4.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 252/24 |
VERORDENING (EU) 2020/1149 VAN DE COMMISSIE
van 3 augustus 2020
tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) wat betreft diisocyanaten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Diisocyanaten zijn volgens de geharmoniseerde indeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) ingedeeld als inhalatieallergeen van categorie 1 en als huidallergeen van categorie 1. Diisocyanaten worden in de hele EU gebruikt als chemische bouwstenen in velerlei sectoren en toepassingen, met name in schuim, afdichtingsmiddelen, coatings en dergelijke. |
(2) |
Op 6 oktober 2016 heeft Duitsland overeenkomstig artikel 69, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het Agentschap”) een dossier (3) (“het bijlage XV-dossier”) ingediend teneinde de procedure voor beperkingen van de artikelen 69 tot en met 73 van die verordening in gang te zetten. In het bijlage XV-dossier wordt aangegeven dat sensibilisatie van de luchtwegen, als gevolg van blootstelling via de huid aan diisocyanaten en door inademing van die stof, beroepsastma bij werknemers veroorzaakt, wat als een substantieel werkgerelateerd gezondheidsprobleem in de Unie is aangemerkt. Het jaarlijkse aantal nieuwe beroepsziekten ten gevolge van diisocyanaten (geschat op meer dan 5 000 gevallen) wordt als onaanvaardbaar hoog beschouwd. In het bijlage XV-dossier wordt aangetoond dat op het niveau van de Unie actie moet worden ondernomen en wordt voorgesteld het industrieel en beroepsmatig gebruik alsmede het in de handel brengen van diisocyanaten als zodanig en als bestanddeel van andere stoffen en van mengsels te beperken. |
(3) |
De in het bijlage XV-dossier voorgestelde beperking is erop gericht het gebruik van diisocyanaten voor industriële en beroepsmatige toepassingen te beperken tot die gevallen waarin een combinatie van technische en organisatorische maatregelen wordt genomen en een gestandaardiseerde minimumopleiding is gevolgd. Informatie over de toegangsmogelijkheden tot deze opleiding moet in de hele toeleveringsketen worden gedeeld en de marktdeelnemers die deze stoffen en mengsels in de handel brengen, zouden ervoor moeten zorgen dat de ontvangers van deze stoffen of mengsels die opleiding kunnen volgen. |
(4) |
Op 5 december 2017 heeft het Comité risicobeoordeling (“RAC”) van het Agentschap zijn advies vastgesteld (4), waarin het concludeerde dat de voorgestelde beperking, zoals gewijzigd door het RAC, wat betreft de doeltreffendheid ervan bij het beperken van de vastgestelde risico’s die aan deze stoffen zijn verbonden, ten aanzien van die risico’s de meest geschikte maatregel op het niveau van de Unie is. Het RAC was verder van mening dat uitvoering van de gewijzigde voorgestelde beperking het aantal diisocyanaatgerelateerde gevallen van dermatitis eveneens terug zou dringen. |
(5) |
Het RAC concludeerde dat een passende opleiding van cruciaal belang is en dat elke werknemer die met diisocyanaten werkt, voldoende kennis van de gevaren van deze stoffen moet hebben, zich bewust moet zijn van de risico’s van de verschillende toepassingen en daarnaast voldoende op de hoogte moet zijn van goede werkmethoden en passende risicobeheersmaatregelen, waaronder het correcte gebruik van passende persoonlijke beschermingsmiddelen. Het RAC merkte daarbij op dat specifieke opleidingsmaatregelen nodig zijn om het belang van de bescherming van de gezondheid door middel van passende risicobeheersmaatregelen en van veilige hanteringspraktijken onder de aandacht te brengen. |
(6) |
Het RAC was van oordeel dat de grenswaarde van 0,1 gewichtsprocent aan diisocyanaten in een stof of mengsel overeenkomt met de laagste concentratiegrenswaarde voor specifieke als inhalatieallergeen van categorie 1 ingedeelde diisocyanaten. Het RAC was daarnaast met de indiener van het dossier eens dat de invoering van een indicatieve of bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling niet zou volstaan om het aantal gevallen van beroepsastma zo ver mogelijk terug te dringen, aangezien op dit moment geen drempelwaarde bekend is voor het sensibiliserende effect van diisocyanaten. |
