13.2.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 41/1 |
UITVOERINGSRICHTLIJN (EU) 2020/177 VAN DE COMMISSIE
van 11 februari 2020
tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 68/193/EEG, 2002/55/EG, 2002/56/EG en 2002/57/EG van de Raad, Richtlijnen 93/49/EEG en 93/61/EEG van de Commissie en Uitvoeringsrichtlijnen 2014/21/EU en 2014/98/EU wat betreft plaagorganismen bij planten op zaden en ander plantaardig teeltmateriaal
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (1), en met name artikel 21 bis,
Gezien Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (2), en met name artikel 21 bis,
Gezien Richtlijn 68/193/EEG van de Raad van 9 april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken (3), en met name artikel 17 bis,
Gezien Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (4), en met name artikel 5, lid 5,
Gezien Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (5), en met name artikel 45,
Gezien Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (6), en met name artikel 18, onder c), en artikel 24,
Gezien Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (7), en met name artikel 24,
Gezien Richtlijn 2008/72/EG van de Raad van 15 juli 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (8), en met name artikel 4,
Gezien Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (9), en met name artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad (10) is van toepassing met ingang van 14 december 2019. Om ervoor te zorgen dat de bepalingen ervan volledig doeltreffend worden, moeten er uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld betreffende plaagorganismen, planten, plantaardige producten en andere materialen, alsmede de respectieve vereisten die nodig zijn om het grondgebied van de Unie te beschermen tegen fytosanitaire risico’s. |
(2) |
In het licht daarvan moeten specifieke regels worden vastgesteld om de door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen in de verordening op te nemen, alsmede maatregelen om de aanwezigheid ervan op de respectieve voor opplant bestemde planten te voorkomen. |
(3) |
De in bijlage I, deel A, en bijlage II, deel A, rubriek I, bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (11) opgenomen plaagorganismen zijn door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) herbeoordeeld met het oog op de opstelling van de lijst van EU-quarantaineorganismen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2016/2031. De herbeoordeling was noodzakelijk om de fytosanitaire status van die plaagorganismen te actualiseren in overeenstemming met de meest recente technische en wetenschappelijke ontwikkelingen, en om te beoordelen of zij voldoen aan de criteria van artikel 3 wat het grondgebied van de Unie betreft, en van bijlage I, deel 1, bij die verordening. |
(4) |
De Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee (EPPO) heeft een herbeoordeling verricht van de plaagorganismen die zijn opgenomen in bijlage II, deel A, rubriek II, bij Richtlijn 2000/29/EG, de gewassen van bijlage I, punt 3, en de plaagorganismen van bijlage I, punt 6, bij Richtlijn 66/401/EEG, de plaagorganismen van bijlage II, punt 3, bij Richtlijn 66/402/EEG, bijlage I en bijlage II, punt 4, bij Richtlijn 68/193/EEG, de plaagorganismen die zijn opgenomen in de handelingen die zijn vastgesteld krachtens artikel 5, lid 5, van Richtlijn 98/56/EG, bijlage II bij Richtlijn 2002/55/EG, bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/56/EG, alsmede de plaagorganismen die zijn opgenomen in de handelingen die zijn vastgesteld krachtens artikel 18, onder c), van die richtlijn, bijlage I, punt 4, en bijlage II, deel I, punt 5, bij Richtlijn 2002/57/EG, en artikel 4 van Richtlijn 2008/72/EG. |
(5) |
Als resultaat van die herbeoordeling zijn de desbetreffende gereguleerde niet-quarantaineorganismen, de respectieve voor opplant bestemde planten en de drempelwaarden voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op de respectieve voor opplant bestemde planten vermeld in bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (12). Bovendien zijn de maatregelen om de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen te voorkomen, vermeld in bijlage V bij die uitvoeringsverordening. |
(6) |
Het is passend dat in de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 68/193/EEG, 2002/55/EG, 2002/56/EG, 2002/57/EG, 93/49/EEG en 93/61/EEG en de Uitvoeringsrichtlijnen 2014/21/EU en 2014/98/EU aanvullende maatregelen worden opgenomen met betrekking tot de gereguleerde niet-quarantaineorganismen die relevant zijn voor het toepassingsgebied ervan. |
(7) |
Die richtlijnen moeten daarom worden bijgewerkt om bepalingen betreffende bepaalde plaagorganismen die overeenkomstig Verordening (EU) 2016/2031 worden aangemerkt als gereguleerde niet-quarantaineorganismen, aan te passen of te schrappen. |
(8) |
Met het oog op de duidelijkheid en op aanpassing aan het nieuwe wettelijk kader moet in die richtlijnen worden aangegeven dat het zaad of ander plantaardig teeltmateriaal, voor zover van toepassing, ook moet voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de krachtens artikel 5, lid 2, artikel 32, lid 3, artikel 37, lid 2, artikel 37, lid 4, artikel 40, lid 2, artikel 41, lid 2, artikel 53, lid 2, artikel 54, lid 2, artikel 72, lid 1, artikel 73, artikel 79, lid 2, en artikel 80, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031 vastgestelde uitvoeringshandelingen, alsook aan de krachtens artikel 30, lid 1, van die verordening vastgestelde maatregelen. Deze vermelding moet ook worden opgenomen in Richtlijn 66/401/EEG, hoewel in die richtlijn voor specifieke gereguleerde niet-quarantaineorganismen geen verdere eisen zijn vastgesteld. |
(9) |
Met het oog op de consistentie en harmonisatie van de verschillende gebruikte termen moet in die richtlijnen worden aangegeven dat het zaad of het ander plantaardig teeltmateriaal, voor zover van toepassing, nagenoeg vrij moet zijn van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het zaad of ander plantaardig teeltmateriaal, voor zover van toepassing, verminderen. |
(10) |
Met name moeten de verwijzingen naar plaagorganismen en de respectieve drempelwaarden in de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG worden bijgewerkt om te zorgen voor consistentie met de lijst van de respectieve gereguleerde niet-quarantaineorganismen en drempelwaarden uit hoofde van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072. |
(11) |
Richtlijn 68/193/EEG moet worden bijgewerkt om nieuwe eisen op te nemen die de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis en technieken weerspiegelen op het gebied van de voortbrenging van wijnstokken, en om nieuwe eisen op te nemen op basis van de beoordeling van gereguleerde niet-quarantaineorganismen door de EPPO. Die eisen moeten in de plaats komen van de bestaande gezondheidsvoorschriften voor kwekerijen en zij moeten voorschriften voor de grond bevatten alsook productievoorwaarden voor kwekerijen, eisen met betrekking tot productielocaties, inspecties, lijsten van gereguleerde niet-quarantaineorganismen en de respectieve maatregelen om de aanwezigheid ervan te voorkomen. De bijlagen I en II bij die richtlijn moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
De in de bijlagen bij de Richtlijnen 93/49/EEG en 93/61/EEG opgenomen lijsten van gereguleerde niet-quarantaineorganismen, plaagorganismen en planten moeten worden bijgewerkt en door nieuwe lijsten worden vervangen om te zorgen voor consistentie met de respectieve, in bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 opgenomen gereguleerde niet-quarantaineorganismen, voor opplant bestemde planten en drempelwaarden. |
(13) |
Daarnaast moet in die richtlijnen worden bepaald dat het respectieve teeltmateriaal, althans bij visuele inspectie, op de productieplaats nagenoeg vrij moet zijn van alle in de respectieve bijlagen bij die richtlijnen vermelde plaagorganismen met betrekking tot het respectieve teeltmateriaal. Dit is nodig om te zorgen voor een aanpak op productieniveau die minder streng is dan de aanpak betreffende de eisen voor het teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht. |
(14) |
De in bijlage II, punt 3, onder b), bij Richtlijn 2002/55/EG opgenomen lijst van insecten moet door een nieuwe lijst worden vervangen om te zorgen voor consistentie met de respectieve, in bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 opgenomen gereguleerde niet-quarantaineorganismen, voor opplant bestemde planten en drempelwaarden. |
(15) |
De in de bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/56/EG bedoelde plaagorganismen moeten door een nieuwe lijst worden vervangen om te zorgen voor consistentie met de respectieve, in bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 opgenomen gereguleerde niet-quarantaineorganismen en drempelwaarden voor basispootgoed en gecertificeerd pootgoed. |
(16) |
De verwijzingen naar plaagorganismen, de respectieve drempelwaarden en bepaalde voorwaarden betreffende de respectieve voor opplant bestemde planten in de bijlage bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/21/EU moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(17) |
De in de bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/57/EG bedoelde plaagorganismen moeten door een nieuwe lijst worden vervangen om te zorgen voor consistentie met de respectieve, in bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 opgenomen gereguleerde niet-quarantaineorganismen, voor opplant bestemde planten en drempelwaarden. |
(18) |
Verder heeft de EPPO geconcludeerd dat twee grondgebonden plagen, namelijk Phialophora gregata en Phytophthora megaspera, die via grond kunnen worden overgedragen op sojazaad, niet als gereguleerde niet-quarantaineorganismen moeten worden opgenomen. Daarom vormt inert materiaal niet langer een risico met betrekking tot deze plaagorganismen en moet het voorschrift inzake inert materiaal voor sojazaad worden uitgesloten van het toepassingsgebied van die richtlijn. |
(19) |
Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU moet verder worden bijgewerkt om nieuwe voorschriften op te nemen die de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis weerspiegelen wat betreft de productie van fruitgewassen en teeltmateriaal daarvan, en op basis van de beoordeling van gereguleerde niet-quarantaineorganismen door de EPPO. Die bijwerking moet de bestaande gezondheidsvoorschriften voor de verschillende categorieën teeltmateriaal omvatten, en ook nieuwe gereguleerde niet-quarantaineorganismen, alsmede maatregelen voor die gereguleerde niet-quarantaineorganismen en voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden om de aanwezigheid van alle opgenomen gereguleerde niet-quarantaineorganismen op de respectieve voor opplant bestemde planten te voorkomen. |
(20) |
Op het moment van de vaststelling van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU bestond geen duidelijk onderscheid tussen materiaal op productielocaties en teeltmateriaal dat bestemd is om in de handel te worden gebracht. Wat de gezondheidsvoorschriften voor de verschillende categorieën teeltmateriaal in Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU betreft, moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de gezondheidsvoorschriften voor moederplanten en teeltmateriaal die aanwezig zijn op productielocaties enerzijds en teeltmateriaal dat bestemd is om in de handel te worden gebracht anderzijds. Teeltmateriaal dat bestemd is om in de handel te worden gebracht, moet bij visuele inspectie vrij zijn van alle in bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voor de desbetreffende geslachten en soorten. Om deze reden bevat bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 een nultolerantiedrempelwaarde voor alle gereguleerde niet-quarantaineorganismen. Moederplanten en teeltmateriaal van de categorieën basispootgoed, gecertificeerd pootgoed en Conformitas Agraria Communitatis (CAC) die aanwezig zijn op productielocaties mogen symptomen vertonen van bepaalde gereguleerde niet-quarantaineorganismen op voorwaarde dat op de desbetreffende moederplanten en het desbetreffende materiaal passende maatregelen zijn toegepast. Die maatregelen kunnen het verwijderen van de moederplanten en het teeltmateriaal uit de nabijheid van ander teeltmateriaal van dezelfde categorie betreffen, of het opschonen en, in voorkomend geval, het vernietigen van het desbetreffende materiaal. |
(21) |
In Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU wordt in de artikelen 10, 16 en 21 alsook in bijlage I, deel B, bij die uitvoeringsrichtlijn verwezen naar drempelwaarden zonder verwijzing naar het type materiaal waarop deze drempelwaarden van toepassing zijn. Met het oog op de duidelijkheid bevat bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 een nultolerantiedrempelwaarde voor alle gereguleerde niet-quarantaineorganismen op teeltmateriaal en fruitgewassen die bestemd zijn om in de handel te worden gebracht. De artikelen 10, 16 en 21 van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU moeten dienovereenkomstig, in overeenstemming met die aanpak worden bijgewerkt, en de drempelwaarden voor gereguleerde niet-quarantaineorganismen moeten uit bijlage I, deel B, worden geschrapt. |
(22) |
In de bijlagen I en II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU moeten nieuwe gereguleerde niet-quarantaineorganismen worden opgenomen en in bijlage III bij die uitvoeringsrichtlijn moeten bepaalde namen van fruitsoorten worden bijgewerkt. |
(23) |
Bovendien moeten de in bijlage IV bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU vermelde voorschriften worden bijgewerkt met inachtneming van de beoordeling van de EPPO. |
(24) |
Deze richtlijn moet in werking treden op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, zodat de bevoegde autoriteiten en de professionele marktdeelnemers voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op de omzetting en de toepassing ervan. |
(25) |
Om de bevoegde autoriteiten en de professionele marktdeelnemers de nodige tijd te geven om de bepalingen van deze richtlijn na te leven, moet zij met ingang van 1 juni 2020 van toepassing zijn. |
(26) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Richtlijn 66/401/EEG
De bijlagen I en II bij Richtlijn 66/401/EEG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze richtlijn.
Artikel 2
Wijziging van Richtlijn 66/402/EEG
De bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze richtlijn.
Artikel 3
Wijziging van Richtlijn 68/193/EEG
De bijlagen I en II bij Richtlijn 68/193/EEG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze richtlijn.
