12.2.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/244 VAN DE COMMISSIE

van 11 februari 2019

tot instelling van een definitief compenserend recht op invoer van biodiesel van oorsprong uit Argentinië

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie („de basisverordening”) (1), en met name artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Opening van het onderzoek

(1)

Op 31 januari 2018 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een antisubsidieonderzoek geopend met betrekking tot de invoer in de Europese Unie van biodiesel van oorsprong uit Argentinië („het betrokken land”) op basis van artikel 10 van Verordening (EU) 2016/1037. Zij heeft daartoe een bericht van inleiding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) („het bericht van inleiding”).

(2)

De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 18 december 2017 namens producenten werd ingediend door de European Biodiesel Board („EBB” of „de klager”). De klager vertegenwoordigt circa 70 % van de totale productie van biodiesel in de Unie. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal inzake subsidiëring en dreigende schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om de opening van het onderzoek te rechtvaardigen.

(3)

Vóór de opening van het antisubsidieonderzoek heeft de Commissie de Argentijnse overheid (3) ervan in kennis gesteld dat zij een door het nodige bewijsmateriaal gestaafde klacht had ontvangen en heeft zij de Argentijnse overheid voor overleg uitgenodigd overeenkomstig artikel 10, lid 7, van de basisverordening. De Argentijnse overheid heeft de uitnodiging aangenomen en het overleg heeft op 24 januari 2018 plaatsgevonden. Tijdens het overleg en daaropvolgende uitwisselingen met de Argentijnse overheid werd naar behoren nota genomen van de opmerkingen van de Argentijnse overheid. Er kon echter geen overeenstemming worden bereikt.

(4)

Na het bericht van inleiding heeft de Commissie in dit verband opmerkingen ontvangen van de Argentijnse Kamer van Biobrandstoffen (Cámara Argentina de Biocombustibles, „CARBIO”). In haar opmerkingen heeft CARBIO gesteld dat de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel geen subsidie ontvangt en dat de invoer van Argentijnse biodiesel geen dreiging van aanmerkelijke schade oplevert voor de bedrijfstak van de Unie.

(5)

Wat betreft het bewijsmateriaal inzake subsidiëring in de inleidingsfase, heeft de Commissie de openbare versie van de klacht beschikbaar gesteld en gaf zij haar analyse van het in die fase beschikbare bewijsmateriaal in het memorandum over de toereikendheid van het bewijsmateriaal op grond waarvan het onderzoek was geopend.

(6)

Met betrekking tot het bewijsmateriaal inzake dreiging van schade heeft CARBIO aangevoerd dat de klager onvoldoende bewijsmateriaal heeft verstrekt wat de criteria van artikel 8, lid 8, van de basisverordening betreft, met name betreffende de aanzienlijke toename van de invoer, de vrij beschikbare capaciteit in Argentinië en het prijseffect van de invoer uit Argentinië. De argumentatie van CARBIO was echter grotendeels gebaseerd op al te pessimistische inschattingen van de ontwikkeling van de Argentijnse uitvoer in 2018, die door CARBIO voor heel 2018 werd geschat op 480 000 ton naar alle landen van de wereld, zonder nadere onderbouwing van dit lage cijfer dat 70 % onder het dienovereenkomstige cijfer van 2016 en 2017 lag (4). Bij een dergelijk laag niveau zou de invoer uit Argentinië beweerdelijk geen dreiging van schade voor de bedrijfstak van de Unie opleveren. De Commissie ging uit van het in de klacht verstrekte bewijsmateriaal (gebaseerd op de werkelijke invoer tot augustus 2017 en schattingen voor 2018 op basis van productiecijfers in het GAIN-verslag (5)), dat duidde op een veel hoger niveau van invoer. CARBIO heeft bevestigd dat de productiecapaciteit in Argentinië het binnenlandse verbruik inderdaad aanzienlijk overschrijdt, met meer dan 3 miljoen ton.

(7)

Bijgevolg werden deze argumenten afgewezen.

1.2.   Registratie van de invoer

(8)

Op 21 februari 2018 diende de klager een verzoek tot registratie van de invoer van biodiesel van oorsprong uit Argentinië in overeenkomstig artikel 24, lid 5, van de basisverordening. Op 24 mei 2018 heeft de Commissie Uitvoeringsverordening (EU) 2018/756 („de registratieverordening”) (6) bekendgemaakt, uit hoofde waarvan de invoer van biodiesel van oorsprong uit Argentinië per 25 mei 2018 aan registratie is onderworpen.

(9)

In antwoord op het verzoek tot registratie dienden belanghebbenden opmerkingen in waarop door de Commissie werd ingegaan in de registratieverordening. De Commissie beschikte over voldoende bewijsmateriaal om de registratie van de invoer te rechtvaardigen.

(10)

Op grond van artikel 24, lid 5, van de basisverordening wordt de invoer van het betrokken product geregistreerd zodat, indien het onderzoek leidt tot de instelling van compenserende rechten, deze rechten overeenkomstig de toepasselijke wettelijke bepalingen met terugwerkende kracht op de geregistreerde invoer kunnen worden geheven indien aan de nodige voorwaarden is voldaan.

(11)

Na de bekendmaking van de registratieverordening heeft de Commissie in dit verband opmerkingen ontvangen van de Argentijnse overheid en CARBIO.

(12)

Volgens de opmerkingen van de Argentijnse overheid zou de Commissie onvoldoende bewijs van subsidiëring hebben overgelegd en niet hebben aangetoond dat schade voor de bedrijfstak van de Unie is veroorzaakt door massale invoer van Argentijnse biodiesel in een betrekkelijk korte periode.

(13)

Zoals uiteengezet in de overwegingen 5 tot en met 7 was de Commissie van oordeel dat zij ten tijde van de opening beschikte over voldoende bewijsmateriaal inzake subsidiëring en dreiging van schade. Bovendien heeft de Commissie in overweging 14 van de registratieverordening bewijs geleverd van een enorme stijging van de Argentijnse invoer van biodiesel in absolute termen en in termen van marktaandeel in de periode van augustus 2017 tot en met maart 2018, wat zou kunnen duiden op het bestaan van aanmerkelijke schade tegen het einde van het onderzoektijdvak. Bijgevolg werden die beweringen van de hand gewezen.

1.3.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(14)

Het onderzoek naar subsidiëring en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2014 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

1.4.   Belanghebbenden

(15)

In het bericht van inleiding zijn de belanghebbenden uitgenodigd contact met de Commissie op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs en de Argentijnse overheid, de haar bekende importeurs, leveranciers en gebruikers, handelaren, alsmede de haar bekende betrokken verenigingen op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen verzocht daaraan mee te werken.

(16)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het onderzoek en te verzoeken om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

1.5.   Steekproeven

(17)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening.

1.5.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(18)

In haar bericht van inleiding heeft de Commissie meegedeeld dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Bij het samenstellen van de steekproef ging de Commissie uit van de grootste representatieve productiehoeveelheid die redelijkerwijs binnen de beschikbare tijd kon worden onderzocht.

(19)

De voorlopige steekproef bestond uit drie producenten in de Unie en vertegenwoordigde een brede geografische spreiding. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 19 % van het totale productievolume van de bedrijfstak van de Unie. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen ten aanzien van de samenstelling van de voorlopige steekproef verzocht.

(20)

De Commissie heeft onderbouwde opmerkingen over de samenstelling van de voorlopige steekproef ontvangen van CARBIO, Greenergy Fuels Limited en de klager. De overwegingen 310 tot en met 313 omvatten een meer gedetailleerde analyse van die opmerkingen.

(21)

Als gevolg daarvan heeft de Commissie een van de in de voorlopige steekproef opgenomen producenten in de Unie vervangen door een andere producent in de Unie. De definitieve steekproef bestond uit drie producenten in de Unie, die in drie verschillende lidstaten gevestigd zijn. Zij vertegenwoordigden meer dan 23 % van de productie in de Unie.

1.5.2.   Steekproef van importeurs

(22)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken.

(23)

Twee niet-verbonden importeurs hebben de gevraagde informatie verstrekt en hebben ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het geringe aantal niet-verbonden importeurs heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk is.

1.5.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in Argentinië

(24)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in Argentinië verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Argentijnse autoriteiten verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, aan te wijzen en/of contact met hen op te nemen.

(25)

Negen producenten uit het betrokken land hebben de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. De Commissie heeft één onderneming van de steekproef uitgesloten, omdat zij in het onderzoektijdvak geen biodiesel naar de Unie heeft uitgevoerd. De overige acht ondernemingen of groepen van ondernemingen vertegenwoordigden 100 % van de uitvoer naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), van de basisverordening heeft de Commissie de volgende steekproef van drie groepen van producenten-exporteurs samengesteld op basis van het grootste representatieve volume van uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht:

Groep Renova (Molinos Agro SA, Oleaginosa Moreno Hermanos SACIFIyA, Vicentin SAIC), Argentinië;

Groep T6 (Aceitera General Deheza SA, Bunge Argentina SA), Argentinië;

Louis Dreyfus Commodities („LDC”) Argentina SA, Argentinië.

(26)

De in de steekproef opgenomen groepen van producenten-exporteurs vertegenwoordigden 84 % van de totale uitvoer van het betrokken product naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak.

(27)

Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de Argentijnse overheid geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. De Commissie heeft geen opmerkingen over de voorgestelde steekproefsamenstelling ontvangen.

1.5.4.   Individueel onderzoek

(28)

Geen enkele niet in de steekproef opgenomen producent-exporteur heeft om een individueel onderzoek overeenkomstig artikel 27, lid 3, van de basisverordening verzocht.

1.6.   Antwoorden op de vragenlijsten en controlebezoeken

(29)

De Commissie heeft vragenlijsten gestuurd naar de Argentijnse overheid, de drie in de steekproef opgenomen groepen van producenten-exporteurs, de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de twee niet-verbonden importeurs die zich kenbaar hadden gemaakt.

(30)

De Commissie heeft antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de Argentijnse overheid, alle in de steekproef opgenomen groepen van producenten-exporteurs, alle in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, maar van slechts een van de twee medewerkende niet-verbonden importeurs.

(31)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van subsidie, de dreigende schade als gevolg daarvan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Er heeft een controlebezoek plaatsgevonden bij de Argentijnse ministeries van Agro-industrie, Buitenlandse Zaken, Productie en Belastingen, waaraan ook ambtenaren van andere relevante ministeries hebben deelgenomen. Voorts vonden er controlebezoeken plaats bij de Banco de Córdoba, de Banco de la Provincia de Buenos Aires, de Banco de la Ciudad de Buenos Aires, de Banco Central de la República Argentina en de Banco de la Nación Argentina.

(32)

Op grond van artikel 26 van de basisverordening zijn controlebezoeken gebracht aan de bedrijfsruimten van de EBB en de volgende ondernemingen:

 

producenten in de Unie:

Masol Iberia Biofuel, S.L.U., El Grao (Castellón) en Barcelona, Spanje;

Saipol, Grand-Couronne, Frankrijk;

Verbio Vereinigte BioEnergie AG, Leipzig, Duitsland;

 

in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in Argentinië:

Groep Renova:

Molinos Agro SA, Buenos Aires;

Oleaginosa Moreno Hermanos SACIFIyA, Buenos Aires;

Vicentin SAIC, Buenos Aires;

Groep T6:

Aceitera General Deheza SA, Buenos Aires,

Bunge Argentina SA, Buenos Aires;

LDC Argentina SA, Buenos Aires.

1.7.   Niet-instelling van voorlopige maatregelen en vervolg van de procedure

(33)

Aangezien de Commissie het noodzakelijk achtte verdere informatie te verzamelen over de ontwikkelingen na het onderzoektijdvak, die de voorlopige bevindingen van de Commissie in dit onderzoek verder zou kunnen bevestigen en meer licht zou kunnen werpen op het belang van de Unie, besloot de Commissie in dit geval geen voorlopige maatregelen in te stellen.

(34)

Op 21 september 2018 heeft de Commissie alle belanghebbenden door middel van een informatiedocument met haar voorlopige bevindingen ervan in kennis gesteld dat er geen voorlopige compenserende rechten zouden worden ingesteld op de invoer in de Unie van biodiesel van oorsprong uit Argentinië. Op 8 oktober 2018 hebben zes lidstaten (Frankrijk, Spanje, Bulgarije, Polen, Portugal en Roemenië) de Commissie verzocht in dit geval voorlopige compenserende maatregelen in te stellen. Bij brief van 10 oktober 2018 heeft de Commissie bevestigd dat het onderzoek nog gaande was en dat verdere feiten in aanmerking zouden worden genomen (met name ontwikkelingen direct na het onderzoektijdvak).

(35)

Verschillende belanghebbenden hebben schriftelijke opmerkingen over het informatiedocument ingediend. De belanghebbenden die daartoe een verzoek hadden ingediend, zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, ook door de raadadviseur-auditeur.

(36)

Na de bekendmaking van het informatiedocument werden opmerkingen ontvangen van de Argentijnse overheid, CARBIO, alle in de steekproef opgenomen groepen van producenten-exporteurs en de EBB.

(37)

De Commissie is voortgegaan met het verzamelen en controleren van alle informatie die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte. De informatie omvatte onder meer de aanvullende antwoorden op de vragenlijst die waren ontvangen van de EBB en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie over de ontwikkelingen na het onderzoektijdvak, gegevens over de invoer van biodiesel in de Unie na het onderzoektijdvak en door belanghebbenden na de bekendmaking van het informatiedocument verstrekte gegevens.

(38)

Op 3 december 2018 heeft de Commissie alle partijen ingelicht over de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan zij voornemens was een definitief compenserend recht op de invoer van het betrokken product in de Unie op te leggen. Alle partijen hebben binnen een bepaalde termijn opmerkingen kunnen maken ten aanzien van deze mededeling van de definitieve bevindingen.

(39)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen hebben de EBB, Copa (Comité van professionele landbouworganisaties), Cogeca (Algemene federatie van landbouwcoöperaties in de Europese Unie) en de European Oilseed Alliance het voornemen van de Commissie om een definitief compenserend recht in te stellen op de invoer van het betrokken product in de Unie, verwelkomd.

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(40)

Het betrokken product betreft door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels, van oorsprong uit Argentinië („het betrokken product”).

(41)

Uit het onderzoek is gebleken dat het bij de in Argentinië geproduceerde biodiesel uitsluitend gaat om „sojamethylester” (hierna ook „SME” genoemd) gemaakt uit sojaolie en dat het bij de in de Unie geproduceerde biodiesel voornamelijk gaat om „koolzaadmethylester” (hierna ook „KME” genoemd) maar dat ook met andere grondstoffen wordt gewerkt, waaronder afvalolie en oliën van de eerste persing.

(42)

SME en KME behoren beide tot de categorie methylesters van vetzuren (hierna ook „MEVZ” genoemd). De term „ester” verwijst naar de omestering van plantaardige olie, namelijk het vermengen van de olie met alcohol, waardoor biodiesel en als nevenproduct glycerine ontstaan. De term „methyl” verwijst naar methanol, de meest gebruikte alcohol in het proces.

(43)

SME-biodiesel kan in zijn zuivere vorm worden gebruikt, maar wordt in het algemeen gemengd alvorens in de Unie te worden gebruikt. De reden voor het mengen van SME is dat SME in zijn zuivere vorm niet voldoet aan Europese norm EN 14214 met betrekking tot het cetaan- en het joodgetal. De reden voor het mengen van SME met KME is dat SME een hoger troebelingspunt („Cold Filter Plugging Point” — „CFPP”) heeft dan KME en daarom niet geschikt zijn voor gebruik in zijn zuivere vorm tijdens de wintermaanden in de koudere gebieden van de Europese Unie.

(44)

De mengsels van biodiesel en minerale diesel worden uiteindelijk gebruikt in de vervoersector als brandstof voor dieselmotoren van voertuigen voor het wegverkeer, zoals personenauto's, vrachtwagens en bussen, alsmede voor treinen. Verder kan biodiesel in zijn zuivere vorm of gemengd met minerale diesels worden gebruikt als brandstof voor boilers voor huishoudelijk, commercieel of industrieel gebruik, en ook als brandstof voor generatoren voor elektriciteitsproductie. Er lopen proeven om biodiesel te introduceren voor het luchtvervoer, teneinde de CO2-uitstoot van de luchtvaartsector te verminderen.

(45)

Het betrokken product is momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 1516 20 98 (Taric-codes 1516209821, 1516209829 en 1516209830), ex 1518 00 91 (Taric-codes 1518009121, 1518009129 en 1518009130), ex 1518 00 95 (Taric-code 1518009510), ex 1518 00 99 (Taric-codes 1518009921, 1518009929 en 1518009930), ex 2710 19 43 (Taric-codes 2710194321, 2710194329 en 2710194330), ex 2710 19 46 (Taric-codes 2710194621, 2710194629 en 2710194630), ex 2710 19 47 (Taric-codes 2710194721, 2710194729 en 2710194730), 2710 20 11, 2710 20 15, 2710 20 17, ex 3824 99 92 (Taric-codes 3824999210, 3824999212 en 3824999220), 3826 00 10 en ex 3826 00 90 (Taric-codes 3826009011, 3826009019 en 3826009030).

2.2.   Soortgelijk product

(46)

Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

a)

het betrokken product;

b)

het product dat in Argentinië wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht;

c)

het product dat in de Unie wordt door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en verkocht.

(47)

De Commissie heeft geconcludeerd dat die producten daarom soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 2, onder c), van de basisverordening.

2.3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(48)

De Commissie heeft geen argumenten betreffende de productomschrijving ontvangen.

3.   SUBSIDIËRING

3.1.   Subsidies en subsidieprogramma's die door het onderhavige onderzoek worden bestreken

(49)

Op basis van de beschikbare gegevens, waaronder gegevens vervat in de klacht, het bericht van inleiding en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie, heeft de Commissie de beweerdelijke subsidiëring door de Argentijnse overheid aan de hand van de volgende subsidieprogramma's onderzocht:

1.

overheidssteun aan de bedrijfstak voor biodiesel, onder meer door de levering van sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning;

2.

door de overheid gelaste aankoop van biodiesel tegen een meer dan toereikende beloning („Overeenkomst inzake levering van biodiesel”);

3.

verstrekking van leningen en exportfinanciering op preferentiële voorwaarden en preferentiële leningen door de Nationale Bank van Argentinië (Banco de la Nación Argentina, „BNA”);

4.

inkomsten waarvan de overheid afstand doet of die zij niet int, zoals versnelde afschrijvingen voor biodieselproducenten uit hoofde van de „Biofuels Law” („biobrandstoffenwet”) van 2006, vrijstelling of uitstel van de minimaal veronderstelde vennootschapsbelasting voor producenten van biodiesel uit hoofde van de biobrandstoffenwet van 2006, en

5.

vrijstellingen van provinciale en gemeentelijke belastingen:

a)

door de provincie Córdoba verleende vrijstellingen van de provinciale belasting;

b)

door de provincie Buenos Aires verleende vrijstellingen van de provinciale belasting;

c)

systeem van de provincie Santiago del Estero voor stimulering en industriële ontwikkeling (hierna ook: „PSPID”) — provinciale wet nr. 6.750;

d)

overeenkomst inzake gemeentelijke belastingen tussen Louis Dreyfus Argentina en de gemeente General Lagos;

e)

procentuele verlaging van het belastingtarief in het kader van het „Pacto Fiscal” (Besluit 14/1994);

f)

vrijstelling van onroerendgoedbelasting op grond van de wet op de industrie van Santa Fe: vrijstelling van onroerendgoedbelasting uit hoofde van artikel 4 van provinciale wet 8478/1979 tot stimulering van de industrie;

g)

door de provincie Santa Fe verleende vrijstellingen van de provinciale belasting;

h)

vrijstelling van leges in Santa Fe uit hoofde van artikel 183.29;

i)

vrijstelling van omzetbelasting in Santa Fe uit hoofde van artikel 127.

3.2.   Overheidssteun aan de bedrijfstak voor biodiesel, onder meer door de levering van sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning

3.2.1.   De toepassing van artikel 28, lid 1, van de basisverordening

(50)

De Commissie heeft de Argentijnse overheid ervan in kennis gesteld dat zij bij het onderzoek naar het bestaan en de omvang van de vermeende steun aan de bedrijfstak voor biodiesel, onder meer door de levering van sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning, wellicht gebruik zou moeten maken van beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 28, lid 1, van de basisverordening.

(51)

Bij de opening van het onderzoek heeft de Commissie de Argentijnse overheid verzocht de contactgegevens (namen, adressen en e-mailadressen) te verstrekken van alle ondernemingen die de voornaamste input (sojabonen) voor de productie van het betrokken product leveren. De Argentijnse overheid heeft deze contactgegevens niet verstrekt.

(52)

Na het uitblijven van een antwoord op deze vraag werd op 17 april 2018 een verzoek om aanvullende informatie naar de Argentijnse overheid verzonden met betrekking tot informatie over de grootste producenten/leveranciers van sojabonen die inputs hebben geleverd aan de Argentijnse biodieselproducenten.

(53)

Gezien het grote aantal ondernemingen dat de voornaamste input voor het betrokken product levert, heeft de Commissie, om geen afbreuk te doen aan de goede samenwerking en ten minste enkele relevante gegevens voor het onderzoek te verzamelen, haar verzoek beperkt tot gegevens van slechts de tien belangrijkste producenten/leveranciers van sojabonen.

(54)

De Commissie heeft voor de meeste van deze producenten/leveranciers van inputs voor de productie van het betrokken product geen volledige informatie ontvangen. In feite heeft de Commissie alleen informatie ontvangen van biodieselproducenten die zelf sojaolie (en geen sojabonen) produceren. Ondanks het verzoek daartoe werd van de tien grootste producenten van sojabonen geen informatie ontvangen. Bij gebreke van dergelijke informatie was de Commissie van mening dat zij cruciale informatie over dit aspect van het onderzoek niet had ontvangen.

(55)

Bovendien heeft de Commissie om de in de vorige overweging beschreven informatie verzocht met betrekking tot de leveranciers van sojabonen in de jaren 2014, 2015, 2016 en het onderzoektijdvak waarin de Argentijnse overheid geen aandelenbelang heeft of waarin zij niet de grootste aandeelhouder is. Deze gegevens waren nodig om te beoordelen of de leveranciers van sojabonen en de biodieselproducenten al dan niet verbonden waren, dan wel deel uitmaakten van dezelfde entiteit. De Commissie heeft verzocht om bewijsmateriaal te verstrekken waaruit blijkt dat de Argentijnse overheid heeft getracht contact op te nemen met deze leveranciers of om de Commissie mee te delen hoe dergelijke informatie zou kunnen worden verkregen (bv. via organisaties ter zake). De Argentijnse overheid verstrekte noch de gevraagde informatie, noch enig bewijs inzake pogingen van de Argentijnse overheid al was het maar om contact met die leveranciers op te nemen.

(56)

De Argentijnse overheid liet in haar antwoord van 15 februari 2018 weten dat de door de Commissie gevraagde gegevens over de telers van sojabonen zouden kunnen worden verstrekt door vier organisaties, waarvan er twee de ACSOJA (Asociación de la Cadena de la Soja Argentina) en CARBIO waren. De diensten van de Commissie hebben tijdens het controlebezoek in Argentinië met beide organisaties overleg gevoerd, maar er zijn geen gegevens over leveranciers van sojabonen ontvangen. De andere twee organisaties (7) werden vanwege de beperkt beschikbare tijd niet gecontroleerd. ACSOJA en CARBIO werden gekozen om te worden gecontroleerd omdat zij waarschijnlijk de beste bijdrage aan het onderzoek zouden kunnen leveren.

(57)

Tijdens de bijeenkomst met ACSOJA hebben de vertegenwoordigers van de Commissie een aantal vragen gesteld over de marktsituatie van sojabonen in Argentinië, over hun leveringsrelatie met de biodieselproducenten en over de impact van de uitvoerheffing op hun activiteiten. De vertegenwoordiger van ACSOJA verstrekte noch inhoudelijk antwoord op deze vragen noch specifieke gegevens en bewijsmateriaal die nuttig waren voor het onderzoek. Het was duidelijk dat ACSOJA enkel andere representatieve organisaties in de waardeketen voor sojabonen vertegenwoordigde en niet in staat was gedetailleerde vragen te beantwoorden of de diensten van de Commissie de in de vragenlijst verlangde informatie over de productie van sojabonen te verstrekken.

(58)

Daarnaast zegde ACSOJA tijdens het controlebezoek toe om persberichten te sturen over de heffing van uitvoerrechten op sojabonen en de downstreamproductie ervan. De Commissie heeft dergelijke persberichten nooit ontvangen.

(59)

Aangezien CARBIO een vereniging van producenten van biodiesel is, kon zij de Commissie niet de benodigde gegevens over de producenten van sojabonen verstrekken.

(60)

Bijgevolg heeft de Argentijnse overheid heeft niet de benodigde informatie en bewijzen over de vermeende levering door de overheid van sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning verstrekt waar de Commissie om had verzocht in haar vragenlijst, in haar brief van 17 april 2018 en tijdens het controlebezoek.

(61)

Door de gebrekkige medewerking kon de Commissie niet alle informatie verzamelen die zij relevant acht voor haar bevindingen in dit onderzoek. Meer in het bijzonder kon de Commissie geen informatie en gegevens verkrijgen over de markt voor producenten van sojabonen en over het effect van de overheidsmaatregelen (zoals de uitvoerheffing op sojabonen) op hun gedrag en op de levering van sojabonen aan de biodieselproducenten.

(62)

Die informatie had betrekking op het gedrag en de beslissingen van producenten van sojabonen vóór en na de invoering en de diverse wijzigingen van de uitvoerheffingen en andere vergelijkbare beperkende maatregelen, hun productiestrategieën en de mogelijkheid om over te schakelen op alternatieve gewassen, de beschikbaarheid van en toegang tot landbouwgrond, de marktkenmerken en -dynamiek met betrekking tot de differentiatie tussen grote ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen, de verkoop- en afzetkanalen en strategieën voor hun binnenlandse en uitvoermarkten, de prijzen en het prijsstellingsbeleid op hun binnenlandse en uitvoermarkten, het effect van de internationale prijs op hun prijsstellingsbeleid, de concurrentiesituatie op de Argentijnse markt en op de uitvoermarkten, hun winstgevendheid in de loop der jaren, het effect van een mogelijke overcapaciteit en strategieën voor het aanleggen van voorraden, de invoer en uitvoer van hun belangrijkste klanten in Argentinië en op de uitvoermarkten, met inbegrip van de rol van de bedrijfstak voor vermaling van sojabonen („crushers industry”) en de door die bedrijfstak gerealiseerde toegevoegde waarde, alsook de concurrentiesituatie van de bedrijfstak voor vermaling in Argentinië en op internationale markten.

(63)

Voorts hebben de diensten van de Commissie tijdens het controlebezoek, in tegenspraak met hetgeen de Argentijnse overheid in haar antwoord op de vragenlijst had aangegeven, vastgesteld dat de Argentijnse overheid eigenaar was van een onderneming die sojabonen aan de bedrijfstak voor biodiesel levert, te weten YPF (8). Daar YPF echter slechts een van de honderden ondernemingen is die sojabonen aan de bedrijfstak voor biodiesel leveren, was de door deze leverancier verstrekte informatie ontoereikend om het gedrag vast te stellen van de overige ondernemingen die sojabonen aan deze bedrijfstak leveren. YPF teelt namelijk geen sojabonen, maar neemt deze wel aan als betaling voor haar meststoffen en brandstof en verkoopt de sojabonen vervolgens op de Argentijnse binnenlandse markt. Zij is dus niet representatief voor de producenten van sojabonen die aan de bedrijfstak voor biodiesel leveren.

(64)

Bij gebreke van informatie van de Argentijnse overheid waaruit het tegendeel blijkt, heeft de Commissie zich voor haar bevindingen in verband met die aspecten van het onderzoek gedeeltelijk gebaseerd op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening.

(65)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de Argentijnse overheid, onder verwijzing naar haar brief van 20 juli 2018, opnieuw betwist dat zij niet volledig had meegewerkt wat betreft informatie verlangd van producenten van sojabonen. CARBIO heeft ook aangevoerd dat de Commissie ten onrechte heeft verklaard dat de Argentijnse overheid niet heeft meegewerkt.

(66)

De Commissie herhaalde dat de Argentijnse overheid geen contactgegevens van telers van sojabonen en slechts gedeeltelijke informatie aangaande producenten van sojaolie heeft verstrekt. ACSOJA en CARBIO hebben de gegevens waar de Commissie in de vragenlijst om had verzocht noch via de vragenlijst, noch tijdens de bijeenkomsten met de Commissie verstrekt. Tijdens deze bijeenkomsten bleek bovendien dat de vertegenwoordiger van ACSOJA niet in staat was specifieke technische vragen te beantwoorden en dat CARBIO een vereniging van biodieselproducenten en niet van sojaboonproducenten was.

(67)

De Commissie heeft geconcludeerd dat de Argentijnse overheid, met betrekking tot de vermeende steun van de Argentijnse overheid, met name door middel van een reeks maatregelen waaronder de levering van sojabonen aan de bedrijfstak voor biodiesel tegen een minder dan toereikende beloning, niet de nodige informatie en evenmin het nodige bewijsmateriaal heeft verstrekt waar de Commissie om had verzocht in haar vragenlijst, in haar brief van 17 april 2018 en tijdens het controlebezoek. Derhalve moest de Commissie zich baseren op beschikbare gegevens met betrekking tot dat aspect van het onderzoek.

(68)

Bij gebreke van gegevens van de Argentijnse overheid over de verkopen van telers van sojabonen in Argentinië, is de Commissie uitgegaan van de gegevens over de binnenlandse prijs van sojabonen die door in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs zijn verstrekt. Ook heeft de Commissie zich gebaseerd op openbare informatie met betrekking tot het belasten met functies van of het toevertrouwen van functies aan telers van sojabonen door de Argentijnse overheid om op de binnenlandse markt sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning te verkopen en het voornemen van de Argentijnse overheid de bedrijfstak voor biodiesel door deze en andere daarmee verbonden maatregelen te ondersteunen.

(69)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen gaven de Argentijnse overheid en CARBIO er eens te meer blijk van dat zij het oneens waren met het gebruik door de Commissie van de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening. Zij voerden aan dat het gebruik van de beschikbare gegevens alleen gerechtvaardigd is wanneer een belanghebbende niet de „nodige informatie” die onontbeerlijk is om tot een specifieke vaststelling te komen, aanlevert. Volgens de Argentijnse overheid en CARBIO heeft de Commissie nooit aangetoond in welke zin de gevraagde informatie onontbeerlijk was om in dit geval tot een specifieke vaststelling te komen en heeft zij er geen rekening mee gehouden dat de gevraagde informatie hetzij niet beschikbaar was voor de Argentijnse overheid hetzij strikt onder wettelijke bepalingen inzake fiscale geheimhoudingsplicht viel.

(70)

De Commissie heeft in haar communicatie met de Argentijnse overheid uitvoerig uiteengezet waarom zij meer gedetailleerde informatie over telers van sojabonen en producenten van sojaolie nodig had. Het argument van de Argentijnse overheid en CARBIO dat de Argentijnse overheid niet in de positie was om deze informatie te verstrekken, werd niet ondersteund door enig bewijs waaruit blijkt dat dit het geval was of dat de Commissie andere redelijke middelen ter beschikking stonden om deze informatie te verkrijgen. De gevraagde informatie was van dien aard dat de Commissie hetzij mocht aannemen dat die in het bezit was van de Argentijnse overheid en/of CARBIO, hetzij ten minste dat de Argentijnse overheid door regelgeving toezicht hield op de telers van sojabonen en de producenten van sojaolie en op die basis om deze informatie kon vragen. De Commissie verwachtte ook een betere medewerking van telers van sojabonen en producenten van sojaolie indien deze rechtstreeks door de Argentijnse overheid en/of in nauwe samenwerking met de Commissie werden benaderd.

3.2.2.   Analyse

(71)

Volgens de klager verleent de Argentijnse overheid steun aan de bedrijfstak voor biodiesel door middel van verscheidene maatregelen. De klager heeft met name aangevoerd dat de Argentijnse overheid een beleid had ingevoerd waarbij hoge uitvoerrechten en andere voorschriften werden ingesteld met betrekking tot sojabonen en sojaolie, de belangrijkste grondstof voor de productie van biodiesel in Argentinië. Daarmee heeft de Argentijnse overheid er volgens de klager voor gezorgd dat de prijs van de grondstoffen voor de productie van biodiesel aanzienlijk lager bleef dan de wereldmarktprijzen.

(72)

Zoals vermeld in het memorandum van de Commissie over de toereikendheid van het bewijsmateriaal (9), bleken de uitvoerheffingen volgens de Commissie een van de instrumenten te zijn die de Argentijnse overheid inzette om de focus van de telers van sojabonen en producenten van sojaolie te richten op het bijstaan van de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel. In dit onderzoek heeft de Commissie de reeks maatregelen onderzocht die de Argentijnse overheid heeft vastgesteld om de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel kunstmatig te ondersteunen.

(73)

Om het bestaan van een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie vast te stellen, moeten drie elementen aanwezig zijn: a) een financiële bijdrage of inkomens-/prijzensteun; b) een voordeel, en c) specificiteit (artikel 3 van de basisverordening) (10).

(74)

Om tot een conclusie te komen over het eerste element heeft de Commissie geanalyseerd of de door de Argentijnse overheid vastgestelde reeks maatregelen leidt tot een financiële bijdrage in de vorm van een levering van sojabonen van overheidswege tegen een minder dan toereikende beloning aan de Argentijnse producenten-exporteurs van biodiesel in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), van de basisverordening, en/of de door de Argentijnse overheid vastgestelde reeks maatregelen onder de categorie inkomens-/prijzensteun van de bedrijfstak voor biodiesel valt overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder b), van de basisverordening.

3.2.2.1.   Financiële bijdrage

(75)

Allereerst heeft de Commissie opgemerkt dat alle in de steekproef opgenomen ondernemingen sojabonen op de binnenlandse markt hebben gekocht van hetzij verbonden hetzij niet-verbonden ondernemingen teneinde ze te verwerken tot sojaolie en vervolgens tot biodiesel. De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben niet sojaolie gekocht voor verdere verwerking tot biodiesel, aangezien zij de sojabonen zelf door vermaling verwerkten tot sojaolie als tussenstap voor de productie van biodiesel. Derhalve is de analyse in het hiernavolgende toegespitst op de vraag of de Argentijnse overheid sojabonen (en niet sojaolie) tegen een minder dan toereikende beloning heeft geleverd.

(76)

Artikel 3, lid 1, onder a), iv), tweede streepje, van de basisverordening bepaalt dat een financiële bijdrage bestaat indien een overheid: „aan een particulier lichaam een of meer van de onder i), ii) en iii) genoemde soorten functies toevertrouwt of dat lichaam daarmee belast, welke functies zij normaal zelf zou vervullen en de praktijk in werkelijkheid niet afwijkt van praktijken die overheidsinstanties plegen te volgen”. Van de in artikel 3, lid 1, onder a), iii) beschreven soort functies is sprake wanneer „de overheid goederen levert of diensten biedt, niet bestaande uit algemene infrastructuur, of goederen aankoopt”. Deze bepalingen weerspiegelen hetgeen is bepaald onder iii) en iv) van artikel 1.1, punt a), onder 1), van de SCM-overeenkomst en moeten worden geïnterpreteerd en toegepast in het licht van de relevante WTO-rechtspraak.

(77)

Het WTO-panel inzake US-Export Restraints (VS-Uitvoerbelemmeringen) heeft bepaald dat de gewone betekenis van de twee woorden „toevertrouwen” en „belasten” in artikel 1.1, punt a), onder 1), iv), van de SCM-overeenkomst vereisen dat de handeling van de overheid duidelijk een notie van delegeren (in het geval van toevertrouwen) of opdragen (in het geval van belasten) inhoudt (11). Het panel heeft het „argument betreffende oorzaak en gevolg” van de VS verworpen en verzocht om een expliciete en positieve handeling die delegeren of opdragen inhoudt (12).

(78)

In een latere zaak was de beroepsinstantie echter van oordeel dat de vervanging van de woorden „toevertrouwt” en „belast” door „delegeren” en „opdragen” te streng is als norm (13). Volgens de beroepsinstantie komt „toevertrouwen van functies” voor wanneer een overheid een verantwoordelijkheid geeft aan een particulier lichaam, en verwijst „belasten met functies” naar situaties waarin de overheid haar gezag uitoefent ten aanzien van een particulier lichaam (14).

