29.6.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 205/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/884 VAN DE COMMISSIE

van 4 mei 2020

tot afwijking, wat het jaar 2020 betreft, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 wat de sector groenten en fruit betreft, en van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/449 wat de wijnsector betreft, in verband met de COVID-19-pandemie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 62, lid 1, en artikel 64, lid 6,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (2), en met name de artikelen 37, 53 en 173, in samenhang met artikel 227,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Door de COVID-19-pandemie en de uitgebreide verplaatsingsbeperkingen hebben alle lidstaten en de landbouwers in de Unie te kampen met uitzonderlijke moeilijkheden bij de planning en uitvoering van de steunregelingen die in de artikelen 32 tot en met 36 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn vastgelegd voor de sector groenten en fruit en in de artikelen 39 tot en met 52 van die verordening zijn vastgelegd voor de wijnsector. Door logistieke problemen en het tekort aan arbeidskrachten zijn deze landbouwers kwetsbaar voor de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte economische ontwrichting. Zij ondervinden met name financiële problemen en liquiditeitsproblemen. De situatie heeft de werking van de toeleveringsketen in deze sectoren ontwricht en verstoord.

(2)

Door deze ongekende samenloop van omstandigheden moeten deze moeilijkheden worden verlicht door af te wijken van een aantal bepalingen van de gedelegeerde verordeningen die in de sector groenten en fruit en in de wijnsector van toepassing zijn.

(3)

In alle lidstaten zijn er grote problemen met de planning, het beheer en de uitvoering van de operationele programma’s van erkende producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties in de sector groenten en fruit. Mogelijk loopt de tenuitvoerlegging van deze operationele programma’s dus vertraging op, waardoor de producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties niet voldoen aan de wettelijke vereisten van de Unie die voor deze operationele programma’s met name in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 van de Commissie (3) zijn vastgesteld. Producentenorganisaties zijn ook kwetsbaar voor ontwrichtingen en verstoringen van de markt als gevolg van de COVID-19-pandemie en ondervinden financiële problemen en liquiditeitsproblemen die het gevolg zijn van de ontwrichting van de toeleveringsketens, de sluiting van bepaalde verkooppunten, met name op het niveau van de groothandel en in de horecasector. Zij hebben ook te kampen met logistieke problemen en moeilijkheden bij het oogsten van hun productie als gevolg van een tekort aan arbeidskrachten en moeilijkheden bij het bereiken van de consumenten als gevolg van de ontwrichting van de toeleveringsketen. Dit heeft niet alleen in het jaar 2020 maar ook de volgende jaren rechtstreekse gevolgen voor de financiële draagkracht van de producentenorganisaties en hun vermogen om operationele programma’s uit te voeren, aangezien de waarde van de af te zetten productie voor het jaar 2020 ook invloed heeft op de berekening van de financiële bijstand van de Unie de volgende jaren. Dit is eveneens van invloed op het vermogen van producentenorganisaties om nieuwe maatregelen en acties in te voeren om de gevolgen van deze crisis voor de markt aan te pakken. Bovendien hindert de waardevermindering van de afgezette productie als gevolg van de COVID-19-pandemie de toekomstige continuïteit en levensvatbaarheid van de operationele programma’s van de producentenorganisaties in de sector groenten en fruit, aangezien de waarde van de af te zetten productie voor het jaar 2020 ook invloed heeft op de berekening van de financiële bijstand van de Unie voor de volgende jaren.

(4)

