1.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 101/4


BESLUIT (GBVB) 2020/472 VAN DE RAAD

van 31 maart 2020

inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED IRINI)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 19 januari 2020 vond in Berlijn een conferentie over Libië plaats. De deelnemers aan deze conferentie verbonden zich er met name toe het wapenembargo dat is ingesteld bij Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR) en daaropvolgende resoluties, met name VNVR 2292 (2016) en VNVR 2473 (2019), ondubbelzinnig en volledig te eerbiedigen en uit te voeren.

(2)

Op 12 februari 2020 toonde de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) zich in VNVR 2510 (2020) ingenomen met de conferentie van Berlijn over Libië en bekrachtigde hij de conclusies van de conferentie, waarbij hij opmerkte dat deze een belangrijk element vormen van een alomvattende oplossing voor de situatie in Libië. De VN-Veiligheidsraad eiste ook volledige naleving door alle VN-lidstaten van het wapenembargo, en eiste verder van alle staten om niet in het conflict in te grijpen of maatregelen te nemen die het conflict verergeren.

(3)

Op 11 februari 2020 verlengde de VN-Veiligheidsraad bij VNVR 2509 (2020) de bij VNVR 2146 (2014) ingestelde maatregelen ter voorkoming van de illegale uitvoer van aardolie uit Libië, met inbegrip van ruwe aardolie en geraffineerde aardolieproducten, alsook het mandaat van het bij VNVR 1973 (2011) opgerichte panel van deskundigen.

(4)

Op 17 februari 2020 bereikte de Raad een politiek akkoord over de start van een nieuwe operatie in het Middellandse Zeegebied die gericht is op de uitvoering van het VN-wapenembargo tegen Libië met lucht-, satelliet- en maritieme middelen. Deze operatie moet als neventaak bijdragen aan de uitvoering van de VN-maatregelen ter voorkoming van de illegale uitvoer van aardolie uit Libië, aan de capaciteitsopbouw en de opleiding van de Libische kustwacht en marine, en aan de verstoring van het bedrijfsmodel van netwerken van mensensmokkel en ‐handel. Het inzetgebied en het aandachtsgebied van de operatie moeten conform het overeengekomen mandaat in de planningsdocumenten worden afgebakend.

(5)

Bovendien zou de Raad in de toekomst kunnen besluiten de reikwijdte van de operatie uit te breiden opdat het Libische luchtruim vanuit de lucht kan worden bewaakt, overeenkomstig toepasselijke VNVR of met instemming van de Libische autoriteiten, indien hij oordeelt dat aan de nodige wettelijke vereisten en politieke voorwaarden is voldaan.

(6)

Op 18 mei 2015 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2015/778 (1) vastgesteld. EUNAVFOR MED operatie Sophia is sinds die datum aan de gang en werd bij Besluit (GBVB) 2019/1595 van de Raad (2) verlengd.

(7)

Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) moet, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), de politieke controle over de operatie uitoefenen, er strategische leiding aan geven en overeenkomstig artikel 38, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) de passende besluiten nemen.

(8)

De toestemming voor de operatie moet om de vier maanden opnieuw worden bevestigd en het PVC moet bij de uitoefening van zijn politieke controle over en zijn strategische leiding van de operatie worden gemachtigd om een dergelijk besluit tot verlenging van de operatie te nemen, tenzij de inzet van maritieme middelen van de operatie een aanzuigend effect heeft op de migratie, wat moet worden aangetoond op basis van bewijsmateriaal dat nader onderbouwd is en volgens de criteria van het operatieplan is verzameld.

(9)

Overeenkomstig artikel 41, lid 2, VEU en Besluit (GBVB) 2015/528 van de Raad (3) komen de operationele uitgaven die voortvloeien uit dit besluit, dat gevolgen heeft op militair of defensiegebied, ten laste van de lidstaten.