Artikel 4
Wijziging van Richtlijn 93/49/EEG
Richtlijn 93/49/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3 wordt vervangen door: “Artikel 3 Het teeltmateriaal van siergewassen moet, althans bij visuele inspectie, op de productieplaats nagenoeg vrij zijn bevonden van alle in de bijlage vermelde plaagorganismen met betrekking tot het respectieve teeltmateriaal van siergewassen. De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op teeltmateriaal van siergewassen dat in de handel wordt gebracht, mag, althans bij visuele inspectie, de in de bijlage vastgestelde respectieve drempelwaarden niet overschrijden. Het teeltmateriaal van siergewassen moet, althans bij visuele inspectie, nagenoeg vrij zijn van andere plaagorganismen dan de in de bijlage vermelde plaagorganismen met betrekking tot het specifieke teeltmateriaal van siergewassen, die de bruikbaarheid en de kwaliteit van dat materiaal schaden, en van tekenen of symptomen daarvan. Het materiaal moet tevens voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de krachtens Verordening (EU) 2016/2031 (*1) vastgestelde uitvoeringshandelingen, alsook aan de krachtens artikel 30, lid 1, van die verordening vastgestelde maatregelen. (*1) Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).”" |
2) |
Artikel 3 bis wordt geschrapt. |
3) |
De bijlage wordt vervangen door de tekst in bijlage IV bij deze richtlijn. |
Artikel 5
Wijziging van Richtlijn 93/61/EEG
Richtlijn 93/61/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3 wordt vervangen door: “Artikel 3 Het teeltmateriaal en het plantgoed van groentegewassen moeten, althans bij visuele inspectie, op de productieplaats nagenoeg vrij zijn bevonden van alle in de bijlage vermelde plaagorganismen met betrekking tot het respectieve teeltmateriaal en plantgoed. De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die in de handel worden gebracht, mag, althans bij visuele inspectie, de in de bijlage vastgestelde respectieve drempelwaarden niet overschrijden. Het teeltmateriaal en het plantgoed van groentegewassen moeten bij visuele inspectie nagenoeg vrij zijn bevonden van andere plaagorganismen dan de in de bijlage vermelde plaagorganismen met betrekking tot het respectieve teeltmateriaal en plantgoed, die de bruikbaarheid en de kwaliteit van dat teeltmateriaal en dat plantgoed van groentegewassen schaden. Het teeltmateriaal en het plantgoed van groentegewassen moeten tevens voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in Verordening (EU) 2016/2031 (*2) en de krachtens die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen, en aan de krachtens artikel 30, lid 1, van die verordening vastgestelde maatregelen. (*2) Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).”." |
2) |
De bijlage wordt vervangen door de tekst in bijlage V bij deze richtlijn. |
Artikel 6
Wijziging van Richtlijn 2002/55/EG
De bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/55/EG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage VI bij deze richtlijn.
Artikel 7
Wijziging van Richtlijn 2002/56/EG
De bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/56/EG worden vervangen door de tekst in bijlage VII bij deze richtlijn.
Artikel 8
Wijziging van Richtlijn 2002/57/EG
De bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/57/EG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage VIII bij deze richtlijn.
Artikel 9
Wijziging van Uitvoeringsrichtlijn 2014/21/EU
Uitvoeringsrichtlijn 2014/21/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt vervangen door: “Artikel 2 Minimumeisen voor prebasispootgoed van aardappelen 1. De lidstaten zorgen ervoor dat prebasispootgoed van aardappelen aan de volgende minimumeisen voldoet:
2. De lidstaten bepalen dat prebasispootgoed van aardappelen overeenkomstig de in de bijlage vermelde eisen in de handel mag worden gebracht als “EU-klasse PBTC” en als “EU-klasse PB”. 3. De naleving van de voorschriften van lid 1, onder b) en d), moet worden vastgesteld door middel van officiële veldinspecties. In geval van twijfel worden deze inspecties aangevuld met officiële tests op bladeren. Wanneer er methoden voor microvermeerdering worden gebruikt, wordt de naleving van lid 1, onder a), vastgesteld door het officieel testen of het testen onder officieel toezicht van de moederplant. Wanneer er kloonselectiemethoden worden gebruikt, wordt de naleving van lid 1, onder a), vastgesteld door het officieel testen of het testen onder officieel toezicht van het kloonmateriaal.”. |
2) |
Artikel 3 wordt vervangen door: “Artikel 3 Minimumeisen voor partijen van prebasispootgoed van aardappelen De lidstaten bepalen dat partijen van prebasispootgoed van aardappelen aan de volgende minimumeisen moeten voldoen:
|
3) |
De bijlage wordt vervangen zoals aangegeven in bijlage IX bij deze richtlijn. |
Artikel 10
Wijziging van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU
Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 10 wordt vervangen door: “Artikel 10 Gezondheidsvoorschriften voor prebasismoederplanten en prebasismateriaal 1. Een prebasismoederplant of prebasismateriaal is bij visuele inspectie van de faciliteiten, velden en partijen vrij bevonden van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie. Die visuele inspectie wordt door de verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, door de leverancier uitgevoerd. De verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier voeren bemonstering en toetsing uit van de prebasismoederplant of het prebasismateriaal voor de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie. Bij twijfel over de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voeren de verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier bemonstering en toetsing uit van de prebasismoederplant of het prebasismateriaal in kwestie. 2. Voor de in lid 1 bedoelde bemonstering en toetsing passen de lidstaten de protocollen van de EPPO of andere internationaal erkende protocollen toe. Wanneer dergelijke protocollen niet bestaan, past de verantwoordelijke officiële instantie de desbetreffende protocollen toe die op nationaal niveau zijn vastgesteld. In dat geval stellen de lidstaten deze protocollen op verzoek ter beschikking aan de andere lidstaten en de Commissie. De verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier zenden de monsters ter toetsing aan laboratoria die door de verantwoordelijke officiële instantie officieel zijn erkend. 3. In geval van een positief toetsingsresultaat voor een of meerdere van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voor het geslacht of de soort in kwestie, verwijdert de leverancier de aangetaste prebasismoederplant of het prebasismateriaal uit de nabijheid van andere prebasismoederplanten en ander prebasismateriaal krachtens artikel 3, lid 3, of artikel 4, lid 3, of neemt deze passende maatregelen krachtens bijlage IV. 4. De maatregelen om ervoor te zorgen dat de eisen van lid 1 worden nageleefd, zijn opgenomen in bijlage IV voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie. 5. Lid 1 is niet van toepassing op prebasismoederplanten en prebasismateriaal tijdens cryobewaring.”. |
2) |
De titel van artikel 11 wordt vervangen door: “Voorschriften voor de grond voor prebasismoederplanten en prebasismateriaal”. |
3) |
Artikel 16 wordt vervangen door: “Artikel 16 Gezondheidsvoorschriften voor basismoederplanten en basismateriaal 1. Een basismoederplant of basismateriaal is bij visuele inspectie van de faciliteiten, velden en partijen vrij bevonden van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie. Die visuele inspectie wordt door de verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, door de leverancier uitgevoerd. De verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier voeren bemonstering en toetsing uit van de basismoederplant of het basismateriaal voor de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie. Bij twijfel over de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voeren de verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier bemonstering en toetsing uit van de basismoederplant of het basismateriaal in kwestie. 2. Voor de in lid 1 bedoelde bemonstering en toetsing passen de lidstaten de protocollen van de EPPO of andere internationaal erkende protocollen toe. Wanneer dergelijke protocollen niet bestaan, past de verantwoordelijke officiële instantie de desbetreffende protocollen toe die op nationaal niveau zijn vastgesteld. In dat geval stellen de lidstaten deze protocollen op verzoek ter beschikking aan de andere lidstaten en de Commissie. De verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier zenden monsters ter toetsing aan laboratoria die door de verantwoordelijke officiële instantie officieel zijn erkend. 3. In geval van een positief toetsingsresultaat voor een of meerdere van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voor het geslacht of de soort in kwestie, verwijdert de leverancier de aangetaste basismoederplant of het basismateriaal uit de nabijheid van andere basismoederplanten en ander basismateriaal krachtens artikel 15, lid 7, of artikel 15, lid 8, of neemt deze passende maatregelen krachtens bijlage IV. 4. De maatregelen om ervoor te zorgen dat de eisen van lid 1 worden nageleefd, zijn opgenomen in bijlage IV voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie. 5. Lid 1 is niet van toepassing op basismoederplanten en basismateriaal tijdens cryobewaring.”. |
4) |
De titel van artikel 17 wordt vervangen door: “Voorschriften voor de grond voor basismoederplanten en basismateriaal”. |
5) |
Artikel 21 wordt vervangen door: “Artikel 21 Gezondheidsvoorschriften voor gecertificeerde moederplanten en gecertificeerd materiaal 1. Een gecertificeerde moederplant of gecertificeerd materiaal is bij visuele inspectie van de faciliteiten, velden en partijen vrij bevonden van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie. Die visuele inspectie wordt door de verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, door de leverancier uitgevoerd. De verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier voeren bemonstering en toetsing uit van de gecertificeerde moederplant of het gecertificeerd materiaal voor de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie. Bij twijfel over de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voeren de verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier bemonstering en toetsing uit van de gecertificeerde moederplant of het gecertificeerd materiaal in kwestie. 2. Voor de in lid 1 bedoelde bemonstering en toetsing passen de lidstaten de protocollen van de EPPO of andere internationaal erkende protocollen toe. Wanneer dergelijke protocollen niet bestaan, past de verantwoordelijke officiële instantie de desbetreffende protocollen toe die op nationaal niveau zijn vastgesteld. In dat geval stellen de lidstaten deze protocollen op verzoek ter beschikking aan de andere lidstaten en de Commissie. De verantwoordelijke officiële instantie en, in voorkomend geval, de leverancier zenden monsters ter toetsing aan laboratoria die door de verantwoordelijke officiële instantie officieel zijn erkend. 3. In geval van een positief toetsingsresultaat voor een of meerdere van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voor het geslacht of de soort in kwestie, verwijdert de leverancier de aangetaste gecertificeerde moederplant of het gecertificeerd materiaal uit de nabijheid van andere gecertificeerde moederplanten en ander gecertificeerd materiaal krachtens artikel 20, lid 7, of artikel 20, lid 8, of neemt deze passende maatregelen krachtens bijlage IV. 4. De maatregelen om ervoor te zorgen dat de eisen van lid 1 worden nageleefd, zijn opgenomen in bijlage IV voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie. 5. Lid 1 is niet van toepassing op gecertificeerde moederplanten en gecertificeerd materiaal tijdens cryobewaring.”. |
6) |
De titel van artikel 22 wordt vervangen door: “Voorschriften voor de grond voor gecertificeerde moederplanten en gecertificeerd materiaal”. |
7) |
In artikel 22, lid 2, wordt de derde alinea vervangen door: “Tenzij anders aangegeven, worden bij gecertificeerde fruitgewassen geen bemonstering en toetsing uitgevoerd.”. |
8) |
Artikel 26 wordt vervangen door: “Artikel 26 Gezondheidsvoorschriften voor CAC-materiaal 1. De leverancier van CAC-materiaal moet dit materiaal bij visuele inspectie van de faciliteiten, velden en partijen tijdens de productiefase nagenoeg vrij hebben bevonden van de in de bijlagen I en II vermelde plaagorganismen voor het geslacht of de soort in kwestie, tenzij in bijlage IV anders is bepaald. De leverancier voert bemonstering en toetsing uit van de geïdentificeerde bron van het materiaal of het CAC-materiaal voor de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV, voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie. Bij twijfel over de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voert de leverancier bemonstering en toetsing uit van de desbetreffende geïdentificeerde bron van materiaal of CAC-materiaal. CAC-teeltmateriaal en CAC-fruitgewassen in partijen, na de productiefase, worden slechts in de handel gebracht indien zij vrij zijn bevonden van tekenen of symptomen van de in de bijlagen I en II vermelde plaagorganismen na visuele inspectie door de leverancier. De leverancier voert de maatregelen uit om ervoor te zorgen dat de eisen van lid 1 worden nageleefd krachtens bijlage IV voor het geslacht of de soort in kwestie en de categorie. 2. Lid 1 is niet van toepassing op CAC-materiaal tijdens cryobewaring.”. |
9) |
Het volgende artikel 27 bis wordt ingevoegd: “Artikel 27 bis Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden In aanvulling op de in de artikelen 9, 10, 11, 16, 17, 21, 22 en 26 vermelde gezondheidsvoorschriften en voorschriften voor de grond, worden teeltmateriaal en fruitgewassen geproduceerd overeenkomstig de in bijlage IV opgenomen voorschriften voor productielocaties, productieplaatsen of gebieden om de aanwezigheid van de in die bijlage vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen voor het geslacht of de soort in kwestie te beperken.”. |
10) |
De bijlagen I tot en met IV worden vervangen door de tekst in bijlage X bij deze richtlijn. |
Artikel 11
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 mei 2020 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 12
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 13
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 11 februari 2020.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298.
(2) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309.
(3) PB L 93 van 17.4.1968, blz. 15.
(4) PB L 226 van 13.8.1998, blz. 16.
(5) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33.
(6) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 60.
(7) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74.
(8) PB L 205 van 1.8.2008, blz. 28.
(9) PB L 267 van 8.10.2008, blz. 8.
(10) Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).
(11) Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1).
(12) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).
BIJLAGE I
Wijziging van Richtlijn 66/401/EEG
Richtlijn 66/401/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt punt 5 vervangen door: “Het gewas moet nagenoeg vrij zijn van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het zaad verminderen. Het gewas moet tevens voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de krachtens Verordening (EU) 2016/2031 (*1) vastgestelde uitvoeringshandelingen, alsook aan de krachtens artikel 30, lid 1, van die verordening vastgestelde maatregelen. De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het gewas en de respectieve categorieën moet voldoen aan de eisen in de onderstaande tabel:
(*1) Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).”." |
2) |
In bijlage II, deel I, wordt punt 3 vervangen door: “Het zaad moet nagenoeg vrij zijn van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het zaad verminderen. Het zaad moet tevens voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de krachtens Verordening (EU) 2016/2031 vastgestelde uitvoeringshandelingen, alsook aan de krachtens artikel 30, lid 1, van die verordening vastgestelde maatregelen. De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het zaad en de respectieve categorieën moet voldoen aan de eisen in de onderstaande tabel:
|
(*1) Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).”.”
