27.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 85/49


VERORDENING (EU) 2019/502 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 maart 2019

betreffende gemeenschappelijke regels ter waarborging van basisconnectiviteit in het luchtvervoer in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Unie

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Verdragen zijn niet meer van toepassing op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van een terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na die kennisgeving, namelijk met ingang van 30 maart 2019, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk en met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn besluit.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) worden de voorwaarden vastgesteld voor de toekenning van de exploitatievergunning van de Unie aan luchtvaartmaatschappijen en wordt de vrijheid vastgesteld om luchtdiensten binnen de EU te verrichten.

(3)

Bij gebreke van bijzondere voorschriften zou met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, wat de verhoudingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de resterende 27 lidstaten betreft, een eind komen aan alle rechten en verplichtingen die uit het Unierecht voortvloeien ten aanzien van markttoegang, zoals vastgesteld door Verordening (EG) nr. 1008/2008.

(4)

Bijgevolg moet een tijdelijk stel maatregelen worden vastgesteld waardoor luchtvaartmaatschappijen met een vergunning uit het Verenigd Koninkrijk luchtvervoersdiensten tussen het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk en de resterende 27 lidstaten kunnen blijven verrichten. Om een passend evenwicht tussen het Verenigd Koninkrijk en de resterende 27 lidstaten te garanderen, moeten de aldus verleende rechten afhankelijk worden gesteld van de toekenning van gelijkwaardige rechten door het Verenigd Koninkrijk aan luchtvaartmaatschappijen die in de Unie over een vergunning beschikken, en moeten zij worden onderworpen aan bepaalde voorwaarden die eerlijke concurrentie waarborgen.

(5)

Om het tijdelijke karakter ervan tot uiting te brengen, moet de toepassing van deze verordening tot een korte periode worden beperkt, onverminderd eventuele onderhandelingen en de inwerkingtreding van een toekomstige overeenkomst over het verrichten van luchtvervoersdiensten met het Verenigd Koninkrijk waarbij de Unie partij is. De Commissie moet, op haar aanbeveling, zo spoedig mogelijk worden gemachtigd om te onderhandelen over een algemene luchtvervoersovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk. Er moet onverwijld over een dergelijke overeenkomst worden onderhandeld en zij moet onverwijld worden gesloten.

(6)

Teneinde voor beide partijen gunstige niveaus van connectiviteit te behouden, moet voor zowel luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk als luchtvaartmaatschappijen uit de Unie worden voorzien in samenwerkingsregelingen op het gebied van marketing, zoals codesharing, in overeenstemming met het wederkerigheidsbeginsel.

(7)

Met het oog op de buitengewone en unieke omstandigheden waardoor het noodzakelijk is deze verordening vast te stellen, en overeenkomstig de Verdragen is het passend dat de Unie tijdelijk de relevante gedeelde bevoegdheid uitoefent die haar bij de Verdragen is toegedeeld. De duur van de eventuele gevolgen van deze verordening voor de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten moet echter strikt beperkt zijn. De door de Unie uitgeoefende bevoegdheid mag derhalve alleen worden uitgeoefend tijdens de toepassingsperiode van deze verordening. Dientengevolge zal de uitoefening door de Unie van de aldus uitgeoefende gedeelde bevoegdheid ophouden zodra deze verordening ophoudt van toepassing te zijn. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zullen de lidstaten vanaf dat moment hun bevoegdheid weer uitoefenen. Voorts zij eraan herinnerd dat, zoals bepaald in het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol nr. 25 betreffende de uitoefening van de gedeelde bevoegdheden, de uitoefening van bevoegdheden door de Unie in deze verordening enkel betrekking heeft op de door deze verordening geregelde materie en niet op het gehele gebied. De respectieve bevoegdheden van de Unie en de lidstaten met betrekking tot het sluiten van internationale overeenkomsten op het gebied van luchtvervoer moeten worden vastgesteld in overeenstemming met de Verdragen en met inachtneming van de relevante Uniewetgeving.

(8)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 moeten luchtvaartmaatschappijen uit de Unie, om een geldige exploitatievergunning te behouden, in het bijzonder te allen tijde voldoen aan de in die verordening vastgestelde eigendoms- en zeggenschapsvereisten. In het geval de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie plaatsvindt zonder het terugtrekkingsakkoord, zullen sommige luchtvaartmaatschappijen uit de Unie vanaf de uittredingsdatum waarschijnlijk moeilijkheden ondervinden bij de naleving van deze vereisten. Het is derhalve noodzakelijk noodmaatregelen te treffen. Overeenkomstig het beginsel van gelijke behandeling en het evenredigheidsbeginsel moeten die maatregelen worden beperkt tot wat strikt noodzakelijk is om de problemen aan te pakken die voortkomen uit een wanordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. Met het oog op dezelfde beginselen is het ook noodzakelijk om mechanismen in te stellen om nauwlettend toezicht op de vooruitgang richting de naleving van de eigendoms- en zeggenschapsvereisten mogelijk te maken en de exploitatievergunning in te trekken als dit gerechtvaardigd is. Om een abrupte stopzetting van de activiteiten te voorkomen en met name de repatriëring van de getroffen passagiers mogelijk te maken, moet de intrekking van een niet-conforme exploitatievergunning, in het geval geen passend plan voor remediërende maatregelen is ingediend, twee weken na het besluit tot intrekking van kracht worden.