Erkende producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties moeten voldoen aan het erkenningscriterium van democratische verantwoordingsplicht, als bepaald in artikel 17 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891. In de eerste alinea van artikel 17, lid 2, wordt bepaald dat het maximumpercentage stemrechten en aandelen of kapitaal van een rechtspersoon of natuurlijke persoon minder dan 50 % van de totale stemrechten en minder dan 50 % van de aandelen of het kapitaal moet bedragen. Mogelijk zetten sommige aangesloten producenten hun activiteiten stop ten gevolge van de COVID-19-pandemie, en voldoen bepaalde producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties in het jaar 2020 daardoor niet langer aan dit criterium. Die onregelmatigheid zou kunnen leiden tot schorsing of schrapping van hun erkenning, schorsing van betalingen van steun, financiële sancties en terugvordering van financiële steun van de Unie. In deze context moet worden bepaald dat in het jaar 2020 het maximumpercentage stemrechten en aandelen of kapitaal waarover elke natuurlijke persoon of rechtspersoon mag beschikken in een producentenorganisatie, meer dan 50 % van de totale stemrechten en meer dan 50 % van de aandelen of het kapitaal mag bedragen. Machtsmisbruik door rechtspersonen of natuurlijke personen die deze maximumpercentages stemrechten en aandelen of kapitaal tijdelijk overschrijden, moet echter worden voorkomen, en lidstaten moeten dan ook maatregelen treffen om producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties te beschermen tegen machtsmisbruik. Die maatregelen kunnen onder meer bestaan in besluiten over het gebruik van financiële steun van de Unie en wijzigingen aan de operationele programma’s die bepaalde natuurlijke personen of rechtspersonen buitenproportioneel voordeel zouden opleveren.

(5)

Verliezen in de waarde van de afgezette productie in de sector groenten en fruit ten gevolge van de COVID-19-pandemie zullen aanzienlijke effecten hebben op het bedrag van de Uniesteun dat producentenorganisaties in het daaropvolgende jaar ontvangen, aangezien dat bedrag wordt berekend als een percentage van de waarde van de afgezette productie van elke producentenorganisatie. Als in 2020 de waarde van de afgezette productie aanzienlijk zou dalen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, zouden producentenorganisaties hun erkenning kunnen verliezen, aangezien een van de criteria voor die erkenning is dat een bepaalde, op nationaal niveau vastgestelde, minimumwaarde van de afgezette productie wordt bereikt. De stabiliteit op lange termijn van de producentenorganisaties komt dan in gevaar. Indien de waarde van een product in het jaar 2020 met ten minste 35 % zou dalen ten gevolge van de COVID-19-pandemie en de producentenorganisatie niet verantwoordelijk is voor de omstandigheden en er evenmin vat op heeft, moet ervan worden uitgegaan dat de waarde van de afgezette productie van dat product 100 % van de waarde van het betrokken product in de voorgaande referentieperiode bedraagt. De in artikel 23, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 van de Commissie bepaalde drempel van 65 % volstaat immers niet om de economische en financiële stabiliteit van de door dat waardeverlies getroffen producentenorganisaties te waarborgen in het licht van de COVID-19-pandemie. Gezien de enorme impact van de COVID-19-pandemie op de sector groenten en fruit moet de drempel voor het jaar 2020 dan ook worden opgetrokken tot 100 % van de waarde van de afgezette productie in de voorgaande referentieperiode.

(6)

Om de strategie, de planning, het beheer en de tenuitvoerlegging van de goedgekeurde operationele programma’s te verbeteren en de gevolgen van de COVID-10-pandemie voor de sector groenten en fruit aan te pakken, moeten de lidstaten in 2020 hun nationale strategie als bedoeld in artikel 27 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 kunnen wijzigen, zelfs nadat de operationele programma’s ter goedkeuring werden ingediend. De lidstaten moeten zorgen dat de continuïteit en de uitvoering van de meerjarige en lopende concrete acties die deel uitmaken van goedgekeurde operationele programma’s, niet worden verstoord.

(7)

De lidstaten moeten voor het jaar 2020 ook worden vrijgesteld van de in artikel 27, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 bepaalde verplichting om in de nationale strategie per maatregel of soort actie de maximumpercentages voor financiering uit het actiefonds te vermelden. Zo zouden de producentenorganisaties makkelijker maatregelen moeten kunnen nemen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de sector groenten en fruit aan te pakken.

(8)

Die gevolgen zijn ernstig en langdurig, en dus zouden de producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties, mits goedkeuring van de lidstaten, hun operationele programma’s voor de volgende jaren of zelfs in de loop van het jaar van uitvoering van een operationeel programma moeten kunnen wijzigen, zoals is bepaald in artikel 34 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891. Om de gevolgen van de COVID-19-pandemie aan te pakken, moeten zij in het jaar 2020 ook hun operationele programma’s tijdelijk geheel of gedeeltelijk kunnen opschorten.

