvervoer

3.3.

Overige vervoerswijzen

3.4.

Post- en koeriersdiensten

4.

Reizen

4.a

Waarvan: goederen

5.

Bouwnijverheid

5.a

Waarvan: goederen

6.

Verzekerings- en pensioendiensten

 

7.

Financiële diensten

 

8.

Vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom, niet elders genoemd

 

9.

Telecommunicatie-, computer- en informatiediensten

9.1.

Telecommunicatiediensten

 

9.2.

Computerdiensten

 

9.3.

Informatiediensten

10.

Overige zakelijke diensten

10.1.

Onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

 

10.2.

Professionele en managementadviesdiensten

 

Niet-verplicht te verstrekken gegevens:

 

10.2.1.

Juridisch, boekhoudkundig en managementadvies en public relations omvat:

 

10.2.2.

Reclamewezen, marktonderzoek en opinieonderzoek

 

10.3.

Technische diensten, aan de handel gerelateerde en overige zakelijke diensten

 

Niet-verplicht te verstrekken gegevens:

 

10.3.1.

Architecten-, ingenieurs-, wetenschappelijke- en andere technische diensten;

 

10.3.2.

Afvalverwerking en milieudiensten, landbouw- en mijnbouwgerelateerde diensten;

 

10.3.3.

Operationele leasing;

 

10.3.4.

Aan de handel gerelateerde diensten

 

10.3.5.

Andere zakelijke dienstverlening, n.e.g.

11.

Persoonlijke, culturele en recreatiediensten

11.1.

Audiovisuele en aanverwante diensten

 

11.2.

Overige persoonlijke, culturele en recreatieve diensten

12.

Overheidsgoederen en diensten, n.e.g.

12.A

Waarvan goederen

Aanvullende groep van de EBOPS 2010

C.

Totale handelsgerelateerde transacties (facultatief)

C.a

Aan de handel gerelateerde diensten; (item 10.3.4 — facultatief)

C.b

Distributiediensten

Tabel 2. Uitsplitsing naar product volgens de CPA-classificatie (vrijwillige toezending van gegevens)

In de volgende uitsplitsing wordt de voorgestelde mate van gedetailleerdheid voor de vrijwillige doorgifte van gegevens door de CPA-classificatie beschreven.

CPA is de Europese classificatie van producten (goederen en diensten) per activiteit. In de CPA is elk product toe te wijzen aan één rubriek van de classificatie van activiteiten. Het wordt dus toegerekend aan de economische activiteit, die haar produceert. Daardoor heeft de CPA dezelfde structuur als de classificatie van economische activiteiten (NACE) en wordt zij in de nationale rekeningen gebruikt.

A-U

TOTAAL DIENSTEN

A

PRODUCTEN VAN DE LANDBOUW, DE BOSBOUW EN DE VISSERIJ

B

WINNING VAN DELFSTOFFEN

C

INDUSTRIEPRODUCTEN (vervaardiging)

D

ELEKTRICITEIT, GAS, STOOM EN GEKOELDE LUCHT

E

DISTRIBUTIE VAN WATER; AFVAL- EN AFVALWATERBEHEER, SANERING

F

BOUWWERKEN; BOUWNIJVERHEID

G

GROOT- EN DETAILHANDEL; REPARATIE VAN MOTORVOERTUIGEN EN MOTORFIETSEN

45

Groot- en detailhandel in en diensten in verband met de reparatie van motorvoertuigen en motorfietsen

46

Groothandel, met uitzondering van de handel in auto’s en motorfietsen

47

Detailhandel, met uitzondering van de handel in motorvoertuigen en motorfietsen

H

VERVOER EN OPSLAG

49

Vervoer over land en vervoer via pijpleidingen

50

Vervoerdiensten over het water

51

Luchtvaart

52

Opslag en vervoersondersteunende diensten

53

Post- en koeriersdiensten

I

VERSCHAFFEN VAN ACCOMMODATIE EN MAALTIJDEN

55

Verschaffen van accommodatie

56

Eet- en drinkgelegenheden

J

INFORMATIE EN COMMUNICATIE

58

Uitgeverijdiensten

59

Productie van films en van video- en televisieprogramma’s, geluidsopnamen en muziekuitgeverijen

60

Uitzending van radio- en televisieprogramma’s

61

Telecommunicatiediensten

62

Computerprogrammering, consultancy en aanverwante diensten

63

Informatiediensten

K

FINANCIËLE DIENSTEN EN VERZEKERINGEN

64

Financiële diensten, met uitzondering van verzekeringen en pensioenfondsen

65

Verzekeringen, herverzekeringen en pensioenfondsen, met uitzondering van verplichte sociale verzekeringen

66

Ondersteunende financiële diensten en verzekeringen

L

EXPLOITATIE VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED

M

VRIJE BEROEPEN EN WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNISCHE DIENSTEN

69

Juridische en boekhoudkundige diensten

70

Diensten van hoofdkantoren; managementadvies

71

Architecten en ingenieurs; technische testen en toetsen

72

Onderzoek en ontwikkeling op wetenschappelijk gebied

73

Reclame en marktonderzoek

74

Andere vrije beroepen en andere wetenschappelijke en technische diensten

75

Dierenartsen

N

ADMINISTRATIEVE EN ONDERSTEUNENDE DIENSTEN

77

Verhuur en lease

78

Arbeidsbemiddeling en personeelswerk

79

Reisbureaus, reisorganisatoren, reserveringsbureaus en aanverwante diensten

80

Beveiligings- en opsporingsdiensten

81

Diensten in verband met gebouwen; landschapsverzorging

82

Administratieve en ondersteunende diensten ten behoeve van kantoren en andere zakelijke dienstverlening

O

OPENBAAR BESTUUR EN DEFENSIE; VERPLICHTE SOCIALE VERZEKERINGEN

P

ONDERWIJS

Q

MENSELIJKE GEZONDHEIDSZORG EN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTEN

R

KUNST, AMUSEMENT EN RECREATIE

S

ANDERE DIENSTEN

T

HUISHOUDENS ALS WERKGEVER; NIET-GEDIFFERENTIEERDE GOEDEREN EN DIENSTEN, DOOR HUISHOUDENS VOOR EIGEN GEBRUIK GEPRODUCEERD

U

EXTRATERRITORIALE ORGANISATIES EN LICHAMEN


BIJLAGE VII

Wijziging van de weging en van het basisjaar en overgangsregelingen voor het domein “kortetermijnbedrijfsstatistieken”

1.   

De lidstaten passen zo nodig het wegingsschema voor de samengestelde indexcijfers ten minste om de vijf jaar aan. De wegingen die worden gebruikt in de aangepaste wegingssystemen worden binnen drie jaar na het verstrijken van het nieuwe basisjaar aan de Commissie medegedeeld. Elke index vereist eigen specifieke gewichten. De volgende tabel specificeert voor elke afzonderlijke variabele en uitsplitsing van het domein “kortetermijnstatistieken” die de wegingsfactor voor het gebruik bepalen:

Variabele en uitsplitsingen

Gewicht

Inschrijvingen, faillissementen

Aantal actieve ondernemingen

Productie (volume)

Toegevoegde waarde

Netto-omzet, prijzen, volume van de verkoop, vergunningen voor gebouwen

Netto-omzet

Binnenlandse netto-omzet, producentenprijzen

Binnenlandse netto-omzet

Niet-binnenlandse netto-omzet, producentenprijzen

Niet-binnenlandse netto-omzet

Niet-binnenlandse eurozone/niet-eurozone, netto-omzet, producentenprijzen (*1)

Uitsplitsing van niet-binnenlandse netto-omzet

Aantal werknemers en zelfstandigen

Aantal werknemers en zelfstandigen

Door werknemers gewerkte uren

Door werknemers gewerkte uren

Lonen

Lonen

Invoerprijzen

Waarde van de invoer

Eurozone/niet-eurozone, invoerprijzen (*2)

Uitsplitsing van invoerwaarde

De gewichten moeten gebaseerd zijn op de eenheid van economische activiteit op de statistische eenheid (EEA), behalve voor registraties en faillissementen, waarvoor de gewichten moeten worden gebaseerd op de onderneming voor de statistische eenheid (ENT). Alleen indien een EEA niet beschikbaar is, kan gebruik worden gemaakt van een statistische eenheid die ten dienste staat van kortetermijnstatistieken. Alle lidstaten (kleine, middelgrote en grote) moeten Eurostat de uitsplitsingen van de gewichten toezenden volgens de uitsplitsingen van de grote landen zoals gedefinieerd in de gegevensvereisten van bijlage I bij deze verordening.

2.   

