6.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 285/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/1851 VAN DE COMMISSIE

van 28 mei 2019

tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen inzake de homogeniteit van de onderliggende blootstellingen in de securitisatie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen raamwerkkader voor gemeenschappelijke regels betreffende securitisatie en tot instelling van een Europees specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 20, lid 14, derde alinea, en artikel 24, lid 21, derde alinea, daarvan,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Opdat beleggers grondige due diligence kunnen verrichten en de onderliggende risico’s gemakkelijker kunnen beoordelen overeenkomstig de doelstellingen van Verordening (EU) 2017/2402, moeten de onderliggende blootstellingen van een securitisatie een vergelijkbaar risicoprofiel vertonen. Het is bijgevolg noodzakelijk uniforme criteria vast te stellen om de homogeniteit van een bepaalde pool van onderliggende blootstellingen te bepalen.

(2)

Een pool van onderliggende blootstellingen mag alleen als homogeen worden beschouwd indien zij blootstellingen van één activatype bevat. Er dienen bijgevolg afzonderlijke activatypen te worden geïdentificeerd, zodat blootstellingen dienovereenkomstig kunnen worden toegewezen. Door de marktpraktijk zijn reeds vaste activatypen geïdentificeerd om de homogeniteit van een bepaalde pool van onderliggende blootstellingen te bepalen. Om er echter voor te zorgen dat financiële innovatie niet beperkt wordt en de bestaande marktpraktijk niet wordt belemmerd, moeten bijzondere pools van onderliggende blootstellingen die niet met één van deze vaste activatypen overeenstemmen, ook als één activatype kunnen worden beschouwd op basis van de interne methodologieën en parameters die consistent door de initiator of sponsor worden toegepast. Het kan ook voorkomen dat één blootstelling aan meer dan één activatype zou kunnen worden toegewezen. Niettemin moeten alle onderliggende blootstellingen in een bepaalde securitisatie tot hetzelfde activatype behoren.

(3)

Afsluitstandaarden zijn bestemd om het kredietrisico te meten en te beoordelen dat verbonden is aan de onderliggende blootstellingen van een securitisatie en zijn bijgevolg nuttige indicatoren voor de homogeniteit van deze blootstellingen. De toepassing van soortgelijke afsluitstandaarden dient bijgevolg te worden gebruikt als indicator dat een pool van onderliggende blootstellingen een vergelijkbaar risicoprofiel heeft, terwijl de toepassing van niet-gelijksoortige afsluitstandaarden kan resulteren in blootstellingen met een materieel verschillend risicoprofiel, ook al zijn deze afsluitstandaarden alle van hoge kwaliteit.

(4)

Het servicen van onderliggende blootstellingen, met inbegrip van het monitoren, innen en administreren van vorderingen in contanten uit hoofde van de onderliggende blootstellingen aan de activazijde van de SSPE, heeft een substantiële impact op de uit hoofde van deze onderliggende blootstellingen te verwachten kasstromen en vergemakkelijkt dan ook kasstroomprojecties, waardoor beleggers statistisch betrouwbare aannames kunnen doen ten aanzien van betalings- en wanbetalingskenmerken. Ongeacht of de servicing wordt beheerd door een initiator, initiators en een derde of derden, moet het beheer van de servicing van de pool van onderliggende blootstellingen door middel van soortgelijke procedures, systemen en governance een noodzakelijke voorwaarde zijn om de pool van onderliggende blootstellingen als homogeen te erkennen. Onderliggende blootstellingen in de pool dienen bijgevolg onderworpen te zijn aan servicingprocedures die voldoende vergelijkbaar zijn om een belegger in staat te stellen de impact van de servicing binnen vergelijkbare parameters met vertrouwen te beoordelen.

(5)

Voor bepaalde activatypen zijn beleggers mogelijk niet in staat om de onderliggende risico’s van de pool van onderliggende blootstellingen alleen op basis van het gebruik van vergelijkbare servicing- en afsluitstandaarden naar behoren te beoordelen. Er dienen bijgevolg bepaalde factoren te worden toegepast op bepaalde activatypen om een nauwkeurige beoordeling van de homogeniteit te waarborgen. Een initiator of sponsor dient bijgevolg per geval een of meer relevante factoren toe te passen, rekening houdend met het type securitisatie (d.w.z. niet-ABCP- of ABCP-securitisatie), de kenmerken van de specifieke pool van onderliggende blootstellingen en met het feit of beleggers in staat zijn de onderliggende risico’s van de daaruit resulterende pool te beoordelen aan de hand van gemeenschappelijke methodologieën en parameters. De activatypen „kredietfaciliteiten aan particulieren voor persoonlijke, familie- of huishoudelijke consumptiedoeleinden” en „handelsvorderingen” worden echter geacht voldoende homogeen te zijn als activatype, op voorwaarde dat ook soortgelijke afsluitstandaarden en servicingprocedures worden toegepast. De toepassing van extra vereisten op deze activatypen in de vorm van homogeniteitsfactoren zou tot buitensporige concentraties in de gesecuritiseerde portefeuilles leiden. De toepassing van homogeniteitsfactoren dient bijgevolg niet verplicht te worden gesteld voor deze activatypen.