(9)

In artikel 36, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 wordt bepaald dat, indien een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties de uitvoering van haar operationele programma vóór het einde van de geplande looptijd ervan stopzet, geen verdere betalingen aan die organisatie of unie worden gedaan voor acties die na de datum van stopzetting worden uitgevoerd. Ten behoeve van de stabiliteit van de producentenorganisaties wordt de steun die vóór de stopzetting van het operationele programma is ontvangen voor subsidiabele acties, niet teruggevorderd als de producentenorganisatie of unies van producentenorganisaties aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat aantoont dat de stopzetting van het operationele programma in het jaar 2020 een gevolg was van de COVID-19-pandemie en buiten de controle of verantwoordelijkheid van de producentenorganisatie viel.

(10)

Ten behoeve van de financiële stabiliteit van de producentenorganisaties dient de financiële steun van de Unie voor meerjarige verbintenissen in de sector groenten en fruit, bijvoorbeeld milieu-acties, niet te worden teruggestort aan het Europees Landbouwgarantiefonds als de langetermijndoelstellingen niet konden worden gehaald doordat er in het jaar 2020 een onderbreking was ten gevolge van de COVID-19-pandemie.

(11)

Gezien de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte ontwrichting en verstoring, met name het gebrek aan arbeidskrachten voor de oogst en ontwrichting van de logistiek in het jaar 2020, en gezien de beperkte houdbaarheid van producten in de sector groenten en fruit, zouden producentenorganisaties flexibeler moeten kunnen omgaan met de tenuitvoerlegging van het niet oogsten als bedoeld in artikel 48, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891. In het jaar 2020 zou het daarom mogelijk moeten zijn om acties voor niet oogsten te ondernemen als de commerciële productie van het betreffende areaal tijdens de normale productiecyclus is weggenomen of zelfs als voor hetzelfde areaal eerder al een maatregel voor groen oogsten is genomen.

(12)

Volgens de artikelen 54, onder b), en 58, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891, zijn de monitoring en evaluatie van de operationele programma’s en stelsels in de sector groenten en fruit voor het beoordelen van hun doeltreffendheid door zowel producentenorganisaties als de lidstaten, onderworpen aan een evaluatie die ten laatste op 15 november 2020 bij de Commissie moet worden verstrekt. Aangezien de werking van de overheidsdiensten in de lidstaten is verstoord om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie, dient de termijn voor de indiening van het in artikel 58 van deze verordening bedoelde verslag over de evaluatie-exercitie voor 2020 te worden verlengd tot en met 30 juni 2021.

(13)

De ontwrichting in de sector groenten en fruit ten gevolge van de COVID-19-pandemie beïnvloedt het vermogen van producentenorganisaties om voor het jaar 2020 corrigerende maatregelen in de zin van artikel 59, lid 1 en lid 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 te nemen binnen de vastgestelde termijn van ten hoogste vier maanden. In het jaar 2020 zouden de lidstaten deze termijnen dus moeten kunnen verlengen tot meer dan vier maanden.

(14)

Volgens artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 moet een producentenorganisatie voortdurend een door de lidstaten bepaald minimumaantal leden tellen om haar erkenning te behouden. In artikel 59, lid 2, van deze gedelegeerde verordening wordt bepaald dat, als een producentenorganisatie niet voldoet aan deze vereiste, de lidstaat de erkenning van die organisatie moet opschorten, de steunbetalingen moet inhouden en het jaarlijkse steunbedrag moet verlagen met 2 % voor elke kalendermaand of gedeelte daarvan waarin de erkenning is opgeschort. In het licht van de ontwrichting door de COVID-19-pandemie dienen de lidstaten de steunbetalingen aan producentenorganisaties die niet voldoen aan het minimumaantal leden in het jaar 2020 in de sector groenten en fruit, niet op te schorten.

