9.6.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/5


VERORDENING (EU) 2020/757 VAN DE COMMISSIE

van 8 juni 2020

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 wat betreft de traceerbaarheid van bepaalde dierlijke bijproducten en afgeleide producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (1), en met name artikel 21, lid 6, onder d), en artikel 31, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (2) zijn uitvoeringsvoorschriften vastgesteld voor Verordening (EG) nr. 1069/2009, met inbegrip van vereisten betreffende de traceerbaarheid van dierlijke bijproducten en afgeleide producten.

(2)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 worden afgeleide producten in dezelfde categorie ingedeeld als de dierlijke bijproducten waarvan zij zijn afgeleid. Onder bepaalde voorwaarden mogen visolie en vismeel een hoger niveau van bepaalde residuen bevatten dan de voor menselijke consumptie geschikte vis of visserijproducten waaruit zij zijn gewonnen, op voorwaarde dat zij een zuiveringsprocedé ondergaan alvorens in diervoeder te worden gebruikt.

(3)

In Verordening (EU) 2015/786 van de Commissie (3) zijn criteria vastgesteld voor de aanvaardbaarheid van zuiveringsprocedés die worden toegepast op producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren. De in Verordening (EU) 2015/786 vermelde eisen een aanvaardbaarheidscriteria voor zuiveringsprocedés voor visolie en vismeel van categorie 3-materiaal moeten waarborgen dat de gezuiverde visolie en vismeel van categorie 3-materiaal in diervoeder de diergezondheid, de volksgezondheid en het milieu niet in gevaar brengen en dat de kenmerken van het diervoeder door het zuiveringsprocedé niet nadelig worden beïnvloed. De bevoegde autoriteit mag derhalve zuivering op het grondgebied van haar lidstaat toestaan, zolang er geen geharmoniseerde regels bestaan voor de verzending van dit materiaal voor zuivering in een andere lidstaat.

(4)

Teneinde de zuivering van bepaalde visolie en vismeel die voor vervoedering aan landbouwhuisdieren bestemd is, toe te staan, moeten eisen worden gesteld aan de verzending van visolie en vismeel met een te hoog gehalte aan residuen, naar een andere lidstaat voor zuivering in bedrijven die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad (4) zijn erkend. Derhalve moeten de lidstaten, indien nodig en na een risicobeoordeling, het vervoer toestaan van visolie en vismeel die voor de productie van voedermateriaal bestemd zijn en een te hoog gehalte dioxinen en/of polychloorbifenylen (pcb’s) in de zin van Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) bevatten, vanuit andere lidstaten naar bedrijven die op hun grondgebied voor de zuivering zijn geregistreerd of erkend.

(5)

Visolie en vismeel van categorie 3-materiaal die al in de handel zijn gebracht en bij officiële controles op een te hoog gehalte dioxinen en/of polychloorbifenylen (pcb’s) positief testen, hoeven echter niet de in deze verordening vermelde zuivering te ondergaan.

(6)

Artikel 21 van en bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011 moeten worden gewijzigd overeenkomstig de eisen voor de verzending van afgeleide producten voor zuivering in een andere lidstaat.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 142/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 21 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   Het vervoer van visolie en vismeel van categorie 3-materiaal voor de productie van voedermateriaal, niet uit een derde land afkomstig, van een erkend bedrijf voor de productie van vismeel en visolie naar een diervoederbedrijf dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 is geregistreerd of erkend en overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 183/2005 in een andere lidstaat is erkend voor zuivering overeenkomstig de in Verordening (EU) 2015/786 van de Commissie (*1) bedoelde procedés, wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van bijlage VIII, hoofdstuk VII.

(*1)  Verordening (EU) 2015/786 van de Commissie van 19 mei 2015 tot vaststelling van criteria voor de aanvaardbaarheid van zuiveringsprocedés die worden toegepast op producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren, als bedoeld in Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 125 van 21.5.2015, blz. 10).”."

2)

Bijlage VIII wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 juni 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2015/786 van de Commissie van 19 mei 2015 tot vaststelling van criteria voor de aanvaardbaarheid van zuiveringsprocedés die worden toegepast op producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren, als bedoeld in Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 125 van 21.5.2015, blz. 10).

(4)  Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PB L 35 van 8.2.2005, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding — Verklaring van de Raad (PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10).


BIJLAGE

Aan bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011 wordt het volgende toegevoegd:

“Hoofdstuk VII

VERVOER VAN VISOLIE EN VISMEEL DIE VOOR DE PRODUCTIE VAN VOEDERMATERIAAL BESTEMD ZIJN, NAAR EEN ZUIVERINGSBEDRIJF

1.

Exploitanten die van plan zijn visolie en vismeel van categorie 3-materiaal bestemd voor de productie van diervoeder vanuit een erkend bedrijf voor de productie van vismeel en visolie te vervoeren naar een diervoederbedrijf dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 is geregistreerd of erkend en overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 183/2005 in een andere lidstaat is erkend voor zuivering overeenkomstig de in Verordening (EU) 2015/786 bedoelde procedés, dienen bij de bevoegde autoriteit op de plaats van bestemming een aanvraag in tot aanvaarding van de zending.

Voor de aanvraag wordt het standaardformaat voor aanvragen om toestemming gebruikt dat in bijlage XVI, hoofdstuk III, afdeling 10, bij Verordening (EU) nr. 142/2011 is vastgelegd.

2.

De in punt 1 bedoelde bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming stelt de exploitant in kennis van haar besluit over de zending door de in punt 1, tweede alinea, bedoelde aanvraag dienovereenkomstig ingevuld aan hem terug te sturen.

3.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming via het Traces-systeem als bedoeld in Beschikking 2004/292/EG in kennis van elke verzonden zending.

4.

De punten 1 tot en met 3 van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op visolie en vismeel van categorie 3-materiaal die voor de productie van voedermateriaal in de handel zijn gebracht en waarbij bij officiële controles een te hoog gehalte dioxinen en/of polychloorbifenylen (pcb’s) is vastgesteld.”.