29.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 276/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1804 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2019

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 wat betreft wijzigingen in steunaanvragen of betalingsaanvragen, controles in het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en het controlesysteem voor de randvoorwaarden

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 62, lid 2, eerste alinea, onder a) tot en met d) en h), artikel 78, eerste alinea, onder b) en c), en artikel 96, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 14, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie (2) kunnen de lidstaten begunstigden van de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) toestaan om in naar behoren gemotiveerde omstandigheden hun verzamelaanvraag na de uiterste datum voor de indiening ervan te wijzigen wat het gebruik van de landbouwpercelen betreft. Tijdens het groeiseizoen kan het voorkomen dat een begunstigde het teeltplan moet aanpassen wat het gewas of de locatie ervan betreft. Dit kan komen door veranderde weersomstandigheden of andere omstandigheden in de landbouw. De in artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) bedoelde begunstigden van de betaling kunnen in een vergelijkbare situatie verkeren, met name wat de vanggewassen betreft. Daarom moet de lidstaten ook de mogelijkheid worden geboden deze begunstigden toe te staan de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag te wijzigen wat betreft het gebruik van de percelen die voor de in artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde betaling zijn aangegeven. Voorts moet dit lid uit artikel 14 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 worden geschrapt en in artikel 15 van die verordening worden opgenomen, aangezien het gaat om wijzigingen in de verzamelaanvraag of de betalingsaanvraag. Ook moet worden verduidelijkt dat deze wijzigingen zijn toegestaan na het verstrijken van de algemene termijnen voor de kennisgeving van wijzigingen en dat de lidstaten een uiterste datum voor de kennisgeving ervan kunnen vaststellen.

(2)

In artikel 15, lid 1 ter, is bepaald dat de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag mag worden gewijzigd wanneer controles door monitoring worden verricht. Verduidelijkt moet worden dat deze bepaling betrekking heeft op de mogelijkheid om de verzamelaanvraag of betalingsaanvragen te wijzigen naar aanleiding van de voorlopige resultaten van de controles door monitoring. Ook moet worden gespecificeerd waarop deze wijzigingen betrekking kunnen hebben.

(3)

In artikel 15, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 is de uiterste datum voor de wijziging van de verzamelaanvraag of de betalingsaanvraag vastgelegd. In artikel 15, lid 3, van die verordening is bepaald in welke situaties geen wijziging van de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag meer mogelijk is. Deze regels zijn niet van toepassing ingeval de begunstigden aan controles door monitoring zijn onderworpen, zulks vanwege de specifieke kenmerken van dergelijke controles. Daarom moet worden verduidelijkt wanneer deze begunstigden dergelijke wijzigingen kunnen aanbrengen. Voorts moet het de bevoegde autoriteiten worden toegestaan de datum van kennisgeving van dergelijke wijzigingen vast te stellen op het niveau van de door monitoring gecontroleerde steunregeling, bijstandsmaatregel of soort concrete actie.

(4)

De lidstaten kunnen ervoor kiezen om voor bepaalde steunregelingen, bijstandsmaatregelen of soorten concrete acties of eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden, controles door monitoring te verrichten, terwijl voor andere regelingen, maatregelen, soorten concrete acties of eisen en normen nog de steekproefsgewijze controles ter plaatse worden verricht. Dit kan leiden tot situaties waarin controles door monitoring bevindingen aan het licht brengen die van belang zijn om uit te kunnen maken of er is voldaan aan de voorschriften van de onder de steekproefsgewijze controles vallende regelingen, maatregelen, soorten concrete acties of normen en eisen die relevant zijn voor de randvoorwaarden. Daarom moeten regels worden vastgesteld voor de wijze waarop rekening moet worden gehouden met deze bevindingen.

(5)

Verduidelijkt moet worden dat de informatie-uitwisselingsverplichting van artikel 27 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 ook van toepassing is op de eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden. Artikel 27 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Artikel 38 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 betreft de oppervlaktemetingen. Lid 1 van dat artikel heeft echter betrekking op de mogelijkheid om de subsidiabiliteitscontroles en de areaalmeting te beperken tot een aselecte steekproef van ten minste 50 % van de landbouwpercelen waarvoor een steunaanvraag of betalingsaanvraag is ingediend. Duidelijkheidshalve moeten regels voor de verificatie inzake de subsidiabiliteitsvoorwaarden uit artikel 38 worden geschrapt en in artikel 39 worden opgenomen.

