31.1.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/90


VERORDENING (EU) 2019/128 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 januari 2019

tot oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 166, lid 4, en artikel 165, lid 4,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding („Cedefop”) werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad (3) om de Commissie bij te staan ten einde de beroepsopleiding en de voortgezette opleiding op Unieniveau te bevorderen en te ontwikkelen.

(2)

Sinds het in 1975 is opgericht, speelt Cedefop een belangrijke rol bij het ondersteunen van de ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid inzake beroepsonderwijs en -opleiding. Tegelijkertijd zijn de betekenis en het belang van beroepsopleiding geëvolueerd onder invloed van veranderende arbeidsmarkten, technologische ontwikkelingen, in het bijzonder op digitaal gebied, en de toenemende arbeidsmobiliteit. Door deze factoren wordt het een nog grotere uitdaging om vaardigheden en kwalificaties af te stemmen op een voortdurend evoluerende vraag. Het beleid inzake beroepsopleiding heeft dezelfde ontwikkelingen ondergaan en omvat nu uiteenlopende instrumenten en initiatieven, waaronder die welke verband houden met vaardigheden en kwalificaties, waaronder de validatie van leerresultaten, die noodzakelijkerwijs de traditionele grenzen van beroepsonderwijs en -opleiding overstijgen. Daarom moet de aard van de Cedefop-activiteiten nauwkeurig worden omschreven om beter aan te sluiten bij zijn huidige activiteiten, die naast beroepsonderwijs en -opleiding ook werkzaamheden in verband met vaardigheden en kwalificaties omvatten, en moet de terminologie die wordt gebruikt voor de beschrijving van de doelstellingen en taken van Cedefop, worden aangepast om deze ontwikkelingen weer te geven.

(3)

In het evaluatieverslag over Cedefop uit 2013 is geconcludeerd dat Verordening (EEG) nr. 337/75 moet worden gewijzigd om de werkzaamheden van Cedefop op het gebied van vaardigheden erin op te nemen en om zijn werkzaamheden in verband met beleidsrapportage en gemeenschappelijke Europese instrumenten en initiatieven duidelijker te integreren.

(4)

Voor ondersteuning van de uitvoering van een beleid inzake beroepsonderwijs en -opleiding is aandacht nodig voor het raakvlak tussen de wereld van onderwijs en opleiding en de wereld van het werk om ervoor te zorgen dat de verworven kennis, vaardigheden en competenties een leven lang leren, integratie en de inzetbaarheid op een veranderende arbeidsmarkt bevorderen en beantwoorden aan de behoeften van burgers en maatschappij.

(5)

Verordening (EEG) nr. 337/75 is meermaals gewijzigd. Aangezien verdere wijzigingen nodig zijn, moet die verordening omwille van de duidelijkheid worden ingetrokken en vervangen.

(6)

De regels waaraan Cedefop is onderworpen, dienen voor zover mogelijk en rekening houdend met de tripartiete aard ervan te worden vastgesteld in overeenstemming met de beginselen van de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over gedecentraliseerde agentschappen van 19 juli 2012.

(7)

Aangezien de drie tripartiete agentschappen, namelijk Cedefop, de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsvoorwaarden (Eurofound) en het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA), thema's behandelen die verband houden met de arbeidsmarkt, werkomgeving, beroepsonderwijs en -opleiding en vaardigheden, is een nauwe samenwerking tussen de drie agentschappen nodig. Ook met de Europese Stichting voor opleiding (ETF) is een nauwe samenwerking nodig. Bij zijn werkzaamheden moet Cedefop daarom de werkzaamheden van ETF, Eurofound en EU-OSHA aanvullen wanneer zij soortgelijke interessegebieden hebben, en tegelijk de instrumenten die goed werken, zoals memoranda van overeenstemming, bevorderen. Cedefop moet manieren om efficiëntie en synergieën te verbeteren, benutten en bij zijn activiteiten overlapping met de activiteiten van ETF, Eurofound en EU-OSHA en die van de Commissie vermijden. Daarnaast moet Cedefop, waar mogelijk, streven naar efficiënte samenwerking met de interne onderzoeksinstanties van de Unie-instellingen en de externe gespecialiseerde instanties.

(8)

Bij de evaluatie van Cedefop moet de Commissie de voornaamste belanghebbenden raadplegen, waaronder leden van de raad van bestuur en leden van het Europees Parlement.

(9)

Het tripartiete karakter van Eurofound, EU-OSHA en Cedefop is een zeer waardevol voorbeeld van een globale benadering op basis van een sociale dialoog tussen de sociale partners en de nationale en Unieautoriteiten, die uitermate belangrijk is voor het vinden van gezamenlijke en duurzame oplossingen voor sociale en economische vraagstukken.

(10)

Om het besluitvormingsproces in Cedefop te stroomlijnen en met het oog op meer efficiëntie en effectiviteit, moet een bestuur met twee bestuurslagen worden ingesteld. Daartoe moeten de lidstaten, de nationale werkgevers- en werknemersorganisaties en de Commissie worden vertegenwoordigd in een raad van bestuur, die beschikt over de noodzakelijke bevoegdheden, onder meer om de begroting vast te stellen en het programmeringsdocument goed te keuren. In het programmeringsdocument, waarin het meerjarige programma en het jaarlijkse werkprogramma van Cedefop staan, moet de raad van bestuur de strategische prioriteiten van de activiteiten van Cedefop vaststellen. Bovendien moeten de door de raad van bestuur vastgestelde regels voor de voorkoming en beheersing van belangenconflicten maatregelen omvatten om mogelijke risico's in een vroeg stadium op te sporen.

(11)

Voor de goede werking van Cedefop moeten de lidstaten, de Europese werkgevers- en werknemersorganisaties en de Commissie ervoor zorgen dat personen die worden aangesteld in de raad van bestuur, beschikken over de nodige kennis op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding, vaardigheden en kwalificaties, met het oog op het nemen van strategische beslissingen en het houden van toezicht op de activiteiten van Cedefop.