Het eerste basisjaar is 2015, het tweede basisjaar is 2021 en het derde basisjaar is 2025. Daarna schakelen de lidstaten de indexcijfers iedere vijf jaar om naar een nieuw basisjaar; een basisjaar is het laatste jaar dat eindigt op een 0 of een 5. Alle indexcijfers worden binnen drie jaar na het eind van het nieuwe basisjaar omgeschakeld naar dit nieuwe basisjaar.

3.   

Overgangsmaatregelen:

(a)

Indien grote aanpassingen van het nationale productiesysteem nodig zijn, kunnen de gegevens of referentieperiodes die ingaan in januari/1e kwartaal 2021 tot en met December/4e kwartaal 2023, worden verzonden na de in de tabellen 2, 3, 5, 6 en 8 vermelde termijnen voor de toezending van gegevens, maar niet later dan de in de tabellen 2, 3, 5, 6 en 8 vastgestelde indieningstermijnen voor de referentieperiodes januari/1e kwartaal 2024.

(b)

Voor referentieperiodes vóór januari 2024 wordt de variabele 140101 Productie (volume) van bijlage I, deel B, tabel 6 voor NACE-sectie F uitgesplitst naar B-115 (B-115 kan worden benaderd als de som van de sectoren F41 en F43) en B-116 (B-116 kan worden benaderd door sector F42).


(*1)  De netto-omzetgewichten voor de eurozone/buiten de eurozone worden alleen uitgesplitst naar de landen van de eurozone.

(*2)  De invoerwaardegewichten voor de eurozone/niet-eurozone worden alleen uitgesplitst naar de landen van de eurozone.


BIJLAGE VIII

Variabelen in verband met de gedetailleerde onderwerpen voor het Europees kader voor statistische ondernemingsregisters

De nationale statistische ondernemingsregisters en het Eurogroep-register bevatten, voor de verschillende eenheden die zijn gedefinieerd in artikel 2, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2019/21523, de volgende variabelen voor elk van de gedetailleerde onderwerpen per eenheid. De informatie hoeft niet voor elke eenheid afzonderlijk te worden opgeslagen indien zij uit de informatie over een andere eenheid of andere eenheden kan worden afgeleid.

Niet-gemarkeerde rubrieken zijn verplicht, rubrieken met de vermelding “voorwaardelijk” zijn verplicht indien beschikbaar in de lidstaten, rubrieken met de vermelding “gedeeltelijk voorwaardelijk” zijn verplicht, behalve de delen van de rubriek die uitdrukkelijk als “voorwaardelijk” zijn aangemerkt, en rubrieken met de vermelding “facultatief” worden aanbevolen.

1.

JURIDISCHE EENHEID

Gedetailleerd onderwerp

Variabelen

IDENTIFICATIE

1.1

 

Identificatienummer(s)

(met inbegrip van het EGR-identiteitsnummer indien relevant voor het EGR)

1.2

 

Naam

1.3

 

Adres (op het meest gedetailleerde niveau, inclusief postcode)

1.4

Facultatief

Telefoonnummer, e-mailadres, website en informatie waardoor gegevens elektronisch kunnen worden verzameld

1.5

 

Btw-registratienummer of, als dat niet beschikbaar is, een ander administratief identificatienummer

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

1.6

 

Datum van juridische oprichting (rechtspersonen) of van administratieve erkenning als economisch subject (natuurlijke personen)

1.7

 

Datum waarop de juridische eenheid is opgehouden te bestaan

STRATIFICATIEPARAMETERS

1.8

 

Rechtsvorm

1.9

 

Juridische status van de activiteit

1.10

Voorwaardelijk

Markeringsteken voor bijkantoren in de zin van punt 18.12 van hoofdstuk 18 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013

1.11

Facultatief

Markeringsteken voor entiteiten voor specifieke doeleinden als bedoeld in de punten 2.17 tot en met 2.20 van hoofdstuk 2 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013

BANDEN MET ONDERNEMING

1.12

Voorwaardelijk

Identificatienummer(s) van de onderneming (3.1) waartoe de eenheid behoort

1.13

Voorwaardelijk

Datum van de associatie met de onderneming(en)

1.14

Voorwaardelijk

Datum van afscheiding van de onderneming(en)

VERBINDINGEN MET ANDERE REGISTERS

 

 

Verwijzing naar verwante registers met voor statistische doeleinden bruikbare informatie, waarin de juridische eenheid is opgenomen

1.15

Voorwaardelijk

Verwijzing naar het register van marktdeelnemers binnen de EU en verwijzing naar de douaneregisters of naar het register van extra EU-marktdeelnemers

1.16

Voorwaardelijk

Verwijzing naar mondiale identificatiecode, Verwijzing naar balansgegevens (voor eenheden die jaarrekeningen moeten bekendmaken); verwijzing naar het register van betalingsbalansen of het register van directe buitenlandse investeringen

BAND MET ONDERNEMINGENGROEP

1.17

 

Identificatienummer van de partiële ondernemingengroep (2.1) waarvan de eenheid deel uitmaakt

1.18

 

Datum van de associatie met de ondernemingengroep

1.19

 

Datum van afscheiding van de ondernemingengroep

ZEGGENSCHAP OVER EENHEDEN

 

 

De zeggenschapsrelaties kunnen top-down (1.20a, 1.21a, 1.22a) of bottom-up (1.20b, 1.21b, 1.22b) worden geregistreerd. Voor elke eenheid wordt alleen het eerste, directe of indirecte, hiërarchische niveau geregistreerd (de hele zeggenschapsketen wordt verkregen door deze gegevens te combineren).

1.20 a

 

Identificatienummer(s) van de ingezeten juridische eenheid/eenheden waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft

1.20b

 

Identificatienummer van de ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid

1.21 a

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Land(en) van registratie, identificatienummer(s), naam/namen en adres(sen) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft. Voorwaardelijk voor EGR-identiteitsnummer.

1.21b

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Land van registratie en identificatienummer of naam en adres van de niet-ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid. Voorwaardelijk voor EGR-identiteitsnummer.

1.22 a

Voorwaardelijk

Btw-nummer(s) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft

1.22b

Voorwaardelijk

Btw-nummer van de niet-ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid

EIGENDOM VAN EENHEDEN

 

 

De eigendom van de ingezeten eenheden kan top-down (1.24 a) of bottom-up (1.24b) worden geregistreerd. De drempel is ten minste 10 % van de aandelen in rechtstreeks bezit

1.23 a

Voorwaardelijk

a)

Identificatienummer(s), en

b)

aandelen (%) van de ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigendom is/zijn van de juridische eenheid

1.23b

Voorwaardelijk

a)

Identificatienummer(s), en

b)

aandelen (%) van de ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigenaar is/zijn van de juridische eenheid

1.24 a

Voorwaardelijk

a)

Land(en) van registratie, en

b)

EGR-identiteitsnummer(s), en

c)

naam/namen, adres(sen) en btw-nummer(s), en

d)

aandelen (%) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigendom is/zijn van de juridische eenheid, en

e)

begin- en einddatum van de aandelen.

1.24b

Voorwaardelijk

a)

Land(en) van registratie, en

b)

EGR-identiteitsnummer, en

c)

naam/namen, adres(sen) en btw-nummer(s), en

d)

aandelen (%) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigenaar is/zijn van de juridische eenheid, en

e)

begin- en einddatum van de aandelen.

2.

ONDERNEMINGENGROEP

Gedetailleerd onderwerp

Variabelen

IDENTIFICATIE

2.1

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Identificatienummer(s).

Afhankelijk van het EGR-identiteitsnummer als de ondernemingengroep multinationaal is.

2.2

Facultatief

Identificatienummer(s) van de juridische eenheid/eenheden die gegevens kan/kunnen rapporteren over de ondernemingengroep

2.3

 

Naam van de ondernemingengroep, voor multinationale groepen de EGR-naam

2.4

Facultatief

Korte beschrijving van de ondernemingengroep

2.5

Facultatief

Internetadres van de ondernemingengroep

2.6

 

Identificatienummer van de juridische eenheid die het beslissingscentrum is. Indien het beslissingscentrum van de internationale groep niet-ingezeten is, het EGR-identiteitsnummer. Voor natuurlijke personen die geen marktdeelnemers zijn, moet het land van vestiging worden geregistreerd onder 2.10a.

2.7

 

Land van registratie van het beslissingscentrum van de internationale groep, indien niet-ingezeten het land van registratie in het EGR

2.8

Facultatief

Post- en e-mailadres van het beslissingscentrum

2.9

 

Identificatienummer van de juridische eenheid die het hoofd van de mondiale groep vormt. Indien het hoofd van de internationale groep niet ingezeten is, het EGR-identiteitsnummer. Voor natuurlijke personen die geen marktdeelnemers zijn, moet het land van vestiging worden geregistreerd onder 2.10a.