(7)

De lidstaten kunnen ervoor kiezen om voor bepaalde steunregelingen of bijstandsmaatregelen of soorten concrete acties controles door monitoring overeenkomstig artikel 40 bis van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 te verrichten, terwijl voor andere regelingen, maatregelen of concrete acties nog steekproefsgewijze controles ter plaatse met areaalmeting overeenkomstig artikel 38 worden verricht. Dit kan leiden tot situaties waarin een overeenkomstig de steekproefsgewijze controle ter plaatse gemeten landbouwperceel afwijkt van de oppervlakte die bij de toepassing van controles door monitoring is geconstateerd als basis voor de berekening van de steun of bijstand. Artikel 38 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 moet daarom verduidelijken welke oppervlakte in deze gevallen prevaleert.

(8)

Alle landbouwpercelen die door een begunstigde zijn aangegeven en voor een controle ter plaatse zijn geselecteerd, moeten worden gemeten overeenkomstig artikel 38 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014, en de bijbehorende subsidiabiliteitsvoorwaarden moeten overeenkomstig artikel 39 van dezelfde verordening worden geverifieerd. Daaronder vallen ook grote percelen blijvend grasland die door meerdere begunstigden gezamenlijk worden gebruikt, hetgeen voor de bevoegde autoriteiten een zware werklast mee kan brengen. Om de werklast te beperken en er tegelijk voor te zorgen dat de fondsen van de Unie voldoende beschermd blijven, moet de mogelijkheid worden geschapen om de metingen en controles in het kader van de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen te vervangen door controles die gebaseerd zijn op de orthobeelden die worden gebruikt voor de regelmatige actualisering van het systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen, en moet worden bepaald onder welke voorwaarden de bevoegde autoriteiten gebruik mogen maken van deze mogelijkheid.

(9)

Wanneer de verificatie van de subsidiabiliteit van de landbouwpercelen tijdens de controles ter plaatse in het kader van plattelandsontwikkelingsmaatregelen beperkt blijft tot een aselecte steekproef van ten minste 50 % van de landbouwpercelen waarvoor een betalingsaanvraag is ingediend, kan het voorkomen dat sommige subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen niet naar behoren worden gecontroleerd. Daarom moet in artikel 39 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 worden bepaald dat een aanvullende op een risicoanalyse gebaseerde steekproef moet worden getrokken aan de hand waarvan dergelijke subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen of andere verplichtingen kunnen worden gecontroleerd.

(10)

Een essentieel doel van controles door monitoring is dat begunstigden worden ondersteund bij de naleving van de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen en dat zij de problemen die aan het licht zijn gekomen, kunnen verhelpen. Daartoe moet duidelijkheid worden geschapen over de verplichting van de bevoegde autoriteiten om tijdig met de begunstigden te communiceren, met name over de waarschuwingen en de voorlopige resultaten van de geautomatiseerde analyse van een tijdreeks van satellietgegevens. Daarom moeten in artikel 40 bis, lid 1, eerste alinea, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 de kernbeginselen worden vastgelegd voor de mededeling van de voorlopige resultaten van de controles door monitoring door de bevoegde autoriteiten.

(11)

Artikel 40 bis, lid 1, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 heeft betrekking op fysieke inspecties. Het is van belang te verduidelijken dat deze fysieke inspecties geen oppervlaktemeting impliceren, tenzij conclusies moeten worden getrokken over de subsidiabiliteit van de gevraagde steun of bijstand.

(12)

Wanneer de bevoegde autoriteiten steekproefsgewijze controles ter plaatse overeenkomstig de artikelen 38 en 39 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 verrichten, mogen zij de controles beperken tot een aselecte steekproef van ten minste 50 % van de landbouwpercelen waarvoor een steunaanvraag of betalingsaanvraag is ingediend. Het is passend om dezelfde flexibiliteit toe te staan wanneer het bij controles door monitoring overeenkomstig artikel 40 bis, lid 1, eerste alinea, onder c), nodig blijkt dat een steekproefsgewijze controle wordt verricht van de landbouwpercelen van de begunstigden waarvoor criteria gelden die niet kunnen worden gemonitord.