(15)

Lidstaten moeten de termijn voor de in artikel 59, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 bedoelde corrigerende maatregelen kunnen verlengen met meer dan twaalf maanden vanaf de datum van ontvangst van de aanmaningsbrief door de producentenorganisatie, als die producentenorganisatie ten gevolge van de COVID-19-pandemie niet de nodige corrigerende maatregelen kon treffen. Deze termijn mag tot uiterlijk 31 december 2020 worden verlengd, zodat de producentenorganisaties over voldoende tijd beschikken om corrigerende maatregelen te treffen.

(16)

Gezien de ontwrichting als gevolg van de COVID-19-pandemie in de sector groenten en fruit dienen de lidstaten de in artikel 59, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 vastgestelde verlaging met 2 % van het jaarlijkse steunbedrag per kalendermaand of deel daarvan niet toe te passen, indien een producentenorganisatie met schorsing van de erkenning in het jaar 2020 geen corrigerende maatregelen zou kunnen nemen om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie. Om dezelfde reden dienen lidstaten de in artikel 59, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 vastgestelde verlaging met 1 % van het jaarlijkse steunbedrag per kalendermaand of deel daarvan niet toe te passen.

(17)

Overeenkomstig artikel 59, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 trekken de lidstaten de erkenning in indien een producentenorganisatie uiterlijk op 15 oktober van het tweede jaar na het jaar waarin deze criteria niet zijn nageleefd, niet heeft bewezen dat het minimumvolume of de minimumwaarde van de afgezette productie is nageleefd. Wegens de gevolgen van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte ontwrichting in de sector groenten en fruit voor de waarde en het volume van de afgezette productie van producentenorganisaties, dient het jaar 2020 niet in aanmerking te worden genomen om te kunnen vaststellen of de minimumwaarde of het minimumvolume van de afgezette productie overeenkomstig artikel 59, lid 6, van die verordening in acht is genomen.

(18)

Producentenorganisaties die operationele programma’s uitvoeren die in het jaar 2020 aflopen, kunnen niet aan de in artikel 33, lid 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde voorwaarden voldoen om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie. In deze omstandigheden dient de in artikel 61, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 bedoelde verlaging van het totale steunbedrag in 2020 niet te worden toegepast op de desbetreffende operationele programma’s in de sector groenten en fruit.

(19)

In wijnproducerende lidstaten hebben zich uitzonderlijke moeilijkheden voorgedaan bij de planning, het beheer en de uitvoering van concrete acties in het kader van steunprogramma’s in de wijnsector. Dit kan tot gevolg hebben dat de uitvoering van deze acties vertraging oploopt en deze acties derhalve niet kunnen voldoen aan de wettelijke voorschriften van de Unie die met name in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149 van de Commissie (4) zijn vastgesteld. De marktdeelnemers in de wijnsector zijn ook kwetsbaar voor de ontwrichting en verstoring die wordt veroorzaakt door de COVID-19-pandemie en ondervinden financiële moeilijkheden en liquiditeitsproblemen die het gevolg zijn van een verstoring van de toeleveringsketens, de sluiting van bepaalde verkooppunten, met name op het niveau van de detailhandel en in de cateringsector. Zij worden geconfronteerd met logistieke problemen en moeilijkheden bij het beheer van hun productie als gevolg van een tekort aan arbeidskrachten en moeilijkheden bij het bereiken van de consumenten als gevolg van de ontwrichting van de toeleveringsketen. Dit heeft een direct effect op de financiële stabiliteit van de wijnproducenten en op hun vermogen om in 2020 concrete acties in het kader van de steunprogramma’s voor wijn uit te voeren.

(20)

De maatregelen die de regeringen de voorbije maanden hebben genomen om de crisis die het gevolg is van de COVID-19-pandemie, het hoofd te bieden, en met name de sluiting van hotels, bars en restaurants, de beperking van het personen- en het goederenverkeer tot essentiële verplaatsingen en de sluiting van bepaalde EU-binnengrenzen, hebben nadelige gevolgen voor de wijnsector van de Unie en veroorzaken marktverstoringen.

(21)

Voorts komen de wijnbouwers en de hele wijnsector onder druk te staan door het tekort aan arbeidskrachten, ook een gevolg van de COVID-19-pandemie, en de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte logistieke problemen en ondervinden zij toenemende problemen voor de komende oogst: lagere prijzen, een geringere consumptie en vervoers- en afzetproblemen. Al deze factoren dragen bij tot een ernstige verstoring van de wijnmarkt.

