12.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/1


VERORDENING (EU) 2019/1154 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 juni 2019

voor een meerjarig herstelplan voor mediterrane zwaardvis en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad en Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid (“GVB”) zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) is een exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee te garanderen die voor economische, ecologische en sociale duurzaamheid op lange termijn zorgt.

(2)

De Unie is partij bij het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (“het ICCAT-verdrag”).

(3)

Tijdens de jaarvergadering 2016 van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (“ICCAT”) in Vilamoura (Portugal) hebben de verdragsluitende partijen bij het ICCAT-verdrag, alsmede samenwerkende niet-verdragsluitende partijen, entiteiten en visserij-entiteiten de noodzaak erkend om de alarmerende toestand aan te pakken van zwaardvis (Xiphias gladius) in de Middellandse Zee (“mediterrane zwaardvis”), die de afgelopen 30 jaar overbevist is. Daartoe, mede om instorting van het bestand te voorkomen, en na analyse van het wetenschappelijk advies van het Permanent Comité inzake onderzoek en statistiek (SCRS) keurde ICCAT aanbeveling 16-05 tot vaststelling van een meerjarenplan voor het herstel van mediterrane zwaardvis (“ICCAT-herstelplan”) goed. Aangezien de huidige biologie, structuur en dynamiek van het bestand aan mediterrane zwaardvis het niet mogelijk maken een biomassaniveau te bereiken dat op korte termijn de maximale duurzame opbrengst (maximum sustainable yield – MSY) kan opleveren, zelfs indien drastische en dringende beheersmaatregelen zoals de volledige sluiting van de visserij zouden worden goedgekeurd, geldt het ICCAT herstelplan voor de periode 2017-2031. ICCAT-aanbeveling 16-05 is op 12 juni 2017 in werking getreden en is bindend voor de Unie.

(4)

De Unie heeft het ICCAT-secretariaat in december 2016 schriftelijk ervan in kennis gesteld dat bepaalde maatregelen van ICCAT-aanbeveling 16-05 in januari 2017 in de Unie in werking zouden treden, met name betreffende de sluitingsperiode van 1 januari tot en met 31 maart en de quotatoewijzing voor mediterrane zwaardvis. Alle andere maatregelen van ICCAT-aanbeveling 16-05, samen met sommige reeds ten uitvoer gelegde maatregelen, moeten in het bij deze verordening vastgestelde herstelplan worden opgenomen.

(5)

Overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, baseert de Unie de standpunten die zij inneemt in regionale organisaties voor visserijbeheer op het beste beschikbare wetenschappelijke advies, teneinde ervoor te zorgen dat de visbestanden overeenkomstig de doelstellingen van het GVB worden beheerd, met name met het doel een geleidelijk herstel en behoud van populaties van visbestanden boven een biomassaniveau dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, te bereiken, ook al loopt de termijn waarbinnen, in dit bepaalde geval, die doelstelling verwezenlijkt moet zijn af in 2031, en met het doel de voorwaarden te creëren om de visserijsector en de verwerkende industrie, alsmede visserijgerelateerde activiteiten aan land economisch levensvatbaar en concurrerend te maken. Tegelijkertijd is er rekening gehouden met artikel 28, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, dat voorziet in de bevordering van gelijke voorwaarden voor de marktdeelnemers uit de Unie ten aanzien van marktdeelnemers uit derde landen.

(6)

Het ICCAT-herstelplan houdt rekening met de specifieke kenmerken van de verschillende soorten vistuig en de visserijtechnieken. Bij de uitvoering van het ICCAT-herstelplan dienen de Unie en de lidstaten ernaar te streven de kustvisserij te stimuleren, alsmede onderzoek naar en gebruik van vistuigen en visserijtechnieken die selectief zijn, teneinde de bijvangsten van kwetsbare soorten terug te dringen, en die minder milieubelastend zijn, met inbegrip van tuigen en technieken die in de traditionele en de ambachtelijke visserij worden gebruikt, om zo bij te dragen tot een redelijke levensstandaard voor de lokale economie.

(7)

In Verordening (EU) nr. 1380/2013 is het begrip minimuminstandhoudingsreferentiegrootte gedefinieerd. Omwille van de consistentie moet het ICCAT-begrip “minimummaten” in Unierecht worden ingevoerd als “minimuminstandhoudingsreferentiegrootten”.

(8)

Op grond van ICCAT-aanbeveling 16-05 moet mediterrane zwaardvis die onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte wordt gevangen, worden teruggegooid. Hetzelfde geldt voor vangsten van mediterrane zwaardvis die de door de lidstaten in hun jaarlijkse visserijplannen vastgestelde bijvangstbeperking overschrijden. Met het oog op de naleving door de Unie van haar internationale verplichtingen uit hoofde van de ICCAT, voorziet artikel 5 bis van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/98 van de Commissie (4) in afwijkingen van de in artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting voor mediterrane zwaardvis. Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/98 worden enkele bepalingen omgezet van ICCAT-aanbeveling 16-05 die vaartuigen die hun toegewezen quotum en/of het toegestane maximum aan bijvangsten hebben overschreden, ertoe verplicht om hun vangsten van mediterrane zwaardvis terug te gooien. Onder het toepassingsgebied van die verordening vallen ook vaartuigen die aan recreatievisserij doen.

(9)

Omdat met het in deze verordening opgenomen herstelplan ICCAT-aanbeveling 16-05 ten uitvoer wordt gelegd, moeten de bepalingen van Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad (5) betreffende mediterrane zwaardvis worden geschrapt.

(10)

De visserij-inspanning en de ontoereikende selectiviteit van visserijactiviteiten met drijfnetten namen in het verleden snel toe. De ongecontroleerde toename van die activiteiten vormde een ernstig gevaar voor de doelsoort en het gebruik van drijfnetten werd verboden in de visserij op over grote afstanden trekkende vissoorten, waaronder de zwaardvis, bij Verordening (EG) nr. 1239/98 van de Raad (6).

(11)

Ter waarborging van de naleving van het GVB is Uniewetgeving vastgesteld om een systeem voor controle, inspectie en handhaving op te zetten dat onder meer is gericht tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij. In het bijzonder is bij Verordening (EG) nr. 1224/2009van de Raad (7) een Unieregeling voor controle, inspectie en handhaving vastgesteld die een brede, geïntegreerde aanpak biedt en aldus naleving van alle regels van het GVB waarborgt. Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011van de Commissie (8) zijn bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgesteld. Bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (9) is een communautair systeem opgezet om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. In die verordeningen zijn reeds bepalingen opgenomen die enkele van de in ICCAT-aanbeveling 16-05 vastgestelde maatregelen dekken. Die bepalingen hoeven daarom niet in deze verordening te worden opgenomen.

(12)

Bij regelingen voor het charteren van vissersvaartuigen zijn de verhoudingen tussen de eigenaar, de charteraar en de vlaggenstaat vaak onduidelijk. Sommige exploitanten die aan IOO-visserij doen, ontwijken controles door misbruik te maken van die regelingen. Charteren is bij Verordening (EU) 2016/1627 van het Europees Parlement en de Raad (10) in het kader van het vissen op blauwvintonijn verboden. Het is passend om als een preventieve maatregel ter bescherming van een herstellend bestand en omwille van de consistentie met het Unierecht een soortgelijk verbod in te voeren in het bij deze verordening vastgesteld herstelplan.

(13)

De Uniewetgeving dient uitvoering te geven aan ICCAT-aanbevelingen teneinde gelijke voorwaarden voor vissers uit de Unie en vissers uit derde landen te waarborgen, en ervoor te zorgen dat de regels door iedereen kunnen worden geaccepteerd.

(14)

Teneinde toekomstige ICCAT-aanbevelingen tot wijziging of vervanging van het ICCAT-herstelplan voor mediterrane zwaardvis snel in Unierecht om te zetten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen bij deze verordening en sommige bepalingen van deze verordening met betrekking tot termijnen voor het verstrekken van informatie, sluitingsperioden; minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, tolerantieniveaus voor incidentele vangsten en bijvangsten, technische kenmerken van vistuig, het percentage van het quotum dat is opgebruikt ter informatie van de Commissie, alsook te verstrekken informatie over vissersvaartuigen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (11). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(15)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het model van het door de lidstaten ingediende jaarverslag over de uitvoering van deze verordening. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12).

(16)

De gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen waarin deze verordening voorziet, moeten de omzetting van toekomstige ICCAT-aanbevelingen in het Unierecht volgens de gewone wetgevingsprocedure onverlet laten.

(17)

Op grond van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (13) mogen vaartuigen die op zwaardvis vissen een maximaal aantal van 3 500 vishaken aanbrengen of aan boord nemen, terwijl ICCAT-aanbeveling 16-05 voorziet in een maximumaantal van 2 500 vishaken. Om die aanbeveling naar behoren om te zetten in Unierecht moet Verordening (EG) nr. 1967/2006 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(18)

In hoofdstuk III, afdeling 2, van Verordening (EU) 2017/2107 zijn bepaalde technische en controlemaatregelen voor mediterrane zwaardvis vastgesteld. De in ICCAT-aanbeveling 16-05 vastgestelde maatregelen, die bij deze verordening worden ingevoerd in het Unierecht, zijn restrictiever of nauwkeuriger, om het herstel van het bestand mogelijk te maken. Hoofdstuk III, afdeling 2, van Verordening (EU) 2017/2107 moet bijgevolg worden geschrapt en vervangen door de desbetreffende bij deze verordening vastgestelde maatregelen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt de algemene regels vast voor de uitvoering door de Unie van het meerjarig herstelplan voor zwaardvis (Xiphias gladius) in de Middellandse Zee (“mediterrane zwaardvis”), dat door ICCAT is vastgesteld, en dat loopt van 2017 tot en met 2031.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op:

a)

vissersvaartuigen van de Unie en recreatievisserijvaartuigen van de Unie die:

i)

mediterrane zwaardvis vangen; of

ii)

mediterrane zwaardvis overladen of aan boord hebben, ook buiten het ICCAT-verdragsgebied;

b)

vissersvaartuigen van derde landen en recreatievisserijvaartuigen van derde landen die actief zijn in wateren van de Unie en mediterrane zwaardvis vangen;

c)

vaartuigen van derde landen die in havens van lidstaten worden geïnspecteerd en die mediterrane zwaardvis of visserijproducten van mediterrane zwaardvis aan boord hebben die niet eerder in havens zijn aangeland of overgeladen.