(13)

De geautomatiseerde procedure die in het kader van controles door monitoring wordt gevolgd, kan bevindingen aan het licht brengen die van belang zijn voor het bepalen van de subsidiabiliteit bij niet door monitoring gecontroleerde areaalgebonden regelingen, areaalgebonden maatregelen of eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden. Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen zich soepel aan te passen aan het toenemende gebruik van controles door monitoring, moet hun een zekere flexibiliteit worden geboden bij de toepassing van de eis dat alle relevante informatie waarover zij beschikken, in aanmerking moet worden genomen om te bepalen of er voldaan is aan subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen en aan de eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden. Deze flexibiliteit moet in de tijd worden beperkt om ervoor te zorgen dat de landbouwers gelijk worden behandeld. Artikel 40 bis moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Voorts moeten de bevoegde autoriteiten bij de toepassing van een dergelijke flexibiliteit de relevante bevindingen in het eropvolgende aanvraagjaar in aanmerking nemen bij de selectie van het op een risicoanalyse gebaseerde deel van de controlesteekproef van de regelingen, maatregelen of soorten concrete acties en de randvoorwaarden. Artikel 34, leden 2 en 3, en artikel 69, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

Op grond van artikel 40 ter moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen van hun besluit om te starten met controles door monitoring, en moeten zij ook bepaalde gegevens meedelen. Om ervoor te zorgen dat de kennisgeving essentiële informatie bevat die mee kan evolueren met de steeds bredere toepassing van controles door monitoring door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten, moet de Commissie de lidstaten jaarlijks uiterlijk op 1 november een model voor de kennisgevingen ter beschikking stellen. Derhalve moet de eerste alinea van artikel 40 ter dienovereenkomstig worden gewijzigd. Ook moet de tweede alinea van artikel 40 ter worden geschrapt, aangezien deze alleen op aanvraagjaar 2018 betrekking heeft en derhalve achterhaald is.

(15)

Artikel 40 bis van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bevat het rechtskader voor de vervanging van areaalgebonden controles ter plaatse door controles door monitoring op basis van gegevens van Copernicus Sentinel of andere gegevens van ten minste equivalente waarde. Deze gegevens kunnen ook van belang zijn om uit te maken of er voldaan is aan bepaalde eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden. Met het oog op de verlichting van de controlelast en met het oog op een maximalisatie van de investeringen die de bevoegde autoriteiten moeten doen om de bestaande controles ter plaatse te vervangen door controles door monitoring, moet worden voorzien in een rechtskader met de voorwaarden waaronder controles door monitoring in de plaats mogen treden van controles ter plaatse in het kader van de randvoorwaarden.

(16)

Er moet een minimumpercentage te verrichten controles worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de controles in het kader van eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden, toereikend zijn in omstandigheden waarin de gegevens van de Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma niet relevant zijn. Fysieke veldinspecties moeten enkel vereist zijn indien het bewijsmateriaal dat is verzameld met nieuwe technologieën, zoals gegeotagde foto’s en onbemande luchtvaartuigen of desbetreffend documentair bewijsmateriaal, geen uitsluitsel geeft, of indien de bevoegde autoriteiten verwachten dat geen van deze soorten bewijsmateriaal zich leent voor controles in het kader van de eisen en normen die niet kunnen worden gemonitord.

(17)

Controles door monitoring kunnen de begunstigden ook ondersteunen bij het voldoen aan de eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden. Dit kan worden bereikt door de nationale autoriteiten te verplichten tijdig passende instrumenten voor de mededeling van de voorlopige resultaten van de controles door monitoring in het kader van de eisen en normen aan de randvoorwaarden voor de begunstigden op te zetten, en door de begunstigden de mogelijkheid te bieden om de situatie aan te pakken of te verhelpen voordat de conclusies in het controleverslag worden getrokken. Deze mogelijkheid mag geen afbreuk doen aan het in artikel 99, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde systeem voor vroegtijdige waarschuwing.

(18)

Met het oog op de monitoring van de invoering van controles door monitoring die betrekking hebben op de randvoorwaarden, moet een kennisgevingsverplichting voor de lidstaten worden ingevoerd.

(19)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(20)

De bij het nieuwe lid 4 van artikel 40 bis en bij artikel 70 bis, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 ingevoerde flexibiliteit moet met ingang van 1 januari 2019 van toepassing zijn om aan het doel ervan te beantwoorden, aangezien juist wanneer de lidstaten beginnen met de toepassing van controles door monitoring en met het gebruik van de nieuwe technologie die bij deze controles horen, moeilijkheden kunnen ondervinden bij de naleving van de eis dat alle relevante informatie in aanmerking moet worden genomen om te bepalen of er is voldaan aan subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen en aan de eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden.

(21)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor rechtstreekse betalingen en het Comité voor plattelandsontwikkeling,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 14, lid 4, wordt geschrapt.

2)

Artikel 15 wordt vervangen door:

Artikel 15

Wijzigingen van de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag

1.   Na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag kunnen individuele landbouwpercelen of individuele betalingsrechten worden toegevoegd of gecorrigeerd in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag, mits aan de eisen in het kader van de regelingen inzake rechtstreekse betalingen of de plattelandsontwikkelingsmaatregelen in kwestie is voldaan.