2.10

Facultatief

Land van registratie, post- en e-mailadres van het hoofd van de internationale groep, indien niet-ingezeten het land van registratie in het EGR

2.10 a

Voorwaardelijk

Land van vestiging van de eenheid die de uiteindelijke zeggenschap heeft (UCI), indien de controlerende eenheid een natuurlijke persoon is die geen ondernemer is

2.11

 

Type ondernemingengroep:

1.

geheel in één land gevestigde ondernemingengroep;

2.

multinationale groep met binnenlandse zeggenschap;

3.

multinationale groep met buitenlandse zeggenschap

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

2.12

 

Datum van aanvang van de ondernemingengroep

2.13

 

Datum van stopzetting van de ondernemingengroep

STRATIFICATIEPARAMETERS EN ECONOMISCHE VARIABELEN

2.14

 

Code van de hoofdactiviteit van de ondernemingsgroep, op het niveau van de tweecijfercode van de NACE, indien multinationale groep de EGR-code van de hoofdactiviteit.

2.15

Facultatief

Secundaire activiteiten van de ondernemingsgroep op het niveau van de tweecijfercode van de NACE, indien multinationale groep de EGR-code van de secundaire activiteit

2.16

Voorwaardelijk

Aantal werknemers en zelfstandigen in de ondernemingsgroep, indien multinationale groep het aantal werknemers en zelfstandigen in het EGR

2.17

Voorwaardelijk

Netto-omzet (en valuta) van de ondernemingsgroep, indien multinationale groep de netto-omzet en (de valuta) in het EGR

2.18

Voorwaardelijk

Totale activa (en valuta) van de ondernemingengroep, indien multinationale groep de totale activa in het EGR (en de valuta)

2.19

Facultatief

Landen waar niet-ingezeten ondernemingen of lokale eenheden zijn gevestigd, voor multinationale groep de landen van registratie in het EGR

3.

ONDERNEMING

Gedetailleerd onderwerp

Variabelen

IDENTIFICATIE

3.1

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Identificatienummer(s)

Afhankelijk van het EGR-identificatienummer wanneer het in het EGR wordt geregistreerd.

3.2

Facultatief

Identificatienummer van de juridische eenheid/eenheden die gegevens over de onderneming kan/kunnen rapporteren

3.3

 

Naam

3.4

Facultatief

Postadres, e-mailadres en webadres

BAND MET ANDERE EENHEDEN

3.5

 

Identificatienummer(s) van de juridische eenheid/eenheden waaruit de onderneming bestaat

3.6

 

Identificatienummer van de ondernemingengroep waartoe de onderneming behoort

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

3.7

 

Datum van aanvang van de activiteiten

3.8

 

Datum van definitieve stopzetting van de activiteiten

STRATIFICATIEPARAMETERS EN ECONOMISCHE VARIABELEN

3.9

 

Hoofdactiviteit volgens de viercijfercode van de NACE

3.10

Voorwaardelijk

Eventuele nevenactiviteiten volgens de viercijfercode van de NACE

3.11

 

Aantal werknemers en zelfstandigen

3.12

 

Aantal werknemers

3.13

Facultatief

Aantal werknemers in voltijdequivalenten

3.14

 

Netto-omzet, behalve die van 3.15

3.15

Facultatief

Netto-omzet voor landbouw, jacht en bosbouw, visserij, openbaar bestuur en defensie, verplichte sociale zekerheid, privéhuishoudens met personeel en extra-territoriale organisaties

3.16

 

Institutionele sector en subsector in de zin van Verordening (EU) nr. 549/2013

3.17

Facultatief indien 5.1 — 5.9 worden gebruikt

Omvang (bv. omzet, werkgelegenheid) van de hoofdactiviteit en elk van de nevenactiviteiten van de onderneming, die vanwege hun omvang een significante invloed hebben en waarvan de eenheden van economische activiteit (EEA) aanzienlijke invloed hebben op de geaggregeerde nationale gegevens.

4.

LOKALE EENHEID

Gedetailleerd onderwerp

Variabelen

IDENTIFICATIE

4.1

 

Identificatienummer

4.2

 

Naam

4.3

 

Adres (op het meest gedetailleerde niveau, inclusief postcode)

4.4

Facultatief

Telefoon- en faxnummers, e-mailadres en informatie waardoor gegevens elektronisch kunnen worden verzameld

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

4.5

 

Datum van aanvang van de activiteiten

4.6

 

Datum van definitieve stopzetting van de activiteiten

STRATIFICATIEPARAMETERS EN ECONOMISCHE VARIABELEN

4.7

 

Hoofdactiviteit volgens de viercijfercode van de NACE

4.8

Voorwaardelijk

Eventuele nevenactiviteiten volgens de viercijfercode van de NACE; dit geldt alleen voor lokale eenheden die voorwerp van een enquête zijn

4.9

Facultatief

Is de in de lokale eenheid uitgevoerde activiteit een hulpactiviteit van de onderneming waartoe zij behoort? (ja/neen)

4.10

 

Aantal werknemers en zelfstandigen

4.11

 

Aantal werknemers

4.12

Facultatief

Aantal werknemers in voltijdequivalenten

4.13

 

Code geografische locatie

BANDEN MET ANDERE EENHEDEN EN REGISTERS

4.14

 

Identificatienummer van de onderneming (3.1) waartoe de lokale eenheid behoort

4.15

Voorwaardelijk

Verwijzing naar registers met voor statistische doeleinden bruikbare informatie, waarin deze lokale eenheid is opgenomen

5.

SOORT EENHEID VAN ACTIVITEIT

EEA-informatie wordt gevraagd voor die ondernemingen die vanwege hun omvang (bv. omzet, werkgelegenheid) een aanzienlijke invloed hebben en wier eenheden van economische activiteit van belang zijn voor de geaggregeerde (nationale) gegevens op het niveau van de NACE.

Gedetailleerd onderwerp

Variabelen

IDENTIFICATIE

5.1

Facultatief als 3.17 wordt gebruikt.

Identificatienummer

5.2

Facultatief als 3.17 wordt gebruikt.

Identificatienummer van de juridische eenheid/eenheden die gegevens over de soort eenheid van activiteit kan/kunnen rapporteren

5.3

Facultatief als 3.17 wordt gebruikt.

Naam

5.4

Facultatief als 3.17 wordt gebruikt.

Adres om het verzamelen van gegevens mogelijk te maken

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

5.5

Facultatief als 3.17 wordt gebruikt.

Datum van aanvang van de activiteiten

5.6

Facultatief als 3.17 wordt gebruikt.

Datum van definitieve stopzetting van de activiteiten

STRATIFICATIEPARAMETERS EN ECONOMISCHE VARIABELEN

5.7

Facultatief als 3.17 wordt gebruikt.

Activiteit volgens de viercijfercode van de NACE

5.8

Facultatief als 3.17 wordt gebruikt.

Omvang (bv. omzet, werkgelegenheid) van de EEA

BANDEN MET ANDERE EENHEDEN EN REGISTERS

5.9

Facultatief als 3.17 wordt gebruikt.

Identificatienummer van de onderneming waarvan de EEA deel uitmaakt


BIJLAGE IX

Bepalingen voor de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens ten behoeve van het Europees kader voor statistische ondernemingsregisters

Afdeling 1

Vertrouwelijkheidsmaatregelen

Gegevens die door de nationale statistische instanties bij de Commissie (Eurostat) zijn ingediend of die de Commissie (Eurostat) van andere bronnen ontvangt, worden opgeslagen in een communautair register van multinationale ondernemingsgroepen en hun samenstellende eenheden zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) 2019/2152.

Bij de indiening van gegevens bij de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 10, leden 2 en 3, van Verordening (EU) 2019/2152 markeren de nationale statistische instanties gegevens die op grond van de nationale wetgeving vertrouwelijk zijn.

Om de consistentie van de gegevens te waarborgen, zendt de Commissie (Eurostat), uitsluitend voor statistische doeleinden, overeenkomstig artikel 10, leden 2 en 3, van Verordening (EU) 2019/2152 aan de nationale statistische instanties van andere lidstaten dan het rapporterende land de gegevensreeksen van de in deel B, C en D van afdeling 3 gespecificeerde variabelen, met inbegrip van vertrouwelijkheidsmarkeringen, over multinationale ondernemingengroepen en hun samenstellende eenheden toe. Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2152 worden de in deel C gespecificeerde gegevensreeksen beperkt tot multinationale ondernemingengroepen waarvoor ten minste één eenheid van de groep is gevestigd op het grondgebied van die lidstaat.

De in deel C van afdeling 3 gespecificeerde datareeksen van variabelen, inclusief vertrouwelijkheidsmarkeringen mogen overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) 2019/2152, uitsluitend voor statistische doeleinden, door de Commissie (Eurostat) aan de nationale centrale banken en de Europese Centrale Bank worden toegezonden, op voorwaarde dat de toezending uitdrukkelijk wordt toegestaan door de nationale instantie en dat, wanneer gegevens aan een nationale centrale bank worden toegezonden, ten minste één eenheid van een multinationale ondernemingengroep is gevestigd op het grondgebied van de lidstaat van die nationale centrale bank.