(12)

Er moet een uitvoerend comité worden ingesteld dat de vergaderingen van de raad van bestuur goed voorbereidt en de processen van besluitvorming en monitoring ervan ondersteunt. Indien dat in dringende gevallen noodzakelijk is, moet het uitvoerend comité, wanneer het de raad van bestuur assisteert, namens de raad van bestuur bepaalde voorlopige besluiten kunnen nemen. De raad van bestuur moet het reglement van orde van het uitvoerend comité vaststellen.

(13)

De uitvoerend directeur moet verantwoordelijk zijn voor de bedrijfsvoering van Cedefop overeenkomstig de strategische visie van de raad van bestuur, met inbegrip van het dagelijks bestuur, alsook de financiële planning en het personeelsbeheer. De uitvoerend directeur moet de hem opgedragen bevoegdheden uitoefenen. Deze bevoegdheden moeten kunnen worden opgeschort in uitzonderlijke omstandigheden, zoals belangenconflicten of ernstige verwaarlozing van de verplichtingen uit hoofde van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie („het Statuut”).

(14)

Het gelijkheidsbeginsel is een fundamenteel beginsel van het Unierecht. Dit houdt in dat de gelijkheid van vrouwen en mannen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning. Alle partijen streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de raad van bestuur. Die doelstelling moet ook worden nagestreefd door de raad van bestuur met betrekking tot zijn voorzitter en vicevoorzitters samen, alsook door de groepen die de regeringen en de werkgeversorganisaties en de werknemersorganisaties in de raad van bestuur vertegenwoordigen met betrekking tot de aanwijzing van plaatsvervangers om de vergaderingen van het uitvoerend comité bij te wonen.

(15)

Cedefop heeft een verbindingskantoor in Brussel. Het moet mogelijk blijven dat kantoor open te houden.

(16)

De financiële bepalingen en de bepalingen voor programmering en verslaglegging met betrekking tot Cedefop moeten worden afgestemd. In Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (4) is bepaald dat Cedefop evaluaties vooraf en achteraf moet uitvoeren voor deze programma's en activiteiten die aanzienlijke uitgaven met zich brengen. Cedefop moet met die evaluaties rekening houden in zijn meerjarige en jaarlijkse programmering.

(17)

Teneinde zijn volledige zelfstandigheid en onafhankelijkheid te waarborgen en het in staat te stellen de taken die het op grond van deze verordening heeft naar behoren te vervullen en de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, dient aan Cedefop een adequate eigen begroting te worden toegekend, waarbij de inkomsten hoofdzakelijk worden gevormd door een bijdrage uit de algemene begroting van de Unie. Met betrekking tot de bijdrage van de Unie en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Unie, moet op Cedefop de begrotingsprocedure van de Unie van toepassing zijn. De rekeningen van Cedefop dienen door de Rekenkamer te worden gecontroleerd.

(18)

De voor de werking van Cedefop vereiste vertaaldiensten dienen te worden verricht door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (Vertaalbureau). Cedefop moet met het Vertaalbureau samenwerken om indicatoren inzake kwaliteit, tijdigheid en vertrouwelijkheid vast te stellen, de behoeften en prioriteiten van Cedefop duidelijk af te bakenen en transparante en objectieve procedures voor het vertaalproces in het leven te roepen.

(19)

De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 337/75 inzake het personeel moeten worden afgestemd op het Statuut en op de bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad vastgestelde Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie („Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden”) (5).

(20)

Cedefop moet de nodige maatregelen nemen om de veilige behandeling en verwerking van vertrouwelijke informatie te waarborgen. Waar nodig moet Cedefop beveiligingsvoorschriften vaststellen die gelijkwaardig zijn aan die van de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 (6) en (EU, Euratom) 2015/444 (7) van de Commissie.

(21)

Er moet worden voorzien in overgangsbepalingen inzake de begroting en inzake de raad van bestuur en het personeel zodat de activiteiten van Cedefop kunnen worden voortgezet in afwachting van de tenuitvoerlegging van deze verordening,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DOELSTELLINGEN EN TAKEN

Artikel 1

Oprichting en doelstellingen

1.   Het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) wordt hierbij opgericht als een agentschap van de Unie.

2.   Het doel van Cedefop is steun te verlenen bij de bevordering, ontwikkeling en uitvoering van beleid van de Unie op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding alsook van beleidsmaatregelen inzake vaardigheden en kwalificaties door samen te werken met de Commissie, de lidstaten en de sociale partners.

Daartoe verbetert en verspreidt Cedefop kennis, voorziet het in empirische gegevens en diensten met het oog op beleidsvorming, met inbegrip van wetenschappelijk onderbouwde conclusies, en faciliteert het de uitwisseling van kennis tussen de actoren op Unieniveau onderling en met nationale actoren.

Artikel 2

Taken

1.   Cedefop heeft, met strikte inachtneming van de bevoegdheden van de lidstaten, in verband met de in artikel 1, lid 2, vermelde beleidsterreinen de volgende taken:

a)

tendensen op het gebied van beleid en stelsels inzake beroepsonderwijs en -opleiding, vaardigheden en kwalificaties analyseren en vergelijkende analyses daarvan in verschillende landen verstrekken;

b)

tendensen op de arbeidsmarkt in verband met vaardigheden en kwalificaties, en beroepsonderwijs en -opleiding analyseren;

c)

een analyse maken van en bijdragen aan ontwikkelingen in verband met de ontwikkeling en toekenning van kwalificaties, de organisatie ervan in kaders en de functie ervan op de arbeidsmarkt en in verband met beroepsonderwijs en -opleiding, met het oog op de verbetering van de transparantie en erkenning van kwalificaties;

d)

een analyse maken van en bijdragen aan ontwikkelingen op het gebied van de validatie van niet-formeel en informeel leren;

e)

studies uitvoeren of daartoe opdracht geven en onderzoek doen naar relevante socio-economische ontwikkelingen en daarmee verband houdende beleidskwesties;

f)

fora opzetten voor de uitwisseling van ervaringen en informatie tussen de regeringen, de sociale partners en andere belanghebbenden op nationaal niveau;

g)

onder meer met empirische gegevens en analyses bijdragen aan de uitvoering van hervormingen en beleid op nationaal niveau;

h)

informatie verspreiden ter ondersteuning van het beleid en om het bewustzijn en het begrip te vergroten van het potentieel van beroepsonderwijs en -opleiding voor de bevordering en ondersteuning van de inzetbaarheid van mensen, de productiviteit en een leven lang leren;

i)

instrumenten, gegevensverzamelingen en diensten met betrekking tot beroepsonderwijs en -opleiding, vaardigheden, beroepen en kwalificaties beheren en ter beschikking stellen van burgers, bedrijven, beleidsmakers, de sociale partners en andere belanghebbenden;

j)

overeenkomstig artikel 29 een strategie opstellen voor betrekkingen met derde landen en internationale organisaties inzake aangelegenheden waarvoor Cedefop bevoegd is.

