25.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/88


VERORDENING (EU) 2019/1240 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 juni 2019

betreffende de oprichting van een Europees netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen

(herschikking)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 74 en artikel 79, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad (2) is ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan.

(2)

Door de sterke toename van gemengde migratiestromen in 2015 en 2016 zijn de systemen voor migratie, asiel en grensbeheer onder druk komen te staan. Dit stelt de Unie en de lidstaten voor een uitdaging en toont aan dat het beleid van de Unie op het gebied van migratie moet worden versterkt met het oog op een gecoördineerde en doeltreffende Europese reactie.

(3)

Het migratiebeleid van de Unie heeft tot doel irreguliere en ongecontroleerde migratiestromen te vervangen door veilige en goed beheerde routes door middel van een alomvattende aanpak die is gericht op een efficiënt beheer van de migratiestromen in alle stadia overeenkomstig titel V, hoofdstuk 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(4)

De eerbiediging van de mensenrechten is een grondbeginsel van de Unie. De Unie heeft zich ertoe verbonden de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van alle migranten, ongeacht hun verblijfsstatus, te beschermen met volledige inachtneming van het internationaal recht. De maatregelen die de immigratieverbindingsfunctionarissen bij de uitvoering van deze verordening nemen, met name in gevallen waarbij kwetsbare personen betrokken zijn, moeten de grondrechten eerbiedigen overeenkomstig het desbetreffende internationale recht en Unierecht, met inbegrip van de artikelen 2 en 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(5)

Om ervoor te zorgen dat alle aspecten van het immigratiebeleid van de Unie doeltreffend ten uitvoer worden gelegd, moet er worden gestreefd naar een consistente dialoog en samenwerking met belangrijke derde landen van herkomst en doorreis van migranten en van verzoekers om internationale bescherming. Die samenwerking, in overeenstemming met de alomvattende aanpak van de Europese agenda voor migratie, moet een beter beheer van immigratie, met inbegrip van vertrek en terugkeer, mogelijk maken, moet de capaciteit ondersteunen om informatie, met inbegrip van informatie inzake de toegang van verzoekers tot internationale bescherming en, waar mogelijk en relevant, inzake re-integratie, te verzamelen en uit te wisselen, en moet illegale immigratie, migrantensmokkel en mensenhandel voorkomen en bestrijden.

(6)

Tot de beschermingsinstrumenten behoren maatregelen in het kader van de totaalaanpak van migratie en mobiliteit (TAMM). Onverminderd de nationale bevoegdheden van de lidstaten, moeten de strategieën en kanalen voor legale immigratie tussen de Unie en derde landen ook arbeidsmigratie, visa voor studenten en gezinshereniging omvatten.

(7)

Gelet op de toenemende behoefte aan onderzoek en informatie ter ondersteuning van empirisch onderbouwde beleidsbeslissingen en operationele maatregelen, moeten immigratieverbindingsfunctionarissen ervoor zorgen dat hun inzicht en kennis ten volle bijdragen aan de ontwikkeling van een alomvattend beeld van de situatie in derde landen.

(8)

Informatie over de samenstelling van de migratiestromen moet, waar mogelijk en relevant, informatie bevatten over de aangegeven leeftijd, het aangegeven genderprofiel en de aangegeven gezinssamenstelling van de migranten, en over niet-begeleide minderjarigen.

(9)

Het inzetten van de huidige Europese migratieverbindingsfunctionarissen in belangrijke derde landen van herkomst en doorreis, waartoe werd opgeroepen in de conclusies van de buitengewone bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders op 23 april 2015, was een eerste stap in de richting van nauwere samenwerking met derde landen op het gebied van migratiegerelateerde kwesties en een betere samenwerking met de door de lidstaten ingezette immigratieverbindingsfunctionarissen. Voortbouwend op deze ervaring moet de Commissie voor langere tijd immigratieverbindingsfunctionarissen inzetten in derde landen om de ontwikkeling en uitvoering van migratiemaatregelen van de Unie te ondersteunen en het effect ervan te optimaliseren.

(10)

Deze verordening heeft tot doel te zorgen voor een betere coördinatie en een optimaal gebruik van het netwerk van verbindingsfunctionarissen die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, waaronder, waar passend, door de rechtshandhavingsinstanties, alsmede door de Commissie en de agentschappen van de Unie, in derde landen worden ingezet om doeltreffender te kunnen inspelen op de prioriteiten van de Unie inzake het voorkomen en bestrijden van illegale immigratie en de daarmee samenhangende grensoverschrijdende criminaliteit, zoals migrantensmokkel en mensenhandel, het faciliteren van waardige en doeltreffende terugkeer-, overname- en re-integratieactiviteiten, het bijdragen tot een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de Unie en het ondersteunen van het beheer van legale immigratie, onder meer op het gebied van internationale bescherming, hervestiging en aan vertrek voorafgaande integratiemaatregelen van de lidstaten en de Unie. Deze coördinatie moet volledig in overeenstemming zijn met de bestaande bevels- en rapportagelijnen tussen de immigratieverbindingsfunctionarissen en hun respectieve inzettende autoriteiten, alsook tussen de immigratieverbindingsfunctionarissen onderling.