BIJLAGE II
Wijziging van Richtlijn 66/402/EEG
Richtlijn 66/402/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
(*1) Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).”.”
(*2) De aanwezigheid van vijf schimmelstructuren zoals sclerotiën of delen van sclerotiën, of moederkoren, in een monster van het voorgeschreven gewicht wordt niet in strijd met de normen geacht, indien een tweede monster van hetzelfde gewicht niet meer dan vier schimmelstructuren bevat.”.
BIJLAGE III
Wijziging van Richtlijn 68/193/EEG
Richtlijn 68/193/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt vervangen door: “BIJLAGE I VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT HET GEWAS Rubriek 1: Echtheid, zuiverheid en teeltomstandigheden
Rubriek 2: Gezondheidsvoorschriften voor voor de teelt van alle categorieën teeltmateriaal bestemde moederplanten, en voor alle categorieën kweekwijnstokken
Rubriek 3: Voorschriften voor de grond en productievoorwaarden voor voor de teelt van alle categorieën teeltmateriaal bestemde moederplanten, en voor kweekwijnstokken van alle categorieën teeltmateriaal
Rubriek 4: Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
Rubriek 5: Officiële inspecties
Rubriek 6: Lijst van gereguleerde niet-quarantaineorganismen waarvan uit hoofde van rubriek 2, punt 2, door visuele inspectie en, bij twijfel, door bemonstering en toetsing moet worden vastgesteld of deze wel of niet aanwezig zijn
Rubriek 7: Lijst van gereguleerde niet-quarantaineorganismen waarvan uit hoofde van rubriek 2, punt 2, en rubriek 8 door visuele inspectie en, in bepaalde gevallen, bemonstering en toetsing moet worden vastgesteld of deze wel of niet aanwezig zijn
Rubriek 8: Voorschriften betreffende maatregelen voor moederplanten en, in voorkomend geval, kweekwijnstokken van Vitis L. per categorie, overeenkomstig rubriek 2, punt 2 Vitis L. 1. Oorspronkelijk teeltmateriaal, basisteeltmateriaal en gecertificeerd teeltmateriaal Visuele inspecties De officiële controleautoriteit voert ten minste eenmaal per groeiseizoen visuele inspecties uit van de moederplanten en kweekwijnstokken voor alle in de rubrieken 6 en 7 vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen. 2. Oorspronkelijk teeltmateriaal Bemonstering en toetsing Alle wijnstokken in de partijen van voor de teelt van oorspronkelijk teeltmateriaal bestemde moederplanten worden bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Arabis mosaic virus, Grapevine fanleaf virus, Grapevine Leafroll-associated Virus 1 en Grapevine Leafroll-associated Virus 3. Die bemonstering en toetsing worden vervolgens elke vijf jaar herhaald. De voor de productie van onderstammen bestemde moederplanten worden, in aanvulling op de bemonstering en toetsing op de onder het eerste streepje bedoelde virussen, eenmaal bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Grapevine fleck virus. De resultaten van de bemonstering en toetsing zijn beschikbaar alvorens de desbetreffende moederplanten worden toegelaten. 3. Basisteeltmateriaal Bemonstering en toetsing Alle wijnstokken in de partijen van voor de teelt van basisteeltmateriaal bestemde moederplanten worden bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Arabis mosaic virus, Grapevine fanleaf virus, Grapevine Leafroll-associated Virus 1 en Grapevine Leafroll-associated Virus 3. De bemonstering en toetsing vangen aan bij zesjarige moederplanten en worden vervolgens elke zes jaar herhaald. De resultaten van de bemonstering en toetsing zijn beschikbaar alvorens de desbetreffende moederplanten worden toegelaten. 4. Gecertificeerd materiaal Bemonstering en toetsing Een representatief deel van de wijnstokken in een partij van voor de teelt van gecertificeerd teeltmateriaal bestemde moederplanten wordt bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Arabis mosaic virus, Grapevine fanleaf virus, Grapevine Leafroll-associated Virus 1 en Grapevine Leafroll-associated Virus 3. De bemonstering en toetsing vangen aan bij tienjarige moederplanten en worden vervolgens elke tien jaar herhaald. De resultaten van de bemonstering en toetsing zijn beschikbaar alvorens de desbetreffende moederplanten worden toegelaten. 5. Oorspronkelijk teeltmateriaal, basisteeltmateriaal en gecertificeerd teeltmateriaal Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden en naargelang de desbetreffende gereguleerde niet-quarantaineorganismen
6. Standaardteeltmateriaal Visuele inspecties De officiële controleautoriteit voert ten minste eenmaal per groeiseizoen visuele inspecties uit van de moederplanten en kweekwijnstokken voor alle in de rubrieken 6 en 7 vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen. Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden en naargelang de desbetreffende gereguleerde niet-quarantaineorganismen
|
2) |
In bijlage II wordt punt I, onder 4 vervangen door:
|
BIJLAGE IV
Wijziging van Richtlijn 93/49/EEG
De bijlage bij Richtlijn 93/49/EEG wordt vervangen door:
“BIJLAGE
Bacteriën |
||||
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen |
Geslacht of soort teeltmateriaal van siergewassen |
Drempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het teeltmateriaal van het siergewas |
||
Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al. [ERWIAM] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Amelanchier Medik., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Medik., Crataegus Tourn. ex L., Cydonia Mill., Eriobtrya Lindl., Malus Mill., Mespilus Bosc ex Spach, Photinia davidiana Decne., Pyracantha M. Roem., Pyrus L., Sorbus L. |
0 % |
||
Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier, Luisetti &. Gardan) Young, Dye & Wilkie [PSDMPE] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Prunus persica (L.) Batsch, Prunus salicina Lindl. |
0 % |
||
Spiroplasma citri Saglio et al. [SPIRCI] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Citrus L., Citrus L.-hybriden, Fortunella Swingle., Fortunella Swingle.-hybriden, Poncirus Raf., Poncirus Raf.-hybriden |
0 % |
||
Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. [XANTPR] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Prunus L. |
0 % |
||
Xanthomonas euvesicatoria Jones et al. [XANTEU] |
Capsicum annuum L. |
0 % |
||
Xanthomonas gardneri (ex Šutič) Jones et al. [XANTGA] |
Capsicum annuum L. |
0 % |
||
Xanthomonas perforans Jones et al. [XANTPF] |
Capsicum annuum L. |
0 % |
||
Xanthomonas vesicatoria (ex Doidge) Vauterin et al. [XANTVE] |
Capsicum annuum L. |
0 % |
||
Schimmels en oömyceten |
||||
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen |
Geslacht of soort teeltmateriaal van siergewassen |
Drempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het teeltmateriaal van siergewassen |
||
Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr [ENDOPA] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Castanea L. |
0 % |
||
Dothistroma pini Hulbary [DOTSPI] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Pinus L. |
0 % |
||
Dothistroma septosporum (Dorogin) Morelet [SCIRPI] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Pinus L. |
0 % |
||
Lecanosticta acicola (von Thümen) Sydow [SCIRAC] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Pinus L. |
0 % |
||
Plasmopara halstedii (Farlow) Berlese & de Toni [PLASHA] |
Zaden Helianthus annuus L. |
0 % |
||
Plenodomus tracheiphilus (Petri) Gruyter, Aveskamp & Verkley [DEUTTR] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Citrus L., Citrus L.-hybriden, Fortunella Swingle., Fortunella Swingle.-hybriden, Poncirus Raf., Poncirus Raf.-hybriden |
0 % |
||
Puccinia horiana P. Hennings [PUCCHN] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Chrysanthemum L. |
0 % |
||
Insecten en mijten |
||||
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen |
Geslacht of soort teeltmateriaal van siergewassen |
Drempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het teeltmateriaal van siergewassen |
||
Aculops fuchsiae Keifer [ACUPFU] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Fuchsia L. |
0 % |
||
Opogona sacchari Bojer [OPOGSC] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Beaucarnea Lem., Bougainvillea Comm. ex Juss., Crassula L., Crinum L., Dracaena Vand. ex L., Ficus L., Musa L., Pachira Aubl., Palmae, Sansevieria Thunb., Yucca L. |
0 % |
||
Rhynchophorus ferrugineus (Olivier) [RHYCFE] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Palmae wat de volgende geslachten en soorten betreft Areca catechu L., Arenga pinnata (Wurmb) Merr., Bismarckia Hildebr. & H. Wendl., Borassus flabellifer L., Brahea armata S. Watson, Brahea edulis H.Wendl., Butia capitata (Mart.) Becc., Calamus merrillii Becc., Caryota maxima Blume, Caryota cumingii Lodd. ex Mart., Chamaerops humilis L., Cocos nucifera L., Corypha utan Lam., Copernicia Mart., Elaeis guineensis Jacq., Howea forsteriana Becc., Jubaea chilensis (Molina) Baill., Livistona australis C. Martius, Livistona decora (W. Bull) Dowe, Livistona rotundifolia (Lam.) Mart., Metroxylon sagu Rottb., Phoenix canariensis Chabaud, Phoenix dactylifera L., Phoenix reclinata Jacq., Phoenix roebelenii O’Brien, Phoenix sylvestris (L.) Roxb., Phoenix theophrasti Greuter, Pritchardia Seem. & H. Wendl., Ravenea rivularis Jum. & H. Perrier, Roystonea regia (Kunth) O.F. Cook, Sabal palmetto (Walter) Lodd. ex Schult. & Schult.f., Syagrus romanzoffiana (Cham.) Glassman, Trachycarpus fortunei (Hook.) H. Wendl., Washingtonia H. Wendl. |
0 % |
||
Nematoden |
||||
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen |
Geslacht of soort teeltmateriaal van siergewassen |
Drempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het teeltmateriaal van siergewassen |
||
Ditylenchus dipsaci (Kuehn) Filipjev [DITYDI] |
Allium L. |
0 % |
||
Ditylenchus dipsaci (Kuehn) Filipjev [DITYDI] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Camassia Lindl., Chionodoxa Boiss., Crocus flavus Weston, Galanthus L., Hyacinthus Tourn. ex L, Hymenocallis Salisb., Muscari Mill., Narcissus L., Ornithogalum L., Puschkinia Adams, Scilla L., Sternbergia Waldst. & Kit., Tulipa L. |
0 % |
||
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s |
||||
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen |
Geslacht of soort teeltmateriaal van siergewassen |
Drempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het teeltmateriaal van het siergewas |
||
Candidatus Phytoplasma mali Seemüller & Schneider [PHYPMA] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Malus Mill. |
0 % |
||
Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider [PHYPPR] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Prunus L. |
0 % |
||
Candidatus Phytoplasma pyri Seemüller & Schneider [PHYPPY] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Pyrus L. |
0 % |
||
Candidatus Phytoplasma solani Quaglino et al. [PHYPSO] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Lavandula L. |
0 % |
||
Chrysanthemum stunt viroid [CSVD00] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Argyranthemum Webb ex Sch.Bip., Chrysanthemum L. |
0 % |
||
Citrus exocortis viroid [CEVD00] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Citrus L. |
0 % |
||
Citrus tristeza virus [CTV000] (EU-isolaten) |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Citrus L., Citrus L.-hybriden, Fortunella Swingle., Fortunella Swingle.-hybriden, Poncirus Raf., Poncirus Raf.-hybriden |
0 % |
||
Impatiens necrotic spot tospovirus [INSV00] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Begonia x hiemalis Fotsch, Impatiens L. New Guinea-hybriden |
0 % |
||
Potato spindle tuber viroid [PSTVD0] |
Capsicum annuum L. |
0 % |
||
Plum pox virus [PPV000] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Prunus armeniaca L., Prunus blireiana Andre, Prunus brigantina Vill., Prunus cerasifera Ehrh., Prunus cistena Hansen, Prunus curdica Fenzl en Fritsch., Prunus domestica L., Prunus domestica ssp. insititia (L.) C.K. Schneid, Prunus domestica ssp. italica (Borkh.) Hegi., Prunus dulcis (Miller) Webb, Prunus glandulosa Thunb., Prunus holosericea Batal., Prunus hortulana Bailey, Prunus japonica Thunb., Prunus mandshurica (Maxim.) Koehne, Prunus maritima Marsh., Prunus mume Sieb. en Zucc., Prunus nigra Ait., Prunus persica (L.) Batsch, Prunus salicina L., Prunus sibirica L., Prunus simonii Carr., Prunus spinosa L., Prunus tomentosa Thunb., Prunus triloba Lindl.