Afdeling 2

Veiligheidsmaatregelen

De Commissie (Eurostat) en de nationale statistische instanties bewaren de gegevens die door de nationale statistische instanties als vertrouwelijk zijn aangemerkt overeenkomstig afdeling 1, in een beveiligde zone met beperkte en gecontroleerde toegang. De nationale statistische instanties verstrekken op verzoek informatie aan de Commissie (Eurostat) over de veiligheidsmaatregelen die in de lidstaat worden toegepast. De Commissie stelt de andere lidstaten hiervan op de hoogte. De Commissie (Eurostat) verstrekt de nationale statistische instanties op verzoek informatie over haar beveiligingsmaatregelen.

Overdracht van vertrouwelijke gegevens uit hoofde van deze verordening aan leden van het ESCB gebeurt pas nadat de leden van het ESCB binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden en onder hun verantwoordelijkheid de nodige maatregelen overeenkomstig artikel 8 bis en 8 ter van Verordening (EG) nr. 2533/98 (1) hebben genomen om te zorgen:

voor de bescherming van deze gegevens, met name de opslag van als vertrouwelijk gemerkte gegevens in een beveiligde ruimte met beperkte en gecontroleerde toegang;

dat de gegevens uitsluitend voor statistische doeleinden worden gebruikt;

dat informatie over deze maatregelen deel uitmaakt van het jaarlijkse verslag inzake vertrouwelijkheid bedoeld in artikel 8 ter van Verordening (EG) nr. 2533/98 dan wel dat de nationale centrale banken of de Europese Centrale Bank de Commissie (Eurostat) en de nationale statistische instanties op andere wijze van deze maatregelen op de hoogte hebben gesteld.

De gegevens worden in gecodeerde vorm toegezonden.

Afdeling 3

Formaat van de gegevens en metagegevens

Het in deel A van deze afdeling beschreven formaat wordt gebruikt voor de gegevens die zijn ingediend krachtens artikel 10, leden 2 en 3, van Verordening (EU) 2019/2152 en nader gespecificeerd in bijlage IV bij deze verordening.

De gegevens en metagegevens voor het EuroGroups-register worden doorgegeven aan de hand van de door de Commissie (Eurostat) gespecificeerde ESS-gegevens en metagegevens.

Standaardisering van gegevensrecordstructuren is voor een doeltreffende gegevensverwerking van wezenlijk belang. Standaardisering is een noodzakelijke stap naar de indiening van gegevens volgens de door de Commissie (Eurostat) gespecificeerde uitwisselingsnormen.

De gegevens worden verzonden als recordverzameling (gegevensreeks).

Overeenkomstig artikel 9, lid 5, van deze verordening moeten vertrouwelijke gegevens worden toegezonden met de werkelijke waarde die wordt geregistreerd in het waardeveld en een markering die aangeeft dat de gegevens vertrouwelijk zijn.

Tenzij anders bepaald, worden de monetaire gegevens uitgedrukt in nationale munteenheden (euro voor de lidstaten in de eurozone). Voor landen die tot de euro toetreden, gelden de bepalingen van artikel 10, lid 6, van deze verordening voor het eerste jaar van de rapportage in euro.

1.   Identificatie gegevensreeks

Alle gegevensreeksen die de Commissie (Eurostat) en de nationale autoriteiten verstrekken, worden geïdentificeerd door toepassing van de naamgevingsconventie die wordt vastgesteld in de gedetailleerde documentatie en richtsnoeren betreffende de uitwisselingsnormen die de Commissie (Eurostat) beschikbaar stelt.

2.   Gegevensreeksen en definitie van velden

De delen A, B, C en D van deze afdeling geven de inhoud van de gegevensreeksen die de Commissie (Eurostat) en de nationale statistische instanties moeten verstrekken. De in te dienen technische namen, structuur, velden, codes en toe te gebruiken bijzonderheden worden vermeld in de meest recente versie van de richtsnoeren voor het Europees kader voor statistische ondernemingsregisters zoals gespecificeerd door de Commissie (Eurostat).

Ongemerkte onderdelen die zijn opgenomen in de delen A, B, C en D van deze afdeling zijn verplicht, onderdelen met de aanduiding “voorwaardelijk” zijn verplicht als ze beschikbaar zijn in de lidstaat en onderdelen met de aanduiding “facultatief” worden aanbevolen. Punten met de aanduiding “gedeeltelijk voorwaardelijk” zijn verplicht, behalve de onderdelen van het product die uitdrukkelijk als voorwaardelijk worden aangemerkt.

De gegevensverwerking van het EuroGroupsregister is een cyclisch proces, dat centraal door de Commissie (Eurostat) wordt gestart. Aan het einde van elke cyclus wordt een populatiekader beschikbaar gesteld aan de opstellers van statistieken in de lidstaten.

Aan het begin van elke cyclus zendt de Commissie (Eurostat) de gegevensreeksen met de relevante metagegevens aan de nationale statistische instantie om ervoor te zorgen dat in alle landen dezelfde metagegevens beschikbaar zijn en worden gebruikt.

DEEL A

Gegevensreeksen van variabelen die zijn opgesomd in de punten 1 en 3.1 en 3.2 van bijlage IV bij Verordening (EU) 2019/2152 die door de nationale statistische instantie moeten worden verstrekt aan de Commissie (Eurostat)

2.1.   Uitwisseling van gegevens over ingezeten juridische eenheden voor identificatiedoeleinden

Met het oog op de identificatie verstrekken de nationale statistische instanties de Commissie (Eurostat) informatie over hun ingezeten juridische eenheden voor de EGR-identificatiedienst. De nationale statistische instanties verstrekken de volgende gegevens met identificatiegegevens van ingezeten juridische eenheden, met inbegrip van vertrouwelijkheidsmarkeringen. De variabele 1.6 voor deze gegevensverzameling kan alleen de datum van oprichting voor rechtspersonen zijn.

Gegevensverzameling met informatie over ingezeten juridische eenheden voor de EGR-identificatiedienst

IDENTIFICATIE

1.1

 

Identiteitsnummer(s) (met inbegrip van het EGR-identiteitsnummer indien relevant voor het EGR)

1.2

 

Naam

1.3

 

Adres (op het meest gedetailleerde niveau, inclusief postcode)

1.4

Facultatief

Telefoonnummer, e-mailadres, website en informatie waardoor gegevens elektronisch kunnen worden verzameld

1.5

 

Btw-registratienummer of, als dat niet beschikbaar is, een ander administratief identificatienummer

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

1.6

 

Datum van juridische oprichting (rechtspersonen) of van administratieve erkenning als economisch subject (natuurlijke personen)

1.7

 

Datum waarop de juridische eenheid is opgehouden te bestaan

STRATIFICATIEPARAMETERS

1.8

 

Rechtsvorm

1.9

 

Juridische status van de activiteit

1.10

Voorwaardelijk

Markeringsteken voor bijkantoren in de zin van punt 18.12 van hoofdstuk 18 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013

2.2.   Uitwisseling van gegevens over buitenlandse juridische eenheden voor identificatiedoeleinden

Met het oog op de identificatie kunnen de nationale statistische instanties op elk moment informatie aan de Commissie (Eurostat) verstrekken over buitenlandse juridische eenheden op elk moment van het EuroGroups-register-proces. De nationale statistische instanties verstrekken de volgende gegevens over buitenlandse juridische eenheden. De variabele 1.6 voor deze gegevensverzameling kan alleen de datum van oprichting voor rechtspersonen zijn.

Gegevensverzameling met informatie over buitenlandse juridische eenheden voor de EGR-identificatiedienst

IDENTIFICATIE

1.1

Facultatief

Identiteitsnummer(s) (met inbegrip van het EGR-identiteitsnummer indien relevant voor het EGR)

1.2

 

Naam

1.3

 

Adres (op het meest gedetailleerde niveau, inclusief postcode)

1.4

Facultatief

Telefoonnummer, e-mailadres, website en informatie waardoor gegevens elektronisch kunnen worden verzameld

1.5

Facultatief

Btw-registratienummer of, als dat niet beschikbaar is, een ander administratief identificatienummer

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

1.6

Facultatief

Datum van juridische oprichting (rechtspersonen) of van administratieve erkenning als economisch subject (natuurlijke personen)

1.7

Facultatief

Datum waarop de juridische eenheid is opgehouden te bestaan

STRATIFICATIEPARAMETERS

1.8

Facultatief

Rechtsvorm

1.9

 

Juridische status van de activiteit

1.10

Voorwaardelijk

Markeringsteken voor bijkantoren in de zin van punt 18.12 van hoofdstuk 18 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013

2.3.   Uitwisseling van gegevens over rechtseenheden en relaties van multinationale ondernemingengroepen

Een andere stap in de gegevensverwerking is de doorgifte van informatie van nationale statistische instanties aan de Commissie (Eurostat) over juridische eenheden en over de betrekkingen van de geleverde juridische eenheden. Twee gegevensreeksen worden naar het EuroGroups-register gezonden, namelijk één over juridische eenheden en één over betrekkingen. De nationale statistische instanties dienen de volgende gegevensreeksen, met inbegrip van vertrouwelijkheidsmarkeringen voor juridische eenheden en relaties, in.