Artikel 3

Doel

In afwijking van artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is het doel van deze verordening om uiterlijk in 2031 een biomassa van zwaardvis in de Middellandse Zee te bereiken die overeenkomt met de maximale duurzame opbrengst waarbij het voor ten minste 60 % waarschijnlijk is dat die doelstelling wordt gehaald.

Artikel 4

Verband met andere wetgeving van de Unie

Deze verordening is van toepassing bovenop de volgende verordeningen, of, in voorkomend geval, in afwijking van die verordeningen:

a)

Verordening (EG) nr. 1224/2009;

b)

Verordening (EU) nr. 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad (14);

c)

Verordening (EU) 2017/2107.

Artikel 5

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)   “vissersvaartuig”: elk vaartuig dat is uitgerust voor de commerciële exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee;

2)   “vissersvaartuig van de Unie”: een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;

3)   “ICCAT-verdragsgebied”: alle wateren van de Atlantische Oceaan en aangrenzende zeeën;

4)   “Middellandse Zee”: de maritieme wateren van de Middellandse Zee ten oosten van 5°36′ WL;

5)   “CPC's”: verdragsluitende partijen bij het ICCAT-verdrag, alsmede samenwerkende niet-verdragsluitende partijen, entiteiten en visserij-entiteiten;

6)   “vismachtiging”: een machtiging die wordt afgegeven voor een vissersvaartuig van de Unie en die dit vaartuig het recht geeft om onder specifieke voorwaarden specifieke visserijactiviteiten te verrichten tijdens een bepaalde periode, en dit in een bepaald gebied of voor een bepaalde visserij;

7)   “vangstmogelijkheid”: een gekwantificeerd legaal recht om te vissen, in termen van vangsten of visserij-inspanning;

8)   “bestand”: in een bepaald beheersgebied voorkomende biologische rijkdom van de zee;

9)   “visserijproducten”: aquatische organismen die in het kader van een visserijactiviteit worden verkregen of daarvan afgeleide producten;

10)   “teruggooi”: vangsten die weer in zee worden gezet;

11)   “recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de biologische rijkdommen van de zee worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden;

12)   “gegevens van het volgsysteem voor vaartuigen”: gegevens betreffende identificatie, geografische positie, datum, tijdstip, koers en snelheid van de vissersvaartuigen die met aan boord van de vissersvaartuigen geïnstalleerde satellietvolgapparatuur worden doorgestuurd naar het visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat;

13)   “aanlanden”: het voor de eerste keer lossen van een hoeveelheid visserijproducten, van een vissersvaartuig naar de wal;

14)   “overlading”: het overbrengen van alle aan boord van een vaartuig aanwezige visserijproducten of van een deel daarvan naar een ander vaartuig;

15)   “charteren”: een regeling waarbij een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert voor een bepaalde periode een verbintenis met een exploitant in hetzij een andere lidstaat, hetzij een derde land aangaat zonder van vlag te veranderen;

16)   “beuglijn”: vistuig bestaande uit een hoofdlijn met van talrijke haken voorziene bijlijnen (sneuen) van variabele lengte die op variabele afstand zijn vastgemaakt, afhankelijk van de doelsoort;

17)   “haak”: een gebogen, scherp stuk staaldraad;

18)   “hengel met molen”: een door hengelaars gebruikte vislijn die aan een hengel wordt bevestigd en op een draaimechanisme (molen) wordt gespoeld.

TITEL II

BEHEERSMAATREGELEN, TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN EN CONTROLEMAATREGELEN

HOOFDSTUK 1

Beheersmaatregelen

Artikel 6

Visserij-inspanning

1.   Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de visserij-inspanning van onder zijn vlag varende vissersvaartuigen in verhouding staat tot de vangstmogelijkheden voor mediterrane zwaardvis waarover die lidstaat beschikt.

2.   De overdracht van ongebruikte quota voor mediterrane zwaardvis is verboden.

Artikel 7

Toewijzing van de vangstmogelijkheden

1.   Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 maken de lidstaten bij de toewijzing van de hun ter beschikking staande vangstmogelijkheden gebruik van transparante en objectieve criteria van onder meer ecologische, sociale en economische aard, streven zij naar een eerlijke verdeling van de nationale quota over de diverse vlootsegmenten, met aandacht voor de traditionele en de ambachtelijke visserij, en zorgen zij voor stimulansen voor vissersvaartuigen van de Unie die zijn uitgerust met selectief vistuig of die gebruikmaken van minder milieubelastende visserijtechnieken.

2.   Elke lidstaat voorziet in de mogelijkheid van bijvangst van zwaardvis binnen zijn quotum voor mediterrane zwaardvis en stelt de Commissie hiervan in kennis bij toezending van zijn jaarlijkse visserijplan overeenkomstig artikel 9. Deze bepaling waarborgt dat alle dode mediterrane zwaardvis in mindering wordt gebracht op het quotum.

3.   De lidstaten streven ernaar elke verhoging van de vangstmogelijkheden als gevolg van de succesvolle uitvoering van deze verordening toe te wijzen aan vissersvaartuigen waaraan eerder geen quotum voor mediterrane zwaardvis is toegewezen en die voldoen aan de criteria voor de toewijzing van vangstmogelijkheden als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 8

Capaciteitsbeperkingen

1.   Voor de gehele looptijd van het bij deze verordening vastgestelde herstelplan geldt voor vissersvaartuigen een capaciteitsbeperking per vistuigtype. De lidstaten beperken per vistuigtype het aantal vissersvaartuigen die hun vlag voeren en gemachtigd zijn om mediterrane zwaardvis te vangen tot het gemiddelde jaarlijkse aantal vissersvaartuigen dat in de periode 2013-2016 hun vlag voerde en viste op mediterrane zwaardvis of deze aan boord hield, overlaadde, vervoerde of aanlandde.

2.   Niettegenstaande lid 1 kunnen de lidstaten besluiten het aantal vissersvaartuigen dat in 2016 hun vlag voerde en op mediterrane zwaardvis viste of deze aan boord hield, overlaadde, vervoerde of aanlandde, te gebruiken om de capaciteitsbeperking te berekenen indien dit aantal geringer is dan het gemiddelde jaarlijkse aantal vaartuigen gedurende de periode 2013-2016. Die capaciteitsbeperking wordt per vistuigtype toegepast voor vissersvaartuigen.

3.   De lidstaten mogen voor de jaren 2018 en 2019 een tolerantie van 5 % toepassen op de in lid 1 bedoelde capaciteitsbeperking.

4.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 maart van elk jaar in kennis van de maatregelen die zijn genomen ter beperking van het aantal vissersvaartuigen die hun vlag voeren en gemachtigd zijn om mediterrane zwaardvis te vangen. Die kennisgeving maakt deel uit van de doorgifte van de jaarlijkse visserijplannen in overeenstemming met artikel 9.

Artikel 9

Jaarlijkse visserijplannen

1.   De lidstaten dienen hun jaarlijkse visserijplannen elk jaar uiterlijk op 1 maart in bij de Commissie. Dergelijke jaarlijkse visserijplannen worden ingediend volgens het model in de ICCAT-richtsnoeren voor de indiening van gegevens en informatie en moeten gedetailleerde informatie bevatten over het per vistuigtype toegewezen quotum voor mediterrane zwaardvis, inclusief het quotum dat is toegewezen in de recreatievisserij en als bijvangst.

2.   De Commissie bundelt de in lid 1 bedoelde jaarlijkse visserijplannen en neemt ze op in een visserijplan van de Unie. De Commissie zendt dat visserijplan van de Unie uiterlijk op 15 maart van elk jaar door naar het ICCAT-secretariaat.

HOOFDSTUK 2

Technische instandhoudingsmaatregelen

Afdeling 1

Visseizoenen

Artikel 10

Sluitingsperioden

1.   Mediterrane zwaardvis wordt niet gevangen (als doelsoort noch als bijvangst), aan boord gehouden, overgeladen of aangeland tijdens de sluitingsperiode. De sluitingsperiode loopt van 1 januari tot en met 31 maart van elk jaar.

2.   Om mediterrane zwaardvis te beschermen, is voor beugvisserijvaartuigen die vissen op mediterrane witte tonijn (Thunnus alalunga) een sluitingsperiode van toepassing van 1 oktober tot en met 30 november van elk jaar.

3.   De lidstaten monitoren de doeltreffendheid van de in de leden 1 en 2 bedoelde sluitingsperioden en dienen, elk jaar ten minste twee maanden en 15 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering, bij de Commissie alle relevante informatie in inzake de passende controles en inspecties die in het voorgaande jaar zijn verricht om de naleving van dit artikel te waarborgen. De Commissie zendt deze informatie elk jaar ten minste twee maanden vóór de ICCAT-jaarvergadering door aan het ICCAT-secretariaat.