|
0 % |
||
Tomato spotted wilt tospovirus [TSWV00] |
Teeltmateriaal van siergewassen, met uitzondering van zaden Begonia x hiemalis Fotsch, Capsicum annuum L., Chrysanthemum L., Gerbera L., Impatiens L. New Guinea-hybriden, Pelargonium L. |
0 %”. |
BIJLAGE V
Wijziging van Richtlijn 93/61/EEG
De bijlage bij Richtlijn 93/61/EEG wordt vervangen door:
“BIJLAGE
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen betreffende teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen
Bacteriën |
||
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen |
Teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen (geslacht of soort) |
Drempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen |
Clavibacter michiganensis ssp. michiganensis (Smith) Davis et al. [CORBMI] |
Solanum lycopersicum L. |
0 % |
Xanthomonas euvesicatoria Jones et al. [XANTEU] |
Capsicum annuum L., Solanum lycopersicum L. |
0 % |
Xanthomonas gardneri (ex Šutič 1957) Jones et al. [XANTGA] |
Capsicum annuum L., Solanum lycopersicum L. |
0 % |
Xanthomonas perforans Jones et al. [XANTPF] |
Capsicum annuum L., Solanum lycopersicum L. |
0 % |
Xanthomonas vesicatoria (ex Doidge) Vauterin et al. [XANTVE] |
Capsicum annuum L., Solanum lycopersicum L. |
0 % |
Schimmels en oömyceten |
||
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen |
Teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen (geslacht of soort) |
Drempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen |
Fusarium Link (anamorphic genus) [1FUSAG] met uitzondering van Fusarium oxysporum f. sp. albedinis (Kill. & Maire) W.L. Gordon [FUSAAL] en Fusarium circinatum Nirenberg & O’Donnell [GIBBCI] |
Asparagus officinalis L. |
0 % |
Helicobasidium brebissonii (Desm.) Donk [HLCBBR] |
Asparagus officinalis L. |
0 % |
Stromatinia cepivora Berk. [SCLOCE] |
Allium cepa L., Allium fistulosum L., Allium porrum L., Allium sativum L. |
0 % |
Verticillium dahliae Kleb. [SCLOCE] |
Cynara cardunculus L. |
0 % |
Nematoden |
||
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen |
Teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen (geslacht of soort) |
Drempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen |
Ditylenchus dipsaci (Kuehn) Filipjev [DITYDI] |
Allium cepa L., Allium sativum L. |
0 % |
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s |
||
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen |
Teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen (geslacht of soort) |
Drempelwaarde voor de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen |
Leek yellow stripe virus [LYSV00] |
Allium sativum L. |
1 % |
Onion yellow dwarf virus [OYDV00] |
Allium cepa L., Allium sativum L. |
1 % |
Potato spindle tuber viroid [PSTVD0] |
Capsicum annuum L., Solanum lycopersicum L. |
0 % |
Tomato spotted wilt tospovirus [TSWV00] |
Capsicum annuum L., Lactuca sativa L., Solanum lycopersicum L., Solanum melongena L. |
0 % |
Tomato yellow leaf curl virus [TYLCV0] |
Solanum lycopersicum L. |
0 %”. |
BIJLAGE VI
Wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/55/EG
Richtlijn 2002/55/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt punt 5 vervangen door:
(*1) Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).”." |
2) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
(*1) Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).”.”
BIJLAGE VII
Wijziging van Richtlijn 2002/56/EG
Richtlijn 2002/56/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt vervangen door: “BIJLAGE I MINIMUMVOORWAARDEN WAARAAN POOTAARDAPPELEN MOETEN VOLDOEN
|
2) |
Bijlage II wordt vervangen door: “BIJLAGE II MINIMUMVOORWAARDEN INZAKE DE KWALITEIT VAN PARTIJEN POOTAARDAPPELEN De volgende toleranties voor onzuiverheden, gebreken en gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen zijn toegestaan voor pootaardappelen:
|
BIJLAGE VIII
Wijziging van Richtlijn 2002/57/EG
Richtlijn 2002/57/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt punt 4 vervangen door:
(*1) Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).”" |
2) |
In bijlage II wordt deel I, onder 5, vervangen door:
|
(*1) Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).””
BIJLAGE IX
Wijziging van Uitvoeringsrichtlijn 2014/21/EU
De bijlage bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/21/EU wordt vervangen door:
“BIJLAGE
Eisen voor het in de handel brengen van prebasispootgoed van aardappelen als EU-klasse PBTC en EU-klasse PB
1) |
Prebasispootgoed van aardappelen van de EU-klasse PBTC moet aan de volgende eisen voldoen:
|
2) |
Prebasispootgoed van aardappelen van de EU-klasse PB moet aan de volgende eisen voldoen:
|
BIJLAGE X
Wijziging van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU
De bijlagen bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU worden vervangen door:
“BIJLAGE I
Lijst van gereguleerde niet-quarantaineorganismen waarvan overeenkomstig artikel 9, lid 1, artikel 10, lid 1, artikel 16, lid 1, artikel 21, lid 1, en artikel 26, lid 1, door visuele inspectie, en, in geval van twijfel, bemonstering en toetsing moet worden vastgesteld of deze wel of niet aanwezig zijn
Geslacht of soort |
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen |
Castanea sativa Mill. |
Schimmels en oömyceten Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr [ENDOPA] |
|
|
|
Mycosphaerella punctiformis Verkley & U. Braun [RAMUEN] |
|
Phytophthora cambivora (Petri) Buisman [PHYTCM] |
|
Phytophthora cinnamomi Rands [PHYTCN] |
|
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s |
|
Chestnut mosaic agent |
Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. |
Schimmels en oömyceten |
|
Phytophthora citrophthora (R.E.Smith & E.H.Smith) Leonian [PHYTCO] |
|
Phytophthora nicotianae var. parasitica (Dastur) Waterhouse [PHYTNP] |
|
Insecten en mijten |
|
Aleurothrixus floccosus Maskell [ALTHFL] |
|
Parabemisia myricae Kuwana [PRABMY] |
|
Nematoden |
|
Pratylenchus vulnus Allen & Jensen [PRATVU] |
|
Tylenchulus semipenetrans Cobb [TYLESE] |
Corylus avellana L. |
Bacteriën |
|
Pseudomonas avellanae Janse et al. [PSDMAL] |
|
Xanthomonas arboricola pv. Corylina (Miller, Bollen, Simmons, Gross & Barss) Vauterin, Hoste, Kersters & Swings [XANTCY] |
|
Schimmels en oömyceten |
|
Armillariella mellea (Vahl) Kummer [ARMIME] |
|
Verticillium albo-atrum Reinke & Berthold [VERTAA] |
|
Verticillium dahliae Kleb [VERTDA] |
|
Insecten en mijten |
|
Phytoptus avellanae Nalepa [ERPHAV] |
Cydonia oblonga Mill. en Pyrus L. |
Bacteriën |
|
Agrobacterium tumefaciens (Smith & Townsend) Conn [AGRBTU] |
|
Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al. [ERWIAM] |
|
Pseudomonas syringae pv. Syringae van Hall [PSDMSY] |
|
Schimmels en oömyceten |
|
Armillariella mellea (Vahl) Kummer [ARMIME] |
|
Chondrostereum purpureum Pouzar [STERPU] |
|
Glomerella cingulata (Stoneman) Spaulding & von Schrenk [GLOMCI] |
|
Neofabraea alba Desmazières [PEZIAL] |
|
Neofabraea malicorticis Jackson [PEZIMA] |
|
Neonectria ditissima (Tulasne & C. Tulasne) Samuels & Rossman [NECTGA] |
|
Phytophthora cactorum (Lebert & Cohn) J.Schröter [PHYTCC] |
|
Sclerophora pallida Yao & Spooner [SKLPPA] |
|
Verticillium albo-atrum Reinke & Berthold [VERTAA] |
|
Verticillium dahliae Kleb [VERTDA] |
|
Insecten en mijten |
|
Eriosoma lanigerum Hausmann [ERISLA] |
|
Psylla spp. Geoffroy [1PSYLG] |
|
Nematoden |
|
Meloidogyne hapla Chitwood [MELGHA] |
|
Meloidogyne javanica Chitwood [MELGJA] |
|
Pratylenchus penetrans (Cobb) Filipjev & Schuurmans-Stekhoven [PRATPE] |
|
Pratylenchus vulnus Allen & Jensen [PRATVU] |
Ficus carica L. |
Bacteriën |
|
Xanthomonas campestris pv. fici (Cavara) Dye [XANTFI] |
|
Schimmels en oömyceten |
|
Armillariella mellea (Vahl) Kummer [ARMIME] |
|
Insecten en mijten |
|
Ceroplastes rusci Linnaeus [CERPRU] |
|
Nematoden |
|
Heterodera fici Kirjanova [HETDFI] |
|
Meloidogyne arenaria Chitwood [MELGAR] |
|
Meloidogyne incognita (Kofold & White) Chitwood [MELGIN] |
|
Meloidogyne javanica Chitwood [MELGJA] |
|
Pratylenchus penetrans (Cobb) Filipjev & Schuurmans-Stekhoven [PRATPE] |
|
Pratylenchus vulnus Allen & Jensen [PRATVU] |
|
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s |
|
Fig mosaic agent [FGM000] |
Fragaria L. |
Bacteriën |
|
Candidatus Phlomobacter fragariae Zreik, Bové & Garnier [PHMBFR] |
|
Schimmels en oömyceten |
|
Podosphaera aphanis (Wallroth) Braun & Takamatsu [PODOAP] |
|
Rhizoctonia fragariae Hussain & W.E.McKeen [RHIZFR] |
|
Verticillium albo-atrum Reinke & Berthold [VERTAA] |
|
Verticillium dahliae Kleb [VERTDA] |
|
Insecten en mijten |
|
Chaetosiphon fragaefolii Cockerell [CHTSFR] |
|
Phytonemus pallidus Banks [TARSPA] |
|
Nematoden |
|
Ditylenchus dipsaci (Kuehn) Filipjev [DITYDI] |
|
Meloidogyne hapla Chitwood [MELGHA] |
|
Pratylenchus vulnus Allen & Jensen [PRATVU] |
|
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s |
|
Candidatus Phytoplasma asteris Lee et al. [PHYPAS] |
|
Candidatus Phytoplasma australiense Davis et al. [PHYPAU] |
|
Candidatus Phytoplasma fragariae Valiunas, Staniulis & Davis [PHYPFG] |
|
Candidatus Phytoplasma pruni [PHYPPN] |
|
Candidatus Phytoplasma solani Quaglino et al. [PHYPSO] |
|
Clover phyllody phytoplasma [PHYP03] |
|
Strawberry multiplier disease phytoplasma [PHYP75] |
Juglans regia L. |
Bacteriën |
|
Agrobacterium tumefaciens (Smith & Townsend) Conn [AGRBTU] |
|
Xanthomonas arboricola pv. Juglandi (Pierce) Vauterin et al. [XANTJU] |
|
Schimmels en oömyceten |
|
Armillariella mellea (Vahl) Kummer [ARMIME] |
|
Chondrostereum purpureum Pouzar [STERPU] |
|
Neonectria ditissima (Tulasne & C. Tulasne) Samuels & Rossman [NECTGA] Phytophthora cactorum (Lebert & Cohn) J.Schröter [PHYTCC] |
|
Insecten en mijten |
|
Epidiaspis leperii Signoret [EPIDBE] |
|
Pseudaulacaspis pentagona Targioni-Tozzetti [PSEAPE] |
|
Quadraspidiotus perniciosus Comstock [QUADPE] |
Malus Mill. |
Bacteriën |
|
Agrobacterium tumefaciens (Smith & Townsend) Conn [AGRBTU] |
|
Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al. [ERWIAM] |
|
Pseudomonas syringae pv. Syringae van Hall [PSDMSY] |
|
Schimmels en oömyceten |
|
Armillariella mellea (Vahl) Kummer [ARMIME] |
|
Chondrostereum purpureum Pouzar [STERPU] |
|
Glomerella cingulata (Stoneman) Spaulding & von Schrenk [GLOMCI] |
|
Neofabraea alba Desmazières [PEZIAL] |
|
Neofabraea malicorticis Jackson [PEZIMA] Neonectria ditissima (Tulasne & C. Tulasne) Samuels & Rossman [NECTGA] Phytophthora cactorum (Lebert & Cohn) J.Schröter [PHYTCC] Sclerophora pallida Yao & Spooner [SKLPPA] Verticillium albo-atrum Reinke & Berthold [VERTAA] Verticillium dahliae Kleb [VERTDA] |
|
Insecten en mijten |
|
Eriosoma lanigerum Hausmann [ERISLA] Psylla spp. Geoffroy [1PSYLG] |
|
Nematoden |
|
Meloidogyne hapla Chitwood [MELGHA] Meloidogyne javanica Chitwood [MELGJA] Pratylenchus penetrans (Cobb) Filipjev & Schuurmans-Stekhoven [PRATPE] Pratylenchus vulnus Allen & Jensen [PRATVU] |
Olea europaea L. |
Bacteriën |
|
Pseudomonas savastanoi pv. savastanoi (Smith) Gardan et al. [PSDMSA] |
|
Nematoden |
|
Meloidogyne arenaria Chitwood [MELGAR] Meloidogyne incognita (Kofold & White) Chitwood [MELGIN] Meloidogyne javanica Chitwood [MELGJA] Pratylenchus vulnus Allen & Jensen [PRATVU] |
|
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s |
|
Olive leaf yellowing-associated virus [OLYAV0] Olive vein yellowing-associated virus [OVYAV0] Olive yellow mottling and decline associated virus [OYMDAV] |
Pistacia vera L. |
Schimmels en oömyceten |
|
Phytophthora cambivora (Petri) Buisman [PHYTCM] Phytophthora cryptogea Pethybridge & Lafferty [PHYTCR] Rosellinia necatrix Prillieux [ROSLNE] Verticillium dahliae Kleb [VERTDA] |
|
Nematoden |
|
Pratylenchus penetrans (Cobb) Filipjev & Schuurmans-Stekhoven [PRATPE] Pratylenchus vulnus Allen & Jensen [PRATVU] |
Prunus domestica L., en Prunus dulcis (Miller) Webb |
Bacteriën |
|
Agrobacterium tumefaciens (Smith & Townsend) Conn [AGRBTU] Pseudomonas syringae pv. morsprunorum (Wormald) Young, Dye & Wilkie [PSDMMP] |
|
Schimmels en oömyceten |
|
Phytophthora cactorum (Lebert & Cohn) J.Schröter [PHYTCC] Verticillium dahliae Kleb [VERTDA] |
|
Insecten en mijten |
|
Pseudaulacaspis pentagona Targioni-Tozzetti [PSEAPE] |
|
Quadraspidiotus perniciosus Comstock [QUADPE] |
|
Nematoden |
|
Meloidogyne arenaria Chitwood [MELGAR] Meloidogyne incognita (Kofold & White) Chitwood [MELGIN] Meloidogyne javanica Chitwood [MELGJA] Pratylenchus penetrans (Cobb) Filipjev & Schuurmans-Stekhoven [PRATPE] Pratylenchus vulnus Allen & Jensen [PRATVU] |
Prunus armeniaca L. |
