23.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/427 VAN DE COMMISSIE

van 13 januari 2020

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bepaalde gedetailleerde productievoorschriften voor biologische producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (1), en met name artikel 12, lid 2, onder e), artikel 14, lid 2, onder c), en artikel 15, lid 2, onder a) en d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Hoofdstuk III van Verordening (EU) 2018/848 bevat algemene productievoorschriften voor biologische producten, terwijl in bijlage II bij die verordening gedetailleerde productievoorschriften zijn opgenomen.

(2)

Aangezien bij de productie van gekiemde zaden de zaailingen uitsluitend gebruikmaken van de in de zaden aanwezige reserves voor het ontkiemen en zij rechtstreeks als levensmiddel worden geconsumeerd, moeten de zaden die worden gebruikt voor de productie van gekiemde zaden, biologisch zijn.

(3)

Wat het voederen van bijenkolonies betreft, kan het gebruik van stuifmeel van de biologische bijenteelt voorkomen dat larven verhongeren in gevallen waarin de overleving van de kolonie in gevaar is door klimatologische omstandigheden. Om de kans op overleving van de kolonie te vergroten, is het gepast om toe te staan dat bijenkolonies ook met biologisch stuifmeel worden gevoederd.

(4)

Wat de vereisten inzake de oorsprong van aquacultuurdieren betreft, met name voor de productie van juvenielen, wordt de larvenkweek gekenmerkt door drie fasen: de fase van het uitbroeden van de eieren en de autotrofe fase, waarin de larven de reserves in de dooierzak gebruiken, de heterotrofe fase, waarin de larven worden gevoed met plankton, en uiteindelijk het spenen, waarbij op nieuwe voederregimes wordt overgestapt. Aangezien die laatste fase van de ontwikkeling van larven leidt tot de juveniele vorm, moet worden voorzien in nieuwe voorwaarden voor de productie van juvenielen, die uitgaan van de meest recente kennis over de sector, in overeenstemming met de biologische beginselen.

(5)

De huidige voorschriften inzake voeder voor carnivore aquacultuurdieren omvatten een algemene kwantitatieve beperking van voeder van plantaardige oorsprong. Aangezien die beperking leidt tot een dieet dat niet voldoet aan de voedingsbehoeften van alle soorten in hun verschillende ontwikkelingsstadia, moet zij worden geschrapt.

(6)

Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EU) 2018/848,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 januari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel I wordt punt 1.3 vervangen door:

“1.3.

In afwijking van punt 1.1 wordt de productie van gekiemde zaden, op voorwaarde dat de zaden biologisch zijn, en het verkrijgen van witloofkroppen, onder meer door onderdompeling in helder water, toegestaan.”.

2)

In deel II, punt 1.9.6.2, wordt punt b) vervangen door:

“b)

het voederen van bijenkolonies is slechts toegestaan wanneer het overleven van de kolonie door klimatologische omstandigheden in gevaar is. Voor het voederen moet in zulk geval gebruik worden gemaakt van biologische honing, biologisch stuifmeel, biologische suikerstropen of biologische suiker.”.

3)

Deel III wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan punt 3.1.2 wordt het volgende punt toegevoegd:

“3.1.2.3.

Productie van juvenielen

Bij de larvenkweek van mariene vissoorten mogen kweeksystemen worden gebruikt (bij voorkeur een “mesokosmos” of grote kweektanks (“large volume rearing”)). Die systemen moeten aan de volgende eisen voldoen:

a)

de aanvankelijke bezettingsdichtheid bedraagt minder dan 20 eieren of larven per liter;

b)

de larvenkweektank heeft een volume van ten minste 20 m3, en

c)

de larven voeden zich met het natuurlijke plankton dat zich in de tank ontwikkelt, indien nodig aangevuld met extern geproduceerd fytoplankton en zoöplankton.”;

b)

In punt 3.1.3.3 wordt punt e) vervangen door:

“e)

biologische voedermiddelen van plantaardige of dierlijke oorsprong.”.