2.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 115/11


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/684 VAN DE COMMISSIE

van 25 april 2019

betreffende de erkenning van het juridisch, toezichthoudend en handhavingskader van Japan voor derivatentransacties waarop toezicht wordt gehouden door het Japan Financial Services Agency als gelijkwaardig aan de waarderings-, geschillenoplossings- en marginvereisten van artikel 11 van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 13, lid 2,

Na raadpleging van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 13 van Verordening (EU) nr. 648/2012 voorziet in een mechanisme om de consistentie te waarborgen tussen het juridisch, toezichthoudend en handhavingskader van de Unie en dat van derde landen op de gebieden die onder het toepassingsgebied van genoemde verordening vallen. De Commissie is bevoegd gelijkwaardigheidsbesluiten vast te stellen waarbij wordt verklaard dat het juridisch, toezichthoudend en handhavingskader van een derde land gelijkwaardig is aan de in de artikelen 4, 9, 10 en 11 van Verordening (EU) nr. 648/2012 neergelegde vereisten, zodat tegenpartijen die een transactie aangaan die onder het toepassingsgebied van genoemde verordening valt en waarbij ten minste één van de tegenpartijen in het betrokken derde land is gevestigd, geacht worden aan die vereisten te hebben voldaan door te voldoen aan de vereisten die in het rechtskader van dat derde land zijn vastgelegd. Als gevolg van de gelijkwaardigheidsverklaring wordt de toepassing van overlappende of tegenstrijdige regels voorkomen. Voorts draagt de gelijkwaardigheidsverklaring bij tot de verwezenlijking van de overkoepelende doelstelling van Verordening (EU) nr. 648/2012, namelijk het beperken van het systeemrisico en het vergroten van de transparantie van derivatenmarkten door te zorgen voor een internationaal consistente toepassing van de met derde landen overeengekomen en in genoemde verordening vastgelegde beginselen.

(2)

Bij artikel 11, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012, aangevuld met Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013 van de Commissie (2) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 van de Commissie (3), zijn de wettelijke vereisten van de Unie vastgesteld met betrekking tot de tijdige bevestiging van de voorwaarden van een otc-derivatencontract, het comprimeren van portefeuilles en de regelingen voor het laten aansluiten van portefeuilles in geval van niet door een centrale tegenpartij (hierna "CTP" genoemd) geclearde otc-derivatencontracten. In genoemde bepalingen zijn tevens de waarderings- en geschillenoplossingsverplichtingen vastgelegd die op deze contracten van toepassing zijn (hierna "technieken voor de inperking van operationele risico's" genoemd), alsmede de verplichtingen inzake de uitwisseling van zekerheden ("margins") tussen tegenpartijen.

(3)

Opdat een juridisch, toezichthoudend en handhavingskader van een derde land als gelijkwaardig aan het rechtsstelsel van de Unie kan worden beschouwd wat de technieken voor de inperking van operationele risico's en de marginvereisten betreft, moet het concrete resultaat van het toepasselijk juridisch, toezichthoudend en handhavingskader gelijkwaardig zijn aan dat van de Unievereisten neergelegd in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 648/2012 en waarborgen inzake het beroepsgeheim bieden die gelijkwaardig zijn aan de in deze verordening vervatte waarborgen; ook moet het juridisch, toezichthoudend en handhavingskader metterdaad op een billijke en niet-verstorende wijze worden toegepast en gehandhaafd, zodat effectief toezicht en effectieve handhaving in dat derde land zijn gewaarborgd. Het doel van deze gelijkwaardigheidsbeoordeling is derhalve na te gaan of het juridisch, toezichthoudend en handhavingskader van Japan garandeert dat otc-derivatencontracten die niet door een CTP worden gecleard en die door ten minste één in dat derde land gevestigde tegenpartij worden gesloten, de financiële markten in de Unie niet aan een groter risico blootstellen en bijgevolg geen onaanvaardbaar systeemrisico in de Unie opleveren.