(11)

Deze verordening bouwt voort op Verordening (EG) nr. 377/2004 en heeft tot doel ervoor te zorgen dat immigratieverbindingsfunctionarissen een grotere rol spelen bij de werking van een Europees netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen, in de eerste plaats door een mechanisme in te stellen waarmee de lidstaten, de Commissie en de agentschappen van de Unie de taken en functies van hun in derde landen ingezette verbindingsfunctionarissen op een meer systematische wijze kunnen coördineren.

(12)

Aangezien de verbindingsfunctionarissen die zich met migratiegerelateerde kwesties bezighouden, door verschillende bevoegde autoriteiten worden ingezet en hun mandaten en taken met elkaar kunnen overlappen, moeten de nodige inspanningen worden geleverd om de samenwerking tussen functionarissen die in hetzelfde derde land of dezelfde regio actief zijn, te versterken. Wanneer immigratieverbindingsfunctionarissen door de Commissie of de agentschappen van de Unie bij de diplomatieke vertegenwoordigingen van de Unie in een derde land worden ingezet, moeten zij het netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen in dat derde land faciliteren en ondersteunen. Waar passend kunnen deze netwerken worden uitgebreid tot verbindingsfunctionarissen die door andere landen dan de lidstaten worden ingezet.

(13)

De instelling van een sterk mechanisme dat een betere coördinatie en samenwerking waarborgt van alle verbindingsfunctionarissen die in het kader van hun taken zijn belast met immigratiekwesties, is van cruciaal belang om informatielacunes en dubbel werk tot een minimum te beperken en de operationele bekwaamheid en doeltreffendheid te maximaliseren. Een stuurgroep moet richtsnoeren verstrekken conform de beleidsprioriteiten van de Unie en rekening houdend met de externe betrekkingen van de Unie, en moet de bevoegdheid krijgen om met name tweejaarlijkse werkprogramma’s betreffende de activiteiten van de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen vast te stellen, afspraken te maken over specifieke ad-hocacties voor immigratieverbindingsfunctionarissen die gericht zijn op prioriteiten en nieuwe behoeften die nog niet onder het tweejaarlijkse werkprogramma vallen, en middelen toe te wijzen voor overeengekomen activiteiten, en moet verantwoordelijk zijn voor de uitvoering daarvan. Noch de taken van de stuurgroep, noch die van de facilitators van de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen mogen afbreuk doen aan de bevoegdheid van de inzettende autoriteiten om opdrachten te geven aan hun respectieve immigratieverbindingsfunctionarissen. Bij de uitvoering van haar taken moet de stuurgroep rekening houden met de diversiteit van de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen en met de opvattingen van de meest betrokken lidstaten wat de relaties met bepaalde derde landen betreft.

(14)

De stuurgroep moet een lijst van immigratieverbindingsfunctionarissen die in derde landen worden ingezet, opstellen en regelmatig bijwerken. De lijst moet informatie bevatten over de locatie, de samenstelling en de activiteiten van verschillende netwerken, met inbegrip van de contactgegevens en een samenvatting van de taken van de ingezette immigratieverbindingsfunctionarissen.

(15)

De gezamenlijke inzet van verbindingsfunctionarissen moet worden aangemoedigd om de operationele samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten te verbeteren en om tegemoet te komen aan de behoeften op Unieniveau, zoals vastgesteld door de stuurgroep. De gezamenlijke inzet door ten minste twee lidstaten moet met middelen van de Unie worden ondersteund, waardoor betrokkenheid wordt aangemoedigd en er een toegevoegde waarde wordt geboden aan alle lidstaten.

(16)

Er moeten bijzondere regelingen worden getroffen voor een ruimere capaciteitsopbouw op Unieniveau voor immigratieverbindingsfunctionarissen. Dergelijke capaciteitsopbouw moet de ontwikkeling van gemeenschappelijke kerncurricula en aan de inzet voorafgaande opleidingen, onder meer over grondrechten, omvatten, alsook de versterking van de operationele capaciteit van de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen. Dergelijke curricula moeten niet-verplicht zijn en een aanvulling vormen op de nationale curricula die door de inzettende autoriteiten zijn opgesteld.

(17)

De netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen mogen het werk van de agentschappen van de Unie en het werk in het kader van andere instrumenten of structuren van de Unie, met inbegrip van de werkzaamheden van de plaatselijke Schengensamenwerkingsverbanden, niet overdoen en moeten een meerwaarde bieden bij het verzamelen en uitwisselen van informatie over immigratie, met name door zich te richten op operationele aspecten. Die netwerken moeten optreden als facilitators en verstrekkers van informatie uit derde landen, om de agentschappen van de Unie bij te staan bij de uitvoering van hun functies en taken, met name wanneer de agentschappen van de Unie nog geen samenwerkingsrelaties met derde landen zijn aangegaan. Daartoe moet er een nauwere samenwerking tot stand worden gebracht tussen de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen en de betrokken agentschappen van de Unie. Immigratieverbindingsfunctionarissen moeten zich er te allen tijde van bewust zijn dat hun optreden gevolgen kan hebben voor het functioneren of de reputatie van lokale en regionale netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen. Zij moeten bij de uitvoering van hun taken dienovereenkomstig handelen.

