31.1.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/112


RICHTLIJN (EU) 2019/130 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 januari 2019

tot wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 153, lid 2, onder b), in samenhang met artikel 153, lid 1, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) is gericht op de bescherming van werknemers tegen risico's voor hun gezondheid en veiligheid als gevolg van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk. In die richtlijn wordt in een consistent niveau van bescherming tegen de risico's in verband met carcinogene of mutagene agentia voorzien door middel van een kader van algemene principes om de lidstaten in staat te stellen voor een consistente toepassing van de minimumvoorschriften te zorgen. Bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, vastgesteld op basis van beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens, de economische haalbaarheid, een grondige beoordeling van de sociaal-economische gevolgen en de beschikbaarheid van protocollen en technieken om de blootstelling op de werkplek te meten, zijn belangrijke onderdelen van de algemene regeling voor de bescherming van werknemers die in die richtlijn is vastgesteld. In die context is het essentieel om bij onzekerheid het voorzorgsbeginsel in aanmerking te nemen. De minimumvoorschriften van die richtlijn zijn gericht op de bescherming van werknemers op Unieniveau. De lidstaten kunnen strengere bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling of andere beschermende maatregelen vaststellen.

(2)

Grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling maken deel uit van de risicobeheermaatregelen uit hoofde van Richtlijn 2004/37/EG. De inachtneming van die grenswaarden doet geen afbreuk aan de andere verplichtingen van werkgevers op grond van die richtlijn, met name de vermindering van het gebruik van carcinogene en mutagene agentia op de werkplek, de voorkoming of vermindering van de blootstelling van werknemers aan carcinogene en mutagene agentia en de maatregelen die daartoe moeten worden uitgevoerd. Tot die maatregelen moeten, voor zover dat technisch uitvoerbaar is, de vervanging behoren van het carcinogene of mutagene agens door een stof die, of een mengsel of procedé dat, niet of minder gevaarlijk is voor de gezondheid van werknemers, alsmede het gebruik van een gesloten systeem of andere maatregelen om het niveau van blootstelling van werknemers zo laag mogelijk te houden en daarbij innovatie te bevorderen.

(3)

Voor de meeste carcinogene en mutagene agentia is het wetenschappelijk niet mogelijk niveaus te bepalen waaronder blootstelling geen nadelige gevolgen zou hebben. Hoewel de vaststelling van grenswaarden voor carcinogene of mutagene agentia op de werkplek op grond van deze richtlijn de risico's van blootstelling op het werk voor de gezondheid en veiligheid van werknemers niet wegneemt (restrisico), draagt ze toch bij tot een aanzienlijke vermindering van de risico's van een dergelijke blootstelling in de stapsgewijze en doelstellende benadering op grond van Richtlijn 2004/37/EG. Voor andere carcinogene en mutagene agentia is het wetenschappelijk mogelijk niveaus te bepalen waaronder de blootstelling naar verwachting geen nadelige gevolgen heeft.

(4)

De maximale niveaus van blootstelling van werknemers aan bepaalde carcinogene of mutagene agentia worden uitgedrukt in grenswaarden die op grond van Richtlijn 2004/37/EG niet mogen worden overschreden. Die grenswaarden moeten worden herzien, en er moeten grenswaarden worden vastgesteld voor bijkomende carcinogene en mutagene agentia.

(5)

De bij deze richtlijn vastgestelde grenswaarden moeten indien nodig worden herzien in het licht van de beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens en op bewijzen gebaseerde beste praktijken, technieken en protocollen voor het meten van het blootstellingsniveau op de werkplek. Die informatie moet, indien mogelijk, gegevens over restrisico's voor de gezondheid van werknemers en adviezen van het Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia (Scientific Committee on Occupational Exposure Limits — Scoel) en het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (Advisory Committee on Safety and Health at Work — ACSH) bevatten. Informatie over restrisico's die publiekelijk beschikbaar wordt gesteld op Unieniveau, is waardevol voor het toekomstige werk ter beperking van risico's ten gevolge van beroepsmatige blootstelling aan carcinogene en mutagene agentia, en ook voor toekomstige herzieningen van de in deze richtlijn vastgestelde grenswaarden.