Afdeling 2

Minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, incidentele vangsten en bijvangsten

Artikel 11

Minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor mediterrane zwaardvis

1.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is het verboden om mediterrane zwaardvis te vangen, aan boord te houden, over te laden, aan te landen, te vervoeren, op te slaan, te verkopen, uit te stallen of te koop aan te bieden, ook in het kader van de recreatievisserij indien:

a)

de lengte onderkaak-vork minder dan 100 cm bedraagt, of

b)

het levend gewicht minder dan 11,4 kg of het ontkieuwd en ontweid gewicht minder dan 10,2 kg bedraagt.

2.   Enkel volledige exemplaren mediterrane zwaardvis, zonder verwijdering van enig extern deel, of ontkieuwde en ontweide exemplaren mogen aan boord gehouden, overgeladen, aangeland of vervoerd worden in het eerste vervoer na aanlanding.

Artikel 12

Incidentele vangsten van mediterrane zwaardvis onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte

Niettegenstaande artikel 11, lid 1, mogen vissersvaartuigen die actief op mediterrane zwaardvis vissen, incidentele vangsten van mediterrane zwaardvis onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte aan boord houden, overladen, overbrengen, aanlanden, vervoeren, opslaan, verkopen of uitstallen of te koop aanbieden zolang die vangsten niet meer dan 5 % van de totale vangst van mediterrane zwaardvis van de betrokken vissersvaartuigen uitmaken, uitgedrukt in gewicht of in aantal exemplaren.

Artikel 13

Bijvangsten

1.   Na een visserijactiviteit mogen de bijvangsten van mediterrane zwaardvis op geen enkel moment meer bedragen dan de bijvangstbeperking die de lidstaten in hun jaarlijkse visserijplannen hebben vastgesteld voor de totale aan boord gehouden vangsten in gewicht of in aantal exemplaren.

2.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen vissersvaartuigen die niet op mediterrane zwaardvis vissen, geen hoeveelheid mediterrane zwaardvis aan boord houden die groter is dan die bijvangstbeperking.

3.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt levend gevangen mediterrane zwaardvis teruggezet indien het aan de vlaggenlidstaat toegewezen quotum voor mediterrane zwaardvis is opgebruikt.

4.   Wanneer het aan de vlaggenlidstaat toegewezen quotum voor mediterrane zwaardvis is opgebruikt, is de verwerking en het in de handel brengen van dode mediterrane zwaardvis verboden en worden alle vangsten geregistreerd. Elke lidstaat verstrekt jaarlijks informatie over die hoeveelheden dode mediterrane zwaardvis aan de Commissie, die deze informatie overeenkomstig artikel 21 doorzendt aan het ICCAT-secretariaat.

Afdeling 3

Technische kenmerken van het vistuig

Artikel 14

Technische kenmerken van het vistuig

1.   Het maximale aantal haken dat mag worden aangebracht door, of aan boord mag worden gehouden van, vissersvaartuigen die op mediterrane zwaardvis vissen, wordt vastgesteld op 2 500 haken.

2.   In afwijking van lid 1 is een tweede reeks van 2 500 gebruiksklare haken aan boord van vissersvaartuigen toegestaan voor reizen van meer dan twee dagen op voorwaarde dat deze benedendeks naar behoren zijn vastgemaakt en opgeborgen zodat zij niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt.

3.   De haakgrootte bedraagt minimaal 7 cm.

4.   De lengte van de pelagische beuglijnen bedraagt niet meer dan 30 zeemijl (55,56 km).

HOOFDSTUK 3

Controlemaatregelen

Afdeling 1

Register van vaartuigen

Artikel 15

Vismachtigingen

1.   De lidstaten geven vismachtigingen af aan vissersvaartuigen die op mediterrane zwaardvis vissen en hun vlag voeren, overeenkomstig de in Verordening (EU) 2017/2403, met name de artikelen 20 en 21 hiervan, vastgestelde relevante bepalingen.

2.   Alleen vaartuigen van de Unie die in het ICCAT-register van vaartuigen zijn opgenomen in overeenstemming met de in de artikelen 16 en 17 vastgestelde procedure wordt toegestaan mediterrane zwaardvis te bevissen, aan boord te houden, over te laden, aan te landen, te vervoeren of te verwerken, onverminderd de in artikel 13 vastgestelde bepaling inzake bijvangsten.

3.   Door de lidstaten gemachtigde grote vissersvaartuigen worden opgenomen in het ICCAT-register van vissersvaartuigen met een lengte over alles van 20 meter die zijn gemachtigd om in het ICCAT-verdragsgebied actief te zijn.

Artikel 16

Informatie over vaartuigen die gemachtigd zijn om mediterrane zwaardvis en witte tonijn te vangen in het lopende jaar

1.   De lidstaten dienen elk jaar elektronisch en volgens het model in de ICCAT-richtsnoeren voor de indiening van gegevens en informatie het volgende in bij de Commissie:

a)

uiterlijk op 1 januari de informatie over vissersvaartuigen die hun vlag voeren en gemachtigd zijn om mediterrane zwaardvis te vangen, evenals vaartuigen die gemachtigd zijn mediterrane zwaardvis te vangen in het kader van de recreatievisserij;

b)

uiterlijk op 1 maart de informatie over vissersvaartuigen die hun vlag voeren en gemachtigd zijn om op mediterrane witte tonijn te vissen.

De Commissie bezorgt de onder a) bedoelde informatie elk jaar uiterlijk op 15 januari en de onder b) bedoelde informatie elk jaar uiterlijk op 15 maart aan het ICCAT-secretariaat.

De in de eerste alinea, onder a) en b), van dit lid bedoelde informatie over de vissersvaartuigen bevat de naam van het vaartuig en het nummer in het vlootregister van de Unie (CFR) zoals vastgesteld in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie (15).

2.   Naast de in lid 1 bedoelde informatie stellen de lidstaten de Commissie in kennis van elke wijziging van de in lid 1 bedoelde informatie over vissersvaartuigen binnen 30 dagen vanaf die wijziging. De Commissie geeft die informatie binnen 45 dagen vanaf de datum van de wijziging door aan het ICCAT-secretariaat.

3.   In aanvulling op alle informatie die is toegezonden aan het ICCAT-secretariaat overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel, zendt de Commissie indien nodig, overeenkomstig artikel 7, lid 6, van Verordening (EU) 2017/2403, onverwijld geactualiseerde gedetailleerde gegevens over de in lid 1 van dit artikel bedoelde vaartuigen aan het ICCAT-secretariaat toe.

Artikel 17

Informatie over vaartuigen die tijdens het voorgaande jaar gemachtigd waren om te vissen op mediterrane zwaardvis met harpoenen en pelagische beuglijnen

1.   De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 juni bij de Commissie de volgende informatie in over onder hun vlag varende vissersvaartuigen die gemachtigd waren om het voorgaande jaar pelagische beugvisserij of harpoenvisserij op mediterrane zwaardvis te verrichten:

a)

de naam van het vaartuig (indien het geen naam heeft, het registratienummer zonder de landcode);

b)

het nummer in het vlootregister van de Unie (CFR) overeenkomstig bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218;

c)

het nummer in het ICCAT-register.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie wordt ingediend volgens het model in de ICCAT-richtsnoeren voor de indiening van gegevens en informatie.

3.   De Commissie zendt de in lid 1 bedoelde informatie elk jaar uiterlijk op 31 juli door aan het ICCAT-secretariaat.

Afdeling 2

Monitoring en bewaking

Artikel 18

Satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen

1.   Voor controledoeleinden wordt de doorgifte van de gegevens van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) van vissersvaartuigen die gemachtigd zijn om mediterrane zwaardvis te vangen niet onderbroken wanneer die vaartuigen in de haven zijn.

2.   De lidstaten zien erop toe dat hun visserijcontrolecentra de VMS-boodschappen van onder hun vlag varende vissersvaartuigen, in realtime en in “https data feed”-formaat, doorzenden aan de Commissie en aan een door haar aangewezen instantie. De Commissie zendt die boodschappen elektronisch door aan het ICCAT-secretariaat.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

de VMS-boodschappen van onder hun vlag varende vissersvaartuigen ten minste om de twee uur aan de Commissie worden doorgezonden;

b)

bij een technisch mankement van het VMS, alternatieve boodschappen van onder hun vlag varende vissersvaartuigen die werden ontvangen overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011, binnen 24 uur na ontvangst ervan door hun visserijcontrolecentra worden doorgezonden aan de Commissie;

c)

de aan de Commissie doorgezonden VMS-boodschappen een volgnummer (met een unieke identificatiecode) krijgen om overlappingen te voorkomen;

d)

de aan de Commissie doorgezonden VMS-boodschappen voldoen aan artikel 24, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

4.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat alle aan zijn inspectievaartuigen ter beschikking gestelde VMS-boodschappen vertrouwelijk worden behandeld en enkel worden gebruikt voor inspectie op zee.

Artikel 19

Charteren van vissersvaartuigen van de Unie

Het charteren van vissersvaartuigen van de Unie om te vissen op mediterrane zwaardvis is verboden.

Artikel 20

Nationale wetenschappelijke waarnemersprogramma's voor pelagische beugvisserijvaartuigen

1.   Elke lidstaat met een quotum voor mediterrane zwaardvis legt een nationaal wetenschappelijk waarnemersprogramma ten uitvoer voor pelagische beugvisserijvaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren en overeenkomstig dit artikel vissen op mediterrane zwaardvis. Het nationaal waarnemersprogramma voldoet aan de in bijlage I vastgestelde minimumnormen.