(18)

De autoriteiten van de lidstaten moeten ervoor zorgen dat waar passend en in overeenstemming met het Unierecht en het nationale recht, informatie die is verkregen door verbindingsofficieren die in andere lidstaten zijn ingezet, alsmede de strategische en operationele analytische producten van de agentschappen van de Unie op het gebied van illegale immigratie, waardige en doeltreffende terugkeer en re-integratie, grensoverschrijdende criminaliteit of internationale bescherming en hervestiging, daadwerkelijk terechtkomen bij de immigratieverbindingsfunctionarissen in derde landen, en dat de door de immigratieverbindingsfunctionarissen verzamelde informatie wordt gedeeld met de relevante agentschappen van de Unie; met name het Europees Grens- en kustwachtagentschap, het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), binnen de werkingssfeer van hun respectieve rechtskaders.

(19)

Om ervoor te zorgen dat de door de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen verzamelde informatie zo doeltreffend mogelijk wordt gebruikt, moet die informatie beschikbaar zijn via een beveiligd op internet gebaseerd platform voor informatie-uitwisseling, in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming.

(20)

De door immigratieverbindingsfunctionarissen verzamelde informatie moet de uitvoering van het technisch en operationeel Europees geïntegreerd grensbeheer als bedoeld in Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad (3) ondersteunen en bijdragen tot de ontwikkeling en instandhouding van de nationale grensbewakingssystemen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(21)

De middelen die beschikbaar zijn in het kader van Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad (5) moeten kunnen worden gebruikt om de activiteiten van een Europees netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen te ondersteunen en de gezamenlijke inzet van immigratieverbindingsfunctionarissen door de lidstaten voort te zetten.

(22)

Elke verwerking, met inbegrip van de doorgifte, van persoonsgegevens door de lidstaten in het kader van deze verordening moet in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (6). Bij de verwerking van persoonsgegevens moeten de Commissie en de agentschappen van de Unie Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (7) toepassen.

(23)

De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening moet tot doel hebben bijstand te verlenen inzake de terugkeer van onderdanen van derde landen, de hervestiging van personen die internationale bescherming behoeven te faciliteren en de uitvoering van Unie- en nationale maatregelen met betrekking tot de toelating met het oog op legale migratie en ter voorkoming en bestrijding van illegale immigratie, migrantensmokkel en mensenhandel te vergemakkelijken. Daarom is een rechtskader nodig waarin de rol van immigratieverbindingsfunctionarissen in dit verband wordt erkend.

(24)

Immigratieverbindingsfunctionarissen moeten persoonsgegevens verwerken om de correcte uitvoering van terugkeerprocedures, de succesvolle tenuitvoerlegging van terugkeerbesluiten en, waar relevant en mogelijk, re-integratie te faciliteren. Derde landen van terugkeer zijn niet vaak onderworpen aan adequaatheidsbesluiten die door de Commissie zijn vastgesteld krachtens artikel 45 van Verordening (EU) 2016/679, en hebben vaak geen overnameovereenkomst met de Unie gesloten of zijn niet voornemens dat te doen noch anderszins te voorzien in passende waarborgen in de zin van artikel 46 van Verordening (EU) 2016/679. Ondanks de grote inspanningen van de Unie om samen te werken met de belangrijkste landen van herkomst van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen voor wie een terugkeerverplichting geldt, is het niet altijd mogelijk om ervoor te zorgen dat die derde landen systematisch voldoen aan de internationaalrechtelijke verplichting om hun eigen onderdanen over te nemen. Door de Unie of de lidstaten gesloten of in onderhandeling zijnde overnameovereenkomsten die passende waarborgen bieden voor de doorgifte van gegevens aan derde landen op grond van artikel 46 van Verordening (EU) 2016/679, bestrijken bijgevolg een beperkt aantal van die derde landen. Bij ontstentenis van dergelijke overeenkomsten moeten de persoonsgegevens door de immigratieverbindingsfunctionarissen worden doorgegeven met het oog op de uitvoering van de terugkeeroperaties van de Unie, overeenkomstig de voorwaarden van artikel 49 van Verordening (EU) 2016/679.

(25)

Bij wijze van uitzondering op de vereiste van een adequaatheidsbesluit of passende waarborgen moet de doorgifte van persoonsgegevens aan de autoriteiten van derde landen krachtens deze verordening worden toegestaan met het oog op de tenuitvoerlegging van het terugkeerbeleid van de Unie. Derhalve moet het voor immigratieverbindingsfunctionarissen mogelijk zijn om de in artikel 49, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde afwijking onder de in dat artikel gestelde voorwaarden te gebruiken voor de toepassing van deze verordening, te weten voor de waardige en doeltreffende terugkeer van onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor toegang, verblijf of vestiging in de lidstaten, overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (8).

(26)

In het belang van de betrokken personen moeten immigratieverbindingsfunctionarissen in staat zijn om de persoonsgegevens te verwerken van personen die internationale bescherming behoeven en die zullen worden hervestigd en van personen die legaal naar de Unie willen migreren, teneinde hun identiteit en nationaliteit te bevestigen. Immigratieverbindingsfunctionarissen opereren in een context waarin zij waarschijnlijk belangrijke inzichten verwerven in de activiteiten van criminele organisaties die betrokken zijn bij migrantensmokkel en mensenhandel. Daarom moeten zij ook persoonsgegevens die zij in het kader van hun taken verwerken, kunnen delen met de rechtshandhavingsinstanties en binnen netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen, op voorwaarde dat de persoonsgegevens in kwestie noodzakelijk zijn voor het voorkomen en aanpakken van irreguliere migratie of voor het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van migrantensmokkel of mensenhandel.