Gegevensreeksen met informatie over juridische eenheden

IDENTIFICATIE

1.1

 

Identificatienummer(s)

(met inbegrip van het EGR-identiteitsnummer indien relevant voor het EGR)

1.2

 

Naam

1.3

 

Adres (op het meest gedetailleerde niveau, inclusief postcode)

1.4

Facultatief

Telefoonnummer, e-mailadres, website en informatie waardoor gegevens elektronisch kunnen worden verzameld

1.5

 

Btw-registratienummer of, als dat niet beschikbaar is, een ander administratief identificatienummer

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

1.6

 

Datum van juridische oprichting (rechtspersonen) of van administratieve erkenning als economisch subject (natuurlijke personen)

1.7

 

Datum waarop de juridische eenheid is opgehouden te bestaan

STRATIFICATIEPARAMETERS

1.8

 

Rechtsvorm

1.9

 

Juridische status van de activiteit

1.10

Voorwaardelijk

Markeringsteken voor bijkantoren in de zin van punt 18.12 van hoofdstuk 18 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013

1.11

Facultatief

Markeringsteken voor entiteiten voor specifieke doeleinden als bedoeld in de punten 2.17 tot en met 2.20 van hoofdstuk 2 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013

Gegevensverzameling met informatie over de relatie tussen eigendom en zeggenschap

ZEGGENSCHAP OVER EENHEDEN

 

 

De zeggenschapsrelaties kunnen top-down (1.20a, 1.21a, 1.22a) of bottom-up (1.20b, 1.21b, 1.22b) worden geregistreerd. Voor elke eenheid wordt alleen het eerste, directe of indirecte, hiërarchische niveau geregistreerd (de hele zeggenschapsketen wordt verkregen door deze gegevens te combineren).

1.20 a

 

Identificatienummer(s) van de ingezeten juridische eenheid/eenheden waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft.

1.20b

 

Identificatienummer van de ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid

1.21 a

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Land(en) van registratie, identificatienummer(s), naam/namen en adres(sen) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft. Voorwaardelijk voor EGR-identiteitsnummer(s).

1.21b

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Land van registratie en identificatienummer of naam en adres van de niet-ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid. Voorwaardelijk voor EGR-identiteitsnummer.

1.22 a

Voorwaardelijk

Btw-nummer(s) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft

1.22b

Voorwaardelijk

Btw-nummer van de niet-ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid

EIGENDOM VAN EENHEDEN

 

 

De eigendom van de ingezeten eenheden kan top-down (1.24 a) of bottom-up (1.24b) worden geregistreerd. De drempel is ten minste 10 % van de aandelen in rechtstreeks bezit

1.23 a

Voorwaardelijk

a)

Identificatienummer(s), en

b)

aandelen (%) van de ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigendom is/zijn van de juridische eenheid

1.23b

Voorwaardelijk

a)

Identificatienummer(s), en

b)

aandelen (%) van de ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigenaar is/zijn van de juridische eenheid

1.24 a

Voorwaardelijk

a)

Land(en) van registratie, en

b)

EGR-identiteitsnummer(s), en

c)

naam/namen, adres(sen) en btw-nummer(s), en

d)

aandelen (%) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigendom is/zijn van de juridische eenheid, en

e)

begin- en einddatum van de aandelen.

1.24b

Voorwaardelijk

a)

Land(en) van registratie, en

b)

EGR-identiteitsnummer, en

c)

naam/namen, adres(sen) en btw-nummer(s), en

d)

aandelen (%) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigenaar is/zijn van de juridische eenheid, en

e)

begin- en einddatum van de aandelen.

2.4.   Uitwisseling van gegevens over ingezeten ondernemingen die tot multinationale ondernemingengroepen behoren

Een stap in de gegevensverwerking is de doorgifte van informatie van de nationale statistische instanties aan de Commissie (Eurostat) over de ondernemingen waartoe de geleverde juridische eenheden behoren. In totaal worden twee gegevensreeksen naar het EuroGroups-register gezonden, namelijk één over ondernemingen en één over de banden tussen ondernemingen en juridische eenheden.

Gegevensreeks met informatie over ondernemingen

IDENTIFICATIE

3.1

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Identificatienummer(s)

Afhankelijk van het EGR-identificatienummer wanneer het in het EGR wordt geregistreerd.

3.2

Facultatief

Identificatienummer van de juridische eenheid/eenheden die gegevens over de onderneming kan/kunnen rapporteren

3.3

 

Naam

3.4

Facultatief

Postadres, e-mailadres en webadres

BAND MET ANDERE EENHEDEN

3.5

 

Identificatienummer(s) van de juridische eenheid/eenheden waaruit de onderneming bestaat

3.6

 

Identificatienummer van de ondernemingengroep waartoe de onderneming behoort

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

3.7

 

Datum van aanvang van de activiteiten

3.8

 

Datum van definitieve stopzetting van de activiteiten

STRATIFICATIEPARAMETERS EN ECONOMISCHE VARIABELEN

3.9

 

Hoofdactiviteit volgens de viercijfercode van de NACE

3.11

 

Aantal werknemers en zelfstandigen

3.12

 

Aantal werknemers

3.14

 

Netto-omzet, behalve die van 3.15

3.15

Facultatief

Netto-omzet voor landbouw, jacht en bosbouw, visserij, openbaar bestuur en defensie, verplichte sociale zekerheid, privéhuishoudens met personeel en extra-territoriale organisaties

3.16

 

Institutionele sector en subsector in de zin van Verordening (EU) nr. 549/2013

Gegevensreeksen met informatie over banden tussen ondernemingen en juridische eenheden

BANDEN MET ONDERNEMING

1.12

Voorwaardelijk

Identificatienummer(s) van de onderneming(en) (3.1) waartoe de eenheid behoort

3.5

 

Identificatienummer(s) van de juridische eenheid/eenheden waaruit de onderneming bestaat

2.5.   Integratie van gegevens uit verschillende bronnen en compilatie van ondernemingengroepen

Een andere stap in de gegevensverwerking is de integratie van informatie uit verschillende lidstaten en andere gegevensverstrekkers op een centraal punt bij de Commissie (Eurostat). Deze informatie heeft betrekking op de zeggenschap over en de eigendom van juridische eenheden en op de onderneming van de statistische eenheid.

De volgende fase van de verwerking is de samenstelling van ondernemingengroepen door de Commissie (Eurostat). De resultaten van deze samenstelling worden door de Commissie (Eurostat) aan de nationale statistische instanties van de lidstaten toegezonden in de in de delen C en D van deze afdeling gedefinieerde gegevensreeksen.

2.6.   Gegevensuitwisseling over correctie van groepsstructuren en variabelen over multinationale ondernemingengroepen

Voor de correcties van de structuren van de ondernemingengroep verstrekken de nationale statistische instanties gegevens over ontbrekende of ongeldige relaties, met inbegrip van vertrouwelijkheidsmarkeringen. Het formaat volgt het formaat van de gegevensreeks met de in punt 2.3 van deze afdeling gedefinieerde relaties.

De nationale toezichthoudende autoriteiten verstrekken de Commissie (Eurostat) de volgende reeks identificatiegegevens over multinationale ondernemingengroepen wanneer het beslissingscentrum van de groep zich op het grondgebied van de lidstaat bevindt.

Gegevensverzameling met informatie over ondernemingengroepen voor het EuroGroups-register

IDENTIFICATIE

2.1

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Identificatienummer(s).

Afhankelijk van het EGR-identiteitsnummer als de ondernemingengroep multinationaal is.

2.3

 

Naam van de ondernemingengroep, voor multinationale groepen de EGR-naam

2.4

Facultatief

Korte beschrijving van de ondernemingengroep

2.5

Facultatief

Internetadres van de ondernemingengroep

2.6

 

Identificatienummer van de juridische eenheid die het beslissingscentrum is. Indien het beslissingscentrum van de internationale groep niet-ingezeten is, het EGR-identiteitsnummer. Voor natuurlijke personen die geen marktdeelnemers zijn, moet het land van vestiging worden geregistreerd onder 2.10a.