(4)

Op 1 september 2013 heeft de Commissie het technisch advies van de Europese autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority, hierna "de ESMA" genoemd) over het juridisch, toezichthoudend en handhavingskader van Japan (4) ontvangen. Daarin is onder meer ingegaan op de technieken voor de inperking van operationele risico's die van toepassing zijn op otc-derivatencontracten die niet door een CTP worden gecleard. In haar technische advies kwam de ESMA tot de bevinding dat er in Japan geen juridisch bindende vereisten bestaan betreffende de tijdige bevestiging van de voorwaarden van een otc-derivatencontract, de regelingen voor het laten aansluiten van portefeuilles, het comprimeren van portefeuilles, de waardering van een portefeuille en de verplichting inzake geschillenoplossing of inzake de uitwisseling van zekerheden tussen tegenpartijen bij otc-derivatencontracten. De ESMA merkte ook op dat de gelijkwaardigheid tussen regelingen voor bilaterale margins toentertijd niet kon worden beoordeeld, aangezien de technische normen ter specificatie van de regels inzake bilaterale margins in de Unie nog niet waren ontwikkeld.

(5)

Bij haar beoordeling heeft de Commissie rekening gehouden met het technische advies van de ESMA en met de ontwikkelingen die zich sindsdien op regelgevingsgebied hebben voorgedaan. Dit besluit is niet alleen gebaseerd op een vergelijkende analyse van de in Japan toepasselijke juridische, toezichthoudende en handhavingsvereisten, maar ook op een beoordeling van het resultaat van die vereisten en van de vraag of deze afdoende zijn om de risico's die uit niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten voortvloeien, op zodanige wijze in te perken dat een resultaat wordt verkregen dat gelijkwaardig wordt geacht aan het resultaat van de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012.

(6)

Het in Japan voor otc-derivatencontracten geldend juridisch, toezichthoudend en handhavingskader is vastgelegd in de Financial Instruments and Exchange Act, No. 25 van 1948 (hierna "de FIEA" genoemd), en van toepassing op Financial Instrument Business Operators (hierna "FIBO's" genoemd) en Registered Financial Institutions (hierna "RFI's" genoemd), die onder toezicht staande banken, coöperaties, verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen en beleggingsfondsen omvatten. Het Financial Services Agency of Japan (hierna "het JFSA" genoemd) heeft uitgebreide bevoegdheden om de FIEA ten uitvoer te leggen en beschikt over de Cabinet Office Ordinance, Supervisory Guidelines en Public Notifications (samen de "otc-derivatenvoorschriften van Japan" genoemd). Het JFSA is bevoegd voor otc-derivaten in de zin van artikel 2, punt 7), van Verordening (EU) nr. 648/2012, met uitzondering van otc-grondstoffenderivaten, die onder de bevoegdheid van het Japanse ministerie van Economie, Handel en Industrie (hierna "het METI" genoemd) en het Japanse ministerie van Landbouw, Bosbouw en Visserij (hierna "het MAFF" genoemd) vallen.

(7)

De technieken voor de inperking van operationele risico's verbonden aan niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten, zoals vastgelegd in de otc-derivatenvoorschriften van Japan, blijven ontoereikend in vergelijking met de verplichtingen neergelegd in artikel 11, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013 wat betreft de tijdige bevestiging van de voorwaarden van een otc-derivatencontract, het comprimeren van portefeuilles en de regelingen voor het laten aansluiten van portefeuilles. Dit besluit dient derhalve enkel betrekking te hebben op het juridisch, toezichthoudend en handhavingskader met betrekking tot de waarderings- en geschillenoplossingsverplichtingen neergelegd in artikel 11, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013, alsmede het juridisch, toezichthoudend en handhavingskader met betrekking tot de marginvereisten van artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251.

(8)

In verband met de vereisten voor de waardering van transacties en voor de oplossing van geschillen welke op niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten van toepassing zijn, zij erop gewezen dat de otc-derivatenvoorschriften van Japan soortgelijke verplichtingen bevatten als die welke in artikel 11, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd. Meer in het bijzonder bevat Section IV-2-4 van de Supervisory Guidelines specifieke geschillenoplossingsvereisten die op niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten van toepassing zijn, en zijn in artikel 123 van de Cabinet Office Ordinance de vereisten vastgelegd voor de uitvoering van dagelijkse waarderingen met het oog op marginuitwisselingen.