Onder dezelfde voorwaarden zijn wijzigingen in het gebruik van de regeling inzake rechtstreekse betalingen of de plattelandsontwikkelingsmaatregel mogelijk bij individuele landbouwpercelen en bij betalingsrechten die al in de verzamelaanvraag zijn aangegeven.

Wanneer de in de eerste en de tweede alinea bedoelde wijzigingen gevolgen hebben voor in te dienen ondersteunende stukken of contracten, kunnen dergelijke stukken of contracten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

1 bis.   Wanneer een begunstigde in kennis is gesteld van de resultaten van de voorafgaande controles als bedoeld in artikel 11, lid 4, mag deze begunstigde, om alle nodige correcties met betrekking tot individuele percelen aan te brengen, de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag overeenkomstig de resultaten van die kruiscontroles wijzigen wanneer deze op een mogelijke niet-naleving wijzen.

1 ter.   Wanneer controles door monitoring overeenkomstig artikel 40 bis worden verricht en de bevoegde autoriteiten de voorlopige resultaten op perceelniveau hebben meegedeeld, als bedoeld in artikel 40 bis, lid 1, onder d), mogen de begunstigden de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag wijzigen wat betreft de correctie of het gebruik van de door monitoring gecontroleerde individuele landbouwpercelen, op voorwaarde dat de vereisten in het kader van de betrokken regelingen inzake rechtstreekse betalingen of plattelandsontwikkelingsmaatregelen worden nagekomen. Individuele toeslagrechten kunnen worden toegevoegd wanneer de wijziging van de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag leidt tot een toename van de aangegeven oppervlakte.

2.   Overeenkomstig de eerste en de tweede alinea van lid 1 aangebrachte wijzigingen worden uiterlijk op 31 mei van het betrokken jaar meegedeeld aan de bevoegde autoriteit, behalve in het geval van Estland, Letland, Litouwen, Finland en Zweden, waar zij uiterlijk op 15 juni van het betrokken jaar worden meegedeeld.

In afwijking van de eerste alinea mogen de lidstaten een vroegere uiterste datum voor de mededeling van dergelijke wijzigingen vaststellen. Deze datum mag evenwel niet vroeger zijn dan 15 kalenderdagen na de overeenkomstig artikel 13, lid 1, vastgestelde uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag.

In afwijking van de eerste en de tweede alinea kunnen de lidstaten de begunstigde toestaan om in naar behoren gemotiveerde gevallen de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag op een latere datum te wijzigen wat betreft het gebruik van de landbouwpercelen die zijn aangegeven in het kader van de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken overeenkomstig titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 of de betaling in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, mits de begunstigde daardoor niet in een gunstigere positie komt te verkeren wat de naleving van de verplichtingen op basis van de initiële aanvraag betreft. In dat geval kunnen de lidstaten besluiten een uiterste datum vast te stellen voor de mededeling van deze wijzigingen aan de bevoegde autoriteit.

Deze mededelingen vinden schriftelijk of via het geospatiale steunaanvraagformulier plaats.

2 bis.   Wijzigingen naar aanleiding van de voorafgaande controles overeenkomstig lid 1 bis worden aan de bevoegde autoriteit meegedeeld uiterlijk negen kalenderdagen na de uiterste datum voor de kennisgeving van de resultaten van de in artikel 11, lid 4, bedoelde voorafgaande controles aan de begunstigde.

Deze mededelingen vinden schriftelijk of via het geospatiale steunaanvraagformulier plaats.

2 ter.   Wijzigingen naar aanleiding van de mededeling van de voorlopige resultaten op perceelniveau als bedoeld in artikel 40 bis, lid 1, onder d), die overeenkomstig lid 1 ter zijn aangebracht, worden uiterlijk op de datum die de bevoegde autoriteit op het niveau van de steunregeling of bijstandsmaatregel of soort concrete actie heeft vastgesteld, aan die bevoegde autoriteit meegedeeld. De datum is ten minste 15 kalenderdagen vóór de datum waarop de betaling van de eerste tranche of de voorschotten moet worden gedaan overeenkomstig artikel 75 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Deze mededelingen vinden schriftelijk of via het geospatiale steunaanvraagformulier plaats.