(79)

In beide gevallen gebruikt de overheid een particulier lichaam als gemachtigde om de financiële bijdrage te leveren en „in de meeste gevallen kan men verwachten dat het toevertrouwen van functies aan of het belasten met functies van een particulier lichaam gepaard gaat met een vorm van dreiging of aansporing” (15). Tegelijkertijd mogen leden overeenkomstig artikel 1.1, punt a), onder 1), iv) van de SCM-overeenkomst geen compenserende maatregelen instellen tegen producten „indien de overheid louter haar algemene regelgevende bevoegdheden uitoefent” (16) of indien overheidsinterventie „al dan niet een bepaald resultaat als gevolg kan hebben, enkel gebaseerd op de gegeven feitelijke omstandigheden en op de uitoefening van vrije keuze door de deelnemers aan die markt” (17). Het toevertrouwen van of het belasten met functies impliceert eigenlijk „een actievere rol van de overheid dan louter aansporing” (18).

(80)

Bovendien heeft de WTO niet overwogen dat „het laten van een discretionaire bevoegdheid aan een particulier lichaam noodzakelijkerwijs onverenigbaar is met het toevertrouwen van functies aan of het belasten met functies van dat particuliere orgaan […] Ofschoon er gevallen kunnen zijn waarin de omvang van de discretionaire bevoegdheid van het particuliere lichaam zodanig is dat het onmogelijk wordt om te concluderen dat aan dit particuliere lichaam functies zijn toevertrouwd of dat het met functies is belast (om een bepaalde taak uit te voeren), betreft dit een feitelijke/bewijskwestie die van geval tot geval moet worden beoordeeld.” (19).

(81)

In lijn met deze WTO-uitspraken geldt dat niet alle overheidsmaatregelen waardoor voordelen worden verkregen, gelijk staan aan een financiële bijdrage in de zin van artikel 3 van de basisverordening en artikel 1.1, punt a), van de SCM-overeenkomst. Er moet bewijs zijn van een overheidsbeleid of -programma ter bevordering van de onderzochte bedrijfstak (in dit specifieke geval de bedrijfstak voor biodiesel/biobrandstoffen) door het uitoefenen van gezag over of het geven van verantwoordelijkheid aan openbare of particuliere lichamen (hier de telers van sojabonen) om sojabonen aan de bedrijfstak voor biodiesel te leveren tegen een minder dan toereikende beloning.

(82)

Kort samengevat behelzen de toepasselijke WTO-uitspraken het volgende:

i)

de vaststelling of sprake is van een „financiële bijdrage” in de zin van artikel 1.1, punt a), onder 1) van de SCM-overeenkomst moet zich richten op de aard van het optreden van de overheid, in plaats van op de effecten of de resultaten van het optreden van de overheid (20). Met andere woorden, het is algemeen aanvaard dat overheden als regelgevers tussenbeide komen in de markt en daarbij effecten teweegbrengen op de markt en voor de marktdeelnemers. In die zin kan een overheid bijvoorbeeld legitiem uitvoerheffingen opleggen om inkomsten te genereren wanneer een grondstof zeer concurrerend is op de internationale markten. Daarentegen is er geen sprake van een legitieme uitvoerbeperking wanneer duidelijk wordt dat de gebruikmaking van een dergelijk instrument samen met andere mechanismen om grondstoffen op de binnenlandse markt te houden en leveranciers te dwingen onder de marktprijzen te verkopen, deel uitmaakt van een bredere regeling die door de overheid is opgezet om een bepaalde bedrijfstak of reeks van bedrijfstakken te steunen teneinde hun concurrentievermogen te vergroten. Derhalve is de aard van het overheidsoptreden, met inbegrip van de context, het voorwerp en het doel ervan, relevant voor de beoordeling inzake het element „financiële bijdrage”;

ii)

voor „toevertrouwen van functies” of „belasten met functies” zou er sprake moeten zijn van een expliciete en positieve handeling gericht tot een bepaalde partij in verband met een specifieke taak of plicht, waarbij dit zeer verschilt van de situatie waarin een overheid op enigerlei wijze intervenieert in de markt met al dan niet een bepaald resultaat, gelet op de feitelijke omstandigheden en de uitoefening van een vrije keuze door de deelnemers in die markt. Uiteindelijk is de kernvraag achter de begrippen „toevertrouwen” of „belasten” de vraag of het gedrag in kwestie, d.w.z. de financiële bijdrage in de vorm van de levering van goederen tegen een minder dan toereikende beloning, kan worden toegerekend aan de overheid of nog steeds de vrije keuze van de particuliere marktdeelnemers is in het licht van marktoverwegingen, zoals wettelijke beperkingen (21);

iii)

artikel 1.1, punt a), onder 1), iv), van de SCM-overeenkomst is in wezen een anti-ontwijkingsbepaling en daarom is het voor de vaststelling van het „toevertrouwen van functies” of „belasten met functies” noodzakelijk dat de overheid verantwoordelijkheid aan een particulier lichaam geeft of haar gezag over een particulier lichaam uitoefent om een financiële bijdrage te leveren. In de meeste gevallen kan men verwachten dat het toevertrouwen van functies aan of het belasten met functies van een particulier lichaam gepaard gaat met een vorm van dreiging of aansporing, wat dan weer kan dienen als bewijs van het toevertrouwen van functies of het belasten met functies (22). Overheden kunnen echter over andere middelen beschikken om gezag uit te oefenen over een particulier lichaam waarvan een aantal „subtieler” kan zijn dan een opdracht of niet een zelfde mate van dwang kan omvatten (23);

iv)

er moet er sprake zijn van „een aantoonbaar verband” tussen de overheidshandeling en het gedrag van het particuliere lichaam (24). Er is geen reden waarom een geval van toevertrouwen van functies of belasten met functies door de overheid niet gebaseerd zou mogen zijn op indirect bewijs (zoals impliciete en informele handelingen die delegeren of opdragen inhouden), mits dit bewijs overtuigend en onweerlegbaar is (25). In dit verband kan bewijs van de intentie van de overheid om de downstream bedrijfstak te ondersteunen (bijvoorbeeld door openbaar beleid, openbare overheidsbesluiten of ander openbaar overheidsoptreden), of het bestaan van andere overheidsmaatregelen die een bepaald resultaat op de markt waarborgen (bv. een uitvoerbelemmering samen met een overheidsmaatregel die marktdeelnemers waarvoor die uitvoerbelemmering geldt, belet hun producten op te slaan), relevant zijn om te bepalen of er sprake is van een „financiële bijdrage” in de zin van artikel 1.1, punt a), onder 1), iv), van de SCM-overeenkomst (met name als een indirecte manier voor de overheid om goederen te leveren, als bedoeld in punt iii)). In sommige omstandigheden kunnen„richtsnoeren” van een overheid een belasten met functies inhouden (26). Het voorkomen van bepaalde effecten op de markt (zoals prijsverlagingen) kan ook een factor zijn waarmee rekening moet worden gehouden, samen met al het andere beschikbare bewijsmateriaal, waaronder de mogelijkheid om in een bepaalde context op die effecten te anticiperen. Ten slotte kan een particulier lichaam, afhankelijk van de omstandigheden, besluiten om een functie die hem is toevertrouwd of waarmee het is belast, niet uit te voeren, ondanks de mogelijke negatieve gevolgen die daaruit kunnen voortvloeien. Dit toont echter op zichzelf genomen niet aan dat er aan het particuliere lichaam geen functies zijn toevertrouwd of dat het niet met functies is belast (27).

(83)

In overeenstemming met die rechtspraak heeft de Commissie een bijzonder nauwkeurig onderzoek gevoerd naar de aard van de interventie van de Argentijnse overheid (houdt deze in dat aan telers van sojabonen functies worden toevertrouwd of dat deze met functies worden belast?), de aard van de lichamen waaraan functies worden toevertrouwd (zijn de telers van sojabonen particuliere lichamen in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv), van de basisverordening?) en naar het optreden van de lichamen waaraan functies zijn toevertrouwd of die met functies zijn belast (hebben de telers van sojabonen waaraan functies werden toevertrouwd of die met functies werden belast sojabonen geleverd aan de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel tegen een minder dan toereikende beloning en hebben zij derhalve gehandeld als een gemachtigde van de Argentijnse overheid?). De Commissie heeft bovendien gecontroleerd of de uitgevoerde functie normaal door de overheid zou worden vervuld (is het leveren van sojabonen aan producenten van sojaolie in Argentinië tegen een minder dan toereikende beloning een normale activiteit van de overheid?) en of een dergelijke functie in werkelijkheid niet afwijkt van de normale praktijken van overheden (wijkt het werkelijke leveren van sojabonen door telers in werkelijkheid af van wat de overheid zelf zou hebben gedaan?).

3.2.2.2.   Het toevertrouwen van functies aan of het belasten van telers van sojabonen met functies door de Argentijnse overheid

(84)

In het licht van de in de overwegingen 77 tot en met 82 vermelde WTO-rechtspraak heeft de Commissie eerst geanalyseerd of de steun van de Argentijnse overheid aan de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel daadwerkelijk een doelstelling van het overheidsbeleid is en niet louter een „bijkomend gevolg” van de uitoefening van haar algemene regelgevende bevoegdheden. Tijdens het onderzoek werd met name onderzocht of de vastgestelde prijsverstoringen deel uitmaakten van de doelstellingen van de overheid of dat de lagere prijzen van sojabonen veeleer een „onwillekeurig” bijkomend gevolg waren van de algemene overheidsregulering. In overeenstemming met de conclusies in overweging 64, heeft de Commissie besloten gedeeltelijk gebruik te maken van de beschikbare gegevens om te bepalen of er sprake is van een toevertrouwen van functies aan of een belasten met functies van de telers van sojabonen door de Argentijnse overheid.

(85)

Uit een aantal documenten blijkt dat de Argentijnse overheid de ondersteuning en ontwikkeling van de bedrijfstak voor biodiesel uitdrukkelijk als beleidsdoelstelling nastreefde, met name door te trachten de binnenlandse prijs van de inputs (sojabonen) te verlagen en zo een financiële bijdrage te leveren aan de productie van biodiesel.

(86)

Deze steun wordt verleend door middel van diverse maatregelen die aan de Argentijnse overheid kunnen worden toegerekend (waaronder heffing van uitvoerrechten op sojabonen, subsidies aan producenten van sojabonen om hun productie en binnenlandse verkoop aan biodieselproducenten voort te zetten, maatregelen om de productie van andere graansoorten tegen te gaan, zoals het instellen van uitvoerquota, en openbare verklaringen om producenten van sojabonen aan te sporen hun productie niet stop te zetten, maar hun binnenlandse verkoop voort te zetten) (28). Deze maatregelen zijn weliswaar sinds de invoering ervan in 1994 verscheidene malen gewijzigd (29), maar zijn voortdurend toegepast om, zoals de Argentijnse overheid zelf in de wetgeving heeft vermeld (zie de overwegingen 89 tot en met 100), de binnenlandse prijs van sojabonen te verlagen in de context van de stijgende prijzen op de wereldmarkt en dat ten voordele van de ontwikkeling van de toegevoegde-waardeketen in Argentinië, die onder andere de bedrijfstak voor biodiesel omvat.

(87)

De heffing van uitvoerrechten op sojabonen vormt een belangrijk instrument dat de Argentijnse overheid gebruikt om de bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen. Volgens de OESO legt de Argentijnse overheid met name door haar uitvoerheffingsregeling „hogere tarieven [op] aan producenten van grondstoffen of inputs, terwijl op eindproducten lagere tarieven van toepassing zijn. […] Het prijsvoordeel dat aan binnenlandse downstream-bedrijfstakken wordt verleend, kan de mededinging op zowel de binnenlandse als de buitenlandse markten verstoren” (30). Bovendien heeft het Internationaal Agentschap voor hernieuwbare energie (IRENA) in een aan Argentinië gewijd verslag verklaard: „Gedifferentieerde uitvoerheffingen voor biobrandstoffen ten opzichte van andere van dezelfde grondstof afgeleide producten hebben de uitvoer van biobrandstoffen, in het bijzonder biodiesel, bevorderd” (31). De Wereldbank heeft verklaard dat de Argentijnse overheid hoge uitvoerheffingen oplegt die het effect hebben dat „de kosten van de grondstoffen op de binnenlandse markt worden verlaagd, en dat de uitvoer van biodiesel wordt aangemoedigd” (32).

(88)

Volgens de Argentijnse overheid blijkt uit geen van de publicaties van de OESO, IRENA en de Wereldbank dat de Argentijnse overheid zich uitdrukkelijk ten doel heeft gesteld de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen. De Argentijnse overheid heeft de juistheid van de verklaringen van de Commissie echter niet tegengesproken. Anders dan de Argentijnse overheid was de Commissie van oordeel dat de analyses in die publicaties haar bevinding staven dat de Argentijnse overheid de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel uitdrukkelijk ondersteunt.

(89)

Argentinië past sinds 1994 een uitvoerrecht van 3,5 % toe op sojabonen. Zoals zal blijken uit de in de overwegingen 91 tot en met 100 beschreven wetswijzigingen, tonen de maatregelen die zijn gebruikt om het uitvoerrecht aan te passen naar een hoger dan het oorspronkelijke tarief, aan dat de Argentijnse overheid zich uitdrukkelijk ten doel heeft gesteld de binnenlandse prijzen te verlagen tegen de achtergrond van de stijgende prijzen op de wereldmarkt. Tijdens het onderzoek heeft de Argentijnse overheid aangevoerd dat de heffing van uitvoerrechten op sojabonen en sojaolie wordt toegepast om belastinginkomsten te genereren. Ondanks herhaalde verzoeken van de Commissie om documenten ter onderbouwing van deze bewering over te leggen, heeft de Argentijnse overheid deze niet verstrekt.

(90)

Bovendien is in geen enkel wetgevingsbesluit sinds 2002 met betrekking tot aanpassingen van de uitvoerrechten op sojabonen, sojaolie of biodiesel aangegeven dat de verhoging van belastinginkomsten een reden was voor de hoogte van die rechten. Zoals in de overwegingen 91 tot en met 100 is uiteengezet, is in die wetgevingsbesluiten veeleer bepaald dat het doel van de uitvoerheffing erin bestaat leveranciers van sojabonen ertoe aan te sporen om op de binnenlandse markt onder de internationale prijzen te blijven verkopen. De Argentijnse overheid gebruikt de heffing van uitvoerrechten op sojabonen dus niet zozeer als een maatregel om de belastinginkomsten te verhogen, maar als instrument om de ontwikkeling van de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen.

(91)

Na de afkondiging van de noodtoestand (33) werd de uitvoerheffing in 2002 bij resolutie 11/2002 (34) verhoogd van 3,5 % naar 13,5 %. In deze resolutie werd onder meer het volgende verklaard: „de gevolgen van een eventuele ingrijpende wijziging van de internationale prijzen van landbouwproducten worden eveneens in aanmerking genomen” (cursivering toegevoegd), waaruit blijkt dat deze maatregel is genomen om de binnenlandse marktprijs van sojabonen te beïnvloeden ten opzichte van de wereldmarktprijs.

(92)

Het tarief werd in hetzelfde jaar verder verhoogd van 13,5 % naar 23,5 % op grond van resolutie 35/2002 (35), waarin onder meer is bepaald: „Wet nr. 22415 staat de instelling van rechten op de invoer van verbruiksgoederen toe om de binnenlandse prijzen te stabiliseren totdat zij een passend niveau hebben bereikt en om een aanbod in stand te houden dat aan de behoeften van de binnenlandse markt voldoet”. Volgens de wetstekst waren deze maatregelen van voorbijgaande aard en tijdelijk zolang de op dat moment heersende algemene economische omstandigheden zouden aanhouden. Deze uitvoerrechten zijn echter nog steeds van kracht op een vergelijkbaar niveau als ten tijde van de noodtoestand, terwijl het uitvoerrecht voor andere graansoorten is vastgesteld op 0 % (36).

(93)

In 2007 zijn de eerste grootschalige biodieselproducenten in Argentinië begonnen met hun activiteiten. In dat jaar maakte de Argentijnse overheid twee resoluties bekend op grond waarvan het uitvoerrecht op sojabonen eerst werd verhoogd van 23,5 % naar 27,5 % (37) en vervolgens naar 35 % (38). De reden die in beide resoluties voor het aanvullende uitvoerrecht wordt gegeven, is dat naast een toename van de binnenlandse en internationale vraag naar deze producten, de producten waarop deze resoluties betrekking hebben (voornamelijk producten op basis van sojabonen) worden toegepast voor nieuwe productieve doeleinden, waarbij biobrandstoffen expliciet als voorbeeld worden genoemd.

(94)

Bovendien wordt in resolutie 10/2007 (39) uitdrukkelijk verklaard dat „aangezien de internationale graanprijzen aanzienlijk zijn gestegen […] de instelling van aanvullende uitvoerrechten op een aantal van de bovengenoemde goederen wenselijk wordt geacht” (cursivering toegevoegd).

(95)

In resolutie 369/2007 (40) wordt er voorts uitdrukkelijk op gewezen dat de verhoging van het uitvoerrecht nodig is om „de binnenlandse prijzen te verlagen, de verbetering van de inkomensverdeling te consolideren en de creatie van toegevoegde waarde te stimuleren” (cursivering toegevoegd).

(96)

In 2008 heeft de Argentijnse overheid bij resolutie 125/2008 (41) een formule vastgesteld op basis waarvan een vast bedrag aan uitvoerrechten kan worden berekend, afhankelijk van het niveau van de officiële fob-prijs die dagelijks door de overheid (ministerie van Agro-industrie) wordt vastgesteld.

(97)

In resolutie 125/2008 werd het volgende beleid geformuleerd: „ De internationale prijzen voor granen en oliehoudende zaden zijn de afgelopen jaren aanzienlijk gestegen en vertonen een hoge volatiliteit gezien de schommelingen van jaar tot jaar . Indien een dergelijk scenario zich doorzet, zou dat negatieve gevolgen kunnen hebben voor de hele economie , zoals hogere binnenlandse prijzen, een minder eerlijke verdeling van de welvaart en een toenemende onzekerheid voor wat betreft investeringsbeslissingen in de landbouw en veeteelt. De voorgestelde wijziging van het stelsel van uitvoerrechten dat van toepassing is op een belangrijke subgroep van granen en oliehoudende zaden, is een geschikt instrument om de bovengenoemde problemen op te lossen.” (cursivering toegevoegd).

(98)

Eveneens in 2008 heeft de Argentijnse overheid middels resolutie 64/2008 (42) de formule voor de berekening van het uitvoerrecht gewijzigd en haar beleidsdoelstelling met zoveel woorden geherformuleerd: „Het doel van het stelsel van variabele uitvoerrechten bestaat erin het effect van de stijging van de internationale prijzen van granen en oliehoudende zaden en bijproducten daarvan op de binnenlandse prijzen te beperken en zo bij te dragen tot een betere inkomensverdeling ”. (cursivering en nadruk toegevoegd).

(99)

In 2012 heeft de Argentijnse overheid een gezamenlijke resolutie bekendgemaakt waarin werd verklaard dat Argentinië een aantal beleidsmaatregelen had genomen om de nationale bedrijfstak voor biodiesel te versterken, in het bijzonder middels de goedkeuring van wet nr. 26.093. In de gezamenlijke resolutie werd er voorts op gewezen dat de uitvoerrechten op biodiesel en mengsels daarvan strookten met de uitvoerrechten op andere bijproducten van de sector voor oliehoudende zaden, waarbij de verschillen in productiekosten in aanmerking werden genomen en een differentiatie werd aangehouden, zodat het feitelijke tarief voor biodiesel lager was dan dat voor de belangrijkste input ervan, waardoor toegevoegde waarde in Argentinië werd gecreëerd en de ontwikkeling van de bedrijfstak voor biodiesel werd gestimuleerd (43).

(100)

Hoewel de nieuw gekozen Argentijnse regering eind 2015 de uitvoerrechten op andere graangewassen had afgeschaft, bleef het uitvoerrecht op sojabonen hoog. Besluit nr. 133/2015 (44) tot afschaffing van het uitvoerrecht op tarwe en tot aanpassing van het percentage van het uitvoerrecht op sojabonen naar 30 % vermelde de volgende beleidsdoelstelling: „In het geval van sojabonen en de bijproducten daarvan heeft de toename van het in gebruik zijnde areaal en de recordoogst van het afgelopen seizoen niet verhinderd dat het concurrentievermogen en de winstgevendheid van de gehele bijbehorende waardeketen is afgenomen” (nadruk toegevoegd). De waardeketen heeft in dit geval onder andere betrekking op de bedrijfstak voor biodiesel.

(101)

Na de bekendmaking van het informatiedocument hebben de Argentijnse overheid en CARBIO hun argument herhaald dat een eventueel gevolg van de heffing van uitvoerrechten op sojabonen voor de productie van biodiesel, als daar al sprake van mocht zijn, hooguit een bijkomend gevolg is van een maatregel om belastinginkomsten te genereren.

(102)

De Commissie was het niet eens met dit standpunt. De in de overwegingen 91 tot en met 100 aangehaalde besluiten kunnen niet als louter „beleidsaankondigingen” worden beschouwd. Uit deze wetgeving blijkt nogmaals het voornemen van de Argentijnse overheid om de bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen, terwijl anders dan de Argentijnse overheid beweert, nergens in de besluiten wordt vermeld dat het doel van de heffing van uitvoerrechten op sojabonen het genereren van belastinginkomsten is. Überhaupt is nergens in de door de Argentijnse overheid aangevoerde wetgeving te lezen dat de heffing van uitvoerrechten op sojabonen bedoeld is om belastinginkomsten te genereren.

(103)

Door uitvoerheffingen op sojabonen in te stellen plaatst de Argentijnse overheid de Argentijnse telers van sojabonen in een economisch irrationale situatie, waardoor zij ertoe worden aangezet om hun goederen op de binnenlandse markt te verkopen tegen een prijs die lager ligt dan die welke zij zonder deze uitvoerheffingen zouden kunnen krijgen. Hun wordt aldus een rationele keuzemogelijkheid ontnomen en zij worden ertoe aangezet om zich te voegen naar de beleidsdoelstelling achter de heffing van uitvoerrechten.

(104)

Deze irrationele situatie werd versterkt door andere uitvoerbeperkingen, zoals uitvoerquota voor andere landbouwproducten dan sojabonen van 2006 tot 2015, waardoor de uitvoer van andere gewassen werd ontmoedigd, producenten ermee werden belast de productie van sojabonen (in tegenstelling tot andere graansoorten) voort te zetten en de binnenlandse prijs nog verder daalde. De telers van sojabonen bleven ook produceren en hun producten lokaal verkopen, aangezien het aanleggen van voorraden niet geschikt is voor dit landbouwproduct en in elk geval geen standhoudt op de middellange tot lange termijn.

(105)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de Argentijnse overheid aangevoerd dat er al tien jaar geen uitvoerquota voor maïs en tarwe zijn ingesteld. De Commissie heeft echter geconcludeerd dat dit feitelijk onjuist was. In resolutie 543/2008 (45) werden expliciet beperkingen gesteld aan onder andere de uitgevoerde hoeveelheden tarwe en maïs. Deze maatregel was van kracht tot eind 2015 (46).

(106)

Bovendien heeft de Argentijnse overheid in 2009 een tijdelijk verbod op de invoer van sojabonen ingesteld, waarbij zij verklaarde dat het gebruik van binnenlandse grondstoffen voorrang moest krijgen boven ingevoerde grondstoffen, zodat het Argentijnse product op de internationale markt een toegevoegde waarde kreeg, en dat de tijdelijke invoer van inputs die lokaal werden geproduceerd, deze doelstelling zou verstoren (47). In 2012 heeft de Argentijnse overheid een register voor toegelaten sojamarktdeelnemers opgezet, waarmee het invoerverbod werd opgeheven (48). Het bleef echter zeer omslachtig om sojabonen in Argentinië in te voeren totdat dit register verder werd gewijzigd in 2016 (49). In combinatie met het uitvoerrecht op sojabonen vormt het invoerverbod een bevestiging van de beleidsdoelstelling van de Argentijnse overheid om de ontwikkeling van een volledig binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel te stimuleren door lokale componenten in de toeleveringsketen op te nemen. Het zorgt voor een kunstmatige, door de overheid gestuurde productie van sojabonen in Argentinië voor binnenlands verbruik, die ervoor zorgt dat door middel van lokale leveringen aan de lokale vraag naar sojabonen kan worden voldaan en erop gericht is de geformuleerde beleidsdoelstellingen te verwezenlijken.

(107)

Bovendien heeft een lange periode van beperkingen van de uitvoer van andere gewassen geleid tot een aanzienlijke toename van de productie van sojabonen, de zogenoemde „sojización” (50) van de Argentijnse landbouw. Zelfs na de afschaffing van de uitvoerquota in 2015 (51) is de productie van sojabonen niet significant gedaald in vergelijking met de andere gewassen en is zij in grote lijnen gelijk gebleven, zoals blijkt uit grafiek 1 hieronder:

Grafiek 1

Argentijnse productie van sojabonen, maïs en tarwe per oogstjaar

Image

Soja

Mais

Tarwe

Productie miljoen MT

MT

2000/01

2001/02

2002/03

2003/04

2004/05

2005/06

2006/07

2007/08

2008/09

2009/10

2010/11

2011/12

2012/13

2013/14

2014/15

2015/16

2016/17

2017/18

Bron: http://datosestimaciones.magyp.gob.ar/

(108)

Voorts heeft de Argentijnse overheid in 2017 een resolutie bekendgemaakt waarin een stimuleringsregeling voor producenten van sojabonen (52) werd vastgesteld in het kader van het Plan Belgrano (53). Het Plan Belgrano werd in 2016 opgezet als een plan voor de ontwikkeling van de infrastructuur en industrie in tien van de noordelijke provincies van Argentinië, die van oudsher minder ontwikkeld zijn dan de rest van het land. Op grond van deze resolutie werden van 1 maart tot en met 31 augustus 2017 financiële prikkels toegediend aan telers van sojabonen in de tien meest onderontwikkelde provincies van Argentinië (54), waarmee de telers verder werden belast met de productie van sojabonen en het grotere binnenlandse aanbod van sojabonen verder toenam ten gunste van de ontwikkeling van de bedrijfstak voor biodiesel.

(109)

In het licht van het beschikbare bewijsmateriaal was de Commissie van oordeel dat de rol van de Argentijnse overheid „actiever was dan louter aansporing”, zoals door de beroepsinstantie vereist (55). De door de Argentijnse overheid genomen maatregelen beperken de vrijheid van handelen van de telers van sojabonen door hun zakelijke besluit betreffende tegen welke prijs en waar zij hun product verkopen, in de praktijk te beperken.

(110)

Zij worden verhinderd een zo hoog mogelijk inkomen te realiseren, namelijk het inkomen dat zij zouden kunnen verkrijgen zonder het uitvoerrecht op sojabonen (bv. door hun productie uit te voeren om te profiteren van hogere prijzen of door de binnenlandse prijzen te verhogen) en andere vergelijkbare beperkende maatregelen.

(111)

Dit wordt verder ondersteund door besluit nr. 133/2015 en besluit nr. 640/2016, waarin de Argentijnse overheid specifieke maatregelen heeft getroffen om de bedrijfstak voor sojabonen en de bijbehorende waardeketen te helpen de opgetreden achteruitgang van het concurrentievermogen en de winstgevendheid van de gehele bijbehorende waardeketen om te buigen. De telers van sojabonen worden dus door de Argentijnse overheid aangemoedigd of ermee belast om, met het oog op het bedienen van de binnenlandse markt, de productie te handhaven, ook al zou een rationele leverancier in een situatie waarin uitvoer wordt ontmoedigd, zijn productie en prijzen aanpassen.

(112)

Met deze maatregelen zet de Argentijnse overheid de telers van sojabonen er derhalve toe aan om de sojabonen in Argentinië te houden, aangezien zij niet mogen verkopen voor betere prijzen, die zij in Argentinië zouden kunnen krijgen indien deze maatregelen niet bestonden.

(113)

In deze zin wordt aan de producenten van inputs door de Argentijnse overheid „de functie toevertrouwd” of worden zij door de Argentijnse overheid „met de functie belast” om tegen een minder dan toereikende beloning goederen te leveren aan de binnenlandse gebruikers van sojabonen, d.w.z. biodieselproducenten. De telers van sojabonen wordt de verantwoordelijkheid gegeven om in Argentinië een kunstmatige, versnipperde en laaggeprijsde binnenlandse markt te creëren.

(114)

Wanneer zij de beschreven reeks maatregelen toepast, weet de Argentijnse overheid met andere woorden hoe de telers van sojabonen op de maatregelen zullen reageren en welke gevolgen daaruit voor hen zullen voortvloeien. Terwijl de sojatelers hun binnenlandse productie licht kunnen verlagen in reactie op uitvoerheffingen en andere beperkende maatregelen, blijkt uit het bewijsmateriaal dat de productie niet stopte, en evenmin aanzienlijk afnam (zie tabel 1 en nadere toelichting in overweging 139). De Commissie heeft geconcludeerd dat dit het gevolg is van het feit dat de Argentijnse overheid telers van sojabonen functies heeft toevertrouwd of met functies heeft belast om de productie en uitvoer voort te zetten.

(115)

Zoals uiteengezet zal de sector voor de productie van sojabonen zijn productie slechts in geringe mate wijzigen, wat voor lagere binnenlandse prijzen zorgt. In dit opzicht zijn de gevolgen vooraf bekend en zijn deze derhalve niet „onwillekeurig”. Er is een duidelijk „aantoonbaar verband” tussen het beleid en het gedrag van de betrokken particuliere lichamen, die als een gemachtigde van de Argentijnse overheid handelen om het overheidsbeleid ervan uit te voeren waarbij aan de bedrijfstak voor biodiesel sojabonen worden geleverd tegen een minder dan toereikende beloning.

(116)

De Argentijnse overheid heeft zelf erkend dat zij er met haar reeks maatregelen in is geslaagd de beleidsdoelstelling te verwezenlijken om de bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen. In de gezamenlijke resolutie die de Argentijnse overheid in 2012 heeft bekendgemaakt en waarnaar hieronder wordt verwezen, heeft zij verklaard dat het vastgestelde overheidsbeleid een reeks mechanismen omvat om de bedrijfstak voor biodiesel te bevorderen. Voorts heeft zij verklaard dat de goede prestaties van deze productiesector, waarvan de brutowinstmarges wat de belangrijkste input tijdens de verwerkingsfase betreft meer dan 25 % bedragen (56), hieruit kunnen worden verklaard. Deze winstmarges lijken grotendeels het gevolg te zijn van de verschillen tussen de uitvoerrechten op biodiesel en die op sojabonen.

(117)

Samenvattend heeft de Commissie vastgesteld dat de Argentijnse overheid aan de telers van sojabonen de uitvoering had toevertrouwd van haar beleid om een versnipperde binnenlandse markt te creëren en aan de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel sojabonen te leveren tegen een minder dan toereikende beloning, of die telers met die uitvoering had belast.

(118)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de Argentijnse overheid aangevoerd dat de Commissie de reikwijdte van het toevertrouwen van functies of het belasten met functies heeft uitgebreid, en nadruk heeft gelegd op de begrippen aansporing en richtsnoeren, terwijl de vereisten van de WTO impliceren dat de toekenning van verantwoordelijkheid een uitdrukkelijke en positieve handeling moet inhouden, gericht moet zijn tot een bepaalde partij en een bepaalde taak of plicht tot doel moet hebben. Loutere beleidsverklaringen van een overheid kunnen op zich geen opdracht vormen en de beweerdelijke opdracht of het beweerdelijke toevertrouwen van functies kunnen niet onwillekeurig zijn of alleen maar een bijkomend gevolg van overheidsregulering zijn.

(119)

De Commissie was het hier niet mee eens. Zoals vermeld in overweging 117 en in het licht van de in overweging 93 bedoelde WTO-rechtspraak, vond de Commissie afdoende bewijs om te concluderen dat de Argentijnse overheid expliciete en positieve maatregelen heeft genomen om de telers van sojabonen de functie van verkoop van sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning aan de bedrijfstak voor biodiesel toe te vertrouwen, of hen met deze functie te belasten. Er bestaat een „aantoonbaar verband” tussen het overheidsoptreden en het gedrag van de producenten van sojabonen, waardoor hun handelingen aan de Argentijnse overheid kunnen worden toegeschreven. De Argentijnse overheid heeft haar argument dat het door de Commissie gevonden bewijs enkel beschouwd kan worden als louter beleidsverklaringen van de Argentijnse overheid, niet onderbouwd. In het bijzonder heeft de Argentijnse overheid het bestaan van de geformuleerde beleidsdoelstellingen uit hoofde van die beleidsverklaringen niet betwist. Evenmin heeft de Argentijnse overheid verklaringen ontkracht waarin ervan gewag wordt gemaakt dat de beperkende maatregelen ter verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen voor de ondersteuning van de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel, goed hebben gewerkt. Daarom heeft de Commissie dit argument afgewezen.

(120)

Voorts heeft de Argentijnse overheid aangevoerd dat de conclusie van de Commissie dat het bestaan van verschillende mechanismen binnen een bredere regeling die door de Argentijnse overheid is opgezet ter ondersteuning van een bepaalde bedrijfstak, van belang is om de aard van het optreden te bepalen, kennelijk onjuist is, aangezien de heffing van uitvoerrechten niet onder artikel 3, i) tot en met iii), van de basisverordening (of de SCM-overeenkomst) valt en evenmin onder artikel 3, iv), van de basisverordening.

(121)

Het enkele feit dat de heffing van uitvoerrechten als zodanig niet uitdrukkelijk in artikel 3, lid 1, onder a), van de basisverordening wordt genoemd, wil niet zeggen dat een dergelijke heffing potentieel niet de aard van een financiële bijdrage zou kunnen hebben en derhalve onder de definitie van subsidie in de zin van de basisverordening en de SCM-overeenkomst zou vallen. De Commissie heeft ruimschoots bewijs geleverd dat de uitvoerheffing op sojabonen is gebruikt als een instrument om samen met andere instrumenten telers van sojabonen ertoe aan te zetten zich te voegen naar de geformuleerde beleidsdoelstellingen, en wel op een wijze die neerkomt op een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie, zoals beschreven in artikel 3, lid 1, onder a), van de basisverordening. Aangezien de Argentijnse autoriteit het argument dat de heffing van uitvoerrechten op sojabonen niet als tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie zou kunnen worden beschouwd, niet heeft onderbouwd, heeft de Commissie het argument afgewezen.

(122)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen was de Argentijnse overheid het oneens met de conclusie van de Commissie in overweging 121 dat de Argentijnse overheid haar argument waarom de uitvoerheffing op sojabonen niet kon worden beschouwd als een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie, niet had onderbouwd.

(123)

Hoewel de Argentijnse overheid gedurende het onderzoek stelde dat het doel van uitvoerheffingen bestaat in het genereren van belastinginkomsten, heeft zij geen bewijsmateriaal overgelegd dat deze bewering kon schragen ten aanzien van de wetgevingshandelingen tot instelling of tot wijziging van de hoogte van de uitvoerheffing op sojabonen. Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal heeft de Commissie geoordeeld dat de uitvoerheffingen instrumenten zijn waarvan de Argentijnse overheid naast andere instrumenten gebruik heeft gemaakt ter ondersteuning van de ontwikkeling van de bedrijfstak voor biodiesel. Daarom kwam de Commissie tot een andere conclusie zoals uiteengezet in de overwegingen 89 tot en met 90 en wees zij het oorspronkelijke argument van de Argentijnse overheid af.

(124)

CARBIO heeft aangevoerd dat de Commissie onvoldoende recht heeft gedaan aan de strenge norm waaraan het bewijs voor het toevertrouwen van functies of het belasten met functies moet voldoen. Het staat telers van sojabonen nog steeds vrij om te beslissen of zij sojabonen willen produceren, verkopen en uitvoeren. Geen enkel element van de uitvoerheffing op sojabonen vertrouwt telers van sojabonen het nemen van een dergelijke beslissing toe of belast hen met het nemen van dergelijke beslissingen.

(125)

De Commissie is het er niet mee eens dat aan de norm voor het toevertrouwen van functies aan of het belasten met functies van, zoals uiteengezet in overweging 82, in casu niet is voldaan. Het argument van CARBIO dat telers van sojabonen vrij zijn in het vaststellen van de prijs van sojabonen, is bovendien onjuist. Tijdens het controlebezoek heeft de Argentijnse overheid toegelicht hoe de fob-prijs van sojabonen voor de uitvoer door de overheid wordt vastgesteld. Aangezien zowel de uitvoerprijs als de binnenlandse prijs van sojabonen ver onder de wereldmarktprijs liggen, zijn de telers van sojabonen beperkt in hun vrijheid om hun prijs vast te stellen. CARBIO gaat er tot slot aan voorbij dat de heffing van uitvoerrechten niet het enige instrument is dat de Argentijnse overheid heeft ontwikkeld om telers van sojabonen met bepaalde functies te belasten. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(126)

CARBIO betwistte ook de bevinding van de Commissie in overweging 112 dat sojatelers niet kunnen verkopen tegen betere prijzen die in Argentinië bij ontbreken van deze maatregelen aan de orde zouden zijn, onder verwijzing naar een studie van de interne handelscommissie volgens welke afschaffing van de uitvoerheffing op sojabonen zou leiden tot een stijging van de binnenlandse prijzen van sojabonen van slechts 1,2 % (57).