(10)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Daarom neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken, en draagt het niet bij aan de financiering van deze operatie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   Hierbij wordt door de Unie een militaire crisisbeheersingsoperatie opgezet en gestart, met als doel bij te dragen tot het voorkomen van wapenhandel binnen het overeengekomen inzetgebied en het aandachtsgebied van de operatie overeenkomstig VNVR 1970 (2011) en daaropvolgende resoluties over het wapenembargo tegen Libië, waaronder VNVR 2292 (2016) en VNVR 2473 (2019). Voorts draagt de operatie bij tot de uitvoering van de VN-maatregelen ter voorkoming van illegale uitvoer van aardolie uit Libië overeenkomstig VNVR 2146 (2014) en de daaropvolgende resoluties, met name VNVR 2509 (2020) en VNVR 2510 (2020). Ook assisteert de operatie bij de capaciteitsopbouw en de opleiding van de Libische kustwacht en marine voor de rechtshandhaving op zee. Tot slot draagt de operatie bij tot de verstoring van het bedrijfsmodel van netwerken van mensensmokkel en ‐handel, overeenkomstig het toepasselijke internationale recht, inclusief het VN-Verdrag inzake het recht van de zee, alle relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad en het toepasselijke internationale recht inzake de mensenrechten.

2.   De operatie krijgt de naam EUNAVFOR MED IRINI.

3.   Met het oog op de uitvoering van alle taken van de operatie worden het inzetgebied, het aandachtsgebied en de nadere regelingen voor het verzamelen van informatie in deze gebieden afgebakend in de planningsdocumenten, die door de Raad worden goedgekeurd.

Artikel 2

Bijdragen aan de uitvoering van het VN-wapenembargo tegen Libië

1.   De kerntaak van EUNAVFOR MED IRINI is bij te dragen aan de uitvoering van het VN-wapenembargo tegen Libië waarbij satellieten en middelen in de lucht en op zee worden ingezet.

2.   Daartoe verzamelt en deelt EUNAVFOR MED IRINI, via de in de planningsdocumenten vermelde mechanismen, uitgebreide en alomvattende informatie over de handel in wapens en aanverwant materieel uit alle richtingen en deelt zij deze per geval en op basis van de noodzaak tot kennisneming met de betrokken partners en agentschappen, om bij te dragen tot een volledig omgevingsbewustzijn in het inzetgebied en het aandachtsgebied. Indien die informatie is gerubriceerd tot op het niveau “SECRET UE/EU SECRET”, kan die met de betrokken partners en agentschappen worden uitgewisseld overeenkomstig Besluit 2013/488/EU van de Raad (4) en op basis van regelingen die worden gesloten overeenkomstig artikel 14, lid 9, van dit besluit, en met volledige inachtneming van de beginselen van wederkerigheid en inclusiviteit. Ontvangen gerubriceerde informatie wordt door EUNAVFOR MED IRINI verwerkt zonder enig onderscheid tussen haar personeelsleden, en uitsluitend op basis van operationele vereisten.

3.   In overeenstemming met de relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad, met name VNVR 2292 (2016), en indien vereist, kan EUNAVFOR MED IRINI, overeenkomstig de regelingen die zijn opgenomen in de planningsdocumenten, en binnen het overeengekomen inzetgebied in volle zee voor de kust van Libië inspecties uitvoeren van vaartuigen op weg naar of komende van Libië, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat die vaartuigen direct of indirect wapens of aanverwant materieel naar of vanuit Libië vervoeren en daarmee het wapenembargo tegen Libië schenden. EUNAVFOR MED IRINI onderneemt toepasselijke acties om dergelijke goederen in beslag te nemen en op te ruimen, alsook om dergelijke vaartuigen en hun bemanning naar een geschikte haven af te leiden om die opruiming te faciliteren, met toestemming van de havenstaat, in overeenstemming met de toepasselijke resoluties van de VN-Veiligheidsraad, waaronder VNVR 2292 (2016).

4.   EUNAVFOR MED IRINI brengt aan het PVC verslag uit over alle aangelegenheden en gebeurtenissen die verband houden met de inspecties. Het PVC kan zo nodig verdere maatregelen overwegen.

5.   Gezien de uitzonderlijke operationele vereisten, en op uitnodiging van een lidstaat, kan EUNAVFOR MED IRINI schepen afleiden naar havens van die lidstaat en in die lidstaat de overeenkomstig lid 3 in beslag genomen wapens en aanverwant materieel opruimen, onder andere door deze op te slaan of te vernietigen. De havens waarnaar schepen mogen worden afgeleid worden aangewezen in het operatieplan.