2.   Elke betrokken lidstaat zorgt ervoor dat nationale wetenschappelijke waarnemers ingezet worden op ten minste 10 % van de pelagische beugvisserijvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter die de vlag van die lidstaat voeren en vissen op mediterrane zwaardvis. Het dekkingspercentage wordt gemeten in aantal visdagen, trekken, vaartuigen of reizen.

3.   Elke betrokken lidstaat ontwerpt een wetenschappelijke monitoringbenadering en voert deze uit om de informatie over de activiteiten van beugvaartuigen met een lengte over alles van 15 meter en minder te verzamelen die de vlag van die lidstaat voeren. Elke vlaggenlidstaat dient de bijzonderheden van die wetenschappelijke monitoringbenadering uiterlijk in 2020 in het in artikel 9 bedoelde jaarlijkse visserijplan in bij de Commissie.

4.   De Commissie dient de bijzonderheden van de in lid 3 bedoelde wetenschappelijke monitoringbenadering onmiddellijk ter evaluatie in bij het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek (SCRS) van ICCAT. Wetenschappelijke monitoringbenaderingen worden vóór de toepassing ervan goedgekeurd door de ICCAT-commissie op de ICCAT-jaarvergadering.

5.   De lidstaten verstrekken een officieel identificatiedocument aan hun nationale wetenschappelijke waarnemers.

6.   In aanvulling op de in bijlage I vastgestelde taken van de wetenschappelijke waarnemers verplichten de lidstaten wetenschappelijke waarnemers de volgende gegevens over mediterrane zwaardvis te beoordelen en te rapporteren:

a)

de omvang van de teruggooi van exemplaren onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte;

b)

de regiospecifieke grootte en leeftijd op het moment van de geslachtsrijpheid;

c)

het habitatgebruik, om de beschikbaarheid van mediterrane zwaardvis te vergelijken met verschillende visserijen, waaronder vergelijkingen tussen traditionele en mesopelagische beuglijnvisserij;

d)

de impact van de mesopelagische beuglijnvisserij in termen van vangstsamenstelling, vangsten per eenheid van inspanning en groottesamenstelling van de vangsten; en

e)

de maandelijkse raming van het aandeel paaiers en rekruten in de vangsten.

7.   De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 juni de in het kader van hun nationale wetenschappelijke waarnemersprogramma verzamelde informatie over het voorgaande jaar bij de Commissie in. De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 31 juli door aan het ICCAT-secretariaat.

Afdeling 3

Controle van vangsten

Artikel 21

Vangstregistratie en -aangifte

1.   De kapitein van elk voor de mediterrane zwaardvisvangst gemachtigd vissersvaartuig houdt een visserijlogboek bij overeenkomstig de in bijlage II vastgestelde vereisten en dient de logboekinformatie in bij de vlaggenlidstaat.

2.   Onverminderd de voor de lidstaten in Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgestelde rapportageverplichtingen zenden de lidstaten de Commissie kwartaalverslagen toe van alle vangsten van mediterrane zwaardvis door gemachtigde vaartuigen die hun vlag voeren, tenzij deze informatie maandelijks wordt toegezonden. Die kwartaalverslagen worden onder gebruikmaking van het formaat van een verslag met geaggregeerde vangstgegevens (Aggregated Catch Data Report – ACDR) en uiterlijk 15 dagen na het einde van elk kwartaal (namelijk uiterlijk op 15 april, 15 juli en 15 oktober van elk jaar en 15 januari van het volgende jaar) verzonden. De Commissie zendt die informatie uiterlijk op 30 april, 30 juli en 30 oktober van elk jaar en 30 januari van het volgende jaar door aan het ICCAT-secretariaat.

3.   In aanvulling op de in lid 1 bedoelde informatie dienen de lidstaten elk jaar uiterlijk op 30 juni bij de Commissie de volgende informatie in over de vissersvaartuigen van de Unie die gemachtigd waren om het voorgaande jaar pelagische beugvisserij of harpoenvisserij op mediterrane zwaardvis te verrichten:

a)

informatie over visserijactiviteiten per doelsoort en gebied, op basis van steekproeftrekking of voor de gehele vloot, waaronder:

i)

visseizoen(en) en totaal aantal visdagen per jaar van het vaartuig;

ii)

geografische gebieden, volgens statistische ICCAT-vakken, voor de door het vaartuig verrichte visserijactiviteiten;

iii)

vaartuigtype;

iv)

aantal door het vaartuig gebruikte haken;

v)

aantal door het vaartuig gebruikte beuglijneenheden;

vi)

lengte over alles van alle beuglijneenheden van het vaartuig;

b)

gegevens over de vangsten, in de kleinst mogelijke tijdruimtelijke schaal, waaronder:

i)

omvang en, indien mogelijk, leeftijdsverdeling van de vangsten;

ii)

vangsten en vangstsamenstelling per vaartuig;

iii)

visserij-inspanning (gemiddelde aantal visdagen per vaartuig, gemiddeld aantal haken per vaartuig, gemiddeld aantal beuglijneenheden per vaartuig, gemiddelde lengte over alles van de beuglijnen per vaartuig).

De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 31 juli door aan het ICCAT-secretariaat.

4.   De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde informatie wordt ingediend volgens het model in de ICCAT-richtsnoeren voor de indiening van gegevens en informatie.

Artikel 22

Gegevens over opgebruikte quota

1.   Onverminderd artikel 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 deelt elke lidstaat de Commissie onverwijld mee wanneer het quotum voor mediterrane zwaardvis dat is toegewezen aan een vistuigtype wordt geacht voor 80 % te zijn opgebruikt.

2.   Wanneer de som van de vangsten van mediterrane zwaardvis 80 % van het nationale quotum heeft bereikt, zenden de vlaggenlidstaten de Commissie vangstgegevens toe op weekbasis.

Afdeling 4

Aanlandingen en overladingen

Artikel 23

Aangewezen havens

1.   Vangsten van mediterrane zwaardvis, inclusief als bijvangst en in het kader van de recreatievisserij gevangen mediterrane zwaardvis, zonder aan elk exemplaar bevestigd merkteken zoals bedoeld in artikel 30 worden alleen aangeland of overgeladen in aangewezen havens.

2.   Elke lidstaat wijst overeenkomstig artikel 43, lid 5, van Verordening (EG) 1224/2009 havens aan waar de in lid 1 bedoelde aanlandingen en overladingen van mediterrane zwaardvis zijn toegestaan en specificeert.

3.   De lidstaten zenden elk jaar uiterlijk op 15 februari een lijst met aangewezen havens toe aan de Commissie. Uiterlijk op 1 maart van elk jaar zendt de Commissie die lijst door aan het ICCAT-secretariaat.

Artikel 24

Voorafgaande kennisgeving

1.   Artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 geldt voor kapiteins van vissersvaartuigen van de Unie met een lengte over alles van minstens twaalf meter die voorkomen op de lijst van vaartuigen als bedoeld in artikel 16 van deze verordening. De voorafgaande kennisgeving als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 wordt toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat of de CPC waarvan zij de havens of aanlandingsvoorzieningen wensen te gebruiken, evenals van de vlaggenlidstaat indien deze verschilt van de havenlidstaat.

2.   De kapiteins van vissersvaartuigen van de Unie met een lengte over alles van minder dan twaalf meter die zijn opgenomen in de in artikel 16 bedoelde lijst van vaartuigen, stellen ten minste vier uur vóór de verwachte tijd van aankomst in de haven de bevoegde autoriteit van de lidstaat of de CPC waarvan zij de havens of aanlandingsvoorzieningen wensen te gebruiken, evenals van de vlaggenlidstaat indien deze verschilt van de havenlidstaat, in kennis van de volgende informatie:

a)

de verwachte aankomststijd;

b)

de geraamde hoeveelheid aan boord gehouden mediterrane zwaardvis; en

c)

de informatie inzake het geografische gebied waar de vangst is gedaan.

3.   Als de visgronden zich op minder dan vier uur van de haven bevinden, kan de geraamde hoeveelheid aan boord gehouden mediterrane zwaardvis te allen tijde worden gewijzigd vóór aankomst.

4.   De autoriteiten van de havenlidstaten houden een register bij van alle tijdens het lopende jaar gedane voorafgaande kennisgevingen.

Artikel 25

Overladingen

1.   Het is vaartuigen van de Unie en vaartuigen van derde landen in wateren van de Unie onder alle omstandigheden verboden om mediterrane zwaardvis op zee over te laden.

2.   Onverminderd artikel 51, artikel 52, leden 2 en 3, en de artikelen 54 en 57 van Verordening (EU) 2017/2107 laden vaartuigen mediterrane zwaardvis alleen over in aangewezen havens.

Afdeling 5

Inspecties

Artikel 26

Jaarlijkse inspectieplannen

1.   De lidstaten zenden uiterlijk op 31 januari van elk jaar hun jaarlijkse inspectieplannen toe aan de Commissie. Deze jaarlijkse inspectieplannen worden opgesteld in overeenstemming met:

a)

de doelstellingen, prioriteiten en procedures alsmede de ijkpunten voor inspectieactiviteiten zoals deze zijn opgenomen in Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1986 van de Commissie (16); en

b)

het uit hoofde van artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgestelde nationale controleactieprogramma voor mediterrane zwaardvis.

2.   De Commissie bundelt de nationale inspectieplannen en neemt ze op in het inspectieplan van de Unie. Het inspectieplan van de Unie wordt door de Commissie doorgezonden aan het ICCAT-secretariaat ter goedkeuring door de ICCAT, samen met de in artikel 9 bedoelde jaarlijkse visserijplannen.