(127)

De Commissie heeft echter opgemerkt dat volgens een studie die is gepubliceerd in het Amerikaanse Journal of Agricultural Economics (58), de binnenlandse prijs van sojabonen zonder een heffing van uitvoerrechten veel hoger zou kunnen zijn, tot wel 26,0 %. Bovendien is in de studie waarnaar door CARBIO werd verwezen, aangegeven dat de afschaffing van de heffing van uitvoerrechten op sojabonen zou leiden tot een afname van de wereldmarktprijs voor sojabonen met 18 %. Dit betekent dat met de theoretische afschaffing van een heffing van uitvoerrechten van 23,5 %, het verschil tussen de Argentijnse prijs en de wereldmarktprijs bijna zou verdwijnen.

(128)

Derhalve heeft de Commissie haar conclusie herhaald dat telers van sojabonen ertoe worden aangezet in Argentinië sojabonen te blijven telen en verkopen, zonder dat zij de mogelijkheid krijgen deze te verkopen tegen betere prijzen die in Argentinië bij ontbreken van deze maatregelen aan de orde zouden zijn.

(129)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalden de Argentijnse overheid en CARBIO hun argumenten:

er is geen reeks van maatregelen die de binnenlandse telers van sojabonen ertoe aanzetten lokaal sojabonen te verkopen tegen een minder dan toereikende beloning;

het staat sojatelers vrij de prijs van hun sojabonen te bepalen;

er is geen sprake van een financiële bijdrage door middel van uitvoerheffingen op sojabonen; de gevolgen van de uitvoerheffingen op sojabonen ten aanzien van de productie van biodiesel vormt hooguit een neveneffect van een belastinginningsmaatregel;

de aard en het belastinginningsdoel van de uitvoerheffingen op sojabonen heeft niets van doen met het beweerdelijke toevertrouwen van of belasten met functies, en

daarbij wordt geen voordeel toegekend.

(130)

De Argentijnse overheid en CARBIO waren het voorts oneens met de juridische interpretatie van de Commissie van de termen „toevertrouwen van functies” en „belasten met functies”. De Argentijnse overheid voerde aan dat de beoordeling door de Commissie van de financiële bijdrage sterk lijkt op de zogenaamde „op effecten gebaseerde aanpak”, die expliciet en ondubbelzinnig door de WTO-rechtspraak is verworpen.

(131)

CARBIO voerde voorts aan dat de huidige wereldmarktprijs van sojabonen niet weerspiegelt wat de binnenlandse prijzen van sojabonen in Argentinië bij ontbreken van de uitvoerheffing zouden zijn.

(132)

Aangezien de Argentijnse overheid of CARBIO enkel de eerder aangevoerde argumenten herhaalden maar deze niet onderbouwden, heeft de Commissie deze afgewezen.

3.2.2.3.   Toevertrouwen van functies aan particuliere lichamen of particuliere lichamen belasten met functies in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv), van de basisverordening

(133)

De Commissie heeft vervolgens beoordeeld of de telers van sojabonen in Argentinië particuliere lichamen zijn waaraan door de Argentijnse overheid functies worden toevertrouwd of die door de Argentijnse overheid met functies worden belast in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv), van de basisverordening.

(134)

De in de steekproef opgenomen Argentijnse producenten-exporteurs kochten alle voor de productie van biodiesel gebruikte sojabonen van binnenlandse bronnen. Deze sojabonen werden hoofdzakelijk van particuliere sojaboeren gekocht en in kleinere hoeveelheden van het staatsbedrijf YPF.

(135)

Derhalve was de Commissie, op basis van de beschikbare informatie, van oordeel dat alle telers van sojabonen particuliere lichamen zijn waaraan de levering van sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning is toevertrouwd door de Argentijnse overheid in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv), van de basisverordening.

3.2.2.4.   Levering van sojabonen door telers van sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning

(136)

Vervolgens heeft de Commissie gecontroleerd of de telers van sojabonen het beleid van de Argentijnse overheid om sojabonen te leveren tegen een minder dan toereikende beloning, daadwerkelijk hebben uitgevoerd. Hiervoor was een gedetailleerde analyse nodig van de marktontwikkelingen in Argentinië, ten opzichte van een passend referentiepunt. In overeenstemming met de conclusies in overweging 64 heeft de Commissie besloten gedeeltelijk gebruik te maken van de beschikbare feiten om te bepalen of er sprake was geweest van levering van sojabonen door sojatelers tegen een minder dan toereikende beloning.

(137)

Door de in de overwegingen 84 tot en met 116 beschreven reeks maatregelen heeft de Argentijnse overheid de sojatelers ertoe aangezet om lokaal tegen lagere prijzen te verkopen dan anders het geval zou zijn geweest (d.w.z. bij ontbreken van die maatregelen zouden de sojatelers de sojabonen tegen de veel hogere prijs van de wereldmarkt hebben uitgevoerd of gewoon hun aanbod hebben aangepast aan de vereisten van de markt). De sojatelers hebben dit daarentegen niet gedaan, wegens het beleid van de Argentijnse overheid ter bevordering van de ontwikkeling van de downstream bedrijfstak voor biodiesel.

(138)

Zoals blijkt uit tabel 1 wordt nagenoeg het gehele binnenlandse verbruik van sojabonen verder tot sojaolie verwerkt door vermaling. De gegevens met betrekking tot productie, uitvoer, invoer en binnenlandse verwerking door vermaling van sojabonen in de loop van de jaren zijn als volgt:

Tabel 1

Argentijnse productie van sojabonen, sojaolie en biodiesel

 

Productie van sojabonen (MT)

Uitvoer van sojabonen (MT)

Invoer van sojabonen (MT)

Vermaling van sojabonen (MT)

Productie van sojaolie (MT)

Binnenlands verbruik van sojaolie (MT)

Biodieselproductie (MT)

2007

47 482 787

11 843 248

2 245 391

36 268 044

6 962 206

474 078

 

2008

46 238 890

11 733 588

2 891 771

31 709 219

6 024 101

1 078 022

711 864

2009

30 989 474

4 292 321

823 924

30 285 623

5 772 026

1 348 922

1 179 103

2010

52 676 218

13 616 012

189

36 824 921

7 000 075

2 118 336

1 820 385

2011

48 878 774

10 420 216

12 862

37 339 854

7 113 681

2 996 512

2 429 964

2012

40 100 197

6 158 407

1 428

33 333 313

6 353 359

2 841 121

2 456 578

2013

49 306 202

7 784 236

1 615

34 040 869

6 432 942

2 448 560

1 997 809

2014

53 397 720

7 360 901

2 227

37 936 186

7 096 392

3 184 146

2 584 290

2015

61 446 556

11 509 272

566

40 940 319

7 895 905

2 407 954

1 810 659

2016

58 799 258

8 910 323

853 849

44 482 510

8 670 493

3 137 953

2 659 275

2017

54 971 626

7 369 126

1 897 833

41 824 091

8 065 602

3 264 784

2 871 435

Bron: Door de Argentijnse overheid ingediende cijfers, afkomstig uit verschillende openbare Argentijnse databanken.

(139)

Zoals uit tabel 1 blijkt, is de productie van sojabonen gestegen van 26,7 miljoen MT in 2001 tot 40,5 miljoen MT in 2006 (59). De verhoging van het uitvoerrecht op sojabonen heeft niet geleid tot een daling van de productie van sojabonen, maar tot een vanuit economisch oogpunt irrationele stijging. Zonder de aansporing door de verschillende maatregelen van de Argentijnse overheid, zouden leveranciers die aan uitvoerbeperkingen onderworpen zijn, zich immers aan de marktvoorwaarden aanpassen. In dit geval echter geldt voor de sojatelers dat zij, veeleer dan dat zij hun productie verlagen, tevens voordeel hebben van de beleidsdoelstelling om een concurrerende bedrijfstak voor biodiesel te stimuleren en te ontwikkelen, die op zijn beurt vereist dat grote hoeveelheden sojabonen beschikbaar worden gesteld aan biodieselproducenten tegen prijzen die onder de internationale prijzen liggen.

(140)

De tendens wordt weergegeven in grafiek 2 hieronder (in MT):

Grafiek 2

Verwerking van sojabonen in Argentinië

Image

Sojaboonvermalen

Sojabooninvoer

Sojaboonuitvoer

Sojaboonproductie

2017

2016

2015

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

Bron: Gegevens tabel in overweging 138.

(141)

Uit tabel 1 en grafiek 2 blijkt dat nagenoeg de hele productie van sojabonen die in het binnenland is verbruikt, door vermaling is verwerkt en dat het binnenlandse verbruik van de aldus verkregen sojaolie hoofdzakelijk voor de productie van biodiesel is gebruikt.

(142)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde CARBIO aan dat de Commissie ervan uitging dat alle op de binnenlandse markt verkochte sojabonen uitsluitend werden gebruikt voor de productie van biodiesel. De Commissie lichtte toe dat dit niet het geval is. Zoals uiteengezet in overweging 141 worden sojabonen op de interne markt verkocht voor verwerking door vermaling tot sojaolie en sojameel. De hieruit voortvloeiende sojaolie wordt gebruikt om biodiesel te maken, aangezien er geen sprake is van een aanzienlijke binnenlandse markt voor sojaolie in Argentinië. Sommige sojaolie en sojameel worden uitgevoerd.

(143)

Voorts worden sojabonen pas uitgevoerd als volledig is voorzien in het binnenlandse verbruik zowel wat de verwerking van sojabonen door vermaling als de productie van biodiesel betreft. Tabel 1 en grafiek 2 tonen ook de niet-bestaande of zeer beperkte invoer van sojabonen in de jaren gedurende welke uitvoerbeperkingen van toepassing waren. Dit wordt ook bevestigd door het bedrijfsmodel dat is waargenomen bij de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. Geen van hen voerde sojabonen in voor de productie van biodiesel. Het was veeleer zo dat zij de sojabonen uitsluitend invoerden voor verwerking in hun vermalingsfaciliteiten en vervolgens alle aldus verkregen sojaolie en al het aldus verkregen sojameel uitvoerden naar buiten Argentinië.

(144)

De hoofddoelstelling van de maatregelen van de Argentijnse overheid is dus bereikt: aan de binnenlandse vraag naar een input voor de binnenlandse biodieselproductie is volledig voldaan door middel van in eigen land geproduceerde sojabonen, ten nadele van de producenten van sojabonen, die hun winsten liever zouden optimaliseren door al hun producten uit te voeren of op de binnenlandse markt tegen hogere prijzen te verkopen als er geen sprake was van de uitvoerbeperkingen.

(145)

Volgens de WTO-rechtspraak ter zake geldt dat, zoals met name uiteengezet in overweging 78, er in de meeste gevallen enige vorm van dreiging of aansporing door de overheid zou moeten zijn jegens de leveranciers van inputs, ten bewijze van het bestaan van een toevertrouwen van of een belasten met functies. Dat er mogelijk enige beslissingsvrijheid wordt gelaten, doet niet automatisch afbreuk aan deze bevinding. Deze analyse per geval geschiedt op basis van bewijsmateriaal. In dit geval is het opmerkelijk te noemen dat de uitvoer vrij beperkt is in een zeer internationale grondstoffenmarkt, terwijl Argentinië een van de grootste producenten van sojabonen ter wereld is, vooral gezien het feit dat de prijs op de internationale markten aanzienlijk hoger is dan de binnenlandse prijs in Argentinië (zie grafiek 3, overweging 158).

(146)

Uit het in de Argentijnse wetgeving vervatte bewijsmateriaal (zie de overwegingen 91 tot en met 99) blijkt dat de beleidsdoelstelling van de Argentijnse overheid erin bestaat de downstreambedrijfstakken met een hogere toegevoegde waarde, waaronder biodiesel, te ontwikkelen en te begunstigen. Bovendien heeft de Argentijnse overheid duidelijk verklaard dat zij ernaar streeft de downstreambedrijfstakken te beschermen tegen de stijging van de internationale prijzen.

(147)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft CARBIO aangevoerd dat de Commissie geen bewijs heeft geleverd voor de stelling dat producenten van sojabonen hun winsten liever zouden optimaliseren.

(148)

Daar de Commissie, zoals uiteengezet in de overwegingen 61 tot en met 64, geen directe informatie van de telers van sojabonen heeft ontvangen, heeft zij aangenomen dat de telers van sojabonen rationele marktdeelnemers in een markteconomie zijn, die zo veel mogelijk zouden trachten hun voordelen te optimaliseren. Derhalve wordt de beslissing om de productie van sojabonen te verhogen wanneer de prijzen vanwege hogere uitvoerheffingen dalen, als irrationeel beschouwd. Dat telers van sojabonen sojabonen blijven leveren ondanks de verschillende, door de Argentijnse overheid vastgestelde beperkende maatregelen, is het gevolg van het optreden van de Argentijnse overheid dat beoogt telers van sojabonen als uitvoerders van de geformuleerde beleidsdoelstellingen ertoe aan te zetten, de bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen. Het argument werd daarom afgewezen.

(149)

Volgens de Argentijnse overheid is geen bewijs overgelegd waaruit blijkt dat de verwerking van sojabonen in Argentinië op welke wijze dan ook veranderd is door de heffing van uitvoerrechten op sojabonen.

(150)

De Commissie was het hier niet mee eens. Allereerst herinnert de Commissie eraan dat de Argentijnse overheid haar niet heeft ondersteund bij het verkrijgen van de benodigde informatie van de telers van sojabonen om een betere beoordeling van hun gedrag mogelijk te maken. De Commissie was dus, op basis van de beschikbare informatie, van oordeel dat de maatregelen van de Argentijnse overheid (waaronder de heffing van uitvoerrechten) het gedrag van de telers van sojabonen hebben veranderd om de door de Argentijnse overheid beoogde effecten te sorteren. Zoals te zien is in tabel 1, is de productie van sojabonen, ondanks een hogere heffing van uitvoerrechten op sojabonen in 2007, d.w.z. bij het begin van de grootschalige productie van biodiesel, aanzienlijk toegenomen. Bovendien is in dezelfde periode de uitvoer van sojaolie in belangrijke mate vervangen door de uitvoer van biodiesel, waaruit blijkt dat de maatregelen van de Argentijnse overheid een prikkel zijn geweest voor een structurele verandering om het concurrentievermogen van de bedrijfstak voor biodiesel te verbeteren. Het argument werd derhalve afgewezen.

(151)

Het is ook duidelijk dat de talloze kleine producenten van sojabonen (ongeveer 64 000), hoewel zij er niet formeel door de Argentijnse overheid van worden weerhouden hun producten uit te voeren, er door dit beleid toe worden aangezet om bijna hun gehele productie in eigen land te verkopen tegen lagere prijzen dan de prijzen die zij anders op de internationale markten zouden hebben gekregen. Er is geen enkele aanwijzing in het dossier dat de Argentijnse overheid op enigerlei wijze probeert om direct of indirect een toename van de uitvoer en dus een maximalisatie van de winst voor de producenten van sojabonen aan te moedigen en/of actief te ondersteunen, ondanks de bekende moeilijkheden van kleine producenten om klanten in het buitenland te vinden, in een vreemde taal te communiceren en alle omslachtige administratieve formaliteiten voor de uitvoer te regelen.

(152)

Bij gebrek aan andere bewijzen van het tegendeel in het dossier en gezien het gebrek aan voldoende medewerking van de Argentijnse overheid om in dit verband relevant bewijsmateriaal en relevante informatie te verstrekken, heeft de Commissie geconcludeerd dat uit dit bewijsmateriaal blijkt dat de telers van sojabonen ertoe worden aangezet om hun productie in eigen land ten behoeve van de downstreambedrijfstakken (waaronder de biodieselproducenten) te verkopen, in plaats van hun opbrengsten op andere manieren te maximaliseren door bijvoorbeeld hun productie aan te passen of zelfs op een andere soort productie over te schakelen (zoals andere graansoorten).

(153)

Het feit dat telers van sojabonen nog steeds een zekere beslissingsvrijheid genieten om althans formeel in het buitenland te verkopen en dat uitvoer daadwerkelijk in zeer beperkte mate plaatsvond, doet niet af aan de voornaamste conclusie dat hun functies zijn toevertrouwd of dat zij met functies zijn belast in de zin van de WTO-rechtspraak in de zaak DRAMS (60).

(154)

Voorts heeft de Commissie het eventuele effect dat het aanbod aan sojabonen wegens de maatregelen van de Argentijnse overheid op de binnenlandse prijs van sojabonen in Argentinië heeft, geanalyseerd.

(155)

De Commissie heeft zich daarbij gebaseerd op de gemiddelde binnenlandse prijs van sojabonen in Argentinië, die is gebaseerd op maandelijkse gegevens van de graanbeurs in Buenos Aires voor Rosario, Bahia Blanca en Quequen, die door het ministerie van Agro-industrie op nationaal niveau zijn verstrekt.

(156)

De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben daadwerkelijk in zekere mate sojabonen ingevoerd. Hoewel de ondernemingen deze invoer niet voor de productie van biodiesel hebben gebruikt — de invoer werd gebruikt voor de productie van sojaolie die vervolgens werd uitgevoerd — kon de prijs van deze invoer als representatief worden beschouwd, aangezien de sojabonen werden ingevoerd om te worden verwerkt door vermaling en als sojaolie opnieuw te worden uitgevoerd, en de prijs ervan de wereldmarktprijs voor sojabonen weerspiegelde.

(157)

De binnenlandse prijs werd maandelijks vergeleken met de gemiddelde fob-prijs bij invoer van sojabonen door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(158)

Grafiek 3 hieronder toont de prijsschommelingen tijdens de beoordelingsperiode en het prijsverschil in percentages tussen de Argentijnse binnenlandse prijs en de wereldmarktprijs.

Grafiek 3

Argentijnse binnenlandse prijs tegenover wereldmarktprijs

Image

Prijsverschil (%)

Wereldmarktprijs (ARS/MT)

Argentijnse binnenlandse prijs (ARS/MT)

2017M11

2017M09

2017M07

2017M05

2017M03

2017M01

2016M11

2016M09

2016M07

2016M05

2016M03

2016M01

2015M11

2015M09

2015M07

2015M05

2015M03

2015M01

Bron: Bloomberg en door de Argentijnse overheid ingediende cijfers op basis van openbaar beschikbare gegevens.

(159)

Grafiek 3 toont een prijsverschil tussen de Argentijnse binnenlandse prijs en de wereldmarktprijs, dat hoofdzakelijk kan worden verklaard door de uitvoerheffing op sojabonen. Het belastende beleid van de Argentijnse overheid verhindert dat telers van sojabonen winst maken op basis van de wereldmarktprijzen. De telers van sojabonen wordt in feite een rationele keuzemogelijkheid onthouden om op de internationale markten tegen veel hogere prijzen te verkopen.

(160)

In plaats daarvan behalen zij vergelijkbare winsten op zowel de binnenlandse als de internationale markt, waarbij de binnenlandse prijzen met het bedrag van de uitvoerheffing moeten worden verminderd. Zo drukt de Argentijnse overheid de binnenlandse prijzen ten voordele van de binnenlandse downstreambedrijfstakken.

(161)

De Argentijnse overheid „belast” door de telers van sojabonen een rationele keuzemogelijkheid te onthouden. Zoals uit de grafiek blijkt, is het verschil tussen de binnenlandse prijzen en de internationale prijzen bovendien niet alleen aanzienlijk gebleven, maar heeft het de bedrijfstak voor biodiesel en alle andere downstreambedrijfstakken (zoals de vermalerijen, die hoofdzakelijk geïntegreerd zijn met biodieselproducenten) ook beschermd tegen de hoogste prijsstijgingen op de internationale markt.

(162)

De maatregelen van de Argentijnse overheid hebben bijgevolg hun vooropgezette doel bereikt, namelijk de binnenlandse prijzen verlagen tegen de achtergrond van de stijgende internationale prijzen ten voordele van de binnenlandse bedrijfstak met toegevoegde waarde, waaronder de bedrijfstak voor biodiesel.

(163)

In het licht van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de telers van sojabonen in Argentinië de levering van sojabonen aan de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel is toevertrouwd of dat zij daarmee zijn belast tegen minder dan een toereikende beloning.

3.2.2.5.   De functie die de overheid normaal zou vervullen en de praktijk die in werkelijkheid niet afwijkt van praktijken die overheidsinstanties plegen te volgen

(164)

Wat het criterium inzake „normaal vervullen” betreft, dat door het panel nog niet verder is verduidelijkt (61), was de Commissie van oordeel dat het leveren van grondstoffen die zich in een land bevinden aan nationale ondernemingen een functie is die de overheid normaliter zou vervullen. Naar algemeen internationaal recht hebben landen soevereiniteit over hun natuurlijke hulpbronnen. Hoewel zij beschikken over een uitgebreide discretionaire bevoegdheid om de exploitatie van hun natuurlijke hulpbronnen te organiseren, vindt hun soevereiniteit normaliter uitdrukking in een regelgevende bevoegdheid van de overheid ter zake. In dit verband is het irrelevant of een overheid deze functie gewoonlijk uitoefent (62). De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat het leveren van sojabonen op Argentijnse bodem aan de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel normaliter een overheidsfunctie is.

(165)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft CARBIO bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Commissie dat een staat verantwoordelijk moet worden gehouden voor beslissingen die genomen zijn door particuliere leveranciers van in de betrokken staat geteelde sojabonen. CARBIO heeft aangevoerd dat om aan het criterium inzake „normaal vervullen” te voldoen, alle besluiten over sojabonen moeten worden genomen voor een publieke doelstelling. Zoals CARBIO echter heeft aangevoerd, „kan een staat ervoor kiezen ten aanzien van zijn natuurlijke hulpbronnen maatregelen te treffen”. Dit bevestigt het standpunt van de Commissie dat deze soevereiniteit normaliter uitdrukking vindt in een regelgevende bevoegdheid van de overheid om de exploitatie van haar natuurlijke hulpbronnen te organiseren. Om aan het criterium inzake „normaal vervullen” te voldoen, is het derhalve niet noodzakelijk dat alle beslissingen met betrekking tot sojabonen worden genomen voor een publieke doelstelling. Anders zouden dergelijke entiteiten als „openbare lichamen” kunnen worden beschouwd en hun handelingen kunnen toerekenen aan de staat, wat niet het geval is in het kader van het scenario van toevertrouwen of belasten. In dit laatste geval hoeven niet alle handelingen van particuliere lichamen aan de staat toe te schrijven te zijn, maar alleen de onderzochte specifieke handeling (d.w.z. de verstrekking van inputs tegen een minder dan toereikende beloning). De Commissie heeft dit argument derhalve afgewezen en geconcludeerd dat het leveren van grondstoffen, zoals sojabonen, bij het realiseren van doelstellingen van algemeen belang (zoals de ontwikkeling van de bedrijfstak voor biodiesel), een functie is die normaliter door de overheid wordt vervuld.

(166)

Wat het criterium inzake „in werkelijkheid niet afwijken” betreft, heeft de Commissie opgemerkt dat de formulering afkomstig is uit het verslag van het panel inzake een nieuw onderzoek op grond van artikel XVI.5 uit 1960, waarin een soortgelijke formulering werd gebruikt met betrekking tot de door de producent betaalde heffingen, die werden geacht in werkelijkheid niet te verschillen van overheidspraktijken als belastingheffing en subsidiëring (63). Tegen deze achtergrond vereist dit criterium dat positief wordt vastgesteld dat de levering van goederen door de particuliere lichamen waaraan functies zijn toevertrouwd, in werkelijkheid niet afwijkt van de hypothetische levering van dergelijke goederen door de overheid zelf. De Commissie is van oordeel dat dit het geval is. In plaats van de inputs rechtstreeks aan de bedrijfstak voor biodiesel te leveren met het oog op de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen van de Argentijnse overheid om de ontwikkeling van de bedrijfstak voor biodiesel te stimuleren, met inbegrip van zijn uitvoerpotentieel, zet de Argentijnse overheid particuliere entiteiten er door middel van een reeks maatregelen toe aan dit namens de Argentijnse overheid te doen.

(167)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden de Argentijnse overheid en CARBIO aan dat de Commissie niet had aangetoond dat besluiten van particuliere leveranciers over de productie en verkoop van sojabonen, geteeld op grond in particulier bezit in Argentinië, een functie is die normaalgesproken door de Argentijnse overheid wordt uitgeoefend.

(168)

Zoals de Commissie in overweging 164 heeft uiteengezet, was zij van oordeel dat het leveren van grondstoffen die zich in een land bevinden aan nationale ondernemingen normaliter een functie is die de overheid zou vervullen. De Argentijnse overheid of CARBIO gaven geen onderbouwde argumenten of bewijsmateriaal dat deze conclusie weerlegde, zodat dit argument werd afgewezen. De Argentijnse overheid gebruikt telers van sojabonen om een bepaalde beleidsdoelstelling te verwezenlijken, wat niet verschilt van een situatie waarin de Argentijnse overheid zelf rechtstreeks teler van sojabonen zou zijn.

3.2.2.6.   Conclusie

(169)

Door een reeks maatregelen, waaronder heffing van uitvoerrechten, kwantitatieve beperkingen, subsidies aan binnenlandse producenten en openbare beleidsverklaringen, heeft de Argentijnse overheid de binnenlandse telers van sojabonen aangespoord om sojabonen lokaal te verkopen en hun „toevertrouwd” en hen ermee „belast” deze grondstof in Argentinië tegen een minder dan toereikende beloning te leveren. De maatregelen in kwestie hebben het gewenste effect gesorteerd, namelijk het verstoren van de binnenlandse sojabonenmarkt in Argentinië en het verlagen van de prijs naar een kunstmatig laag niveau, in het voordeel van de downstreambedrijfstak voor biodiesel. De functie levering van sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning is een functie die de overheid normaliter moet vervullen met het oog op de beleidsdoelstelling om de bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen, en de praktijk van de telers van sojabonen met betrekking tot de uitoefening van deze functie wijkt in werkelijkheid niet af van de praktijken die overheidsinstanties plegen te volgen als zij vergelijkbare beleidsdoelstellingen nastreven door andere vormen van ondersteuning (zoals schenkingen of inkomsten waarvan de overheid afstand doet).

(170)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de Argentijnse overheid een onrechtstreekse financiële bijdrage in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv) en iii), van de basisverordening heeft verstrekt, zoals geïnterpreteerd en toegepast in overeenstemming met de relevante WTO-norm krachtens artikel 1.1, punt a), iv) en iii), van de SCM-overeenkomst.

3.2.2.7.   Inkomens- of prijzensteun

(171)

De Commissie is van oordeel dat de categorieën „financiële bijdrage”/„inkomens- of prijzensteun” elkaar niet uitsluiten. De beroepsinstantie heeft bevestigd dat het „scala van overheidsmaatregelen die subsidies [als „financiële bijdrage”] kunnen opleveren, nog verder wordt uitgebreid door het begrip „inkomens- of prijzensteun” in punt 2 van artikel 1.1, onder a)” (64). Deze interpretatie is ook in overeenstemming met het voorwerp en het doel van de SCM-overeenkomst, namelijk „de GATT-regels met betrekking tot de toepassing van zowel subsidies als compenserende maatregelen te versterken en te verbeteren” (65).

(172)

Artikel XVI van de GATT 1994 heeft betrekking op „enige subsidie, daaronder begrepen elke vorm van bescherming van inkomen of steun aan prijzen, […] welke rechtstreeks of middellijk vermeerdering van de uitvoer van een product uit haar gebied of vermindering van de invoer van een product in haar gebied ten gevolge heeft”.

(173)

Het begrip „elke vorm” geeft het brede bereik van deze categorie aan, zodat zij alle vormen omvat waarin direct of indirect inkomens- of prijzensteun wordt verleend. In die zin verwijst de betekenis van „vorm” in het woordenboek naar „een van de verschillende modaliteiten waarin een zaak bestaat of voorkomt; een soort, type of variëteit” alsook een „manier, methode, wijze” (66). Onder „elke vorm” wordt dus verstaan elke wijze of manier waarop de overheid inkomens- of prijzensteun aan iemand verleent.

(174)

Onder „steun” wordt verstaan „het bijdragen tot het succes of het behoud van de waarde van iets” (67). Het begrip „steun” wordt in de context van de landbouw vaak gebruikt als een verwijzing naar steunmaatregelen van de overheid (68). In dit geval verwijst de betekenis van „steun” in artikel 1.1, punt a), onder 2), van de SCM-overeenkomst naar het optreden van de overheid dat bijdraagt tot het succes of het behoud van de waarde van de prijzen of van de inkomsten die iemand ontvangt.

(175)

Ten slotte impliceert de verwijzing „in de zin van artikel XVI van de GATT 1994” alle vormen van inkomens- of prijzensteun die direct of indirect de uitvoer van „een product” uit het gebied van een WTO-lid vermeerderen of de invoer van dit product in zijn gebied verminderen. In artikel XVI, lid 1, van de GATT 1994 wordt dit potentiële of werkelijke effect uitdrukkelijk in aanmerking genomen: „[…] daaronder begrepen elke vorm van bescherming van inkomen of steun aan prijzen, […] welke rechtstreeks of middellijk vermeerdering van de uitvoer van een product uit haar gebied of vermindering van de invoer van een product in haar gebied ten gevolge heeft”.

(176)

Samengevat heeft artikel 3, lid 1, onder b), van de basisverordening betrekking op overheidsmaatregelen, in welke vorm dan ook, die direct of indirect inkomens- of prijzensteun aan iemand verlenen en die, potentieel of werkelijk (69), tot gevolg hebben dat de uitvoer van een product uit het gebied van een WTO-lid vermeerdert of de invoer van dit product in zijn gebied vermindert. Deze interpretatie is ook in overeenstemming met het voorwerp en het doel van de SCM-overeenkomst, namelijk „de GATT-regels met betrekking tot de toepassing van zowel subsidies als compenserende maatregelen te versterken en te verbeteren” (70).

(177)

Overeenkomstig deze interpretatie heeft de Commissie niet alleen onderzocht of de door de Argentijnse overheid genomen reeks maatregelen kon worden aangemerkt als „financiële bijdrage” in de vorm van de levering van goederen tegen een minder dan toereikende beloning, maar ook of de reeks maatregelen van de Argentijnse overheid kon worden aangemerkt als inkomens- of prijzensteun in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de basisverordening. Daarbij heeft de Commissie ten eerste onderzocht of de Argentijnse overheid voornemens is de oprichting en ontwikkeling van de bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen; ten tweede, welke maatregelen de Argentijnse overheid heeft vastgesteld om de bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen, en ten derde, of deze maatregelen konden worden gekwalificeerd als „enige vorm van inkomens-/prijzensteun” in de zin van artikel XVI van de GATT 1994.

(178)

Na de bekendmaking van het informatiedocument hebben de Argentijnse overheid en CARBIO aangevoerd dat de Commissie is uitgegaan van een ontoelaatbaar ruime uitleg van het begrip „elke vorm van inkomens-/prijzensteun” dat wordt gebruikt in artikel 3, lid 1, onder b), van de basisverordening, door te stellen dat het „alle vormen waarin direct of indirect inkomens- of prijzensteun wordt verleend” en „elke wijze of manier waarop de overheid inkomens- of prijzensteun aan iemand verleent” omvat.

(179)

De Commissie heeft dit argument afgewezen. Zij heeft haar beslissing gebaseerd op de WTO-jurisprudentie en -uitleg van „inkomens- of prijzensteun”. Zoals beschreven in de overwegingen 186 tot en met 195 heeft de Commissie niet alleen gekeken naar de effecten van de door de Argentijnse overheid genomen maatregelen, maar heeft zij ook een zorgvuldige analyse gemaakt van de beleidsdoelstellingen van de door de Argentijnse overheid genomen maatregelen, alsook van de aard en opzet ervan. Op grond daarvan heeft de Commissie geconcludeerd dat de prijs van biodiesel en sojabonen op de Argentijnse markt „rechtstreekse overheidsinterventie in de markt behelst, met als oogmerk de prijs van een goed op een bepaald niveau vast te leggen” (71). Als gevolg van de door de Argentijnse overheid nagestreefde beleidsdoelstellingen, zijn de binnenlandse prijzen van biodiesel, vergeleken met de prijs van uitgevoerde biodiesel, kunstmatig hoog, waardoor de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel wordt ondersteund (zie de overwegingen 189 en 195). Tegelijkertijd bevindt de prijs van sojabonen door de heffing van uitvoerrechten op sojabonen zich op een kunstmatig laag niveau, waardoor de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel eveneens wordt ondersteund.

(180)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen was de Argentijnse overheid het niet eens met de interpretatie van de Commissie dat de categorieën „financiële bijdrage”/„inkomens- of prijzensteun” elkaar niet uitsluiten, op grond van het voegwoord „of” in artikel 1.1, punt a), onder 2), van de SCM-overeenkomst.

(181)

In overweging 171 heeft de Commissie uiteengezet waarom zij deze categorieën niet als elkaar wederzijds uitsluitend beschouwde. De enkele taalkundige uitleg van het woord „of” in de tekst van de SCM-overeenkomst bracht geen wijziging in de redenering van de Commissie, zodat het argument werd afgewezen.

(182)

De Argentijnse overheid herhaalde haar argument dat de vaststellingen van de Commissie onjuist zijn gebaseerd op een onaanvaardbaar ruime interpretatie van de termen „elke vorm van bescherming van inkomen of steun aan prijzen” in artikel 1.1, punt a), onder 2), van de SCM-overeenkomst en dat de Commissie, opdat de uitvoerheffingsregeling onder artikel 1.1, punt a), onder 2), valt, een „op het gevolg gebaseerde” („effect-based”) benadering hanteert, wat in tegenspraak is met de WTO-jurisprudentie.

(183)

Aangezien de Argentijnse overheid geen nieuw ondersteunend bewijsmateriaal aanleverde ter weerlegging van de conclusies van de Commissie, verwierp de Commissie de argumenten.

(184)

Na de mededeling van definitieve bevindingen betwistte CARBIO ook de bevindingen van de Commissie inzake inkomens- en prijzensteun, onder verwijzing, ten gunste van CARBIO, naar een ander deel van het China — GOES panelverslag (72). Volgens CARBIO bestrijkt inkomens- en prijzensteun niet situaties waarin „een beweging in de prijzen een onrechtstreeks gevolg is van een andere vorm van overheidsinterventie” (73).

(185)

De Commissie oordeelde dat CARBIO's verwijzing naar de rechtspraak inzake China — GOES niet relevant is in de onderhavige zaak, waar de conclusies inzake inkomens-/prijzensteun niet gebaseerd zijn op indirecte prijseffecten, maar op aan de Argentijnse overheid toe te schrijven optreden dat prijseffecten die de bedrijfstak voor biodiesel ondersteunen worden beoogd en tot doel heeft. Dit argument wordt daarom afgewezen.

3.2.2.8.   Het voornemen van de Argentijnse overheid om de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen

(186)

Uit de in de overwegingen 89 tot en met 100 genoemde wetgevingshandelingen blijkt dat de Argentijnse overheid een expliciet beleid voert om de oprichting en ontwikkeling van de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen. Met name bij wet 26.093 van 12 mei 2006 (74) heeft de Argentijnse overheid een regeling ingesteld om de binnenlandse productie en het binnenlandse gebruik van biobrandstoffen, waaronder biodiesel, te bevorderen. Deze wet voorzag in de oprichting van een handhavingsautoriteit die tot taak heeft de productie en het gebruik van duurzame biobrandstoffen te bevorderen en te controleren (75). Voorts voorziet deze wet erin dat het ministerie van Landbouw, Veeteelt, Visserij en Voedselvoorziening gewassen moet stimuleren die bestemd zijn voor de productie van biobrandstoffen die de productieve diversificatie van de landbouwsector bevorderen, dat het ministerie van Kleine en Middelgrote Ondernemingen de aankoop van kapitaalgoederen door kleine en middelgrote ondernemingen moet bevorderen welke bestemd zijn voor de productie van biobrandstoffen, en dat het ministerie van Wetenschap, Technologie en Productie-innovatie het onderzoek, de samenwerking en de overdracht van technologie tussen kleine en middelgrote ondernemingen en de desbetreffende instellingen van het publieke nationale systeem voor wetenschap, technologie en innovatie moet stimuleren (76).