(27)

De doelstelling van deze verordening bestaat erin optimaal gebruik te maken van het netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen die door de lidstaten, de Commissie en de agentschappen van de Unie in derde landen worden ingezet met het oog op een doeltreffendere uitvoering van de prioriteiten van de Unie, met inachtneming van de nationale bevoegdheden van de lidstaten. Die prioriteiten van de Unie omvatten het zorgen voor een beter beheer van de migratiestromen, teneinde de irreguliere stromen te vervangen door veilige en goed beheerde trajecten door middel van een alomvattende aanpak die alle aspecten van immigratie aanpakt, met inbegrip van het voorkomen en bestrijden van migrantensmokkel en mensenhandel en illegale immigratie. Verdere prioriteiten van de Unie zijn het faciliteren van waardige en doeltreffende terugkeer, overname en re-integratie, het bijdragen tot een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de Unie en het ondersteunen van het beheer van legale immigratie of van internationale beschermingsregelingen. Daar de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar vanwege de grote omvang en de gevolgen ervan in de hele Unie, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(28)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A en E, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (10).

(29)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A en E, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/149/JBZ van de Raad (12).

(30)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A en E, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (14).

(31)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze in zijn interne recht ten uitvoer zal leggen.

(32)

Op 1 oktober 2018 heeft het Verenigd Koninkrijk, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het VEU en het VWEU, de Raad ervan in kennis gesteld dat het niet wenst deel te nemen aan de vaststelling van deze verordening. Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van genoemd protocol heeft de Commissie op 31 januari 2019 een voorstel ingediend voor een besluit van de Raad betreffende de mededeling van het Verenigd Koninkrijk dat het niet langer wenst deel te nemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis die zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 377/2004. Op grond hiervan heeft de Raad op 18 februari 2019 besloten (15) dat Besluit 2000/365/EG van de Raad (16) en punt 6 van bijlage I bij Besluit 2004/926/EG van de Raad (17) met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening niet langer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk wat betreft Verordening (EG) nr. 377/2004 en alle verdere wijzigingen daarvan.

(33)

Ierland neemt aan deze verordening deel overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Protocol nr. 19, en overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad (18).

(34)

De deelname van Ierland aan deze verordening overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG heeft betrekking op de verantwoordelijkheid van de Unie voor het nemen van maatregelen ter ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis tegen de organisatie van illegale immigratie, waaraan Ierland deelneemt.

(35)

Deze verordening vormt een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   In deze verordening worden voorschriften vastgesteld ter versterking van de samenwerking en coördinatie tussen immigratieverbindingsfunctionarissen die door de lidstaten, de Commissie en de agentschappen van de Unie worden ingezet in derde landen, door middel van de oprichting van een Europees netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen.

2.   Deze verordening laat de verantwoordelijkheid van de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de agentschappen van de Unie voor het bepalen van de reikwijdte en de toewijzing van taken en de rapportagelijnen van hun respectieve immigratieverbindingsfunctionarissen, alsook de taken van immigratieverbindingsfunctionarissen in het kader van hun bevoegdheden krachtens het Unie- en nationaal recht, het Unie- en nationaal beleid of de Unie- en nationale procedures of krachtens bijzondere overeenkomsten die met het ontvangende land of internationale organisaties zijn gesloten, onverlet.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1.   „immigratieverbindingsfunctionaris”: een verbindingsfunctionaris die door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, door de Commissie of door een agentschap van de Unie, overeenkomstig de respectieve rechtsgrond, is aangewezen en in een ander land wordt ingezet om immigratiegerelateerde kwesties te behandelen, ook wanneer dit slechts een deel van hun taken is;

2.   „ingezet in een ander land”: ingezet in een derde land gedurende een door de bevoegde autoriteit te bepalen redelijke periode bij:

a)

een diplomatieke vertegenwoordiging van een lidstaat;

b)

de bevoegde autoriteiten van een derde land;

c)

een internationale organisatie;

d)

een diplomatieke vertegenwoordiging van de Unie;

3.   „persoonsgegevens”: persoonsgegevens als gedefinieerd in artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) 2016/679;

4.   „terugkeer”: terugkeer als gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Richtlijn 2008/115/EG.

Artikel 3

Taken van immigratieverbindingsfunctionarissen

1.   Immigratieverbindingsfunctionarissen voeren hun taken uit binnen het kader van hun verantwoordelijkheden die door de inzettende autoriteiten zijn vastgesteld en overeenkomstig de bepalingen, ook betreffende de bescherming van persoonsgegevens, die zijn neergelegd in het Unierecht en het nationale recht en in de overeenkomsten of regelingen met derde landen of met internationale organisaties.

2.   Immigratieverbindingsfunctionarissen voeren hun taken uit in overeenstemming met de grondrechten als algemene beginselen van Unierecht en internationaal recht, met inbegrip van de verplichtingen op het gebied van de mensenrechten. Zij houden in het bijzonder rekening met kwetsbare personen en houden rekening met de genderdimensie van de migratiestromen.

3.   Iedere inzettende autoriteit draagt er zorg voor dat haar immigratieverbindingsfunctionarissen rechtstreeks contact leggen en onderhouden met de bevoegde autoriteiten van derde landen, in voorkomend geval met inbegrip van lokale overheden, en met alle relevante organisaties, met inbegrip van internationale organisaties, die in het derde land actief zijn, met name om deze verordening uit te voeren.