Bacteriën |
|
Agrobacterium tumefaciens (Smith & Townsend) Conn [AGRBTU] Pseudomonas syringae pv. morsprunorum (Wormald) Young, Dye & Wilkie [PSDMMP] Pseudomonas syringae pv. Syringae van Hall [PSDMSY] Pseudomonas viridiflava (Burkholder) Dowson [PSDMVF] |
|
Schimmels en oömyceten |
|
Phytophthora cactorum (Lebert & Cohn) J.Schröter [PHYTCC] |
|
Verticillium dahliae Kleb [VERTDA] |
|
Insecten en mijten |
|
Pseudaulacaspis pentagona Targioni-Tozzetti [PSEAPE] |
|
Quadraspidiotus perniciosus Comstock [QUADPE] |
|
Nematoden |
|
Meloidogyne arenaria Chitwood [MELGAR] Meloidogyne incognita (Kofold & White) Chitwood [MELGIN] Meloidogyne javanica Chitwood [MELGJA] Pratylenchus penetrans (Cobb) Filipjev & Schuurmans-Stekhoven [PRATPE] Pratylenchus vulnus Allen & Jensen [PRATVU] |
Prunus avium L. en Prunus cerasus L. |
Bacteriën |
|
Agrobacterium tumefaciens (Smith & Townsend) Conn [AGRBTU] |
|
Pseudomonas syringae pv. morsprunorum (Wormald) Young, Dye & Wilkie [PSDMMP] |
|
Schimmels en oömyceten |
|
Phytophthora cactorum (Lebert & Cohn) J.Schröter [PHYTCC] |
|
Insecten en mijten |
|
Quadraspidiotus perniciosus Comstock [QUADPE] |
|
Nematoden |
|
Meloidogyne arenaria Chitwood [MELGAR] Meloidogyne incognita (Kofold & White) Chitwood [MELGIN] Meloidogyne javanica Chitwood [MELGJA] Pratylenchus penetrans (Cobb) Filipjev & Schuurmans-Stekhoven [PRATPE] Pratylenchus vulnus Allen & Jensen [PRATVU] |
Prunus persica (L.) Batsch en Prunus salicina Lindley |
Bacteriën |
|
Agrobacterium tumefaciens (Smith & Townsend) Conn [AGRBTU] Pseudomonas syringae pv. morsprunorum (Wormald) Young, Dye & Wilkie [PSDMMP] Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier, Luisetti &. Gardan) Young, Dye & Wilkie [PSDMPE] |
|
Schimmels en oömyceten |
|
Phytophthora cactorum (Lebert & Cohn) J.Schröter [PHYTCC] Verticillium dahliae Kleb [VERTDA] |
|
Insecten en mijten |
|
Pseudaulacaspis pentagona Targioni-Tozzetti [PSEAPE] Quadraspidiotus perniciosus Comstock [QUADPE] |
|
Nematoden |
|
Meloidogyne arenaria Chitwood [MELGAR] Meloidogyne incognita (Kofold & White) Chitwood [MELGIN] Meloidogyne javanica Chitwood [MELGJA] Pratylenchus penetrans (Cobb) Filipjev & Schuurmans-Stekhoven [PRATPE] Pratylenchus vulnus Allen & Jensen [PRATVU] |
Ribes L. |
Schimmels en oömyceten |
|
Diaporthe strumella (Fries) Fuckel [DIAPST] Microsphaera grossulariae (Wallroth) Léveillé [MCRSGR] Podosphaera mors-uvae (Schweinitz) Braun & Takamatsu [SPHRMU] |
|
Insecten en mijten |
|
Cecidophyopsis ribis Westwood [ERPHRI] Dasineura tetensi Rübsaamen [DASYTE] Pseudaulacaspis pentagona Targioni-Tozzetti [PSEAPE] Quadraspidiotus perniciosus Comstock [QUADPE] Tetranychus urticae Koch [TETRUR] |
|
Nematoden Aphelenchoides ritzemabosi (Schwartz) Steiner & Buhrer [APLORI] Ditylenchus dipsaci (Kuehn) Filipjev [DITYDI] Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Aucuba mosaic agent en blackcurrant yellows agent gecombineerd |
Rubus L. |
Bacteriën |
|
Agrobacterium spp. Conn [1AGRBG] Rhodococcus fascians Tilford [CORBFA] Schimmels en oömyceten Peronospora rubi Rabenhorst [PERORU] Insecten en mijten Resseliella theobaldi Barnes [THOMTE] |
Vaccinium L. |
Bacteriën |
|
Agrobacterium tumefaciens (Smith & Townsend) Conn [AGRBTU] Schimmels en oömyceten Diaporthe vaccinii Shear [DIAPVA] Exobasidium vaccinii (Fuckel) Woronin [EXOBVA] Godronia cassandrae (anamorph Topospora myrtilli) Peck [GODRCA] |
“BIJLAGE II
Lijst van gereguleerde niet-quarantaineorganismen waarvan overeenkomstig artikel 9, leden 2 en 4, artikel 10, lid 1, artikel 16, lid 1, artikel 21, lid 1, artikel 26, lid 1, en bijlage IV door visuele inspectie, en, in voorkomend geval, bemonstering en toetsing moet worden vastgesteld of deze wel of niet aanwezig zijn
Geslacht of soort |
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen |
Citrus L., Fortunella Swingle en Poncirus Raf. |
Bacteriën |
|
Spiroplasma citri Saglio et al. [SPIRCI] |
|
Schimmels en oömyceten |
|
Plenodomus tracheiphilus (Petri) Gruyter, Aveskamp & Verkley [DEUTTR] |
|
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s |
|
Citrus cristacortis agent [CSCC00] Citrus exocortis viroid [CEVD00] Citrus impietratura agent [CSI000] Citrus leaf blotch virus [CLBV00] Citrus psorosis vírus [CPSV00] Citrus tristeza virus (EU-isolaten) [CTV000] Citrus variegation virus [CVV000] Hop stunt viroid [HSVD00] |
Corylus avellana L. |
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s |
|
Apple mosaic virus [APMV00] |
Cydonia oblonga Mill. |
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s |
|
Apple chlorotic leaf spot virus [ACLSV0] Apple rubbery wood agent [ARW000] Apple stem grooving virus [ASGV00] Apple stem-pitting virus [ASPV00] Pear bark necrosis agent [PRBN00] Pear bark split agent [PRBS00] Pear blister canker viroid ([PBCVD0], perenblaasjeskankerviroïde) Pear rough bark agent [PRRB00] Quince yellow blotch agent [ARW000] |
Fragaria L. |
Bacteriën |
|
Xanthomonas fragariae Kennedy & King [XANTFR] Schimmels en oömyceten Colletotrichum acutatum Simmonds [COLLAC] Phytophthora cactorum (Lebert & Cohn) J.Schröter [PHYTCC] Phytophthora fragariae C.J. Hickman [PHYTFR] Nematoden Aphelenchoides besseyi Christie [APLOBE] Aphelenchoides blastophthorus Franklin [APLOBL] Aphelenchoides fragariae (Ritzema Bos) Christie [APLOFR] Aphelenchoides ritzemabosi (Schwartz) Steiner & Buhrer [APLORI] |
|
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Arabis mosaic virus [ARMV00] Raspberry ringspot virus ([RPRSV0], frambozenkringvlekkenvirus) Strawberry crinkle virus [SCRV00] Strawberry latent ringspot virus ([SLRSV0], latent aardbeikringvlekkenvirus) Strawberry mild yellow edge virus [SMYEV0] Strawberry mottle virus [SMOV00] Strawberry vein banding virus [SVBV00] Tomato black ring virus [TBRV00] |
Juglans regia L. |
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s |
|
Cherry leaf roll virus ([CLRV00], kersenbladrolvirus) |
Malus Mill. |
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Apple chlorotic leaf spot virus [ACLSV0] Apple dimple fruit viroid [ADFVD0] Apple flat limb agent [AFL000] Apple mosaic virus [APMV00] Apple rubbery wood agent [ARW000] Apple scar skin viroid [ASSVD0] Apple star crack agent [APHW00] Apple stem grooving virus [ASGV00] Apple stem-pitting virus [ASPV00] Candidatus Phytoplasma mali Seemüller & Schneider [PHYPMA] Vruchtafwijkingen: chat fruit ([APCF00], kleinvruchtigheid), green crinkle [APGC00], bumpy fruit van Ben Davis, rough skin ([APRSK0], ruwschilligheid), star crack (appelsterbarst), russet ring ([APLP00] appelkringerigheid), russet wart |
Olea europaea L. |
Schimmels en oömyceten Verticillium dahliae Kleb [VERTDA] Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Arabis mosaic virus [ARMV00] Cherry leaf roll virus ([CLRV00], kersenbladrolvirus) Strawberry latent ringspot virus ([SLRSV0], latent aardbeikringvlekkenvirus) |
Prunus dulcis (Miller) Webb |
Bacteriën Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. [XANTPR] Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Apple chlorotic leaf spot virus [ACLSV0] Apple mosaic virus [APMV00] Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider [PHYPPR] Plum pox virus [PPV000] Prune dwarf virus ([PDV000], pruimensmalbladvirus) Prunus necrotic ringspot virus ([PNRSV0], necrotische-kringvlekkenvirus van Prunus) |
Prunus armeniaca L. |
Bacteriën Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. [XANTPR] Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Apple chlorotic leaf spot virus [ACLSV0] Apple mosaic virus [APMV00] Apricot latent virus [ALV000] Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider [PHYPPR] Plum pox virus [PPV000] Prune dwarf virus ([PDV000], pruimensmalbladvirus) Prunus necrotic ringspot virus ([PNRSV0], necrotische-kringvlekkenvirus van Prunus) |
Prunus avium L. en Prunus cerasus L. |
Bacteriën Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. [XANTPR] Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Apple chlorotic leaf spot virus [ACLSV0] Apple mosaic virus [APMV00] Arabis mosaic virus [ARMV00] Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider [PHYPPR] Cherry green ring mottle virus [CGRMV0] Cherry leaf roll virus ([CLRV00], kersenbladrolvirus) Cherry mottle leaf virus [CMLV00] Cherry necrotic rusty mottle virus ([CRNRM0], kersenroestvlekkenvirus) Little cherry virus 1 en 2 [LCHV10], [LCHV20] Plum pox virus [PPV000] Prune dwarf virus ([PDV000], pruimensmalbladvirus) Prunus necrotic ringspot virus ([PNRSV0], necrotische-kringvlekkenvirus van Prunus) Raspberry ringspot virus ([RPRSV0], frambozenkringvlekkenvirus) Strawberry latent ringspot virus ([SLRSV0], latent aardbeikringvlekkenvirus) Tomato black ring virus [TBRV00] |
Prunus domestica L., Prunus salicina Lindley, en andere voor het Plum pox virus vatbare soorten van Prunus L. in het geval van Prunus L.-hybriden |
Bacteriën Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. [XANTPR] Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Apple chlorotic leaf spot virus [ACLSV0] Apple mosaic virus [APMV00] Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider [PHYPPR] Myrobalan latent ringspot virus [MLRSV0] Plum pox virus [PPV000] Prune dwarf virus ([PDV000], pruimensmalbladvirus) Prunus necrotic ringspot virus ([PNRSV0], necrotische-kringvlekkenvirus van Prunus) |
Prunus persica (L.) Batsch |
Bacteriën Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. [XANTPR] Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Apple chlorotic leaf spot virus [ACLSV0] Apple mosaic virus [APMV00] Apricot latent virus [ALV000] Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider [PHYPPR] Peach latent mosaic viroid ([PLMVD0], perzikzwakmozaïekviroïde) Plum pox virus [PPV000] Prune dwarf virus ([PDV000], pruimensmalbladvirus) Prunus necrotic ringspot virus ([PNRSV0], necrotische-kringvlekkenvirus van Prunus) Strawberry latent ringspot virus ([SLRSV0], latent aardbeikringvlekkenvirus) |
Pyrus L. |
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Apple chlorotic leaf spot virus [ACLSV0] Apple rubbery wood agent [ARW000] Apple stem grooving virus [ASGV00] Apple stem-pitting virus [ASPV00] Candidatus Phytoplasma pyri Seemüller & Schneider [PHYPPY] Pear bark necrosis agent [PRBN00] Pear bark split agent [PRBS00] Pear blister canker viroid ([PBCVD0], perenblaasjeskankerviroïde) Pear rough bark agent [PRRB00] Quince yellow blotch agent [ARW000] |
Ribes L. |
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Arabis mosaic virus [ARMV00] Blackcurrant reversion virus ([BRAV00], zwarte-bessenbrandnetelbladvirus) Cucumber mosaic virus [CMV000] Gooseberry vein banding associated virus ([GOVB00], kruisbessennerfbandmozaïekvirus) Raspberry ringspot virus ([RPRSV0], frambozenkringvlekkenvirus) Strawberry latent ringspot virus ([SLRSV0], latent aardbeikringvlekkenvirus) |
Rubus L. |
Schimmels en oömyceten Phytophthora spp. de Bary [1PHYTG] Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Apple mosaic virus [APMV00] Arabis mosaic virus [ARMV00] Black raspberry necrosis virus ([BRNV00], zwarteframbozennecrosevirus) Candidatus Phytoplasma rubi Malembic-Maher et al. [PHYPRU] Cucumber mosaic virus [CMV000] Raspberry bushy dwarf virus ([RBDV00], frambozendwerggroeivirus) |
|
Raspberry leaf mottle virus [RLMV00, frambozenvlekkerigheidsvirus] Raspberry ringspot virus ([RPRSV0], frambozenkringvlekkenvirus) Raspberry vein chlorosis virus ([RVCV00], frambozennerfchlorosevirus) Raspberry yellow spot [RYS000] Rubus yellow net virus ([RYNV00], Rubus-geelnerfvirus) Strawberry latent ringspot virus ([SLRSV0], latent aardbeikringvlekkenvirus) Tomato black ring virus [TBRV00] |
Vaccinium L. |
Virussen, viroïden, virusachtige ziekten en fytoplasma’s Blueberry mosaic associated ophiovirus [BLMAV0] Blueberry red ringspot virus [BRRV00] Blueberry scorch virus ([BLSCV0], blauwe-bessenverdorringsvirus) Blueberry shock virus [BLSHV0] Blueberry shoestring virus [BSSV00] Candidatus Phytoplasma asteris Lee et al. [PHYPAS] Candidatus Phytoplasma pruni [PHYPPN] Candidatus Phytoplasma solani Quaglino et al. [PHYPSO] Cranberry false blossom phytoplasma [PHYPFB] |
“BIJLAGE III
Lijst van gereguleerde niet-quarantaineorganismen waarvan de aanwezigheid in de grond wordt geregeld door artikel 11, leden 1 en 2, artikel 17, leden 1 en 2, en artikel 22, leden 1 en 2
Geslacht of soort |
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen |
Fragaria L. |
Nematoden |
|