(9)

Deze verordening mag de lidstaten niet beletten vergunningen af te geven voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten door luchtvaartmaatschappijen uit de Unie in het kader van de uitoefening van de hun door het Verenigd Koninkrijk verleende rechten, op dezelfde manier als in situaties die zich voordoen in het kader van internationale overeenkomsten. Met betrekking tot deze vergunningen mogen de lidstaten geen onderscheid maken tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

(10)

De Commissie en de lidstaten moeten de problemen oplossen die gevolgen kunnen hebben voor de bestaande verkeersverdelingsregelingen ten gevolge van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. In het bijzonder moeten passende maatregelen worden getroffen zodat de volledige naleving van deze regelingen kan worden gegarandeerd en zo veel mogelijk voor een ordelijke overgang kan worden gezorgd teneinde verstoringen voor passagiers en bedrijven in de Unie te voorkomen.

(11)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend wat betreft de vaststelling van maatregelen om een eerlijke mate van wederkerigheid te garanderen tussen de rechten die de Unie en het Verenigd Koninkrijk eenzijdig toekennen aan elkaars luchtvaartmaatschappijen, en om te garanderen dat luchtvaartmaatschappijen uit de Unie eerlijk met luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk kunnen concurreren bij het verrichten van luchtdiensten. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4). Gezien de potentiële gevolgen ervan voor de connectiviteit in het luchtvervoer van de lidstaten moet bij de vaststelling van die maatregelen de onderzoeksprocedure worden toegepast. De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dat, in naar behoren gerechtvaardigde gevallen, om dwingende redenen van urgentie is vereist. Deze naar behoren gerechtvaardigde gevallen kunnen betrekking hebben op de gevallen waarin het Verenigd Koninkrijk nalaat gelijkwaardige rechten toe te kennen aan luchtvaartmaatschappijen uit de Unie en daardoor een duidelijke onevenwichtigheid veroorzaakt, of waarin de economische levensvatbaarheid van luchtvaartmaatschappijen uit de Unie in gevaar wordt gebracht door minder gunstige mededingingsvoorwaarden dan de mededingingsvoorwaarden die luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk genieten bij het verrichten van luchtvervoersdiensten die onder deze verordening vallen.

(12)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van voorlopige maatregelen om het luchtvervoer tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk te regelen in geval er geen terugtrekkingsakkoord komt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de effecten ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(13)

Gibraltar valt niet binnen de territoriale werkingssfeer van deze verordening en de hierin vervatte verwijzingen naar het Verenigd Koninkrijk hebben geen betrekking op Gibraltar.

(14)

Deze verordening laat de rechtsopvatting van het Koninkrijk Spanje betreffende de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven van Gibraltar gelegen is, onverlet.

(15)

De bepalingen van deze verordening moeten dringend van kracht worden en moeten in beginsel gelden vanaf de dag na die waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, tenzij uiterlijk op die datum een met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden. Om evenwel de nodige administratieve procedures zo snel mogelijk te kunnen voeren, moeten sommige bepalingen van toepassing zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

In deze verordening wordt een tijdelijk stel maatregelen vastgesteld die het luchtvervoer tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna „het Verenigd Koninkrijk” genoemd) regelen nadat dit land zich uit de Unie heeft teruggetrokken.

Artikel 2

Uitoefening van de bevoegdheid

1.   De uitoefening van de bevoegdheid van de Unie op grond van deze verordening is beperkt tot de toepassingsperiode van deze verordening zoals vastgesteld in artikel 16, lid 4. Nadat deze periode is afgelopen, houdt de Unie onmiddellijk op die bevoegdheid uit te oefenen en oefenen de lidstaten hun bevoegdheid weer uit overeenkomstig artikel 2, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

2.   De uitoefening van de bevoegdheid van de Unie op grond van deze verordening laat de bevoegdheid van de lidstaten inzake verkeersrechten bij de eventuele lopende of toekomstige onderhandelingen over en ondertekening of sluiting van internationale overeenkomsten met betrekking tot luchtdiensten met elk ander derde land, en met het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de periode nadat deze verordening is opgehouden van toepassing te zijn, onverlet.

3.   De in lid 1 bedoelde uitoefening van de bevoegdheid door de Unie heeft enkel betrekking op de door deze verordening geregelde materie.