2.   Indien er nieuwe studies nodig zijn en voordat zij beleidsbeslissingen nemen houden de Unie-instellingen rekening met de expertise van Cedefop en eventuele studies die het op het betrokken gebied reeds heeft uitgevoerd of die het kan uitvoeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (8).

3.   Bij zijn acties houdt Cedefop rekening met de verbanden die bestaan tussen beroepsonderwijs en -opleiding en de andere sectoren van onderwijs en opleiding.

4.   Cedefop kan samenwerkingsovereenkomsten sluiten met andere relevante agentschappen van de Unie om de onderlinge samenwerking te verbeteren en te bevorderen.

5.   Bij de uitvoering van zijn taken onderhoudt Cedefop een nauwe dialoog, voornamelijk met gespecialiseerde instanties die werken aan beleidsmaatregelen inzake beroepsonderwijs en -opleiding, vaardigheden en kwalificaties, zowel publieke als private, nationale als internationale, met overheden en onderwijsinstellingen, met werkgevers- en werknemersorganisaties, alsook met nationale tripartiete organen, waar deze bestaan. Zonder daarbij afbreuk te doen aan zijn doelstellingen en ambities, werkt Cedefop samen met andere agentschappen van de Unie, met name ETF, Eurofound en EU-OSHA, bevordert het synergie en complementariteit met hun activiteiten en voorkomt het dubbel werk.

HOOFDSTUK II

ORGANISATIE VAN CEDEFOP

Artikel 3

Administratieve en bestuurlijke structuur

De administratieve en bestuurlijke structuur van Cedefop omvat:

a)

een raad van bestuur;

b)

een uitvoerend comité;

c)

een uitvoerend directeur.

AFDELING 1

Raad van bestuur

Artikel 4

Samenstelling van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur bestaat uit:

a)

een lid per lidstaat dat de regering van die lidstaat vertegenwoordigt;

b)

een lid per lidstaat dat de werkgeversorganisaties van die lidstaat vertegenwoordigt;

c)

een lid per lidstaat dat de werknemersorganisaties van die lidstaat vertegenwoordigt;

d)

drie leden die de Commissie vertegenwoordigen;

e)

een door het Europees Parlement benoemde onafhankelijke deskundige.

Elk van de onder a) tot en met d) bedoelde leden is stemgerechtigd.

De onder a), b) en c) bedoelde leden worden door de Raad benoemd op basis van respectievelijk door de lidstaten, de Europese werkgeversorganisaties en de Europese werknemersorganisaties voorgedragen kandidaten.

De onder d) bedoelde leden worden door de Commissie benoemd.

De onder e) bedoelde deskundige wordt door de bevoegde commissie van het Europees Parlement benoemd.

2.   Ieder lid van de raad van bestuur heeft een plaatsvervanger. De plaatsvervanger vertegenwoordigt het lid indien het afwezig is. De plaatsvervangers worden benoemd overeenkomstig lid 1.

3.   De leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers worden voorgedragen en benoemd op grond van hun kennis op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding, vaardigheden en kwalificaties, rekening houdend met hun relevante vaardigheden zoals bestuurlijke, administratieve en budgettaire vaardigheden en deskundigheid op het gebied van de kerntaken van Cedefop, om een doeltreffende toezichthoudende rol te vervullen. Alle partijen in de raad van bestuur trachten het verloop van hun vertegenwoordigers te beperken om de continuïteit van de werkzaamheden van de raad van bestuur te waarborgen. Alle partijen streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de raad van bestuur.

4.   Elk lid en elke plaatsvervanger ondertekent bij ambtsaanvaarding een schriftelijke verklaring dat betrokkene niet in een situatie van belangenconflict verkeert. Elk lid en elke plaatsvervanger actualiseert zijn verklaring wanneer zich een verandering in de omstandigheden betreffende het belangenconflict voordoet. Cedefop publiceert de verklaringen en de geactualiseerde versies op zijn website.

5.   De leden en de plaatsvervangers worden voor vier jaar benoemd. Die termijn kan worden verlengd. Na afloop van hun ambtstermijn of in het geval van aftreden blijven de leden van de raad van bestuur en de plaatsvervangers tot hun herbenoeming of vervanging in functie.

6.   In de raad van bestuur vormen de vertegenwoordigers van de regeringen, van de werknemersorganisaties en van de werkgeversorganisaties ieder een afzonderlijke groep. Elke groep wijst een coördinator aan om de besprekingen in de groep en tussen de groepen efficiënter te maken. De coördinatoren van de groep werkgevers en de groep werknemers zijn vertegenwoordigers van hun respectieve Europese organisaties en kunnen worden aangewezen uit de benoemde leden van de raad van bestuur. Coördinatoren die geen benoemde leden van de raad van bestuur overeenkomstig lid 1 zijn, wonen de vergaderingen van de raad van bestuur zonder stemrecht bij.