(187)

De Argentijnse overheid heeft expliciete steun verleend sinds 2001, toen besluit 1396 (77) in werking trad. Met dit besluit werd het Concurrentieplan voor biodiesel opgezet, waarbij producenten werden vrijgesteld van belastingen „ter bevordering van de ontwikkeling van biodiesel” en waarin werd verklaard „dat de belastingcomponent van vloeibare brandstoffen en aardgas een fundamenteel instrument is voor het afgeven van economische signalen” (cursivering toegevoegd). Dit plan werd in 2001 ondersteund door de staatssecretaris voor Brandstoffen, die de initiatiefnemers van projecten voor de productie van biodiesel verzekerde dat biodiesel belastingvrije brandstof zou blijven en de rol van de Argentijnse overheid bevestigde door te beloven dat er een stabiel regelgevend kader zou komen, en door bekend te maken dat projecten op het gebied van biodiesel in aanmerking zouden komen voor de industriële stimuleringsregeling en -kredieten. Hij verklaarde verder dat landbouwproducenten een hoofdrol moeten spelen in de ontwikkeling van biodiesel (78).

(188)

De bevordering van binnenlandse biodiesel werd in 2004 in een verder wettelijk kader ingebed door middel van resolutie 1156 tot instelling van het nationale biobrandstoffenprogramma (79), dat de technologische ontwikkeling van de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel door het ministerie van Economische Zaken en Productie bevorderde (80). De Argentijnse overheid heeft de bevordering van de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel met zoveel worden aangemerkt als onderdeel van het Argentijnse macro-economische model (81).

(189)

Het Centro de Economia Internacional heeft in 2011 (82) verklaard dat de ontwikkeling van binnenlandse biodiesel gericht was op het maximaliseren van de toegevoegde waarde van soja en niet zozeer op het verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen. Redenen voor de ontwikkeling van de bedrijfstak voor biodiesel die door dit onderzoekslichaam werden gegeven waren onder meer de groeiende gelegenheid om te voldoen aan de behoeften van buitenlandse markten en de verschillen in termen van uitvoerrechten, het stimuleren van de productie met een grotere toegevoegde waarde dan die van basisproducten, zoals sojabonen (83).

(190)

Bovendien heeft een studie, uitgevoerd door een overheidsinstantie, het Nationaal Instituut voor landbouwtechnologie („Instituto Nacional de Tecnología Agropecuaria”, INTA) in 2011 (84) uitgewezen dat „het gebruikelijk is dat de biodieselmarkt om verschillende redenen door de staat wordt gestimuleerd door middel van verschillende beleidsmaatregelen”, „[m]et andere woorden, het is waarschijnlijk dat de markt kunstmatig wordt gestimuleerd en dat, zonder de aanwezigheid van de staat, de economische relevantie ervan afneemt”, en dat „de voor de hand liggende conclusie is dat biodiesel de productie van sojabonen niet lijkt te stimuleren, maar dat het oorzakelijk verband in de tegenovergestelde richting gaat”.

(191)

Deze steun is voortgezet tot na het onderzoektijdvak, aangezien de minister van Energie, de gouverneur van Santa Fe en CARBIO in februari 2018 zijn overeengekomen om een gezamenlijke werkgroep op te richten om de nationale strategie voor biodiesel beter te ontwerpen en te verbeteren (85).

(192)

In 2010 heeft de Argentijnse overheid een bijmengingsverplichting voor de binnenlandse markt vastgesteld, op grond waarvan de brandstofondernemingen in Argentinië biodiesel moeten kopen en deze vóór de verkoop met minerale diesel moeten mengen (86). Deze bijmengingsverplichting werd samen met de overeenkomsten inzake de levering van biodiesel tussen de Argentijnse overheid en biodieselproducenten van 2010 tot 2015 vastgesteld. Deze leveringsovereenkomsten werden vastgesteld „vanwege het belang van de integratie van biobrandstoffen in de energiehuishouding van het land” en het was daarom „noodzakelijk om duidelijke richtsnoeren vast te stellen die een efficiënte en doeltreffende verwezenlijking van de door de nationale uitvoerende macht voorgestelde doelstellingen waarborgen” (87) en verder „rekening te houden met de doelstellingen van de nationale overheid tot bevordering van agro-industriële activiteiten die toegevoegde waarde opleveren voor de op het nationale grondgebied geproduceerde grondstoffen” (88).

(193)

Zoals besproken in de overwegingen 265 tot en met 267 heeft de Argentijnse overheid na 2015 geen overeenkomsten inzake de levering van biodiesel ondertekend, maar is zij doorgegaan met de toewijzing van quota en de vaststelling van de prijs waartegen de mengbedrijven biodiesel moeten kopen. De quota waren gebaseerd op de hoeveelheid die de binnenlandse markt naar verwachting nodig zou hebben om aan de bijmengingsverplichting te voldoen. De rest van de Argentijnse productie kon alleen worden uitgevoerd.

(194)

Tijdens het onderzoektijdvak werd de prijs van biodiesel op de binnenlandse markt per maand vastgesteld, waarbij een onderscheid werd gemaakt tussen grote, grote niet-geïntegreerde en kleine en middelgrote ondernemingen. De binnenlandse prijs van biodiesel was gebaseerd op de volgende formule:

kosten van sojaolie (zoals gepubliceerd door het ministerie van Landbouw) + kosten van methanol + loonkosten + overige kosten + kapitaalopbrengsten (vastgesteld op 3 %) (89)

(195)

Geen enkele van de in de steekproef opgenomen groepen van producenten-exporteurs heeft tijdens het onderzoektijdvak quota ontvangen en de binnenlandse markt bediend. De gemiddelde vastgestelde prijzen op de binnenlandse markt lijken echter hoger te zijn dan de gemiddelde uitvoerprijs, met name voor de kleine, middelgrote en grote niet-geïntegreerde biodieselproducenten. Door de prijs van binnenlandse biodiesel kunstmatig op een kunstmatig hoog niveau vast te stellen, heeft de Argentijnse overheid dus een beleid van prijzensteun voor de verkoop door kleine en middelgrote biodieselproducenten op de binnenlandse markt gevoerd.

(196)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de Argentijnse overheid de bevinding dat de binnenlandse prijs van biodiesel kunstmatig hoog is vastgesteld, betwist.

(197)

De Commissie was het hier niet mee eens. Om het binnenlandse prijsniveau van biodiesel te beoordelen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van door de Argentijnse overheid verstrekte openbare gegevens. Uit deze openbare gegevens is gebleken dat de binnenlandse prijs door de Argentijnse overheid wordt vastgesteld en dus niet door marktwerking wordt bepaald. De Argentijnse overheid heeft niet betwist dat zij de binnenlandse prijzen van biodiesel vaststelt. Uit de openbare gegevens is eveneens gebleken dat prijzen op de binnenlandse markt die betaald werden door ondernemingen die toegang hebben tot die markt (d.w.z. de kleine en middelgrote ondernemingen), hoger lagen dan de uitvoerprijs. De Argentijnse overheid heeft ook dit prijsverschil niet betwist. Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat de binnenlandse prijs van biodiesel kunstmatig hoog is vastgesteld. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(198)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de Argentijnse overheid aangevoerd dat het oorzakelijke verband tussen de vermeende inkomens- of prijzensteun en de daaruit voortvloeiende toename van de uitvoer of afname van de invoer, niet met zekerheid is vastgesteld en dat de grootste producenten niet worden belemmerd om op de binnenlandse markt te verkopen.

(199)

De Commissie heeft dit argument afgewezen. Door de binnenlandse biodieselmarkt te reguleren en alleen de kleinere biodieselondernemingen quota toe te kennen, heeft de Argentijnse overheid gezorgd voor een bedrijfstak waarin de grootste producenten worden belemmerd om op de binnenlandse markt te verkopen en dus volledig op de uitvoer zijn gericht, waardoor het concurrentievermogen op de uitvoermarkt van de bedrijfstak voor biodiesel wordt bevorderd. Bovendien worden in tabel 2 in overweging 209 gegevens verstrekt over de Argentijnse productie van biodiesel sinds 2008 (toen Argentinië begon met de grootschalige productie) en de uitvoer van biodiesel. Tabel 2 laat zien dat de inkomenssteun aan de bedrijfstak voor biodiesel een positief effect heeft gehad op de uitvoer, omdat deze bedrijfstak is opgezet als een op uitvoer gerichte bedrijfstak en dat tot op heden nog altijd is.

(200)

Zoals uiteengezet in de overwegingen 186 tot en met 191 was de Argentijnse overheid kennelijk voornemens de gehele binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen, ongeacht of de betrokken bedrijven op het binnenland of op de uitvoer zijn gericht. Geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs heeft echter tijdens het onderzoektijdvak een noemenswaardige binnenlandse verkoop gerealiseerd. Alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben aangegeven dat met de levering van kleine en middelgrote ondernemingen waaraan de Argentijnse overheid quota had toegekend, aan de binnenlandse vraag kon worden voldaan. Het feit dat voor grote ondernemingen een speciale prijs werd vastgesteld, deed niet af aan het feit dat geen van de grote ondernemingen tijdens het onderzoektijdvak een binnenlandse verkoop heeft gerealiseerd. Door de bedrijfstak voor biodiesel te belemmeren op de binnenlandse markt te verkopen, heeft de Argentijnse overheid de uitvoer van de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel derhalve gestimuleerd.

(201)

Daarom heeft de Commissie geconcludeerd dat de Argentijnse overheid kennelijk het voornemen had om de oprichting en ontwikkeling van de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen.

3.2.2.9.   Ondersteunende maatregelen voor de bedrijfstak voor biodiesel

(202)

Zoals besproken in de overwegingen 186 tot en met 201 heeft de Argentijnse overheid gestreefd naar ondersteuning van de biodieselbedrijfstak door vaststelling van een reeks maatregelen, waaronder de uitvoerheffingen op sojabonen, exportquota voor de productie van andere granen dan sojabonen, een verbod op de invoer van sojabonen in de periode vóór het onderzoektijdvak en toekenning van subsidies aan de telers van soja in de meest onderontwikkelde provincies in Argentinië. Door deze maatregelen is in Argentinië een kunstmatige, versnipperde, binnenlandse sojabonenmarkt met lage prijzen gecreëerd ten behoeve van de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel. Bovendien heeft de Argentijnse overheid middels de biobrandstoffenwet van 2006 (90) een stimuleringsregeling voor de productie van biodiesel ingesteld. Zoals reeds vermeld in overweging 191 is deze steun ook na het onderzoektijdvak voortgezet, toen de Argentijnse overheid samen met andere autoriteiten en marktdeelnemers een gezamenlijke werkgroep oprichtte om de nationale strategie voor biodiesel beter te ontwerpen en te verbeteren. Daarom concludeert de Commissie op basis van de beschikbare gegevens dat de Argentijnse overheid het afgelopen decennium een reeks maatregelen heeft ingevoerd om de bedrijfstak voor biodiesel op te richten, te ontwikkelen en te ondersteunen.

3.2.2.10.   De reeks maatregelen die de Argentijnse overheid heeft vastgesteld kunnen worden gekwalificeerd als „enige vorm van inkomens-/prijzensteun” in de zin van artikel XVI van de GATT 1994

(203)

Met de in de overwegingen 186 tot en met 201 beschreven reeks maatregelen verleent de Argentijnse overheid inkomenssteun aan de bedrijfstak voor biodiesel. Zelfs als aangevoerd zou kunnen worden dat de door de Argentijnse overheid ingestelde maatregelen ten aanzien van producenten van sojabonen niet neerkomen op het toevertrouwen van functies of belasten met functies — wat niet het geval is — dan nog meent de Commissie dat zij ten minste zouden neerkomen op regulerende voorwaarden waardoor biodieselproducenten op kunstmatige wijze sojabonen kunnen verkrijgen tegen lagere prijzen dan die welke internationaal mogelijk zijn. In een resolutie van 2012 (91) van de Argentijnse overheid is erkend dat de bedrijfstak voor biodiesel in 2012 winsten van wel 25 % heeft geboekt dankzij de maatregelen van de Argentijnse overheid.

(204)

Bovendien heeft de Argentijnse overheid bijmengingsvereisten ingevoerd op grond waarvan brandstofondernemingen in Argentinië biodiesel moeten kopen tegen door de Argentijnse overheid vastgestelde, kunstmatig hoge prijzen. Zoals in paragraaf 3.3 is uiteengezet, stelt de Commissie geen compenserende maatregelen in ten aanzien van de overeenkomsten inzake de levering van biodiesel, aangezien de producenten-exporteurs in het onderzoektijdvak geen voordeel hebben gehad van deze maatregel. Het feit dat het systeem bestaat, wijst er echter op dat de Argentijnse overheid ook prijzensteun verleent aan de bedrijfstak voor biodiesel.

(205)

De Commissie merkt ook op dat de Argentijnse overheid middels de biobrandstoffenwet van 2006 (92) een stimuleringsregeling voor de productie van biodiesel heeft ingesteld, die onder meer voorziet in (financiële) prikkels ter ondersteuning van de ontwikkeling van deze bedrijfstak.

(206)

Uit al deze maatregelen blijkt dat de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel wordt gesteund en kunstmatig wordt gestimuleerd. Dit wordt zelfs door de Argentijnse overheid erkend in een van de publicaties van het Nationaal Instituut voor landbouwtechnologie, waarin wordt gesteld dat „het waarschijnlijk is dat de markt kunstmatig wordt gestimuleerd en dat, zonder de aanwezigheid van de staat, de economische relevantie ervan afneemt” (93) en dat „het verschil in uitvoerrechten een duidelijke stimulans is om biodiesel te produceren en dat biodiesel, zonder overheidssteun, niet duurzaam zou zijn als enig product voor ondernemingen die van de aankoop van olie op de markt afhankelijk zijn” (94).

(207)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de Argentijnse overheid via de bovengenoemde reeks maatregelen de bedrijfstak voor biodiesel direct of indirect inkomens- of prijzensteun verleent en zo bijdraagt tot zijn concurrentievermogen.

(208)

Bovendien is de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel, zoals aangegeven in de overwegingen 199 en 200, een sector die is opgezet als een op uitvoer gerichte sector, waar de prijzen op de wereldmarkt derhalve een overheersende rol spelen.

(209)

Zoals uit tabel 2 blijkt, was de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel aanvankelijk opgezet als een op uitvoer gerichte bedrijfstak, waarbij met name in de eerste jaren bijna de gehele biodieselproductie werd uitgevoerd, en waarbij de grootste uitvoermarkten werden betreden met een nultarief in het kader van het stelsel van algemene preferenties (95).

Tabel 2

Argentijnse productie en uitvoer van biodiesel (in MT)

Jaar

Productie

Totale uitvoer

Uitvoer naar de Unie

Uitvoer (% van de productie)

2008

711 864

680 219

n.v.t.

96 %

2009

1 179 103

1 142 283

n.v.t.

97 %

2010

1 820 385

1 342 318

n.v.t.

74 %

2011

2 429 964

1 649 352

n.v.t.

68 %

2012

2 456 578

1 543 094

1 387 667

63 %

2013

1 997 809

1 149 259

478 750

58 %

2014

2 584 290

1 602 695

802 415

62 %

2015

1 810 659

788 226

6 250

44 %

2016

2 659 275

1 626 264

0

61 %

2017

2 871 435 (*)

1 650 119 (*)

638 091

57 %

Bron: Ministerie van Energie, Argentijnse overheid en INDEC, Argentijnse overheid — * = raming.

(210)

De steun aan de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel heeft de uitvoer van biodiesel dus bevorderd, waardoor de biodieselproducenten op oneerlijke wijze konden concurreren met biodieselproducenten in andere landen die niet van lagere inputprijzen genoten. Lagere kosten resulteerden in hogere inkomsten, die konden worden omgezet in extra winst of gebruikt om de prijs te verlagen, of beide. De Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel blijft hoofdzakelijk gericht op de uitvoermarkten, en met name de markt van de Unie.

(211)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen weersprak de Argentijnse overheid de bevinding van de Commissie dat „een reeks maatregelen” die door de Argentijnse overheid is vastgesteld, kan worden gekwalificeerd als „enige vorm van inkomens- of prijzensteun” in de zin van artikel XIV van de GATT 1994 en artikel 1.1, punt a), onder 2), van de SCM-overeenkomst, die leidt tot een toename van de uitvoer van biodiesel.

(212)

Aangezien de Argentijnse overheid deze stelling niet nader onderbouwde, heeft de Commissie dit argument afgewezen.

3.2.2.11.   Conclusie

(213)

Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat de Argentijnse overheid de bedrijfstak voor biodiesel door middel van een reeks maatregelen direct of indirect inkomens-/prijzensteun in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de basisverordening heeft verleend, wat heeft geleid tot een toename van de uitvoer van biodiesel.

3.2.2.12.   Voordeel

(214)

Nu is vastgesteld dat de reeks maatregelen een financiële bijdrage van de Argentijnse overheid vormt, door middel van het aan particuliere lichamen toevertrouwen van een functie of het met een functie belasten van particuliere lichamen en/of door middel van het verlenen van inkomens-/prijzensteun, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 2, en artikel 5 van de basisverordening de hoogte van de subsidie berekend in termen van het door de ontvanger daarmee verkregen voordeel waarvan het bestaan in het onderzoektijdvak is vastgesteld.

(215)

Aangezien de meeste maatregelen van de Argentijnse overheid tot doel hadden de binnenlandse prijs van sojabonen kunstmatig te verlagen, wat tot een hoger inkomen voor de Argentijnse biodieselproducenten heeft geleid, heeft de Commissie aan de hand van het verschil tussen de door de binnenlandse biodieselproducenten betaalde prijzen en een referentiepunt op basis van de voor sojabonen heersende marktomstandigheden in Argentinië onderzocht of de steun van de Argentijnse overheid aan de bedrijfstak voor biodiesel een voordeel inhield.

(216)

De Commissie is ervan uitgegaan dat een dergelijk verschil tot hogere winsten voor de Argentijnse biodieselproducenten heeft geleid en dus ten minste gelijk was aan de via de inkomens-/prijzensteun van de Argentijnse overheid verkregen voordelen. Deze vergelijkende methode heeft er ook voor gezorgd dat er geen dubbeltelling plaatsvond met andere subsidies ten aanzien waarvan compenserende maatregelen zijn ingesteld in het kader van onderhavig onderzoek en waarmee eveneens inkomens-/prijzensteun aan Argentijnse biodieselproducenten wordt verleend.

(217)

De Commissie heeft eerst de gewogen gemiddelde aankoopprijs van sojabonen berekend die in het onderzoektijdvak is betaald door de in de steekproef opgenomen Argentijnse producenten. Het gewogen gemiddelde werd per maand berekend, op basis van de sojabonen zoals geleverd door de producenten ervan aan de biodieselfabrieken in Argentinië.

(218)

De gemiddelde aankoopprijs is gebaseerd op de prijzen (exclusief btw) en hoeveelheden die in de door de ondernemingen ingediende lijsten met facturen per transactie werden aangegeven en die tijdens controles ter plaatse werden gecontroleerd.

(219)

Deze gemiddelde prijs moest met een passend referentiepunt worden vergeleken. Overeenkomstig artikel 6, onder d), van de basisverordening wordt de toereikendheid van de prijs vastgesteld door een vergelijking te maken met de heersende marktomstandigheden voor het betreffende product in het land van levering, namelijk Argentinië (waaronder prijs, kwaliteit, beschikbaarheid, verhandelbaarheid, vervoer en andere aankoopvoorwaarden) (96). Dit komt overeen met artikel 14, onder d), van de SCM-overeenkomst en moet in het licht hiervan worden geïnterpreteerd en toegepast.

(220)

Sojabonen zijn een grondstof en in Argentinië ingevoerde sojabonen zijn vergelijkbaar met in eigen land geproduceerde sojabonen. De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben sojabonen geheel ingevoerd tegen cif-voorwaarden (CIF, Costs, Insurance and Freight (kosten, verzekering en vracht)) en de bonen hadden gemiddeld hetzelfde prijsniveau, ongeacht de oorsprong. De werkelijke invoerprijzen van sojabonen die tegen cif-voorwaarden aan de fabrieken voor vermaling zijn geleverd, lagen op hetzelfde prijsniveau als de wereldmarktprijs, die wordt uitgedrukt als fob-prijs Golf van Mexico. In eigen land geproduceerde sojabonen bleken onder verschillende Incoterms te worden aangekocht. Het overgrote deel van de aankopen van in eigen land geproduceerde sojabonen werd echter ook geleverd aan binnenlandse fabrieken voor vermaling. De invoer van sojabonen vertegenwoordigde een aanzienlijk deel van de aankopen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, namelijk 4,6 %. Deze aankopen waren verdeeld over honderden transacties. Hoewel de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs verschillende leveranciers uit verschillende buurlanden hadden, bleek de invoerprijs gemiddeld op hetzelfde niveau te liggen, zoals beschreven in overweging 223.

(221)

Derhalve was de Commissie van oordeel dat de werkelijke prijzen die de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs voor ingevoerde sojabonen hebben betaald, worden geacht de onverstoorde marktomstandigheden in Argentinië weer te geven, met inbegrip van de algemeen geldende leveringskosten die zijn inbegrepen in de uiteindelijke prijs (97).

(222)

Het feit dat die door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs ingevoerde sojabonen niet voor de productie van biodiesel, maar voor de productie van sojaolie werden gebruikt, doet niets af aan deze conclusie, omdat de vraag naar sojabonen voor de productie van biodiesel in Argentinië tijdens het onderzoektijdvak volledig werd gedekt door het binnenlandse aanbod van sojabonen. Tegelijkertijd zijn er geen kwaliteitsverschillen tussen de verschillende beschikbare sojabonen die de ingevoerde sojabonen onbruikbaar zouden maken voor de productie van biodiesel. De Commissie was derhalve van oordeel dat deze aankopen een passend referentiepunt vormen.

(223)

Op basis hiervan heeft de Commissie de werkelijke prijs waartegen de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs sojabonen in Argentinië hebben ingevoerd (die alle uit buurlanden afkomstig waren), gebruikt als de dichtst mogelijke benadering van onverstoorde Argentijnse binnenlandse prijzen voor deze producten. Deze prijzen lagen immers op hetzelfde niveau als de wereldmarktprijzen en bedroegen in het onderzoektijdvak gemiddeld 6 043 ARS/MT.

(224)

Vervolgens heeft de Commissie per maand een vergelijking gemaakt tussen de prijs die de Argentijnse producenten voor in eigen land geproduceerde sojabonen hebben betaald en de gewogen gemiddelde werkelijke invoerprijs voor sojabonen. Deze invoer vond volledig plaats in het kader van een tijdelijke invoerregeling en was daarom niet onderworpen aan invoerrechten; de door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werkelijk betaalde prijs wordt in het licht van de in Argentinië heersende marktvoorwaarden en -omstandigheden als toereikend beschouwd.

(225)

Het totale bedrag van het verschil komt overeen met de „besparing” die door de Argentijnse biodieselproducenten die sojabonen aankopen op de verstoorde Argentijnse markt, is verkregen ten opzichte van de prijs die zij zonder de verstoringen zouden hebben betaald. Uiteindelijk komt dit totale bedrag overeen met het in het onderzoektijdvak door de Argentijnse producenten van de Argentijnse overheid verkregen voordeel.

(226)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie het bedrag van deze subsidies omgeslagen over de totale omzet van de op sojabonen gebaseerde productie van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs tijdens het onderzoektijdvak (de noemer), omdat de subsidie een voordeel verleende aan de gehele productie van op sojabonen gebaseerde producten en niet enkel aan het voor de uitvoer bestemde betrokken product of de voor uitvoer bestemde productie.

(227)

Voor de periode na het onderzoektijdvak heeft de Argentijnse overheid besluit 1343/2016 (98) vastgesteld, waarbij het tarief van de heffing van uitvoerrechten op sojabonen en sojaolie is vastgesteld. Het tarief wordt vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019 elke maand met 0,5 % verlaagd. Als gevolg daarvan zal het uitvoerrecht op sojabonen aan het einde van 2019 zijn gedaald tot 18 %.

(228)

Op 3 september 2018 heeft de Argentijnse overheid besluit 793/2018 (99) aangenomen, op grond waarvan het tarief van het uitvoerrecht op sojabonen vanaf die dag op 18 % wordt vastgesteld, maar tevens een aanvullend uitvoerrecht van 4 ARS per uitgevoerde USD wordt ingesteld, waarbij het recht wordt berekend op basis van de in USD uitgedrukte fob-waarde van de uitgevoerde sojabonen. Hieruit blijkt dat de Argentijnse overheid te allen tijde kan besluiten de hoogte van het uitvoerrecht te wijzigen.

(229)

Gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na het besluit van de Commissie om geen voorlopige maatregelen in te stellen in september 2018, vormen een verdere bevestiging van het feit dat de Argentijnse overheid het recht heeft het systeem van de heffing van uitvoerrechten regelmatig aan te passen. Met name de bovengrens van 12 % voor het algemene uitvoerrecht die in september bij besluit werd ingevoerd, was in de wet waarmee de begroting voor 2019 is vastgesteld, al verhoogd naar 33 %, welke bovengrens van kracht kan blijven tot eind 2020 (100).

(230)

De Commissie concludeert daarom dat na het onderzoektijdvak nog steeds een voordeel zal worden toegekend overeenkomstig artikel 15, lid 1, tweede zin, van de basisverordening.

(231)

Na de bekendmaking van het informatiedocument hebben de Argentijnse overheid en CARBIO aangevoerd dat het referentiepunt voor ingevoerde sojabonen de marktomstandigheden in Argentinië niet weerspiegelt.

(232)

Het argument van de Argentijnse overheid dat in de invoerprijs een ander marktreferentiepunt tot uiting komt, geeft blijk van een onjuiste uitleg van de feiten. De Commissie heeft namelijk de invoerprijs van sojabonen die de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs daadwerkelijk hebben betaald, als referentiepunt genomen. Volgens de Commissie was deze prijs met name een passend referentiepunt omdat die de Argentijnse marktomstandigheden weerspiegelde zoals die zouden zijn zonder de beïnvloeding door de maatregelen van de Argentijnse overheid (zoals gecontroleerd is tijdens de vergelijking van die invoerprijzen met internationale prijzen). De Commissie was van oordeel dat de cif-invoerprijs passend was, omdat deze prijs een afspiegeling vormt van de prijs van de in de haven gevestigde fabriek voor vermaling.

(233)

De Commissie heeft erkend dat het referentiepunt comparatieve voordelen van het betreffende land moet respecteren. De Argentijnse overheid noch CARBIO kan echter bewijs leveren ter ondersteuning of onderbouwing van de bewering dat het gekozen binnenlandse referentiepunt de heersende marktomstandigheden in Argentinië niet weerspiegelt. Bijgevolg werden deze argumenten afgewezen.

(234)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen weerspraken de Argentijnse overheid en CARBIO dat de prijs die betaald werd voor ingevoerde sojabonen een passende benchmark vormde, aangezien deze niet de marktvoorwaarden in Argentinië weerspiegelde.

(235)

De Commissie heeft in de overwegingen 220 en 232 tot en met 233 uitvoering uiteengezet waarom zij de ingevoerde sojabonen zowel representatief als gekocht op basis van de heersende marktomstandigheden in Argentinië beschouwde. Aangezien de Argentijnse overheid of CARBIO geen ondersteunend bewijsmateriaal verstrekten om te schragen dat zij het oneens waren met deze conclusie, heeft de Commissie het argument afgewezen.

(236)

Na de bekendmaking van het informatiedocument hebben de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs aangevoerd dat een referentieprijs die gebaseerd is op de prijs van dezelfde grondstof in een volledig andere regio, onbetrouwbaar is. De Commissie heeft opgemerkt dat de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs alleen sojabonen uit buurlanden hebben ingevoerd. Dat gegeven was daarom de dichtst mogelijke en meest betrouwbare benadering van de onverstoorde Argentijnse prijs zonder steun van de Argentijnse overheid. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(237)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft CARBIO verder aangevoerd dat er niet langer een voordeel bestaat, omdat het uitvoerrecht op sojabonen verlaagd is van 30 % naar 18 %.

(238)

De Commissie heeft opgemerkt dat de opvatting van CARBIO over de hoogte van het uitvoerrecht onjuist is. Bij besluit 793/2018 is dit recht op 18 % vastgesteld, maar is ook een aanvullend uitvoerrecht van 12 % ingesteld met een bovengrens van 4 ARS per uitgevoerde USD. Dit betekent dat het uitvoerrecht is vastgesteld op circa 28 %, vergeleken met 30 % in het onderzoektijdvak.

(239)

De Commissie heeft opgemerkt dat deze verandering heeft plaatsgevonden na afloop van het onderzoektijdvak voor de subsidiëring. Krachtens artikel 11, lid 1, van de basisverordening mag informatie die betrekking heeft op de tijd na het onderzoektijdvak, normaal niet in aanmerking worden genomen. CARBIO heeft geen dwingende redenen aangevoerd waarom deze informatie in aanmerking zou moeten worden genomen.

(240)

Bovendien heeft CARBIO geen bewijs verstrekt voor haar argument dat beweringen over subsidies of voordelen door de heffing van uitvoerrechten op sojabonen niet langer gerechtvaardigd zijn. De Commissie heeft geconcludeerd dat een lichte afname van circa 2 % van het uitvoerrecht op sojabonen niet heeft aangetoond dat de subsidies niet langer voordeel opleveren voor de betrokken exporteurs. De Commissie was van oordeel dat elk effect van een verdere verlaging of afschaffing van de heffing van uitvoerrechten op sojabonen, onderzocht zou moeten worden in het kader van een evaluatie, in tegenstelling tot het huidige onderzoek.

(241)

CARBIO heeft verder aangevoerd dat eventuele vermeende voordelen die aan de Argentijnse producenten zouden worden toegekend door een hogere heffing op sojabonen, gecompenseerd zouden worden door de verhoging van de directe heffing van uitvoerrechten op biodiesel en daarom, op grond van artikel 7, lid 1, onder b), van de basisverordening, in mindering moeten worden gebracht op het totale berekende subsidiebedrag.

(242)

CARBIO heeft niet onderbouwd dat de heffing van uitvoerrechten op biodiesel die naar de Unie werd uitgevoerd, specifiek bedoeld was om de subsidie te compenseren zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, onder b), van de basisverordening. CARBIO heeft ook niet kunnen aantonen hoe de werkelijke heffing van uitvoerrechten op biodiesel de steun compenseert die door de maatregelen van de Argentijnse overheid, waaronder de heffing van uitvoerrechten op sojabonen, is toegekend. Daarom heeft de Commissie dit argument verworpen.

(243)

CARBIO maakte specifiek nadere opmerkingen over de wijzigingen in de uitvoerbelastingregeling na het einde van het onderzoektijdvak, waaronder de verhoging van de uitvoerbelasting op biodiesel, en de wijzigingen van de uitvoerbelasting op sojabonen. De Commissie verwierp de bewering dat deze wijzigingen enig verschil maakten voor de conclusies van de Commissie.

(244)

Ten eerste heeft de uitvoerbelasting die na het einde van het onderzoektijdvak op biodiesel werd geheven, geen duidelijk effect op de hoogte van het aan de producenten van biodiesel door de levering van sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning verstrekte voordeel.

(245)

In de tweede plaats is er nog steeds een uitvoerbelasting op sojabonen, en is er geen bewijs geleverd dat na het onderzoektijdvak de prijs van sojabonen in Argentinië is toegenomen, waardoor theoretisch de hoogte van het voordeel wordt verlaagd.

(246)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen heeft de Argentijnse overheid benadrukt dat artikel 81 van de begrotingswet geen verhoging van enig bij decreet 783/2018 in september ingevoerde „plafond voor de totale uitvoerheffing” verhoogt, aangezien in artikel 83 een maximum uitvoerbelastingtarief van 30 % van de belastbare waarde of van de officiële fob-prijs werd vastgelegd.

(247)

Zelfs indien de uitvoerbelasting werd gelimiteerd tot 30 %, blijft de conclusie van de Commissie dat na het onderzoektijdvak nog steeds een voordeel zal worden toegekend overeenkomstig artikel 15, lid 1, tweede zin, van de basisverordening, overeind.

(248)

Na de bekendmaking van het informatiedocument hebben de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs opmerkingen ingediend over de berekening van het voordeel dat de levering van sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning zou opleveren. Deze opmerkingen betroffen afzonderlijke ondernemingen en hadden hoofdzakelijk betrekking op administratieve fouten of verdere aanvragen voor een correctie.

(249)

Indien een administratieve fout werd vastgesteld, werd die gecorrigeerd, bijvoorbeeld de opname van nultransacties om ervoor te zorgen dat de prijs per gekochte kg juist was. Indien een onderneming echter verzocht om een wijziging van gecontroleerde gegevens na controlebezoeken ter plaatse, werd dat verzoek afgewezen, omdat de Commissie de juistheid van de nieuwe ongecontroleerde gegevens niet kon bevestigen.

(250)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden de twee producenten-exporteurs die hadden verzocht gecontroleerde gegevens te wijzigen, hetzelfde argument aan, dat nogmaals werd afgewezen om dezelfde redenen als voordien.

(251)

Tijdens een hoorzitting na de bekendmaking van het informatiedocument heeft CARBIO naar voren gebracht dat de Commissie voor de berekening van het voordeel de bij verbonden ondernemingen gedane aankopen van sojabonen niet zou moeten meenemen in de berekening van de aankoopprijs in Argentinië. De Commissie heeft opgemerkt dat de aankopen van sojabonen in Argentinië door producenten-exporteurs in het onderzoektijdvak, gedaan zijn bij zowel verbonden als niet-verbonden leveranciers en dat de prijzen hetzelfde waren. Dit is een duidelijke aanwijzing dat de aankopen van verbonden leveranciers marktconform waren. De Commissie zag daarom geen reden om deze transacties buiten de berekening van het voordeel voor de biodieselproducent te laten, dat berekend is op basis van maandelijkse gemiddelden per aangekochte kilo sojabonen. Dit argument werd dan ook afgewezen.

3.2.2.13.   Specificiteit

(252)

De reeks maatregelen van de Argentijnse overheid was erop gericht een voordeel toe te kennen aan bepaalde bedrijfstakken, waaronder de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel. Hoewel de verstoringen betreffende sojabonen ook een voordeel verlenen aan andere downstreamproducten dan biodiesel, is het voordeel slechts beschikbaar voor bepaalde bedrijfstakken in Argentinië, namelijk producenten in de waardeketen voor soja. Zelfs indien de steun voor biodiesel van de Argentijnse overheid door middel van diverse maatregelen ook aan andere biobrandstoffen wordt verleend, blijven deze maatregelen toch beperkt tot een groep ondernemingen of bedrijfstakken. Zij zijn derhalve specifiek in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening.

(253)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft CARBIO aangevoerd dat de maatregelen niet beperkt zijn tot de bedrijfstak voor biodiesel en daardoor niet specifiek zijn. CARBIO herhaalde dit argument na de mededeling van de definitieve bevindingen, zonder enig nieuw bewijs te verstrekken. De Commissie was van oordeel dat door de inherente kenmerken van het geleverde goed, sojabonen, het mogelijke gebruik ervan beperkt is tot slechts bepaalde ondernemingen (101). Derhalve heeft de Commissie het argument van CARBIO dat de subsidie niet specifiek is voor de bedrijfstak voor biodiesel, verworpen.

3.2.3.   Conclusie

(254)

De Commissie heeft geconcludeerd dat de Argentijnse overheid de bedrijfstak voor biodiesel door middel van een reeks maatregelen steun heeft verleend, onder meer door de levering van sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning. De Argentijnse overheid heeft de ontvangers een voordeel verleend dat specifiek is en dus neerkomt op een subsidie waartegen compenserende maatregelen kunnen worden ingesteld.

(255)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft CARBIO aangevoerd dat de Commissie uitsluitend is afgegaan op de heffing van uitvoerrechten op sojabonen om tot de conclusie van een financiële bijdrage en/of inkomens- en prijzensteun te komen.

(256)

De Commissie was het hier niet mee eens. Sinds de opening van dit onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat er door de Argentijnse overheid andere instrumenten zijn gebruikt (naast de heffing van uitvoerrechten op sojabonen) die onderzocht zouden worden als onderdeel van de steun van de Argentijnse overheid aan de bedrijfstak voor biodiesel (102). Zoals eerder uiteengezet, beschouwde de Commissie de heffing van uitvoerrechten als een van de instrumenten voor de levering van sojabonen tegen een minder dan toereikende beloning op de Argentijnse binnenlandse markt, wat een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie vormt. Uit de andere door de Argentijnse overheid genomen maatregelen blijkt dat de Argentijnse overheid de telers van sojabonen ermee had belast hun sojabonen voor een kunstmatig lage prijs aan de biodieselbedrijfstak te verkopen, en derhalve had de Argentijnse overheid het kennelijke voornemen om de binnenlandse biodieselbedrijfstak te ondersteunen.

(257)

Hoewel de Commissie heeft vastgesteld dat een aantal van de andere in de klacht omschreven vermeende subsidies geen tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie vormden in het onderzoektijdvak (met name de overeenkomst inzake de levering van biodiesel of bepaalde belastingvrijstellingen), maakten zij integraal deel uit van de reeks maatregelen om de bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen en onderstreepten zij het bestaan van inkomens- of prijzensteun voor de bedrijfstak voor biodiesel. Met andere woorden, het feit dat van sommige subsidies niet kon worden aangetoond dat zij in het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs gebruikt werden, wil niet zeggen dat de reeks maatregelen van de Argentijnse overheid om de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen, niet bestond.