Longidorus attenuatus Hooper [LONGAT] Longidorus elongatus (de Man) Thorne & Swanger [LONGEL] Longidorus macrosoma Hooper [LONGMA] Xiphinema diversicaudatum (Mikoletzky) Thorne [XIPHDI] |
Juglans regia L. |
Nematoden |
|
Xiphinema diversicaudatum (Mikoletzky) Thorne [XIPHDI] |
Olea europaea L. |
Nematoden |
|
Xiphinema diversicaudatum (Mikoletzky) Thorne [XIPHDI] |
Pistacia vera L. |
Nematoden |
|
Xiphinema index Thorne & Allen [XIPHIN] |
Prunus avium L. en Prunus cerasus L. |
Nematoden |
|
Longidorus attenuatus Hooper [LONGAT] Longidorus elongatus (de Man) Thorne & Swanger [LONGEL] Longidorus macrosoma Hooper [LONGMA] Xiphinema diversicaudatum (Mikoletzky) Thorne [XIPHDI] |
Prunus domestica L., Prunus persica (L.) Batsch en Prunus salicina Lindley |
Nematoden |
Longidorus attenuatus Hooper [LONGAT] Longidorus elongatus (de Man) Thorne & Swanger [LONGEL] Xiphinema diversicaudatum (Mikoletzky) Thorne [XIPHDI] |
|
Ribes L. |
Nematoden |
|
Longidorus elongatus (de Man) Thorne & Swanger [LONGEL] Longidorus macrosoma Hooper [LONGMA] Xiphinema diversicaudatum (Mikoletzky) Thorne [XIPHDI] |
Rubus L. |
Nematoden |
|
Longidorus attenuatus Hooper [LONGAT] Longidorus elongatus (de Man) Thorne & Swanger [LONGEL] Longidorus macrosoma Hooper [LONGMA] Xiphinema diversicaudatum (Mikoletzky) Thorne [XIPHDI] |
“BIJLAGE IV
Voorschriften betreffende maatregelen per geslacht of soort en categorie overeenkomstig artikel 10, lid 4, artikel 16, lid 4, artikel 21, lid 4, en artikel 26, lid 2
Het teeltmateriaal moet voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen en plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied die zijn opgenomen in de krachtens Verordening (EU) 2016/2031 vastgestelde uitvoeringshandelingen, alsook aan de krachtens artikel 30, lid 1, van die verordening vastgestelde maatregelen.
Daarnaast moet het voldoen aan de volgende eisen per geslacht of soort en categorie in kwestie:
1. Castanea sativa Mill.
a) Alle categorieën
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Bij twijfel over de aanwezigheid van in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen vinden bemonstering en toetsing plaats.
b) Prebasiscategorie
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
Indien krachtens Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/925 van de Commissie (1) bij afwijking wordt toegestaan dat prebasismateriaal in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden wordt geproduceerd, zijn de volgende voorschriften van toepassing met betrekking tot Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr:
i) |
teeltmateriaal en fruitgewassen van de prebasiscategorie worden geproduceerd in gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr, of |
ii) |
sinds het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus zijn op het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de prebasiscategorie op de productielocatie geen symptomen van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr waargenomen. |
c) Basiscategorie
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
teeltmateriaal en fruitgewassen van de basiscategorie worden geproduceerd in gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr, of |
ii) |
sinds het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus zijn op het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de basiscategorie op de productielocatie geen symptomen van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr waargenomen. |
d) Gecertificeerde en CAC-categorie
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
teeltmateriaal en fruitgewassen van de gecertificeerde en de CAC-categorie worden geproduceerd in gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr, of |
ii) |
sinds het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus zijn op het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de gecertificeerde en de CAC-categorie op de productielocatie geen symptomen van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr waargenomen, of |
iii) |
het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de gecertificeerde en de CAC-categorie die symptomen van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr vertonen, zijn verwijderd, het overblijvende teeltmateriaal en de overblijvende fruitgewassen worden wekelijks geïnspecteerd, en op de productielocatie zijn gedurende ten minste drie weken vóór verzending geen symptomen waargenomen. |
2. Citrus L., Fortunella Swingle en Poncirus Raf.
a) Prebasiscategorie
Visuele inspectie
Tweemaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Elk jaar wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Spiroplasma citri Saglio et al. Drie jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elke drie jaar wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Citrus tristeza virus (EU-isolaten).
Zes jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elke zes jaar wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Citrus tristeza virus (EU isolates) en Spiroplasma citri Saglio et al., en, bij twijfel over de aanwezigheid ervan, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
b) Basiscategorie
Visuele inspectie
Tweemaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd voor Citrus tristeza virus (EU-isolaten), Spiroplasma citri Saglio et al. en Plenodomus tracheiphilus (Petri) Gruyter, Aveskamp & Verkley. Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd voor alle in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Citrus tristeza virus (EU-isolaten), Spiroplasma citri Saglio et al. en Plenodomus tracheiphilus (Petri) Gruyter, Aveskamp & Verkley.
Bemonstering en toetsing
In het geval van basismoederplanten die in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elke basismoederplant elke drie jaar bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Citrus tristeza virus (EU-isolaten). Elke drie jaar wordt een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Spiroplasma citri Saglio et al.
In het geval van basismoederplanten die niet in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elk jaar een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Citrus tristeza virus (EU-isolaten) en Spiroplasma citri Saglio et al. zodat alle moederplanten in een tijdsbestek van twee jaar worden getoetst. In het geval van een positief testresultaat voor Citrus tristeza virus (EU-isolaten) worden alle basismoederplanten op de productielocatie bemonsterd en getoetst. Elke zes jaar wordt een representatief deel van de basismoederplanten die niet in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten bemonsterd en getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Citrus tristeza virus (EU-isolaten) en Spiroplasma citri Saglio et al.
c) Gecertificeerde categorie
Visuele inspectie
Tweemaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd voor Citrus tristeza virus (EU-isolaten), Spiroplasma citri Saglio et al. en Plenodomus tracheiphilus (Petri) Gruyter, Aveskamp & Verkley. Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd voor alle in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Citrus tristeza virus (EU-isolaten), Spiroplasma citri Saglio et al. en Plenodomus tracheiphilus (Petri) Gruyter, Aveskamp & Verkley.
Bemonstering en toetsing
In het geval van gecertificeerde moederplanten die in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elke vier jaar een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Citrus tristeza virus (EU-isolaten) zodat alle moederplanten in een tijdsbestek van acht jaar worden getoetst.
In het geval van gecertificeerde moederplanten die niet in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elk jaar een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Citrus tristeza virus (EU-isolaten) zodat alle moederplanten in een tijdsbestek van drie jaar worden getoetst. Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde plaagorganismen, met uitzondering van Citrus tristeza virus (EU-isolaten), wordt een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten die niet in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, bemonsterd en getoetst.
In het geval van een positief testresultaat voor Citrus tristeza virus (EU-isolaten) worden alle gecertificeerde moederplanten op de productielocatie bemonsterd en getoetst.
d) Basis- en gecertificeerde categorie
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
Teeltmateriaal en fruitgewassen van de basis- en de gecertificeerde categorie worden geproduceerd in gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Citrus tristeza virus (EU-isolaten), Spiroplasma citri Saglio et al. en Plenodomus tracheiphilus (Petri) Gruyter, Aveskamp & Verkley, of |
ii) |
in het geval van teeltmateriaal en fruitgewassen van de basis- en de gecertificeerde categorie die zijn geteeld in insectenvrije faciliteiten, zijn op dat teeltmateriaal en die fruitgewassen tijdens het laatste volledige groeiseizoen geen symptomen van Spiroplasma citri Saglio et al. of Plenodomus tracheiphilus (Petri) Gruyter, Aveskamp & Verkley waargenomen, en het materiaal is steekproefsgewijs bemonsterd en getoetst op Citrus tristeza virus (EU-isolaten) alvorens het in de handel is gebracht, of |
iii) |
in het geval van teeltmateriaal en fruitgewassen van de gecertificeerde categorie die niet zijn geteeld in insectenvrije faciliteiten, zijn op dat teeltmateriaal en die fruitgewassen tijdens het laatste volledige groeiseizoen geen symptomen van Spiroplasma citri Saglio et al. en Plenodomus tracheiphilus (Petri) Gruyter, Aveskamp & Verkley waargenomen, en een representatief deel van het materiaal is bemonsterd en getoetst op Citrus tristeza virus (EU-isolaten) alvorens het in de handel is gebracht, of |
iv) |
in het geval van teeltmateriaal en fruitgewassen van de gecertificeerde categorie die niet zijn geteeld in insectenvrije faciliteiten:
|
e) CAC-categorie
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Teeltmateriaal en fruitgewassen van de CAC-categorie komen voort uit een geïdentificeerde bron van materiaal die, op basis van visuele inspectie, bemonstering en toetsing, vrij is bevonden van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
Indien de geïdentificeerde bron van materiaal in stand is gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elke acht jaar een representatief deel van dat materiaal bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Citrus tristeza virus (EU-isolaten).
Indien de geïdentificeerde bron van materiaal niet in stand is gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elke drie jaar een representatief deel van dat materiaal bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Citrus tristeza virus (EU-isolaten).
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
Teeltmateriaal en fruitgewassen van de CAC-categorie worden geproduceerd in gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Citrus tristeza virus (EU-isolaten), Spiroplasma citri Saglio et al. en Plenodomus tracheiphilus (Petri) Gruyter, Aveskamp & Verkley, of |
ii) |
in het geval van teeltmateriaal en fruitgewassen van de CAC-categorie die zijn geteeld in insectenvrije faciliteiten, zijn op dat teeltmateriaal en die fruitgewassen tijdens het laatste volledige groeiseizoen geen symptomen van Spiroplasma citri Saglio et al. of Plenodomus tracheiphilus (Petri) Gruyter, Aveskamp & Verkley waargenomen, en het materiaal is steekproefsgewijs bemonsterd en getoetst op Citrus tristeza virus (EU-isolaten) alvorens het in de handel is gebracht, of |
iii) |
in het geval van teeltmateriaal en fruitgewassen van de CAC-categorie die niet zijn geteeld in insectenvrije faciliteiten, zijn op het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de CAC-categorie op de productielocatie tijdens het laatste volledige groeiseizoen geen symptomen van Spiroplasma citri Saglio et al. of Plenodomus tracheiphilus (Petri) Gruyter, Aveskamp & Verkley waargenomen, eventuele symptomatische planten in de onmiddellijke nabijheid zijn verwijderd en onmiddellijk vernietigd, en een representatief deel van het materiaal is bemonsterd en getoetst op Citrus tristeza virus (EU-isolaten) alvorens het in de handel is gebracht, of |
iv) |
in het geval van teeltmateriaal en fruitgewassen van de CAC-categorie die niet zijn geteeld in insectenvrije faciliteiten:
|
3. Corylus avellana L.
Alle categorieën
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Bij twijfel over de aanwezigheid van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen vinden bemonstering en toetsing plaats.