Artikel 5

Functies van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur:

a)

zorgt voor de strategische aansturing van de activiteiten van Cedefop;

b)

stelt ieder jaar met een tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden en in overeenstemming met artikel 6 het programmeringsdocument van Cedefop vast, waarin het meerjarige werkprogramma van Cedefop en het jaarlijkse werkprogramma voor het volgende jaar zijn opgenomen;

c)

stelt met een tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden de jaarbegroting van Cedefop vast en oefent overeenkomstig hoofdstuk III andere functies met betrekking tot die begroting uit;

d)

keurt een geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag van Cedefop goed en zendt dit elk jaar uiterlijk op 1 juli samen met zijn beoordeling van de activiteiten van Cedefop toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer en maakt het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag openbaar;

e)

stelt overeenkomstig artikel 16 de financiële regels vast die van toepassing zijn op Cedefop;

f)

stelt een fraudebestrijdingsstrategie vast die evenredig is met de frauderisico's en houdt daarbij rekening met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen;

g)

stelt regels vast voor de voorkoming en beheersing van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden en onafhankelijke deskundigen, alsmede gedetacheerde nationale deskundigen en ander personeel dat niet in dienst is van Cedefop, als bedoeld in artikel 19;

h)

stelt communicatie- en verspreidingsplannen vast en werkt deze regelmatig bij op basis van een behoeftenanalyse, en brengt dit tot uiting in het programmeringsdocument van Cedefop;

i)

stelt zijn reglement van orde vast;

j)

oefent overeenkomstig lid 2 met betrekking tot het personeel van Cedefop de bevoegdheden uit die het Statuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag, en die de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden toekent aan het tot het sluiten van contracten bevoegde gezag („de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag”);

k)

stelt passende uitvoeringsregels ten behoeve van de uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden vast overeenkomstig artikel 110 van het Statuut;

l)

benoemt de uitvoerend directeur en verlengt in voorkomend geval zijn ambtstermijn of ontheft hem uit zijn functie overeenkomstig artikel 18;

m)

benoemt een rekenplichtige, die onderworpen is aan het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, en die volledig onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn taken;

n)

stelt het reglement van orde van het uitvoerend comité vast;

o)

zorgt voor een passende follow-up van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne en externe auditverslagen en evaluaties en uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF);

p)

geeft machtiging tot het opstellen van samenwerkingsregelingen met de bevoegde autoriteiten van derde landen en met internationale organisaties overeenkomstig artikel 29.

2.   De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut een beslissing die is gebaseerd op artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vastlegt voor de opschorting van deze gedelegeerde bevoegdheden. De uitvoerend directeur mag deze bevoegdheden op zijn beurt delegeren.

Indien uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen, kan de raad van bestuur de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en de bevoegdheden die de uitvoerend directeur op zijn beurt heeft gedelegeerd, tijdelijk opschorten. In dat geval delegeert de raad van bestuur die bevoegdheden voor beperkte tijd aan een van de vertegenwoordigers van de Commissie, die hij aanstelt, of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur.

Artikel 6

Meerjarige en jaarlijkse programmering

1.   Elk jaar stelt de uitvoerend directeur overeenkomstig artikel 11, lid 5, onder e), van deze verordening een ontwerp van programmeringsdocument op dat een meerjarig en een jaarlijks werkprogramma bevat overeenkomstig artikel 32 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.

2.   De uitvoerend directeur legt het in lid 1 bedoelde ontwerp van programmeringsdocument voor aan de raad van bestuur. Het ontwerp van programmeringsdocument wordt, na goedkeuring door de raad van bestuur, elk jaar uiterlijk op 31 januari indienen bij de Commissie, het Europees Parlement en de Raad. De uitvoerend directeur dient alle daarna bijgewerkte versies van dat document in overeenkomstig dezelfde procedure. De raad van bestuur stelt het programmeringsdocument vast, rekening houdend met het advies van de Commissie.

Het programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie en wordt, indien nodig, dienovereenkomstig aangepast.

3.   Het meerjarige werkprogramma omvat een beschrijving van de algemene strategische programmering, met inbegrip van de doelstellingen, beoogde resultaten en prestatie-indicatoren, waarbij overlappingen met de programmering van andere agentschappen worden voorkomen. Het behelst ook de programmering van de middelen, met inbegrip van de meerjarige begroting en de personele middelen. In het programma wordt ook een strategie opgenomen voor de betrekkingen met derde landen en internationale organisaties overeenkomstig artikel 29, de met deze strategie verbonden acties en een vermelding van de bijbehorende middelen.

4.   Het jaarlijkse werkprogramma is consistent met het in lid 3 bedoelde meerjarige werkprogramma en bevat:

a)

gedetailleerde doelstellingen en de beoogde resultaten, met inbegrip van prestatie-indicatoren;

b)

een beschrijving van de te financieren acties, met inbegrip van geplande maatregelen om de efficiëntie te verbeteren;

c)

een indicatie van de financiële en personele middelen die aan iedere activiteit worden toegewezen overeenkomstig de beginselen van Activity Based Budgeting en Activity Based Management;

d)

mogelijke acties voor de betrekkingen met derde landen en internationale organisaties overeenkomstig artikel 29.

Het vermeldt duidelijk de acties die zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar.

5.   De raad van bestuur past het vastgestelde jaarlijkse werkprogramma aan wanneer Cedefop een nieuwe activiteit toegewezen krijgt. De raad van bestuur kan aan de uitvoerend directeur de bevoegdheid delegeren om niet-wezenlijke wijzigingen door te voeren in het jaarlijkse werkprogramma.

Iedere wezenlijke wijziging van het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld overeenkomstig dezelfde procedure als die welke voor het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma geldt.

6.   Deze programmering van de middelen wordt jaarlijks bijgewerkt. De strategische programmering wordt in voorkomend geval geactualiseerd, met name om rekening te houden met de resultaten van de in artikel 27 bedoelde evaluatie.

Wanneer Cedefop een nieuwe activiteit toegewezen krijgt met het oog op de vervulling van de in artikel 2 vermelde taken, wordt daarmee rekening gehouden in zijn programmering van financiële en andere middelen, onverminderd de bevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad (de „begrotingsautoriteit”).

Artikel 7

Voorzitter van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur kiest als volgt een voorzitter en drie vicevoorzitters:

a)

één uit de groep leden die de regeringen van de lidstaten vertegenwoordigt;

b)

één uit de groep leden die de werkgeversorganisaties vertegenwoordigt;

c)

één uit de groep leden die de werknemersorganisaties vertegenwoordigt; en

d)

één uit de groep leden die de Commissie vertegenwoordigt.