(258)

De Commissie heeft al het in dit onderzoek beschikbare bewijsmateriaal onderzocht om haar bevindingen te staven. Zoals de Beroepsinstantie heeft erkend in US — Countervailing Duty Investigation on DRAMS, geldt dat „met afzonderlijke elementen van indirect bewijs het niet waarschijnlijk is dat een toevertrouwen of belasten kan worden aangetoond; de betekenis van afzonderlijke bewijsstukken kan mogelijk pas duidelijk worden wanneer ze worden bezien in samenhang met ander bewijsmateriaal” (103).

(259)

Daarom heeft de Commissie niet alleen de heffing van uitvoerrechten op sojabonen beoordeeld, maar een reeks van maatregelen van de Argentijnse overheid om de bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen. Daarbij heeft de Commissie al het directe en indirecte bewijs samengevoegd en is zij tot de conclusie gekomen dat op grond van al het bewijsmateriaal sprake is geweest van het aan particuliere lichamen toevertrouwen van een functie of het met een functie belasten van particuliere lichamen en/of het verlenen van inkomens-/prijzensteun.

3.2.4.   Berekening van de hoogte van de subsidie

(260)

Het subsidiepercentage dat in het kader van deze reeks maatregelen voor het onderzoektijdvak voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs is vastgesteld, bedraagt:

Tabel 3

Steun van de Argentijnse overheid aan de bedrijfstak voor biodiesel

Onderneming/groep

Subsidiepercentage

LDC Argentina SA.

26,14 %

Groep Renova

25,05 %

Groep T6

33,15 %

3.3.   Door de overheid gelaste aankoop van binnenlandse biodiesel tegen een meer dan toereikende beloning en/of inkomens- of prijzensteun (Overeenkomst inzake de levering van biodiesel)

3.3.1.   Inleiding

(261)

De klager beweert dat de Argentijnse overheid overeenkomsten inzake de levering van biodiesel („overeenkomsten”) met biodieselproducenten in Argentinië heeft gesloten op grond van hoofdstuk II van de biobrandstoffenwet van 2006 (wet 26.093 van 2006) (104). Deze overeenkomsten waren bedoeld om biodiesel aan de binnenlandse markt te leveren, gezien de bijmengingsverplichting die sinds 2010 van kracht is. Op grond van die verplichting moeten mengbedrijven biodiesel kopen en deze vóór de verkoop met minerale diesel mengen.

(262)

De Argentijnse overheid heeft individuele en collectieve quota voor biodiesel voor het bedienen van de binnenlandse markt vastgesteld en de klager beweert dat de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, zoals LDC, Vicentin en Renova, tot de partijen bij de overeenkomsten behoren.

(263)

In de overeenkomsten is bepaald dat producenten met quota verplicht zijn biodiesel aan de mengbedrijven te leveren tegen een door de Argentijnse overheid vastgestelde prijs, op een niveau dat er doelbewust voor zorgt dat de productiekosten van de producenten en hun winst zijn gedekt.

(264)

Op grond van de vaststelling van een kunstmatig hoge prijs en de hoeveelheid die de producenten aan de mengbedrijven moeten leveren, voert de klager aan dat dit een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie is.

3.3.2.   Bevindingen van het onderzoek

(265)

Tijdens haar onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat er sinds het kalenderjaar 2015 geen overeenkomst inzake de levering van biodiesel is gesloten. Deze overeenkomst van 2015 was niet verlengd en was niet langer van kracht.

(266)

Krachtens wet 26.093 van 2006 is het ministerie van Energie en Mijnbouw, als handhavingsautoriteit van de geldende bijmengingsverplichting, echter quota blijven toewijzen en is het de prijs blijven vaststellen waartegen de mengbedrijven biodiesel moeten kopen. Dit heeft feitelijk plaatsgevonden zonder een overeenkomst inzake de levering van biodiesel.

(267)

Tijdens het onderzoektijdvak heeft het ministerie van Energie en Mijnbouw op basis van de geraamde vraag quota toegewezen aan ondernemingen in Argentinië met een capaciteit van maximaal 50 000 ton biodiesel per jaar.

(268)

Geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs heeft tijdens het onderzoektijdvak quota ontvangen.

3.3.3.   Conclusie

(269)

Aangezien geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs tijdens het onderzoektijdvak quota heeft ontvangen, heeft geen van deze ondernemingen tijdens het onderzoektijdvak biodiesel op de binnenlandse markt verkocht via de geldende quotaregeling. Bovendien was er tijdens het onderzoektijdvak geen overeenkomst inzake de levering van biodiesel met de producenten-exporteurs van kracht. Er was derhalve geen sprake van een voordeel uit hoofde van een quotaregeling dat de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in het onderzoektijdvak hebben ontvangen.

3.4.   Verstrekking van leningen en exportfinanciering tegen preferentiële voorwaarden en preferentiële leningen

3.4.1.   Inleiding

(270)

De klager heeft aangevoerd dat de Banco de la Nación Argentina („BNA”) een van de grootste banken van het land is en volledig in handen is van de staat. Hij heeft opgemerkt dat de Argentijnse overheid het dagelijkse beheer over de BNA voert via haar bevoegdheid om alle leden van de raad van bestuur te benoemen.

(271)

Volgens de klager leent de BNA geld aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen voor investeringen en werkkapitaal en werden deze leningen tegen preferentiële tarieven verstrekt.

3.4.2.   Bevindingen van het onderzoek

(272)

Tijdens het controlebezoek aan de Argentijnse overheid heeft de Commissie om nadere gegevens verzocht over alle leningen die door de BNA en andere staatsbanken zijn verstrekt, alsmede over de voorwaarden van de leningen en de aangerekende rentevoet.

(273)

De aan de in de steekproef opgenomen ondernemingen verstrekte leningen werden onderzocht en vergeleken met de door particuliere banken verstrekte leningen om na te gaan of er leningen tegen preferentiële voorwaarden waren verstrekt. Dit werd onderzocht aan de hand van de rentevoeten en de leningvoorwaarden.

(274)

Er werden geen bewijzen gevonden van preferentiële leningen aan de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in het onderzoektijdvak.

3.4.3.   Conclusie

(275)

De Commissie heeft geconcludeerd dat de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs geen preferentiële leningen hebben ontvangen tijdens het onderzoektijdvak.

3.5.   Inkomsten waarvan de overheid afstand doet of die zij niet int uit hoofde van de biobrandstoffenwet van 2006

3.5.1.   Inleiding

(276)

Volgens de klager voorziet artikel 15 van de biobrandstoffenwet van 2006 (105) voor producenten van biobrandstoffen in de mogelijkheid om de belastinggrondslag op basis waarvan de minimaal veronderstelde vennootschapsbelasting wordt berekend, te verlagen. De klager heeft ook beweerd dat artikel 15, lid 1, van dezelfde wet versnelde afschrijving van kapitaalgoederen toestaat.

3.5.2.   Bevindingen van het onderzoek

(277)

Uit het onderzoek is gebleken dat geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs tijdens het onderzoektijdvak een voordeel heeft ontvangen uit hoofde van de in artikel 15 van de biobrandstoffenwet genoemde stimulansen.

3.5.3.   Conclusie

(278)

Deze maatregel is tijdens het onderzoektijdvak niet door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs gebruikt en daarom heeft de Commissie geconcludeerd dat hiertegen geen compenserende maatregelen hoefden te worden ingesteld.

3.6.   Door de provincie Córdoba verleende vrijstellingen van de provinciale belasting

3.6.1.   Rechtsgrondslag

(279)

Volgens de klager verleende de provincie Cordoba aan de biodieselbedrijfstak vrijstellingen van provinciale belasting uit hoofde van provinciale wet 9397 (106), die in 2007 werd aangenomen. In de wet is bepaald dat projecten die door de handhavingsautoriteit zijn goedgekeurd voor de productie, de ontwikkeling en het duurzame gebruik van biobrandstoffen gedurende 15 jaar zijn vrijgesteld van belastingen.

3.6.2.   Bevindingen van het onderzoek

(280)

Uit het onderzoek is gebleken dat de belastingvrijstellingen beschikbaar waren voor producenten van biobrandstoffen in de provincie Córdoba. Provinciale wet 9397 voorziet in de afdelingen 5 en 6 ervan in vrijstellingen van provinciale belastingen voor projecten voor de productie, de ontwikkeling en het duurzame gebruik van biobrandstoffen. De Commissie heeft geen bewijzen gevonden en de belanghebbenden hebben ook niet beweerd dat de belastingvoordelen die uit hoofde van provinciale wet 9397 specifiek aan de bedrijfstak voor biodiesel zijn verleend, deel uitmaken van een ruimere regeling van belastingvoordelen die in de provincie Córdoba op ruime schaal beschikbaar zijn.

3.6.3.   Conclusie

(281)

Biodieselproducenten die in de provincie Córdoba gevestigd zijn, genieten gedurende 15 jaar vrijstellingen van vennootschapsbelasting, leges, onroerendezaakbelasting, belasting voor het fonds voor de financiering van het onderwijssysteem en belasting voor het fonds voor de financiering van infrastructuurwerken. Deze belastingvrijstellingen zijn bestemd voor binnenlandse ondernemingen die biodiesel produceren, zoals bepaald in provinciale wet 9397. Hoewel een van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de provincie Córdoba was gevestigd, produceerde hij in die provincie geen biodiesel. De andere in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs waren niet in die provincie gevestigd. De Commissie heeft daarom geconcludeerd dat de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs geen gebruik hebben gemaakt van die belastingvrijstelling tijdens het onderzoektijdvak.

3.7.   Door de provincie Buenos Aires verleende vrijstellingen van de provinciale belasting

3.7.1.   Rechtsgrondslag

(282)

Volgens de klager heeft de provincie Buenos Aires provinciale wet 13.719 vastgesteld in het kader van de biobrandstoffenwet van 2006, teneinde begunstigden vrij te stellen van de betaling van belastingen indien zij overeenkomstig de wet van 2006 als producenten van biobrandstoffen zijn gekwalificeerd en geregistreerd.

3.7.2.   Bevindingen van het onderzoek

(283)

Uit het onderzoek is gebleken dat de belastingvrijstellingen beschikbaar waren voor producenten van biobrandstoffen in de provincie Buenos Aires. Geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs van biodiesel was echter in de provincie gevestigd.

3.7.3.   Conclusie

(284)

De Commissie heeft vastgesteld dat geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs tijdens het onderzoektijdvak voordeel heeft gehad van de belastingvrijstellingen waarin de provinciale wet 13.719 voorziet.

3.8.   Systeem van de provincie Santiago del Estero voor stimulering en industriële ontwikkeling (hierna ook: „PSPID”) — provinciale wet nr. 6.750;

3.8.1.   Rechtsgrondslag

(285)

Volgens de klager zouden bedrijfstakken in de provincie Santiago del Estero diverse belastingvoordelen en -vrijstellingen genieten in het kader van de in 2005 aangenomen provinciale wet 6.750.

3.8.2.   Bevindingen van het onderzoek

(286)

Geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs was in deze provincie gevestigd.

3.8.3.   Conclusie

(287)

De Commissie heeft vastgesteld dat geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs tijdens het onderzoektijdvak voordeel heeft gehad van de maatregelen waarin de provinciale wet 6.750 voorziet.

3.9.   Overeenkomst inzake gemeentelijke belastingen tussen Louis Dreyfus Argentina en de gemeente General Lagos

3.9.1.   Inleiding

(288)

Volgens de klager bestaat er een overeenkomst inzake gemeentelijke belastingen tussen de producent-exporteur Louis Dreyfus Argentina en de gemeente General Lagos. De overeenkomst is bekendgemaakt als gemeentelijke verordening 26/2016 (107). In die overeenkomst is bepaald dat Louis Dreyfus Argentina een maandelijks forfaitair bedrag aan de gemeente General Lagos betaalt in plaats van een percentage (0,5 %) van zijn bruto-inkomsten.

3.9.2.   Bevindingen van het onderzoek

(289)

Uit het onderzoek is gebleken dat de overeenkomst tijdens het onderzoektijdvak nog steeds van kracht was (108). Op basis van besprekingen met vertegenwoordigers van de gemeente General Lagos is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de overeenkomst geldig is tot 2020.

(290)

Tijdens de controle van LDC in Buenos Aires heeft de Commissie de betaling van gemeentelijke belastingen door LDC gecontroleerd, alsmede de schatting van de belasting die verschuldigd zou zijn als de overeenkomst niet van kracht was. De Commissie heeft vastgesteld dat het bedrag dat LDC voor 2017 aan de gemeente heeft betaald, hoger was dan het bedrag dat LDC op grond van de normale belastingwetgeving zou hebben betaald.

3.9.3.   Conclusie

(291)

Daarom stelde de Commissie vast dat LDC in het onderzoektijdvak geen voordeel heeft gehad van deze maatregel.

3.10.   Procentuele verlaging van het belastingtarief in het kader van het „Pacto Fiscal” (Besluit 14/1994)

3.10.1.   Inleiding

(292)

Volgens de klager voorziet het Pacto Fiscal, zoals bekendgemaakt bij besluit 14/1994, in belastingvrijstellingen. Het Pacto Fiscal, of „federaal pact voor werkgelegenheid, productie en groei tussen de federale staat en de provincies” was een overeenkomst tussen de provincies en de nationale regering waarin bepaalde beginselen voor het provinciaal fiscaal beleid waren vastgelegd.

3.10.2.   Bevindingen van het onderzoek

(293)

Het Pacto Fiscal is een kaderovereenkomst waarvan de beginselen ten uitvoer moeten worden gelegd via een provinciale wet. De Commissie heeft derhalve vastgesteld dat dit Pacto Fiscal zelf in de praktijk is gebracht door de reeds besproken provinciale belastingregelingen.

3.10.3.   Conclusie

(294)

De Commissie heeft derhalve geen afzonderlijk voordeel in het kader van deze maatregel vastgesteld. Evenals andere maatregelen waarmee belastingvoordelen worden verleend voor de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel, is deze maatregel echter in zoverre relevant dat hij deel uitmaakt van de reeks maatregelen van de Argentijnse overheid die bedoeld is om deze bedrijfstak te ondersteunen.

3.11.   Vrijstelling van onroerendgoedbelasting op grond van de wet op de industrie van Santa Fe: vrijstelling van betaling van de onroerendezaakbelasting uit hoofde van artikel 4 van provinciale wet 8478/1979 tot bevordering van de industrie; door de provincie Santa Fe verleende vrijstellingen van de provinciale belasting; vrijstelling van leges in Santa Fe uit hoofde van artikel 183.29 en vrijstelling van omzetbelasting in Santa Fe uit hoofde van artikel 127

3.11.1.   Inleiding

(295)

De klager beweerde dat de provincie Santa Fe in verschillende belastingvrijstellingen verleende aan de binnenlandse biodieselindustrie via provinciale wet 8.478, artikel 183.29, artikel 127 en het Santa Fe provinciale wet nr. 12.692 (109).

3.11.2.   Bevindingen van het onderzoek

(296)

Uit het onderzoek is gebleken dat wet 8.478, artikel 183.29 en artikel 127 zijn achterhaald of anderszins zijn vervangen door provinciale wet 12.692. Provinciale wet 12.692 voorziet in vrijstellingen van provinciale belastingen voor binnenlandse ondernemingen die zich bezighouden met onderzoek, ontwikkeling, opwekking, productie en gebruik van producten die verband houden met hernieuwbare energie, en met name de productie van biodiesel. De productie van biobrandstoffen wordt met zoveel woorden vermeld in artikel 5, onder d), van provinciale wet 12.692. De Commissie heeft geen bewijzen gevonden en de belanghebbenden hebben ook niet beweerd dat de belastingvoordelen die op grond van deze maatregel specifiek aan een categorie bedrijfstakken, waaronder de bedrijfstak voor biodiesel, zijn verleend, deel uitmaken van een breder programma van belastingvoordelen die in de provincie Santa Fe op ruime schaal beschikbaar zijn

3.11.3.   Conclusie

(297)

Biodieselproducenten die in de provincie Santa Fe zijn gevestigd, genieten gedurende 15 jaar vrijstellingen van vennootschapsbelasting, leges, onroerendezaakbelasting en motorrijtuigenbelasting. Deze belastingvrijstelling geldt voor binnenlandse ondernemingen die biodiesel produceren, zoals bepaald in provinciale wet 12.692. Aangezien de Argentijnse overheid hierdoor afziet van inkomsten, is deze belastingvrijstelling een subsidie, die rechtens specifiek is voor bepaalde bedrijfstakken, waaronder de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel. Het is derhalve een voordeel uit hoofde van een subsidie waartegen compenserende maatregelen kunnen worden ingesteld.

3.11.4.   Berekening van de hoogte van de subsidie

(298)

Het bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie is berekend als het voordeel dat de ontvangers ervan tijdens het onderzoektijdvak genoten. Dit voordeel is berekend als het verschil tussen de in totaal verschuldigde belasting volgens het normale belastingtarief en de totale belasting die de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in het onderzoektijdvak daadwerkelijk hebben betaald.

(299)

Na de bekendmaking van het informatiedocument en de bijbehorende berekeningen ten aanzien van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, alsmede na de mededeling van de definitieve bevindingen, hebben twee van de ondernemingen aangevoerd dat voor de toewijzing een andere grondslag nodig zou zijn (omgeslagen over de totale omzet van de op sojabonen gebaseerde productie of omgeslagen over de omzet van alle industriële activiteiten in de provincie Santa Fe). Aangezien de ondernemingen de belastingvrijstelling alleen vanwege hun productie van biodiesel kregen toegewezen, was deze vrijstelling volgens de Commissie specifiek voor de productie van biodiesel en daarom concludeerde zij dat deze vrijstelling alleen zou mogen worden toegewezen voor de omzet van biodiesel en niet voor de totale omzet van de onderneming. Dit argument werd derhalve afgewezen.

Tabel 4

Inkomsten waarvan is afgezien op grond van provinciale wetten van Santa Fe

Onderneming/groep

Subsidiepercentage

LDC Argentina SA.

0,06 %

Groep Renova

2,15 %

Groep T6

0,28 %

3.12.   Conclusie over subsidiëring

(300)

De Commissie heeft het bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs overeenkomstig de basisverordening berekend door elke subsidie of elk subsidieprogramma te onderzoeken, en heeft deze cijfers opgeteld om voor elke producent-exporteur in het onderzoektijdvak de totale subsidiëring te berekenen. Om de totale subsidiëring te berekenen, heeft de Commissie eerst het percentage van de subsidiëring berekend, ofwel de hoogte van de subsidie als percentage van de totale omzet van de onderneming. Dat percentage werd vervolgens gebruikt om de subsidie te berekenen die werd toegekend voor de uitvoer van het betrokken product naar de Unie in het onderzoektijdvak. Daarna werd de hoogte van de subsidie per ton betrokken product berekend die in het onderzoektijdvak naar de Unie was uitgevoerd, en werden de onderstaande marges berekend als percentage van de cif-waarde van dezelfde uitvoer per ton.

(301)

Overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de basisverordening werd de totale subsidie voor de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen, berekend op basis van het totale gewogen gemiddelde bedrag van de subsidies waartegen compenserende maatregelen kunnen worden ingesteld, dat is vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs, met uitzondering van verwaarloosbare bedragen en van het bedrag van subsidies dat is vastgesteld voor goederen die onder artikel 28, lid 1, van de basisverordening vallen.

(302)

De Commissie heeft echter geen bevindingen in verband met de steun van de Argentijnse overheid aan de bedrijfstak voor biodiesel buiten beschouwing gelaten, ook al moest zij zich voor de vaststelling van het bestaan van subsidiëring gedeeltelijk baseren op de beschikbare gegevens.

(303)

De Commissie was immers van oordeel dat de beschikbare en in die gevallen gebruikte gegevens niet in aanzienlijke mate afbreuk deden aan de informatie die nodig was om het bedrag van de subsidiëring op billijke wijze vast te stellen, aangezien de Commissie gebruik heeft gemaakt van de invoergegevens die door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs zijn verstrekt. Exporteurs die niet werden verzocht medewerking aan het onderzoek te verlenen, zullen door deze aanpak niet worden benadeeld (110).

(304)

Gezien de hoge mate van medewerking van de Argentijnse producenten-exporteurs werd het bedrag voor „alle andere ondernemingen” vastgesteld op het niveau van het hoogste bedrag dat is vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen. Het bedrag voor alle andere ondernemingen zal gelden voor de ondernemingen die niet aan het onderzoek hebben meegewerkt.

(305)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen hebben alle producenten-exporteurs aangevoerd dat de Commissie, bij de berekening van de hoogte van de subsidies, de uitvoerbelasting op biodiesel als compensatie van het door de uitvoerbelasting op sojabonen verkregen voordeel zou moeten beschouwen. Dit is door de Commissie verworpen, aangezien er geen bewijs was dat de Argentijnse overheid een uitvoerbelasting op biodiesel hief ter „compensatie” van het voordeel van de tegen een minder dan toereikende beloning geleverde sojabonen.

(306)

Dezelfde exporteurs verzochten tevens om een correctie voor antidumpingrechten. De Commissie was van oordeel dat er geen rechtsgrondslag was voor de toekenning van deze correctie, aangezien niet is aangetoond dat antidumpingrechten subsidies die aan producenten-exporteurs worden verleend, kunnen compenseren. Hoe dan ook, dit argument werd afgewezen omdat er door de producenten-exporteurs gedurende het OT de facto geen antidumpingrechten werden betaald.

Tabel 5

Hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies

Onderneming/groep

Hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies

LDC Argentina SA.

26,2 %

Groep Renova

27,2 %

Groep T6

33,4 %

Andere medewerkende ondernemingen

28,2 %

Alle andere ondernemingen

33,4 %

4.   SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie van biodiesel in de Unie

(307)

Tijdens het onderzoektijdvak hebben 54 producenten in de Unie die lid waren van de EBB en nog eens 196 andere bekende niet-aangesloten producenten het soortgelijke product vervaardigd. Al deze producenten vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 9, lid 1, van de basisverordening.

(308)

Zoals vermeld in overweging 19, heeft de Commissie een voorlopige steekproef van drie producenten in de Unie samengesteld, die goed zijn voor 19 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

(309)

Zoals vermeld in overweging 20 heeft de Commissie een aantal opmerkingen over de voorlopige steekproef ontvangen. De voorlopige steekproef bestond uit de drie voorgestelde producenten in de Unie: Bioagra-Oil SA (Polen), Masol Iberia Biofuel, S.L.U. (Spanje) en Saipol (Frankrijk).

(310)

CARBIO heeft aangegeven dat alle drie voorgestelde producenten in de Unie ongeschikt zijn om in de steekproef te worden opgenomen. CARBIO heeft er onder meer op gewezen dat Saipol bijna uitsluitend koolzaad uit Frankrijk gebruikt, terwijl de onderneming verschillende soorten grondstoffen zou moeten mengen om een zo groot mogelijke efficiëntie te bewerkstelligen.

(311)

CARBIO heeft verder aangegeven dat Masol voornamelijk palmolie gebruikt tegen verrekenprijzen van haar Indonesische moedermaatschappij.

(312)

Met betrekking tot Bioagra-Oil verwijst CARBIO naar de beperkte keuze van grondstoffen die deze onderneming heeft, als gevolg van de specifieke nationale omzetting van de richtlijn hernieuwbare energie door Polen.

(313)

CARBIO heeft ook ADM Hamburg AG of Verbio voorgesteld als representatieve ondernemingen voor de steekproef van producenten in de Unie. CARBIO heeft met betrekking tot Verbio verder opgemerkt dat deze onderneming een zuivere biodieselproducent is (zonder verticaal geïntegreerde vermalingsactiviteiten) en dat zij gevestigd is aan de Duits-Poolse grens en de bredere Oost-Europese markt bedient, met inbegrip van het deel van de Poolse markt dat niet onder de eerder genoemde wetgeving valt.

(314)

De klager heeft verklaard dat noch Saipol, noch Masol uitsluitend gebruikmaakt van één enkele soort grondstof. Uit het onderzoek is gebleken dat zowel Saipol als Masol inderdaad meer dan één grondstof gebruiken bij hun productie.

(315)

Op basis van de ontvangen opmerkingen heeft de Commissie besloten Saipol en Masol Iberia Biofuel in de steekproef te houden. Aangezien de Commissie geen argumenten heeft ontvangen ter weerlegging van de bewering in overweging 312 dat Bioagra-Oil een beperkte keuze aan grondstoffen heeft, heeft de Commissie besloten deze in de steekproef van producenten in de Unie te vervangen door Verbio Vereinigte BioEnergie AG (Duitsland).

(316)

De Commissie heeft de totale productie van biodiesel in de Unie tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld op ongeveer 13 miljoen ton.

Tabel 6

Productie van biodiesel in de Unie (ton)

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Totale productie in de Unie

11 353 223

11 789 896

11 958 862

13 071 053

Index

100

104

105

115

Bron: EBB.

(317)

Het totale cijfer voor de productie van biodiesel in de Unie in tabel 6 is gebaseerd op gegevens van de EBB. De EBB verzamelt gegevens over de productie die hij van zijn leden ontvangt en die goed is voor circa 70 % van de biodieselproductie in de Unie. Wat de niet-aangesloten producenten betreft, die goed zijn voor circa 30 % van de biodieselproductie in de Unie, verzamelt de EBB de informatie over de productie bij de desbetreffende nationale brancheorganisaties en via andere openbare bronnen. In verband met de methode en de juistheid van de door de EBB verzamelde gegevens, werd op grond van artikel 26 van de basisverordening een controlebezoek gebracht aan de bedrijfsruimten van de EBB. Ten aanzien van deze gegevens heeft de Commissie geen opmerkingen van belanghebbenden ontvangen.

(318)

De totale productie van biodiesel in de Unie is tussen 2014 en 2016 gestegen met 5 %, welke stijging zich geleidelijk voltrok. Tijdens het onderzoektijdvak is de productie sterker toegenomen, met nog eens 10 procentpunten. De productie in de Unie steeg in het onderzoektijdvak niet in dezelfde mate als het verbruik in de Unie, vanwege de invoer met subsidiëring uit Argentinië waarmee de markt van de Unie te maken kreeg aan het einde van het onderzoektijdvak.

4.2.   Verbruik van biodiesel in de Unie

(319)

De Commissie heeft het verbruik van biodiesel in de Unie vastgesteld op basis van de door de EBB verstrekte informatie en de invoer- en uitvoerstatistieken.

(320)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Verbruik van biodiesel in de Unie (ton)

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Totaal verbruik in de Unie

11 907 151

11 791 953

11 435 468

14 202 127

Index

100

99

96

119

Bron: EBB, invoerstatistieken van de Unie.

(321)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld door de invoer van biodiesel in de Unie op te tellen bij de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie. Het verbruik van biodiesel in de Unie nam tot 2016 licht af met 4 %. Tijdens het onderzoektijdvak is het met 19 % gestegen ten opzichte van 2014. Het verbruik van biodiesel is afhankelijk van twee belangrijke factoren: het verbruik van dieselbrandstof en het gehalte aan biodiesel in deze brandstof.

(322)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen merkte CARBIO op dat de methode voor de berekening van het verbruik van biodiesel in de Unie was herzien, en suggereerde zij in dit verband dat de reden voor deze verandering was gelegen in de onbetrouwbare productiegegevens van de bedrijfstak van de Unie.

(323)

De Commissie wijzigde de methode van berekening van het verbruik om deze minder complexiteit te maken, en om niet het niveau van de uitvoer van de Unie bij deze berekening te moeten betrekken. Het niveau van de productiegegevens voor de bedrijfstak van de Unie bleef onveranderd. Zoals uiteengezet in overweging 358, heeft de Commissie de methode van het inzamelen van gegevens door de EBB, met inbegrip van de productiegegevens, gecontroleerd en deze betrouwbaar geacht.

(324)

Vergeleken met fossiele brandstoffen produceert biodiesel minder luchtverontreinigende stoffen zoals fijnstof, koolmonoxide, zwaveldioxide, koolwaterstoffen en luchttoxines, maar komt er meer stikstofoxide vrij. Daarnaast compenseren de planten en gewassen die worden gebruikt als grondstof voor de productie van biodiesel (soja, oliepalmen, koolzaad enz.) de toekomstige CO2-uitstoot omdat ze tijdens hun groei CO2 absorberen.

(325)

De gestaag toenemende vraag en de productie in de Unie vloeien voort uit het energiebeleid van de Unie. In de richtlijn hernieuwbare energie (2009/28/EG) (111) is bepaald: „Elke lidstaat ziet erop toe dat het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in alle vormen van vervoer in 2020 minstens 10 % bedraagt van het eindverbruik van energie in het vervoer in die lidstaat”.

(326)

Dit beleid houdt in dat de lidstaten van de Unie zich ten doel moeten stellen dat biobrandstoffen tegen 2020 10 % van de totale verkoop van brandstoffen in de vervoersector uitmaken. De uitvoering, de huidige niveaus en de methode voor de berekening van het biobrandstofgehalte zijn niet in alle lidstaten van de Unie uniform, maar de geleidelijk toenemende verplichting heeft tot gevolg dat nu al 5 % tot 7 % biodiesel bij conventionele fossiele dieselbrandstof wordt gemengd.

(327)

Het feit dat er meer biodiesel wordt gemengd met conventionele fossiele dieselbrandstof is een belangrijke factor in de analyse van de tendensen op de biodieselmarkt in de Unie. De productiekosten en de prijzen van biodiesel zijn over het algemeen hoger dan die van fossiele diesel. Het is daarom alleen door toedoen van de richtlijn hernieuwbare energie (2009/28/EG) dat producenten van brandstoffen (raffinaderijen) biodiesel kopen om deze met fossiele brandstoffen te mengen.

(328)

Het verbruik van biodiesel is rechtstreeks gekoppeld aan verplichtingen in de lidstaten om bepaalde niveaus van biodiesel met fossiele brandstoffen te mengen. Het verbruik van biodiesel zal toenemen naarmate meer lidstaten de doelstellingen bereiken van de richtlijn hernieuwbare energie (2009/28/EG), die tegen 2020 moet zijn omgezet. Andere factoren, zoals de toename van het gebruik van vervoermiddelen met dieselmotoren, zijn eveneens van invloed op het verbruik van biodiesel.

4.3.   Invoer uit het betrokken land

4.3.1.   Hoeveelheid en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(329)

De Commissie heeft de omvang van de invoer van biodiesel vastgesteld op basis van invoerstatistieken van de Unie uit de databank Surveillance 2 (112). De Commissie heeft het marktaandeel van de invoer vastgesteld aan de hand van het verbruik van biodiesel in de Unie, dat terug te vinden is in tabel 7.

(330)

De invoer van biodiesel in de Unie vanuit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Hoeveelheid (ton) en marktaandeel van de invoer

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Hoeveelheid van de invoer uit Argentinië (ton)

0

31 340

0

394 005

Marktaandeel

0 %

0,3 %

0 %

2,8 %

Bron: Invoerstatistieken van de Unie op basis van de databank Surveillance 2, EBB.

(331)

Wegens de antidumpingrechten op de invoer uit onder meer Argentinië, die op 26 november 2013 bij Verordening (EU) nr. 1194/2013 (113) werden ingesteld, was er tussen 2014 en augustus 2017 geen of een verwaarloosbare invoer uit Argentinië in de Unie. De verwaarloosbare invoer uit Argentinië in 2015 bestond uit vier afzonderlijke invoertransacties die in Spanje werden gemeld en derhalve is de Commissie niet van oordeel dat deze representatief zijn.

(332)

Deze antidumpingrechten die van toepassing zijn op biodiesel uit Argentinië werden in september 2017 bij Verordening (EU) 2017/1578 (114) van 18 september 2017 aanzienlijk verlaagd en als gevolg daarvan is de invoer uit Argentinië snel en aanzienlijk gaan toenemen, tot 2,8 % van het marktaandeel in het onderzoektijdvak.

(333)

De invoer van biodiesel per maand in de Unie uit Argentinië heeft zich in het tweede semester van 2017 als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Hoeveelheid van de invoer (ton) per maand

 

7/2017

8/2017

9/2017

10/2017

11/2017

12/2017

Hoeveelheid van de invoer uit Argentinië (ton)

0

0

29 975

57 526

188 986

117 518

Bron: Invoerstatistieken van de Unie op basis van de databank Surveillance 2.

(334)

Tussen januari en augustus 2017 heeft er geen invoer uit Argentinië plaatsgevonden. Uit de maandelijkse invoerstatistieken in tabel 9 blijkt de snelle en aanzienlijke toename van de invoer van biodiesel na de verlaging van de antidumpingrechten die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel uit Argentinië.

(335)

De invoer van biodiesel per maand in de Unie uit Argentinië heeft zich in de periode na het onderzoektijdvak in de eerste acht maanden van 2018 als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Hoeveelheid van de invoer (duizend ton) per maand

2018

Jan

Feb

Mrt

Apr

Mei

Jun

Jul

Aug

Hoeveelheid van de invoer uit Argentinië (duizend ton)

173

161

131

30

119

161

141

177

Bron: Invoerstatistieken van de Unie op basis van de databank Surveillance 2.

(336)

De invoer van biodiesel uit Argentinië werd in 2018 voortgezet. De uitgevoerde biodiesel wordt in grote, enkele verzendingen naar de markt van de Unie vervoerd. Normaal is dit een vol schip. Daarom is het minder zinvol de maandelijkse invoer te analyseren.

(337)

De invoer nam niet af in de eerste acht maanden van 2018. Integendeel, aangenomen dat het verbruik in de Unie niet veranderde, bedraagt het geraamde marktaandeel van de Argentijnse invoer in de Unie 11,5 % in de eerste acht maanden van 2018. Dit geeft aan dat zowel het geraamde marktaandeel als de gemiddelde maandelijkse invoer is toegenomen.

(338)

Het is ook belangrijk op te merken dat er geen afname van de invoer uit Argentinië was naar aanleiding van de registratie van de invoer per 25 mei 2018. Van de gehele beoordelingsperiode was de invoer uit Argentinië in augustus 2018 namelijk op een andere maand na het hoogst.

4.3.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(339)

Zoals vermeld in overweging 334 is de invoer in de Unie uit Argentinië pas tegen het einde van het onderzoektijdvak begonnen en was er in de jaren 2014-2016 geen of slechts in verwaarloosbare mate sprake van invoer. Tijdens de beoordelingsperiode, 2015 en het onderzoektijdvak hebben de prijzen zich ontwikkeld zoals weergegeven in tabel 11:

Tabel 11

Invoerprijzen

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Januari-augustus 2018

Prijzen van de invoer uit Argentinië (EUR per ton)

633

636

613

Bron: Invoerstatistieken van de Unie op basis van de databank Surveillance 2.

(340)

De gewogen gemiddelde prijs van uit Argentinië ingevoerde biodiesel is in de periode na het onderzoektijdvak voor de ingevoerde hoeveelheden zoals beschreven in overweging 335, gedaald tot 613 EUR per ton. Na het onderzoektijdvak is de gemiddelde invoerprijs dus met 3,6 % gedaald in vergelijking met de invoerprijs in het onderzoektijdvak.

(341)

De Commissie heeft de prijsonderbieding in het onderzoektijdvak vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:

de gewogen gemiddelde verkoopprijs per productsoort die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in rekening werd gebracht aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, en

de overeenkomstige gewogen gemiddelde prijs per productsoort van de invoer van de in de steekproef opgenomen Argentijnse producenten die in rekening is gebracht aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-basis, met de nodige correcties voor invoerkosten.

(342)

Na de bekendmaking van het informatiedocument is een administratieve fout in de valutaomrekening van de cif-waarden naar EUR gecorrigeerd voor Groep T6, waardoor de cif-waarde in EUR voor Groep T6 afnam.

(343)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de Commissie van de Argentijnse overheid, CARBIO en de niet-verbonden importeur Gunvor opmerkingen ontvangen met betrekking tot de aanpassingen van de cif-prijs van de invoer van de in de steekproef opgenomen Argentijnse producenten die in rekening is gebracht aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie.

(344)

Volgens de Argentijnse overheid, CARBIO en de niet-verbonden importeur Gunvor zou de uitvoerprijs van biodiesel uit Argentinië door conventionele douanerechten verhoogd moeten worden met 6,5 %. Bovendien hebben CARBIO en de niet-verbonden importeur Gunvor aangevoerd dat de uitvoerprijs van biodiesel uit Argentinië eveneens hoger zou moeten worden door de antidumpingmaatregelen, variërend van 6,5 % tot 8,1 % in de periode van september 2017 tot en met december 2017, ofwel de vier maanden tijdens het onderzoektijdvak waarin de invoer uit Argentinië is begonnen.