(22)

Tegelijk verslechterde de situatie op de wijnmarkt van de Unie al in de loop van 2019 en liggen de wijnvoorraden op het hoogste peil sinds 2009. Deze ontwikkeling is voornamelijk het gevolg van de combinatie van een recordoogst in 2018 en een dalende wijnconsumptie in de Unie. Bovendien heeft het opleggen van extra invoerrechten op Europese wijnen door de Verenigde Staten van Amerika, de belangrijkste wijnexportmarkt van de Unie, gevolgen gehad voor de uitvoer van Europese wijnen. De COVID-19-pandemie brengt een nieuwe slag toe aan een kwetsbare sector die niet meer in staat is zijn producten doeltreffend af te zetten en te distribueren, hoofdzakelijk door de sluiting van de voornaamste exportmarkten en door de afzonderings- en lockdownmaatregelen, en in het bijzonder de stillegging van de horeca-activiteiten en de onmogelijkheid te leveren aan de gewone consument. Daarnaast zetten de problemen met de levering van belangrijke inputs als flessen en kurken die nodig zijn voor wijnproductie, een rem op de activiteiten van marktdeelnemers in de wijnsector doordat zij wijn die al klaar is voor de verkoop, niet in de handel kunnen brengen.

(23)

Om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie moeten dringend tijdelijke maatregelen worden genomen om de marktverstoring te compenseren. Het gaat onder meer om het tijdelijk toestaan van zowel wijzigingen aan de doelstelling van een geselecteerde actie als uitbetalingen voor acties die zijn voltooid, ook al is de algemene actie niet volledig ten uitvoer gelegd. Gedeeltelijke uitvoering van de herstructurering en omschakeling van wijngaarden, investeringen en innovatieactiviteiten zonder sancties moet eveneens worden toegestaan.

(24)

Om de marktdeelnemers te helpen reageren op de huidige uitzonderlijke omstandigheden en deze onvoorspelbare en precaire situatie aan te pakken, is het passend meer flexibiliteit toe te staan bij de uitvoering van de maatregelen uit hoofde van de artikelen 22, 26, 53, lid 1, en 54 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149.

(25)

Wat betreft steun voor groen oogsten, bepaalt artikel 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149 dat hetzelfde perceel niet gedurende twee opeenvolgende jaren groen mag worden geoogst. Gezien de onzekerheid over de duur en de ernst van de COVID-19-pandemie moet deze beperking tot en met 15 oktober 2020 tijdelijk worden opgeheven om producenten in staat te stellen hun productie beter te reguleren en zich beter in staat te stellen zich over een langere periode aan te passen aan de marktsituatie,

(26)

Artikel 26 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149 beperkt de steun voor de oprichting van onderlinge fondsen die in het kader van de steunprogramma’s in de wijnsector wordt toegekend, tot drie jaar. Rekening houdend met de huidige crisis ten gevolge van de COVID-19-pandemie, wordt het passend geacht om die driejaargrens tijdelijk op te heffen om een verantwoorde aanpak van crisissituaties verder aan te moedigen. Hierdoor wordt over een langere periode steun verleend aan producenten en krijgen zij betere mogelijkheden om hun inkomens in deze tijden van crisis te behouden.

(27)