4. Cydonia oblonga Mill.
a) Alle categorieën
Visuele inspectie
Tijdens het laatste volledige groeiseizoen wordt een visuele inspectie uitgevoerd voor Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al. Voor alle gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al., wordt eenmaal per jaar een visuele inspectie uitgevoerd.
b) Prebasiscategorie
Bemonstering en toetsing
Vijftien jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elke vijftien jaar wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen die geen virusachtige ziekten of viroïden zijn, en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
Indien krachtens Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/925 van de Commissie bij afwijking wordt toegestaan dat prebasismateriaal in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden wordt geproduceerd, zijn de volgende voorschriften van toepassing met betrekking tot Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al.:
i) |
teeltmateriaal en fruitgewassen van de prebasiscategorie worden geproduceerd in gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al., of |
ii) |
het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de prebasiscategorie op de productielocatie zijn tijdens het laatste volledige groeiseizoen geïnspecteerd, en teeltmateriaal en fruitgewassen die symptomen van Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al. vertonen en eventuele omringende waardplanten zijn onmiddellijk verwijderd en vernietigd. |
c) Basiscategorie
Bemonstering en toetsing
Elke vijftien jaar wordt een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen die geen virusachtige ziekten of viroïden zijn, en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
d) Gecertificeerde categorie
Bemonstering en toetsing
Elke vijftien jaar wordt een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen die geen virusachtige ziekten of viroïden zijn, en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen worden gecertificeerde fruitgewassen bemonsterd en getoetst.
e) Basis- en gecertificeerde categorie
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
teeltmateriaal en fruitgewassen van de basis- en de gecertificeerde categorie worden geproduceerd in gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al., of |
ii) |
het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de basis- en de gecertificeerde categorie op de productielocatie zijn tijdens het laatste volledige groeiseizoen geïnspecteerd, en teeltmateriaal en fruitgewassen die symptomen van Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al. vertonen en eventuele omringende waardplanten zijn onmiddellijk verwijderd en vernietigd. |
f) CAC-categorie
Bemonstering en toetsing
Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen vinden bemonstering en toetsing plaats.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
Teeltmateriaal en fruitgewassen van de CAC-categorie worden geproduceerd in gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al., of |
ii) |
het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de CAC-categorie op de productielocatie zijn tijdens het laatste volledige groeiseizoen geïnspecteerd, en teeltmateriaal en fruitgewassen die symptomen van Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al. vertonen en eventuele omringende waardplanten zijn onmiddellijk verwijderd en vernietigd. |
5. Ficus carica L.
Alle categorieën
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Bij twijfel over de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen vinden bemonstering en toetsing plaats.
6. Fragaria L.
a) Alle categorieën
Visuele inspectie
Tweemaal per jaar wordt tijdens het groeiseizoen een visuele inspectie uitgevoerd. Het loof van Fragaria L. wordt visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van Phytophthora fragariae C.J. Hickman.
Teeltmateriaal en fruitgewassen die door microvermeerdering zijn verkregen en korter dan drie maanden worden bewaard, hoeven tijdens deze periode slechts eenmaal visueel te worden geïnspecteerd.
b) Prebasiscategorie
Bemonstering en toetsing
Een jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens eenmaal per groeiseizoen wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
c) Basiscategorie
Bemonstering en toetsing
In het geval van symptomen van Phytophthora fragariae C.J. Hickman op het loof wordt een representatief monster van de wortels bemonsterd en getoetst. Indien de symptomen van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry crinkle virus, Strawberry latent ringspot virus, Strawberry mild yellow edge virus, Strawberry vein banding virus en Tomato black ring virus bij visuele inspectie onduidelijk zijn, vinden bemonstering en toetsing plaats. Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Arabis mosaic virus, Phytophthora fragariae C.J. Hickman, Raspberry ringspot virus, Strawberry crinkle virus, Strawberry latent ringspot virus, Strawberry mild yellow edge virus, Strawberry vein banding virus en Tomato black ring virus, vinden bemonstering en toetsing plaats.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
|
ii) |
|
iii) |
voorschriften voor gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Xanthomonas fragariae Kennedy & King en Phytophthora fragariae C.J. Hickman en van gereguleerde niet-quarantaineorganismen die geen virussen zijn:
|
iv) |
voorschriften voor alle virussen: tijdens het laatste volledige groeiseizoen zijn op niet meer dan 1 % van het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de basiscategorie op de productielocatie symptomen van alle in de bijlagen I en II vermelde virussen waargenomen, en dat teeltmateriaal en die fruitgewassen en eventuele symptomatische planten in de onmiddellijke nabijheid zijn verwijderd en onmiddellijk vernietigd. |
d) Gecertificeerde categorie
Bemonstering en toetsing
In het geval van symptomen van Phytophthora fragariae C.J. Hickman op het loof wordt een representatief monster van de wortels bemonsterd en getoetst. Indien de symptomen van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry crinkle virus, Strawberry latent ringspot virus, Strawberry mild yellow edge virus, Strawberry vein banding virus en Tomato black ring virus bij visuele inspectie onduidelijk zijn, vinden bemonstering en toetsing plaats. Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Arabis mosaic virus, Phytophthora fragariae C.J. Hickman, Raspberry ringspot virus, Strawberry crinkle virus, Strawberry latent ringspot virus, Strawberry mild yellow edge virus, Strawberry vein banding virus en Tomato black ring virus, vinden bemonstering en toetsing plaats.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
|
ii) |
|
iii) |
voorschriften voor gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Xanthomonas fragariae Kennedy & King en Phytophthora fragariae C.J. Hickman en van gereguleerde niet-quarantaineorganismen die geen virussen zijn:
|
iv) |
voorschriften voor alle virussen: tijdens het laatste volledige groeiseizoen zijn op niet meer dan 2 % van het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de gecertificeerde categorie op de productielocatie symptomen van alle in de bijlagen I en II vermelde virussen waargenomen, en dat teeltmateriaal en die fruitgewassen en eventuele symptomatische planten in de onmiddellijke nabijheid zijn verwijderd en onmiddellijk vernietigd. |
e) CAC-categorie
Bemonstering en toetsing
In het geval van symptomen van Phytophthora fragariae C.J. Hickman op het loof wordt een representatief monster van de wortels bemonsterd en getoetst. Indien de symptomen van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry crinkle virus, Strawberry latent ringspot virus, Strawberry mild yellow edge virus, Strawberry vein banding virus en Tomato black ring virus bij visuele inspectie onduidelijk zijn, vinden bemonstering en toetsing plaats. Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Arabis mosaic virus, Phytophthora fragariae C.J. Hickman, Raspberry ringspot virus, Strawberry crinkle virus, Strawberry latent ringspot virus, Strawberry mild yellow edge virus, Strawberry vein banding virus en Tomato black ring virus, vinden bemonstering en toetsing plaats.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
|
ii) |
voorschriften voor virussen: in het geval van een positief testresultaat voor teeltmateriaal en fruitgewassen van de CAC-categorie die symptomen vertonen van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry crinkle virus, Strawberry latent ringspot virus, Strawberry mild yellow edge virus, Strawberry vein banding virus en Tomato black ring virus worden het desbetreffende teeltmateriaal en de desbetreffende fruitgewassen verwijderd en onmiddellijk vernietigd. |
7. Juglans regia L.
a) Alle categorieën
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
b) Prebasiscategorie
Bemonstering en toetsing
Een jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elk jaar wordt elke bloeiende prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
c) Basiscategorie
Bemonstering en toetsing
Elk jaar wordt een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
d) Gecertificeerde categorie
Bemonstering en toetsing
Elke drie jaar wordt een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
Bij twijfel over de aanwezigheid van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen worden gecertificeerde fruitgewassen bemonsterd en getoetst.
e) CAC-categorie
Bemonstering en toetsing
Bij twijfel over de aanwezigheid van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen vinden bemonstering en toetsing plaats.
8. Malus Mill.
a) Alle categorieën
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
b) Prebasiscategorie
Bemonstering en toetsing
Vijftien jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elke vijftien jaar wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen die geen virusachtige ziekten of viroïden zijn, en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
Indien krachtens Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/925 van de Commissie bij afwijking wordt toegestaan dat prebasismateriaal in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden wordt geproduceerd, zijn de volgende voorschriften van toepassing met betrekking tot Candidatus Phytoplasma mali Seemüller & Schneider en Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al.:
i) |
Candidatus Phytoplasma mali Seemüller & Schneider
|
ii) |
Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al.
|
c) Basiscategorie
Bemonstering en toetsing
In het geval van basismoederplanten die in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elke vijftien jaar een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Candidatus Phytoplasma mali Seemüller & Schneider.
In het geval van basismoederplanten die niet in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elke drie jaar een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Candidatus Phytoplasma mali Seemüller & Schneider; elke vijftien jaar wordt een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Candidatus Phytoplasma mali Seemüller & Schneider en van de gereguleerde niet-quarantaineorganismen die geen virusachtige ziekten of viroïden zijn, en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
d) Gecertificeerde categorie
Bemonstering en toetsing
In het geval van gecertificeerde moederplanten die in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elke vijftien jaar een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Candidatus Phytoplasma mali Seemüller & Schneider.
In het geval van gecertificeerde moederplanten die niet in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elke vijf jaar een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Candidatus Phytoplasma mali Seemüller & Schneider; elke vijftien jaar wordt een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Candidatus Phytoplasma mali Seemüller & Schneider en van de gereguleerde niet-quarantaineorganismen die geen virusachtige ziekten of viroïden zijn, en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen worden gecertificeerde fruitgewassen bemonsterd en getoetst.
e) Basis- en gecertificeerde categorie
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
Candidatus Phytoplasma mali Seemüller & Schneider
|
ii) |
Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al.
|
f) CAC-categorie
Bemonstering en toetsing
Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen vinden bemonstering en toetsing plaats.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
Candidatus Phytoplasma mali Seemüller & Schneider
|
ii) |
Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al.
|
9. Olea europaea L.
a) Alle categorieën
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
b) Prebasiscategorie
Bemonstering en toetsing
Tien jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elke tien jaar wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
c) Basiscategorie
Bemonstering en toetsing
Een dusdanig representatief deel van de basismoederplanten wordt bemonsterd zodat alle planten in een tijdsbestek van dertig jaar worden getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
d) Gecertificeerde categorie
Bemonstering en toetsing
In het geval van moederplanten die voor de productie van zaad worden gebruikt (hierna “zaadmoederplanten” genoemd), wordt een dusdanig representatief deel van die zaadmoederplanten bemonsterd zodat alle planten in een tijdsbestek van veertig jaar worden getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in de bijlagen I en II vermelde plaagorganismen. In geval van andere moederplanten dan zaadmoederplanten wordt een dusdanig representatief deel van die moederplanten bemonsterd zodat alle planten in een tijdsbestek van dertig jaar worden getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in de bijlagen I en II vermelde plaagorganismen.
e) CAC-categorie
Bemonstering en toetsing
Bij twijfel over de aanwezigheid van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen vinden bemonstering en toetsing plaats.
10. Pistacia vera L.
Alle categorieën
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Bij twijfel over de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen vinden bemonstering en toetsing plaats.
11. Prunus armeniaca L., Prunus avium L., Prunus cerasifera Ehrh., Prunus cerasus L., Prunus domestica L., Prunus dulcis (Miller) Webb, Prunus persica (L.) Batsch en Prunus salicina Lindley
a) Prebasiscategorie
Visuele inspectie
Tweemaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd voor Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider, Plum pox virus, Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. en Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier, Luisetti &. Gardan) Young, Dye & Wilkie (Prunus persica (L.) Batsch en Prunus salicina Lindley). Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd voor alle in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider, Plum pox virus, Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. en Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier, Luisetti &. Gardan) Young, Dye & Wilkie.
Bemonstering en toetsing
Teeltmateriaal en fruitgewassen van de prebasiscategorie van Prunus armeniaca L., Prunus avium L., Prunus cerasus L., Prunus domestica L., en Prunus dulcis (Miller) Webb zijn afkomstig van moederplanten die in het voorgaande groeiseizoen zijn getoetst en vrij bevonden van Plum pox virus.
Prebasisonderstammen van Prunus cerasifera Ehrh. en Prunus domestica L. zijn afkomstig van moederplanten die in het voorgaande groeiseizoen zijn getoetst en vrij bevonden van Plum pox virus. Prebasisonderstammen van Prunus cerasifera Ehrh. en Prunus domestica L. zijn afkomstig van moederplanten die binnen de vijf voorgaande groeiseizoenen zijn getoetst en vrij bevonden van Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider.
Een jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elk jaar wordt elke bloeiende prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op Prune dwarf virus en Prunus necrotic ringspot virus. In het geval van Prunus persica wordt elke bloeiende prebasismoederplant een jaar na aanvaarding als prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op Peach latent mosaic viroid. Elke boom die specifiek voor bestuiving is geplant en, in voorkomend geval, de belangrijkste bestuivende bomen in de omgeving worden bemonsterd en getoetst op Prune dwarf virus en Prunus necrotic ringspot virus.
