3.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 297/1 |
AANBEVELING VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2019
over het ontwerp van geïntegreerd nationaal energie – en klimaatplan van België voor de periode 2021-2030
(2019/C 297/01)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EU) 2018/1999 moet elke lidstaat bij de Commissie een ontwerp van geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan indienen met betrekking tot de periode 2021-2030, overeenkomstig artikel 3, lid 1, van die verordening, en bijlage I daarbij. De eerste ontwerpen van geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen moesten uiterlijk op 31 december 2018 worden ingediend. |
(2) |
België heeft op 31 december 2018 een ontwerp van geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan ingediend. De indiening van dit ontwerpplan vormt de basis en een eerste stap van het iteratieve proces tussen de Commissie en de lidstaten met het oog op de voltooiing van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de uitvoering daarvan. |
(3) |
Op grond van Verordening (EU) 2018/1999 moet de Commissie de ontwerpen van geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen beoordelen. De Commissie heeft het Belgische ontwerp van nationaal energie- en klimaatplan uitgebreid beoordeeld, rekening houdend met de relevante elementen van Verordening (EU) 2018/1999. Die beoordeling (2) is samen met onderhavige aanbeveling gepubliceerd. De onderstaande aanbevelingen zijn op die beoordeling gebaseerd. |
(4) |
De aanbevelingen van de Commissie kunnen met name betrekking hebben op i) het ambitieniveau van de doelstellingen, streefcijfers en bijdragen met het oog op de collectieve verwezenlijking van de doelstellingen van de energie-unie en met name de 2030-streefcijfers van de Unie inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, alsook het niveau van interconnectiviteit op elektriciteitsgebied waar de lidstaat naar streeft in 2030; ii) beleidslijnen en maatregelen die verband houden met de doelstellingen op het niveau van de lidstaat en de Unie, en andere beleidslijnen en maatregelen met potentiële grensoverschrijdende gevolgen; iii) eventuele aanvullende beleidslijnen en maatregelen die mogelijk vereist zijn in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen; iv) wisselwerkingen tussen en samenhang van bestaande en geplande beleidslijnen en maatregelen die zijn opgenomen in het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan binnen één dimensie en tussen verschillende dimensies van de energie-unie. |
(5) |
Bij de opstelling van haar aanbevelingen heeft de Commissie er enerzijds rekening mee gehouden dat zij bepaalde gekwantificeerde geplande bijdragen van alle lidstaten bij elkaar moet optellen om de ambitie op Unieniveau te bepalen, en dat zij anderzijds de betrokken lidstaat voldoende tijd moet bieden om terdege rekening te houden met de aanbevelingen van de Commissie voordat die lidstaat de laatste hand legt aan zijn nationale plan. |
(6) |
De aanbevelingen van de Commissie met betrekking tot de ambities van de lidstaten op het gebied van hernieuwbare energie zijn gebaseerd op de formule die is vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1999 en die is gebaseerd op objectieve criteria. |
(7) |
Wat de energie-efficiëntie betreft, zijn de aanbevelingen van de Commissie gebaseerd op de beoordeling van het nationale ambitieniveau dat in het ontwerp van geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan naar voren is gebracht, in vergelijking met de collectieve inspanningen die nodig zijn om de doelstellingen van de Unie te bereiken, rekening houdend met de informatie die eventueel is verstrekt over specifieke nationale omstandigheden. De definitieve nationale bijdragen op het gebied van energie-efficiëntie moeten het kosteneffectieve potentieel voor energiebesparingen weerspiegelen en moeten worden onderbouwd met een robuuste langetermijnrenovatiestrategie en maatregelen tot uitvoering van de verplichting inzake energiebesparingen uit hoofde van artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (3). De lidstaten moeten ook aantonen dat zij naar behoren rekening hebben gehouden met het beginsel “energie-efficiëntie eerst”, met name door uit te leggen hoe energie-efficiëntie bijdraagt tot de kosteneffectieve verwezenlijking van de nationale doelstellingen inzake een concurrerende koolstofarme economie, energievoorzieningszekerheid en de bestrijding van energiearmoede. |