Artikel 27

ICCAT-regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie

1.   Gezamenlijke internationale inspectiewerkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met de in bijlage III bedoelde ICCAT-regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie (“de ICCAT-regeling”).

2.   De lidstaten waarvan de vissersvaartuigen gemachtigd zijn om mediterrane zwaardvis te vangen, wijzen inspecteurs aan en verrichten inspecties op zee in het kader van de ICCAT-regeling. De Commissie of een door haar aangewezen instantie kan inspecteurs van de Unie voor de ICCAT-regeling inzetten.

3.   Wanneer meer dan 50 vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, bij de mediterrane zwaardvisvisserij in het ICCAT-verdragsgebied betrokken zijn, zet die lidstaat een inspectievaartuig in voor het verrichten van inspectie en controle op zee in de Middellandse Zee gedurende de gehele periode waarin die vaartuigen daar aanwezig zijn. Aan die verplichting wordt eveneens geacht te zijn voldaan indien de lidstaten meewerken aan het inzetten van een inspectievaartuig of indien een inspectievaartuig van de Unie wordt ingezet in de Middellandse Zee.

4.   De Commissie of een door haar aangewezen instantie zorgt voor de coördinatie van de bewakings- en inspectiewerkzaamheden voor de Unie. De Commissie kan, in overleg met de betrokken lidstaat, gezamenlijke inspectieprogramma's opstellen waarmee de Unie haar verplichtingen in het kader van de ICCAT-regeling kan nakomen. De lidstaten waarvan de vissersvaartuigen bij de mediterrane zwaardvisvisserij betrokken zijn, nemen de nodige maatregelen om de uitvoering van die gezamenlijke inspectieprogramma's te vergemakkelijken, met name met betrekking tot de vereiste personele en materiële middelen alsmede de perioden en geografische gebieden waarin die moeten worden ingezet.

5.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 december van elk jaar in kennis van de namen van de inspecteurs en de inspectievaartuigen die zij in de loop van het volgende jaar voor de ICCAT-regeling willen inzetten. Op basis van die gegevens stelt de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, een jaarlijkse planning op voor de deelname van de Unie aan de ICCAT-regeling, die zij uiterlijk op 1 januari van elk jaar aan het ICCAT-secretariaat toezendt.

Artikel 28

Inspecties in geval van inbreuken

Indien een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert een inbreuk heeft begaan op de bepalingen van deze verordening, zorgt die lidstaat ervoor dat onder zijn gezag een fysieke inspectie van dat vaartuig in zijn havens wordt verricht of, indien het vaartuig zich niet in een van zijn havens bevindt, door een door die lidstaat aangewezen persoon wordt verricht.

HOOFDSTUK 4

Recreatievisserij

Artikel 29

Beheersmaatregelen

1.   Elke lidstaat die recreatievisserij op mediterrane zwaardvis toestaat, voorziet in een quotum voor de recreatievisserij binnen zijn nationale quotum en deelt dit aan de Commissie mee bij toezending van zijn jaarlijkse visserijplan overeenkomstig artikel 9. Deze bepaling waarborgt dat alle dode mediterrane zwaardvis in mindering wordt gebracht op het quotum.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde lidstaten waarborgen voor de vaartuigen die onder hun vlag varen en betrokken zijn bij recreatievisserij op mediterrane zwaardvis, dat de in artikel 30, lid 2, bedoelde informatie over gemachtigde vaartuigen die vaartuigen bestrijkt. Vaartuigen die niet in die informatie zijn opgenomen, zijn niet gemachtigd op mediterrane zwaardvis te vissen.

3.   De verkoop en elke andere wijze van in de handel brengen van mediterrane zwaardvis die is gevangen in het kader van de recreatievisserij, is verboden.

4.   Niettegenstaande artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is het in de recreatievisserij verboden om meer dan één zwaardvis per vaartuig per dag te vangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen. De betrokken lidstaten treffen de nodige maatregelen om de vrijlating van mediterrane zwaardvis die levend is gevangen in het kader van de recreatievisserij, zoveel mogelijk te waarborgen en te vergemakkelijken, en zij kunnen strengere maatregelen treffen ter bevordering van een grotere bescherming van mediterrane zwaardvis.

Artikel 30

Controlemaatregelen

1.   Alleen vaartuigen die met hengel met molen vissen zijn gemachtigd om mediterrane zwaardvis te vangen in het kader van de recreatievisserij.

2.   De informatie over gemachtigde recreatievaartuigen die aan het ICCAT-secretariaat wordt toegezonden overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a), omvat het volgende:

a)

de naam van het vaartuig (indien het geen naam heeft, het registratienummer zonder de landcode);

b)

de vorige naam van het vaartuig, in voorkomend geval;

c)

de lengte over alles van het vaartuig;

d)

naam en adres van de eigenaar(s) en de exploitant(en) van het vaartuig.

3.   De vangstgegevens, met inbegrip van de lengte onderkaak-vork en het levend gewicht van elke in het kader van de recreatievisserij gevangen mediterrane zwaardvis, worden geregistreerd en aangegeven overeenkomstig artikel 21.

4.   Mediterrane zwaardvis mag alleen worden aangeland in gehele staat of ontdaan van kieuwen en ingewanden, hetzij in een aangewezen haven overeenkomstig artikel 23, hetzij met een aan elk exemplaar bevestigd merkteken. Elk merkteken is voorzien van een uniek landspecifiek nummer en is onvervalsbaar.

5.   De lidstaten stellen een merktekenprogramma in voor de toepassing van deze verordening en nemen de specificaties van dat programma op in de in artikel 9 bedoelde jaarlijkse visserijplannen.

6.   Elke lidstaat verleent voor het gebruik van merktekens alleen toestemming zolang de som van de gevangen hoeveelheden het hem toegewezen quotum niet overschrijdt.

7.   De lidstaten zenden de Commissie elk jaar ten minste twee maanden en 15 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering een verslag toe over de uitvoering van het merktekenprogramma. De Commissie bundelt de informatie van de lidstaten en zendt die ten minste twee maanden vóór de ICCAT-jaarvergadering door aan het ICCAT-secretariaat.

TITEL III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 31

Jaarverslag

1.   De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 15 september bij de Commissie een verslag in over het voorgaande kalenderjaar, betreffende hun uitvoering van deze verordening en, indien passend, met aanvullende informatie.

2.   Het jaarverslag bevat informatie over de stappen die zijn ondernomen om bijvangsten van mediterrane zwaardvis onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte te beperken en teruggooi te verminderen, en over relevant onderzoek op dat gebied.

3.   De Commissie bundelt de overeenkomstig de leden 1 en 2 ontvangen informatie en zendt deze uiterlijk op 15 oktober van elk jaar door aan het ICCAT-secretariaat.

4.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere voorschriften voor het model van het in dit artikel bedoelde jaarverslag. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 32

Evaluatie

De Commissie brengt uiterlijk op 31 december 2025 bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van het bij deze verordening vastgestelde herstelplan.

Artikel 33

Financiering

Voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (17) geldt het bij deze verordening vastgestelde herstelplan als een meerjarig plan in de zin van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 34

Procedure in geval van wijzigingen

1.   Waar nodig met het oog op de omzetting in Unierecht van voor de Unie bindende ICCAT-aanbevelingen tot wijziging of aanvulling van het ICCAT-herstelplan, en voor zover de wijzigingen in het Unierecht niet verder gaan dan de ICCAT-aanbevelingen, is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 35 tot wijziging van:

a)

de termijnen voor het verstrekken van informatie die zijn vastgesteld in artikel 9, leden 1 en 2, artikel 10, lid 3, artikel 16, leden 1 en 3, artikel 17, leden 1 en 3, artikel 21, leden 2 en 3, artikel 22, lid 2, artikel 23, lid 3, artikel 26, lid 1, artikel 27, lid 5, en artikel 31, leden 1 en 3;

b)

de in artikel 10, leden 1 en 2, vastgestelde sluitingsperioden;

c)

de in artikel 11, lid 1, vastgestelde minimuminstandhoudingsreferentiegrootte;

d)

de in de artikelen 12 en 13 bedoelde tolerantieniveaus;

e)

de in artikel 14, leden 1 tot en met 4, beschreven technische kenmerken van het vistuig;

f)

het in artikel 22, leden 1 en 2, vastgestelde percentage van het quotum dat is opgebruikt;

g)

de informatie over vaartuigen bedoeld in artikel 16, leden 1 en 2, artikel 17, lid 1, artikel 21, leden 1 tot en met 4 en artikel 30, lid 2; en

h)

bijlagen I, II en III.

2.   Wijzigingen die overeenkomstig lid 1 worden vastgesteld, hebben bij uitsluiting betrekking op de omzetting van wijzigingen van of op aanvullingen op de overeenkomstige ICCAT-aanbevelingen in Unierecht.

Artikel 35

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 34 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 15 juli 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 34 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 34 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 36

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingestelde Comité voor visserij en aquacultuur. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit punt wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 37

Wijziging van Verordening (EU) 2017/2107

In Verordening (EU) 2017/2107 worden de artikelen 20 tot en met 26 geschrapt.

Artikel 38

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1967/2006, wordt punt 6, onder 2, vervangen door:

“2.

2 500 vishaken per vaartuig voor vaartuigen die op zwaardvis (Xiphias gladius) vissen, wanneer deze soorten na sortering ten minste 70 % van de vangst in levend gewicht uitmaken;”.

Artikel 39

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juni 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 440 van 6.12.2018, blz. 174.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 4 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 6 juni 2019.

(3)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/98 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de uitvoering van de internationale verplichtingen van de Unie, als bedoeld in artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, in het kader van het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen en van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 16 van 23.1.2015, blz. 23).