(6)

Indien van de onderliggende blootstellingen de kenmerken met betrekking tot de homogeniteitsvoorwaarden waaronder de homogeniteitsfactoren wijzigen om redenen die buiten de macht van de initiator of de sponsor liggen en niet als gevolg van een fout van de initiator, mag dit niet geacht worden van invloed te zijn op de homogeniteit van de pool, zolang de blootstellingen bij de initiëring van de securitisatie anderszins voldeden aan de vereisten van deze verordening en een dergelijke wijziging zich heeft voorgedaan nadat de securitisatie is geïnitieerd. Aangezien de voorwaarden voor het bepalen van de homogeniteit van onderliggende blootstellingen relevant zijn voor zowel ABCP- als niet-ABCP-securitisaties, moeten op beide typen securitisaties eenvormige bepalingen van toepassing zijn, ongeacht individuele homogeniteitsfactoren die misschien alleen voor bepaalde activatypen van ABCP- of niet-ABCP-securitisaties relevant zijn.

(7)

De bepalingen in deze verordening zijn nauw met elkaar verbonden omdat zij betrekking hebben op de homogeniteit voor zowel ABCP- als niet-ABCP-securitisaties. Om de samenhang te garanderen tussen deze bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, en om de personen voor wie deze verplichtingen gelden een volledig beeld van en een compacte toegang tot deze bepalingen te bieden, is het aangewezen beide bij Verordening (EU) 2017/2402 vereiste technische reguleringsnormen inzake homogeniteit in één verordening samen te brengen. Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd.

(8)

De Europese Bankautoriteit heeft nauw samengewerkt met de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) voordat zij de voorstellen voor technische normen heeft ingediend waarop deze verordening is gebaseerd. Zij heeft eveneens openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke kosten en baten geanalyseerd en heeft het advies van de in overeenstemming met artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep Bankwezen ingewonnen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Homogeniteit van onderliggende blootstellingen

Voor de toepassing van artikel 20, lid 8, en artikel 24, lid 15, van Verordening (EU) 2017/2402 worden onderliggende blootstellingen geacht homogeen te zijn indien aan alle voorwaarden is voldaan:

a)

zij stemmen overeen met een van de volgende activatypen:

i)

woningkredieten die gedekt zijn door een of meer hypotheken op voor bewoning bestemde onroerende goederen of die volledig worden gegarandeerd door een van de in artikel 201, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) bedoelde in aanmerking komende protectiegevers en waaraan kredietkwalitietscategorie 2 of hoger kan worden toegekend, zoals bepaald in deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van die verordening;

ii)

zakelijke leningen die gedekt zijn door een of meer hypotheken op zakelijk onroerend goed, met inbegrip van kantoren of andere handelspanden;

iii)

kredietfaciliteiten aan particulieren voor persoonlijke, familiale of huishoudelijke consumptieve doeleinden;

iv)

kredietfaciliteiten, met inbegrip van leningen en leases, aan alle typen ondernemingen of vennootschappen;

v)

autoleningen en -leases;

vi)

kredietkaartvorderingen;

vii)

handelsvorderingen;

viii)

andere onderliggende blootstellingen die door de initiator of sponsor op basis van interne methodologieën en parameters als een afzonderlijke activatype worden beschouwd;

b)

zij worden overgenomen in overeenstemming met normen waarbij soortgelijke benaderingen voor de beoordeling van gerelateerd kredietrisico worden gehanteerd;

c)

zij worden geserviced in overeenstemming met soortgelijke procedures voor monitoring, inning en beheer van vorderingen in contanten aan de activazijde van de SSPE;

d)

een of meer van de homogeniteitsfactoren worden toegepast overeenkomstig artikel 2.

Voor de toepassing van punt a) van dit artikel wordt, indien een onderliggende blootstelling overeenstemt met meer dan één activatype, die blootstelling aan slechts één activatype in die securitisatie toegewezen.

Wijzigingen in onderliggende blootstellingen in een pool die ingevolge deze verordening als homogeen wordt beschouwd, hebben geen invloed op de homogeniteit indien deze wijzigingen zijn toe te schrijven aan factoren waarop de initiator of sponsor geen vat heeft.