De voorschriften voor mogelijke wijzigingen van de acties in het kader van de steunprogramma’s in de wijnsector overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn vastgesteld in artikel 53, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149. Om de begunstigden in staat te stellen adequaat en doeltreffend te reageren op de uitzonderlijke omstandigheden in verband met de COVID-19-pandemie en de productie en de afzet aan te passen, moet een verdere tijdelijke flexibiliteit van deze regels worden toegestaan. Daarom moet tijdelijk worden toegestaan dat de lidstaten van deze regels afwijken door de begunstigden toe te staan wijzigingen van de oorspronkelijk goedgekeurde actie zonder goedkeuring van de nationale autoriteiten in te dienen. Op die manier kunnen de lidstaten toestaan dat wijzigingen van acties in het kader van deze maatregelen binnen het oorspronkelijk goedgekeurde bedrag van de subsidiabele steun zonder voorafgaande goedkeuring ten uitvoer worden gelegd. Begunstigden die bepaalde acties als gevolg van de crisis niet kunnen voltooien en wijzigingen aan deze acties willen aanbrengen om verdere economische verliezen te voorkomen of de marktsituatie beter te kunnen aanpakken, zouden baat hebben bij een dergelijke afwijking. Daarnaast is het ook passend tijdelijk een wijziging van de doelstelling van de geselecteerde actie mogelijk te maken voor de maatregelen met betrekking tot de bevordering, herstructurering en omschakeling van wijngaarden, investeringen en innovatie, omdat, in tegenstelling tot andere maatregelen in het kader van de steunprogramma’s voor wijn, deze maatregelen meerdere doelstellingen kunnen hebben, bijvoorbeeld investeringen in een wijnmakerij en een wijnkelder. In dergelijke gevallen moet de begunstigde de mogelijkheid krijgen om de omvang van de doelstellingen van die actie te beperken, indien hij het doel van een actie niet volledig kan verwezenlijken. Dergelijke wijzigingen moeten echter nog steeds door de bevoegde autoriteit worden goedgekeurd.

(28)

Om te voorkomen dat begunstigden worden gestraft voor het gebruik van de verkregen flexibiliteit die wijzigingen van goedgekeurde acties zonder voorafgaande goedkeuring mogelijk maakt, omdat zij hun gehele actie niet hebben uitgevoerd zoals deze aanvankelijk door de bevoegde autoriteit was goedgekeurd, of omdat zij de oorspronkelijke doelstelling van de concrete actie hebben gewijzigd, moet ook tijdelijk worden afgeweken van artikel 54, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149, waarin is bepaald dat steun wordt betaald zodra vaststaat dat een gehele actie dan wel alle afzonderlijke handelingen die deel uitmaken van de gehele actie volledig werd(en) uitgevoerd. Dit zal ervoor zorgen dat voor de afzonderlijke handelingen steun wordt betaald, zoals bepaald in deze verordening, zolang die handelingen volledig zijn uitgevoerd.

(29)

Voor acties die worden ondersteund in het kader van de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, moet, om te voorkomen dat begunstigden worden beboet omdat zij als gevolg van de crisis hun activiteiten niet op de totale oppervlakte waarvoor steun is verleend hebben uitgevoerd, ook tijdelijk worden afgeweken van artikel 54, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149 om ervoor te zorgen dat de steun zonder sanctie wordt betaald voor het ten uitvoer gelegde deel van de actie.

(30)

Gezien de noodzaak om onmiddellijke actie te ondernemen, moet deze verordening in werking treden op de dag van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

GROENTEN EN FRUIT

Artikel 1

Tijdelijke afwijkingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891

1.   In afwijking van artikel 17, lid 2, eerste alinea, mag voor het jaar 2020 het maximumpercentage stemrechten en aandelen of kapitaal waarover elke natuurlijke persoon of rechtspersoon mag beschikken in een producentenorganisatie, meer dan 50 % van de totale stemrechten en meer dan 50 % van de aandelen of het kapitaal bedragen, om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie. De lidstaten zorgen er evenwel voor dat maatregelen worden vastgesteld om machtsmisbruik door een rechtspersoon of natuurlijke persoon die in het bezit is van meer dan meer dan 50 % van de totale stemrechten en meer dan 50 % van de aandelen of het kapitaal, uit te sluiten.

2.   In afwijking van artikel 23, lid 4, wordt ervan uitgegaan dat de waarde van de afgezette productie van een product 100 % van de waarde van het betrokken product in de voorgaande referentieperiode bedraagt indien in het jaar 2020 de waarde van dat product met ten minste 35 % is gedaald door omstandigheden die verband houden met de COVID-19-pandemie en waarvoor de producentenorganisatie niet verantwoordelijk is en waarop zij geen vat heeft. De producentenorganisatie toont aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aan dat aan deze voorwaarden is voldaan.