6.   In overeenstemming met de toepasselijke VNVR, met inbegrip van VNVR 2292 (2016), kan EUNAVFOR MED IRINI met name in het kader van overeenkomstig lid 3 uitgevoerde inspecties bewijsmateriaal verzamelen en opslaan dat verband houdt met het vervoer van goederen die onder het wapenembargo tegen Libië vallen. EUNAVFOR MED IRINI kan overeenkomstig het toepasselijke recht met betrekking tot personen die bij het vervoer van dergelijke verboden goederen betrokken zijn, persoonsgegevens verzamelen en opslaan betreffende kenmerken die nuttig kunnen zijn voor hun identificatie, waaronder vingerafdrukken, alsmede de volgende bijzonderheden, met uitsluiting van andere persoonsgegevens: naam, meisjesnaam, voornamen, aliassen of gebruikte namen; geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, geslacht, woonplaats, beroep en verblijfplaats; rijbewijzen, identificatiedocumenten en paspoortgegevens. EUNAVFOR MED IRINI kan dergelijke gegevens evenals gegevens over de door die personen gebruikte vaartuigen en uitrusting en relevante informatie die is verkregen bij de uitvoering van deze kerntaak, overeenkomstig het toepasselijke recht toezenden aan de betrokken rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en aan de bevoegde organen van de Unie.

Artikel 3

Bijdragen aan de uitvoering van VN-maatregelen tegen illegale uitvoer van aardolie uit Libië

1.   Als neventaak, binnen het inzetgebied en voor zover haar middelen en vermogens het toelaten, verricht EUNAVFOR MED IRINI toezichts- en bewakingsactiviteiten en verzamelt zij informatie over illegale uitvoer uit Libië van aardolie, met inbegrip van ruwe aardolie en geraffineerde aardolieproducten, in strijd met VNVR 2146 (2014) en daaropvolgende resoluties van de VN-veiligheidsraad, met name VNVR 2509 (2020), waardoor zij bijdraagt tot het omgevingsbewustzijn in het inzetgebied en het aandachtsgebied.

2.   De in deze context verzamelde informatie mag worden opgeslagen en vrijgegeven aan de legitieme Libische autoriteiten, alsook aan de betrokken rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en aan bevoegde organen van de Unie.

Artikel 4

Capaciteitsopbouw en opleiding van de Libische kustwacht en marine

1.   Als neventaak assisteert EUNAVFOR MED IRINI bij de capaciteitsopbouw en de opleiding van de Libische kustwacht en marine voor rechtshandhaving op zee, met name ter voorkoming van mensensmokkel en ‐handel.

2.   De in lid 1 bedoelde neventaak wordt uitgevoerd op volle zee, in het overeengekomen inzetgebied van EUNAVFOR MED IRINI. De taak kan ook worden uitgevoerd op het grondgebied, met inbegrip van de territoriale wateren, van Libië of van een derde gaststaat die een buurland van Libië is, indien het PVC daartoe besluit na een beoordeling door de Raad op grond van een uitnodiging van Libië of de betrokken gaststaat, en overeenkomstig het internationaal recht.

3.   Gelet op de uitzonderlijke operationele vereisten kunnen onderdelen van de in lid 1 bedoelde taak worden uitgevoerd in een lidstaat, op uitnodiging van die lidstaat, ook in relevante opleidingscentra.

4.   Met het oog op de in lid 1 bedoelde ondersteunende taak zet EUNAVFOR MED IRINI in nauwe samenwerking met andere belanghebbenden, indien vereist ook in Libië, een controlemechanisme op, en maakt zij daarvan gebruik.

5.   Voor zover vereist in het kader van de in lid 1 bedoelde taak kan EUNAVFOR MED IRINI de informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, die is verzameld ten behoeve van de doorlichtingsprocedures van mogelijke cursisten, verzamelen, opslaan en uitwisselen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, de bevoegde organen van de Unie, de Ondersteuningsmissie van de Verenigde Naties in Libië, Interpol, het Internationaal Strafhof en de Verenigde Staten van Amerika, mits de betrokkenen daarvoor schriftelijke toestemming hebben gegeven. Ook kan EUNAVFOR MED IRINI noodzakelijke medische informatie en biometrische gegevens betreffende cursisten met hun schriftelijke toestemming verzamelen en opslaan.