4.   De immigratieverbindingsfunctionarissen verzamelen informatie voor gebruik op operationeel of op strategisch niveau, dan wel op beide niveaus. De krachtens dit lid verzamelde informatie wordt verzameld overeenkomstig artikel 1, lid 2, en bevat geen persoonsgegevens, onverminderd artikel 10, lid 2. Die informatie bestrijkt met name de volgende kwesties:

a)

het Europees geïntegreerd grensbeheer aan de buitengrenzen met het oog op een doeltreffend beheer van migratie;

b)

migratiestromen die afkomstig zijn uit of reizen door het derde land, met inbegrip van, waar mogelijk en relevant, de samenstelling van de migratiestromen en de beoogde bestemming van de migranten;

c)

de routes die door migratiestromen die afkomstig zijn uit of reizen door het derde land, worden gebruikt om het grondgebied van de lidstaten te bereiken;

d)

het bestaan, de activiteiten en de modi operandi van criminele organisaties die betrokken zijn bij migrantensmokkel en mensenhandel langs de migratieroutes;

e)

incidenten en gebeurtenissen die nieuwe ontwikkelingen inzake migratiestromen zouden kunnen zijn of veroorzaken;

f)

de methoden die gebruikt worden voor het namaken of vervalsen van identiteitsdocumenten en reisdocumenten;

g)

manieren en middelen om de autoriteiten in derde landen bij te staan bij de preventie van illegale-immigratiestromen die afkomstig zijn uit of reizen door hun land;

h)

maatregelen voorafgaand aan vertrek die beschikbaar zijn voor immigranten in het land van herkomst of in ontvangende derde landen, ter ondersteuning van een succesvolle integratie bij legale aankomst in de lidstaten;

i)

manieren en middelen om de terugkeer, overname en re-integratie te faciliteren;

j)

doeltreffende toegang tot de bescherming die het derde land heeft ingesteld, ook ten behoeve van kwetsbare personen;

k)

bestaande en mogelijke toekomstige strategieën en kanalen voor legale immigratie tussen de Unie en derde landen, rekening houdend met de vaardigheden en arbeidsmarktbehoeften in de lidstaten, alsook met hervestiging en andere beschermingsinstrumenten;

l)

capaciteit, bekwaamheid, politieke strategieën, wetgeving en wetgevingspraktijken van derde landen en belanghebbenden, ook — waar mogelijk en relevant — inzake opvang- en detentiecentra en de omstandigheden in die centra, voor zover relevant voor de kwesties genoemd onder a) tot en met k).

5.   Immigratieverbindingsfunctionarissen coördineren onderling en met de relevante belanghebbenden over de verlening van hun activiteiten voor capaciteitsopbouw aan autoriteiten en andere belanghebbenden in derde landen.

6.   De immigratieverbindingsfunctionarissen kunnen, rekening houdend met hun deskundigheid en hun opleiding, bijstand verlenen bij:

a)

de vaststelling van de identiteit en de nationaliteit van onderdanen van derde landen en het bevorderen van hun terugkeer overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG, alsmede het verlenen van bijstand bij hun re-integratie, voor zover relevant en mogelijk;

b)

de bevestiging van de identiteit van personen die internationale bescherming behoeven, teneinde hun hervestiging in de Unie te faciliteren, onder meer door hun waar mogelijk vóór vertrek passende informatie en ondersteuning te verstrekken;

c)

de bevestiging van de identiteit en het faciliteren van de uitvoering van Unie- en nationale maatregelen met betrekking tot de toelating van legale immigranten;

d)

de uitwisseling van informatie die zij in het kader van hun taken hebben verkregen, binnen de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen en met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met inbegrip van de rechtshandhavingsautoriteiten, teneinde illegale immigratie te voorkomen en op te sporen en migrantenmokkel en mensenhandel te bestrijden.

Artikel 4

Kennisgeving betreffende het inzetten van immigratieverbindingsfunctionarissen

1.   De lidstaten, de Commissie en de agentschappen van de Unie stellen de bij artikel 7 opgerichte stuurgroep in kennis van hun plannen voor het inzetten van immigratieverbindingsfunctionarissen en de daadwerkelijke uitvoering ervan en van de taakomschrijving en de duur van de inzet van deze functionarissen.

De in artikel 8, lid 2, onder c), bedoelde activiteitenverslagen bevatten een overzicht van de inzet van immigratieverbindingsfunctionarissen.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie wordt ter beschikking gesteld via het beveiligde op internet gebaseerde platform voor informatie-uitwisseling dat is bedoeld in artikel 9.