3.   Indien de bevoegde autoriteit de begunstigde reeds in kennis heeft gesteld van een geval van niet-naleving in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag of indien zij de begunstigde heeft geïnformeerd over haar voornemen een controle ter plaatse te verrichten, of indien een controle ter plaatse een niet-naleving aan het licht heeft gebracht, zijn wijzigingen als bedoeld in lid 1 niet toegestaan voor de landbouwpercelen waarop de niet-naleving betrekking heeft.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt de verplichting van artikel 40 bis, lid 1, onder d), niet beschouwd als een kennisgeving aan de begunstigde van het voornemen van een bevoegde autoriteit om een controle ter plaatse te verrichten.”.

3)

In artikel 27 wordt de tweede alinea vervangen door:

“De lidstaten zorgen ervoor dat alle relevante bevindingen die worden gedaan in het kader van de controles op de naleving van de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen in het kader van de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde regelingen, de eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden, en/of de bijstand in het kader van onder het geïntegreerd systeem vallende plattelandsontwikkelingsmaatregelen worden uitgewisseld met de betrokken bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de toekenning van de corresponderende betaling. De lidstaten zorgen er ook voor dat de in artikel 38 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 bedoelde openbare of particuliere certificeringsinstanties de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de toekenning van de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, in kennis stellen van elke bevinding die relevant is voor een correcte toekenning van een dergelijke betaling aan begunstigden die ervoor hebben geopteerd hun verplichtingen in het kader van de gelijkwaardigheid door certificering na te komen.”.

4)

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 2 wordt de volgende vierde alinea toegevoegd:

“Wanneer de bevoegde autoriteit besluit gebruik te maken van de in artikel 40 bis, lid 4, of in artikel 70 bis, lid 3, geboden mogelijkheid, wordt in de in de tweede alinea, onder d), bedoelde risicoanalyse rekening gehouden met de bevindingen die bij de controles door monitoring in het voorgaande aanvraagjaar aan het licht zijn gekomen.”;

b)

in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Voor de toepassing van de artikelen 32 en 33 wordt tussen 20 % en 25 % van het minimumaantal ter plaatse te controleren begunstigden op aselecte wijze gekozen en wanneer artikel 32, lid 2 bis, van toepassing is, worden 100 % van de collectieven en tussen 20 % en 25 % van de verbintenissen die ter plaatse moeten worden gecontroleerd, op aselecte wijze gekozen. Het resterende aantal ter plaatse te controleren begunstigden en verbintenissen wordt op basis van een risicoanalyse geselecteerd. Wanneer de bevoegde autoriteit besluit gebruik te maken van de in artikel 40 bis, lid 4, of in artikel 70 bis, lid 3, geboden mogelijkheid, wordt in de risicoanalyse rekening gehouden met de bevindingen die bij de controles door monitoring in het voorgaande aanvraagjaar aan het licht zijn gekomen.”.

5)

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De daadwerkelijke oppervlaktemeting van het landbouwperceel in het kader van een controle ter plaatse mag worden beperkt tot een aselecte steekproef van ten minste 50 % van de landbouwpercelen waarvoor een steunaanvraag of betalingsaanvraag is ingediend in het kader van de areaalgebonden steunregelingen of plattelandsontwikkelingsmaatregelen. Wanneer bij deze steekproefcontrole een niet-naleving aan het licht komt, worden alle landbouwpercelen gemeten of worden de conclusies van de steekproef geëxtrapoleerd.”;

b)

de volgende leden 9 en 10 worden ingevoegd:

“9.   Wanneer het overeenkomstig de leden 1 tot en met 8 gemeten subsidiabele areaal afwijkt van de oppervlakte die bij de toepassing van controles door monitoring overeenkomstig artikel 40 bis is geconstateerd als basis voor de berekening van de steun of bijstand, prevaleert de overeenkomstig de leden 1 tot en met 8 gemeten oppervlakte.

10.   In het bijzondere geval van landbouwpercelen blijvend grasland die gezamenlijk worden gebruikt door meerdere begunstigden, mag de daadwerkelijke meting worden vervangen door controles op basis van de orthobeelden die gebruikt worden voor de actualisering van het in artikel 70 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen, mits die controles binnen een periode van ten hoogste drie jaar op al deze percelen worden verricht en de bevoegde autoriteit kan aantonen te beschikken over doeltreffende operationele procedures die aan artikel 7 van deze verordening voldoen, en de terugvorderingen op adequate wijze verricht.”.

6)

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De verificatie inzake de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen voor de landbouwpercelen als onderdeel van een controle ter plaatse mag worden beperkt tot een aselecte steekproef van ten minste 50 % van de landbouwpercelen waarvoor een steunaanvraag of betalingsaanvraag is ingediend in het kader van de areaalgebonden steunregelingen of plattelandsontwikkelingsmaatregelen.