(345)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen merkte de Argentijnse overheid op dat in de berekening van de prijsonderbieding door de Commissie de antidumpingrechten zouden moeten worden meegenomen. CARBIO diende dezelfde opmerking in verband met de opneming van de antidumpingrechten in de eerdere fase van de procedure in en herhaalde deze na de mededeling van de definitieve bevindingen. De producenten-exporteurs hadden ook opmerkingen in dit verband, stellende dat de antidumpingrechten meegerekend moesten worden.

(346)

De Commissie heeft het argument betreffende de bij de cif-prijs op te tellen conventionele douanerechten aanvaard en heeft haar berekeningen dienovereenkomstig aangepast.

(347)

De Commissie heeft het argument betreffende de bij de cif-prijs op te tellen antidumpingrechten afgewezen, omdat zij het verzoek daartoe ongerechtvaardigd vond. In dit geval was de Commissie van oordeel dat het passender is het gedrag van de producenten-exporteurs zonder de antidumpingrechten te analyseren, omdat in het kader van een analyse van een dreiging van schade, gekeken moet worden naar het toekomstige effect van de invoerprijzen op de bedrijfstak van de Unie, in overeenstemming met artikel 8, lid 8, onder d), van de basisverordening. Bovendien liepen de maatregelen tot instelling van antidumpingrechten op 18 oktober 2018 af (115). De antidumpingrechten zullen dus in de toekomst niet langer effect hebben op de invoerprijzen en reeds geïnde antidumpingrechten zullen met terugwerkende kracht moeten worden terugbetaald of kwijtgescholden.

(348)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft CARBIO opgemerkt dat de Commissie beweert dat aangezien slechts één niet-verbonden importeur aan dit onderzoek heeft meegewerkt, de in het antidumpingonderzoek van 2013 opgevoerde invoerkosten ook in dit geval moeten worden gebruikt. CARBIO heeft verder aangevoerd dat de Commissie niet verduidelijkt heeft waarom zij de door de betreffende niet-verbonden importeur ingediende invoerkosten heeft afgewezen. Verder heeft Gunvor aangevoerd dat de door haar ingediende werkelijke invoerkosten zouden moeten worden gebruikt. CARBIO herhaalde dit argument in de opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen.

(349)

De Commissie heeft bevestigd dat, voor de in overweging 341 uiteengezette methode, als referentie voor de optelling van de invoerkosten, de invoerkosten gebruikt zijn uit het onderzoek dat geleid heeft tot de antidumpingrechten die zijn ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1194/2013 (116). De reden voor het gebruik van deze kosten was dat de enige niet-verbonden importeur die aan dit onderzoek heeft meegewerkt, verzocht heeft om geheimhouding van zijn gegevens. Bovendien omvatten de invoerkosten uit het vorige onderzoek gedifferentieerde, specifieke categorieën van invoerkosten en de kwantificering ervan. Deze informatie is niet verkregen van de niet-verbonden importeur die aan dit onderzoek heeft meegewerkt. Geen van de belanghebbenden heeft bewijzen verstrekt op grond waarvan relevante verschillen konden worden vastgesteld tussen de invoerkosten van het betrokken product die in 2013 werden gebruikt en de invoerkosten die gemaakt zijn in het onderzoektijdvak. Bovendien werden de invoerkosten in 2013 uitgedrukt in EUR. Aangezien de wisselkoers van de ARS sinds 2012 zo'n acht keer is gedaald en de inflatie in de eurozone sinds 2013 erg laag was (in totaal circa 5 % over de afgelopen zes jaar), achtte de Commissie het passend de invoerkosten uit het vorige onderzoek te gebruiken.

(350)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de Commissie een administratieve fout in de omrekening van de cif-waarde van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs gecorrigeerd.

(351)

Bijgevolg heeft de Commissie de prijzen per productsoort en voor transacties op hetzelfde handelsniveau vergeleken, indien nodig gecorrigeerd en na aftrek van rabatten en kortingen.

(352)

De vergelijking per productsoort was gericht op een vergelijking van het CFPP, ongeacht de gebruikte grondstof. Een andere factor waarmee de Commissie rekening heeft gehouden, was de vraag of een product in de meeste lidstaten onderhevig was aan „dubbeltelling”. Door „dubbeltelling” kan de raffinaderij het gehalte van een bepaald type biodiesel in een door haar geproduceerde dieselbrandstof tweemaal berekenen (zo zou een gehalte aan „dubbeltellende” biodiesel van 3 % gelijk zijn aan een gehalte van 6 %). Voor Duitsland, waar de efficiëntie van de CO2-emissiereductie op een andere manier wordt berekend, heeft de Commissie ook rekening gehouden met dit specifieke kenmerk van de Duitse markt.

(353)

De Commissie heeft vastgesteld dat de eindafnemer die biodiesel koopt, in de meeste gevallen niet op de hoogte is van of niet bezig is met de grondstof die bij de productie is gebruikt, maar een product nodig heeft dat aan een bepaald maximaal CFPP-niveau voldoet. Dit niveau varieert naargelang het seizoen en de weersomstandigheden. Tijdens de zomermaanden en in warmere regio's accepteren klanten een hoger CFPP-niveau en in de wintermaanden en in koudere regio's hebben ze biodiesel met een lager CFPP-niveau nodig.

(354)

De Commissie heeft het resultaat van de vergelijking uitgedrukt als een percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Daaruit bleek dat de gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van de invoer van de in de steekproef opgenomen exporteurs uit het betrokken land op de markt van de Unie tussen 9,5 % en 15,2 % bedroeg.

4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.4.1.   Algemene opmerkingen

(355)

In overeenstemming met artikel 8, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met subsidiëring voor de bedrijfstak van de Unie een evaluatie van alle economische indicatoren die van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode.

(356)

Zoals vermeld in overweging 19 is gebruikgemaakt van een steekproef voor de vaststelling van de dreigende schade en het negatieve effect op de verkoopprijzen, de verkochte hoeveelheden, het marktaandeel en de winst van de bedrijfstak van de Unie.

(357)

Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van gegevens uit de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en op basis van de gegevens die de EBB heeft verstrekt.

(358)

Naast het verifiëren van de methode voor het verzamelen van de door de EBB verstrekte gegevens heeft de Commissie ook gecontroleerd of de informatie werd ondersteund door adequate documentatie en onderzoeksprocedures.

(359)

Beide gegevensreeksen bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(360)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoophoeveelheid, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van het subsidiebedrag en herstel van eerdere subsidiëring of dumping.

(361)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

(362)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de Commissie twee aanvullende reeksen van vragen verzonden met betrekking tot de periode na het onderzoektijdvak. Een reeks van vragen werd naar de drie in de steekproef opgenomen ondernemingen gestuurd en de andere naar de EBB. De Commissie heeft de door alle betrokken partijen verstrekte antwoorden geanalyseerd. De Commissie heeft de verkregen informatie gebruikt voor haar bevindingen over de periode na het onderzoektijdvak.

4.4.2.   Macro-economische indicatoren

4.4.2.1.   Productie in de Unie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(363)

De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Productiecapaciteit (ton)

15 074 688

16 009 878

16 561 814

16 594 853

Index

100

106

110

110

Bezettingsgraad

75 %

74 %

72 %

79 %

Index

100

98

96

105

Bron: EBB.

(364)

Als reactie op de groeiende vraag is de productiecapaciteit in de beoordelingsperiode gestaag gestegen met 10 %.

(365)

Net als bij de gegevens over de productie, verzamelt de EBB gegevens over de capaciteit bij zijn leden, met inbegrip van nationale verenigingen, en met betrekking tot niet-leden verzamelt de EBB gegevens over de capaciteit via andere openbare bronnen.

(366)

In de cijfers over de productiecapaciteit is geen rekening gehouden met een aanzienlijk deel van de capaciteit die als onbenut wordt beschouwd. De EBB heeft toegelicht dat een aantal gebouwde biodieselfabrieken al een aantal jaren niet meer operationeel zijn en moeten worden beschouwd als langdurig buiten bedrijf. Hoewel deze installaties in naam gelden als volwaardige biodieselfabrieken, zou de productie daar pas opnieuw kunnen aanvangen na investeringen in technische aanpassingen en na een aanzienlijke periode.

(367)

De bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie is in de beoordelingsperiode met 5 % (of 4 procentpunten) gestegen van 75 % tot 79 %. De bedrijfstak heeft in het onderzoektijdvak de hoogste bezettingsgraad bereikt.

4.4.2.2.   Verkoophoeveelheid en marktaandeel

(368)

De verkoophoeveelheid en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 13

Verkoop en marktaandeel

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Verkoophoeveelheid op de markt van de Unie (ton)

11 363 729

11 305 117

10 920 665

13 004 462

Index

100

99

96

114

Marktaandeel

95,4 %

95,9 %

95,5 %

91,6 %

Bron: EBB, invoer- en uitvoerstatistieken.

(369)

De verkoop van de bedrijfstak van de Unie is tussen 2014 en 2016 met 4 % gedaald en is vervolgens in het onderzoektijdvak gestegen met 18 procentpunten, d.w.z. 14 % hoger dan in 2014.

(370)

De factoren die ten grondslag liggen aan de verkoop zijn dezelfde factoren als die welke ten grondslag liggen aan het verbruik; deze zijn beschreven in de overwegingen 324 tot en met 328. De invoer heeft in de jaren 2014-2016 geen significante invloed gehad op het verkoopniveau, wat een reden was voor het stabiele niveau van zowel de verkoop als het marktaandeel.

(371)

De verlaging van de rechten van Argentinië in 2017 heeft het beeld van de markt veranderd. Ondanks het feit dat de invoer pas tegen het einde van het jaar is begonnen, heeft de bedrijfstak van de Unie 3,8 procentpunten aan marktaandeel verloren ten opzichte van 2014. Zoals uiteengezet in overweging 333 valt deze aanzienlijke daling van het marktaandeel samen met de invoer van het betrokken product op de markt van de Unie in de laatste vier maanden van het onderzoektijdvak.

(372)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft CARBIO een opmerking gemaakt over het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie dat is vastgesteld voor de jaren 2015 en 2016, waarin erop gewezen werd dat de bedrijfstak van de Unie in die periode marktaandeel verloor hoewel er geen invoer uit Argentinië had plaatsgevonden,

(373)

De Commissie heeft de betreffende gegevens geverifieerd en vastgesteld dat het verbruik van de Unie in het informatiedocument verkeerd was berekend, wat resulteerde in onjuiste marktaandelen van de bedrijfstak van de Unie. Deze fout is gecorrigeerd en de juiste cijfers staan in tabel 7 en tabel 13.

(374)

Als gevolg van deze correctie bleef het marktaandeel van de Unie in de jaren 2015 en 2016 stabiel en het nam alleen in het onderzoektijdvak af door de stijging van de Argentijnse invoer.

4.4.2.3.   Groei

(375)

Terwijl het verbruik in de Unie met 19 % toenam in de beoordelingsperiode, stegen de verkoop en de productie van de bedrijfstak van de Unie respectievelijk slechts met 14 % en 15 %. De bedrijfstak van de Unie kon daarom niet ten volle profiteren van de groei van de markt in de beoordelingsperiode, aangezien een aanzienlijk deel van deze groei werd geabsorbeerd door de toenemende Argentijnse invoer met subsidiëring tijdens het onderzoektijdvak.

4.4.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(376)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 14

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Aantal werknemers

2 406

2 763

2 762

2 733

Index

100

115

115

114

Productiviteit (ton/werknemer)

4 718

4 267

4 329

4 782

Index

100

90

92

101

Bron: EBB.

(377)

De werkgelegenheid in de Unie heeft zich anders ontwikkeld dan de tendensen van de productie, de verkoop en het verbruik. De relatief hoge toename van de werkgelegenheid deed zich voor in 2015, toen deze jaar op jaar bezien met 15 % groeide. Sindsdien, en ook tijdens het onderzoektijdvak, is de werkgelegenheid stabiel gebleven.

(378)

De stijging in 2015 moet worden gezien als een reactie van de bedrijfstak van de Unie op een verbetering van de toestand van de biodieselmarkt en de verwachting van een verdere verbetering. Anderzijds moet de geringe daling van de werkgelegenheid tijdens het onderzoektijdvak niet worden gezien als een reactie op de toegenomen invoer uit Argentinië. De bedrijfstak van de Unie heeft de capaciteit tijdens het onderzoektijdvak nog niet verminderd, waardoor de werkgelegenheid stabiel bleef.

4.4.2.5.   Hoogte van het bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies en herstel van eerdere subsidiëring of dumping

(379)

Het effect van de invoer met subsidiëring uit het betrokken land op de bedrijfstak van de Unie was aanzienlijk, gezien de aanzienlijke hoeveelheden en de lage prijzen van deze invoer.

(380)

Op 26 november 2013 stelde de Unie definitieve antidumpingrechten in op de invoer van biodiesel uit onder meer Argentinië. De rechten waren gebaseerd op een schademarge van 22 % tot 25,7 %.

(381)

Zoals vermeld in overweging 332 werden die antidumpingrechten in september 2017 aanzienlijk verlaagd, als gevolg waarvan de invoer van biodiesel uit Argentinië aanzienlijk ging toenemen. Zoals vermeld in overweging 330 bedroeg het geraamde marktaandeel van de Argentijnse invoer van biodiesel in de Unie in het onderzoektijdvak 2,8 %. Het geraamde marktaandeel van de Argentijnse invoer van biodiesel in de Unie ligt voor het laatste kwartaal van 2017 boven 10 %. De invoer van biodiesel uit Argentinië in de Unie is na het onderzoektijdvak blijven toenemen en ondanks de registratie van de invoer bleef het geraamde marktaandeel van de Argentijnse invoer in de Unie in het eerste semester van 2018 boven 10 %.

(382)

Uit invoerstatistieken over de periode na het onderzoektijdvak waarnaar verwezen wordt in overweging 335, blijkt dat deze invoer tot augustus 2018 op dit niveau gebleven is en zelfs verder is toegenomen, ondanks de registratie van de invoer per 18 mei 2018.

(383)

De aanzienlijke en snelle toename van de invoer van biodiesel uit Argentinië in de Unie is in september 2017 begonnen. Deze invoer hield ondanks de registratie van de invoer aan. Als gevolg van de lage prijzen van de invoer, waarbij de prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk werden onderboden, heeft de bedrijfstak van de Unie marktaandeel verloren en niet ten volle van de marktgroei kunnen profiteren.

4.4.3.   Micro-economische indicatoren

4.4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(384)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 15

Verkoopprijzen in de Unie

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie op de totale markt (EUR/ton)

817

715

765

832

Index

100

87

94

102

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

797

728

767

827

Index

100

91

96

104

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(385)

De gewogen gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor niet-verbonden afnemers is in 2015 aanzienlijk gedaald, met 13 %. Vervolgens zijn de prijzen in 2016 en het onderzoektijdvak gestegen tot een niveau dat 2 % boven dat van 2014 ligt.

(386)

De productiekosten per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben dezelfde trend voor prijzen gevolgd en zijn in 2015 met 9 % afgenomen. De kosten per eenheid zijn in 2016 en het onderzoektijdvak gestegen tot een niveau dat 4 % boven dat van 2014 ligt. Zij volgden de prijsontwikkeling van de belangrijkste grondstof, koolzaad, die met 8 % toenam tussen 2014 en het onderzoektijdvak (117).

(387)

De gemiddelde verkoopprijs per eenheid en de kosten per eenheid betreffen de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, maar zijn niet rechtstreeks vergelijkbaar. De reden hiervoor is dat de prijzen alleen betrekking hebben op de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie, terwijl de kosten betrekking hebben op de totale productie.

(388)

De ontwikkeling van de prijs van biodiesel hangt samen met de ontwikkeling van de marktprijs van de grondstof, namelijk de landbouwproducten of de olie. De kosten van de grondstoffen vormen de belangrijkste kostenfactor en bepalen in sterke mate de totale productiekosten en daarmee de marktprijs.

(389)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de Commissie van de Argentijnse overheid opmerkingen ontvangen over de gewogen gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor niet-verbonden afnemers. Volgens de Argentijnse overheid is deze prijs in 2015 aanzienlijk gedaald met 13 % en heeft de Commissie geen analyse gemaakt om andere oorzaken van mogelijke schade vast te stellen, ook al vertegenwoordigde de invoer uit Argentinië in 2015 ontegenzeglijk slechts 0,5 % van het marktaandeel.

(390)

De Commissie heeft opgemerkt dat de ontwikkeling van de prijs van biodiesel samenhangt met de ontwikkeling van de marktprijs van de grondstof, zoals uiteengezet in overweging 388. De internationale prijs van koolzaadolie daalde tussen 2014 en 2015 inderdaad met 14,5 % (118). Dit komt overeen met de door de Argentijnse overheid aangegeven daling van 13 % van de gewogen gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en bevestigt tegelijkertijd de stelling dat de kosten van grondstoffen de marktprijs bepalen.

4.4.3.2.   Loonkosten

(391)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 16

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

66 530

71 573

65 237

65 874

Index

100

108

98

99

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(392)

De gemiddelde loonkosten bleven gelijk, behalve in 2015 toen ze hoger waren dan in de andere jaren. Dit was het jaar waarin de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie sterk begon toe te nemen. Zoals kan worden vastgesteld, blijven de gemiddelde loonkosten in de volgende perioden, 2016 en het onderzoektijdvak, toen de werkgelegenheid het hele jaar door gestaag toenam, op een sterk vergelijkbaar en stabiel niveau.

4.4.3.3.   Voorraden

(393)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 17

Voorraden

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Eindvoorraden (ton)

117 074

85 725

92 291

87 864

Index

100

73

79

75

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(394)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren het hoogst in 2014. Ze namen tussen 2014 en 2015 met 27 % af en zijn sindsdien op een vergelijkbaar niveau gebleven. De omvang van de voorraden hield geen gelijke tred met de toegenomen productie en verkoop in het onderzoektijdvak. Aangezien het onderzochte product in bulk wordt verkocht, kan een enkele levering een aanzienlijke hoeveelheid van meer dan 10 000 ton omvatten. Een enkele levering kan, afhankelijk van de precieze transactiedatum, dus een significant effect hebben op het voorraadniveau. Daarom is het voorraadniveau een minder zinvolle indicator voor de bedrijfstak van de Unie.

4.4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(395)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 18

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

5,0 %

– 0,1 %

0,9 %

0,8 %

Index

100

– 3

18

16

Kasstroom (EUR)

95 181 923

23 004 159

26 458 832

35 102 719

Index

100

24

28

37

Investeringen (EUR)

8 970 184

19 697 707

8 039 845

38 946 892

Index

100

220

90

434

Rendement van investeringen

78 %

– 3 %

18 %

16 %

Index

100

– 4

23

21

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(396)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De winstgevendheid is gebaseerd op de kosten van de verkochte goederen.

(397)

Over de gehele beoordelingsperiode gezien was de winstgevendheid laag. Enkel in 2014 bedroeg de winstgevendheid 5 %, terwijl er in 2015 geen winst was en de winst in 2016 en het onderzoektijdvak niet meer dan 1 % bedroeg. De hogere winstgevendheid in 2014 was voornamelijk te danken aan de uitzonderlijke financiële inkomsten van een van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Los daarvan zou de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in 2014 vergelijkbaar zijn met de andere jaren in de beoordelingsperiode.

(398)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie is verder afgenomen in de periode na het onderzoektijdvak en over de eerste zes maanden van 2018 werd een verlies van 1,7 % geboekt.

(399)

Ondanks de lage winstniveaus genereerde de bedrijfstak van de Unie in de hele beoordelingsperiode een positieve kasstroom uit zijn activiteiten. De bedrijfstak van de Unie was in staat zijn activiteiten zelf te financieren. Maar ook qua kasstroom heeft de bedrijfstak van de Unie zijn hoogste niveau bereikt in 2014 en bleef deze in de volgende jaren daarbij achter, met maximaal 37 % van dat niveau.

(400)

De bedrijfstak van de Unie is gedurende de hele beoordelingsperiode blijven investeren en heeft tijdens het onderzoektijdvak het hoogste investeringsniveau bereikt. Daarom heeft de plotselinge invoer met subsidiëring uit Argentinië tegen het einde van het onderzoektijdvak nog geen negatieve invloed gehad op het niveau van de investeringen van de bedrijfstak van de Unie.

(401)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Tijdens de beoordelingsperiode is het rendement van investeringen sterk gedaald, met 79 %, wat grotendeels overeenkomt met de ontwikkeling van de winstgevendheid.

(402)

De financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie in termen van winst tijdens het onderzoektijdvak hebben het vermogen van de bedrijfstak om kapitaal aan te trekken, beperkt.

(403)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de Argentijnse overheid naar voren gebracht dat de lage winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie gedurende de gehele periode tussen 2014 en het onderzoektijdvak, niet het gevolg kan zijn van de invoer uit Argentinië, die pas in september 2017 is hervat. In dat verband heeft de niet-verbonden importeur, Gunvor, eveneens na de bekendmaking van het informatiedocument opgemerkt dat de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade lijdt.

(404)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen hebben de Argentijnse overheid en CARBIO hun opmerkingen herhaald ten aanzien van de prestaties van de bedrijfstak van de Unie en verwezen zij naar een aantal prestatie-indicatoren die zich positief ontwikkeld hadden. De Argentijnse overheid herhaalde tevens haar conclusie dat bij ontbreken van de invoer uit Argentinië de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie niet beïnvloed is door de invoer uit Argentinië.

(405)

De Commissie heeft opgemerkt dat de ontwikkelingen, waaronder de ontwikkelingen van de winstgevendheid, laten zien dat de bedrijfstak van de Unie zich niet volledig lijkt te hebben hersteld van de gevolgen van eerdere dumping. Dit betreft de periode tussen 2014 en het onderzoektijdvak dat de Argentijnse overheid in haar opmerking heeft aangegeven. Hoewel de invoer uit Argentinië inderdaad pas in september 2017 is hervat, kan het feit dat die invoer naar schatting een marktaandeel van meer dan 10 % in het laatste kwartaal van 2017 heeft behaald, bovendien niet los worden gezien van het feit dat de bedrijfstak van de Unie gedurende het onderzoektijdvak slechts een winstgevendheid van 0,8 % behaalde (en nadien verlies leed). Dit argument werd derhalve afgewezen.

4.5.   Economische indicatoren na het onderzoektijdvak

(406)

De Commissie heeft de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie om aanvullende informatie verzocht en hierop antwoord gekregen. De gegevens van na het onderzoektijdvak, zoals de micro-economische indicatoren voor het onderzoektijdvak, zijn gepresenteerd als een gewogen gemiddelde van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(407)

Informatie over bepaalde macro-economische indicatoren, zoals capaciteit, bezettingsgraad, productie en verkoop, van na het onderzoektijdvak kon vanwege de voor het onderzoek vastgestelde termijnen alleen geanalyseerd worden voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De cijfers van het onderzoektijdvak kunnen daarom niet rechtstreeks worden vergeleken met de cijfers uit paragraaf 4.4.2. Niettemin maken de cijfers een analyse mogelijk van de ontwikkeling van de situatie van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie na het onderzoektijdvak.

(408)

De productie, de verkoop, de kosten per eenheid en de verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, hebben zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 19

Bedrijfstak van de Unie na het onderzoektijdvak

 

Onderzoektijdvak

Januari-maart 2018

April-juni 2018

Totale productie (ton)

2 614 770

602 303

585 734

Index (op jaarbasis)

100

92

90

Verkoophoeveelheid op de markt van de Unie (ton)

2 657 665

591 108

648 698

Index (op jaarbasis)

100

89

98

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

827

793

787

Index

100

96

95

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie op de totale markt (EUR/ton)

832

765

773

Index

100

92

93

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(409)

De ontwikkelingen in de periode na het onderzoektijdvak worden vergeleken met het onderzoektijdvak voor het eerste en tweede kwartaal van 2018, waarbij de waarden geïndexeerd worden voor het onderzoektijdvak.

(410)

De capaciteit van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie bleef in het eerste semester van 2018 stabiel, terwijl de bezettingsgraad afnam van 85 % naar 76 %.

(411)

Zowel de productie als de verkoop nam in het eerste en het tweede kwartaal na het onderzoektijdvak af.

(412)

Zowel de kosten per eenheid als de verkoopprijzen per eenheid namen in beide kwartalen na het onderzoektijdvak af. De productiekosten per eenheid daalden met 5 %, terwijl de gemiddelde verkoopprijs daalde met 7 %, wat leidde tot de daling van de winstgevendheid, zoals beschreven in overweging 398.

4.6.   Conclusie inzake schade

(413)

Afgezien van een verwaarloosbaar invoercijfer in 2015, was er vóór september 2017 geen invoer van biodiesel uit Argentinië naar de markt van de Unie. Hoewel deze invoer pas laat in het onderzoektijdvak van start ging, bereikte de invoer een niveau waarop het marktaandeel van 2,8 % tijdens het onderzoektijdvak kon toenemen tot naar schatting meer dan 10 % in het laatste kwartaal van 2017, wat voor het eerste semester van 2018 lijkt te worden bevestigd, ondanks de registratie van de invoer.

(414)

Tijdens de beoordelingsperiode gaven de schade-indicatoren een gemengd beeld te zien. De productie en de verkoop van de bedrijfstak van de Unie volgden grotendeels de marktvraag, waren stabiel tussen 2014 en 2016 en stegen tijdens het onderzoektijdvak, maar konden aan het einde van de beoordelingsperiode niet volledig profiteren van de marktgroei, omdat die deels door de ingevoerde producten werd weggenomen. In de beoordelingsperiode zijn de investeringen sterk gestegen. Dit was een positieve ontwikkeling die erop wijst dat de bedrijfstak zich begon te herstellen. Dat de werkgelegenheid in 2015 ging toenemen, kan ook worden gezien als een aanwijzing dat de toestand van de bedrijfstak van de Unie begon te verbeteren toen er geen sprake was van invoer met subsidiëring uit Argentinië.

(415)

In de periode na het onderzoektijdvak duidden de meeste economische indicatoren op een duidelijke verdere verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. Het betreft hier de eerder beschreven bezettingsgraad, productie, verkoop en verkoopprijzen per eenheid.

(416)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie bleef echter gedurende het grootste deel van de beoordelingsperiode laag en ook de productiviteit per werknemer kon niet verder worden verbeterd. Dit wijst erop dat de bedrijfstak van de Unie er niet in is geslaagd om in deze korte tijd het niveau van regelmatige, winstgevende activiteiten te bereiken. De situatie is in het eerste semester van 2018 verder verslechterd gezien de melding van verliezen van de bedrijfstak van de Unie.

(417)

De Commissie heeft geconcludeerd dat het onderzoektijdvak reeds nadelig werd beïnvloed door de invoer uit Argentinië en in de periode na het onderzoektijdvak is een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie opgetreden. Ondanks een stijging van de verkoop en de productie als gevolg van het stijgende verbruik tijdens het onderzoektijdvak, heeft de bedrijfstak van de Unie geen tekenen van verbetering van zijn economische situatie laten zien. Tijdens het onderzoektijdvak heeft de bedrijfstak van de Unie zelfs vrijwel geen winst geboekt vanwege de druk die werd uitgeoefend door de lage prijzen van de ingevoerde producten. De lage winsten in het onderzoektijdvak werden in het eerste semester van 2018 verliezen. Uit de eerder onderzochte tendensen blijkt dat de bedrijfstak van de Unie zich niet volledig lijkt te hebben hersteld van de gevolgen van eerdere dumping. Hoewel de Commissie geen uitsluitsel geeft over het bestaan van aanmerkelijke schade in het onderzoektijdvak, zal zij onderzoeken of er ten minste sprake is van dreiging van aanmerkelijke schade.

5.   DREIGING VAN SCHADE

5.1.   Inleiding

(418)

Overeenkomstig artikel 8, lid 8, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de invoer met subsidiëring uit het betrokken land neerkomt op een dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(419)

Bij de analyse van een dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie wordt — in overeenstemming met artikel 8, lid 8, tweede alinea, van de basisverordening — rekening gehouden met factoren zoals:

de aard van de betrokken subsidie(s) en de waarschijnlijke gevolgen daarvan voor de handel;

een aanzienlijke toename van de invoer met subsidiëring op de markt van de Unie die erop wijst dat deze invoer waarschijnlijk nog aanzienlijk zal toenemen;

voldoende vrij beschikbare capaciteit van de producent-exporteur of een in de nabije toekomst aanmerkelijke toename van die capaciteit, welke erop wijst dat de uitvoer met subsidie naar de Unie waarschijnlijk nog aanzienlijk zal toenemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de beschikbaarheid van andere exportmarkten die de bijkomende, voor uitvoer beschikbare hoeveelheden kunnen absorberen;

of de producten worden ingevoerd tegen prijzen die in aanzienlijke mate druk op de prijzen zouden uitoefenen of die prijsverhogingen die anders zouden zijn geschied, zouden verhinderen en die de vraag naar meer invoer vermoedelijk nog zouden doen toenemen, en

het niveau van voorraden.

5.2.   De aard van de betrokken subsidie(s) en de waarschijnlijke gevolgen daarvan voor de handel

(420)

In overweging 304 heeft de Commissie geconcludeerd dat er overeenkomstig de basisverordening sprake was van tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies. Uit deze vastgestelde subsidies blijkt dat de invoer van het betrokken product mogelijk profiteert van overheidssteun. De aanzienlijke prijsonderbieding die tijdens het onderzoektijdvak en daarna is vastgesteld, zal naar verwachting nog negatievere gevolgen hebben voor de delicate economische situatie van de bedrijfstak van de Unie, die reeds tijdens het onderzoektijdvak is waargenomen. Zoals uiteengezet in overweging 158, zorgen de maatregelen van de Argentijnse overheid om de binnenlandse bedrijfstak voor biodiesel te ondersteunen, er bovendien voor dat de uitvoer van biodiesel uiterst concurrerend blijft, omdat sojabonen tegen lagere kosten kunnen worden ingekocht (in tegenstelling tot producenten in de Unie, die te maken hebben met grotere prijsschommelingen voor koolzaad). Daarom is te voorzien dat de invoer met subsidiëring van het betrokken product, vanwege de aard van de steunmaatregelen van de Argentijnse overheid, de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie nadelig zal kunnen blijven beïnvloeden.

5.3.   Een aanzienlijke toename van de invoer met subsidiëring op de markt van de Unie die erop wijst dat deze invoer waarschijnlijk nog aanzienlijk zal toenemen

(421)

Er bestaat een duidelijk verband tussen de plotselinge en aanzienlijke toename van de invoer van biodiesel uit Argentinië naar de markt van de Unie sinds september 2017 en de verlaging van de ingestelde antidumpingrechten met ingang van die maand, zoals blijkt uit tabel 9. Dit wijst erop dat de Argentijnse producenten-exporteurs in staat zijn snel te reageren op de veranderende marktomstandigheden. Bovendien bevestigen de gegevens over de invoer van Argentijnse biodiesel na het onderzoektijdvak dat de Argentijnse producenten-exporteurs, ondanks de registratie van de invoer, na de verlaging of opheffing van de antidumpingrechten hoeveelheden naar de markt van de Unie blijven uitvoeren die vergelijkbaar zijn met die welke tijdens het onderzoektijdvak zijn uitgevoerd.

(422)

Gezien de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor de Argentijnse uitvoer, was de Commissie dan ook van oordeel dat het feit dat de invoer van biodiesel uit Argentinië aanzienlijk is toegenomen na de verlaging van de antidumpingrechten in september 2017, erop wijst dat die invoer waarschijnlijk zal blijven toenemen. De analyse van de invoer in de periode van januari tot en met augustus 2018 in overweging 463, bevestigt dat de invoer van biodiesel uit Argentinië inderdaad verder toeneemt.

5.4.   Voldoende vrij beschikbare capaciteit en absorptiecapaciteit van derde landen

(423)

Volgens de landbouwstatistieken van de OESO (119) over het mondiale verbruik van biodiesel beliep het verbruik in Argentinië in 2017 slechts ongeveer 3,5 % van het mondiale verbruik. Zoals vermeld in overweging 202 heeft Argentinië in het onderzoektijdvak 57 % van zijn productie uitgevoerd.

(424)

Het lage Argentijnse verbruik in vergelijking met het wereldwijde verbruik en het verbruik in de Unie (ongeveer 40 %) en de VS (ongeveer 25 %) wijzen er duidelijk op dat de Argentijnse bedrijfstak voor biodiesel op uitvoer is gericht en van deze markten afhankelijk is (zie ook overweging 209).

(425)

De reservecapaciteit van de Argentijnse biodieselproducenten in het onderzoektijdvak wordt geschat op meer dan 1,2 miljoen ton. Deze schatting is gebaseerd op informatie van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, die 84 % van alle uitvoer naar de Unie vertegenwoordigen, en is geëxtrapoleerd naar de gehele Argentijnse bedrijfstak.

(426)

Volgens de informatie die de Commissie van de EBB heeft ontvangen, bleef de reservecapaciteit van de Argentijnse biodieselproducenten in de periode na het onderzoektijdvak op een vergelijkbaar niveau.

(427)

Op 27 augustus 2017 stelden de VS voorlopige compenserende rechten tussen 50 % en 60 % in op de invoer van biodiesel uit Argentinië, gevolgd door het instellen van definitieve rechten tussen 71,45 % en 72,28 % op 9 november 2017. In oktober 2017 stelden de VS voorlopige antidumpingrechten in, oplopend van 54,36 % tot 70,05 %. Op 3 januari 2018 bevestigden de VS deze rechten in hun definitieve vaststelling (120), waarbij de percentages licht werden bijgesteld (oplopend van 60,44 % tot 86,41 %).

(428)

De hoogte van de rechten die zijn ingesteld in de VS, die vóór de instelling van deze rechten de belangrijkste uitvoermarkt voor Argentinië waren, doet al in sterke mate vermoeden dat deze uitvoer van biodiesel onmiddellijk naar de markt van de Unie werd verlegd. Deze verlegging wordt versterkt door de bijna gelijktijdige verlaging van de antidumpingrechten op Argentijnse biodiesel in de Unie. Deze ontwikkeling wordt weergegeven in de onderstaande tabel 20:

Tabel 20

Hoeveelheid van de uitvoer (ton) per maand

Hoeveelheid van de uitvoer uit Argentinië (ton)

7/2017

8/2017

9/2017

10/2017

11/2017

12/2017

Naar de VS

220 360

14 483

0

0

0

0

Naar de Unie

0

60 000

30 000

200 000

185 000

163 091

Bron: Uitvoerstatistieken van Argentinië.

(429)

Het niveau van de uitvoer uit Argentinië naar de Unie, zoals vermeld in tabel 20, is niet gelijk aan het niveau van de invoer naar de Unie uit Argentinië, zoals vermeld in tabel 9 in overweging 333. Het verschil is niet alleen terug te voeren op een andere gegevensbron, maar vooral ook op een ander tijdstip van registratie van de uitvoer- en invoertransacties in de respectieve statistieken.

(430)

Zoals vermeld in overweging 425 is er voldoende vrij beschikbare capaciteit in Argentinië, die zelfs toeneemt als gevolg van een verandering in het verkooppatroon (namelijk de uitsluiting van de Amerikaanse markt). Dit wijst erop dat de hoeveelheid uitvoer met subsidiëring naar de Unie waarschijnlijk fors zal toenemen. Er zijn geen andere uitvoermarkten bekend die deze extra uitvoer zouden kunnen absorberen, aangezien de VS en de Unie samen goed zijn voor ongeveer twee derde van het mondiale verbruik van biodiesel.

(431)

Wat betreft de absorptiecapaciteit van de uitvoermarkten voor de Argentijnse producenten-exporteurs, hebben de autoriteiten van Peru, na de bekendmaking van het informatiedocument, op 10 juli 2018 bevestigd dat zij antidumpingrechten en compenserende rechten hebben ingesteld van in totaal 137,4 tot 399,8 USD per ton.

(432)

De Commissie heeft aanwijzingen gevonden dat de dreiging van een voortdurende verlegging van de invoer uit Argentinië schade kan toebrengen aan de bedrijfstak van de Unie.

5.5.   Prijsniveau van de invoer met subsidiëring

(433)

De biodiesel uit Argentinië die de markt van de Unie heeft bereikt in de laatste vier maanden van het onderzoektijdvak, werd ingevoerd tegen aanzienlijk lagere prijzen dan de prijzen die door de bedrijfstak van de Unie worden gerekend. Zoals uiteengezet in overweging 354 heeft de Commissie voor het onderzoektijdvak gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarges van 9,5 % tot 15,2 % vastgesteld. De vergelijking van de in de invoerstatistieken vermelde prijzen met de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie bevestigt dit verschil. De prijzen van uit Argentinië ingevoerde biodiesel zijn in de periode na het onderzoektijdvak zelfs verder gedaald.