2.7

 

Land van registratie van het beslissingscentrum van de internationale groep, indien niet-ingezeten het land van registratie in het EGR

2.9

 

Identificatienummer van de juridische eenheid die het hoofd van de mondiale groep vormt. Indien het hoofd van de internationale groep niet ingezeten is, het EGR-identiteitsnummer. Voor natuurlijke personen die geen marktdeelnemers zijn, moet het land van vestiging worden geregistreerd onder 2.10a.

2.10

Facultatief

Land van registratie, post- en e-mailadres van het hoofd van de internationale groep, indien niet-ingezeten het land van registratie in het EGR

2.10 a

Voorwaardelijk

Land van vestiging van de eenheid die de uiteindelijke zeggenschap heeft (UCI), indien de controlerende eenheid een natuurlijke persoon is die geen ondernemer is

STRATIFICATIEPARAMETERS EN ECONOMISCHE VARIABELEN

2.14

 

Code van de hoofdactiviteit van de ondernemingsgroep, op het niveau van de tweecijfercode van de NACE, indien multinationale groep de EGR-code van de hoofdactiviteit.

2.15

Facultatief

Secundaire activiteiten van de ondernemingsgroep op het niveau van de tweecijfercode van de NACE, indien multinationale groep de EGR-code van de secundaire activiteit

2.16

Voorwaardelijk

Aantal werknemers en zelfstandigen in de ondernemingsgroep, indien multinationale groep het aantal werknemers en zelfstandigen in het EGR

2.17

Voorwaardelijk

Netto-omzet (en valuta) van de ondernemingsgroep, indien multinationale groep de netto-omzet en (de valuta) in het EGR

2.18

Voorwaardelijk

Totale activa (en valuta) van de ondernemingengroep, indien multinationale groep de totale activa in het EGR (en de valuta)

2.19

Facultatief

Landen waar niet-ingezeten ondernemingen of lokale eenheden zijn gevestigd, voor multinationale groep de landen van registratie in het EGR

2.7.   Uitwisseling van gegevens over ongeldige en buiten het toepassingsgebied vallende juridische eenheden

De nationale toezichthoudende autoriteiten kunnen informatie aan de Commissie (Eurostat) toezenden over ongeldige of buiten het toepassingsgebied vallende juridische eenheden op elk moment van het EuroGroups-register-proces. De nationale statistische instanties verstrekken de volgende gegevensreeksen met identificatiegegevens over dergelijke juridische eenheden.

Gegevens met informatie over ongeldige juridische eenheden voor het EuroGroups-register

IDENTIFICATIE

1.1

 

Identificatienummer(s)

(met inbegrip van het EGR-identiteitsnummer indien relevant voor het EGR)

Gegevensreeks met informatie over buiten het toepassingsgebied vallende juridische eenheden van het EuroGroups-register

IDENTIFICATIE

1.1

 

Identificatienummer(s)

(met inbegrip van het EGR-identiteitsnummer indien relevant voor het EGR)

2.8.   Integratie van gegevens uit verschillende bronnen en definitieve compilatie van multinationale ondernemingengroepen

De volgende stap in de gegevensverwerking is de integratie van de informatie over de relatie en de informatie over de ondernemingengroep afkomstig van verschillende lidstaten op een centraal punt bij de Commissie (Eurostat). De laatste fase van de verwerking is de definitieve samenstelling van ondernemingengroepen door de Commissie (Eurostat).

Aan het einde van de cyclus zendt de Commissie (Eurostat) de resultaten van de definitieve samenstelling van ondernemingengroepen aan de nationale statistische instanties. De Commissie (Eurostat) verstrekt de nationale statistische instanties de gegevens in de in deel C en deel D van deze afdeling gedefinieerde gegevensreeksen.

DEEL B

Gegevensreeksen van de variabelen die zijn opgesomd in punt 3.3 van bijlage IV bij Verordening (EU) 2019/2152 die door de Commissie (Eurostat) aan de nationale statistische autoriteiten moeten worden verstrekt met het oog op de identificatie van juridische eenheden

Op verzoek van de nationale statistische instanties stuurt de Commissie (Eurostat) de identificatieresultaten van de EGR-identificatiedienst door naar het bevoegde personeel dat bijdraagt aan de productie van het EGR in de volgende gegevensreeks, met inbegrip van vertrouwelijkheidsmarkeringen.

Gegevensreeks met informatie over juridische eenheden van de de EGR-identificatiedienst aan de nationale statistische instanties

IDENTIFICATIE

1.1

 

Identificatienummer(s)

(met inbegrip van het EGR-identiteitsnummer indien relevant voor het EGR)

1.2

 

Naam

1.3

 

Adres (op het meest gedetailleerde niveau, inclusief postcode)

1.4

Facultatief

Telefoonnummer, e-mailadres, website en informatie waardoor gegevens elektronisch kunnen worden verzameld

1.5

 

Btw-registratienummer of, als dat niet beschikbaar is, een ander administratief identificatienummer

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

1.6

 

Datum van juridische oprichting (rechtspersonen) of van administratieve erkenning als economisch subject (natuurlijke personen)

1.7

 

Datum waarop de juridische eenheid is opgehouden te bestaan

STRATIFICATIEPARAMETERS

1.8

 

Rechtsvorm

DEEL C

Gegevensreeksen van de in punt 2 van bijlage IV bij Verordening (EU) 2019/2152 genoemde variabelen die de Commissie (Eurostat) moet verstrekken aan de nationale statistische autoriteiten en aan centrale banken voor het gebruik van het EuroGroups-register als bedoeld in artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) 2019/2152

De Commissie (Eurostat) verstrekt de nationale statistische autoriteiten van de lidstaten, uitsluitend voor statistische doeleinden, de volgende variabelen, met inbegrip van vertrouwelijkheidsmarkeringen, met betrekking tot multinationale ondernemingengroepen en hun samenstellende eenheden wanneer ten minste één juridische eenheid van de groep zich op het grondgebied van die lidstaat bevindt.

De Commissie (Eurostat) kan de nationale centrale banken en de Europese Centrale Bank uitsluitend voor statistische doeleinden de volgende variabelen over multinationale ondernemingsgroepen en hun samenstellende eenheden toezenden, met inbegrip van vertrouwelijkheidsmarkeringen, voor multinationale ondernemingengroepen en hun samenstellende eenheden, mits de doorgifte door de nationale centrale bank uitdrukkelijk is toegestaan en, in het geval van aan een nationale centrale bank toegezonden gegevens, ten minste één juridische eenheid van een multinationale ondernemingsgroep is gevestigd op het grondgebied van de lidstaat van die nationale centrale bank.

1.

JURIDISCHE EENHEDEN

IDENTIFICATIE

1.1

 

Identificatienummer(s)

(met inbegrip van het EGR-identiteitsnummer indien relevant voor het EGR)

1.2

 

Naam

1.3

 

Adres (op het meest gedetailleerde niveau, inclusief postcode)

1.4

Facultatief

Telefoonnummer, e-mailadres, website en informatie waardoor gegevens elektronisch kunnen worden verzameld

1.5

 

Btw-registratienummer of, als dat niet beschikbaar is, een ander administratief identificatienummer

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

1.6

 

Datum van juridische oprichting (rechtspersonen) of van administratieve erkenning als economisch subject (natuurlijke personen)

1.7

 

Datum waarop de juridische eenheid is opgehouden te bestaan

STRATIFICATIEPARAMETERS

1.8

 

Rechtsvorm

1.9

 

Juridische status van de activiteit

1.10

Voorwaardelijk

Markeringsteken voor bijkantoren in de zin van punt 18.12 van hoofdstuk 18 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013

1.11

Facultatief

Markeringsteken voor entiteiten voor specifieke doeleinden als bedoeld in de punten 2.17 tot en met 2.20 van hoofdstuk 2 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013

BANDEN MET ONDERNEMING

1.12

Voorwaardelijk

Identificatienummer(s) van de onderneming(en) (3.1) waartoe de eenheid behoort

1.13

Voorwaardelijk

Datum van de associatie met de onderneming(en)

1.14

Voorwaardelijk

Datum van afscheiding van de onderneming(en)

VERBINDINGEN MET ANDERE REGISTERS

 

 

Verwijzing naar verwante registers met voor statistische doeleinden bruikbare informatie, waarin de juridische eenheid is opgenomen

1.15

Voorwaardelijk

Verwijzing naar het register van marktdeelnemers binnen de EU en verwijzing naar de douaneregisters of naar het register van extra EU-marktdeelnemers

1.16

Voorwaardelijk

Verwijzing naar mondiale identificatiecode, Verwijzing naar balansgegevens (voor eenheden die jaarrekeningen moeten bekendmaken), Verwijzing naar het register van betalingsbalansen of het register van directe buitenlandse investeringen, en Verwijzing naar het bedrijfsregister

BAND MET ONDERNEMINGENGROEP

1.17

 

Identificatienummer van de partiële ondernemingengroep (2.1) waarvan de eenheid deel uitmaakt

1.18

 

Datum van de associatie met de ondernemingengroep

1.19

 

Datum van afscheiding van de ondernemingengroep

ZEGGENSCHAP OVER EENHEDEN

 

 

De zeggenschapsrelaties kunnen top-down (1.20a, 1.21a, 1.22a) of bottom-up (1.20b, 1.21b, 1.22b) worden geregistreerd. Voor elke eenheid wordt alleen het eerste, directe of indirecte, hiërarchische niveau geregistreerd (de hele zeggenschapsketen wordt verkregen door deze gegevens te combineren).