Wanneer bij plattelandsontwikkelingsmaatregelen bepaalde subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen of andere verplichtingen voor de landbouwpercelen niet op adequate wijze kunnen worden gecontroleerd indien de controles beperkt blijven tot een aselecte steekproef overeenkomstig de eerste alinea, wordt evenwel een aanvullende op een risicoanalyse gebaseerde steekproef getrokken die een controle op deze criteria, verbintenissen of verplichtingen mogelijk maakt.

Wanneer de aselecte steekproef of de op een op een risicoanalyse gebaseerde steekproef een niet-naleving aan het licht brengt, worden alle landbouwpercelen aan een verificatie inzake de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen onderworpen of worden de conclusies van de steekproef geëxtrapoleerd.

Of de landbouwpercelen voor steun in aanmerking komen, wordt geverifieerd met behulp van passende middelen, met inbegrip van bewijsmateriaal dat de begunstigde op verzoek van de bevoegde autoriteit verstrekt. Die verificatie omvat in voorkomend geval ook een verificatie van het gewas. Daartoe worden zo nodig aanvullende bewijzen verlangd.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   In het bijzondere geval van percelen blijvend grasland die gezamenlijk worden gebruikt door meerdere begunstigden, mag de verificatie inzake de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen worden vervangen door controles op basis van de orthobeelden die gebruikt worden voor de actualisering van het in artikel 70 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen, mits die controles binnen een periode van ten hoogste drie jaar op al deze percelen worden verricht en de bevoegde autoriteit kan aantonen te beschikken over doeltreffende operationele procedures die aan artikel 7 van deze verordening voldoen, en de terugvorderingen op adequate wijze verricht.”.

7)

Artikel 40 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt d) van de eerste alinea wordt vervangen door:

“d)

informeren zij de begunstigden over het besluit om controles door monitoring te verrichten, en zetten zij passende instrumenten op om met de begunstigden te communiceren over ten minste de voorlopige resultaten op perceelniveau van de overeenkomstig punt a) van deze alinea opgezette procedure, over waarschuwingen en over bewijsmateriaal dat voor de toepassing van de punten b) en c) is gevraagd. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat tijdig met de begunstigden wordt gecommuniceerd, teneinde hen te ondersteunen bij de naleving van de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen en de begunstigden in staat te stellen de situatie aan te pakken of te verhelpen voordat de conclusies in het in artikel 41 bedoelde controleverslag worden getrokken.”;

ii)

de tweede alinea wordt vervangen door:

“Voor de toepassing van de punten b) en c) van de eerste alinea worden fysieke veldinspecties verricht wanneer relevant bewijsmateriaal, met inbegrip van bewijsmateriaal dat de begunstigde op verzoek van de bevoegde autoriteit verstrekt, het niet mogelijk maakt te concluderen of de gevraagde steun of bijstand subsidiabel is. Fysieke veldinspecties mogen worden beperkt tot controles inzake de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen die van belang zijn om te kunnen concluderen of de gevraagde steun of bijstand subsidiabel is. Deze fysieke inspecties omvatten alleen oppervlaktemetingen indien deze nodig zijn om te kunnen concluderen of aan deze subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen of andere verplichtingen is voldaan.”;

iii)

de volgende derde alinea wordt toegevoegd:

“Voor de toepassing van punt c) van de eerste alinea kunnen controles inzake de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen die niet kunnen worden gemonitord op basis van gegevens van de Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde worden beperkt tot een steekproef van ten minste 50 % van de door een begunstigde aangegeven landbouwpercelen. De bevoegde autoriteit kan deze steekproef op aselecte wijze of op basis van andere criteria trekken. Wanneer de steekproef uit landbouwpercelen aselect wordt getrokken en de controles een niet-naleving aan het licht brengen, extrapoleert de bevoegde autoriteit de conclusies van de steekproef of controleert zij alle landbouwpercelen. Wanneer de steekproef op basis van andere criteria wordt getrokken en de controles een niet-naleving aan het licht brengen, controleert de bevoegde autoriteit alle landbouwpercelen.”;

b)

het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

“4.   Wanneer de in lid 1, onder a), bedoelde procedure bevindingen aan het licht brengt die van belang zijn voor niet door monitoring gecontroleerde regelingen inzake rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en eisen en/of normen, kunnen de bevoegde autoriteiten besluiten deze bevindingen alleen in aanmerking te nemen voor begunstigden die overeenkomstig de artikelen 30, 31, 32 en 68 zijn geselecteerd voor controles ter plaatse in het kader van niet door monitoring gecontroleerde regelingen inzake rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en eisen en/of normen. De afwijking blijft beperkt tot een periode van drie jaar, die ingaat op 1 januari van het kalenderjaar waarin de bevoegde autoriteit is gestart met controles door monitoring.”.