Artikel 5

Bijdragen tot verstoring van het bedrijfsmodel van netwerken van mensensmokkel en ‐handel

1.   Als verdere neventaak, en overeenkomstig VNVR 2240 (2015) ondersteunt EUNAVFOR MED IRINI de opsporing en monitoring van netwerken van mensensmokkel en ‐handel door het verzamelen van informatie en het patrouilleren met luchtmiddelen boven volle zee, in het overeengekomen inzetgebied.

2.   Bij de uitvoering van deze neventaak kan EUNAVFOR MED IRINI overeenkomstig het toepasselijke recht gegevens over mensensmokkel en ‐handel verzamelen en opslaan, met inbegrip van strafbare feiten die verband houden met de veiligheid van de operatie, die zij aan de betrokken rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en aan de bevoegde organen van de Unie kan toezenden.

Artikel 6

Benoeming van de operationeel commandant van de EU

Schout-bij-nacht/divisieadmiraal Fabio AGOSTINI wordt benoemd tot operationeel commandant van de EU van EUNAVFOR MED IRINI.

Artikel 7

Aanwijzing van het operationeel hoofdkwartier van de EU

Het operationeel hoofdkwartier van EUNAVFOR MED IRINI wordt gevestigd in Rome, Italië.

Artikel 8

Politieke controle en strategische leiding

1.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, de politieke controle en de strategische leiding over EUNAVFOR MED IRINI uit.

2.   De Raad machtigt het PVC om de noodzakelijke besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38 VEU. Onder deze machtiging vallen de bevoegdheden om de planningsdocumenten, waaronder het operatieplan, de commandostructuur en de inzetregels, te wijzigen. Zij omvat voorts de bevoegdheden om besluiten te nemen over de benoeming van de operationeel commandant van de EU en de commandant van de door de EU geleide troepenmacht. De beslissingsbevoegdheden met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de militaire operatie van de EU blijven bij de Raad berusten.

3.   Niettegenstaande de in artikel 15, lid 2, bepaalde termijn wordt de machtiging voor de operatie om de vier maanden bevestigd. Het PVC verlengt de operatie, tenzij uit met bewijsmateriaal gestaafde informatie die volgens de in het operatieplan opgenomen criteria is verzameld, blijkt dat de inzet van maritieme activa van de operatie een aanzuigend effect op de migratie heeft.

4.   De operationeel commandant brengt geregeld verslag uit over het verloop van de operatie, met inbegrip van de gevolgen ervan in het inzetgebied. Overeenkomstig artikel 38 VEU kan het PVC te allen tijde, op verzoek van de HV of een lidstaat, leiding geven aan de operationeel commandant wat betreft de inzet van de activa.

5.   Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.

6.   De voorzitter van het Militair Comité van de EU (EUMC) brengt op gezette tijden verslag uit aan het PVC over het verloop van EUNAVFOR MED IRINI. Het PVC kan, indien nodig, de operationeel commandant van de EU of commandant van de door de EU geleide troepenmacht op zijn vergaderingen uitnodigen.

Artikel 9

Militaire leiding

1.   Het EUMC controleert of EUNAVFOR MED IRINI onder verantwoordelijkheid van de operationeel commandant van de EU correct wordt uitgevoerd.

2.   De operationeel commandant van de EU brengt op gezette tijden verslag uit aan het EUMC. Het PVC kan, indien nodig, de operationeel commandant van de EU of de commandant van de door de EU geleide troepenmacht op zijn vergaderingen uitnodigen.

3.   De voorzitter van het EUMC treedt op als eerste contactpunt met de operationeel commandant van de EU.

Artikel 10

Samenhang van het optreden van de Unie en coördinatie

1.   De HV draagt zorg voor de uitvoering van dit besluit en zorgt er tevens voor dat het consistent is met het externe optreden van de Unie als geheel, met inbegrip van de ontwikkelingsprogramma’s en de humanitaire bijstand van de Unie.

2.   De HV, bijgestaan door de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), treedt op als eerste contactpunt met de VN, de autoriteiten van de landen in de regio en andere internationale en bilaterale actoren, met inbegrip van de NAVO, de Afrikaanse Unie en de Liga van Arabische Staten.

3.   EUNAVFOR MED IRINI werkt samen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zet een coördinatiemechanisme op en sluit in voorkomend geval regelingen met andere agentschappen en organen van de Unie, met name Frontex, Europol, Eurojust, het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken, het satellietcentrum van de WEU (Satcen) en de betrokken GVDB-missies.