(6)

Uiterlijk in het eerste kwartaal van 2019 dient de Commissie zich, rekening houdend met de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen, te buigen over de vraag of het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/37/EG moet worden uitgebreid tot reprotoxische stoffen. Op basis daarvan dient de Commissie in voorkomend geval met een wetgevingsvoorstel te komen, na raadpleging van de sociale partners.

(7)

Hoewel het voor sommige carcinogene agentia zonder drempelwaarde niet mogelijk is een gezondheidskundige grenswaarde voor blootstelling af te leiden, is het echter mogelijk een grenswaarde voor die carcinogene agentia vast te stellen op basis van de beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens.

(8)

Teneinde het hoogst mogelijke beschermingsniveau tegen sommige carcinogene en mutagene agentia te waarborgen, is het nodig rekening te houden met andere absorptiemogelijkheden, waaronder de mogelijkheid van absorptie via de huid.

(9)

De Commissie wordt bijgestaan door het Scoel, met name bij het evalueren van de recentste beschikbare wetenschappelijke gegevens en bij het voorstellen van op grond van Richtlijn 98/24/EG van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG (4) op Unieniveau vast te stellen grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter bescherming van werknemers tegen chemische risico's. Het ACSH is een tripartiet orgaan dat de Commissie bijstaat bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van activiteiten op het gebied van beroepsmatige gezondheid en veiligheid. Het ACSH stelt met name tripartiete adviezen vast over initiatieven om op Unieniveau grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling vast te stellen op basis van beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens en gegevens over de sociale aspecten en over de economische haalbaarheid van die initiatieven. Verder is gebruikgemaakt van andere, voldoende robuust bevonden wetenschappelijke informatiebronnen uit het publieke domein, met name het Internationaal Agentschap voor kankeronderzoek (International Agency for Research on Cancer — IARC), de Wereldgezondheidsorganisatie en de nationale agentschappen.

(10)

De werkzaamheden van het Scoel en de transparantie daarvan zijn essentieel voor een verantwoord beleidsproces. Bij reorganisatie van de werkzaamheden van het Scoel moeten er speciaal daartoe bestemde middelen voorhanden zijn en moet erop worden toegezien dat specifieke deskundigheid op het gebied van epidemiologie, toxicologie, arbeidsgeneeskunde en arbeidshygiëne niet verloren gaat.

(11)

De wijzigingen van de bijlagen I en III bij Richtlijn 2004/37/EG waarin deze richtlijn voorziet, zijn een verdere stap in een langdurig actualiseringsproces van Richtlijn 2004/37/EG. Als volgende stap van dat proces heeft de Commissie een voorstel ingediend tot instelling van grenswaarden en huidnotaties met betrekking tot vijf bijkomende carcinogene agentia. Voorts heeft de Commissie in haar mededeling van 10 januari 2017 getiteld „Veiliger en gezonder werk voor iedereen — Modernisering van de wetgeving en het beleid van de EU inzake veiligheid en gezondheid op het werk” verklaard dat er nog andere wijzigingen dienen te worden aangebracht in Richtlijn 2004/37/EG. De Commissie dient de bijlagen I en III bij Richtlijn 2004/37/EG continu te actualiseren in overeenstemming met artikel 16 en de gevestigde praktijk, en ze indien nodig aan te passen in het licht van de beschikbare informatie, waaronder gestaag verworven wetenschappelijke en technische gegevens, zoals gegevens over restrisico's. Dat werk moet in voorkomend geval resulteren in voorstellen voor toekomstige herzieningen van de grenswaarden van Richtlijn 2004/37/EG en van deze richtlijn, en in voorstellen voor bijkomende stoffen, mengsels en procedés in bijlage I en bijkomende grenswaarden in bijlage III.