Artikel 2

Homogeniteitsfactoren

1.   De homogeniteitsfactoren voor het activatype waarvan sprake in artikel 1, onder a), punt i), zijn de volgende:

a)

rang van de zekerheidsrechten, waarbij de pool van onderliggende blootstellingen slechts uit één van de volgende categorieën bestaat:

i)

leningen gedekt door zekerheidsrechten van eerste rang op een voor bewoning bestemd onroerend goed;

ii)

leningen gedekt door rechten met een lagere rang en alle rechten met een hoge rang op een voor bewoning bestemd onroerend goed;

iii)

leningen gedekt door zekerheidsrechten met een lagere rang op een voor bewoning bestemd onroerend goed;

b)

type voor bewoning bestemd onroerend goed, waarbij de pool slechts uit een van de volgende typen bestaat:

i)

beleggingspanden;

ii)

niet-beleggingspanden;

c)

rechtsgebied, waarbij de pool bestaat uit blootstellingen die gedekt zijn door voor bewoning bestemde onroerende goederen die in hetzelfde rechtsgebied gelegen zijn.

2.   De homogeniteitsfactoren voor het activatype waarvan sprake in artikel 1, onder a), punt ii), zijn de volgende:

a)

rang van de zekerheidsrechten, waarbij de pool slechts uit één van de volgende typen onderliggende blootstellingen bestaat:

i)

leningen gedekt door zekerheidsrechten van eerste rang op een zakelijk onroerend goed;

ii)

leningen gedekt door rechten met een lagere rang en alle rechten met een hoge rang op een zakelijk onroerend goed;

iii)

leningen gedekt door zekerheidsrechten met een lagere rang op zakelijk onroerend goed;

b)

type zakelijk onroerend goed, waarbij de pool slechts uit een van de volgende typen bestaat:

i)

kantoorgebouwen;

ii)

winkelruimte;

iii)

ziekenhuizen;

iv)

opslagfaciliteiten;

v)

hotels;

vi)

industrieel onroerend goed;

vii)

andere specifieke typen zakelijk onroerend goed;

c)

rechtsgebied, waarbij de pool bestaat uit onderliggende blootstellingen die gedekt zijn door onroerende goederen die zich in hetzelfde rechtsgebied bevinden.

3.   De homogeniteitsfactoren voor het activatype waarvan sprake in artikel 1, onder a), punt iv), zijn de volgende:

a)

type debiteur, waarbij de pool slechts uit een van de volgende typen bestaat:

i)

micro-, kleine en middelgrote ondernemingen;

ii)

andere typen ondernemingen en concerns;

b)

rechtsgebied, waarbij de pool slechts uit één van de volgende typen onderliggende blootstellingen bestaat:

i)

blootstellingen die gedekt zijn door onroerend goed dat in hetzelfde rechtsgebied gelegen is;

ii)

blootstellingen aan debiteuren die in hetzelfde rechtsgebied woonachtig zijn.

4.   De homogeniteitsfactoren voor het activatype waarvan sprake in artikel 1, onder a), punt v), zijn de volgende:

a)

type debiteur, waarbij de pool bestaat uit onderliggende blootstellingen met slechts één van de volgende typen debiteuren:

i)

particulieren;

ii)

micro-, kleine en middelgrote ondernemingen;

iii)

andere typen ondernemingen en concerns;

iv)

publiekrechtelijke entiteiten;

v)

financiële instellingen;

b)

rechtsgebied, waarbij de pool bestaat uit onderliggende blootstellingen aan debiteuren die in hetzelfde rechtsgebied woonachtig zijn.

5.   De homogeniteitsfactoren voor het activatype waarvan sprake in artikel 1, onder a), punt vi), zijn de volgende:

a)

type debiteur, waarbij de pool bestaat uit onderliggende blootstellingen met slechts één van de volgende typen debiteuren:

i)

particulieren;

ii)

micro-, kleine en middelgrote ondernemingen;

iii)

andere typen ondernemingen en concerns;

iv)

publiekrechtelijke entiteiten;

v)

financiële instellingen;

b)

rechtsgebied, waarbij de pool bestaat uit onderliggende blootstellingen aan debiteuren die in hetzelfde rechtsgebied woonachtig zijn.

6.   De homogeniteitsfactoren voor het activatype waarvan sprake in artikel 1, onder a), punt viii), zijn elk van de volgende:

a)

type debiteur;

b)

rang van de zekerheidsrechten;

c)

type onroerend goed;

d)

rechtsgebied.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 mei 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35.

(2)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(3)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).