(8) |
Op grond van de governanceverordening moeten de lidstaten een algemeen overzicht geven van de investeringen die nodig zijn om de in het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan vastgestelde doelstellingen, streefcijfers en bijdragen te bereiken, samen met een algemene beoordeling betreffende de bronnen van die investeringen. De nationale energie- en klimaatplannen moeten de transparantie en voorspelbaarheid van nationale beleidslijnen en maatregelen waarborgen, teneinde te zorgen voor investeringszekerheid. |
(9) |
Tegelijkertijd heeft de Commissie in het kader van de cyclus 2018-2019 van het Europees Semester sterk de nadruk gelegd op de investeringsbehoeften van de lidstaten op het gebied van energie en klimaat. Dit komt tot uiting in het landverslag 2019 voor België (4) en in de aanbeveling van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad aan België (5), als onderdeel van het proces van het Europees Semester. De Commissie heeft bij haar beoordeling van de ontwerpen van geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen rekening gehouden met de bevindingen en aanbevelingen van het meest recente Europees Semester. De aanbevelingen van de Commissie zijn complementair met de meest recente landspecifieke aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van het Europees Semester. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen rekening wordt gehouden met de meest recente landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester. |
(10) |
Bovendien is in de governanceverordening bepaald dat elke lidstaat in zijn ontwerp van geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan — dat uiterlijk op 31 december 2019 moet worden ingediend — terdege rekening moet houden met eventuele aanbevelingen van de Commissie en dat, indien de betrokken lidstaat geen gevolg geeft aan een aanbeveling of een aanzienlijk deel daarvan, de lidstaat dit moet motiveren en zijn redenen openbaar moet maken. |
(11) |
Indien van toepassing moeten de gegevens die de lidstaten vermelden in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en latere actualiseringen daarvan dezelfde zijn als de gegevens die zij indienen bij Eurostat of het Europees Milieuagentschap. Voor de berekening van de grondslag voor modellen en prognoses is het cruciaal dat dezelfde bron en, indien beschikbaar, Europese statistieken worden gebruikt. Het gebruik van Europese statistieken maakt het mogelijk de gegevens en de prognoses in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen beter te vergelijken. |
(12) |
Alle elementen van bijlage I bij Verordening (EU) 2018/1999 moeten worden opgenomen in het definitieve geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan. In dit verband moet worden beoordeeld wat de geplande beleidslijnen en maatregelen voor gevolgen hebben op macro-economisch vlak, op de volksgezondheid, het milieu, de werkgelegenheid, het onderwijs, de vaardigheden en op sociaal vlak. Het publiek en andere belanghebbenden moeten worden betrokken bij de voorbereiding van het definitieve geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan. Deze en andere elementen worden in detail beschreven in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie (6). |
(13) |
België heeft een ontwerp van een nationaal energie- en klimaatplan ingediend, vergezeld van een ontwerp van een federaal plan, vier ontwerpen van gewestplannen en een aantal aanvullende bijlagen. Hoewel aanvullende documenten in de bijlage kunnen worden opgenomen, moet het definitieve nationale energie- en klimaatplan alle in de verordening vereiste elementen bevatten, met inbegrip van alle informatie die nodig is voor de beoordeling van de voorgestelde ambitieniveaus en de toereikendheid van het plan om deze te bereiken, met name door middel van een uitgebreid overzicht van beleidslijnen en maatregelen en een bijbehorende effectbeoordeling. Er zijn aanzienlijke inspanningen en politieke bereidheid nodig om tot een beter geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan te komen, dat op zijn beurt een nuttiger instrument zou zijn ter bevordering van de samenwerking tussen de verschillende autoriteiten die verantwoordelijkheid dragen voor de verwezenlijking van de energietransitie. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de onderlinge verbanden tussen de dimensies decarbonisatie en energie-efficiëntie en de andere dimensies, met name door — ter ondersteuning van de verwezenlijking van de ambities op het gebied van decarbonisatie, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie — meer concrete en kwantificeerbare doelstellingen met betrekking tot energiezekerheid, de interne markt en onderzoek, innovatie en concurrentievermogen op te nemen, en door beter toe te lichten hoe rekening is gehouden met het beginsel “energie-efficiëntie eerst”. |
(14) |
Het definitieve geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan zou baat hebben bij een uitgebreid overzicht van het concurrentievermogen, niet alleen van de energie-intensieve industrieën, maar ook van de koolstofarme technologiesector, samen met een concrete analyse van de positie op de wereldmarkt, waarbij de aandacht wordt gevestigd op concurrentievoordelen en potentiële uitdagingen en waarbij wordt gewezen op meetbare doelstellingen voor de toekomst en het beleid en de maatregelen om deze te bereiken, met passende koppelingen naar het ondernemings- en industriebeleid. Het plan zou ook gebaat zijn bij een verdere integratie van het beleid inzake circulaire economie, waarbij nadruk wordt gelegd op de voordelen ervan op het gebied van broeikasgasemissies. |
(15) |
De aanbevelingen van de Commissie voor België zijn gebaseerd op de beoordeling van het ontwerp van geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan van België dat samen met deze aanbeveling wordt gepubliceerd (7), |
BEVEELT BELGIË AAN DE VOLGENDE MAATREGELEN TE NEMEN:
1. |
Aanvullende informatie verstrekken over de beleidslijnen en maatregelen die nodig zijn om de broeikasgasdoelstelling van -35 % in 2030 ten opzichte van 2005 te halen voor sectoren die niet vallen onder de EU-regeling voor de emissiehandel, waaronder de bouw- en vervoersector waar de emissies het meest zullen moeten worden teruggedrongen. Dit kan door nadere informatie te verstrekken over de reikwijdte, het tijdschema en de verwachte effecten van deze beleidslijnen en maatregelen. Specificeren hoe gebruik zou worden gemaakt van de flexibiliteit tussen de verdeling van de inspanningen, het meegerekende landgebruik, de verandering in landgebruik en bosbouw en de sectoren die onder de EU-regeling voor de emissiehandel vallen. |
2. |
Het ambitieniveau voor 2030 aanzienlijk verhogen, tot ten minste 25 %, uitgedrukt als de bijdrage van België aan de doelstelling van de Unie inzake hernieuwbare energie voor 2030, volgens de formule in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1999. Een indicatief traject opnemen in het definitieve geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan dat overeenkomstig dat aandeel alle referentiepunten bereikt overeenkomstig artikel 4, onder a), punt 2), van Verordening (EU) 2018/1999, aangezien het niveau van de inspanningen moet worden verhoogd om dit streefcijfer collectief te bereiken. Gedetailleerde en gekwantificeerde beleidslijnen en maatregelen vermelden die in overeenstemming zijn met de verplichtingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (8) om een tijdige en kosteneffectieve verwezenlijking van deze bijdrage mogelijk te maken. Er verder voor zorgen dat het in bijlage I bij Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) voor België vastgestelde streefcijfer inzake hernieuwbare energie voor 2020 volledig wordt gehaald en vanaf 2021 ongewijzigd wordt gehandhaafd, en uiteenzetten hoe België van plan is een dergelijk basisaandeel te verwezenlijken en te handhaven. De inspanningen op het gebied van verwarming en koeling intensiveren om het in artikel 23 van Richtlijn (EU) 2018/2001 vastgestelde indicatieve streefcijfer te halen en de inspanningen opvoeren om het gebruik en de diversificatie van hernieuwbare energiebronnen in de vervoersector te vergroten. Aanvullende informatie verstrekken over de stimulerende kaders voor de consumptie van zelfgeproduceerde hernieuwbare energie en voor hernieuwbare-energiegemeenschappen overeenkomstig de artikelen 21 en 22 van Richtlijn (EU) 2018/2001, met inbegrip van informatie over de vereenvoudiging van administratieve procedures. |