(12)

Het is belangrijk werknemers te beschermen die aan carcinogene of mutagene agentia worden blootgesteld als gevolg van de bereiding, toediening of verwijdering van gevaarlijke geneesmiddelen, met inbegrip van cytostatische of cytotoxische geneesmiddelen, en werkzaamheden die blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia met zich brengen als gevolg van schoonmaak-, vervoers-, wasserij- en afvalverwerkingsactiviteiten met betrekking tot gevaarlijke geneesmiddelen of door gevaarlijke geneesmiddelen verontreinigde materialen, alsook werkzaamheden in de vorm van persoonlijke zorg voor patiënten die met gevaarlijke geneesmiddelen worden behandeld. Als eerste stap heeft de Commissie een specifieke gids inzake preventie en goede praktijken opgesteld, met richtsnoeren om de veiligheids- en gezondheidsrisico's op het werk in de gezondheidszorg, waaronder het risico in verband met blootstelling aan cytostatische of cytotoxische geneesmiddelen, te verminderen. Deze richtsnoeren laten mogelijke verdere wetgevingsvoorstellen of andere initiatieven onverlet.

(13)

Overeenkomstig de aanbevelingen van het Scoel en van het ACSH worden in voorkomend geval grenswaarden voor blootstelling via inademing vastgesteld in verhouding tot een referentieperiode van acht uur als tijdgewogen gemiddelde (grenswaarden voor langdurige blootstelling) en, voor bepaalde carcinogene of mutagene agentia, in verhouding tot een kortere referentieperiode, over het algemeen 15 minuten als tijdgewogen gemiddelde (grenswaarden voor kortstondige blootstelling), om de gevolgen van blootstelling gedurende korte tijd zo veel mogelijk te beperken. Er worden overeenkomstig de aanbevelingen van het Scoel en van het ACSH ook huidnotaties vastgesteld. Verder moet gebruik worden gemaakt van andere, voldoende robuust bevonden wetenschappelijke informatiebronnen uit het publieke domein.

(14)

Het beginsel van preventie op de werkplek moet ook worden bevorderd met betrekking tot de gevolgen van carcinogene en mutagene agentia voor toekomstige generaties, zoals de negatieve effecten op de voortplantingscapaciteit van zowel mannen als vrouwen en de ontwikkeling van de foetus. Hiertoe dienen de lidstaten op dit gebied beste praktijken uit te wisselen.

(15)

Er is voldoende bewijs dat minerale oliën die eerder in interne verbrandingsmotoren zijn gebruikt om de bewegende delen in de motor te smeren en af te koelen, kankerverwekkend zijn. Die gebruikte minerale motoroliën zijn bij procedés gegenereerde stoffen, en worden dan ook niet ingedeeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5). Het Scoel heeft geconstateerd dat er voor die oliën sprake kan zijn van aanzienlijke opname via de huid, heeft geconcludeerd dat beroepsmatige blootstelling plaatsvindt via de huid en heeft de vaststelling van een huidnotatie sterk aanbevolen. Het ACSH is het erover eens geworden dat gebruikte minerale motoroliën moeten worden toegevoegd aan de lijst van carcinogene stoffen, mengsels en procedés in bijlage I bij Richtlijn 2004/37/EG, en dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is. Ter beperking van dermale blootstelling kan een reeks beste praktijken worden toegepast, waaronder het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals handschoenen, en het verwijderen en reinigen van verontreinigde kleding. Het volledig volgen van die praktijken en van nieuwe beste praktijken kan helpen die blootstelling te beperken. Daarom is het wenselijk in bijlage I bij Richtlijn 2004/37/EG werkzaamheden op te nemen waarbij sprake is van blootstelling aan minerale oliën die eerder in interne verbrandingsmotoren zijn gebruikt om de bewegende delen in de motor te smeren en af te koelen, en er in bijlage III bij Richtlijn 2004/37/EG een huidnotatie aan toe te kennen om aan te geven dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is.