8)

Artikel 40 ter wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

“De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 december van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin zij starten met controles door monitoring, in kennis van hun besluit om te kiezen voor controles door monitoring, en geven aan welke regelingen of maatregelen of soorten concrete acties en, in voorkomend geval, arealen bij dergelijke regelingen of maatregelen aan controles door monitoring zijn onderworpen en welke criteria zijn gebruikt voor de selectie ervan. De Commissie verstrekt uiterlijk op 1 november van elk kalenderjaar een model voor de indiening van de kennisgevingen met de elementen die in een dergelijke kennisgeving moeten worden opgenomen.”;

b)

de tweede alinea wordt geschrapt.

9)

In artikel 41, lid 2, wordt de derde alinea vervangen door:

“De lidstaten kunnen besluiten om de begunstigde in het geval van een controle ter plaatse door middel van teledetectie als bedoeld in artikel 40, of door middel van monitoring als bedoeld in artikel 40 bis, niet in de gelegenheid te stellen om het controleverslag te ondertekenen, indien de controle door teledetectie of door monitoring geen niet-naleving aan het licht heeft gebracht. Indien als gevolg van een dergelijke controle of door monitoring een niet-naleving aan het licht komt, wordt gelegenheid tot ondertekening van het verslag gegeven voordat de bevoegde autoriteit uit de bevindingen haar conclusies trekt over de eventueel daaruit voortvloeiende verlagingen, weigeringen, intrekkingen of administratieve sancties. In geval van controles door monitoring wordt deze verplichting geacht te zijn vervuld indien de begunstigden via de overeenkomstig artikel 40 bis, lid 1, onder d), opgezette instrumenten voor de communicatie met begunstigden in kennis worden gesteld van niet-nalevingen en de begunstigden de gelegenheid krijgen de niet-nalevingen aan te vechten voordat de bevoegde autoriteit uit de bevindingen haar conclusies trekt over de eventueel daaruit voortvloeiende verlagingen, weigeringen, intrekkingen of administratieve sancties.”.

10)

In artikel 69, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

“De selectie van elk van de steekproeven met overeenkomstig artikel 68 te controleren landbouwbedrijven wordt naargelang van het geval gebaseerd op een risicoanalyse overeenkomstig de geldende wetgeving of op een op de eisen of normen afgestemde risicoanalyse. Die risicoanalyse mag worden verricht op het niveau van de individuele landbouwbedrijven of op het niveau van categorieën landbouwbedrijven of geografische gebieden. Wanneer de bevoegde autoriteit besluit gebruik te maken van de in artikel 40 bis, lid 4, of in artikel 70 bis, lid 3, geboden mogelijkheid, wordt in de risicoanalyse rekening gehouden met de bevindingen die bij de controles door monitoring in het voorgaande aanvraagjaar aan het licht zijn gekomen.”.

11)

Aan artikel 70 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

“4.   De bevoegde autoriteiten kunnen controles inzake de eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden, verrichten in de vorm van controles door monitoring overeenkomstig artikel 70 bis.”.

12)

De volgende artikelen 70 bis en 70 ter worden ingevoegd:

Artikel 70 bis

Controles door monitoring

1.   De bevoegde autoriteiten mogen controles door monitoring verrichten. Wanneer zij daarvoor kiezen:

a)

zetten zij een procedure van regelmatige en systematische observatie, tracking en beoordeling inzake alle eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden, op die kunnen worden gemonitord op basis van gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde, over een tijdsperiode die het mogelijk maakt te concluderen of aan de eisen en normen is voldaan;

b)

verrichten zij, indien nodig, en om te kunnen concluderen of er voldaan is aan de eisen en normen, passende follow-upactiviteiten;

c)

verrichten zij controles bij 1 % van de begunstigden voor wie eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden gelden die niet kunnen worden gemonitord op basis van gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde, en die van belang zijn om te kunnen concluderen of aan de eisen en normen is voldaan. Van de 1 % van de begunstigden wordt 20 à 25 % op aselecte wijze gekozen. De overige begunstigden worden geselecteerd op basis van een risicoanalyse;

d)

informeren zij de begunstigden over het besluit om controles door monitoring te verrichten, en zetten zij passende instrumenten op om met de begunstigden te communiceren over ten minste de voorlopige resultaten op perceelniveau van de overeenkomstig punt a) van deze alinea opgezette procedure, over waarschuwingen en over bewijsmateriaal dat voor de toepassing van de punten b) en c) is gevraagd. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat tijdig met de begunstigden wordt gecommuniceerd, teneinde hen bij de naleving van de eisen en normen te ondersteunen en de begunstigden, onverminderd het systeem voor vroegtijdige waarschuwing van artikel 99, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, in staat te stellen om voordat de conclusies in het in artikel 72 bedoelde controleverslag worden getrokken, doch uiterlijk één maand na de mededeling van de voorlopige resultaten de situatie aan te pakken of te verhelpen.