De voorzitter en vicevoorzitters worden door de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur gekozen met een tweederdemeerderheid.

2.   De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitters bedraagt één jaar. Hun ambtstermijn kan worden verlengd. Indien hun lidmaatschap van de raad van bestuur tijdens hun ambtstermijn eindigt, loopt hun ambtstermijn op dezelfde datum automatisch af.

Artikel 8

Vergaderingen van de raad van bestuur

1.   De voorzitter roept de vergaderingen van de raad van bestuur bijeen.

2.   De uitvoerend directeur neemt zonder stemrecht deel aan de beraadslagingen.

3.   De raad van bestuur houdt een gewone vergadering per jaar. Daarnaast komt de raad bijeen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van de Commissie of van ten minste één derde van zijn leden.

4.   De raad van bestuur kan eenieder van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen. Vertegenwoordigers van landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (de EER-overeenkomst) kunnen de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemers bijwonen indien de EER-overeenkomst voorziet in hun deelname aan de activiteiten van Cedefop.

5.   Cedefop vervult de secretariaatstaken voor de raad van bestuur.

Artikel 9

Stemprocedure in de raad van bestuur

1.   Onverminderd artikel 5, lid 1, onder b) en c), artikel 7, lid 1, tweede alinea, en artikel 18, lid 7, neemt de raad van bestuur beslissingen met een meerderheid van zijn stemgerechtigde leden.

2.   Elk stemgerechtigd lid heeft één stem. Bij afwezigheid van een stemgerechtigd lid mag zijn plaatsvervanger diens stemrecht uitoefenen.

3.   De voorzitter neemt aan de stemming deel.

4.   De uitvoerend directeur neemt aan de beraadslagingen deel, maar heeft geen stemrecht.

5.   In het reglement van orde van de raad van bestuur wordt de stemprocedure nader uitgewerkt, met name betreffende de gevallen waarin een lid mag handelen namens een ander lid.

AFDELING 2

Uitvoerend comite

Artikel 10

Uitvoerend comité

1.   De raad van bestuur wordt bijgestaan door een uitvoerend comité.

2.   Het uitvoerend comité:

a)

stelt de besluiten op die ter goedkeuring aan de raad van bestuur worden voorgelegd;

b)

zorgt samen met de raad van bestuur voor een passende follow-up van de bevindingen en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne en externe auditverslagen en evaluaties alsmede uit de onderzoeken van OLAF;

c)

adviseert waar nodig de uitvoerend directeur, onverminderd diens verantwoordelijkheden als omschreven in artikel 11, bij de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur om het toezicht op het administratief en begrotingsbeheer te versterken.

3.   Indien dat in dringende gevallen noodzakelijk is, kan het uitvoerend comité namens de raad van bestuur bepaalde voorlopige beslissingen nemen, ook over de opschorting van de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag, overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde voorwaarden, en over begrotingskwesties.

4.   Het uitvoerend comité bestaat uit de voorzitter van de raad van bestuur, de drie vicevoorzitters, de coördinatoren van de drie in artikel 4, lid 6, vermelde groepen en een vertegenwoordiger van de Commissie. Elke in artikel 4, lid 6, vermelde groep mag ten hoogste twee plaatsvervangers aanwijzen om de vergaderingen van het uitvoerend comité bij te wonen indien een door de betrokken groep benoemd lid afwezig is. De voorzitter van de raad van bestuur is ook de voorzitter van het uitvoerend comité. De uitvoerend directeur neemt deel aan de vergaderingen van het uitvoerend comité, maar heeft geen stemrecht.

5.   De ambtstermijn van de leden van het uitvoerend comité bedraagt twee jaar. Die termijn kan worden verlengd. De ambtstermijn van een lid van het uitvoerend comité eindigt op de datum waarop zijn lidmaatschap van de raad van bestuur eindigt.

6.   Het uitvoerend comité komt driemaal per jaar bijeen. Daarnaast komt het uitvoerend comité bijeen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van zijn leden. Na iedere vergadering doen de coördinatoren van de in artikel 4, lid 6, vermelde drie groepen alles wat in hun vermogen ligt om de leden van hun groep tijdig en op transparante wijze op de hoogte te stellen van de inhoud van de discussie.

AFDELING 3

Uitvoerend directeur

Artikel 11

Verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor het beheer van Cedefop overeenkomstig de strategische visie van de raad van bestuur en legt verantwoording af aan de raad van bestuur.

2.   Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie, de raad van bestuur en het uitvoerend comité is de uitvoerend directeur onafhankelijk bij de uitvoering van zijn taken en vraagt of aanvaardt hij geen instructies van een regering of enige andere instantie.

3.   De uitvoerend directeur brengt desgevraagd verslag uit aan het Europees Parlement over de uitvoering van zijn taken. De Raad kan de uitvoerend directeur verzoeken verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn taken.

4.   De uitvoerend directeur treedt op als wettelijke vertegenwoordiger van Cedefop.

5.   De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken die bij deze verordening aan Cedefop zijn toegekend. De uitvoerend directeur is in het bijzonder belast met:

a)

de dagelijkse leiding van Cedefop, onder meer de uitoefening van de hem opgedragen bevoegdheid voor personeel, overeenkomstig artikel 5, lid 2;

b)

de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur;

c)

het nemen van beslissingen op het gebied van het personeelsbeheer overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde beslissing;

d)

het rekening houden met de behoeften in verband met de activiteiten van Cedefop en een gezond begrotingsbeheer, het nemen van beslissingen over de interne structuren van Cedefop, zo nodig met inbegrip van het laten waarnemen van functies die het dagelijks beheer van Cedefop kunnen omvatten;

e)

het opstellen van het programmeringsdocument en het indienen ervan bij de raad van bestuur na raadpleging van de Commissie;

f)

het uitvoeren van het programmeringsdocument en het uitbrengen van verslag over de uitvoering ervan aan de raad van bestuur;

g)