4.   Deze verordening laat de respectieve bevoegdheden van de Unie en de lidstaten op het gebied van luchtvervoer met betrekking tot andere materie dan de door deze verordening geregelde materie onverlet.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „luchtvervoer”: het afzonderlijke of gecombineerde vervoer per luchtvaartuig van passagiers, bagage, vracht en post, dat tegen vergoeding of betaling van huur aan het publiek wordt aangeboden en dat geregelde en niet-geregelde luchtdiensten omvat;

2.   „internationaal luchtvervoer”: luchtvervoer door het luchtruim boven het grondgebied van meer dan één staat;

3.   „luchtvaartmaatschappij uit de Unie”: een luchtvaartmaatschappij met een geldige, door een bevoegde vergunningverlenende autoriteit overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 1008/2008 afgegeven exploitatievergunning;

4.   „luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk”: een luchtvaartmaatschappij die:

a)

haar hoofdvestiging in het Verenigd Koninkrijk heeft, en

b)

aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

i)

het Verenigd Koninkrijk en/of ingezetenen van het Verenigd Koninkrijk zijn voor meer dan 50 % eigenaar van de onderneming en oefenen daarover daadwerkelijke zeggenschap uit, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer tussenbedrijven, of

ii)

lidstaten van de Unie en/of ingezetenen van lidstaten van de Unie en/of andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en/of ingezetenen van die staten, zijn, in enigerlei combinatie, alleen of samen met het Verenigd Koninkrijk en/of ingezetenen van het Verenigd Koninkrijk, voor meer dan 50 % eigenaar van de onderneming en oefenen daarover daadwerkelijke zeggenschap uit, hetzij direct, hetzij via een of meer tussenbedrijven;

c)

in het in punt b), ii), bedoelde geval: in het bezit was van een geldige exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 op de dag vóór de in artikel 16, lid 2, eerste alinea, vastgestelde eerste dag van toepassing van deze verordening;

5.   „daadwerkelijke zeggenschap”: een relatie gebaseerd op rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen en gelet op de desbetreffende feitelijke of juridische omstandigheden, de mogelijkheid bieden om direct of indirect een beslissende invloed uit te oefenen op een onderneming, meer bepaald via:

a)

het recht om alle of een gedeelte van de activa van een onderneming te gebruiken;

b)

rechten of overeenkomsten waardoor een beslissende invloed kan worden uitgeoefend op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming of waardoor anderszins een beslissende invloed kan worden uitgeoefend op de bedrijfsvoering van de onderneming;

6.   „mededingingsrecht”: het recht dat tot doel heeft de volgende gedragingen te voorkomen, voor zover die luchtvervoersdiensten ongunstig kunnen beïnvloeden:

a)

gedragingen die bestaan in:

i)

overeenkomsten tussen luchtvaartmaatschappijen, besluiten van verenigingen van luchtvaartmaatschappijen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;

ii)

misbruik van een machtspositie door een of meer luchtvaartmaatschappijen;

iii)

maatregelen die het Verenigd Koninkrijk neemt of handhaaft met betrekking tot overheidsbedrijven en ondernemingen waaraan het bijzondere of uitsluitende rechten verleent en die in strijd zijn met punt i) of punt ii), en

b)

concentraties tussen luchtvaartmaatschappijen die de daadwerkelijke mededinging op significante wijze belemmeren, met name als gevolg van het in het leven roepen of versterken van een machtspositie;

7.   „subsidie”: alle door de overheid of door een andere openbare instantie aan een luchtvaartmaatschappij verleende financiële bijdragen waarmee een voordeel wordt verleend, en met inbegrip van:

a)

de directe overdracht van middelen, zoals subsidies, leningen of kapitaalinbreng, de mogelijke rechtstreekse overdracht van middelen, het overnemen van verplichtingen, zoals leninggaranties, kapitaalinjecties, eigendom, bescherming tegen faillissement of verzekering;

b)

de derving of niet-inning van inkomsten die normaal gesproken de overheid toekomen;

c)

de levering van goederen en diensten niet zijnde algemene infrastructuur, of de inkoop van goederen of diensten, of

d)

het doen van betalingen aan een financieringsmechanisme of het feit dat een particuliere instantie wordt belast met of de uitvoering krijgt opgedragen van een of meer van de onder a), b) en c) vermelde functies die de overheid of een andere overheidsinstantie normaal gesproken zelf zou vervullen en die in werkelijkheid niet afwijken van praktijken die overheidsinstanties plegen te volgen.