(16)

Er is voldoende bewijs dat uitlaatgassen van dieselmotoren als gevolg van de verbranding van dieselbrandstof in motoren met compressieontsteking carcinogeen zijn. Uitlaatgassen van dieselmotoren zijn bij procedés gegenereerde stoffen en worden daarom niet ingedeeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008. Het ACSH is het erover eens geworden dat uitlaatgassen van traditionele dieselmotoren moeten worden toegevoegd aan de lijst van carcinogene stoffen, mengsels en procedés in bijlage I bij Richtlijn 2004/37/EG en heeft verzocht om verder onderzoek naar de wetenschappelijke en technische aspecten van nieuwere motortypes. Uitlaatgassen van dieselmotoren zijn door het IARC ingedeeld als kankerverwekkend voor de mens (IARC-categorie 1), en het IARC heeft verduidelijkt dat de hoeveelheid zwevende deeltjes en chemische stoffen bij nieuwere types dieselmotoren weliswaar lager is, maar dat het nog niet duidelijk is hoe de kwantitatieve en kwalitatieve veranderingen zich vertalen in veranderde gezondheidseffecten. Het IARC heeft tevens verduidelijkt dat het gebruikelijk is om elementair koolstof, dat een aanzienlijk deel van deze emissies uitmaakt, als merkstof voor blootstelling te gebruiken. Daarom, en gezien het aantal werknemers dat wordt blootgesteld, is het wenselijk om werk waarbij sprake is van blootstelling aan uitlaatgassen van dieselmotoren op te nemen in bijlage I bij Richtlijn 2004/37/EG en om in bijlage III bij die richtlijn een grenswaarde voor uitlaatgassen van dieselmotoren, gemeten als elementair koolstof, vast te stellen. De vermeldingen in de bijlagen I en III bij Richtlijn 2004/37/EG moeten uitlaatgassen van alle soorten dieselmotoren omvatten.

(17)

Met betrekking tot uitlaatgassen van dieselmotoren kan een grenswaarde van 0,05 mg/m3, gemeten als elementair koolstof, in sommige sectoren moeilijk haalbaar zijn op korte termijn. Derhalve dient er naast de omzettingsperiode een overgangsperiode van twee jaar te worden ingevoerd, voordat de grenswaarde van toepassing dient te worden. Voor de sectoren ondergrondse mijnbouw en tunnelbouw dient er naast de omzettingsperiode evenwel, een overgangsperiode van vijf jaar te worden ingevoerd, voordat de grenswaarde van toepassing dient te worden.

(18)

Bepaalde mengsels van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's), in het bijzonder die welke benzo[a]pyreen bevatten, voldoen aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1A of 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en zijn bijgevolg carcinogene agentia als gedefinieerd in Richtlijn 2004/37/EG. Blootstelling aan dergelijke mengsels kan optreden tijdens werkzaamheden waarbij onder andere verbranding, zoals uit de uitlaat van verbrandingsmotoren, en verbranding op hoge temperatuur plaatsvinden. Het Scoel heeft voor die mengsels de mogelijkheid van aanzienlijke opname via de huid geconstateerd en het ACSH is het erover eens geworden dat het van belang is een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan mengsels van PAK's vast te stellen en heeft aanbevolen de wetenschappelijke aspecten te evalueren met als doel in de toekomst een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling vast te stellen. Daarom is het wenselijk om er in bijlage III bij Richtlijn 2004/37/EG een huidnotatie aan toe te kennen om aan te geven dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is. Ook moet verder worden onderzocht of het nodig is een grenswaarde voor mengsels van PAK's vast te stellen, teneinde werknemers beter tegen die mengsels te beschermen.

(19)

Trichloorethyleen voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is bijgevolg een carcinogeen agens als gedefinieerd in Richtlijn 2004/37/EG. Het Scoel heeft trichloorethyleen als een genotoxisch carcinogeen agens aangemerkt. Voor trichloorethyleen kunnen op basis van de beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens, grenswaarden worden vastgesteld in verhouding tot een referentieperiode van acht uur (grenswaarde voor langdurige blootstelling) en tot een kortere referentieperiode van 15 minuten als tijdgewogen gemiddelde (grenswaarde voor kortstondige blootstelling). Het Scoel heeft voor dat carcinogeen agens de mogelijkheid van aanzienlijke opname via de huid geconstateerd en het ACSH is het op basis van de beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens, eens geworden over een bruikbare grenswaarde. Daarom is het wenselijk om in bijlage III bij Richtlijn 2004/37/EG voor trichloorethyleen grenswaarden voor langdurige en kortstondige blootstelling vast te stellen en er een huidnotatie aan toe te kennen om aan te geven dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is. In het licht van de evoluerende wetenschappelijke gegevens en de technische vooruitgang moeten de grenswaarden voor die stof regelmatig zeer nauwlettend opnieuw worden bezien.