3.   In afwijking van artikel 27, lid 4, kunnen de lidstaten de nationale strategie voor het jaar 2020 na de jaarlijkse indiening van de ontwerpen van operationele programma’s wijzigen. De lidstaten zorgen er evenwel voor dat de continuïteit en de uitvoering van meerjarige en lopende acties die deel uitmaken van goedgekeurde operationele programma’s van producentenorganisaties, niet worden ontwricht.

4.   In afwijking van artikel 27, lid 5, geldt voor het jaar 2020 geen verplichting voor de lidstaten om in de nationale strategie per afzonderlijke maatregel of soort actie de maximumpercentages voor financiering uit het actiefonds te vermelden om een evenwicht tussen de verschillende maatregelen te waarborgen.

5.   In afwijking van artikel 34, lid 2, kunnen de lidstaten voor het jaar 2020 producentenorganisaties ook toestaan hun operationele programma’s voor het jaar 2020 geheel of gedeeltelijk op te schorten.

6.   Voor het jaar 2020 wordt de steun die is ontvangen voor subsidiabele acties die zijn uitgevoerd vóór de stopzetting van het operationele programma, niet teruggevorderd, mits is voldaan aan de voorwaarden van artikel 36, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 en de stopzetting van het operationele programma verband houdt met de COVID-19-pandemie en is gebeurd om redenen die buiten de controle en de verantwoordelijkheid van de betrokken producentenorganisatie vallen.

7.   In afwijking van artikel 36, lid 3, wordt financiële bijstand van de Unie voor meerjarige verbintenissen, zoals milieuacties, waarvan de langetermijndoelstellingen en de verwachte voordelen in het jaar 2020 niet kunnen worden gerealiseerd ten gevolge van de onderbreking van die verbintenissen in het jaar 2020 om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie, niet teruggevorderd en terugbetaald aan het ELGF.

8.   In afwijking van artikel 48, lid 3, eerste alinea, kunnen in het jaar 2020 maatregelen voor niet oogsten worden genomen wanneer in het desbetreffende productiegebied tijdens de normale productiecyclus productie is geoogst voor commerciële doeleinden. In afwijking van artikel 48, lid 3, vierde alinea, kunnen in het jaar 2020 voor hetzelfde product en voor dezelfde oppervlakte groen oogsten en niet oogsten worden toegepast.

9.   In afwijking van artikel 54, onder b), en artikel 58, lid 3, wordt het verslag over de in 2020 uitgevoerde evaluatie uiterlijk op 30 juni 2021 aan de Commissie meegedeeld.

10.   In afwijking van artikel 59, leden 1 en 4, kunnen de lidstaten de termijnen verlengen tot na de in artikel 59, leden 1 en 4, bedoelde vier maanden indien een producentenorganisatie in het jaar 2020 om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie, niet in staat is om binnen de daartoe gestelde termijnen corrigerende maatregelen te nemen.

11.   In afwijking van artikel 59, lid 1, schorten de lidstaten de betaling van de steun aan de betrokken productieorganisatie niet op wanneer in het jaar 2020 een producentenorganisatie de erkenningscriteria in verband met de vereisten van artikel 5 niet in acht neemt om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie.

12.   In afwijking van artikel 59, lid 2, kunnen de lidstaten, wanneer een producentenorganisatie in het jaar 2020 geen corrigerende maatregelen kan nemen tijdens de schorsing van de erkenning om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie, de termijn voor het nemen van deze corrigerende maatregelen verlengen tot meer dan twaalf maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de waarschuwingsbrief door de producentenorganisatie tot en met uiterlijk 31 december 2020.

13.   In afwijking van artikel 59, lid 2, tweede alinea, is de verlaging van het jaarlijkse steunbedrag met 2 % per kalendermaand of deel daarvan waarin de erkenning van een producentenorganisatie wordt geschorst, niet van toepassing wanneer die producentenorganisatie in het jaar 2020 geen corrigerende maatregelen heeft kunnen nemen om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie.

14.   In afwijking van artikel 59, lid 5, is de verlaging van het jaarlijkse steunbedrag met 1 % per kalendermaand of deel daarvan, niet van toepassing wanneer die producentenorganisatie in het jaar 2020 geen corrigerende maatregelen heeft kunnen nemen om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie.