Met een financiële bijdrage van een overheid of een andere overheidsinstantie wordt niet geacht een voordeel te zijn verleend indien een particuliere marktdeelnemer die zich uitsluitend door winstgevendheidsvooruitzichten laat leiden, in dezelfde situatie als de betrokken overheidsinstantie, dezelfde financiële bijdrage had verstrekt;

8.   „onafhankelijke mededingingsautoriteit”: een autoriteit belast met de toepassing en handhaving van het mededingingsrecht en het toezicht op subsidies, en die aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

a)

de autoriteit is operationeel onafhankelijk en is afdoende uitgerust met de middelen die nodig zijn om haar taken uit te voeren;

b)

bij de vervulling van haar taken en de uitoefening van haar bevoegdheden beschikt de autoriteit over de nodige garanties voor haar onafhankelijkheid van politieke of andere externe beïnvloeding en treedt zij onpartijdig op, en

c)

de besluiten van de autoriteit zijn aan rechterlijke toetsing onderworpen;

9.   „discriminatie”: een onderscheid zonder objectieve rechtvaardiging ten aanzien van de levering van goederen of diensten, met inbegrip van openbare diensten, die worden gebruikt voor luchtvervoersdiensten, of ten aanzien van de behandeling daarvan door overheidsinstanties die relevant zijn voor dergelijke diensten;

10.   „geregelde luchtdienst”: een reeks vluchten die elk alle volgende kenmerken bezitten:

a)

voor elke vlucht kunnen door het publiek individueel plaatsen en/of vervoerscapaciteit voor vracht en/of post worden gekocht (rechtstreeks van de luchtvaartmaatschappij of via haar erkende agenten);

b)

zij worden uitgevoerd om het vervoer tussen dezelfde twee of meer luchthavens te verzorgen:

i)

hetzij volgens een gepubliceerde dienstregeling;

ii)

hetzij met een zodanige regelmaat of frequentie dat zij duidelijk een systematische reeks vormen;

11.   „niet-geregelde luchtdienst”: een commerciële luchtdienst die anders dan als een geregelde luchtdienst wordt uitgevoerd;

12.   „grondgebied van de Unie”: het landgebied, de maritieme binnenwateren en de territoriale zee van de lidstaten waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn op de voorwaarden die in die Verdragen zijn neergelegd, en het bovenliggende luchtruim;

13.   „grondgebied van het Verenigd Koninkrijk”: het landgebied, de maritieme binnenwateren en de territoriale zee van het Verenigd Koninkrijk, en het bovenliggende luchtruim;

14.   „Verdrag van Chicago”: het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944.

Artikel 4

Verkeersrechten

1.   Luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk mogen, op de in deze verordening vastgestelde voorwaarden het volgende doen:

a)

het grondgebied van de Unie overvliegen zonder er te landen;

b)

landen op het grondgebied van de Unie voor niet-verkeersgebonden doeleinden, in de zin van het Verdrag van Chicago;

c)

geregelde en niet-geregelde internationale luchtdiensten verrichten voor passagiers, een combinatie van passagiers en vracht, en vrachtdiensten tussen een punt op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk en een punt op het grondgebied van de Unie;

d)

gedurende een maximale periode van vijf maanden vanaf de eerste dag van toepassing als vastgesteld in de eerste alinea van artikel 16, lid 2, geregelde en niet-geregelde internationale luchtdiensten verrichten voor vrachtdiensten tussen een punt op het grondgebied van de Unie en een punt op het grondgebied van een derde land, als onderdeel van een dienst waarvan de herkomst of bestemming op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk ligt. De totale door luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk te leveren seizoenscapaciteit voor die diensten bedraagt niet meer dan het totale aantal frequenties dat die luchtvaartmaatschappijen voor die diensten bedienden tijdens, respectievelijk, het IATA-winterseizoen 2018 en het IATA-zomerseizoen 2018, pro rata temporis;

e)

gedurende een maximale periode van zeven maanden vanaf de eerste dag van toepassing als vastgesteld in de eerste alinea van artikel 16, lid 2, geregelde luchtdiensten blijven verrichten op routes waarvoor openbaredienstverplichtingen gelden indien het recht om te exploiteren vóór de datum van toepassing van deze verordening is verleend overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Verordening (EG) nr. 1008/2008, mits aan de voorwaarden voor die diensten als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1008/2008 is voldaan.

2.   De lidstaten gebruiken de in lid 1, onder e), bedoelde periode om eventuele maatregelen te nemen die nodig zijn om te waarborgen dat de noodzakelijk geachte openbare diensten worden voortgezet na het verstrijken van die periode, overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Verordening (EG) nr. 1008/2008.

3.   Met betrekking tot de periode waarin deze verordening van toepassing is, onderhandelen de lidstaten niet over, noch sluiten zij bilaterale overeenkomsten of regelingen met het Verenigd Koninkrijk over kwesties die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Met betrekking tot die periode kennen zij luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk, met betrekking tot het luchtvervoer, evenmin andere rechten toe dan de bij deze verordening toegekende rechten.