Voor de toepassing van de punten b) en c) worden fysieke veldinspecties verricht wanneer relevant bewijsmateriaal, met inbegrip van bewijsmateriaal dat de begunstigde op verzoek van de bevoegde autoriteit verstrekt, het niet mogelijk maakt te concluderen of er is voldaan aan de door monitoring gecontroleerde eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden. Fysieke inspecties in het veld kunnen worden beperkt tot controles inzake eisen en normen die van belang zijn om te kunnen concluderen of er is voldaan aan de door monitoring gecontroleerde eisen en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden.

2.   Wanneer de bevoegde autoriteit die controles door monitoring overeenkomstig lid 1 verricht, kan aantonen te beschikken over doeltreffende operationele procedures die voldoen aan de artikelen 7 en 29, en zij de kwaliteit van het systeem voor de identificatie van landbouwpercelen zoals beoordeeld overeenkomstig artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 heeft bewezen, dan zijn de artikelen 25, 68, 69 en 71 van deze verordening niet van toepassing.

3.   Wanneer de in lid 1, onder a), bedoelde procedure bevindingen aan het licht brengt die van belang zijn voor niet door monitoring gecontroleerde regelingen inzake rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en eisen en/of normen, kunnen de bevoegde autoriteiten besluiten deze bevindingen alleen in aanmerking te nemen voor begunstigden die overeenkomstig de artikelen 30, 31, 32 en 68 zijn geselecteerd voor controles ter plaatse in het kader van niet door monitoring gecontroleerde regelingen inzake rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en eisen en/of normen. De afwijking blijft beperkt tot een periode van drie jaar, die ingaat op 1 januari van het kalenderjaar waarin de bevoegde autoriteit is gestart met controles door monitoring.

Artikel 70 ter

Kennisgevingen

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin zij starten met controles door monitoring, in kennis van hun besluit om te kiezen voor controles door monitoring overeenkomstig artikel 70 bis.”.

13)

Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt de volgende vierde alinea toegevoegd:

“In geval van controles door monitoring overeenkomstig artikel 70 bis zijn de punten a), ii, en a), iii), van de tweede alinea van dit lid niet van toepassing. In het controleverslag worden de resultaten van de controles door monitoring op perceelniveau vermeld.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Lid 1 is van toepassing ongeacht of de betrokken begunstigde voor de controle ter plaatse is geselecteerd overeenkomstig artikel 69, of dat hij op grond van de voor de besluiten en normen geldende wetgeving overeenkomstig artikel 68, lid 2, ter plaatse is gecontroleerd, of dat hij door monitoring is gecontroleerd overeenkomstig artikel 70 bis, of dat het gaat om een follow-up van een niet-naleving die op andere wijze onder de aandacht van de bevoegde controleautoriteit is gebracht.”;

c)

in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:

“De begunstigde wordt van elke geconstateerde niet-naleving in kennis gesteld binnen drie maanden na de datum van de controle ter plaatse. In geval van controles door monitoring overeenkomstig artikel 70 bis wordt de begunstigde in kennis gesteld van een geconstateerde niet-naleving binnen drie maanden na het verstrijken van de aan de begunstigde toegekende termijn om de situatie overeenkomstig artikel 70 bis, lid 1, onder d), aan te pakken of te verhelpen.”;

d)

in lid 4 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Onverminderd eventuele bijzondere bepalingen in de voor de eisen en normen geldende wetgeving, wordt het controleverslag binnen één maand na de controle ter plaatse voltooid. In geval van controles door monitoring overeenkomstig artikel 70 bis wordt het controleverslag voltooid binnen één maand na het verstrijken van de aan de begunstigde toegekende termijn om de situatie overeenkomstig artikel 70 bis, lid 1, onder d), aan te pakken of te verhelpen. Deze termijn kan echter in naar behoren gemotiveerde gevallen, en met name als zulks op grond van een chemische of een fysische analyse nodig is, tot drie maanden worden verlengd.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De volgende punten van artikel 1 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2019:

a)

punt 7, onder b);

b)

punt 12 wat betreft artikel 70 bis, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 69).

(3)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(4)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).