5.6.   Voorraadniveaus

(434)

De ontwikkeling van de voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie wordt in overweging 394 uitvoerig beschreven. Zoals uiteengezet is het voorraadniveau een minder zinvolle indicator voor de dreigende schade, omdat het betrokken product in bulk wordt verkocht.

5.7.   Conclusie

(435)

Gezien de analyse van de in overweging 419 genoemde factoren in verband met de dreiging van schade heeft de Commissie geconcludeerd dat de kwetsbare economische situatie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk zal worden verergerd door de dreigende en aanhoudende massale invoer met subsidiëring van biodiesel uit Argentinië. Aan het einde van het onderzoektijdvak was dan ook ten minste sprake van duidelijk voorzienbare en dreigende schade voor de bedrijfstak van de Unie, hetgeen de bevinding dat er sprake is van dreigende schade overeenkomstig artikel 8, lid 8, van de basisverordening, ondersteunt.

(436)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen was de Argentijnse overheid het oneens met de conclusie van de Commissie en stelde zij dat de stijging van de invoer te wijten was aan het feit dat de invoer uit Argentinië illegaal was uitgesloten van de markt van de Unie gedurende de periode van 2012 tot en met 2017. De Argentijnse overheid voegde hieraan toe dat de Commissie niet heeft gekeken naar bewijsmateriaal om te bevestigen dat de toename van de invoer van biodiesel uit Argentinië in de toekomst zal worden voortgezet.

(437)

De Commissie heeft in overweging 428 gedetailleerde informatie verstrekt over de ontwikkeling van de maandelijkse invoer van biodiesel uit Argentinië tijdens het onderzoektijdvak. In overweging 463 heeft de Commissie informatie verstrekt over de omvang van de invoer van biodiesel uit Argentinië in de periode van januari tot augustus 2018. Uit deze informatie blijkt dat invoer die in september 2017 aanving, ondanks de registratie ervan na het onderzoektijdvak werd voortgezet.

(438)

De invoer, waarvan de Commissie heeft vastgesteld dat zij werd gesubsidieerd, en de aanhoudende massale hoeveelheden ervan die in de Unie werden ingevoerd, vormden een dreiging van een voorzienbare en ophanden zijnde schade voor de bedrijfstak van de Unie aan het eind van het onderzoektijdvak. De Commissie heeft derhalve haar vaststelling van dreigende schade in de zin van artikel 8, lid 8, van de basisverordening niet gewijzigd.

(439)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen merkte CARBIO met betrekking tot de analyse van de economische indicatoren na het onderzoektijdvak op dat de prijzen van KME seizoensgebonden zijn, dat in de periode van augustus tot oktober 2018 de prijzen van KME een recordhoogte hadden bereikt, en dat de verkoop van de bedrijfstak van de Unie in de periode na het onderzoektijdvak stijgen ten opzichte van 2016.

(440)

De Commissie heeft akte genomen van deze opmerkingen. Echter, zij spreken de conclusie van de Commissie niet tegen en brengen daarin evenmin verandering, in het bijzonder met betrekking tot de schade tijdens het onderzoektijdvak, zoals vermeld in overweging 417.

6.   OORZAKELIJK VERBAND

(441)

Overeenkomstig artikel 8, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie geanalyseerd of de dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie werd veroorzaakt door de bestaande invoer met subsidiëring uit het betrokken land. Overeenkomstig artikel 8, lid 6, van de basisverordening onderzocht de Commissie eveneens of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele dreiging van schade veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met subsidiëring uit Argentinië, niet aan de invoer met subsidiëring werd toegeschreven. Deze factoren zijn de invoer uit derde landen en de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie.

6.1.   Gevolgen van de invoer met subsidiëring

(442)

Zoals vermeld in overweging 334 was er in de jaren 2014-2016 en tijdens de eerste maanden van het onderzoektijdvak geen of slechts in verwaarloosbare mate sprake van invoer in de Unie uit Argentinië. De invoer is in de laatste maanden van het onderzoektijdvak echter aanzienlijk toegenomen. Zoals vermeld in overweging 381 bedraagt het geraamde marktaandeel van de Argentijnse invoer voor het laatste kwartaal van 2017 meer dan 10 % en is het in het eerste kwartaal van 2018 — dus na het onderzoektijdvak en ondanks de registratie van de invoer — boven 10 % gebleven. Zoals uiteengezet in overweging 354 onderbood de Argentijnse invoer van biodiesel gedurende het onderzoektijdvak de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 9,5 % tot 15,2 %.

(443)

Aangezien de aanzienlijke en plotselinge toename van de invoer met subsidiëring van Argentijnse biodiesel tegen prijzen die onder die van de bedrijfstak van de Unie lagen, samenviel met het geraamde verlies aan marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in het laatste kwartaal van 2017 en het eerste kwartaal van 2018 en deze bedrijfstak geen winst kon maken, heeft de Commissie geconcludeerd dat deze invoer met subsidiëring een negatief effect had op de situatie van de bedrijfstak van de Unie. Bovendien hebben het onbeduidende binnenlandse verbruik in Argentinië, de aanzienlijke reservecapaciteit van de Argentijnse biodieselproducenten en de afscherming van de op een na grootste uitvoermarkt, namelijk de VS, ervoor gezorgd dat de overtollige productie van Argentinië naar de Unie wordt geleid, die goed is voor 40 % van het wereldwijde verbruik. De Unie is dus een van de aantrekkelijkste bestemmingen voor Argentijnse invoer met subsidiëring van biodiesel geworden, hetgeen ten koste gaat van de bedrijfstak van de Unie.

(444)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de Argentijnse overheid naar voren gebracht dat de invoer uit Argentinië geen aanzienlijke toename van de invoer of marktaandelen vertegenwoordigt. De niet-verbonden importeur, Gunvor, heeft in dat verband opgemerkt dat de invoer naar historische gemiddelden terugkeert.

(445)

Wat dat betreft beschouwde de Commissie het bereiken van een geraamd marktaandeel van meer dan 10 % in het laatste kwartaal van 2017 vergeleken met 0 % marktaandeel in de eerste acht maanden van 2017, als een aanzienlijke toename.

(446)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft CARBIO bovendien aangegeven dat de Commissie in het kader van een analyse van een dreiging van schade moet wijzen op de waarschijnlijkheid van een aanzienlijk toegenomen invoer, en dat een toename van de invoer die vooral veroorzaakt wordt door de terugkeer naar de situatie van kennelijk normale handels- en mededingingsvoorwaarden door het wegnemen van ongerechtvaardigde antidumpingrechten, geen indicatie is dat de invoer waarschijnlijk aanzienlijk zal blijven toenemen.

(447)

Zoals uiteengezet in de overwegingen 335 tot en met 338 werd de invoer van biodiesel uit Argentinië in 2018 voortgezet en bereikte deze een geraamd niveau van 11,5 %. Bovendien was er geen afname van de invoer uit Argentinië naar aanleiding van de registratie van de invoer per 25 mei 2018. In combinatie met de reservecapaciteit van de Argentijnse biodieselproducenten die beschreven wordt in overweging 425 en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, duidt dit erop dat de invoer in de toekomst waarschijnlijk aanzienlijk zal blijven toenemen. Volgens de Commissie zorgt deze toename van de invoer uit Argentinië voor oneerlijke handelsvoorwaarden (in tegenstelling tot normale handelsvoorwaarden zonder de eerdergenoemde antidumpingmaatregelen) vanwege de bestaande subsidies.

(448)

Daarom was de Commissie van oordeel dat de invoer met subsidiëring van Argentijnse biodiesel de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade dreigt te berokkenen.

6.2.   Andere bekende factoren

(449)

De Commissie heeft ook onderzocht of andere bekende factoren afzonderlijk dan wel gezamenlijk het oorzakelijk verband tussen de invoer met subsidiëring en de vastgestelde dreiging van schade kunnen afzwakken.

(450)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft CARBIO aangevoerd dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode geen geleidelijk herstel kon bewerkstelligen, dus ook in de periode waarin geen invoer uit Argentinië plaatsvond. Voorts heeft CARBIO gesteld dat dit bewijst dat er andere factoren meespelen die van invloed zijn op de prestaties van de bedrijfstak van de Unie.

(451)

In overweging 416 heeft de Commissie geconcludeerd dat de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie inderdaad laag bleef gedurende het grootste deel van de beoordelingsperiode en dat het niveau van regelmatige, winstgevende activiteiten niet kon worden bereikt. Zoals uiteengezet in overweging 405 heeft de Commissie echter opgemerkt dat de bedrijfstak van de Unie zich niet volledig lijkt te hebben hersteld van eerdere dumping die uit het vorige onderzoek naar voren kwam. Bovendien kunnen de prijsverschillen tussen biodiesel uit de Unie en biodiesel uit Argentinië niet verklaard worden uit het feit dat de producenten in de Unie koolzaad als input gebruiken (en de Argentijnse producenten-exporteurs sojabonen). Indien de producenten-exporteurs sojabonen zouden kopen tegen onverstoorde prijzen, dan zouden hun uitvoerprijzen sterk overeenkomen met de prijzen in de Unie. Zoals hierna verder wordt uiteengezet, zijn uit het onderzoek geen factoren naar voren gekomen die het oorzakelijk verband tussen de invoer met subsidiëring en de vastgestelde dreiging van schade zouden kunnen hebben afgezwakt. Dit argument werd derhalve afgewezen.

6.3.   Invoer uit derde landen

(452)

De hoeveelheid van de invoer uit andere derde landen heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 21

Invoer uit derde landen

Land

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Volksrepubliek China

Hoeveelheid (ton)

5 395

1 160

38 497

217 313

Index

100

22

714

4 028

Marktaandeel

0,0 %

0,0 %

0,3 %

1,6 %

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

941

826

763

812

Maleisië

Hoeveelheid (ton)

340 240

349 571

273 427

378 395

Index

100

103

80

111

Marktaandeel

2,9 %

2,9 %

2,3 %

2,7 %

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

883

880

975

1 007

Alle landen behalve Argentinië, China en Maleisië

Hoeveelheid (ton)

197 787

104 765

202 879

207 953

Index

100

53

103

105

Marktaandeel

1,7 %

0,9 %

1,7 %

1,5 %

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

820

791

762

891

Bron: Invoerstatistieken van de Unie op basis van de databank Surveillance 2.

(453)

Met uitzondering van de invoer uit Argentinië heeft de invoer uit slechts twee andere landen, de Volksrepubliek China („de VRC”) en Maleisië, een marktaandeel van 1 % overschreden in enig gegeven jaar.

(454)

De enige invoer uit de VRC die van significante omvang was, vond plaats in het onderzoektijdvak en bereikte een marktaandeel van 1,6 %.

(455)

De invoer uit Maleisië bleef gedurende de gehele beoordelingsperiode op een stabiel niveau met een marktaandeel tussen 2,3 % en 2,9 %.

(456)

De invoer uit andere derde landen dan Argentinië, de VRC of Maleisië is in zijn totaliteit nooit een marktaandeel van 1,7 % te boven gegaan. Daarom had geen van deze landen een invloed van betekenis kunnen uitoefenen op het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, met name gezien de stabiele hoeveelheden van deze invoer.

(457)

De gemiddelde prijs van de uit de VRC ingevoerde biodiesel tijdens het onderzoektijdvak bedroeg 812 EUR per ton. Dit was de enige keer dat deze invoer in aanzienlijke hoeveelheden plaatsvond. Voor Maleisië varieerde de gemiddelde invoerprijs van 883 EUR per ton in 2014 tot meer dan 1 000 EUR per ton in het onderzoektijdvak. Tegelijkertijd stegen de hoeveelheden slechts met 11 % tijdens de beoordelingsperiode. Dit is lager dan de groei van de vraag, wat tot een verlies aan marktaandeel leidt.

(458)

In dit verband bedroeg de gemiddelde invoerprijs uit Argentinië in het onderzoektijdvak 636 EUR per ton, wat aanzienlijk lager is dan bij alle andere marktdeelnemers. De statistische informatie geeft niet met een bepaalde mate van nauwkeurigheid verschillen aan in de kenmerken van de in de Unie ingevoerde biodiesel. Prijsverschillen vloeien voort uit verschillende CFPP-niveaus en hangen ervan af of het criterium van de dubbeltelling al dan niet van toepassing is op de ingevoerde biodiesel.

(459)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de Argentijnse overheid aangevoerd dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de invoer uit Argentinië en schade voor de bedrijfstak van de Unie vanwege andere factoren, namelijk de invoer uit andere landen.

(460)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalde de Argentijnse overheid haar argument dat de Commissie niet de effecten heeft onderzocht van alle mogelijke andere factoren dan de invoer van biodiesel uit Argentinië die aan de bedrijfstak van de Unie schade zouden kunnen berokkenen.

(461)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalde CARBIO haar argument dat de dreiging van schade niet door de invoer uit Argentinië werd veroorzaakt.

(462)

Op de invoer uit andere landen is de Commissie hierboven dieper ingegaan. De twee andere landen met een significante invoer in het onderzoektijdvak waren Maleisië en de VRC, met een marktaandeel in de Unie van respectievelijk 2,7 % en 1,6 %. Deze marktaandelen zijn duidelijk lager dan het marktaandeel dat voor de invoer uit Argentinië op meer dan 10 % is vastgesteld voor het laatste kwartaal van 2017. Bovendien bedroeg de gemiddelde prijs van de invoer uit Maleisië en de VRC respectievelijk 1 007 en 812 EUR per ton. Deze prijzen laten in vergelijking met 636 EUR per uit Argentinië ingevoerde ton biodiesel in het onderzoektijdvak zien dat de invoer uit Maleisië en de VRC, zowel qua hoeveelheid als qua waarde, het oorzakelijk verband tussen de invoer met subsidiëring en de vastgestelde dreiging van schade niet heeft afgezwakt.

(463)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft CARBIO een opmerking gemaakt over de toenemende invoer uit Indonesië. De invoer uit andere derde landen in de eerste acht maanden van 2018 heeft zich vergeleken met de invoer uit Argentinië in dezelfde periode die in overweging 335 wordt aangegeven, als volgt ontwikkeld:

Tabel 22

Invoer uit derde landen januari-augustus 2018

 

Hoeveelheid van de invoer (ton)

Geschatte marktaandeel

Gemiddelde prijs (EUR)

Argentinië

1 092 024

11,5 %

613

Volksrepubliek China

173 693

1,9 %

686

Indonesië

467 769

5,0 %

667

Maleisië

303 421

3,2 %

732

Alle landen behalve Argentinië, de VRC en Maleisië

150 159

1,6 %

542

Bron: Invoerstatistieken van de Unie op basis van de databank Surveillance 2.

(464)

Volgens de gedetailleerde analyse in de overwegingen 336 tot en met 338 is de invoer uit Argentinië na het onderzoektijdvak voortgezet, ondanks de registratie van de invoer. Het geraamde marktaandeel daarvan bedraagt 11,5 %, aangenomen dat het verbruik gelijk blijft en omgerekend naar jaarbasis om vergelijking mogelijk te maken. De invoer uit de VRC bleef op een sterk vergelijkbaar niveau en heeft een marktaandeel van 1,9 % bereikt, tegenover 1,6 % in het onderzoektijdvak. Het is van belang dat er opnieuw sprake is van invoer in de Unie van biodiesel uit Indonesië, die een geraamd marktaandeel van 5 % heeft bereikt in de periode januari-augustus 2018. Tegelijkertijd vertegenwoordigde deze invoer minder dan de helft van de uit Argentinië ingevoerde hoeveelheid. De invoer uit Maleisië nam licht toe en bereikte een geraamd marktaandeel van 3,2 %, tegenover 2,7 % in het onderzoektijdvak.

(465)

Ten aanzien van de gemiddelde prijs per ingevoerde ton uit derde landen, blijft de prijs per uit Argentinië ingevoerde ton biodiesel veruit het laagst van de vier landen met een aanzienlijke invoer. De gemiddelde prijzen van de invoer uit de VRC en Maleisië zijn in de eerste acht maanden van 2018 eveneens afgenomen

(466)

Op grond daarvan heeft de Commissie geconcludeerd dat de uitvoer uit derde landen, ook al is die mogelijk mede de oorzaak geweest van het uitblijven van herstel van de bedrijfstak van de Unie, het oorzakelijk verband tussen de invoer met subsidiëring en de vastgestelde dreiging van schade niet heeft afgezwakt. De Commissie heeft geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat de uitvoer uit derde landen in de nabije toekomst de belangrijkste oorzaak van schade zal zijn.

6.4.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(467)

Geen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie heeft tijdens de beoordelingsperiode biodiesel uitgevoerd. De uitvoerstatistieken in tabel 23 zijn daarom gebaseerd op een openbare bron en verstrekken informatie voor de gehele bedrijfstak van de Unie:

Tabel 23

Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

 

2014

2015

2016

Onderzoektijdvak

Uitvoerhoeveelheid (ton)

98 552

111 884

190 633

217 146

Index

100

114

193

220

Bron: Uitvoerstatistieken van Eurostat.

(468)

De uitvoer van biodiesel door de bedrijfstak van de Unie was beperkt. Het bedroeg in geen enkel jaar van de beoordelingsperiode meer dan 3,5 % van zijn totale verkoop op de markt van de Unie. De uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie kunnen niet de oorzaak zijn geweest van het uitblijven van herstel van de binnenlandse bedrijfstak en zijn delicate economische situatie in het onderzoektijdvak.

(469)

CARBIO heeft in zijn opmerkingen gesteld dat de geringe invoer niet de oorzaak kon zijn van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en heeft dit argument na de bekendmaking van het informatiedocument herhaald. In dit verband merkt de Commissie op dat zelfs een minder significante invoer van het betrokken product tot gevolg kan hebben dat de prijzen op de markt van de Unie onder druk komen te staan. De invoer uit Argentinië overschrijdt in aanzienlijke mate de in artikel 10, lid 9, en artikel 14, lid 4, van de basisverordening genoemde drempel van verwaarloosbare schade en bedroeg in het laatste kwartaal van het onderzoektijdvak zelfs meer dan 10 %.

(470)

Verder heeft CARBIO aangevoerd dat de invoer geen schadelijke gevolgen heeft, omdat deze afhankelijk is van seizoensschommelingen, de dieselprijs en de aanvoer van grondstoffen. De informatie die de Commissie van de medewerkende producenten-exporteurs, de producenten in de Unie en uit openbare bronnen heeft ontvangen, omvatte ook informatie over seizoensschommelingen, de dieselprijs en de aanvoer van grondstoffen. Daarom heeft de Commissie deze factoren al mee kunnen nemen in haar analyse.

(471)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalde CARBIO de opmerking dat de bedrijfstak van de Unie niet geconfronteerd wordt met een dreiging van aanmerkelijke schade en dat de vermeende dreiging van aanmerkelijke schade niet werd veroorzaakt door de invoer uit Argentinië. Voorts verwijst CARBIO naar de bevindingen van Verordening (EU) 2018/1570 van de Commissie van 18 oktober 2018 (121), waarnaar is verwezen in overweging 347, waarin de Commissie concludeerde dat het niet mogelijk is een oorzakelijk verband vast te stellen tussen de invoer met dumping uit Argentinië en de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(472)

Met betrekking tot de verwijzing naar Verordening (EU) 2018/1570 van de Commissie van 18 oktober 2018 merkte de Commissie op dat de vaststelling van deze verordening betrekking had op aanmerkelijke schade, en niet op dreiging van schade, en dat het door de Commissie opnieuw beoordeelde onderzoektijdvak was van 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2012, vergeleken met het onderzoektijdvak van januari tot december 2017 van deze verordening. Gezien de verschillende perioden en de verschillende wettelijke normen zijn de vaststellingen uit die verordening niet relevant voor de vaststellingen van de Commissie in dit onderzoek.

6.5.   Vermindering van de productie van de bedrijfstak van de Unie

(473)

In het kader van de analyse van de registratie van de invoer heeft de Commissie tevens nota genomen van twee ondernemingen die verminderingen in de productie van biodiesel in maart 2018 hadden aangekondigd, te weten Saipol, de grootste Europese producent van biodiesel, en ADM (122).

(474)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de EBB aanvullende informatie verstrekt over de negatieve gevolgen van de toenemende invoer uit Argentinië voor zes ondernemingen uit de bedrijfstak van de Unie. Bij vijf van deze ondernemingen was sprake van een negatief effect op de winstgevendheid. Bij een van de zes ondernemingen zal de productie ten gevolge van de Argentijnse invoer aanzienlijk worden beperkt. Bovendien gaf een van de zes ondernemingen aan dat de Argentijnse invoer een aanzienlijk negatief effect heeft gehad op haar inkomsten. Deze ondernemingen vertegenwoordigen meer dan 10 % van de productie en de capaciteit in de Unie tezamen.

6.6.   Conclusie

(475)

De Commissie heeft vastgesteld dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de door de bedrijfstak van de Unie ondervonden dreiging van schade en de invoer met subsidiëring van biodiesel uit Argentinië. De sterke stijging van, in het bijzonder, het niveau van de invoer met subsidiëring tegen lage prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden, valt samen met de verslechtering van de prestaties van de bedrijfstak van de Unie, met name vanaf het laatste kwartaal van 2017. De bedrijfstak van de Unie kon niet de vruchten plukken van het toegenomen verbruik in de Unie en moest de productietoename beperken, verloor marktaandeel en kon geen winst maken. Deze negatieve ontwikkelingen duurden voort in de periode na het onderzoektijdvak. De bedrijfstak van de Unie had geen andere keus dan het door de invoer met subsidiëring bepaalde prijsniveau te volgen om een verdere inkrimping van zijn marktaandeel te voorkomen. Dit resulteerde in een verlieslatende situatie die waarschijnlijk verder zal verslechteren.

(476)

De Commissie heeft onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schade veroorzakende gevolgen van de invoer met subsidiëring.

(477)

De andere genoemde factoren, te weten de uitvoer uit andere derde landen, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie en een vermindering van de capaciteit van de bedrijfstak van de Unie, hebben het oorzakelijk verband niet afgezwakt.

7.   BELANG VAN DE UNIE

(478)

Overeenkomstig artikel 31 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of duidelijk kon worden geconcludeerd dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling van schade veroorzakende subsidiëring. De Commissie baseert de vaststelling van het belang van de Unie op een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, importeurs en verbruikers.

7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(479)

Biodiesel is een belangrijke factor bij de inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en de energievoorziening in de Unie te verbeteren.

(480)

De bedrijfstak van de Unie gebruikt hoofdzakelijk grondstoffen die door de landbouw in de Unie worden geproduceerd. De upstreamsector van olie uit landbouwgewassen is voor een groot deel afhankelijk van de bedrijfstak voor biodiesel. De invoer van biodiesel uit Argentinië zou daarom niet alleen van invloed zijn op de bedrijfstak voor biodiesel, maar ook op de landbouwsector in de Unie.

(481)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de EBB verder bewijsmateriaal voor door de bedrijfstak van de Unie geleden schade ingediend, zoals een negatief effect op de winstgevendheid en een aanzienlijke afname van de productie (zie de overwegingen 362 en 474).

(482)

De Commissie heeft vastgesteld dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie kwetsbaar is, aangezien deze zich nog niet volledig heeft hersteld van de eerdere dumping. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat het instellen van compenserende rechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn.

7.2.   Belang van de niet-verbonden importeurs

(483)

Zoals vermeld in overweging 30 heeft slechts één niet-verbonden importeur, Gunvor International BV, de vragenlijst van de Commissie ingevuld. In zijn reactie voert de importeur aan dat hij tegen de instelling van maatregelen is en dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie wordt veroorzaakt door een inefficiënt productiesysteem en beheer.

(484)

De Commissie merkt op dat importeurs van biodiesel zeer vaak handelaren op de markt van de Unie zijn die niet alleen invoeren, maar ook handel drijven met biodiesel die van producenten in de Unie wordt gekocht. De producenten in de Unie, met name de grotere producenten, zijn echter in aanzienlijke mate afhankelijk van hun eigen distributiekanalen. De Commissie verwacht dan ook niet dat de importeurs de invoer waarop maatregelen van toepassing zijn, gezien de omvang ervan volledig kunnen vervangen door biodiesel die van producenten in de Unie wordt gekocht. Het mogelijke negatieve effect op de importeurs kan echter gedeeltelijk worden gecompenseerd door de grotere omvang van de handel in biodiesel die bij de bedrijfstak van de Unie wordt aangekocht.

7.3.   Belang van de gebruikers/verbruikers

(485)

Producenten van dieselbrandstof, dat wil zeggen raffinaderijen, kopen de door de bedrijfstak van de Unie ingevoerde of geproduceerde biodiesel in. Wegens de wettelijke verplichting moeten raffinaderijen biodiesel toevoegen aan de fossiele brandstof die op de markt wordt verkocht.

(486)

In dit verband is het de eindverbruiker die door de prijsstijging na de instelling van de maatregelen zou worden getroffen. De prijs van fossiele brandstoffen is, op een enkele uitzondering na, lager dan de prijs van biodiesel, maar gezien het gehalte aan biodiesel, dat normaliter niet meer dan 10 % bedraagt, wordt het negatieve effect van de prijsstijging van biodiesel slechts gedeeltelijk afgewenteld op de consument.

7.4.   Conclusie

(487)

De Commissie heeft vastgesteld dat het negatieve gevolg van de instelling van rechten de stijging van de consumentenprijzen zou zijn. Vanwege het geringe gehalte aan biodiesel in het door consumenten gekochte eindproduct (doorgaans minder dan 10 %), zou dit negatieve effect op de prijs van dieselbrandstof slechts zeer beperkt zijn vergeleken met de rechtstreekse wijziging van de prijs van biodiesel op de markt van de Unie.

(488)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft de EBB opgemerkt dat de Commissie haar verplichtingen niet is nagekomen door een conclusie over het belang van de Unie achterwege te laten, ondanks het gebrek aan dwingende redenen die erop wijzen dat de instelling van maatregelen tegen het belang van de Unie zou zijn.

(489)

De Commissie achtte het absoluut noodzakelijk onderzoek te doen naar de gevolgen van wijzigingen die zich vlak voor de publicatie van het informatiedocument en na afloop van het onderzoektijdvak hebben voorgedaan.

(490)

De EBB heeft verder opgemerkt dat de Commissie heeft nagelaten duidelijk de redenen uiteen te zetten waarop haar uiteindelijke bevinding was gebaseerd dat het onduidelijk bleef of de instelling van maatregelen in het belang van de Unie zou zijn.

(491)

Zoals uiteengezet in overweging 489 achtte de Commissie het absoluut noodzakelijk aanvullende informatie met betrekking tot het belang van de Unie verder te onderzoeken en dat was de reden voor de beslissing geen voorlopige maatregelen in te stellen.

(492)

De Commissie heeft alle aanvullende informatie onderzocht die verkregen is na de bekendmaking van het informatiedocument, waaronder de antwoorden op de aanvullende vragenlijst van de EBB en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, statistieken over de invoer van biodiesel in de Unie na het onderzoektijdvak en andere, door belanghebbenden na de bekendmaking van het informatiedocument verstrekte gegevens. Op grond van het onderzoek van deze aanvullende informatie en verder bewijsmateriaal voor door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, zoals een negatief effect op de winstgevendheid en een aanzienlijke afname van de productie zoals uiteengezet in de overwegingen 366, 363 en 473, heeft de Commissie geconcludeerd dat er geen dwingende redenen in de zin van artikel 31 van de basisverordening bestaan dat het niet in het belang van de Unie zou zijn om maatregelen in te stellen.

8.   DEFINITIEVE COMPENSERENDE MAATREGELEN

(493)

Gelet op de conclusies van de Commissie inzake subsidiëring, dreiging van schade, oorzakelijk verband en het belang van de Unie, moet een definitief compenserend recht worden ingesteld om te voorkomen dat de imminente dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de invoer met subsidiëring uitmondt in werkelijke schade.

8.1.   Schademarge

(494)

Om het niveau van de maatregelen te bepalen, heeft de Commissie eerst de hoogte van het recht vastgesteld die nodig is om de dreiging van schade voor de bedrijfstak van de Unie weg te nemen.

(495)

Bij de berekening van de schademarge was de Commissie van oordeel dat dit niveau de bedrijfstak van de Unie in staat moet stellen om de productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die onder normale concurrentievoorwaarden, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met subsidiëring, door een dergelijke bedrijfstak redelijkerwijs op de verkoop van het soortgelijke product in de Unie kan worden behaald.

(496)

De schademarge werd berekend op basis van een vergelijking van de gewogen gemiddelde prijs van de met subsidiëring ingevoerde producten, zoals vastgesteld voor de prijsonderbiedingsberekeningen in overweging 354, met de geen schade veroorzakende prijs van de bedrijfstak van de Unie voor het soortgelijk product. De geen schade veroorzakende prijs werd vastgesteld door een redelijke winst op te tellen bij de productiekosten. De streefwinstmarge werd vastgesteld op 11 %, het niveau waarvan de Commissie in haar vorige onderzoek met de op 26 november 2013 ingestelde maatregelen is uitgegaan.

(497)

Na de bekendmaking van het informatiedocument heeft CARBIO aangevoerd dat de streefwinst de winst zou moeten zijn uit de periode tussen 2015 en september 2017 en niet de streefwinst van 11 % uit het vorige onderzoek. CARBIO herhaalde haar verzoek na de mededeling van de definitieve bevindingen.

(498)

De Commissie heeft de streefwinst uit het vorige onderzoek gebruikt, omdat ongeacht of er schade wordt vastgesteld, de Commissie van mening was dat de bedrijfstak van de Unie zich niet volledig lijkt te hebben hersteld van de gevolgen van eerdere dumping en de in de beoordelingsperiode behaalde winstniveaus daarom niet representatief zijn. In dat verband vindt de Commissie de winst uit haar vorige onderzoek nog altijd passend en toepasselijk in een situatie waarin sprake is van invoer met subsidiëring van lage hoeveelheden.

(499)

De schademarge voor „andere medewerkende ondernemingen” en voor „alle andere ondernemingen” wordt op dezelfde manier vastgesteld als de subsidiepercentages voor deze ondernemingen in overweging 304.

8.2.   Met terugwerkende kracht instellen van compenserende rechten

(500)

Zoals in overweging 10 is vermeld, heeft de Commissie met het oog op de mogelijke toepassing met terugwerkende kracht van compenserende maatregelen uit hoofde van artikel 24, lid 5, van de basisverordening, de invoer van het betrokken product van oorsprong uit Argentinië aan registratie krachtens de registratieverordening onderworpen.

(501)

Op grond van artikel 16, lid 4, van de basisverordening kunnen rechten met terugwerkende kracht worden geheven „op producten die ten hoogste 90 dagen vóór de datum van inwerkingtreding van de voorlopige maatregelen ten verbruik zijn aangegeven”. De Commissie merkt op dat er in dit geval geen voorlopige maatregelen zijn ingesteld.

(502)

Op basis hiervan is de Commissie van mening dat niet is voldaan aan een van de wettelijke voorwaarden van artikel 16, lid 4, van de basisverordening en dat de rechten bijgevolg niet met terugwerkende kracht op de geregistreerde invoer moeten worden geïnd.

(503)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen stelde de EBB dat de rechten met terugwerkende kracht moeten worden geheven op de geregistreerde invoer, aangezien aan de vier voorwaarden voor de inning van rechten met terugwerkende kracht op grond van artikel 16, lid 4, van de basisverordening is voldaan. De EBB heeft met name verklaard dat het tweede deel van artikel 16, lid 4, dat als referentie omvat: „niet vóór de datum waarop het onderzoek werd geopend”, moet worden toegepast in het onderhavige geval, aangezien het los moet worden gelezen van de tekst „ten hoogste 90 dagen vóór de datum van inwerkingtreding van de voorlopige maatregelen”.

(504)

Ingevolge artikel 16, lid 4, van de basisverordening kan een definitief compenserend recht worden geheven „van producten die ten hoogste 90 dagen vóór de datum van inwerkingtreding van de voorlopige maatregelen, maar niet vóór de datum waarop het onderzoek werd geopend, ten verbruik zijn aangegeven”. Het tweede deel van artikel 16, lid 4, dat betrekking heeft op „niet vóór de datum waarop het onderzoek werd geopend”, kan niet los worden gelezen van de rest van de tekst van dat artikel aangezien het artikel hiertoe geen ruimte biedt.

(505)

Bijgevolg is de Commissie, bij ontbreken van voorlopige rechten die, indien ingesteld, een toepassing met terugwerkende kracht van definitieve rechten vormen zoals uiteengezet in overweging 502, van mening dat de wettelijke voorwaarden van artikel 16, lid 4, van de basisverordening niet zijn vervuld zodat de rechten bijgevolg niet met terugwerkende kracht op de geregistreerde invoer moeten worden geheven.

8.3.   Definitieve maatregelen

(506)

Gelet op het voorgaande moet overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de basisverordening een definitief compenserend recht worden ingesteld dat hoog genoeg is om een eind te maken aan de door de invoer met subsidiëring veroorzaakte dreiging van schade, maar dat de hoogte van de vastgestelde subsidie niet mag overschrijden.

(507)

Gezien de hoge mate van medewerking van de Argentijnse producenten-exporteurs werd het recht voor „alle andere ondernemingen” vastgesteld op het niveau van het hoogste recht dat wordt ingesteld ten aanzien van de in de steekproef opgenomen ondernemingen. Het recht voor „alle andere ondernemingen” zal gelden voor de ondernemingen die niet aan het onderhavige onderzoek hebben meegewerkt.

(508)

Voor de overige medewerkende Argentijnse producenten-exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen en die opgenomen zijn tabel 24, wordt het definitieve recht vastgesteld op het gewogen gemiddelde van de rechten die zijn vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs.

(509)

Op grond daarvan zijn de definitieve rechten als volgt ingesteld:

Tabel 24

Definitief compenserend recht

Onderneming/groep

Schademarge

Hoogte van de subsidie

Compenserend recht

LDC Argentina SA.

31,7 %

26,2 %

26,2 %

Groep Renova

25,0 %

27,2 %

25,0 %

Groep T6

33,9 %

33,4 %

33,4 %

Andere medewerkende ondernemingen — COFCO Argentina SA en Cargill SACI

29,6 %

28,2 %

28,2 %

Alle andere ondernemingen

33,9 %

33,4 %

33,4 %

(510)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele compenserende rechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Individuele compenserende rechten weerspiegelen daarom de situatie die bij dit onderzoek voor de betrokken ondernemingen werd vastgesteld. Deze individuele compenserende rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) zijn dus uitsluitend van toepassing op de invoer van producten van oorsprong uit het betrokken land die vervaardigd zijn door de betrokken ondernemingen. Deze rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(511)

Een onderneming die later haar naam of de naam van een van haar entiteiten wijzigt, kan verzoeken om verdere toepassing van deze individuele rechten. Het verzoek moet worden gericht aan de Commissie. Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging niet van invloed is op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het individuele recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(512)

Indien ontwikkelingen na het onderzoektijdvak tot een verandering van omstandigheden van blijvende aard mochten leiden, kan overeenkomstig artikel 19 van de antisubsidiebasisverordening actie worden ondernomen.

(513)

Gezien de rechtspraak van het Hof van Justitie (123) is het passend te voorzien in de moratoire interest die in geval van terugbetaling van definitieve rechten moet worden betaald, omdat de relevante geldende bepalingen inzake douanerechten niet in een dergelijke interest voorzien en de toepassing van nationale voorschriften zou leiden tot onnodige verstoringen tussen de marktdeelnemers afhankelijk van de lidstaat die voor inklaring wordt gekozen.

9.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(514)

De Commissie heeft alle belanghebbenden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was de instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van biodiesel van oorsprong uit Argentinië aan te bevelen.

(515)

Tevens konden de belanghebbenden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken. De opmerkingen van de belanghebbenden werden naar behoren onderzocht en waar nodig werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

10.   VORM VAN DE MAATREGELEN

(516)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen hebben acht medewerkende producenten-exporteurs, met inbegrip van hun verbonden ondernemingen in Uruguay en Zwitserland, samen met CARBIO prijsverbintenissen aangeboden overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening.

(517)

De Commissie heeft deze verbintenissen bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/245 (124) aanvaard, omdat zij van oordeel is dat zij een einde maken aan de schadelijke gevolgen van de invoer met subsidiëring en zij het gevaar van ontwijking in voldoende mate beperken.

(518)

Wanneer de Commissie ingevolge artikel 13, lid 9, van de basisverordening onder verwijzing naar specifieke transacties haar aanvaarding van een verbintenis wegens een schending opzegt en de desbetreffende verbintenisfacturen ongeldig verklaart, ontstaat op het ogenblik van de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer een douaneschuld.