Artikel 5

Samenwerkingsregelingen op marketinggebied

1.   Luchtdiensten overeenkomstig artikel 4 van deze verordening kunnen worden verricht op basis van samenwerkingsregelingen op marketinggebied, bijvoorbeeld overeenkomsten inzake voorbehouden capaciteit of codesharingafspraken, en wel als volgt:

a)

de luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk kan optreden als verkopende luchtvaartmaatschappij in samenwerking met elke exploiterende luchtvaartmaatschappij die een luchtvaartmaatschappij uit de Unie of een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk is, of in samenwerking met elke exploiterende luchtvaartmaatschappij uit een derde land die krachtens het recht van de Unie of, naargelang het geval, het recht van de betrokken lidstaat of lidstaten, de noodzakelijke verkeersrechten geniet, alsook het recht om haar luchtvaartmaatschappijen die rechten te laten uitoefenen door middel van de regeling in kwestie;

b)

de luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk kan optreden als exploiterende luchtvaartmaatschappij in samenwerking met elke verkopende luchtvaartmaatschappij die een luchtvaartmaatschappij uit de Unie of een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk is, of in samenwerking met elke verkopende luchtvaartmaatschappij uit een derde land die krachtens het recht van de Unie of, naargelang het geval, het recht van de betrokken lidstaat of lidstaten, de noodzakelijke routerechten geniet, alsook het recht om haar luchtvaartmaatschappijen die rechten te laten uitoefenen door middel van de regeling in kwestie.

2.   In geen geval oefent een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk door een beroep doen op samenwerkingsregelingen op marketinggebied, hetzij als een exploiterende luchtvaartmaatschappij, hetzij als een verkopende luchtvaartmaatschappij, andere rechten uit dan die waarin is voorzien in artikel 4, lid 1.

3.   In geen geval worden de krachtens lid 1 aan luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk verleende rechten aldus uitgelegd dat zij aan luchtvaartmaatschappijen uit een derde land andere rechten toe te kennen dan de rechten die zij genieten uit hoofde van het recht van de Unie of het recht van de betrokken lidstaat of lidstaten.

4.   De betrokken lidstaten eisen dat de in lid 1 bedoelde regelingen worden goedgekeurd door hun bevoegde autoriteiten met het oog op het verifiëren van naleving van de in dit artikel vastgestelde voorwaarden en van de toepasselijke voorschriften van het recht van de Unie en het nationale recht, met name wat veiligheid en beveiliging betreft.

Artikel 6

Leasing van vliegtuigen

1.   Bij de uitoefening van de rechten waarin is voorzien uit hoofde van artikel 4, lid 1, kan een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk luchtdiensten verrichten met haar eigen vliegtuigen en in alle volgende gevallen:

a)

met een door een verhuurder geleaset vliegtuig zonder bemanning;

b)

met een door een andere luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk geleaset vliegtuig met bemanning;

c)

met een door een luchtvaartmaatschappij uit een ander land dan het Verenigd Koninkrijk geleaset vliegtuig met bemanning, op voorwaarde dat leasing gerechtvaardigd is op grond van uitzonderlijke behoeften, seizoensgebonden capaciteitsbehoeften of operationele problemen van de huurder en dat de leasing niet langer duurt dan strikt noodzakelijk is voor het vervullen van die behoeften of het oplossen van die problemen.

2.   De betrokken lidstaten eisen dat de in lid 1 bedoelde regelingen worden goedgekeurd door hun bevoegde autoriteiten met het oog op het verifiëren van de naleving van de daarin vastgestelde voorwaarden en van de toepasselijke voorschriften van het recht van de Unie en het nationale recht, met name wat veiligheid en beveiliging betreft.

Artikel 7

Behandeling van exploitatievergunningen wat eigendoms- en zeggenschapsvereisten betreft

1.   In afwijking van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1008/2008, indien een luchtvaartmaatschappij die houder is van een exploitatievergunning die is verleend door een andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk niet langer voldoet aan de in artikel 4, onder f), van die verordening vastgestelde vereisten („eigendoms- en zeggenschapsvereisten”) als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, heeft niet-naleving van die vereisten geen gevolgen voor de geldigheid van de exploitatievergunning tot en met het einde van een periode van zes maanden volgend op de eerste dag van toepassing als vastgesteld in de eerste alinea van artikel 16, lid 2, van deze verordening, mits aan de in leden 2 tot en met 5 van dit artikel vastgestelde voorwaarden is voldaan.

2.   De luchtvaartmaatschappij dient binnen twee weken te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening een plan met corrigerende maatregelen in bij de bevoegde vergunningverlenende autoriteit. In dat plan worden de maatregelen om uiterlijk op de eerste dag die volgt op de in lid 1 van dit artikel bedoelde periode volledig te voldoen aan de eigendoms- en zeggenschapsvereisten volledig en nauwkeurig uiteengezet. Indien de luchtvaartmaatschappij binnen de gestelde termijn geen plan heeft ingediend, trekt de bevoegde vergunningverlenende autoriteit, nadat zij eerst de luchtvaartmaatschappij de kans heeft gegeven haar standpunt bekend te maken, de exploitatievergunning onmiddellijk in, zij het ten vroegste vanaf de datum bedoeld in artikel 16, lid 2, eerste alinea, en stelt zij de Commissie hiervan in kennis. Deze intrekking wordt twee weken na het besluit van de vergunningverlenende autoriteit van kracht, zij het ten vroegste vanaf de datum als bedoeld in artikel 16, lid 2. De bevoegde vergunningverlenende autoriteit stelt de luchtvaartmaatschappij in kennis van haar besluit en brengt de Commissie op de hoogte.