3. |
De ambitie inzake energie-efficiëntie verhogen door het eindenergieverbruik te verlagen, aangezien het niveau van de inspanningen moet worden opgevoerd om het streefcijfer inzake energie-efficiëntie van de Unie voor 2030 te bereiken. Ter ondersteuning daarvan beleidslijnen en maatregelen vaststellen die tegen 2030 extra energiebesparingen opleveren. De voorgestelde beleidslijnen en maatregelen onderbouwen met een effectbeoordeling en meer gedetailleerde informatie over de schaal en het tijdschema voor de tenuitvoerlegging in de periode 2021-2030. |
4. |
Maatregelen bepalen ter ondersteuning van de energiezekerheidsdoelstellingen wat betreft de diversificatie en de vermindering van de energieafhankelijkheid, met inbegrip van maatregelen die de flexibiliteit waarborgen. Bij de beoordeling van de toereikendheid van hulpbronnen in de elektriciteitssector rekening houden met de regionale context en het daadwerkelijke potentieel van de interconnectoren en van de productiecapaciteit in de buurlanden. |
5. |
De tussen nu en 2030 te verwezenlijken nationale doelstellingen en financieringsdoelstellingen op het gebied van onderzoek, innovatie en concurrentievermogen verduidelijken, met name in verband met de energie-unie, zodat deze gemakkelijk meetbaar zijn en geschikt zijn om de verwezenlijking van de doelstellingen voor de andere dimensies van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan te ondersteunen. Deze doelstellingen onderbouwen met specifieke en adequate beleidslijnen en maatregelen, met inbegrip van beleidslijnen en maatregelen die in samenwerking met andere lidstaten worden ontwikkeld, zoals het Europees strategisch plan voor energietechnologie. |
6. |
De reeds uitstekende regionale samenwerking in het Pentalaterale Energieforum verdiepen, met name op basis van de politieke verklaring van 4 maart 2019, om er specifiek de ontwikkeling en monitoring van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen in op te nemen, met name voor relevante kwesties van grensoverschrijdende samenwerking. |
7. |
Voor een betere kwantificering van de hoofdzakelijk kwalitatieve informatie over investeringsbehoeften zorgen en deze aanvullen met een uitgebreide beoordeling van de totale investeringsbehoeften om de doelstellingen te bereiken. Een algemene beoordeling van de investeringsbronnen geven, met inbegrip van passende financiering op nationaal, regionaal en Unieniveau. |
8. |
Een lijst opstellen van alle energiesubsidies, met inbegrip van met name subsidies voor fossiele brandstoffen, en getroffen maatregelen en plannen om deze uit te faseren. |
9. |
De analyse van de interacties aanvullen met het beleid inzake luchtkwaliteit en emissie in de atmosfeer, ook vanuit kwantitatief oogpunt. |
10. |
Zorgen voor een betere integratie van rechtvaardige en billijke transitieaspecten, met name door dieper in te gaan op de sociale gevolgen en de impact op de werkgelegenheid en de vaardigheden die de geplande doelstellingen met zich meebrengen, en op beleidslijnen en maatregelen, onder meer in koolstofintensieve en industriële regio’s. De aanpak inzake energiearmoede verder uitwerken, onder meer door aanvullende informatie te verstrekken over bestaande en potentiële maatregelen, de plannen ter bestrijding van energiearmoede en de verwachte impact ervan, en tegelijkertijd de analyse zoals voorgeschreven door Verordening (EU) 2018/1999 voltooien. |
Gedaan te Brussel, 18 juni 2019.
Voor de Commissie
Miguel ARIAS CAÑETE
Lid van de Commissie
(1) PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1.
(2) SWD(2019) 211 final.
(3) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van de Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).
(4) SWD(2019) 1000 final.
(5) COM(2019) 501 final van 5 juni 2019.
(6) SWD(2019) 211 final.
(7) SWD(2019) 211 final.
(8) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
(9) Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16).