(9)

Wat de margins voor niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten betreft, bestaan de juridisch bindende vereisten van Japan uit een op 31 maart 2016 gepubliceerde reeks door het JFSA aangenomen definitieve verordeningen, die op 1 september 2016 in werking zijn getreden. Deze verordeningen omvatten de Cabinet Office Ordinance on Financial Instrument Businesses No. 52 van 6 augustus 2007, met inbegrip van de Supplementary Provisions, de Financial Services Agency Public Notices No. 15, 16 en 17 van 31 maart 2016 en No. 33 van 25 augustus 2017, de herziene Comprehensive Guidelines for Supervision of Major Banks etc., de herziene Comprehensive Guidelines for Supervision of Small- and Medium-Sized and Regional Financial Institutions, de herziene Comprehensive Guidelines for Supervision of Cooperative Banks, de herziene Comprehensive Guidelines for Supervision of Financial Instruments Business Operators etc., de herziene Comprehensive Guidelines for Supervision of Insurance Companies en de herziene Comprehensive Guidelines for Supervision with respect to Trust Companies etc. In de voorschriften die op de onder de bevoegdheid van het METI en het MAFF vallende otc-grondstoffenderivaten van toepassing zijn, is de reeks door het JFSA aangenomen definitieve verordeningen overgenomen (samen "de marginvoorschriften van Japan" genoemd).

(10)

Zoals in de marginvoorschriften van Japan is voorgeschreven, moeten financiële instellingen die gedurende een zekere periode een gemiddelde totale notionele hoofdsom aan otc-derivaten van ten minste 300 miljard JPY aanhouden, krachtens de FIEA dagelijks variatiemarge uitwisselen, terwijl financiële instellingen die onder dat drempelbedrag blijven, "voldoende frequent" variatiemarge moeten uitwisselen. Aangezien Verordening (EU) nr. 648/2012 voorschrijft dat alle tegenpartijen bij een niet door een CTP geclearde otc-derivatentransactie dagelijks variatiemarge moeten uitwisselen, moet de vaststelling van dit besluit derhalve afhankelijk worden gesteld van de dagelijkse uitwisseling van variatiemarge voor transacties met FIBO's en RFI's waarvan de gemiddelde totale notionele hoofdsom aan otc-derivaten gedurende een periode van een jaar, te rekenen vanaf april twee jaar vóór het jaar waarvoor de berekening is vereist (of één jaar indien de berekening in december plaatsvindt), minder dan 300 miljard JPY bedraagt.

(11)

In de marginvoorschriften van Japan is net als in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 bepaald dat alle financiële instellingen die notionele bedragen van niet-geclearde otc-derivaten, niet-geclearde otc-grondstoffenderivaten, fysiek afgewikkelde deviezenforwards en deviezenswaps van een geconsolideerde groep, exclusief intragroeptransacties, voor de maanden maart, april en mei aggregeren een jaar vóór het jaar waarin de berekening 1,1 biljoen JPY overschrijdt, bijzonderheden over de initiële marge moeten uitwisselen. De marginvoorschriften van Japan voorzien tevens in een gecombineerd minimumoverdrachtbedrag van de initiële en de variatiemarge van 70 miljoen JPY, terwijl het in artikel 25 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 vastgelegde drempelbedrag 500 000 EUR beloopt. Gezien het minieme verschil in waarde tussen de in deze valuta's luidende bedragen, moeten die bedragen als gelijkwaardig worden beschouwd.

(12)

De marginvoorschriften van Japan zijn van toepassing op bijna alle otc-derivatencontracten als omschreven in artikel 2, punt 7), van Verordening (EU) nr. 648/2012, met uitzondering van fysiek afgewikkelde deviezenforwards en deviezenswaps, waarvoor in de marginvoorschriften van Japan geen vereisten zijn vastgelegd. Deviezentransacties met uitwisseling van de hoofdsom door middel van cross-currency swaps zijn van initiëlemargevereisten vrijgesteld. Bovendien bevatten de marginvoorschriften van Japan geen specifieke behandeling voor gestructureerde producten, waaronder gedekte obligaties en securitisaties. Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn alleen deviezenswaps en deviezenforwards van de initiëlemargevereisten vrijgesteld en zijn alleen derivaten in verband met gedekte obligaties voor afdekkingsdoeleinden van alle marginvereisten vrijgesteld. Dit besluit dient derhalve alleen van toepassing te zijn op otc-derivatencontracten waarvoor op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012 en op grond van de marginvoorschriften van Japan marginvereisten gelden.