Artikel 5

Oprichting van plaatselijke of regionale netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen

1.   Immigratieverbindingsfunctionarissen die in hetzelfde land of dezelfde regio worden ingezet, vormen plaatselijke of regionale samenwerkingsnetwerken en werken, waar en wanneer passend, samen met verbindingsfunctionarissen die door andere landen dan de lidstaten worden ingezet. In het kader van die netwerken hebben de immigratieverbindingsfunctionarissen overeenkomstig artikel 1, lid 2, in het bijzonder de volgende taken:

a)

regelmatig en wanneer nodig bijeenkomen;

b)

gegevens en praktijkervaring uitwisselen, met name op bijeenkomsten en via het beveiligde op internet gebaseerde platform voor informatie-uitwisseling dat is bedoeld in artikel 9;

c)

waar passend, gegevens uitwisselen over ervaringen inzake de toegang tot internationale bescherming;

d)

de standpunten coördineren die worden ingenomen in contacten met commerciële vervoerders, waar passend;

e)

in voorkomend geval deelnemen aan gezamenlijke gespecialiseerde opleidingen, onder meer over grondrechten, mensenhandel, migrantensmokkel, documentfraude of toegang tot internationale bescherming in derde landen;

f)

in voorkomend geval informatiebijeenkomsten en opleidingen organiseren voor de leden van het diplomatieke en consulaire personeel van de vertegenwoordigingen van de lidstaten in het derde land;

g)

een gemeenschappelijke aanpak bewerkstelligen voor het verzamelen van strategisch relevante informatie, met inbegrip van risicoanalyses, en de rapportage daarover;

h)

regelmatige contacten onderhouden met soortgelijke netwerken in het derde land en in naburige derde landen, voor zover daar aanleiding toe is.

2.   De door de Commissie ingezette immigratieverbindingsfunctionarissen faciliteren en ondersteunen de in lid 1 bedoelde netwerken. Op plaatsen waar de Commissie geen immigratieverbindingsfunctionarissen inzet, faciliteren en ondersteunen door de agentschappen van de Unie ingezette immigratieverbindingsfunctionarissen de in lid 1 bedoelde netwerken. Op plaatsen waar de Commissie noch de agentschappen van de Unie immigratieverbindingsfunctionarissen inzetten, wordt het netwerk gefaciliteerd door een immigratieverbindingsfunctionaris, zoals overeengekomen door de leden van het netwerk.

3.   De stuurgroep wordt zonder onnodige vertraging in kennis gesteld van de aanstelling van de aangewezen netwerkfacilitator of van het feit dat er geen facilitator is aangewezen.

Artikel 6

Gezamenlijke inzet van immigratieverbindingsfunctionarissen

1.   De lidstaten kunnen bilateraal of multilateraal overeenkomen dat immigratieverbindingsfunctionarissen die door een bepaalde lidstaat in een derde land of bij een internationale organisatie worden ingezet, ook de belangen van een of meer andere lidstaten behartigen.

2.   De lidstaten kunnen tevens overeenkomen dat hun immigratieverbindingsfunctionarissen bepaalde taken onderling verdelen, op basis van hun deskundigheid en opleiding.

3.   Wanneer twee of meer lidstaten gezamenlijk een immigratieverbindingsfunctionaris inzetten, kunnen die lidstaten financiële steun van de Unie ontvangen op grond van Verordening (EU) nr. 515/2014.

Artikel 7

Stuurgroep

1.   Er wordt een stuurgroep voor een Europees netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen opgericht.

2.   De stuurgroep bestaat uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat, twee vertegenwoordigers van de Commissie, een vertegenwoordiger van het Europees Grens- en kustwachtagentschap, een vertegenwoordiger van Europol en een vertegenwoordiger van het EASO. Daartoe benoemt iedere lidstaat een lid van de stuurgroep alsmede een plaatsvervanger die het lid tijdens diens afwezigheid vertegenwoordigt. De leden van de stuurgroep worden aangewezen met name op basis van hun relevante ervaring en deskundigheid op het gebied van het beheer van netwerken van verbindingsfunctionarissen.

3.   Landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis nemen deel aan de werkzaamheden van de stuurgroep en wijzen elk een vertegenwoordiger zonder stemrecht aan als lid. Zij mogen zich uitspreken over alle door de stuurgroep besproken kwesties en genomen besluiten.

Bij het nemen van besluiten over aangelegenheden die relevant zijn voor de immigratieverbindingsfunctionarissen die worden ingezet door landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, houdt de stuurgroep naar behoren rekening met de standpunten van de vertegenwoordigers van die landen.

4.   Deskundigen, vertegenwoordigers van nationale autoriteiten, internationale organisaties en de betrokken instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie die geen lid zijn van de stuurgroep, kunnen door de stuurgroep worden uitgenodigd om de stuurgroepbijeenkomsten als waarnemer bij te wonen.

5.   De stuurgroep kan gezamenlijke bijeenkomsten met andere netwerken of organisaties beleggen.

6.   De stuurgroep wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. De voorzitter:

a)

zorgt voor continuïteit en organiseert de werkzaamheden van de stuurgroep, met inbegrip van de ondersteuning van de opstelling van het tweejaarlijkse werkprogramma en het tweejaarlijkse activiteitenverslag;

b)

adviseert de stuurgroep om ervoor te zorgen dat de overeengekomen collectieve activiteiten coherent zijn en worden afgestemd op de relevante instrumenten en structuren van de Unie en in overeenstemming zijn met de prioriteiten van de Unie op het gebied van migratie;

c)

belegt de bijeenkomsten van de stuurgroep.

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van de stuurgroep, wordt de voorzitter bijgestaan door een secretariaat.

7.   De stuurgroep komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

8.   De stuurgroep neemt haar besluiten met een absolute meerderheid van haar stemgerechtigde leden.

9.   De door de stuurgroep genomen besluiten worden door de respectieve inzettende autoriteiten aan de betrokken immigratieverbindingsfunctionarissen meegedeeld.