(7) |
Op 15 maart 2018 bracht het Comité sociaaleconomische analyse (“SEAC”) van het Agentschap zijn advies uit (5), waarin het de conclusie van het RAC, dat de voorgestelde beperking gezien de sociaaleconomische kosten en baten ervan de meest geschikte maatregel op het niveau van de Unie is om de vastgestelde risico’s aan te pakken, bevestigde. Bovendien concludeerde het SEAC dat de voorgestelde beperking voor de betrokken toeleveringsketens betaalbaar is. |
(8) |
Het SEAC raadde aan de toepassing van de beperking met 48 maanden uit te stellen om alle actoren voldoende tijd te geven voor de volledige uitvoering van de vereisten van de beperking. |
(9) |
Het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie van het Agentschap, als bedoeld in artikel 76, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, is over de adviezen van het RAC en het SEAC inzake de voorgestelde beperking geraadpleegd en met de aanbevelingen ervan is rekening gehouden. |
(10) |
Op 9 mei 2018 heeft het ECHA de adviezen van het RAC en het SEAC aan de Commissie voorgelegd. Op basis van deze adviezen concludeert de Commissie dat het gebruik of het in de handel brengen van diisocyanaten als zodanig en als bestanddeel van andere stoffen en mengsels een onaanvaardbaar risico voor de menselijke gezondheid oplevert. De Commissie is van oordeel dat dit soort risico’s op het niveau van de Unie moeten worden aangepakt. |
(11) |
Rekening houdend met het bijlage XV-dossier en de adviezen van het RAC en het SEAC, is de Commissie van oordeel dat voor industriële en beroepsmatige gebruikers een minimale opleidingseis moet worden vastgesteld, onverminderd strengere nationale verplichtingen in de lidstaten. De Commissie is daarnaast van oordeel dat informatie betreffende deze eis in de verpakking moet worden verwerkt. |
(12) |
Met het oog op mogelijke toekomstige herziening van de huidige beperking zouden de lidstaten de Commissie overeenkomstig artikel 117, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 in kennis moeten stellen van alle eventueel door hen gestelde opleidingseisen, het aantal gemelde gevallen van beroepsastma en van beroepsaandoeningen van de luchtwegen en de huid, de nationale beroepsmatige blootstellingsniveaus, voor zover vastgesteld, en informatie over handhavingsactiviteiten. |
(13) |
Onverminderd de wetgeving van de Unie inzake veiligheid en gezondheid op het werk, en met name Richtlijn 98/24/EG van de Raad (6) betreffende chemische agentia, heeft deze beperking tot doel de werkgevers beter in staat te stellen een grotere mate van risicobeheersing te bereiken. Kleine en middelgrote ondernemingen zullen baat hebben bij deze maatregel, die de uitvoering van de huidige voorschriften met betrekking tot gezondheid en veiligheid op het werk verder zal verbeteren door te zorgen voor opleidingsprogramma’s over diisocyanaten in de hele toeleveringsketen. |
(14) |
De marktdeelnemers moeten voldoende tijd krijgen om zich aan de nieuwe voorschriften aan te passen. Om de betrokken werknemers in staat te stellen de vereiste opleiding te volgen, is het passend een overgangsperiode van drie jaar vast te stellen. |
(15) |
Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(16) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 augustus 2020.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(3) https://echa.europa.eu/documents/10162/63c411e5-cf0f-dc5e-ff83-1e8de7e4e282
(4) https://echa.europa.eu/documents/10162/737bceac-35c3-77fb-ba7a-0e417a81aa4a
(5) https://echa.europa.eu/documents/10162/d6794aa4-8e3a-6780-d079-77237244f5f9
(6) Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico’s van chemische agentia op het werk (PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11).
BIJLAGE
In bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt de volgende vermelding toegevoegd:
“74. Diisocyanaten, O=C=N-R-N=C=O, waarbij R een alifatische of aromatische koolwaterstofeenheid van onbepaalde lengte is |
|