(20)

4,4′-Methyleendianiline (MDA) voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is bijgevolg een carcinogeen agens als gedefinieerd in Richtlijn 2004/37/EG. Het Scoel heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is een gezondheidskundige grenswaarde voor blootstelling af te leiden voor dat carcinogeen agens zonder drempelwaarde. Voor 4,4′-methyleendianiline kan echter op basis van de beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens, een grenswaarde worden vastgesteld. Het Scoel heeft voor dat carcinogeen agens de mogelijkheid van aanzienlijke opname via de huid geconstateerd en het ACSH is het op basis van de beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens, eens geworden over een bruikbare grenswaarde. Daarom is het wenselijk om in bijlage III bij Richtlijn 2004/37/EG voor 4,4′-methyleendianiline een grenswaarde vast te stellen en er een huidnotatie aan toe te kennen om aan te geven dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is.

(21)

Epichloorhydrine (1-chloor-2,3-epoxypropaan) voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is bijgevolg een carcinogeen agens als gedefinieerd in Richtlijn 2004/37/EG. Het Scoel heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is een gezondheidskundige grenswaarde voor blootstelling af te leiden voor dat carcinogeen zonder drempelwaarde en heeft aanbevolen beroepsmatige blootstelling te vermijden. Het Scoel heeft voor epichloorhydrine de mogelijkheid van aanzienlijke opname via de huid geconstateerd en het ACSH is het op basis van de beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens, eens geworden over een bruikbare grenswaarde. Daarom is het wenselijk om in bijlage III bij Richtlijn 2004/37/EG voor epichloorhydrine een grenswaarde vast te stellen en er een huidnotatie aan toe te kennen om aan te geven dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is.

(22)

Ethyleendibromide (1,2-dibroomethaan, EDB) voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is bijgevolg een carcinogeen agens als gedefinieerd in Richtlijn 2004/37/EG. Het Scoel heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is een gezondheidskundige grenswaarde voor blootstelling af te leiden voor dat carcinogeen zonder drempelwaarde en heeft aanbevolen beroepsmatige blootstelling te voorkomen. Het Scoel heeft voor ethyleendibromide de mogelijkheid van aanzienlijke opname via de huid geconstateerd en het ACSH is het op basis van de beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens, eens geworden over een bruikbare grenswaarde. Daarom is het wenselijk om in bijlage III bij Richtlijn 2004/37/EG voor ethyleendibromide een grenswaarde vast te stellen en er een huidnotatie aan toe te kennen om aan te geven dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is.

(23)

Ethyleendichloride (1,2-dichloorethaan, EDC) voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is bijgevolg een carcinogeen agens als gedefinieerd in Richtlijn 2004/37/EG. Het Scoel heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is een gezondheidskundige grenswaarde voor blootstelling af te leiden voor dat carcinogeen agens zonder drempelwaarde. Voor ethyleendichloride kan echter op basis van de beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens, een grenswaarde worden vastgesteld. Het Scoel heeft voor ethyleendichloride de mogelijkheid van aanzienlijke opname via de huid geconstateerd en het ACSH is het op basis van de beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens, eens geworden over een bruikbare grenswaarde maar heeft daarbij gewezen op het gebrek aan robuuste en geactualiseerde wetenschappelijke gegevens, vooral over de werking van de stof. Daarom is het wenselijk om in bijlage III bij Richtlijn 2004/37/EG voor ethyleendichloride een grenswaarde vast te stellen en er een huidnotatie aan toe te kennen om aan te geven dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is.