1.20 a

 

Identificatienummer(s) van de ingezeten juridische eenheid/eenheden waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft.

1.20b

 

Identificatienummer van de ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid

1.21 a

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Land(en) van registratie, identificatienummer(s), naam/namen en adres(sen) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft. Voorwaardelijk voor EGR-identiteitsnummer(s).

1.21b

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Land van registratie en identificatienummer of naam en adres van de niet-ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid. Voorwaardelijk voor EGR-identiteitsnummer.

1.22 a

Voorwaardelijk

Btw-nummer(s) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft

1.22b

Voorwaardelijk

Btw-nummer van de niet-ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid

EIGENDOM VAN EENHEDEN

 

 

De eigendom van de ingezeten eenheden kan top-down (1.24 a) of bottom-up (1.24b) worden geregistreerd. De drempel is ten minste 10 % van de aandelen in rechtstreeks bezit

1.23 a

Voorwaardelijk

a)

Identificatienummer(s), en

b)

aandelen (%) van de ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigendom is/zijn van de juridische eenheid

1.23b

Voorwaardelijk

a)

Identificatienummer(s), en

b)

aandelen (%) van de ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigenaar is/zijn van de juridische eenheid

1.24 a

Voorwaardelijk

a)

Land(en) van registratie, en

b)

EGR-identiteitsnummer(s), en

c)

naam/namen, adres(sen) en btw-nummer(s), en

d)

aandelen (%) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigendom is/zijn van de juridische eenheid, en

e)

begin- en einddatum van de aandelen.

1.24b

Voorwaardelijk

a)

Land(en) van registratie, en

b)

EGR-identiteitsnummer, en

c)

naam/namen, adres(sen) en btw-nummer(s), en

d)

aandelen (%) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigenaar is/zijn van de juridische eenheid, en

e)

begin- en einddatum van de aandelen.

2.

ONDERNEMINGENGROEP

IDENTIFICATIE

2.1

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Identificatienummer(s)

Afhankelijk van het EGR-identiteitsnummer als de ondernemingengroep multinationaal is.

2.2

Facultatief

Identificatienummer(s) van de juridische eenheid/eenheden die gegevens kan/kunnen rapporteren over de ondernemingengroep

2.3

 

Naam van de ondernemingengroep, voor multinationale groepen de EGR-naam

2.4

Facultatief

Korte beschrijving van de ondernemingengroep

2.5

Facultatief

Internetadres van de ondernemingengroep

2.6

 

Identificatienummer van de juridische eenheid die het beslissingscentrum is. Indien het beslissingscentrum van de internationale groep niet-ingezeten is, het EGR-identiteitsnummer. Voor natuurlijke personen die geen marktdeelnemers zijn, moet het land van vestiging worden geregistreerd onder 2.10a.

2.7

 

Land van registratie van het beslissingscentrum van de internationale groep, indien niet-ingezeten het land van registratie in het EGR

2.8

Facultatief

Post- en e-mailadres van het beslissingscentrum

2.9

 

Identificatienummer van de juridische eenheid die het hoofd van de mondiale groep vormt. Indien het hoofd van de internationale groep niet ingezeten is, het EGR-identiteitsnummer. Voor natuurlijke personen die geen marktdeelnemers zijn, moet het land van vestiging worden geregistreerd onder 2.10a.

2.10

Facultatief

Land van registratie, post- en e-mailadres van het hoofd van de internationale groep, indien niet-ingezeten het land van registratie in het EGR

2.10 a

Voorwaardelijk

Land van vestiging van de eenheid die de uiteindelijke zeggenschap heeft (UCI), indien de controlerende eenheid een natuurlijke persoon is die geen ondernemer is

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

2.12

 

Datum van aanvang van de ondernemingengroep

2.13

 

Datum van stopzetting van de ondernemingengroep

STRATIFICATIEPARAMETERS EN ECONOMISCHE VARIABELEN

2.14

 

Code van de hoofdactiviteit van de ondernemingsgroep, op het niveau van de tweecijfercode van de NACE, indien multinationale groep de EGR-code van de hoofdactiviteit.

2.15

Facultatief

Secundaire activiteiten van de ondernemingsgroep op het niveau van de tweecijfercode van de NACE, indien multinationale groep de EGR-code van de secundaire activiteit

2.16

Voorwaardelijk

Aantal werknemers en zelfstandigen in de ondernemingsgroep, indien multinationale groep het aantal werknemers en zelfstandigen in het EGR

2.17

Voorwaardelijk

Netto-omzet (en valuta) van de ondernemingsgroep, indien multinationale groep de netto-omzet en (de valuta) in het EGR

2.18

Voorwaardelijk

Totale activa (en valuta) van de ondernemingengroep, indien multinationale groep de totale activa in het EGR (en de valuta)

2.19

Facultatief

Landen waar niet-ingezeten ondernemingen of lokale eenheden zijn gevestigd, voor multinationale groep de landen van registratie in het EGR

3.

ONDERNEMING

IDENTIFICATIE

3.1

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Identificatienummer

Afhankelijk van het EGR-identificatienummer wanneer het in het EGR wordt geregistreerd.

3.2

Facultatief

Identificatienummer van de juridische eenheid/eenheden die gegevens over de onderneming kan/kunnen rapporteren

3.3

 

Naam

3.4

Facultatief

Postadres, e-mailadres en webadres

BAND MET ANDERE EENHEDEN

3.5

 

Identificatienummer(s) van de juridische eenheid/eenheden waaruit de onderneming bestaat

3.6

 

Identificatienummer van de ondernemingengroep waartoe de onderneming behoort.

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

3.7

 

Datum van aanvang van de activiteiten

3.8

 

Datum van definitieve stopzetting van de activiteiten

STRATIFICATIEPARAMETERS EN ECONOMISCHE VARIABELEN

3.9

 

Hoofdactiviteit volgens de viercijfercode van de NACE

3.10

Voorwaardelijk

Eventuele nevenactiviteiten volgens de viercijfercode van de NACE

3.11

 

Aantal werknemers en zelfstandigen

3.12

 

Aantal werknemers

3.13

Facultatief

Aantal werknemers in voltijdequivalenten

3.14

 

Netto-omzet, behalve die van 3.15

3.15

Facultatief

Netto-omzet voor landbouw, jacht en bosbouw, visserij, openbaar bestuur en defensie, verplichte sociale zekerheid, privéhuishoudens met personeel en extra-territoriale organisaties

3.16

 

Institutionele sector en subsector in de zin van Verordening (EU) nr. 549/2013

DEEL D

Gegevensreeksen van variabelen die zijn opgesomd in punt 2 van bijlage IV bij Verordening (EU) 2019/2152, die de Commissie (Eurostat) moet toezenden aan de nationale statistische autoriteiten met het oog op de productie van het EuroGroups-register

Om efficiëntie en een hoge kwaliteit van de productie van het EuroGroups-register te waarborgen, verstrekt de Commissie (Eurostat) het bevoegde personeel dat bijdraagt aan de productie van het EuroGroups-register in de nationale statistische autoriteiten, de volgende variabelen, met inbegrip van vertrouwelijkheidsmarkeringen, met betrekking tot multinationale ondernemingsgroepen, met inbegrip van haar samenstellende eenheden.

1.