Artikel 8

Taken van de stuurgroep

1.   De stuurgroep stelt, op voorstel van de voorzitter, binnen drie maanden na haar eerste bijeenkomst haar reglement van orde vast. In het reglement van orde wordt de stemprocedure nader omschreven. Het reglement van orde bepaalt in het bijzonder onder welke voorwaarden een lid namens een ander lid kan handelen, en bevat ook eventuele quorumvoorschriften.

2.   Met inachtneming van de prioriteiten van de Unie op het gebied van immigratie en binnen de grenzen van de taken van immigratieverbindingsfunctionarissen zoals omschreven in deze verordening en overeenkomstig artikel 1, lid 2, verricht de stuurgroep de volgende activiteiten op basis van een uitgebreid situatiebeeld en op basis van door de relevante agentschappen van de Unie verstrekte analyses:

a)

prioriteiten vaststellen en activiteiten plannen door een tweejaarlijks werkprogramma aan te nemen waarin wordt aangegeven welke middelen er nodig zijn voor de ondersteuning van die werkzaamheden;

b)

de uitvoering van haar activiteiten regelmatig evalueren om waar passend wijzigingen in het tweejaarlijkse werkprogramma voor te stellen, alsmede inzake de aanstelling van netwerkfacilitators en de vooruitgang die door de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen is geboekt in hun samenwerking met de bevoegde autoriteiten in derde landen;

c)

het door de voorzitter van de stuurgroep voor te bereiden tweejaarlijkse activiteitenverslag vaststellen, met inbegrip van het in artikel 4, lid 1, tweede alinea, bedoelde overzicht;

d)

de lijst van ingezette immigratieverbindingsfunctionarissen vóór elke bijeenkomst van de stuurgroep bijwerken;

e)

lacunes bij het inzetten van immigratieverbindingsfunctionarissen in kaart brengen en mogelijkheden schetsen voor de inzet van immigratieverbindingsfunctionarissen.

De stuurgroep bezorgt de documenten bedoeld onder a) en c) van de eerste alinea van dit lid aan het Europees Parlement.

3.   Rekening houdend met de operationele behoeften van de Unie op het gebied van immigratie en binnen de grenzen van de taken van immigratieverbindingsfunctionarissen zoals omschreven in deze verordening en overeenkomstig artikel 1, lid 2, verricht de stuurgroep de volgende activiteiten:

a)

afspraken maken over ad-hocacties door netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen;

b)

toezien op de beschikbaarheid van informatie tussen de immigratieverbindingsfunctionarissen en de agentschappen van de Unie, en waar nodig aanbevelingen doen over noodzakelijke maatregelen;

c)

de ontwikkeling van de vaardigheden van immigratieverbindingsfunctionarissen ondersteunen, onder meer door de ontwikkeling van aanvullende en niet-verplichte gemeenschappelijke kerncurricula, van aan de inzet voorafgaande opleidingen en van richtsnoeren voor de eerbiediging van de grondrechten bij hun activiteiten, met bijzondere aandacht voor kwetsbare personen, alsook de organisatie van gezamenlijke seminars over de in artikel 3, lid 4, bedoelde onderwerpen ondersteunen, rekening houdend met de door de betrokken agentschappen van de Unie of andere internationale organisaties ontwikkelde opleidingsinstrumenten;

d)

ervoor zorgen dat er informatie wordt uitgewisseld via het in artikel 9 bedoelde beveiligde op internet gebaseerde platform voor informatie-uitwisseling.

4.   Voor de uitvoering van de in de leden 2 en 3 bedoelde activiteiten kunnen de lidstaten financiële steun van de Unie ontvangen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 515/2014.

Artikel 9

Platform voor informatie-uitwisseling

1.   Met het oog op de uitoefening van hun respectieve taken, zorgen de immigratieverbindingsfunctionarissen, de leden van de stuurgroep en de in artikel 5, lid 2, bedoelde facilitators van de netwerken ervoor dat alle relevante informatie en statistieken worden geüpload naar en uitgewisseld via een beveiligd op internet gebaseerd platform voor informatie-uitwisseling. Dat platform wordt door de Commissie in overeenstemming met de stuurgroep opgezet en wordt onderhouden door de Commissie.

Via het beveiligde op internet gebaseerde platform voor informatie-uitwisseling wordt geen uiterst vertrouwelijke operationele informatie van rechtshandhavingsinstanties uitgewisseld.

2.   De via het beveiligde op internet gebaseerde platform voor informatie-uitwisseling uit te wisselen informatie omvat ten minste de volgende elementen:

a)

relevante documenten, verslagen en analytische producten zoals overeengekomen door de stuurgroep overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 3;

b)

tweejaarlijkse werkprogramma’s, tweejaarlijkse activiteitenverslagen en de resultaten van de activiteiten en ad-hoctaken van de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen, als bedoeld in artikel 8, leden 2 en 3;

c)

een bijgewerkte lijst van leden van de stuurgroep;

d)

een bijgewerkte lijst met de contactgegevens van immigratieverbindingsfunctionarissen die in derde landen worden ingezet, met vermelding van hun naam, plaats van inzet en regio waarvoor zij verantwoordelijk zijn, telefoonnummer en e-mailadres;

e)

andere relevante documenten in verband met de activiteiten en besluiten van de stuurgroep.