(5)  Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PB L 315 van 30.11.2017, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 1239/98 van de Raad van 8 juni 1998 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 894/97 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden (PB L 171 van 17.6.1998, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).

(9)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) 2016/1627 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad (PB L 252 van 16.9.2016, blz. 1).

(11)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(12)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(13)  Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).

(14)  Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).

(15)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie van 6 februari 2017 inzake het vissersvlootregister van de Unie (PB L 34 van 9.2.2017, blz. 9).

(16)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1986 van de Commissie van 13 december 2018 tot vaststelling van specifieke controle- en inspectieprogramma's voor bepaalde visserijen en tot intrekking van de Uitvoeringsbesluiten 2012/807/EU, 2013/328/EU, 2013/305/EU en 2014/156/EU (PB L 317 van 14.12.2018, blz. 29).

(17)  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).


BIJLAGE I

ICCAT-MINIMUMNORMEN VOOR WETENSCHAPPELIJKE WAARNEMERSPROGRAMMA'S OP VISSERSVAARTUIGEN

Algemene bepalingen

1.

Dit zijn de in ICCAT-aanbeveling 16-14 vastgestelde minimumnormen voor wetenschappelijke waarnemersprogramma's op vissersvaartuigen.

Kwalificaties van waarnemers

2.

Onverminderd de door het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek (SCRS) aanbevolen opleidingen en technische kwalificaties, waarborgen de CPC's dat hun waarnemers voor de uitvoering van hun taken over de volgende kwalificaties te beschikken:

a)

voldoende kennis en ervaring om ICCAT-soorten en vistuigconfiguraties te kunnen identificeren;

b)

de capaciteit om de in het kader van het programma te verzamelen informatie accuraat waar te nemen en te registreren;

c)

de bekwaamheid om de in punt 7 vermelde taken uit te voeren;

d)

de capaciteit om biologische monsters te nemen; en

e)

minimale en passende opleiding over veiligheid en overleven op zee.

3.

Om de integriteit van hun nationale waarnemersprogramma te waarborgen, zien de CPC's erop toe dat de waarnemers:

a)

geen bemanningsleden zijn van het aan waarneming onderworpen vissersvaartuig;

b)

geen werknemers zijn van de eigenaar of uiteindelijke begunstigde van het aan waarneming onderworpen vissersvaartuig; en

c)

geen lopende financiële belangen hebben in, noch voordeel hebben bij, de waar te nemen visserij.

Aanwezigheid van waarnemers

4.

Elke CPC waarborgt betreffende haar binnenlands waarnemersprogramma het volgende:

a)

Een waarnemersdekking van ten minste 5 % van de visserijinspanning in elke soort pelagische beugvisserij en in de visserij met hengels, tonnara's, kieuwnetten en trawls zoals gedefinieerd in het ICCAT-glossarium. Het dekkingspercentage wordt als volgt gemeten:

i)

voor de pelagische beugvisserij: in aantal visdagen, trekken of reizen;

ii)

voor de visserij met hengel en tonnara: in visdagen;

iii)

voor de visserij met kieuwnetten: in visuren of -dagen; en

iv)

voor de visserij met trawls: in vistrekken of -dagen.

b)

Niettegenstaande punt a) mag een CPC, wanneer er mogelijk sprake is van een buitengewoon veiligheidsrisico op grond waarvan de inzet van waarnemers aan boord uitgesloten is, voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 meter een alternatieve wetenschappelijke monitoringbenadering toepassen die een vergelijkbare dekking waarborgt en aan de hand waarvan gegevens worden verzameld die gelijkwaardig zijn aan die welke in ICCAT-aanbeveling 16-14 zijn gespecificeerd. In zulke gevallen moet de CPC die van een alternatieve benadering gebruik wenst te maken de bijzonderheden van de benadering aan het SCRS presenteren voor evaluatie. Het SCRS zal ICCAT adviseren over de geschiktheid van de alternatieve benadering voor de uitvoering van de in ICCAT-aanbeveling 16-14 vastgestelde verplichtingen op het gebied van gegevensverzameling. Alternatieve benaderingen uit hoofde van deze bepaling worden vóór toepassing ervan goedgekeurd door ICCAT op de jaarvergadering.

c)

Er wordt gezorgd voor een representatieve tijdruimtelijke dekking van de activiteiten van de vloot die waarborgt dat overeenkomstig ICCAT-aanbeveling 16-14 en alle aanvullende vereisten van binnenlandse waarnemersprogramma's van de CPC's adequate en passende gegevens worden verzameld, rekening houdend met de kenmerken van de vloten en visserijen;

d)

Er worden gegevens verzameld over alle relevante aspecten van de visserijactiviteiten, met inbegrip van de vangst, zoals beschreven in punt 7.

5.

De CPC's kunnen bilaterale regelingen treffen waarbij een CPC haar binnenlandse waarnemers op vaartuigen plaatst die de vlag voeren van een andere CPC, zolang aan alle bepalingen van ICCAT-aanbeveling 16-14 wordt voldaan.

6.

De CPC's streven ernaar te garanderen dat waarnemers na een opdracht van vaartuig wisselen.

Taken van de waarnemer

7.

De CPC's schrijven onder andere voor dat waarnemers:

a)

de visserijactiviteit van het betrokken vaartuig registreren en rapporteren aan de hand van ten minste het volgende:

i)

gegevensverzameling, met metingen van de totale vangst van doelsoorten, teruggooi en bijvangst (met inbegrip van haaien, zeeschildpadden, zeezoogdieren en zeevogels), een raming of meting van de groottesamenstelling indien praktisch mogelijk, verwijderingsstatus (d.w.z. aan boord gehouden, dood teruggegooid, levend teruggezet), en de verzameling van biologische monsters voor levenscyclusstudies (bijvoorbeeld gonaden, otolieten, ruggengraten, schubben);

ii)

verzameling en rapportering van alle aangetroffen merktekens;

iii)

informatie over de visserijactiviteit, met inbegrip van:

vangstgebied (lengte- en breedtegraad);

informatie over de visserij-inspanning (bijvoorbeeld aantal trekken, aantal haken enz.);

datum van elke visserijactiviteit, met inbegrip van begin- en eindtijd van de visserijactiviteit indien van toepassing;

gebruik van visaantrekkende voorwerpen, met inbegrip van visaantrekkende voorzieningen (FAD's); en

algemene toestand van teruggegooide dieren met betrekking tot overlevingspercentages (d.w.z. dood/levend, gewond enz.).

b)

het gebruik van maatregelen ter beperking van bijvangst en andere relevante informatie waarnemen en registreren;

c)

voor zover mogelijk milieuomstandigheden waarnemen en rapporteren (d.w.z. toestand van de zee, klimatologische en hydrologische parameters enz.);

d)

FAD's waarnemen en rapporteren in overeenstemming met het ICCAT-waarnemersprogramma dat is goedgekeurd in het kader van het meerjarig programma voor de instandhouding en het beheer van tropische tonijnen; en

e)

andere wetenschappelijke taken uitvoeren die door het SCRS zijn aanbevolen en door ICCAT zijn goedgekeurd.

Verplichtingen van de waarnemer

8.

De CPC's zien erop toe dat de waarnemer:

a)

de elektronische apparatuur van het vaartuig niet verstoort;

b)

de noodprocedures aan boord van het vaartuig kent, met inbegrip van de locatie van reddingsboten, brandblusapparaten en EHBO-dozen;

c)

waar nodig met de kapitein communiceert over relevante kwesties en taken van waarnemers;

d)

de visserijactiviteiten en de normale werkzaamheden van het vaartuig niet hindert of verstoort;

e)

deelneemt aan een of meer debriefingsessies met de desbetreffende vertegenwoordigers van het wetenschappelijk orgaan of de binnenlandse dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het waarnemersprogramma.

Verplichtingen van de kapitein

9.

De CPC's zien erop toe dat de kapitein van het vaartuig waaraan de waarnemer is toegewezen:

a)

passende toegang verleent tot het vaartuig en de activiteiten van het vaartuig;

b)

de waarnemer in staat stelt zijn/haar verantwoordelijkheden op een efficiënte manier uit te voeren, met name door:

i)

passende toegang te verlenen tot het vistuig, de documentatie (waaronder elektronische en papieren logboeken) en de vangsten van het vaartuig;

ii)

te allen tijde te communiceren met de desbetreffende vertegenwoordigers van het wetenschappelijk orgaan of de binnenlandse dienst;

iii)

passende toegang te verlenen tot elektronische apparatuur en andere visserijgerelateerde uitrusting, met inbegrip van maar niet beperkt tot:

satellietnavigatieapparatuur;

elektronische-communicatieapparatuur;

iv)

te waarborgen dat niemand aan boord van het betrokken vaartuig knoeit met waarnemersapparatuur of -documentatie of die onklaar maakt; de waarnemer hindert, stoort of handelt op een andere manier die de waarnemer onnodig zou kunnen verhinderen zijn of haar taken uit te oefenen; de waarnemer intimideert, bedreigt of op enigerlei wijze schade berokkent; de waarnemer omkoopt of probeert om te kopen.

c)

logies, maaltijden en adequate sanitaire voorzieningen aan de waarnemer verschaft die van dezelfde kwaliteit zijn als die van de officieren;

d)

de waarnemer voldoende ruimte op de brug of in het stuurhuis biedt om zijn/haar taken uit te voeren, evenals voldoende ruimte op het dek biedt voor het uitoefenen van waarnemerstaken.

Taken van de CPC's

10.