4.   EUNAVFOR MED IRINI kan een criminaliteitsinformatiecel (CIC), bestaande uit personeelsleden van de bevoegde rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en agentschappen van de Unie als bedoeld in lid 3, oprichten om het ontvangen, verzamelen en doorgeven van informatie, waaronder persoonsgegevens, in verband met het wapenembargo tegen Libië als bedoeld in artikel 2, tegen illegale uitvoer uit Libië van aardolie als bedoeld in artikel 3, en tegen mensensmokkel en ‐handel als bedoeld in artikel 5, alsmede strafbare feiten die relevant zijn voor de veiligheid van de operatie, te faciliteren.

5.   De verwerking van persoonsgegevens in dit verband geschiedt in overeenstemming met het recht van de vlaggenstaat van het vaartuig waarop de CIC zich bevindt en, ten aanzien van de personeelsleden van de agentschappen van de Unie, in overeenstemming met het juridisch kader dat van toepassing is op de respectieve agentschappen.

6.   EUNAVFOR MED IRINI wordt ondersteund door het Satcen en het Inlichtingen- en situatiecentrum van de Europese Unie (Intcen) om de informatie te verzamelen die nodig is om zijn taken te vervullen.

Artikel 11

Deelname door derde staten

1.   Onverminderd de beslissingsautonomie van de Unie en haar ene institutionele kader, en overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren van de Europese Raad, mogen derde staten worden uitgenodigd aan de operatie deel te nemen.

2.   Hierbij machtigt de Raad het PVC om derde staten uit te nodigen bijdragen te leveren en, op aanbeveling van de operationeel commandant van de EU en van het EUMC, de passende besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen.

3.   De nadere regelingen wat betreft de deelname door derde staten worden vastgelegd in overeenkomsten die krachtens artikel 37 VEU en overeenkomstig de procedure van artikel 218 VWEU worden gesloten. Wanneer de Unie en een derde staat een overeenkomst hebben gesloten tot vaststelling van een kader voor de deelname van deze derde staat aan crisisbeheersingsmissies van de Unie, zijn de bepalingen van die overeenkomst van toepassing in het kader van EUNAVFOR MED IRINI.

4.   Derde staten die belangrijke militaire bijdragen aan EUNAVFOR MED IRINI leveren, hebben bij de dagelijkse aansturing van de operatie dezelfde rechten en verplichtingen als deelnemende lidstaten.

5.   De Raad machtigt hierbij het PVC de passende besluiten te nemen betreffende de instelling van een Comité van contribuanten, indien derde staten aanzienlijke militaire bijdragen leveren.

Artikel 12

Status van het personeel onder leiding van de Unie

De status van de eenheden en het personeel onder leiding van de Unie wordt in voorkomend geval gedefinieerd overeenkomstig het internationaal recht.

Artikel 13

Financiële regelingen

1.   De gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de EU worden beheerd overeenkomstig Besluit (GBVB) 2015/528.

2.   Voor de periode tot en met 31 maart 2021 bedraagt het referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van EUNAVFOR MED IRINI 9 837 800 EUR. Het in artikel 25, lid 1, van Besluit (GBVB) 2015/528 bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 30 % aan vastleggingskredieten en 30 % aan betalingskredieten.

Artikel 14

Vrijgeven van informatie

1.   De HV wordt gemachtigd niet-gerubriceerde EU-documenten betreffende de beraadslagingen van de Raad over de operatie die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (5) vallen, zo nodig en in overeenstemming met de operationele behoeften van EUNAVFOR MED IRINI en met volledige inachtneming van de beginselen wederkerigheid en inclusiviteit, vrij te geven aan aangewezen derde staten en het Internationaal Strafhof. Het PVC wijst per geval de betrokken derde staten aan, mits aan deze voorwaarden is voldaan.

2.   De HV wordt gemachtigd om, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU, gerubriceerde EU-informatie die ten behoeve van de operatie is gegenereerd, zo nodig en in overeenstemming met de operationele behoeften van EUNAVFOR MED IRINI, met volledige inachtneming van de beginselen wederkerigheid en inclusiviteit vrij te geven aan aangewezen derde staten en het Internationaal Strafhof, en wel als volgt:

a)

tot het niveau waarin is voorzien in de toepasselijke tussen de Unie en de betrokken derde staat gesloten overeenkomst voor de beveiliging van informatie, of

b)

in andere gevallen, tot het niveau “CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL”.