(24)

De „overeenkomst over de bescherming van de gezondheid van werknemers door het correct hanteren en gebruiken van kristallijn silica en producten die kristallijn silica bevatten” („Agreement on Workers” Health Protection Through the Good Handling and Use of Crystalline Silica and Products Containing it„), ondertekend door de verenigingen die samen het Europees Netwerk voor silica (NEPSi) vormen, en andere overeenkomsten tussen sociale partners, die — naast de regelgevingsmaatregelen — richtsnoeren en hulpmiddelen bieden ter ondersteuning van de doeltreffende naleving door werkgevers van hun in Richtlijn 2004/37/EG neergelegde verplichtingen, vormen waardevolle instrumenten ter aanvulling van regelgevingsmaatregelen. De Commissie dient de sociale partners, met inachtneming van hun autonomie, aan te moedigen dergelijke overeenkomsten te sluiten. Naleving van deze overeenkomsten mag evenwel niet als vermoeden van overeenstemming met de in Richtlijn 2004/37/EG neergelegde verplichtingen van de werkgevers worden opgevat. Een regelmatig geactualiseerde lijst van dergelijke overeenkomsten moet worden bekendgemaakt op de website van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (EU-OSHA).

(25)

De Commissie heeft het ACSH geraadpleegd en heeft in twee fasen de Europese sociale partners geraadpleegd, overeenkomstig artikel 154 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(26)

Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen vervat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 1,

(27)

De in deze richtlijn vastgestelde grenswaarden zullen worden herzien in het licht van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (6) en van de adviezen van twee comités van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) (het Comité risicobeoordeling (RAC) en het Comité sociaaleconomische analyse (SEAC)), en met name om rekening te houden met de interactie tussen de in het kader van Richtlijn 2004/37/EG vastgestelde grenswaarden en de relaties tussen dosis en respons, informatie over de werkelijke blootstelling en, in voorkomend geval, afgeleide doses zonder effect voor onder die verordening vallende gevaarlijke chemische stoffen, teneinde werknemers doeltreffend te beschermen.

(28)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden en de bescherming van de gezondheid van werknemers tegen de specifieke risico's van blootstelling aan carcinogene en mutagene agentia, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(29)

Aangezien deze richtlijn de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers op het werk betreft, dient zij uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding ervan te worden omgezet.

(30)

Richtlijn 2004/37/EG dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(31)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken (7) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2004/37/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 13 bis

Overeenkomsten tussen de sociale partners

Eventuele overeenkomsten die op het onder deze richtlijn vallende gebied tussen de sociale partners worden gesloten, worden vermeld op de website van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (EU-OSHA). Die lijst wordt regelmatig geactualiseerd.”.

2)

In bijlage I worden de volgende punten toegevoegd:

„7.

Werkzaamheden waarbij sprake is van dermale blootstelling aan minerale oliën die eerder in interne verbrandingsmotoren zijn gebruikt om de bewegende delen in de motor te smeren en af te koelen.

8.

Werkzaamheden waarbij sprake is van blootstelling aan uitlaatgassen van dieselmotoren.”.

3)

Bijlage III wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding ervan aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van die bepalingen. Wanneer de lidstaten die maatregelen vaststellen, wordt in de maatregelen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor dergelijke verwijzingen worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de maatregelen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 16 januari 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 288 van 31.8.2017, blz. 56.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 december 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 december 2018.

(3)  Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50).

(4)  Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (veertiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11).

(5)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(7)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.


BIJLAGE

„BIJLAGE III

GRENSWAARDEN EN ANDERE DAARMEE RECHTSTREEKS VERBAND HOUDENDE BEPALINGEN (ARTIKEL 16)

A.   GRENSWAARDEN VOOR BEROEPSMATIGE BLOOTSSTELLING

Stofnaam

EG-nr. (1)

CAS-nr. (2)

Grenswaarden

Notatie

Overgangsmaatregelen

8 uur (3)

Korte termijn (4)

mg/m3  (5)

ppm (6)

f/ml (7)

mg/m3  (5)

ppm (6)

f/ml (7)

Stof van hardhout

2 (8)