het voorbereiden van het geconsolideerd jaarverslag over de activiteiten van Cedefop en het ter goedkeuring indienen ervan bij de raad van bestuur;

h)

het opzetten van een effectief toezichtsysteem, zodat de in artikel 27 bedoelde regelmatige evaluaties kunnen worden uitgevoerd, en van een rapportagesysteem waarin de resultaten van die evaluaties worden samengevat;

i)

het opstellen van een ontwerp van financiële voorschriften voor Cedefop;

j)

het opstellen van de ontwerpraming van ontvangsten en uitgaven van Cedefop, als onderdeel van het programmeringsdocument van Cedefop, en het uitvoeren van de begroting van Cedefop;

k)

het opstellen van een actieplan voor de follow-up van de conclusies van interne of externe auditverslagen en evaluaties, alsook van onderzoeken van OLAF, en het uitbrengen van verslag over de geboekte vooruitgang, twee keer per jaar aan de Commissie en op regelmatige tijdstippen aan de raad van bestuur en het uitvoerend comité;

l)

het trachten te zorgen voor genderevenwicht binnen Cedefop;

m)

de bescherming van de financiële belangen van de Unie door toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door middel van effectieve controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen; waar nodig legt hij ook doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties op;

n)

het opstellen van een fraudebestrijdingsstrategie voor Cedefop en het ter goedkeuring voorleggen ervan aan de raad van bestuur;

o)

indien nodig samenwerking met andere Europese agentschappen, en het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten met die agentschappen.

6.   Het is ook de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur te beslissen of het voor de efficiënte en effectieve uitvoering van de taken van Cedefop noodzakelijk is een verbindingskantoor in Brussel op te richten om de samenwerking van Cedefop met de betrokken instellingen van de Unie te bevorderen. Die beslissing moet vooraf worden goedgekeurd door de Commissie, de raad van bestuur en de betrokken lidstaat. In die beslissing wordt het toepassingsgebied gespecificeerd van de activiteiten die door dat verbindingskantoor moeten worden uitgevoerd, op zodanige wijze dat onnodige kosten en verdubbeling van administratieve functies van Cedefop worden vermeden.

HOOFDSTUK III

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 12

Begroting

1.   Voor elk begrotingsjaar worden alle ontvangsten en uitgaven voor Cedefop geraamd en vervolgens in de begroting van Cedefop opgenomen. Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar.

2.   De ontvangsten en uitgaven van Cedefop moeten in evenwicht zijn.

3.   Onverminderd andere middelen bestaan de ontvangsten van Cedefop uit:

a)

een in de algemene begroting van de Unie opgenomen bijdrage van de Unie;

b)

vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten;

c)

vergoedingen voor publicaties en andere door Cedefop verrichte diensten;

d)

eventuele bijdragen van derde landen die aan de werkzaamheden van Cedefop deelnemen op grond van artikel 29.

4.   De uitgaven van Cedefop omvatten de bezoldiging van het personeel, uitgaven voor administratie en infrastructuur en werkingskosten.

Artikel 13

Vaststelling van de begroting

1.   Elk jaar stelt de uitvoerend directeur een voorlopige ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van Cedefop voor het volgende begrotingsjaar, waarin de personeelsformatie is opgenomen, en zendt hij deze naar de raad van bestuur.

De voorlopige ontwerpraming stoelt op de doelstellingen en verwachte resultaten van het jaarlijkse programmeringsdocument zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, en houdt rekening met de financiële middelen die nodig zijn voor het verwezenlijken van die doelstellingen en verwachte resultaten, in overeenstemming met het beginsel van resultaatgericht begroten.

2.   Op basis van de voorlopige ontwerpraming stelt de raad van bestuur een ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van Cedefop voor het volgende begrotingsjaar vast en zendt hij deze uiterlijk op 31 januari van elk jaar aan de Commissie toe.

3.   De Commissie zendt de ontwerpraming, samen met het ontwerp van algemene begroting van de Unie, toe aan de begrotingsautoriteit. De ontwerpraming wordt tevens beschikbaar gesteld aan Cedefop.

4.   Op basis van de ontwerpraming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij voor de personeelsformatie nodig acht en de bijdrage ten laste van de algemene begroting, op in het ontwerp van algemene begroting van de Unie, dat zij overeenkomstig de artikelen 313 en 314 het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

5.   De begrotingsautoriteit keurt de kredieten goed voor de bijdrage van de algemene begroting van de Unie aan Cedefop.

6.   De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor Cedefop vast.

7.   De begroting van Cedefop wordt door de raad van bestuur vastgesteld. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie en wordt, indien nodig, dienovereenkomstig aangepast. Wijzigingen van de begroting van Cedefop, met inbegrip van de personeelsformatie, worden volgens dezelfde procedure vastgesteld.

8.   Op bouwprojecten die significante gevolgen kunnen hebben voor de begroting van Cedefop, is Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van toepassing.

Artikel 14

Uitvoering van de begroting

1.   De uitvoerend directeur voert de begroting van Cedefop uit.

2.   De uitvoerend directeur zendt de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures toe.

Artikel 15

Indiening van de rekeningen en kwijting

1.   De rekenplichtige van Cedefop zendt de voorlopige rekeningen voor het begrotingsjaar (jaar N) uiterlijk op 1 maart van het volgende begrotingsjaar (jaar N + 1) aan de rekenplichtige van de Commissie en de Rekenkamer toe.

2.   Cedefop zendt uiterlijk op 31 maart van het jaar N + 1 een verslag over het budgettair en financieel beheer voor het jaar N toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

3.   De rekenplichtige van de Commissie zendt de voorlopige rekeningen van Cedefop voor het jaar N, die met de rekeningen van de Commissie zijn geconsolideerd, uiterlijk op 31 maart van het jaar N + 1 aan de Rekenkamer toe.

4.   Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van Cedefop voor het jaar N krachtens artikel 246 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, maakt de rekenplichtige de definitieve rekeningen van Cedefop voor dat jaar op. De uitvoerend directeur legt deze voor advies voor aan de raad van bestuur.