3.   Indien de betrokken luchtvaartmaatschappij binnen de in lid 2 bedoelde termijn een plan met corrigerende maatregelen heeft ingediend, beoordeelt de bevoegde vergunningverlenende autoriteit binnen twee maanden na ontvangst van het plan of de daarin opgenomen maatregelen ertoe zouden leiden dat de eigendoms- en zeggenschapsvereisten uiterlijk op de eerste dag die volgt op de in lid 1 bedoelde periode volledig worden nageleefd, en of het waarschijnlijk lijkt dat de luchtvaartmaatschappij de maatregelen uiterlijk op die datum zal hebben voltooid. De bevoegde vergunningverlenende autoriteit stelt de luchtvaartmaatschappij en de Commissie in kennis van haar beoordeling.

4.   Indien de bevoegde vergunningverlenende autoriteit, nadat zij eerst de betrokken luchtvaartmaatschappij de kans heeft gegeven haar standpunt bekend te maken, tot de conclusie komt dat de in het plan opgenomen maatregelen ertoe zouden leiden dat de eigendoms- en zeggenschapsvereisten uiterlijk op de eerste dag die volgt op de in lid 1 bedoelde periode volledig worden nageleefd, of indien het onwaarschijnlijk lijkt dat de betrokken luchtvaartmaatschappij de maatregelen uiterlijk op die datum zal hebben voltooid, kan zij de exploitatievergunning onmiddellijk intrekken. Deze intrekking wordt twee weken na het besluit van de vergunningverlenende autoriteit van kracht. De bevoegde vergunningverlenende autoriteit stelt de luchtvaartmaatschappij in kennis van haar besluit en brengt de Commissie op de hoogte.

5.   Wanneer de bevoegde vergunningverlenende autoriteit van oordeel is dat de in het plan vastgestelde maatregelen ertoe zouden leiden dat de eigendoms- en zeggenschapsvereisten uiterlijk op de eerste dag na de in lid 1 bedoelde periode volledig worden nageleefd, en wanneer het waarschijnlijk voorkomt dat de luchtvaartmaatschappij die maatregelen uiterlijk op die datum zal voltooien, houdt zij nauwlettend en permanent toezicht op de uitvoering van het plan en stelt zij de Commissie regelmatig van haar bevindingen op de hoogte.

6.   Aan het einde van de in lid 1 bedoelde periode beslist de bevoegde vergunningverlenende autoriteit of de luchtvaartmaatschappij volledig voldoet aan de eigendoms- en zeggenschapsvereisten. Als de bevoegde vergunningverlenende autoriteit, na de betrokken luchtvaartmaatschappij in de gelegenheid te hebben gesteld haar standpunt kenbaar te maken, besluit dat de luchtvaartmaatschappij niet volledig voldoet aan de eigendoms- en zeggenschapsvereisten, trekt zij de exploitatievergunning in vanaf de eerste dag na de in lid 1 bedoelde termijn.

7.   Wanneer de Commissie, na de bevoegde vergunningverlenende autoriteit en de betrokken luchtvaartmaatschappij in de gelegenheid te hebben gesteld hun standpunt kenbaar te maken, vaststelt dat de bevoegde vergunningverlenende autoriteit de desbetreffende exploitatievergunning niet heeft ingetrokken, hoewel deze intrekking vereist is op grond van lid 2 of lid 6 van dit artikel, verzoekt de Commissie de bevoegde vergunningverlenende autoriteit overeenkomstig artikel 15, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 de exploitatievergunning in te trekken. Artikel 15, lid 3, derde en vierde alinea, van die verordening is van toepassing.

8.   Dit artikel doet geen afbreuk aan de toepassing van de overige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1008/2008.

Artikel 8

De gelijkwaardigheid van rechten

1.   De Commissie ziet toe op de door het Verenigd Koninkrijk aan luchtvaartmaatschappijen uit de Unie toegekende rechten en op de voorwaarden voor de uitoefening daarvan.

2.   Wanneer de Commissie constateert dat de rechten die het Verenigd Koninkrijk aan luchtvaartmaatschappijen uit de Unie toekent rechtens of feitelijk niet gelijkwaardig zijn aan die welke op grond van deze verordening aan luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk zijn toegekend, of dat die rechten niet in gelijke mate voor alle luchtvaartmaatschappijen uit de Unie beschikbaar zijn, stelt zij, om de gelijkwaardigheid te herstellen, onverwijld uitvoeringshandelingen vast teneinde:

a)

beperkingen in te stellen van de voor geregelde luchtvervoersdiensten toegestane capaciteit die beschikbaar is voor luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk en te verlangen van de lidstaten dat zij de bestaande en nieuw toe te kennen exploitatievergunningen van luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk dienovereenkomstig aanpassen;

b)

te verlangen van de lidstaten dat zij de genoemde exploitatievergunningen weigeren, opschorten of intrekken, of

c)

financiële heffingen of operationele beperkingen op te leggen.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Zij worden vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde spoedprocedure indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen van een ernstig gebrek aan gelijkwaardigheid voor de toepassing van lid 2, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

Artikel 9

Eerlijke concurrentie

1.   De Commissie ziet toe op de voorwaarden waarop luchtvaartmaatschappijen uit de Unie concurreren met luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk bij het verrichten van luchtvervoersdiensten die onder deze verordening vallen.