Grenswaarde 3 mg/m3 tot en met 17 januari 2023

Chroom(VI)-verbindingen die carcinogeen zijn in de zin van artikel 2, onder a), i)

(als chroom)

0,005

Grenswaarde 0,010 mg/m3 tot en met 17 januari 2025

Grenswaarde: 0,025 mg/m3 voor lassen of plasmasnijden of soortgelijke processen met rookontwikkeling tot en met 17 januari 2025

Vuurvaste keramische vezels die carcinogeen zijn in de zin van artikel 2, onder a), i), van de richtlijn

0,3

 

Respirabel kristallijn silicastof

0,1 (9)

 

Benzeen

200-753-7

71-43-2

3,25

1

huid (10)

 

Vinylchloride-monomeer

200-831-0

75-01-4

2,6

1

 

Ethyleenoxide

200-849-9

75-21-8

1,8

1

huid (10)

 

1,2-epoxypropaan

200-879-2

75-56-9

2,4

1

 

Trichloorethyleen

201-167-4

79-01-6

54,7

10

164,1

30

huid (10)

 

Acrylamide

201-173-7

79-06-1

0,1

huid (10)

 

2-nitropropaan

201-209-1

79-46-9

18

5

 

O-toluïdine

202-429-0

95-53-4

0,5

0,1

huid (10)

 

4,4′-Methyleendianiline

202-974-4

101-77-9

0,08

huid (10)

 

Epichloorhydrine

203-439-8

106-89-8

1,9

huid (10)

 

Ethyleendibromide

203-444-5

106-93-4

0,8

0,1

huid (10)

 

1,3-butadieen

203-450-8

106-99-0

2,2

1

 

Ethyleendichloride

203-458-1

107-06-2

8,2

2

huid (10)

 

Hydrazine

206-114-9

302-01-2

0,013

0,01

huid (10)

 

Broomethyleen

209-800-6

593-60-2

4,4

1

 

Uitlaatgassen van dieselmotoren

 

 

0,05 (*1)

 

 

 

 

 

 

De grenswaarde is van toepassing met ingang van 21 februari 2023. Voor ondergrondse mijnbouw en tunnelbouw is de grenswaarde van toepassing met ingang van 21 februari 2026.

Mengsels van polycyclische aromatische koolwaterstoffen, in het bijzonder die welke benzo[a]pyreen bevatten en kankerverwekkende stoffen zijn in de zin van deze richtlijn

 

 

 

 

 

 

 

 

huid (10)

 

Minerale oliën die eerder in interne verbrandingsmotoren zijn gebruikt om de bewegende delen in de motor te smeren en af te koelen

 

 

 

 

 

 

 

 

huid (10)

 

B.   ANDERE DAARMEE RECHTSTREEKS VERBAND HOUDENDE BEPALINGEN

P.m.

”.

(1)  Het EG-nummer (d.w.z. het Einecs-, Elincs- of NLP-nummer) is het officiële nummer van de stof in de Europese Unie, als gedefinieerd in punt 1.1.1.2 van deel 1 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008.

(2)  Het CAS-nummer is het registratienummer van de Chemical Abstract Service.

(3)  Gemeten of berekend in verhouding tot een referentieperiode van acht uur als tijdgewogen gemiddelde.

(4)  Grenswaarde voor kortstondige blootstelling. Grenswaarde die niet mag worden overschreden en die geldt, tenzij anders vermeld, voor een periode van 15 minuten.

(5)  

mg/m3 = milligram per kubieke meter lucht bij 20 °C en 101,3 kPa (760 mm kwikdruk).

(6)  

ppm= aantal deeltjes per miljoen naar volume in de lucht (ml/m3).

(7)  

f/ml= vezels per milliliter.

(8)  Inhaleerbare fractie: indien stof van hardhout wordt gemengd met stof van ander hout, is de grenswaarde van toepassing op stof van alle soorten hout in dat mengsel.

(9)  Respirabele fractie.

(10)  Dermale blootstelling kan aanzienlijk bijdragen tot de totale belasting van het lichaam.

(*1)  Gemeten als elementair koolstof.