15.   In afwijking van artikel 59, lid 6, eerste alinea, wordt het jaar 2020 niet in aanmerking genomen bij de vaststelling van de inachtneming van het minimale volume of de minimumwaarde van de afgezette productie, zoals vereist op grond van artikel 154, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

16.   In afwijking van artikel 61, lid 6, wordt, wanneer het operationele programma in het jaar 2020 afloopt en de in artikel 33, lid 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde voorwaarden in het jaar 2020 om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie niet zijn nageleefd, het totale steunbedrag voor het laatste jaar van het operationele programma niet verlaagd.

TITEL II

WIJN

Artikel 2

Tijdelijke afwijkingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149

1.   In afwijking van artikel 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149 mag in het jaar 2020 groen oogsten gedurende twee of meer opeenvolgende jaren op hetzelfde perceel worden toegepast.

2.   In afwijking van artikel 26 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149 kunnen de lidstaten in gevallen die verband houden met de COVID-19-pandemie en indien de begunstigden dit uiterlijk op 15 oktober 2020 aanvragen, de periode voor de oprichting van onderlinge fondsen verlengen met twaalf maanden voor acties waarvoor de steunperiode in 2019 afliep.

3.   In afwijking van artikel 53, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149 kunnen de lidstaten, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de COVID-19-pandemie, toestaan dat wijzigingen die zich uiterlijk op 15 oktober 2020 voordoen, zonder voorafgaande goedkeuring ten uitvoer worden gelegd, op voorwaarde dat zij geen invloed hebben op de subsidiabiliteit van om het even welk deel van de actie, noch op de algemene doelstellingen ervan, en op voorwaarde dat het totale bedrag van de goedgekeurde steun voor de actie niet wordt overschreden. De bevoegde autoriteit wordt door de begunstigden in kennis gesteld van deze wijzigingen binnen de door de lidstaten vastgestelde termijnen.

4.   In afwijking van artikel 53, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149 kunnen de lidstaten, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de COVID-19-pandemie, begunstigden toestaan om wijzigingen in te dienen die uiterlijk op 15 oktober 2020 plaatsvinden en die de doelstelling wijzigen van de gehele actie die reeds is goedgekeurd in het kader van de in de artikelen 45, 46, 50 en 51 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde maatregelen, op voorwaarde dat alle lopende afzonderlijke handelingen die deel uitmaken van een gehele actie worden voltooid. Deze wijzigingen worden binnen de door de lidstaten vastgestelde termijn door de begunstigden aan de bevoegde autoriteit meegedeeld en vereisen de voorafgaande goedkeuring van de bevoegde autoriteit.

5.   In afwijking van artikel 54, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149 wordt, wanneer een wijziging van een reeds goedgekeurde actie is ingediend bij de bevoegde autoriteit overeenkomstig lid 3 van dit artikel, steun betaald voor de individuele handelingen die reeds zijn uitgevoerd in het kader van deze actie indien deze handelingen volledig zijn uitgevoerd en zijn onderworpen aan administratieve controles en, indien van toepassing, controles ter plaatse overeenkomstig hoofdstuk IV, afdeling 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 van de Commissie (5).

6.   In afwijking van artikel 54, lid 4, derde, vierde, vijfde en zesde alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149 berekenen de lidstaten voor betalingsaanvragen die uiterlijk op 15 oktober 2020 zijn ingediend, wanneer acties die worden ondersteund uit hoofde van de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 niet worden uitgevoerd op de totale oppervlakte waarvoor steun was aangevraagd om redenen die verband houden met de pandemie COVID-19, de te betalen steun op basis van de oppervlakte die is vastgesteld aan de hand van controles ter plaatse na de uitvoering.

TITEL III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 mei 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/891 van de Commissie van 13 maart 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit en tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de in deze sectoren toe te passen sancties en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (PB L 138 van 25.5.2017, blz. 4).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1149 van de Commissie van 15 april 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat de nationale steunprogramma’s in de wijnsector betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 555/2008 van de Commissie (PB L 190 van 15.7.2016, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 van de Commissie van 15 april 2016 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat de nationale steunprogramma’s in de wijnsector betreft (PB L 190 van 15.7.2016, blz. 23).