2.   Wanneer de Commissie constateert dat, als gevolg van een van de in lid 3 van dit artikel genoemde situaties, die voorwaarden merkbaar minder gunstig zijn dan die welke luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk genieten, stelt zij, om die situatie te verhelpen, onverwijld uitvoeringshandelingen vast teneinde:

a)

beperkingen in te stellen van de voor geregelde luchtvervoersdiensten toegestane capaciteit die beschikbaar is voor luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk en verlangt van de lidstaten dat zij de bestaande en nieuw toe te kennen exploitatievergunningen van luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk dienovereenkomstig aanpassen;

b)

van de lidstaten te verlangen dat zij de genoemde exploitatievergunningen weigeren, opschorten of intrekken voor sommige of alle luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk, of

c)

financiële heffingen of operationele beperkingen op te leggen.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Zij worden vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde spoedprocedure indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen van bedreiging van de economische levensvatbaarheid van een of meer activiteiten van luchtvaartmaatschappijen uit de Unie, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

3.   De in lid 2 bedoelde uitvoeringshandelingen worden onder de in dat lid gepreciseerde voorwaarden vastgesteld om de volgende situaties te verhelpen:

a)

de toekenning van subsidies door het Verenigd Koninkrijk;

b)

het feit dat het Verenigd Koninkrijk niet beschikt over mededingingsrecht of dat niet daadwerkelijk toepast;

c)

het feit dat het Verenigd Koninkrijk geen onafhankelijke mededingingsautoriteit opricht of in stand houdt;

d)

de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van normen voor de bescherming van werknemers, de veiligheid, de beveiliging, het milieu of de passagiersrechten die minder streng zijn dan die welke in Unierecht zijn vastgesteld of, bij gebreke van bepalingen ter zake in het Unierecht, dan de normen die alle lidstaten toepassen, of hoe dan ook minder streng zijn dan de desbetreffende internationale normen;

e)

iedere vorm van discriminatie tegen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

4.   Voor de toepassing van lid 1 kan de Commissie de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk of luchthavens in het Verenigd Koninkrijk om inlichtingen verzoeken. Wanneer de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, de luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk of de luchthaven in het Verenigd Koninkrijk de verlangde inlichtingen niet binnen de door de Commissie gestelde redelijke termijn verschaffen, of wanneer zij onvolledige inlichtingen verschaffen, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen overeenkomstig lid 2.

5.   Verordening (EG) nr. 868/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5) is niet van toepassing op aangelegenheden die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen.

Artikel 10

Exploitatievergunning

1.   Onverminderd wetgeving van de Unie en nationale wetgeving inzake veiligheid in de luchtvaart, moeten luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk, om de hun op grond van artikel 4 toegekende rechten te kunnen uitoefenen, een exploitatievergunning verkrijgen in iedere lidstaat waarin zij actief willen zijn.

2.   Na ontvangst van een aanvraag voor een exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk kent de betrokken lidstaat de passende exploitatievergunning onverwijld toe, op voorwaarde dat:

a)

de aanvragende luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk beschikt over een overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk geldige exploitatievergunning, en

b)

door het Verenigd Koninkrijk op doeltreffende wijze wordt gecontroleerd of de aanvragende luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk de regelgeving naleeft, de bevoegde luchtvaartautoriteit duidelijk is vermeld en de luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk in het bezit is van een Air Operator Certificate (AOC) dat door genoemde autoriteit is afgegeven.

3.   Onverminderd de noodzaak om voldoende tijd te bieden om de nodige beoordelingen uit te voeren, zijn luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk gerechtigd hun aanvragen voor exploitatievergunningen in te dienen vanaf de dag waarop deze verordening in werking treedt. De lidstaten hebben de bevoegdheid om die aanvragen vanaf die dag goed te keuren, mits de voorwaarden voor deze goedkeuring zijn vervuld. Aldus toegekende vergunningen treden echter pas in werking op de in artikel 16, lid 2, eerste alinea, bedoelde eerste dag van toepassing.

Artikel 11

Operationele plannen, programma's en tijdschema's

1.   Luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk dienen de operationele plannen, programma's en tijdschema's voor luchtdiensten in bij de bevoegde autoriteiten van elke betrokken lidstaat, om deze te laten goedkeuren. Dit soort dossiers worden ingediend ten minste dertig dagen voordat de activiteiten van start gaan.