Vijf jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elke vijf jaar wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider en Plum pox virus. Tien jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elke tien jaar wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Prune dwarf virus, Plum pox virus en Prunus necrotic ringspot virus, die voor de soort relevant zijn, en, bij twijfel over de aanwezigheid ervan, wordt elke prebasismoederplant getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen. Een representatief deel van de prebasismoederplanten wordt bemonsterd en getoetst bij twijfel over de aanwezigheid van Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
Indien krachtens Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/925 van de Commissie bij afwijking wordt toegestaan dat prebasismateriaal in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden wordt geproduceerd, zijn de volgende voorschriften van toepassing met betrekking tot Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider, Plum pox virus, Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. en Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier, Luisetti &. Gardan) Young, Dye & Wilkie:
i) |
Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider
|
ii) |
Plum pox virus
|
iii) |
Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier, Luisetti &. Gardan) Young, Dye & Wilkie
|
iv) |
Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al.
|
b) Basis-, gecertificeerde en CAC-categorie
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
c) Basiscategorie
Bemonstering en toetsing
i) |
Moederplanten die in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten Elke drie jaar wordt een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Prune dwarf virus, Prunus necrotic ringspot virus en Plum pox virus. Elke tien jaar wordt een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider. |
ii) |
Moederplanten die niet in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten Elk jaar wordt een dusdanig representatief deel van de basismoederplanten, met uitzondering van de planten die bestemd zijn voor de productie van onderstammen, bemonsterd en op Plum pox virus getoetst zodat alle planten in een tijdsbestek van tien jaar worden getoetst. Elk jaar moet een representatief deel van de basismoederplanten die bestemd zijn voor de productie van onderstammen worden bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Plum pox virus en vrij worden bevonden van dat gereguleerd niet-quarantaineorganisme. Een representatief deel van de basismoederplanten van Prunus domestica L. die bestemd zijn voor de productie van onderstammen moet in de vijf voorgaande groeiseizoenen zijn bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider en vrij zijn bevonden van dat gereguleerd niet-quarantaineorganisme. Een representatief deel van de basismoederplanten wordt bemonsterd en getoetst bij twijfel over de aanwezigheid van Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. Elke tien jaar wordt een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider, Prune dwarf virus, Prunus necrotic ringspot virus en Plum pox virus, en, bij twijfel over de aanwezigheid ervan, getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
|
d) Gecertificeerde categorie
Bemonstering en toetsing
i) |
Moederplanten die in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten Elke vijf jaar wordt een dusdanig representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en op de aanwezigheid van Prune dwarf virus, Prunus necrotic ringspot virus en Plum pox virus getoetst zodat alle planten in een tijdsbestek van vijftien jaar worden getoetst. Elke vijftien jaar wordt een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider. |
ii) |
Moederplanten die niet in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten Elke drie jaar wordt een dusdanig representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en op Plum pox virus getoetst zodat alle planten in een tijdsbestek van vijftien jaar worden getoetst. Elk jaar moet een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten die bestemd zijn voor de productie van onderstammen worden bemonsterd en op de aanwezigheid van Plum pox virus worden getoetst en vrij zijn bevonden van dat gereguleerd niet-quarantaineorganisme. Een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten van Prunus cerasifera Ehrh. en Prunus domestica L. die bestemd zijn voor de productie van onderstammen zijn in de vijf voorgaande groeiseizoenen bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider en vrij bevonden van dat gereguleerd niet-quarantaineorganisme. Een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten wordt bemonsterd en getoetst bij twijfel over de aanwezigheid van Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. Elke vijftien jaar wordt een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider, Prune dwarf virus, Prunus necrotic ringspot virus en Plum pox virus, en, bij twijfel over de aanwezigheid ervan, getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
|
e) Basis- en gecertificeerde categorie
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider
|
ii) |
Plum pox virus
|
iii) |
Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier, Luisetti &. Gardan) Young, Dye & Wilkie
|
iv) |
Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al.
|
f) CAC-categorie
Bemonstering en toetsing
Teeltmateriaal en fruitgewassen van de CAC-categorie komen voort uit een geïdentificeerde bron van materiaal waarvan een representatief deel binnen de drie voorgaande groeiseizoenen is bemonsterd en getoetst en vrij bevonden van Plum pox virus.
CAC-onderstammen van Prunus cerasifera Ehrh. en Prunus domestica L. komen voort uit een geïdentificeerde bron van materiaal waarvan een representatief deel binnen de vijf voorgaande jaren is bemonsterd en getoetst en vrij bevonden van Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider en Plum pox virus.
Bij twijfel over de aanwezigheid van Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. wordt een representatief deel van het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de CAC-categorie bemonsterd en getoetst.
Een representatief deel van de CAC-fruitgewassen die bij visuele inspectie geen symptomen van Plum pox virus vertonen, wordt bemonsterd en getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten wat de aanwezigheid van dat gereguleerd niet-quarantaineorganisme betreft en in het geval van symptomatische planten in de onmiddellijke nabijheid.
Indien bij visuele inspectie op de productielocatie teeltmateriaal en fruitgewassen worden aangetroffen van de CAC-categorie die symptomen vertonen van Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider wordt een representatief deel van het resterende teeltmateriaal en de resterende fruitgewassen van de CAC-categorie zonder symptomen in de partijen waarin het teeltmateriaal en de fruitgewassen met symptomen zijn aangetroffen, bemonsterd en getoetst met het oog op de aanwezigheid van Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider.
Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider en Plum pox virus vinden bemonstering en toetsing plaats.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
Candidatus Phytoplasma prunorum Seemüller & Schneider
|
ii) |
Plum pox virus
|
iii) |
Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier, Luisetti &. Gardan) Young, Dye & Wilkie
|
iv) |
Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al.
|
12. Pyrus L.
a) Alle categorieën
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
b) Prebasiscategorie
Bemonstering en toetsing
Vijftien jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elke vijftien jaar wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen die geen virusachtige ziekten of viroïden zijn, en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
Indien krachtens Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/925 van de Commissie bij afwijking wordt toegestaan dat prebasismateriaal in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden wordt geproduceerd, zijn de volgende voorschriften van toepassing met betrekking tot Candidatus Phytoplasma pyri Seemüller & Schneider en Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al.:
i) |
Candidatus Phytoplasma pyri Seemüller & Schneider
|
ii) |
Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al.
|
c) Basiscategorie
Bemonstering en toetsing
In het geval van basismoederplanten die in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elke vijftien jaar een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van CandidatusPhytoplasma pyri Seemüller & Schneider.
In het geval van basismoederplanten die niet in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elke drie jaar een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Candidatus Phytoplasma pyri Seemüller & Schneider; elke vijftien jaar wordt een representatief deel van de basismoederplanten bemonsterd en getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Candidatus Phytoplasma pyri Seemüller & Schneider en van de gereguleerde niet-quarantaineorganismen die geen virusachtige ziekten of viroïden zijn, en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
d) Gecertificeerde categorie
Bemonstering en toetsing
In het geval van gecertificeerde moederplanten die in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elke vijftien jaar een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Candidatus Phytoplasma pyri Seemüller & Schneider.
In het geval van gecertificeerde moederplanten die niet in stand zijn gehouden in insectenvrije faciliteiten, wordt elke vijf jaar een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van Candidatus Phytoplasma pyri Seemüller & Schneider; elke vijftien jaar wordt een representatief deel van de gecertificeerde moederplanten bemonsterd en getoetst op basis van een beoordeling van het risico op besmetting van die planten met het oog op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Candidatus Phytoplasma pyri Seemüller & Schneider en van de gereguleerde niet-quarantaineorganismen die geen virusachtige ziekten of viroïden zijn, en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen worden gecertificeerde fruitgewassen bemonsterd en getoetst.
e) Basis- en gecertificeerde categorie
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
Candidatus Phytoplasma pyri Seemüller & Schneider
|
ii) |
Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al.
|
f) CAC-categorie
Bemonstering en toetsing
Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen vinden bemonstering en toetsing plaats.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
Candidatus Phytoplasma pyri Seemüller & Schneider
|
ii) |
Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al.
|
13. Ribes L.
a) Prebasiscategorie
Visuele inspectie
Tweemaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Vier jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elke vier jaar wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
b) Basis-, gecertificeerde en CAC-categorie
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Bij twijfel over de aanwezigheid van de in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen vinden bemonstering en toetsing plaats.
c) Basiscategorie
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
Tijdens het laatste volledige groeiseizoen bedraagt het aandeel van het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de basiscategorie op de productielocatie die symptomen vertonen van Aphelenchoides ritzemabosi (Schwartz) Steiner & Buhrer niet meer dan 0,05 % en dat teeltmateriaal en die fruitgewassen en eventuele omringende waardplanten zijn verwijderd en vernietigd.
d) Gecertificeerde categorie
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
Tijdens het laatste volledige groeiseizoen bedraagt het aandeel van het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de gecertificeerde categorie op de productielocatie die symptomen vertonen van Aphelenchoides ritzemabosi (Schwartz) Steiner & Buhrer niet meer dan 0,5 % en dat teeltmateriaal en die fruitgewassen en eventuele omringende waardplanten zijn verwijderd en vernietigd.
14. Rubus L.
a) Prebasiscategorie
Visuele inspectie
Tweemaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Twee jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elke twee jaar wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
b) Basiscategorie
Visuele inspectie
Wanneer teeltmateriaal en fruitgewassen in het veld of in potten worden gekweekt, wordt tweemaal per jaar een visuele inspectie uitgevoerd.
Teeltmateriaal en fruitgewassen die door microvermeerdering zijn verkregen en korter dan drie maanden worden bewaard, hoeven tijdens deze periode slechts eenmaal visueel te worden geïnspecteerd.
Bemonstering en toetsing
Indien de symptomen van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry latent ringspot virus en Tomato black ring virus bij visuele inspectie onduidelijk zijn, vinden bemonstering en toetsing plaats. Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry latent ringspot virus en Tomato black ring virus, vinden bemonstering en toetsing plaats.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
In het geval van een positief testresultaat voor teeltmateriaal en fruitgewassen van de basiscategorie die symptomen vertonen van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry latent ringspot virus of Tomato black ring virus worden het desbetreffende teeltmateriaal en de desbetreffende fruitgewassen verwijderd en onmiddellijk vernietigd; |
ii) |
voorschriften voor gereguleerde niet-quarantaineorganismen met uitzondering van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry latent ringspot virus en Tomato black ring virus: tijdens het laatste volledige groeiseizoen bedraagt het aandeel van het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de basiscategorie op de productielocatie die symptomen vertonen van elk van de volgende gereguleerde niet-quarantaineorganismen niet meer dan:
|
iii) |
voorschriften voor alle virussen: tijdens het laatste volledige groeiseizoen zijn op niet meer dan 0,25 % van het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de basiscategorie op de productielocatie symptomen van alle in de bijlagen I en II vermelde virussen waargenomen, en dat teeltmateriaal en die fruitgewassen en eventuele symptomatische planten in de onmiddellijke nabijheid zijn verwijderd en onmiddellijk vernietigd. |
c) Gecertificeerde categorie
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Indien de symptomen van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry latent ringspot virus en Tomato black ring virus bij visuele inspectie onduidelijk zijn, vinden bemonstering en toetsing plaats. Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry latent ringspot virus en Tomato black ring virus, vinden bemonstering en toetsing plaats.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
In het geval van een positief testresultaat voor teeltmateriaal en fruitgewassen van de gecertificeerde categorie die symptomen vertonen van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry latent ringspot virus of Tomato black ring virus worden het desbetreffende teeltmateriaal en de desbetreffende fruitgewassen verwijderd en onmiddellijk vernietigd; |
ii) |
voorschriften voor gereguleerde niet-quarantaineorganismen met uitzondering van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry latent ringspot virus en Tomato black ring virus: tijdens het laatste volledige groeiseizoen bedraagt het aandeel van het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de gecertificeerde categorie op de productielocatie die symptomen vertonen van elk van de volgende gereguleerde niet-quarantaineorganismen niet meer dan:
|
iii) |
voorschriften voor alle virussen: tijdens het laatste volledige groeiseizoen zijn op niet meer dan 0,5 % van het teeltmateriaal en de fruitgewassen van de gecertificeerde categorie op de productielocatie symptomen van alle in de bijlagen I en II vermelde virussen waargenomen, en dat teeltmateriaal en die fruitgewassen en eventuele symptomatische planten in de onmiddellijke nabijheid zijn verwijderd en onmiddellijk vernietigd. |
d) CAC-categorie
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Indien de symptomen van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry latent ringspot virus en Tomato black ring virus bij visuele inspectie onduidelijk zijn, vinden bemonstering en toetsing plaats. Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen, met uitzondering van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry latent ringspot virus en Tomato black ring virus, vinden bemonstering en toetsing plaats.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
In het geval van een positief testresultaat voor teeltmateriaal en fruitgewassen van de CAC-categorie die symptomen vertonen van Arabis mosaic virus, Raspberry ringspot virus, Strawberry latent ringspot virus of Tomato black ring virus worden het desbetreffende teeltmateriaal en de desbetreffende fruitgewassen verwijderd en onmiddellijk vernietigd.
15. Vaccinium L.
a) Prebasiscategorie
Visuele inspectie
Tweemaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Vijf jaar na aanvaarding als prebasismoederplant en vervolgens elke vijf jaar wordt elke prebasismoederplant bemonsterd en getoetst op de aanwezigheid van de in bijlage II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen en, bij twijfel over de aanwezigheid, op de in bijlage I vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen.
b) Basiscategorie
Visuele inspectie
Tweemaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen vinden bemonstering en toetsing plaats.
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
Agrobacterium tumefaciens (Smith & Townsend) Conn
|
ii) |
Diaporthe vaccinii Shear
|
iii) |
Exobasidium vaccinii (Fuckel) Woronin en Godronia cassandrae (anamorph Topospora myrtilli) Peck
|
c) Gecertificeerde en CAC-categorie
Visuele inspectie
Eenmaal per jaar wordt een visuele inspectie uitgevoerd.
Bemonstering en toetsing
Bij twijfel over de aanwezigheid van in de bijlagen I en II vermelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen vinden bemonstering en toetsing plaats.
d) Gecertificeerde categorie
Voorschriften betreffende productielocaties, productieplaatsen of gebieden
i) |
Diaporthe vaccinii Shear
|
ii) |
Agrobacterium tumefaciens (Smith & Townsend) Conn, Exobasidium vaccinii (Fuckel) Woronin en Godronia cassandrae (anamorph Topospora myrtilli) Peck
|
(1) Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/925 van de Commissie van 29 mei 2017 tot verlening van tijdelijke toestemming aan bepaalde lidstaten voor de certificering van in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerd prebasismateriaal van bepaalde soorten fruitgewassen en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 (PB L 140 van 31.5.2017, blz. 7).