5.   De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van Cedefop voor jaar N.

6.   De rekenplichtige van Cedefop dient uiterlijk op 1 juli van het jaar N + 1 de definitieve rekeningen voor het jaar N samen met het advies van de raad van bestuur in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

7.   De definitieve rekeningen voor het jaar N worden uiterlijk op 15 november van het jaar N + 1 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

8.   De uitvoerend directeur geeft de Rekenkamer uiterlijk op 30 september van het jaar N + 1 antwoord op de opmerkingen die de Rekenkamer in haar jaarverslag heeft gemaakt. De uitvoerend directeur zendt het antwoord tevens toe aan de raad van bestuur.

9.   De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het jaar N, overeenkomstig artikel 109, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.

10.   Vóór 15 mei van het jaar N + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar N.

Artikel 16

Financiële regels

De financiële regels die van toepassing zijn op Cedefop, worden vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze regels wijken niet af van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 tenzij dit in verband met de werking van Cedefop specifiek vereist is en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.

HOOFDSTUK IV

PERSONEEL

Artikel 17

Algemene bepalingen

1.   Het Statuut, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de voorschriften die in onderling overleg zijn vastgesteld door de instellingen van de Unie ter uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, zijn van toepassing op het personeel van Cedefop.

2.   Overeenkomstig artikel 110 van het Statuut stelt de raad van bestuur passende bepalingen vast voor de uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

Artikel 18

Uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur is een personeelslid en wordt aangeworven als tijdelijk functionaris van Cedefop uit hoofde van artikel 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

2.   De uitvoerend directeur wordt na een open en transparante selectieprocedure door de raad van bestuur benoemd uit een lijst van door de Commissie voorgestelde kandidaten.

De geselecteerde kandidaat wordt verzocht voor het Europees Parlement een verklaring te komen afleggen en vragen van de parlementsleden te beantwoorden. Deze gedachtewisseling mag de benoeming niet onnodig vertragen.

Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de uitvoerend directeur wordt Cedefop vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

3.   De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Vóór het einde van die termijn voert de Commissie een beoordeling uit waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de door de uitvoerend directeur bereikte resultaten en de toekomstige taken en uitdagingen van Cedefop.

4.   Rekening houdend met de in lid 3 bedoelde beoordeling kan de raad van bestuur de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen met ten hoogste vijf jaar.

5.   Indien de ambtstermijn van een uitvoerend directeur is verlengd, mag hij na afloop van de volledige termijn niet deelnemen aan een nieuwe selectieprocedure voor hetzelfde ambt.

6.   De uitvoerend directeur kan uitsluitend uit zijn ambt worden ontheven bij besluit van de raad van bestuur. In zijn besluit houdt de raad van bestuur rekening met de in lid 3 bedoelde beoordeling van de door de uitvoerend directeur bereikte resultaten door de Commissie.

7.   De raad van bestuur neemt besluiten over de benoeming van de uitvoerend directeur, de verlenging van diens ambtstermijn en de ontheffing van de uitvoerend directeur uit zijn functie met een tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden.

Artikel 19

Gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden

1.   Cedefop kan gebruikmaken van gedetacheerde nationale deskundigen of ander personeel dat niet in dienst is van Cedefop.

2.   Bij besluit van de raad van bestuur worden de voorschriften vastgesteld voor de detachering van nationale deskundigen bij Cedefop.

HOOFDSTUK V

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 20

Rechtspositie

1.   Cedefop is een agentschap van de Unie. Het heeft rechtspersoonlijkheid.

2.   Cedefop beschikt in alle lidstaten over de ruimste handelingsbevoegdheid die uit hoofde van het nationaal recht aan rechtspersonen wordt verleend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen en vervreemden en in rechte optreden.

3.   Cedefop heeft zijn zetel in Thessaloniki.

4.   Overeenkomstig artikel 11, lid 6, kan Cedefop een verbindingskantoor in Brussel oprichten om zijn samenwerking met de betrokken instellingen van de Unie te bevorderen.

Artikel 21

Voorrechten en immuniteiten

Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is van toepassing op Cedefop en zijn personeel.

Artikel 22

Talenregeling

1.   De bepalingen van Verordening nr. 1 van de Raad (9) zijn van toepassing op Cedefop.

2.   De voor het functioneren van Cedefop vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau.

Artikel 23

Transparantie en gegevensverwerking

1.   Cedefop verricht zijn werkzaamheden met een hoge mate van transparantie.

2.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (10) is van toepassing op de documenten die in het bezit zijn van Cedefop.

3.   De raad van bestuur stelt binnen zes maanden na de datum van zijn eerste vergadering de gedetailleerde regels ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

4.   Op de verwerking van persoonsgegevens door Cedefop is Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (11) van toepassing. De raad van bestuur stelt binnen zes maanden na de eerste vergadering maatregelen vast voor de toepassing van Verordening (EU) 2018/1725 door Cedefop, onder meer betreffende de benoeming van de functionaris voor gegevensbescherming. Deze maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

Artikel 24

Fraudebestrijding

1.   Om de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten krachtens Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12) te vereenvoudigen, treedt Cedefop uiterlijk op 21 augustus 2019 toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (13) en stelt het op basis van het model in de bijlage bij dat akkoord passende voorschriften vast voor al zijn werknemers.

2.   De Rekenkamer is bevoegd om bij alle subsidieontvangers, contractanten en subcontractanten die van Cedefop Uniemiddelen hebben ontvangen, controles te verrichten, zowel op basis van documenten als door middel van inspecties ter plaatse.

3.   OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (14) onderzoeken verrichten, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of enige andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een subsidieovereenkomst of subsidiebesluit of een door Cedefop gefinancierde overeenkomst.

4.   Onverminderd de leden 1, 2 en 3 omvatten de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van Cedefop bepalingen die de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke controles en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 25

Beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde informatie en gevoelige niet-gerubriceerde informatie

Indien nodig stelt Cedefop beveiligingsvoorschriften vast die gelijkwaardig zijn aan de beveiligingsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI) en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, als vermeld in Besluit (EU, Euratom) 2015/443 en Besluit (EU, Euratom) 2015/444. De beveiligingsvoorschriften van Cedefop hebben onder andere en indien nodig betrekking op bepalingen voor de uitwisseling, verwerking en opslag van dergelijke informatie.