(519)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte comité (125),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief compenserend recht ingesteld op door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, in zuivere vorm of in mengsels, op dit moment vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98 (Taric-codes 1516209821, 1516209829 en 1516209830), ex 1518 00 91 (Taric-codes 1518009121, 1518009129 en 1518009130), ex 1518 00 95 (Taric-code 1518009510), ex 1518 00 99 (Taric-codes 1518009921, 1518009929 en 1518009930), ex 2710 19 43 (Taric-codes 2710194321, 2710194329 en 2710194330), ex 2710 19 46 (Taric-codes 2710194621, 2710194629 en 2710194630), ex 2710 19 47 (Taric-codes 2710194721, 2710194729 en 2710194730), 2710 20 11, 2710 20 15, 2710 20 17, ex 3824 99 92 (Taric-codes 3824999210, 3824999212 en 3824999220), 3826 00 10 en ex 3826 00 90 (Taric-codes 3826009011, 3826009019 en 3826009030) van oorsprong uit Argentinië.

2.   Het definitieve compenserende recht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, is als volgt:

Onderneming

Definitief compenserend recht

Aanvullende Taric-code

Aceitera General Deheza S.A.

33,4 %

C493

Bunge Argentina S.A.

33,4 %

C494

LDC Argentina S.A.

26,2 %

C495

Molinos Agro S.A.

25,0 %

C496

Oleaginosa Moreno Hermanos S.A.C.I.F. y A

25,0 %

C497

Vicentin S.A.I.C.

25,0 %

C498

COFCO International Argentina S.A.

28,2 %

C490

Cargill S.A.C.I.

28,2 %

C491

Alle andere ondernemingen

33,4 %

C999

3.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing. De moratoire interest die moet worden betaald in geval van terugbetaling waaruit een recht op betaling van moratoire interest voortvloeit, is de op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag door de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet zoals bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie, verhoogd met één procentpunt.

Artikel 2

1.   De voor het vrije verkeer aangegeven goederen worden vrijgesteld van het bij artikel 1 ingestelde compenserende recht, mits zij zijn vervaardigd, verzonden en gefactureerd door een onderneming waarvan de Commissie een verbintenis heeft aanvaard en waarvan de naam is vermeld in Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/245 van de Commissie, zoals van tijd tot tijd gewijzigd, en ze zijn ingevoerd in overeenstemming met de bepalingen van hetzelfde uitvoeringsbesluit van de Commissie.

2.   De in lid 1 bedoelde goederen zijn vrijgesteld van het compenserende recht op voorwaarde dat:

a)

de goederen vergezeld gaan van een geldige verbintenisfactuur, zijnde een handelsfactuur die ten minste de gegevens en de verklaring bevat die in bijlage 1 bij deze verordening zijn vermeld, en

b)

de goederen vergezeld gaan van een verbinteniscertificaat voor uitvoer, overeenkomstig bijlage 2 bij deze verordening, en

c)

de goederen die bij de douane worden aangegeven en aangeboden exact overeenstemmen met de beschrijving in de verbintenisfactuur.

3.   Er ontstaat een douaneschuld op het ogenblik van de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer:

a)

wanneer ten aanzien van de in lid 1 beschreven ingevoerde goederen wordt vastgesteld dat aan een of meer van de in dat lid en in lid 2 genoemde voorwaarden niet is voldaan, of

b)

wanneer de Commissie haar aanvaarding van de verbintenis overeenkomstig artikel 13, lid 9, van Verordening (EU) 2016/1037 intrekt bij een verordening of besluit waarin zij naar specifieke transacties verwijst en de desbetreffende verbintenisfacturen ongeldig verklaart.

Artikel 3

Onder bepaalde, in Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/245, zoals gewijzigd, vastgestelde voorwaarden geven de ondernemingen waarvan de Commissie verbintenissen heeft aanvaard en waarvan de namen in de bijlage bij dat besluit zijn vermeld, ook voor transacties die niet van het compenserend recht zijn vrijgesteld een factuur af. Deze factuur is een handelsfactuur die ten minste de gegevens bevat die in bijlage 3 bij deze verordening zijn vermeld.

Artikel 4

De registratie van de invoer uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/756 tot onderwerping van de invoer van biodiesel van oorsprong uit Argentinië aan registratie, wordt beëindigd. Er zal niet met terugwerkende kracht een definitief compenserend recht worden geheven op geregistreerde invoer.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 februari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.

(2)  PB C 34 van 31.1.2018, blz. 37.

(3)  Het begrip „Argentijnse overheid” wordt in deze verordening in ruime zin gebruikt en omvat alle ministeries, departementen, agentschappen en diensten op centraal, regionaal of lokaal niveau.

(4)  1 664 145 ton in 2016 en 1 650 312 ton in 2017.

(5)  Verslag van het Global Agriculture Information Network (GAIN) van het Amerikaanse Department of Agriculture (ministerie van Landbouw).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/756 van de Commissie van 23 mei 2018 tot onderwerping van de invoer van biodiesel van oorsprong uit Argentinië aan registratie (PB L 128 van 24.5.2018, blz. 9).

(7)  Dit waren AAPRESID (Asociación Argentina de Productores en Siembra Directa) en CIARA (Cámara de la Industria Aceitera de la República Argentina).

(8)  YPF (Yacimientos Petrolíferos Fiscales) is een verticaal geïntegreerd Argentijns energiebedrijf, dat in 2012 is genationaliseerd. https://www.ypf.com/LaCompania/Paginas/Todo-sobre-YPF.aspx

(9)  Zie het memorandum over toereikendheid van het bewijsmateriaal, 30 januari 2018, blz. 6.

(10)  Zie voor een vergelijkbare analyse Uitvoeringsverordening (EU) 2016/387 van de Commissie van 17 maart 2016 tot instelling van een definitief compenserend recht op buizen en pijpen van nodulair gietijzer (eveneens bekend als gietijzer met bolgrafiet), van oorsprong uit India (PB L 73 van 18.3.2016, blz. 1).

(11)  Panelverslag van 29 juni 2001, DS 194 Verenigde Staten — Measures treating export restraints as subsidies, punt 8.29.

(12)  Panelverslag, DS 194, punt 8.44.

(13)  Verslag van de beroepsinstantie van 21 februari 2005, DS 296 Verenigde Staten — Countervailing duty investigation on Dynamic Random Access Memory (DRAMS) from Korea, punten 110-111.

(14)  Verslag van de beroepsinstantie, DS 296, punt 116.

(15)  Verslag van de beroepsinstantie, DS 296, punt 116.

(16)  Verslag van de beroepsinstantie, DS 296, punt 115.

(17)  Verslag van de beroepsinstantie, DS 296, punt 114, in overeenstemming met het panelverslag ter zake (DS 194, punt 8.31).

(18)  Verslag van de beroepsinstantie, DS 296, punt 115.

(19)  Panelverslag, DS 296, punt 7.38. Deze conclusie is niet aangevochten.

(20)  Panelverslag, VS — Export Restraints (WT/DS194/R), verspreid op 29 juni 2001, punten 8.33 en 8.34.

(21)  Panelverslag, VS — Export Restraints, punten 8.29-8.31.

(22)  Verslag van de beroepsinstantie, VS — DRAMS (WT/DS296/AB/R), verspreid op 27 juni 2005, punt 116.

(23)  Verslag van de beroepsinstantie, VS — DRAMS, punt 115.

(24)  Verslag van de beroepsinstantie, VS — DRAMS, punt 112.

(25)  Zie panelverslag, Korea — Commercial Vessels (WT/DS273/R), verspreid op 7 mei 2005, punt 7.373.

(26)  Verslag van de beroepsinstantie, VS — DRAMS (WT/DS296/A/R), punt 114.

(27)  Verslag van de beroepsinstantie, VS — DRAMS (WT/DS296/A/R), punt 124.

(28)  Verklaringen van de voormalige minister van Economische Zaken, Axel Kicillof, bv.: http://www.telam.com.ar/notas/201410/82669-kicillof-productores-venta-de-granos.php, http://www.lavoz.com.ar/politica/nueva-advertencia-de-kicillof-productores-que-retienen-granos, https://www.minutouno.com/notas/341839-kicillof-advirtio-los-sojeros-que-se-apuren-porque-el-precio-va-caer, geraadpleegd op 3 september 2018

(29)  Nomenclatura Comun Del Mercosur, Decreto Nacional 2275/1994, artikel 7 en bijlage VI.

(30)  The Economic Impact of Export Restrictions on Raw Materials, gepubliceerd in 2010, blz. 18, beschikbaar op: http://www.oecd.org/publications/the-economic-impact-of-export-restrictions-on-raw-materials-9789264096448-en.htm, geraadpleegd op 13 juli 2018.

(31)  Renewable Energy Policy Brief Argentina, juni 2015, beschikbaar op: http://www.iberglobal.com/files/2016/argentina_renewable_energy.pdf, geraadpleegd op 13 juli 2018, blz. 4.

(32)  Liquid Biofuels: Background Brief for the World Bank Group Energy Sector Strategy, Background Paper for the World Bank Group Energy sector strategy, maart 2010, te vinden op http://siteresources.worldbank.org/EXTESC/Resources/Biofuel_brief_Web_version.pdf, geraadpleegd op 13 juli 2018, blz. 9.

(33)  Ley 25.561 Declárase la emergencia pública en materia social, económica, administrativa, financiera y cambiaria. Régimen cambiario. Modificaciones a la Ley de Convertibilidad. Reestructuración de las obligaciones afectadas por el régimen de la presente ley. Obligaciones vinculadas al sistema financiero.

(34)  Ministerio de Economía y Infraestructura, Comercio Exterior, Resolucion 11/2002 Fíjanse derechos a la exportación para consumo de diversas mercaderías comprendidas en la Nomenclatura Común del Mercosur. Alcances en Ministerio de Economía, Comercio Exterior.

(35)  Ministerio de Economía y Infraestructura, Comercio Exterior, Resolucion 35/2002 Fíjase un derecho a la exportación para consumo de determinadas mercaderías comprendidas en posiciones arancelarias de la Nomenclatura Común del Mercosur.

(36)  Ministerio de Agroindustria, Decreto 133/2015 Derecho de exportación. Alícuota.

(37)  Ministerio de Economía y Producción, Nomenclatura Común del Mercosur, Resolución 10/2007 Fijase un derecho de exportación adicional para mercaderías comprendidas en determinadas posiciones arancelarias.

(38)  Ministerio de Economía y Producción, Comercio Exterior, Resolución 369/2007 Nomenclatura Común del Mercosur (NCM). Sustituyese en el Anexo XIV del Decreto No 509/2007 y sus modificaciones, el derecho de exportación para determinados productos.

(39)  Ministerio de Economía y Producción, Nomenclatura comun del Mercosur, Resolución 10/2007, Fíjase un derecho de exportación adicional para mercaderías comprendidas en determinadas posiciones arancelarias, 11.1.2007.

(40)  Ministerio de Economía y Producción, Comercio exterior, Resolución 369/2007, Nomenclatura Común del Mercosur (NCM). Sustitúyese en el Anexo XIV del Decreto No 509/2007 y sus modificaciones, el derecho de exportación para determinados productos, 7.11.2007.

(41)  Ministerio de Economía y Producción, Nomenclatura Comun del Mercosur, Resolución 125/2008, 10/3/2008, Derechos de exportación. Fórmula de determinación aplicable a determinadas posiciones arancelarias correspondientes a cereales y oleaginosas („Uitvoerrechten. Formule voor de berekening van de uitvoerrechten voor bepaalde tariefcodes voor granen en oliehoudende zaden”).

(42)  Ministerio de Economía y Producción, Nomenclatura Comun del Mercosur, Resolución Resolución 64/2008, 30/5/2008, Cereales y Oleaginosas. Fíjanse para diversas variedades de trigo, maíz, soja y girasol, comprendidas en determinadas posiciones arancelarias de la Nomenclatura Común del Mercosur (N.C.M.), derechos de exportación para distintos precios FOB („Granen en oliehoudende zaden. Instelling van uitvoerrechten op tarwe-, mais-, soja- en zonnebloemvariëteiten die zijn opgenomen in de tariefcodes van de gemeenschappelijke nomenclatuur van Mercosur (NCM) voor fob-prijzen”).

(43)  Ministerio de Economía y Finanzas Públicas, Ministerio de Industria y Ministerio de Planificación Federal, Inversión Pública y Servicios, Comercio Exterior, Resolución Conjunta (gezamenlijke resolutie) No. 438/2012, 269/2012, 1001/2012 créanse el Registro de Operadores de Soja Autorizados (ROSA) y la „Unidad Ejecutiva Interdisciplinaria de Monitoreo”. Derógase la Resolución No 109/09.

(44)  Ministerio de Agroindustria, Decreto 133/2015 Derecho de exportación. Alícuota.

(45)  Oficina Nacional de Control Comercial Agropecuario, Comercio Exterior, Resolución 543/2008, Establécense los requisitos a que deberán sujetarse los exportadores de granos y/o sus derivados, que soliciten su inscripción en el „Registro de Declaraciones Juradas de Ventas al Exterior”, denominado „R.O.E. Verde”, al que se refiere la Ley No 21.453.

(46)  Ministerio de Agroindustria, Ministerio de Hacienda y finanzas publicas y Ministerio de produccion, Resolución Conjunta 4/2015, 7/2015 y 7/2015, 28.12.2015.

(47)  Ministerio de Producción, Resolución 109/2009, Exclúyese del Régimen de Importación Temporaria para Perfeccionamiento Industrial a ciertas mercaderías que se clasifican en la posición arancelaria de la Nomenclatura Común del Mercosur.

(48)  Ministerio de Economía y Finanzas Públicas, Ministerio de Industria y Ministerio de Planificación Federal, Inversión Pública y Servicios, Comercio Exterior, Resolución Conjunta (gezamenlijke resolutie) No. 438/2012, 269/2012, 1001/2012 créanse el Registro de Operadores de Soja Autorizados (ROSA) y la „Unidad Ejecutiva Interdisciplinaria de Monitoreo”. Derógase la Resolución No 109/09.

(49)  Ministerio de Producción y Ministerio de Hacienda y Finanzas Públicas, Resolución Conjunta 5/2016 y 7/2016, modificación Resolución Conjunta No 438/2012, No 269/2012 y No 1001/2012.

(50)  https://www.lanacion.com.ar/1492219-sojizacion-de-nuestra-agricultura

(51)  Door middel van gezamenlijke resoluties 4/2015 en 7/2015.

(52)  Ministerio de Agroindustria y Administración Federal de Ingresos Públicos, Estimulo Agricola Plan Belgrano, Resolución General Conjunta 3993-E/2017, 15.2.2017.

(53)  Jefatura de Gabinete de Ministros, Modifícase la distribución del Presupuesto General de la Administración Nacional — Recursos Humanos — Ejercicio 2016, Decreta 435/2016, 1.3.2016.

(54)  De provincies Salta, Jujuy, Formosa, Santiago del Estero, Tucuman, Corrientes, Misiones, Catamarca, La Rioja en Chaco.

(55)  Verslag van de beroepsinstantie, DS 296, punt 115.

(56)  Gezamenlijke resoluties 438/2012, 269/2012 en 1001/2012 van het ministerie van Economische Zaken en Overheidsfinanciën, het ministerie van Industrie en het ministerie van Federale Planning, Overheidsinvesteringen en Diensten.

(57)  W. Deese en J. Reeder, Export Taxes on Agricultural Products: Recent History and Economic Modeling of Soybean Export Taxes in Argentina, USITC Journal of International Commerce and Economics, 2007.

(58)  A. Bouet, C. Estrades en D. Laborde, Differential Export Taxes along the Oilseeds Value Chain: A Partial Equilibrium Analysis, American Journal of Agricultural Economics, 2014, blz. 924, https://academic.oup.com/ajae/article/96/3/924/2737494

(59)  http://datosestimaciones.magyp.gob.ar/reportes.php?reporte=Estimaciones

(60)  Panelverslag, DS 296, punt 7.38. Hoewel dit panelverslag werd aangevochten, gold dat niet voor met name deze conclusie.

(61)  Panelverslag, DS 194, punt 8.59.

(62)  Panelverslag, DS 194, punt 8.59, tot afwijzing van het desbetreffende argument van Canada in punt 8.56.

(63)  Panel, nieuw onderzoek op grond van artikel XVI.5, L/1160, goedgekeurd op 24 mei 1960 (BISD 9S/188), punt 12.

(64)  WT/DS257/AB/R, punt 52.

(65)  Verslag van de beroepsinstantie, VS — Carbon Steel (DS213), punt 73, voetnoot 65.

(66)  Oxford English Dictionary online, vermeldingen I.5.b en I.10.

(67)  Oxford English Dictionary online, vermelding I.3.b.

(68)  SCM-overeenkomst, artikel 15.4 („[…] of er een groeiende afhankelijkheid is van steunmaatregelen van de overheid”); zie ook de Overeenkomst inzake de landbouw, artikel 6 en de bijlagen II en III („interne steun”).

(69)  Onder „potentiële” effecten worden de effecten verstaan die van nature voortvloeien uit de algemene opbouw en opzet van de maatregel, zonder de noodzaak van „waargenomen” of daadwerkelijke effecten op de markt.

(70)  Verslag van de beroepsinstantie, VS — Carbon Steel (DS213), punt 73, voetnoot 65.

(71)  Panelverslag, VS — GOES (WT/DS414/R), punt 7.85.

(72)  Panelverslag, China — GOES, overwegingen 7.85-7.87

(73)  Ibidem.

(74)  Régimen de Regulación y Promoción para la Producción y Uso Sustentables de Biocombustibles. Autoridad de aplicación. Funciones. Comisión Nacional Asesora. Habilitación de plantas productoras. Mezclado de Biocombustibles con Combustibles Fósiles. Sujetos beneficiarios del Régimen Promocional. Infracciones y sanciones.

(75)  Artikel 4, onder a), van wet 26.093 van 12.5.2006.

(76)  Artikel 15, leden 5, 6 en 7, van wet 26.093.

(77)  Decreto 1396/2001, 4.11.2001, Plan de Competitividad para el Combustible Biodiesel. Modificaciones al Impuesto sobre los Combustibles Líquidos y el Gas Natural. Normas Complementarias.

(78)  Verklaringen van de voormalige staatssecretaris voor Brandstoffen, Cristian Folgar, zie https://www.lanacion.com.ar/326725-el-gobierno-apoyo-los-proyectos-de-biodiesel, geraadpleegd op 4.9.2018.

(79)  Resolutie 1156/2004, 10.11.2004, Secretaría de Agricultura, Ganadería, Pesca y Alimentos, BIOCOMBUSTIBLES, Créase el Programa Nacional de Biocombustibles. Principales objetivos. Misiones y funciones.

(80)  Zie verder onderzoek: Georges Gérard Flexor, Karina Yoshie Martins Kato en Marina Yesica Recalde, El mercado del biodiésel y las políticas públicas: Comparación de los casos argentino y brasileño, CEPAL review, 2012 (beschikbaar op https://www.researchgate.net/publication/262960724_El_mercado_del_biodiesel_y_las_politicas_publicas_Comparacion_de_los_casos_Argentino_y_Brasileno_The_biodiesel_market_and_public_policy_Comparison_of_Argentine_and_Brazilian_cases, geraadpleegd op 4.9.2018) en Dr. Cesar Petrusansky, El Desarrollo del Mercado de Biocombustibles en Argentina, Ejecutivos de Finanzas, 2008 (beschikbaar op http://www.iaef.org.ar/files/revista/212/desarrollo.pdf, geraadpleegd op 4.9.2018).

(81)  Secretaría de Política Económica, Ministerio de Economía y Finanzas Públicas, Instrumentos para el Desarrollo Productivo en la Argentina, 2011 (beschikbaar op https://www.economia.gob.ar/peconomica/basehome/instrumentos_desarrollo_prod_argentina.pdf, geraadpleegd op 4.9.2018).

(82)  Centro de Economia Internacional (CEI) — Ministerie van Buitenlandse Zaken van Argentinië, Los biocombustibles ya forman parte de las agendas global y hemisférica, 2011 (beschikbaar op http://www.cei.gob.ar/userfiles/cei%20NOTA%2012.pdf, geraadpleegd op 4.9.2018).

(83)  Dit wordt herhaald in Marcelo Regunaga, en Agustin Tejeda Rodriguez, La politica de Comercio Agricola de Argentina y el Desarrollo Sustentable, International Centre for Trade and Sustainable Development — ICTSD, 2015, (beschikbaar op https://www.ictsd.org/sites/default/files/research/La%20Politica%20de%20Comercio%20Agricola%20de%20Argentina%20y%20el%20Desarrollo%20Sustentable.pdf, geraadpleegd op 4.9.2018), Maria Marta Di Paola, La producción de biocombustibles en Argentina, Informe ambiental anual — FARN (Fundation ambiente y recursos naturales), 2013, (beschikbaar op http://www.farn.org.ar/wp-content/uploads/2014/07/informe2013-1.186-209.pdf, geraadpleegd op 4.9.2018), Evelina Goldstein en Graciela Gutman, Biocombustibles y biotecnologia. Contexto internacional, situación en Argentina, CEUR (Centrum voor stedelijk en regionaal onderzoek), 2010 (beschikbaar op http://www.ceur-conicet.gov.ar/archivos/publicaciones/biocombustibles2.pdf, geraadpleegd op 4.9.2018), en Ricardo Rozemberg en Martina Chidiak, Biocombustibles en la Argentina, Integración y Comercio (Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank), 2015 (beschikbaar op http://www19.iadb.org/intal/icom/data/Biocombustibles%20en%20la%20Argentina.pdf, geraadpleegd op 4.9.2018).

(84)  Jorge A. Hilbert, Rodrigo Sbarra, Martin Lopez Amoros, Produccion de biodiesel a partir de aceite de soja — Contexto y Evolucion Reciente, Istituto Nacional de Tecnologia Agropecuaria — Ministerio de Agricultura, Ganaderia y Pesca, 2011, blz. 124 (beschikbaar op https://inta.gob.ar/sites/default/files/script-tmp-inta_biodiesel_de_aceite_de_soja_en_argentina.pdf, geraadpleegd op 4.9.2018).

(85)  Persbericht in Clarin op 2.2.2018, Acuerdan crear una mesa de trabajo para potenciar la cadena del biodiésel (beschikbaar op https://www.clarin.com/rural/acuerdan-crear-mesa-trabajo-potenciar-cadena-biodiesel_0_BJ3nrSfIf.html, geraadpleegd op 4.9.2018).

(86)  Secretaria de Energia, Ratifícase el Acuerdo de Abastecimiento de Biodiesel para su Mezcla con Combustibles Fósiles en el Territorio Nacional del 20 de enero de 2010. Pautas a cumplir para el abastecimiento de Biodiesel al mercado de combustibles fósiles, Resolución 7/2010 van 4.2.2010.

(87)  Secretaría de Energía, Ratifícase el Acuerdo de Abastecimiento de Biodiesel para su Mezcla con Combustibles Fósiles en el Territorio Nacional del 20 de enero de 2010. Pautas a cumplir para el abastecimiento de Biodiesel al mercado de combustibles fósiles, Resolución 7/2010 van 4.2.2010.

(88)  Secretaría de Energía, Ratifícase la Addenda al Acuerdo de Abastecimiento de Biodiesel para su mezcla con combustibles fósiles en el Territorio Nacional, suscripta el 5 de julio de 2010. Modifícase la Resolución No 7/2010, Resolución 554/2010 van 6.7.2010, herhaald in Secretaría de Energía, Resolución 450/2013 van 6.8.2013 en Secretaría de Energía, Acuerdo de Abastecimiento de Biodiesel para su Mezcla con Combustibles Fósiles en el Territorio Nacional. Ratificación, Resolución 660/2015 van 20.8.2015.

(89)  http://www.energia.gob.ar/contenidos/verpagina.php?idpagina=3818, geraadpleegd op 4.9.2018.

(90)  Wet 26.093 van 2006.

(91)  Gezamenlijke resoluties 438/2012, 269/2012 en 1001/2012 van het ministerie van Economische Zaken en Overheidsfinanciën, het ministerie van Industrie en het ministerie van Federale Planning, Overheidsinvesteringen en Diensten.

(92)  Zie hoofdstuk II van wet 26.093 van 2006, beschikbaar op http://servicios.infoleg.gob.ar/infolegInternet/anexos/115000-119999/116299/norma.htm

(93)  Jorge A. Hilbert, Rodrigo Sbarra, Martin Lopez Amoros, Produccion de biodiesel a partir de aceite de soja — Contexto y Evolucion Reciente, Istituto Nacional de Tecnologia Agropecuaria — Ministerio de Agricultura, Ganaderia y Pesca, augustus 2011, blz. 124 (beschikbaar op https://inta.gob.ar/sites/default/files/script-tmp-inta_biodiesel_de_aceite_de_soja_en_argentina.pdf, geraadpleegd op 4.9.2018).

(94)  Jorge A. Hilbert, Rodrigo Sbarra, Martin Lopez Amoros, Produccion de biodiesel a partir de aceite de soja — Contexto y Evolucion Reciente, Istituto Nacional de Tecnologia Agropecuaria — Ministerio de Agricultura, Ganaderia y Pesca, augustus 2011, blz. 131 (beschikbaar op https://inta.gob.ar/sites/default/files/script-tmp-inta_biodiesel_de_aceite_de_soja_en_argentina.pdf, geraadpleegd op 4.9.2018).

(95)  Centro de Economia Internacional (CEI) — Ministerie van Buitenlandse Zaken van Argentinië, Los biocombustibles ya forman parte de las agendas global y hemisférica, 2.2011 (beschikbaar op http://www.cei.gob.ar/userfiles/cei%20NOTA%2012.pdf, geraadpleegd op 4.9.2018).

(96)  Zie WT/DS436/AB/R Verenigde Staten — Countervailing Measures on Certain Hot-Rolled Carbon Steel Flat Products from India, 8 december 2014, punt 4.244.

(97)  Zie in dat verband de bevindingen van de beroepsinstantie in WT/DS436/AB/R Verenigde Staten — Countervailing Measures on Certain Hot-Rolled Carbon Steel Flat Products From India, 8 december 2014, punten 4.292-4.322.

(98)  Besluit 1343/2016 van het ministerie van Agro-industrie, Derecho de exportación. Alícuota — Modificación, 2.1.2017.

(99)  Besluit 793/2018, Poder Ejecutivo Nacional, Derechos de exportación — Modificación, 3.9.2018.

(100)  https://www.minhacienda.gob.ar/onp/presupuestos/2019, Proyecto de Ley, Articulo 83.

(101)  Panelverslag, Verenigde Staten — Final Countervailing Duty Determination with Respect to Certain Softwood Lumber from Canada, WT/DS257/R en Corr.1, goedgekeurd op 17 februari 2004, zoals gewijzigd bij verslag van de beroepsinstantie WT/DS257/AB/R, punt 7.116. Zie tevens Verslag van de beroepsinstantie WT/DS436/AB/R Verenigde Staten — Countervailing Measures on Certain Hot-Rolled Carbon Steel Flat Products from India, 8 december 2014, punt 4398.

(102)  Zie het memorandum over de toereikendheid van het bewijsmateriaal, 30 januari 2018, blz. 6 („Deze elementen zullen tijdens het onderzoek worden onderzocht. In dit stadium is de Commissie echter van mening dat er voldoende bewijsmateriaal is dat duidt op het bestaan van een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie. Met name de heffing van uitvoerrechten lijkt een van de instrumenten te zijn die de Argentijnse overheid heeft ontwikkeld om producenten van sojabonen en sojaolie te belasten met de levering van inputs aan biodieselproducenten. De Argentijnse overheid lijkt ook leveranciers te stimuleren om hun productie kunstmatig hoog te houden ten voordele van biodieselproducenten”) en blz. 14 („Wanneer in het kader van de klacht onvoldoende bewijs wordt geleverd voor het bestaan van een specifieke subsidie of specifiek subsidieprogramma, behoudt de Commissie zich het recht voor een en ander overeenkomstig artikel 10, lid 7, van de basisverordening te onderzoeken in de loop van deze procedures”).

(103)  Verslag van de beroepsinstantie, VS — DRAMS, punt 154.

(104)  Wet 26.093 van 12 mei 2006. Régimen de Regulación y Promoción para la Producción y Uso Sustentables de Biocombustibles. Autoridad de aplicación. Funciones. Comisión Nacional Asesora. Habilitación de plantas productoras. Mezclado de Biocombustibles con Combustibles Fósiles. Sujetos beneficiarios del Régimen Promocional. Infracciones y sanciones.

(105)  BIOCOMBUSTIBLES Ley 26.093 Régimen de Regulación y Promoción para la Producción y Uso Sustentables de Biocombustibles. Autoridad de aplicación. Funciones. Comisión Nacional Asesora. Habilitación de plantas productoras. Mezclado de Biocombustibles con Combustibles Fósiles. Sujetos beneficiarios del Régimen Promocional. Infracciones y sanciones.

(106)  Ley no 9397 Adhesion de la provincial a ley nacional no 26.093, y declaracion de interes public de la promocion de la produccion, procesamiento y uso sustentable de biocombustibles.

(107)  Ordenanza 26/2016, General Lagos, 16 juni 2016.

(108)  Artikel 2 van Ordenanza 26/2016, General Lagos, 16 juni 2016. Tijdens het controlebezoek ten kantore van de onderneming hebben de diensten van de Commissie de geldigheid van de overeenkomst gecontroleerd door de verschuldigde betalingen te bevestigen.

(109)  Ley no 8478 Santa Fe, en Registrada bajo el no 12.692 la Legislatura de la Provincia de Santa Fe.

(110)  Zie mutatis mutandis ook WT/DS294/AB/RW, VS — Zeroing (artikel 21.5 DSU), verslag van de beroepsinstantie van 14 mei 2009, punt 453.

(111)  Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16).

(112)  Databank van specifieke producten die in het lopende jaar en voorgaande jaren onder „toezicht” of monitoring in het douanegebied van de Unie zijn ingevoerd; de databank wordt beheerd door het directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie.

(113)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1194/2013 van de Raad van 19 november 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op biodiesel van oorsprong uit Argentinië en Indonesië (PB L 315 van 26.11.2013, blz. 2).

(114)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1578 van de Commissie van 18 september 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1194/2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op biodiesel van oorsprong uit Argentinië en Indonesië (PB L 239 van 19.9.2017, blz. 9).

(115)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1570 van de Commissie van 18 oktober 2018 tot beëindiging van de procedure betreffende de invoer van biodiesel van oorsprong uit Argentinië en Indonesië en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1194/2013 (PB L 262 van 19.10.2018, blz. 40).

(116)  De invoerkosten werden uitgedrukt in EUR. Gezien de zeer lage inflatie (het door Eurostat bekendgemaakte geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen nam in totaal met 4 % toe tussen 2012 en het onderzoektijdvak), hoefden de invoerkosten niet te worden aangepast.

(117)  Europese Commissie, Directoraat-Generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling — Waarnemingscentrum: https://ec.europa.eu/agriculture/market-observatory/crops_en, geraadpleegd op 27 november 2018, koolzaad — EU Rouen (EUR/t).

(118)  Bron: Wereldbank, Internationale prijzen van ingevoerde grondstoffen — Koolzaadolie.

(119)  OESO-FAO Agricultural Outlook 2016-2025 — © OESO 2016, https://www.oecd-ilibrary.org/agriculture-and-food/data/oecd-agriculture-statistics_agr-data-en, geraadpleegd op 10 september 2018.

(120)  Dienst voor Internationale Handel: „Biodiesel From Argentina: Final Determination of Sales at Less Than Fair Value and Final Affirmative Determination of Critical Circumstances”, document number 2018-04137.

(121)  PB L 262 van 19.10.2018, blz. 40.

(122)  Informatie over de vermindering van de productie van biodiesel door Saipol en ADM wordt aan de belanghebbenden ter beschikking gesteld.

(123)  Arrest in zaak C-365/15, Wortmann, EU:C:2017:19, punten 35 tot en met 39.

(124)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/245 van de Commissie van 11 februari 2019 tot aanvaarding van verbintenissen die zijn aangeboden na de instelling van definitieve compenserende rechten op de invoer van biodiesel van oorsprong uit Argentinië (zie bladzijde 71 van dit Publicatieblad).

(125)  Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21).


BIJLAGE 1

De volgende gegevens moeten worden vermeld op de door de onderneming opgestelde handelsfactuur die de naar de Europese Unie uitgevoerde goederen waarop een verbintenis van toepassing is, vergezelt:

1.

Het opschrift „HANDELSFACTUUR — GOEDEREN DIE ONDER EEN VERBINTENIS VALLEN”.

2.

De naam van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld en de naam van de onderneming die de goederen vervaardigt.

3.

Het factuurnummer.

4.

De datum van afgifte van de factuur.

5.

De aanvullende Taric-code waaronder de in de factuur vermelde goederen aan de grens van de Europese Unie moeten worden ingeklaard.

6.

Een nauwkeurige en duidelijke omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

de technische specificaties van het productcodenummer van de onderneming („CPC”),

het productcodenummer van de onderneming („CPC”),

de GN-code,

de hoeveelheid (in aantal eenheden uitgedrukt in metrieke ton).

7.

De verkoopvoorwaarden, met inbegrip van:

de prijs per eenheid (metrieke ton),

de betalingsvoorwaarden,

de leveringsvoorwaarden,

het totale bedrag aan kortingen en rabatten.

8.

De naam van de onderneming die als importeur optreedt en die de rechtstreekse ontvanger is van de factuur.

9.

De naam van de werknemer van de onderneming die de factuur heeft opgesteld alsmede de hiernavolgende ondertekende verklaring:

„Ik, ondergetekende, verklaar dat de verkoop voor export naar de Europese Unie waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in Argentinië in het kader en op de voorwaarden van de verbintenis die werd aanvaard door de Europese Commissie bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/245. Hij/zij verklaart dat de gegevens in deze factuur volledig en juist zijn.”.


BIJLAGE 2

Verbinteniscertificaat voor uitvoer

De volgende gegevens moeten worden vermeld op het verbinteniscertificaat voor uitvoer dat door CARBIO moet worden afgegeven voor elke door de onderneming opgestelde handelsfactuur die de naar de Europese Unie uitgevoerde goederen waarop de verbintenis van toepassing is, vergezelt:

1.

De naam, het adres en het telefoonnummer van de Cámara Argentina de Biocombustibles („CARBIO”).

2.

De naam van de onderneming vermeld in Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/245 die de handelsfactuur heeft opgesteld en de naam van de onderneming die de goederen vervaardigt.

3.

Het factuurnummer.

4.

De datum van afgifte van de factuur.

5.

De aanvullende Taric-code waaronder de in de factuur vermelde goederen aan de grens van de Europese Unie moeten worden ingeklaard.

6.

Een nauwkeurige omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

de technische specificaties van de goederen en indien van toepassing het productcodenummer van de onderneming („company product code” of CPC),

de GN-code.

7.

De exacte hoeveelheid uitgevoerde eenheden, uitgedrukt in metrieke ton.

8.

Het nummer en de vervaldatum (drie maanden na de afgifte) van het certificaat.

9.

De naam van de werknemer van CARBIO die het certificaat heeft opgesteld alsmede de hiernavolgende ondertekende verklaring:

„Ondergetekende bevestigt dat dit certificaat wordt afgegeven voor rechtstreekse uitvoer naar de Europese Unie van de goederen waarop de handelsfactuur betrekking heeft en waarop de verbintenis van toepassing is, en dat het certificaat wordt afgegeven in het kader en op de voorwaarden van de verbintenis die door [onderneming] werd aangeboden en door de Europese Commissie bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/245 werd aanvaard. Hij/zij verklaart dat de in dit certificaat verstrekte informatie juist is en dat de hoeveelheden waarop dit certificaat betrekking heeft de in de verbintenis vermelde hoeveelheid niet overschrijden.”.

10.

De datum.

11.

Handtekening en stempel van CARBIO.


BIJLAGE 3

De volgende gegevens moeten worden vermeld op de handelsfactuur bij de naar de Europese Unie uitgevoerde goederen waarop de compenserende rechten van toepassing zijn:

1.

Het opschrift „HANDELSFACTUUR — GOEDEREN WAAROP COMPENSERENDE RECHTEN VAN TOEPASSING ZIJN”.

2.

De naam van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld en de naam van de onderneming die de goederen vervaardigt.

3.

Het factuurnummer.

4.

De datum van afgifte van de factuur.

5.

De aanvullende Taric-code waaronder de in de factuur vermelde goederen aan de grens van de Europese Unie moeten worden ingeklaard.

6.

Een nauwkeurige en duidelijke omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

de technische specificaties van het productcodenummer van de onderneming („CPC”),

het productcodenummer van de onderneming („CPC”),

de GN-code,

de hoeveelheid (in aantal eenheden uitgedrukt in metrieke ton).

7.

De verkoopvoorwaarden, met inbegrip van:

de prijs per eenheid (metrieke ton),

de betalingsvoorwaarden,

de leveringsvoorwaarden,

het totale bedrag aan kortingen en rabatten.

8.

De naam en handtekening van de werknemer van de onderneming die de factuur heeft opgesteld.