(13)

De vereisten in de marginvoorschriften van Japan voor de berekening van de initiële marge zijn gelijkwaardig aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012. Net als bij de in bijlage IV bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 vastgelegde standaardmethode voor de berekening van de initiële marge is het op grond van de marginvoorschriften van Japan toegestaan een standaardmodel te gebruiken dat gelijkwaardig is aan het in de bovengenoemde bijlage beschreven standaardmodel. Als alternatief kunnen voor de berekening van de initiële marge ook interne modellen of modellen van derden worden gebruikt indien die modellen bepaalde specifieke parameters bevatten, waaronder minimumbetrouwbaarheidsintervallen en marginrisicoperioden en bepaalde historische gegevens, waaronder stressperioden. Tegenpartijen moeten het JFSA, het METI of het MAFF, al naargelang het geval, in kennis stellen van hun voornemen om deze interne modellen of modellen van derden te gebruiken, met vermelding van alle daarbij noodzakelijke aannamen, hypothesen en wijzigingen.

(14)

De vereisten van de marginvoorschriften van Japan inzake in aanmerking komende zekerheden en de wijze waarop deze worden aangehouden en gescheiden, zijn gelijkwaardig aan die van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251. De marginvoorschriften van Japan bevatten tevens een gelijkwaardige lijst van in aanmerking komende zekerheden en schrijven voor dat FIBO's en RFI's een redelijke diversificatie van geïnde zekerheden moeten realiseren, onder meer door het aanvaarden van effecten met een lage liquiditeit te beperken teneinde een concentratie van zekerheden te vermijden. De op de waardering van zekerheden toepasselijke vereisten in de marginvoorschriften van Japan zijn vergelijkbaar met de vereisten van artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251.

(15)

Wat de gelijkwaardigheid van het niveau van bescherming van het beroepsgeheim in Japan betreft, zij erop gewezen dat de informatie waarover het JFSA beschikt, onderworpen is aan de JFSA Information Security Policy en dat de werknemers van het JFSA onderworpen zijn aan de National Public Service Act, die werknemers verbiedt informatie bekend te maken waarvan zij bij de uitoefening van hun taken kennis hebben gekregen. Bijgevolg biedt zowel de National Public Service Act als de JFSA Information Security Policy waarborgen inzake het beroepsgeheim (waaronder de bescherming van zakengeheimen die door bevoegde autoriteiten met derden worden uitgewisseld) die gelijkwaardig zijn aan de in titel VIII van Verordening (EU) nr. 648/2012 vervatte waarborgen. De National Public Service Act en de JFSA Information Security Policy samen mogen derhalve worden geacht een gelijkwaardig niveau van bescherming van het beroepsgeheim te bieden als dat waarin Verordening (EU) nr. 648/2012 voorziet.

(16)

Wat ten slotte de effectieve toepassing en handhaving van het kader op een billijke en niet-verstorende wijze met het oog op de waarborging van een effectief toezicht en een effectieve handhaving in het betrokken derde land betreft, zij opgemerkt dat het JFSA over ruime onderzoeks- en toezichtsbevoegdheden beschikt om te beoordelen of wordt voldaan aan de marginvereisten die van toepassing zijn op otc-derivatencontracten die niet door een CTP worden gecleard. Het JFSA kan een breed scala aan toezichtsmaatregelen nemen om een eventuele inbreuk op de toepasselijke vereisten te voorkomen, zoals een bevel tot verbetering van de bedrijfsvoering op basis van artikel 51 van de FIEA en andere toezichtsmaatregelen op grond van artikel 52 van de FIEA. Deze maatregelen moeten bijgevolg worden geacht te voorzien in de effectieve toepassing van het desbetreffend juridisch, toezichthoudend en handhavingskader uit hoofde van de otc-derivatenvoorschriften van Japan, en dat op een billijke en niet-verstorende wijze, zodat effectief toezicht en effectieve handhaving zijn gewaarborgd.