Elke CPC:

a)

verplicht haar vaartuigen bij de visserij op ICCAT-soorten een wetenschappelijk waarnemer aan boord te nemen in overeenstemming met de bepalingen van ICCAT-aanbeveling 16-14;

b)

houdt toezicht op de veiligheid van haar waarnemers;

c)

moedigt waar mogelijk en passend haar wetenschappelijk orgaan of binnenlandse dienst aan om overeenkomsten te sluiten met wetenschappelijke organen of binnenlandse diensten van andere CPC's om waarnemersverslagen en -gegevens met elkaar uit te wisselen;

d)

verstrekt in haar jaarverslag voor ICCAT en het SCRS specifieke informatie over de uitvoering van ICCAT-aanbeveling 16-14, met inbegrip van:

i)

bijzonderheden betreffende de structuur en het ontwerp van haar wetenschappelijke waarnemersprogramma's, met onder andere:

het streefniveau voor de aanwezigheid van waarnemers per visserij en per vistuigtype en de wijze waarop dat niveau wordt gemeten;

de te verzamelen gegevens;

de bestaande protocollen voor gegevensverzameling en handling;

informatie over de manier waarop vaartuigen worden geselecteerd voor waarneming om het streefniveau voor de aanwezigheid van waarnemers van de CPC te bereiken;

vereisten voor de scholing van waarnemers, en

kwalificatievereisten voor waarnemers;

ii)

het aantal gemonitorde vaartuigen en het dekkingsniveau per visserij en per vistuigtype; en

iii)

gegevens over de wijze waarop die dekkingsniveaus werden berekend;

e)

rapporteert na de oorspronkelijke indiening van de uit hoofde van punt 10, d), i), vereiste informatie wijzigingen aan de structuur of het ontwerp van haar waarnemersprogramma's in haar jaarverslagen, wanneer dergelijke wijzigingen zich voordoen. De CPC's blijven de overeenkomstig punt 10, d), ii), vereiste informatie jaarlijks rapporteren aan ICCAT;

f)

rapporteert elk jaar de in de binnenlandse waarnemersprogramma's verzamelde informatie aan het SCRS voor gebruik door ICCAT in de daartoe bestemde door het SCRS ontwikkelde elektronische formats, met name voor de beoordeling van bestanden en andere wetenschappelijke doeleinden, in lijn met de bestaande procedures voor andere gegevensrapportagevereisten en in overeenstemming met de binnenlandse geheimhoudingsvereisten;

g)

zorgt ervoor dat haar waarnemers gebruikmaken van robuuste gegevensverzamelingsprotocollen bij de uitvoering van hun in punt 7 vermelde taken, waar nodig en passend met inbegrip van fotografie.

Taken van de uitvoerend secretaris

11.

De uitvoerend secretaris faciliteert voor het SCRS en ICCAT de toegang tot relevante gegevens en overeenkomstig ICCAT-aanbeveling 16-14 ingediende informatie.

Taken van het SCRS

12.

De taken van SCRS zijn:

a)

het ontwerp, waar nodig en passend, van een handleiding voor waarnemers waar CPC's in hun binnenlands waarnemersprogramma vrijwillig gebruik van kunnen maken, met modelformulieren voor gegevensverzameling en gestandaardiseerde gegevensverzamelingsprocedures, rekening houdend met handleidingen voor waarnemers en daarmee verband houdend materiaal die reeds beschikbaar zijn via andere bronnen, waaronder CPC's, regionale en subregionale instanties, en andere organisaties;

b)

ontwikkelt visserijspecifieke richtsnoeren voor elektronische monitoringsystemen;

c)

verstrekt aan ICCAT een samenvatting van de wetenschappelijke gegevens en informatie die krachtens ICCAT-aanbeveling 16-14 zijn verzameld en gerapporteerd, evenals mogelijke gerelateerde bevindingen;

d)

doet waar noodzakelijk en passend aanbevelingen over hoe de effectiviteit van wetenschappelijke waarnemersprogramma's kan worden verbeterd om tegemoet te komen aan de behoeften van ICCAT, met inbegrip van mogelijke herzieningen van ICCAT-aanbeveling 16-14 of betreffende de implementatie van deze minimumnormen en protocollen door de CPC's.

Elektronische monitoringsystemen

13.

Indien het SCRS heeft vastgesteld dat elektronische monitoringsystemen doeltreffend zijn in een bepaalde visserij, kunnen de systemen worden geïnstalleerd aan boord van vissersvaartuigen als aanvulling op of, in afwachting van het advies van het SCRS en een ICCAT-besluit, ter vervanging van de menselijke waarnemer aan boord.

14.

De CPC's moeten rekening houden met alle toepasselijke door het SCRS onderschreven richtsnoeren betreffende het gebruik van elektronische monitoringsystemen.

15.

De CPC's worden aangemoedigd om aan het SCRS te rapporteren over hun ervaringen met het gebruik van elektronische monitoringsystemen in hun ICCAT-visserijen ter aanvulling van menselijke waarnemersprogramma's. CPC's die zulke systemen nog niet hebben ingevoerd, worden aangemoedigd het gebruik ervan te onderzoeken en verslag over hun bevindingen uit te brengen aan het SCRS.

BIJLAGE II

VEREISTEN VOOR VISSERIJLOGBOEKEN

 

Minimumspecificaties voor visserijlogboeken:

1.

De bladzijden van het logboek zijn genummerd.

2.

Het logboek wordt elke dag ingevuld (middernacht) en in elk geval vóór aankomst in de haven.

3.

In geval van inspecties op zee wordt het logboek aangevuld.

4.

Eén kopie van de bladzijden blijft aan het logboek gehecht.

5.

Logboeken worden aan boord bewaard en bestrijken een jaar.

 

Minimumstandaardinformatie in visserijlogboeken:

1.

Naam en adres van de kapitein.

2.

Data en havens van vertrek, data en havens van aankomst.

3.

Naam van het vaartuig, registratienummer, ICCAT-nummer, internationale radioroepnaam en IMO-nummer (indien beschikbaar).

4.

Vistuig:

a)

soort naar FAO-code;

b)

afmetingen (bv. lengte, maaswijdte, aantal haken).

5.

Activiteiten op zee met (ten minste) één lijn per dag van de visreis:

a)

activiteit (bv. vissen, stomen);

b)

positie: exacte dagelijkse posities (in graden en minuten), voor elke visserijactiviteit of op het middaguur op dagen waarop niet is gevist;

c)

vangstgegevens, waaronder:

i)

FAO-code;

ii)

levend gewicht (RWT) in kg per dag;

iii)

aantal exemplaren per dag.

6.

Handtekening van de kapitein.

7.

Manier van wegen: schatten, wegen aan boord.

8.

In het logboek wordt de hoeveelheid in equivalent levend gewicht genoteerd en worden de in de evaluatie gebruikte omrekeningsfactoren vermeld.

 

Minimuminformatie in visserijlogboeken in geval van aanlanding of overlading:

1.

Data en haven van aanlanding of overlading.

2.

Producten:

a)

soorten en aanbiedingsvorm naar FAO-code;

b)

aantal vissen of dozen en hoeveelheid in kg.

3.

Handtekening van de kapitein of de gemachtigde.

4.

In geval van overlading: naam, vlag en ICCAT-nummer van het ontvangende vaartuig.


BIJLAGE III

ICCAT-REGELING INZAKE GEZAMENLIJKE INTERNATIONALE INSPECTIE

Overeenkomstig lid 3 van artikel IX van het ICCAT-verdrag beveelt ICCAT aan de volgende regelingen vast te stellen inzake internationale controle buiten de wateren onder nationale jurisdictie met het oog op waarborging van de toepassing van het ICCAT-verdrag en de maatregelen in het kader daarvan:

I.   Ernstige inbreuken

1.

Voor de toepassing van deze procedures gelden de volgende inbreuken op de door ICCAT aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen van ICCAT als ernstige inbreuken:

a)

het vissen zonder vergunning, toelating of machtiging van de CPC waarvan de vlag wordt gevoerd;

b)

het niet overeenkomstig de rapportagevoorschriften van ICCAT bijhouden van vangstaangiften en vangstgerelateerde gegevens of het apert verkeerd rapporteren van dergelijke vangst- of vangstgerelateerde gegevens;

c)

het vissen in een gesloten gebied;

d)

het vissen tijdens een gesloten seizoen;

e)

het opzettelijk vangen of aan boord houden van soorten in strijd met door ICCAT aangenomen ter zake geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen;

f)

het significant overschrijden van op grond van de ICCAT-voorschriften geldende vangstbeperkingen of quota;

g)

het gebruiken van verboden vistuig;

h)

het vervalsen of verbergen van de kentekens, de identiteit of het inschrijvingsnummer van een vissersvaartuig;

i)

het achterhouden, vervalsen of laten verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is voor het onderzoek van een inbreuk;

j)

het begaan van meerdere inbreuken die samen een ernstige schending van de geldende ICCAT-maatregelen vormen;

k)

het belagen, weerstaan, intimideren, seksueel intimideren, beïnvloeden, hinderen of belemmeren van een erkende inspecteur of waarnemer;

l)

het knoeien met of onklaar maken van het VMS;

m)

andere eventueel door ICCAT omschreven inbreuken zodra deze zijn opgenomen en verspreid in een herziene versie van deze procedures;

n)

het verstoren van de werking van het satellietvolgsysteem of het exploiteren van een vaartuig zonder een VMS;

o)

overlading op zee.

2.