JURIDISCHE EENHEDEN

IDENTIFICATIE

1.1

 

Identificatienummer(s)

(met inbegrip van het EGR-identiteitsnummer indien relevant voor het EGR)

1.2

 

Naam

1.3

 

Adres (op het meest gedetailleerde niveau, inclusief postcode)

1.4

Facultatief

Telefoonnummer, e-mailadres, website en informatie waardoor gegevens elektronisch kunnen worden verzameld

1.5

 

Btw-registratienummer of, als dat niet beschikbaar is, een ander administratief identificatienummer

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

1.6

 

Datum van juridische oprichting (rechtspersonen) of van administratieve erkenning als economisch subject (natuurlijke personen)

1.7

 

Datum waarop de juridische eenheid is opgehouden te bestaan

STRATIFICATIEPARAMETERS

1.8

 

Rechtsvorm

1.9

 

Juridische status van de activiteit

1.10

Voorwaardelijk

Markeringsteken voor bijkantoren in de zin van punt 18.12 van hoofdstuk 18 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013

1.11

Facultatief

Markeringsteken voor entiteiten voor specifieke doeleinden als bedoeld in de punten 2.17 tot en met 2.20 van hoofdstuk 2 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013

BANDEN MET ONDERNEMING

1.12

Voorwaardelijk

Identificatienummer(s) van de onderneming(en) (3.1) waartoe de eenheid behoort

1.13

Voorwaardelijk

Datum van de associatie met de onderneming(en)

1.14

Voorwaardelijk

Datum van afscheiding van de onderneming(en)

VERBINDINGEN MET ANDERE REGISTERS

 

 

Verwijzing naar verwante registers met voor statistische doeleinden bruikbare informatie, waarin de juridische eenheid is opgenomen:

1.15

Voorwaardelijk

Verwijzing naar het register van marktdeelnemers binnen de EU en verwijzing naar de douaneregisters of naar het register van extra EU-marktdeelnemers

1.16

Voorwaardelijk

Verwijzing naar mondiale identificatiecode, Verwijzing naar balansgegevens (voor eenheden die jaarrekeningen moeten bekendmaken), Verwijzing naar het register van betalingsbalansen of het register van directe buitenlandse investeringen, en Verwijzing naar het bedrijfsregister

BAND MET ONDERNEMINGENGROEP

1.17

 

Identificatienummer van de partiële ondernemingengroep (2.1) waarvan de eenheid deel uitmaakt

1.18

 

Datum van de associatie met de ondernemingengroep

1.19

 

Datum van afscheiding van de ondernemingengroep

ZEGGENSCHAP OVER EENHEDEN

 

 

De zeggenschapsrelaties kunnen top-down (1.20a, 1.21a, 1.22a) of bottom-up (1.20b, 1.21b, 1.22b) worden geregistreerd. Voor elke eenheid wordt alleen het eerste, directe of indirecte, hiërarchische niveau geregistreerd (de hele zeggenschapsketen wordt verkregen door deze gegevens te combineren).

1.20 a

 

Identificatienummer(s) van de ingezeten juridische eenheid/eenheden waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft.

1.20b

 

Identificatienummer van de ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid

1.21 a

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Land(en) van registratie, identificatienummer(s), naam/namen en adres(sen) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft. Voorwaardelijk voor EGR-identiteitsnummer(s).

1.21b

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Land van registratie en identificatienummer of naam en adres van de niet-ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid. Voorwaardelijk voor EGR-identiteitsnummer

1.22 a

Voorwaardelijk

Btw-nummer(s) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft

1.22b

Voorwaardelijk

Btw-nummer van de niet-ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid

EIGENDOM VAN EENHEDEN

 

 

De eigendom van de ingezeten eenheden kan top-down (1.24 a) of bottom-up (1.24b) worden geregistreerd. De drempel is ten minste 10 % van de aandelen in rechtstreeks bezit

1.23 a

Voorwaardelijk

a)

Identificatienummer(s), en

b)

aandelen (%) van de ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigendom is/zijn van de juridische eenheid

1.23b

Voorwaardelijk

a)

Identificatienummer(s), en

b)

aandelen (%) van de ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigenaar is/zijn van de juridische eenheid

1.24 a

Voorwaardelijk

a)

Land(en) van registratie, en

b)

EGR-identiteitsnummer(s), en

c)

naam/namen, adres(sen) en btw-nummer(s), en

d)

aandelen (%) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigendom is/zijn van de juridische eenheid, en

e)

begin- en einddatum van de aandelen.

1.24b

Voorwaardelijk

a)

Land(en) van registratie, en

b)

EGR-identiteitsnummer, en

c)

naam/namen, adres(sen) en btw-nummer(s), en

d)

aandelen (%) van de niet-ingezeten juridische eenheid/eenheden die eigenaar is/zijn van de juridische eenheid, en

e)

begin- en einddatum van de aandelen.

2.

ONDERNEMINGENGROEP

IDENTIFICATIE

2.1

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Identificatienummer(s)

Afhankelijk van het EGR-identiteitsnummer als de ondernemingengroep multinationaal is.

2.2

Facultatief

Identificatienummer van de juridische eenheid/eenheden die gegevens over de ondernemingengroep kan/kunnen rapporteren

2.3

 

Naam van de ondernemingengroep, voor multinationale groepen de EGR-naam

2.4

Facultatief

Korte beschrijving van de ondernemingengroep

2.5

Facultatief

Internetadres van de ondernemingengroep

2.6

 

Identificatienummer van de juridische eenheid die het beslissingscentrum is. Indien het beslissingscentrum van de internationale groep niet-ingezeten is, het EGR-identiteitsnummer. Voor natuurlijke personen die geen marktdeelnemers zijn, moet het land van vestiging worden geregistreerd onder 2.10a.

2.7

 

Land van registratie van het beslissingscentrum van de internationale groep, indien niet-ingezeten het land van registratie in het EGR

2.8

Facultatief

Post-, e-mail- en websiteadressen van het beslissingscentrum van de internationale groep

2.9

 

Identificatienummer van de juridische eenheid die het hoofd van de mondiale groep vormt. Indien het hoofd van de internationale groep niet ingezeten is, het EGR-identiteitsnummer. Voor natuurlijke personen die geen marktdeelnemers zijn, moet het land van vestiging worden geregistreerd onder 2.10a.

2.10

Facultatief

Land van registratie, post- en e-mailadres van het hoofd van de internationale groep, indien niet-ingezeten het land van registratie in het EGR

2.10 a

Voorwaardelijk

Land van vestiging van de eenheid die de uiteindelijke zeggenschap heeft (UCI), indien de controlerende eenheid een natuurlijke persoon is die geen ondernemer is

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

2.12

 

Datum van aanvang van de ondernemingengroep

2.13

 

Datum van stopzetting van de ondernemingengroep

STRATIFICATIEPARAMETERS EN ECONOMISCHE VARIABELEN

2.14

 

Code van de hoofdactiviteit van de ondernemingsgroep, op het niveau van de tweecijfercode van de NACE, indien multinationale groep de EGR-code van de hoofdactiviteit.

2.15

Facultatief

Secundaire activiteiten van de ondernemingsgroep op het niveau van de tweecijfercode van de NACE, indien multinationale groep de EGR-code van de secundaire activiteit

2.16

Voorwaardelijk

Aantal werknemers en zelfstandigen in de ondernemingsgroep, indien multinationale groep het aantal werknemers en zelfstandigen in het EGR

2.17

Voorwaardelijk

Netto-omzet (en valuta) van de ondernemingsgroep, indien multinationale groep de netto-omzet en (de valuta) in het EGR

2.18

Voorwaardelijk

Totale activa (en valuta) van de ondernemingengroep, indien multinationale groep de totale activa in het EGR (en de valuta)

2.19

Facultatief

Landen waar niet-ingezeten ondernemingen of lokale eenheden zijn gevestigd, voor multinationale groep de landen van registratie in het EGR

3.

ONDERNEMING

IDENTIFICATIE

3.1

Gedeeltelijk voorwaardelijk

Identificatienummer(s)

Afhankelijk van het EGR-identificatienummer wanneer het in het EGR wordt geregistreerd.

3.2

Facultatief

Identificatienummer van de juridische eenheid/eenheden die gegevens over de onderneming kan/kunnen rapporteren

3.3

 

Naam

3.4

Facultatief

Postadres, e-mailadres en webadres

BAND MET ANDERE EENHEDEN

3.5

 

Identificatienummer(s) van de juridische eenheid/eenheden waaruit de onderneming bestaat

3.6

 

Identificatienummer van de ondernemingengroep waartoe de onderneming behoort

DEMOGRAFISCHE GEBEURTENISSEN

3.7

 

Datum van aanvang van de activiteiten

3.8

 

Datum van definitieve stopzetting van de activiteiten

STRATIFICATIEPARAMETERS EN ECONOMISCHE VARIABELEN

3.9

 

Hoofdactiviteit volgens de viercijfercode van de NACE

3.10

Voorwaardelijk

Eventuele nevenactiviteiten volgens de viercijfercode van de NACE

3.11

 

Aantal werknemers en zelfstandigen

3.12

 

Aantal werknemers

3.13

Facultatief

Aantal werknemers in voltijdequivalenten

3.14

 

Netto-omzet, behalve die van 3.15

3.15

Facultatief

Netto-omzet voor landbouw, jacht en bosbouw, visserij, openbaar bestuur en defensie, verplichte sociale zekerheid, privéhuishoudens met personeel en extra-territoriale organisaties

3.16

 

Institutionele sector en subsector in de zin van Verordening (EU) nr. 549/2013


(1)  Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8).