3.   Met uitzondering van de in lid 2, onder c) en d), bedoelde gegevens, bevat de via het beveiligde op internet gebaseerde platform voor informatie-uitwisseling uitgewisselde informatie geen persoonsgegevens of links via welke dergelijke persoonsgegevens direct of indirect beschikbaar zijn. De toegang tot de in lid 2, onder c) en d), bedoelde gegevens is beperkt tot immigratieverbindingsfunctionarissen, leden van de stuurgroep en naar behoren gemachtigde personeelsleden, met het oog op de uitvoering van deze verordening.

4.   Het Europees Parlement krijgt toegang tot bepaalde delen van het beveiligde op internet gebaseerde platform voor informatie-uitwisseling, zoals bepaald door de stuurgroep in haar reglement van orde en in overeenstemming met de toepasselijke Unie- en nationale voorschriften en -wetgeving.

Artikel 10

Verwerking van persoonsgegevens

1.   Immigratieverbindingsfunctionarissen oefenen hun taken uit overeenkomstig de voorschriften betreffende de bescherming van persoonsgegevens die zijn vastgesteld in het Unierecht en het nationaal recht en in de internationale overeenkomsten die met derde landen of internationale organisaties zijn gesloten.

2.   Immigratieverbindingsfunctionarissen mogen persoonsgegevens verwerken om de in artikel 3, lid 6, genoemde taken te vervullen. Die persoonsgegevens worden gewist wanneer zij niet langer noodzakelijk zijn voor de doeleinden waarvoor zij overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 zijn verzameld of anderszins verwerkt.

3.   De op grond van lid 2 verwerkte persoonsgegevens kunnen het volgende omvatten:

a)

biometrische of biografische gegevens, wanneer dat nodig is om de identiteit en de nationaliteit van onderdanen van derde landen te bevestigen met het oog op terugkeer, met inbegrip van alle soorten documenten die als bewijs of prima facie-bewijs inzake nationaliteit kunnen worden beschouwd;

b)

passagierslijsten voor terugkeervluchten en andere vervoermiddelen naar derde landen;

c)

biometrische of biografische gegevens om de identiteit en de nationaliteit van onderdanen van derde landen te bevestigen met het oog op legale migratie;

d)

biometrische of biografische gegevens ter bevestiging van de identiteit en nationaliteit van onderdanen van derde landen die internationale bescherming behoeven met het oog op hervestiging;

e)

biometrische of biografische gegevens, evenals andere persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om de identiteit van een persoon vast te stellen en noodzakelijk zijn voor het voorkomen en bestrijden van migrantensmokkel en mensenhandel, alsook persoonsgegevens die betrekking hebben op de werkwijze van criminele netwerken, gebruikte vervoersmiddelen, de betrokkenheid van bemiddelaars en financiële stromen.

De onder e) van de eerste alinea van dit lid bedoelde gegevens kunnen worden verwerkt voor het uitsluitende doel van de uitvoering van de in artikel 3, lid 6, onder d), bedoelde taak.

4.   Elke uitwisseling van persoonsgegevens is beperkt tot wat strikt noodzakelijk is voor de toepassing van deze verordening.

5.   De doorgifte van persoonsgegevens door immigratieverbindingsfunctionarissen aan derde landen en internationale organisaties op grond van dit artikel geschiedt overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EU) 2016/679.

Artikel 11

Consulaire samenwerking

Deze verordening laat de in Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (19) vervatte bepalingen inzake consulaire samenwerking op plaatselijk niveau onverlet.

Artikel 12

Verslag

1.   Vijf jaar na de vaststelling van deze verordening brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing ervan.

2.   De lidstaten en de relevante agentschappen van de Unie verstrekken de Commissie de informatie die nodig is om het verslag over de toepassing van deze verordening op te stellen.

Artikel 13

Intrekking

Verordening (EG) nr. 377/2004 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 20 juni 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 juni 2019.

(2)  Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende de Europese grens- en kustwacht, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad en Besluit 2005/267/EG van de Raad (PB L 251 van 16.9.2016, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 11).

(5)  Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr. 574/2007/EG (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 143).

(6)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(8)  Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).

(9)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(10)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(11)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(12)  Besluit 2008/149/JBZ van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 50).

(13)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(14)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).

(15)  Besluit (EU) 2019/304 van de Raad van 18 februari 2019 betreffende de mededeling door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland dat het niet langer wenst deel te nemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis die zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen (PB L 51 van 22.2.2019, blz. 7).

(16)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(17)  Besluit 2004/926/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 395 van 31.12.2004, blz. 70).

(18)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(19)  Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met de wijziging ervan

Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad

(PB L 64 van 2.3.2004, blz. 1)

Verordening (EU) nr. 493/2011 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 141 van 27.5.2011, blz. 13)


BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 377/2004

Deze verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 2, inleidende formule

Artikel 1, lid 1

Artikel 2, punt 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 2, punt 1, slotformule

Artikel 1, lid 3

Artikel 2, punt 2

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 2

Artikel 2, lid 1

Artikel 3, lid 3

Artikel 2, lid 2, inleidende formule

Artikel 3, lid 4, inleidende formule

Artikel 2, lid 2, eerste streepje

Artikel 3, lid 4, onder b)

Artikel 2, lid 2, tweede streepje

Artikel 3, lid 4, onder c)

Artikel 3, lid 1

Artikel 4, lid 1, eerste alinea

Artikel 4, lid 1

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, leden 1 en 2

Artikel 6, leden 1 en 2

Artikel 7

Artikel 11

Bijlage I

Bijlage II