Indien de erkende inspecteurs bij een inspectie aan boord van een vissersvaartuig een activiteit of toestand opmerken die een in punt 1 gedefinieerde ernstige inbreuk kan vormen, stellen de autoriteiten van de vlaggenstaat van het inspectievaartuig de vlaggenstaat van het vissersvaartuig daarvan onverwijld in kennis, zowel rechtstreeks als via het ICCAT-secretariaat. In dergelijke situaties zou de inspecteur tevens elk inspectievaartuig van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig waarvan bekend is dat het zich in de buurt bevindt, daarvan in kennis moeten stellen.

3.

De ICCAT-inspecteurs registreren de verrichte inspecties en de (eventueel) vastgestelde inbreuken in het logboek van het vissersvaartuig.

4.

De vlaggenstaat-CPC zorgt ervoor dat naar aanleiding van de in punt 2 van deze bijlage bedoelde inspectie het betrokken vissersvaartuig elke visserijactiviteit stopzet. De vlaggenstaat-CPC verzoekt het vissersvaartuig zich binnen 72 uur naar een door hem aangewezen haven te begeven, waar een onderzoek wordt ingesteld.

5.

In het geval dat tijdens een inspectie een activiteit of toestand wordt opgemerkt die een ernstige inbreuk kan vormen, moet het vaartuig worden onderzocht volgens de procedures die zijn beschreven in ICCAT-aanbeveling 11-18 tot verdere wijziging van aanbeveling 09-10 tot vaststelling van een lijst van vaartuigen die vermoedelijk illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten hebben verricht in het ICCAT-verdragsgebied, rekening houdend met respons- en andere follow-upmaatregelen.

II.   Uitvoering van inspecties

6.

De inspecties worden uitgevoerd door inspecteurs die door de verdragsluitende regeringen zijn aangewezen. De namen van de daartoe bevoegde overheidsinstanties en daartoe door hun respectieve overheden aangewezen individuele inspecteurs worden aan de ICCAT-commissie gemeld.

7.

Inspectievaartuigen die overeenkomstig deze bijlage internationale inspecties aan boord uitvoeren, voeren een speciale vlag of wimpel die door de ICCAT-commissie is goedgekeurd en door het ICCAT-secretariaat is verstrekt. De namen van de vaartuigen die hiervoor worden gebruikt, worden vóór aanvang van de inspectieactiviteiten zo spoedig als praktisch haalbaar aan het ICCAT-secretariaat gemeld. Het ICCAT-secretariaat stelt informatie betreffende de aangewezen inspectievaartuigen beschikbaar aan alle CPC's, onder meer door deze informatie op zijn met een wachtwoord beveiligde website te publiceren.

8.

De inspecteurs moeten in het bezit zijn van een passend, door de autoriteiten van de vlaggenstaat verstrekt identiteitsbewijs volgens het model in punt 21.

9.

Onverminderd de in punt 16 bedoelde overeengekomen regelingen moet een vissersvaartuig dat de vlag voert van een verdragsluitende partij en dat in het ICCAT-verdragsgebied buiten de onder nationale jurisdictie vallende wateren op tonijn of tonijnachtigen vist, halt houden wanneer het desbetreffende sein uit het internationale seinboek is gegeven door een vaartuig dat onder de in punt 7 beschreven ICCAT-wimpel vaart en dat een inspecteur aan boord heeft, tenzij het vissersvaartuig op dat ogenblik visserijactiviteiten aan het uitoefenen is, in welk geval het onmiddellijk halt moet houden zodra deze activiteiten zijn beëindigd. De kapitein van het vissersvaartuig dient het inspectieteam, zoals gespecificeerd in punt 10, toe te staan om aan boord van het vaartuig te komen, en moet voor een loodsladder zorgen. De kapitein stemt in met alle controles van apparatuur, vangst, vistuig en relevante documenten die de inspecteur noodzakelijk acht om de naleving te verifiëren van de geldende ICCAT-aanbevelingen ten aanzien van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig dat wordt geïnspecteerd. Voorts mogen inspecteurs alle uitleg vragen die zij nodig achten.

10.

De grootte van het inspectieteam dient rekening houdend met de betreffende omstandigheden te worden bepaald door de commandant van het inspectievaartuig. Het inspectieteam moet zo klein zijn als mogelijk is om de in deze bijlage bepaalde taken veilig te kunnen uitvoeren.

11.

Bij het aan boord komen van het vissersvaartuig moeten de inspecteurs het in punt 8 beschreven identiteitsbewijs overleggen. De inspecteurs houden zich aan de algemeen geaccepteerde internationale regelgeving, procedures en praktijken met betrekking tot de veiligheid van het geïnspecteerde vissersvaartuig en zijn bemanning, verstoren de visserijactiviteiten of het stuwen van producten zo min mogelijk en vermijden, voor zover praktisch mogelijk, handelingen die een negatief effect kunnen hebben op de kwaliteit van de vangst aan boord. Bij hun onderzoek gaan de inspecteurs alleen na of de geldende ICCAT-aanbevelingen ten aanzien van de vlaggenstaat van het betrokken vissersvaartuig worden nageleefd. Hierbij kunnen de inspecteurs de kapitein van het vissersvaartuig verzoeken om alle nodige medewerking. De inspecteurs stellen een inspectieverslag op in een door de ICCAT-commissie goedgekeurde vorm. Zij ondertekenen het verslag in aanwezigheid van de kapitein van het vissersvaartuig, die opmerkingen die hij of zij nuttig acht mag toevoegen of laten toevoegen, en deze opmerkingen ondertekent.

12.

Een kopie van het verslag wordt verstrekt aan de kapitein van het vissersvaartuig en aan de overheid van het inspectieteam, die op haar beurt een kopie bezorgt aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig en aan ICCAT. Indien een schending van de ICCAT-aanbevelingen wordt geconstateerd, stelt de inspecteur zo mogelijk ook elk inspectievaartuig van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig waarvan bekend is dat het zich in de buurt bevindt, daarvan in kennis.

13.

Verzet tegen inspecteurs of niet-uitvoering van hun instructies wordt door de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig op gelijke wijze behandeld als dergelijk gedrag ten opzichte van een nationale inspecteur.

14.

Inspecteurs voeren de in het kader van deze regelingen aan hen toevertrouwde taken uit overeenkomstig de in deze verordening bepaalde voorschriften, doch blijven onder het operationele toezicht van hun nationale autoriteiten staan en zijn hun verantwoording verschuldigd;

15.

De verdragsluitende regeringen geven aan inspectieverslagen, waarnemingsinformatiebladen overeenkomstig ICCAT-aanbeveling 94-09 en verklaringen op grond van documentinspecties door buitenlandse inspecteurs in het kader van deze regelingen, dezelfde waarde en hetzelfde gevolg als zij overeenkomstig hun nationale wetgeving doen ten aanzien van de door hun eigen inspecteurs opgemaakte verslagen. De bepalingen van dit punt verplicht een verdragsluitende regering er niet toe aan een verslag dat is opgesteld door een buitenlandse inspecteur grotere bewijskracht toe te kennen dan het in het eigen land van de inspecteur zou hebben. De verdragsluitende regeringen werken samen ten einde gerechtelijke of andere procedures die voortvloeien uit een in het kader van deze regelingen door een inspecteur ingediend rapport, te vergemakkelijken.

16.

a)

De verdragsluitende regeringen stellen de ICCAT-commissie uiterlijk op 1 januari van elk jaar in kennis van hun voorlopige plannen voor de uitvoering van inspectieactiviteiten uit hoofde van ICCAT-aanbeveling 16-05 in dat kalenderjaar. De ICCAT-commissie kan aan de verdragsluitende regeringen suggesties doen voor de coördinatie van nationale activiteiten op dit gebied, ook ten aanzien van het aantal inspecteurs en het aantal vaartuigen met inspecteurs aan boord;

b)

De in ICCAT-aanbeveling 16-05 vastgestelde regelingen en de plannen voor de deelname daaraan zijn van toepassing tussen de verdragsluitende regeringen, tenzij zij onderling anders zijn overeengekomen; de ICCAT-commissie wordt hiervan in kennis gesteld. De uitvoering van de regeling tussen twee verdragsluitende regeringen wordt echter geschorst indien één van hen de ICCAT-commissie hiervan, in afwachting van de sluiting van een dergelijke overeenkomst, in kennis heeft gesteld.

17.

a)

Het vistuig wordt geïnspecteerd overeenkomstig de regelgeving die van toepassing is op de sector waarin de inspectie plaatsvindt. De inspecteurs vermelden de sector waarvoor de inspectie heeft plaatsgevonden en geven een beschrijving van eventuele inbreuken die in het inspectieverslag zijn geconstateerd;

b)

De inspecteurs hebben de bevoegdheid om alle vistuig dat wordt gebruikt of dat zich aan boord bevindt, te inspecteren.

18.

De inspecteurs brengen een door de ICCAT-commissie goedgekeurd identificatiemerk aan op elk geïnspecteerd vistuig dat in strijd met de geldende ICCAT-aanbevelingen ten aanzien van de vlaggenstaat van het betrokken vissersvaartuig lijkt te zijn gebruikt en meldt dit in zijn rapport.

19.

De inspecteurs mogen het vistuig, de apparatuur, de documentatie en elk ander element dat zij noodzakelijk achten, zodanig fotograferen dat kenmerken die volgens hen niet in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving, zichtbaar zijn. In dat geval moeten de gefotografeerde elementen worden vermeld in het verslag en kopieën van de foto's aan de kopie van het verslag aan de vlaggenstaat worden gehecht.

20.

De inspecteurs inspecteren waar nodig de gehele vangst aan boord om vast te stellen of deze in overeenstemming is met de ICCAT-aanbevelingen.

21.

Het model voor de identiteitskaart van inspecteurs is als volgt:

afmetingen: breedte 10,4 cm, lengte 7 cm.

Image 1