(17)

Dit besluit is gebaseerd op de op het moment van de vaststelling ervan geldende juridisch bindende voorschriften met betrekking tot otc-derivatencontracten. De Commissie moet, in samenwerking met de ESMA, op regelmatige basis de ontwikkeling en de consistente en effectieve implementatie blijven monitoren van het juridisch, toezichthoudend en handhavingskader voor dergelijke otc-derivatencontracten wat de vereisten inzake tijdige bevestiging en het comprimeren en laten aansluiten van portefeuilles, alsmede de waarderings-, geschillenoplossings- en marginvereisten van toepassing op niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten betreft op basis waarvan dit besluit is genomen. Dit mag geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de Commissie om te allen tijde een specifieke evaluatie uit te voeren indien relevante ontwikkelingen het nodig maken dat de Commissie de in onderhavig besluit vervatte gelijkwaardigheidsverklaring opnieuw beoordeelt. Een dergelijke herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden, waardoor de tegenpartijen automatisch wederom aan alle vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 onderworpen zouden zijn.

(18)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het juridisch, toezichthoudend en handhavingskader van Japan voor waardering en geschillenoplossing dat wordt toegepast op transacties die worden gereguleerd als otc-derivaten door het Financial Services Agency of Japan (hierna "het JFSA" genoemd) of als otc-grondstoffenderivaten door het Japanse ministerie van Economie, Handel en Industrie (hierna "het METI" genoemd) en het Japanse ministerie van Landbouw, Bosbouw en Visserij (hierna "het MAFF" genoemd) en die niet door een CTP worden gecleard, als gelijkwaardig beschouwd aan de overeenkomstige vereisten van artikel 11, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 ingeval ten minste één van de tegenpartijen bij die transacties in Japan is gevestigd en bij het JFSA als een Financial Instrument Business Operator (hierna "FIBO" genoemd) of als een Registered Financial Institution (hierna "RFI" genoemd) is geregistreerd.

Artikel 2

Voor de toepassing van artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het juridisch, toezichthoudend en handhavingskader van Japan voor de uitwisseling van zekerheden dat wordt toegepast op transacties die worden gereguleerd als otc-derivaten door het JFSA of als otc-grondstoffenderivaten door het METI en het MAFF en die niet door een CTP worden gecleard, als gelijkwaardig beschouwd aan de vereisten van artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

ten minste één van de tegenpartijen bij die transacties is in Japan gevestigd en bij het JFSA als een FIBO of een RFI geregistreerd, en de betrokken tegenpartij is aan de marginvoorschriften van Japan onderworpen;

b)

de transacties zijn gewaardeerd tegen marktwaarde en er wordt dagelijks variatiemarge uitgewisseld, waarbij voor de in Japan gevestigde tegenpartijen bij die transacties geldt dat hun gemiddelde totale notionele hoofdsom aan otc-derivaten gedurende een periode van een jaar, te rekenen vanaf april twee jaar vóór het jaar waarvoor de berekening is vereist (of één jaar indien de berekening in december plaatsvindt), minder dan 300 miljard JPY bedraagt.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 april 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende indirecte clearingregelingen, de clearingverplichting, het openbaar register, toegang tot een handelsplatform, niet-financiële tegenpartijen, risico-inperkingstechnieken voor niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten (PB L 52 van 23.2.2013, blz. 11).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 van de Commissie van 4 oktober 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters ten aanzien van technische reguleringsnormen met betrekking tot risicolimiteringstechnieken voor niet door een centrale tegenpartij geclearde otc-derivatencontracten (PB L 340 van 15.12.2016, blz. 9).

(4)  ESMA/2013/BS/1158, Technical advice on third country regulatory equivalence under EMIR — Japan, Final report, European Securities and Markets Authority, 1 september 2013.