Artikel 26

Aansprakelijkheid

1.   De contractuele aansprakelijkheid van Cedefop wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de betrokken overeenkomst.

2.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie) is bevoegd uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules in door Cedefop gesloten overeenkomsten.

3.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt Cedefop in overeenstemming met de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, alle door zijn diensten of door zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade.

4.   Het Hof van Justitie is bevoegd met betrekking tot de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

5.   De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens Cedefop wordt beheerst door de op hen van toepassing zijnde bepalingen van het Statuut of de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

Artikel 27

Evaluatie

1.   Overeenkomstig artikel 29, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 verricht Cedefop evaluaties vooraf en achteraf van deze programma's en activiteiten die aanzienlijke uitgaven met zich brengen.

2.   Uiterlijk tegen 21 februari 2024 en daarna om de vijf jaar zorgt de Commissie ervoor dat in overeenstemming met de richtsnoeren van de Commissie een evaluatie wordt uitgevoerd om de prestaties van Cedefop te toetsen aan zijn doelstellingen, mandaat en taken. Bij zijn evaluatie raadpleegt de Commissie leden van de raad van bestuur en de andere belangrijke betrokken partijen. Deze evaluatie richt zich in het bijzonder op de vraag of het mandaat van Cedefop moet worden gewijzigd, en op de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen.

3.   De Commissie brengt bij het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur verslag uit van de bevindingen van haar evaluatie. De bevindingen van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

Artikel 28

Administratieve onderzoeken

Overeenkomstig artikel 228 VWEU zijn de activiteiten van Cedefop onderworpen aan onderzoeken door de Europese Ombudsman.

Artikel 29

Samenwerking met derde landen en internationale organisaties

1.   Voor zover noodzakelijk voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening en onverminderd de respectieve bevoegdheden van de lidstaten en de instellingen van de Unie, kan Cedefop samenwerken met de bevoegde autoriteiten van derde landen en met internationale organisaties.

Daartoe mag Cedefop, onder voorbehoud van machtiging door de raad van bestuur en na goedkeuring door de Commissie, werkregelingen treffen met de bevoegde autoriteiten van derde landen en met internationale organisaties. Deze regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Unie en de lidstaten.

2.   Cedefop staat open voor deelname van derde landen die met de Unie overeenkomsten daartoe hebben gesloten.

Krachtens de desbetreffende bepalingen van de in de eerste alinea bedoelde overeenkomsten worden regelingen opgesteld voor met name de aard, de omvang en de werkwijze van de deelname van de betrokken derde landen aan de werkzaamheden van Cedefop, met inbegrip van bepalingen betreffende de deelname aan initiatieven van Cedefop, de financiële bijdragen en het personeel. Wat personeelszaken betreft, voldoen deze regelingen in elk geval aan het Statuut.

3.   De raad van bestuur stelt een strategie op voor de betrekkingen met derde landen en internationale organisaties inzake aangelegenheden waarvoor Cedefop bevoegd is.

Artikel 30

Zetelovereenkomst en voorwaarden voor de werking

1.   De regelingen betreffende de huisvesting van Cedefop in de lidstaat van vestiging en de voorzieningen die deze lidstaat moet treffen, alsmede de bijzondere regels die in de lidstaat van vestiging van toepassing zijn op de uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, de werknemers en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een zetelovereenkomst tussen Cedefop en de lidstaat waar de zetel is gevestigd.

2.   De lidstaat van vestiging biedt de noodzakelijke voorwaarden voor de werking van Cedefop, waaronder meertalig, Europees gericht onderwijs en goede vervoersverbindingen.

HOOFDSTUK VI

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 31

Overgangsbepalingen in verband met de raad van bestuur

De leden van de op grond van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 337/75 opgerichte raad van bestuur blijven in functie en oefenen de functies van de in artikel 5 van deze verordening bedoelde raad van bestuur uit tot de benoeming van de leden van de raad van bestuur en van de onafhankelijke deskundige overeenkomstig artikel 4, lid 1, van deze verordening.

Artikel 32

Overgangsbepalingen in verband met het personeel

1.   De directeur van Cedefop die is benoemd op grond van artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 337/75, vervult voor de resterende duur van zijn ambtstermijn de taken van de uitvoerend directeur als bepaald in artikel 11 van deze verordening. De andere voorwaarden in zijn arbeidsovereenkomst blijven ongewijzigd.

2.   Indien er op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze verordening een selectie- en benoemingsprocedure voor de uitvoerend directeur loopt, is artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 337/75 van toepassing tot die procedure afgelopen is.

3.   Deze verordening heeft geen gevolgen voor de rechten en verplichtingen van personeel dat op grond van Verordening (EEG) nr. 337/75 in dienst is genomen. Hun arbeidsovereenkomsten kunnen krachtens deze verordening worden verlengd overeenkomstig het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

Elk verbindingskantoor dat Cedefop heeft op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze verordening, wordt behouden.

Artikel 33

Overgangsbepalingen inzake de begroting

De kwijtingsprocedure met betrekking tot de begrotingen die zijn goedgekeurd op grond van artikel 11van Verordening (EEG) nr. 337/75, wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 12 bis van die verordening.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 34

Intrekking

Verordening (EEG) nr. 337/75 wordt ingetrokken en alle verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 35

Het van kracht blijven van door de raad van bestuur vastgestelde interne voorschriften

De door de raad van bestuur op grond van Verordening (EEG) nr. 337/75 vastgestelde interne voorschriften blijven van kracht na 20 februari 2019, tenzij de raad van bestuur bij de uitvoering van deze verordening anders bepaalt.

Artikel 36

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 16 januari 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 209 van 30.6.2017, blz. 49.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 december 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 december 2018.

(3)  Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(5)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(6)  Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).

(7)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

(8)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(9)  Verordening nr. 1 van de Raad tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385).

(10)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(11)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(12)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(13)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(14)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).