Het PVC wijst per geval de betrokken derde staten aan, mits aan deze voorwaarden is voldaan.

3.   Ontvangen gerubriceerde informatie wordt door EUNAVFOR MED IRINI verwerkt zonder enig onderscheid tussen haar personeelsleden, en uitsluitend op basis van operationele vereisten.

4.   De HV wordt tevens gemachtigd, naargelang van de operationele behoeften van EUNAVFOR MED IRINI, gerubriceerde EU-gegevens tot op het niveau “RESTREINT UE/EU RESTRICTED” die ten behoeve van EUNAVFOR MED IRINI zijn gegenereerd, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan de VN.

5.   De HV wordt gemachtigd, naargelang van de operationele behoeften van EUNAVFOR MED IRINI, relevante informatie, waaronder persoonsgegevens, vrij te geven aan Interpol.

6.   In afwachting van de sluiting van een overeenkomst tussen de Unie en Interpol, kan EUNAVFOR MED IRINI dergelijke informatie uitwisselen met de nationale centrale bureaus van Interpol van de lidstaten, overeenkomstig de regelingen die moeten worden gesloten tussen de operationeel commandant van de EU en het hoofd van het betrokken nationaal centraal bureau.

7.   Als er een specifieke operationele behoefte ontstaat, is de HV na goedkeuring door het PVC gemachtigd om gerubriceerde EU-informatie tot op het niveau “RESTREINT UE/EU RESTRICTED” die ten behoeve van EUNAVFOR MED IRINI is gegenereerd, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan de legitieme Libische autoriteiten.

8.   De HV wordt gemachtigd de regelingen te sluiten die nodig zijn voor de uitvoering van de bepalingen betreffende informatie-uitwisseling van dit besluit.

9.   De HV kan de bevoegdheid voor het vrijgeven van informatie, alsook de bevoegdheid om de in dit besluit genoemde regelingen te sluiten, delegeren aan EDEO-ambtenaren, aan de operationeel commandant van de EU of aan de commandant van de door de EU geleide troepenmacht, overeenkomstig afdeling VII van bijlage VI bij Besluit 2013/488/EU.

10.   EUNAVFOR MED IRINI verstrekt de VN, overeenkomstig VNVR 2509 (2020), onverwijld de informatie die is verzameld over vermoedelijke gevallen van niet-naleving van het VN-wapenembargo tegen Libië zoals opgenomen in VNVR 1970 (2011) en de daaropvolgende resoluties, in het bijzonder VNVR 2292 (2016) en VNVR 2473 (2019), alsmede de informatie die is verzameld over vermoedelijke gevallen van niet-naleving van de VN-maatregelen om de illegale uitvoer van aardolie uit Libië zoals opgenomen in VNVR 2146 (2014) en de daaropvolgende resoluties te voorkomen.

Artikel 15

Inwerkingtreding en beëindiging

1.   Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

2.   EUNAVFOR MED IRINI eindigt op 31 maart 2021.

3.   Het besluit wordt ingetrokken op de datum van de sluiting van het operationeel hoofdkwartier van de EU overeenkomstig de plannen die zijn goedgekeurd voor de beëindiging van EUNAVFOR MED IRINI, onverminderd de in Besluit (GBVB) 2015/528 vastgestelde procedures voor de controle en het afleggen van rekening en verantwoording over EUNAVFOR MED IRINI.

Gedaan te Brussel, 31 maart 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  Besluit (GBVB) 2015/778 van de Raad van 18 mei 2015 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED) (PB L 122 van 19.5.2015, blz. 31).

(2)  Besluit (GBVB) 2019/1595 van de Raad van 26 september 2019 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2015/778 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED operation SOPHIA) (PB L 248 van 27.9.2019, blz. 73).

(3)  Besluit (GBVB) 2015/528 van de Raad van 27 maart 2015 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (Athena) en tot intrekking van Besluit 2011/871/GBVB (PB L 84 van 28.3.2015, blz. 39).

(4)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).

(5)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van het reglement van orde van de Raad (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).