2.   Onder voorbehoud van artikel 10 mogen operationele plannen, programma's en tijdschema's voor het IATA-seizoen dat loopt op de in artikel 16, lid 2, eerste alinea, vastgestelde eerste dag van toepassing van deze verordening, en die voor het eerste daaropvolgende seizoen, worden ingediend — en goedgekeurd — vóór die datum.

3.   Deze verordening belet de lidstaten niet vergunningen af te geven voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten door luchtvaartmaatschappijen uit de Unie in het kader van de uitoefening van hun door het Verenigd Koninkrijk verleende rechten. Met betrekking tot die vergunningen mogen de lidstaten geen onderscheid maken tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

Artikel 12

Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen

1.   Lidstaten weigeren de exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk of, in voorkomend geval, trekken deze in of schorten deze op wanneer:

a)

de luchtvaartmaatschappij op grond van deze verordening niet als een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk wordt beschouwd, of

b)

de in artikel 10, lid 2, vastgestelde voorwaarden niet in acht worden genomen.

2.   De lidstaten weigeren de exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk, trekken deze in, schorten deze op, beperken deze of leggen daarvoor voorwaarden op, of beperken de activiteiten van die luchtvaartmaatschappij of leggen daarvoor voorwaarden op, in de volgende omstandigheden:

a)

de toepasselijke veiligheids- en beveiligingsvereisten worden niet in acht genomen;

b)

de toepasselijke vereisten met betrekking tot de toelating tot, de activiteiten binnen, of het verlaten van het grondgebied van de betrokken lidstaten van luchtvaartuigen die luchtvervoer uitvoeren, worden niet in acht genomen;

c)

de toepasselijke vereisten met betrekking tot de toelating tot, de activiteiten binnen, of het verlaten van het grondgebied van de betrokken lidstaten van passagiers, bemanning, bagage, vracht en/of post aan boord van luchtvaartuigen (met inbegrip van de formaliteiten verbonden aan binnenkomst, inklaring, immigratie, paspoorten, douane en quarantaine of, in het geval van post, postvoorschriften) worden niet in acht genomen.

3.   De lidstaten weigeren de exploitatievergunning van luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk, trekken deze in, schorten deze op, beperken deze of leggen daarvoor voorwaarden op, of beperken de activiteiten van die luchtvaartmaatschappijen of leggen daarvoor voorwaarden op, wanneer zij daarom, in overeenstemming met artikel 8 of artikel 9, door de Commissie worden verzocht.

4.   De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten onverwijld in kennis van besluiten om de exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk in overeenstemming met de leden 1 en 2 te weigeren of in te trekken.

Artikel 13

Certificaten en vergunningen

Luchtwaardigheidscertificaten, bevoegdheidsbewijzen en vergunningen afgegeven of geldig verklaard door het Verenigd Koninkrijk die nog steeds geldig zijn, worden door de lidstaten als geldig erkend ten behoeve van het op grond van deze verordening verrichten van luchtdiensten door luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk, mits die certificaten of vergunningen zijn afgegeven of geldig verklaard krachtens en onder eerbiediging van ten minste de op grond van het Verdrag van Chicago vastgestelde internationale normen ter zake.

Artikel 14

Overleg en samenwerking

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten overleggen en werken samen met de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk voor zover nodig is om de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen.

2.   De lidstaten verschaffen de Commissie op verzoek onverwijld alle in overeenstemming met lid 1 van dit artikel verkregen inlichtingen of alle andere inlichtingen die voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 8 en 9 relevant zijn.

Artikel 15

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 1008/2008 opgerichte comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van die verordening, van toepassing.

Artikel 16

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Zij is van toepassing met ingang van de dag na die waarop het Unierecht ophoudt van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 50, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Artikel 7, artikel 10, lid 3, en artikel 11, lid 2, zijn evenwel van toepassing met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening.

3.   Deze verordening is niet van toepassing indien een met het Verenigd Koninkrijk in overeenstemming met artikel 50, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie gesloten terugtrekkingsakkoord van kracht is geworden uiterlijk op de in lid 2, eerste alinea, bedoelde datum.

4.   Deze verordening is niet langer van toepassing vanaf het eerstkomende van de volgende twee tijdstippen:

a)

de datum waarop een algemene overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot het verrichten van luchtvervoer waarbij de Unie partij is, in werking treedt of, in voorkomend geval, voorlopig wordt toegepast, of

b)

30 maart 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 25 maart 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  Advies van 20 februari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 19 maart 2019.

(3)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).

(4)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(5)  Verordening (EG) nr. 868/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende bescherming tegen aan communautaire luchtvaartmaatschappijen schade toebrengende subsidiëring en oneerlijke tariefpraktijken bij de levering van luchtdiensten vanuit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 1).