21.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/8


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/2034 VAN DE COMMISSIE

van 18 oktober 2018

tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren voor de periode 2019-2021

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.

(2)

Krachtens artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft de Commissie met het oog op de uitvoering van de aanlandingsverplichting de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een initiële termijn van ten hoogste drie jaar, die in totaal met nog eens drie jaar kan worden verlengd, op basis van gezamenlijke aanbevelingen die de lidstaten opstellen in overleg met de betrokken adviesraden.

(3)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2438 van de Commissie (2) is voor de periode 2016-2018 een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren vastgesteld op grond van een gezamenlijk aanbeveling die door België, Spanje, Frankrijk, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk bij de Commissie is ingediend. Die verordening is ingetrokken en vervangen door Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2375 van de Commissie (3).

(4)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2375 is voor de periode 2017-2018 een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren vastgesteld, zoals voorgesteld in een nieuwe, door België, Spanje, Frankrijk, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk bij de Commissie ingediende gezamenlijke aanbeveling. Die verordening is ingetrokken en vervangen door Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/46 van de Commissie (4).

(5)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/46 van de Commissie is voor 2018 een teruggooiplan voor bepaalde demersale en diepzeevisserijen in de noordwestelijke wateren vastgesteld op grond van een door België, Spanje, Frankrijk, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk ingediende gezamenlijke aanbeveling.

(6)

België, Spanje, Frankrijk, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben een rechtstreeks belang bij het visserijbeheer in de noordwestelijke wateren. Na overleg met de adviesraad voor de noordwestelijke wateren en de pelagische adviesraad hebben deze lidstaten op 31 mei 2018 bij de Commissie een nieuwe gezamenlijke aanbeveling ingediend inzake een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren voor de periode 2019-2021. De gezamenlijke aanbeveling is op 30 augustus 2018 gewijzigd.

(7)

De ter zake relevante wetenschappelijke instanties hebben wetenschappelijke bijdragen geleverd, die zijn beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) (5). Op 11 september 2018 zijn de betrokken maatregelen besproken in een vergadering van een deskundigengroep waaraan vertegenwoordigers van 28 lidstaten en de Commissie deelnamen en waarbij het Europees Parlement als waarnemer aanwezig was. Voor sommige bestanden, zoals schol, heeft het WTECV vastgesteld dat de overlevingspercentages van individuele exemplaren mogelijk minder naar behoren gemotiveerd zijn dan bij andere soorten. De Commissie heeft echter de relatieve impact van de desbetreffende vrijstelling op het totale bestand, in plaats van op individuele exemplaren, in overweging genomen en heeft de resultaten hiervan afgewogen tegen de noodzaak om de visserijactiviteiten voort te zetten met het oog op het verzamelen van gegevens waarmee gevolg kan worden gegeven aan de opmerkingen van het WTECV. In gevallen waarin het relatieve aandeel van dode exemplaren in de teruggegooide vangsten vrij laag is, acht de Commissie het een pragmatische en voorzichtige benadering van het visserijbeheer om vrijstellingen toe te staan op tijdelijke basis, in de wetenschap dat anders niet de gegevens kunnen worden vergaard die onontbeerlijk zijn voor een gedegen en onderbouwd beheer van teruggooi in het licht van de volledige inwerkingtreding van de aanlandingsverplichting.

(8)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/46 omvatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen, als bedoeld in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, voor vangsten van langoustines met korven, vallen of kubben in de ICES-deelgebieden 6 en 7, op basis van het wetenschappelijk bewijs voor de overlevingspercentages. Dat bewijs is de voorbije jaren beoordeeld en het WTECV heeft geconcludeerd dat de vrijstelling gerechtvaardigd is (6). In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld de vrijstelling te continueren. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet die vrijstelling dus worden gecontinueerd in het teruggooiplan voor 2019-2021.

(9)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/46 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor tong kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte gevangen met ottertrawls met een maaswijdte van 80-99 mm in ICES-sector 7d binnen zes zeemijl uit de kust en buiten bekende kraamgebieden, op basis van wetenschappelijk bewijs voor de overlevingspercentages van de teruggegooide exemplaren. Dat bewijs is in voorgaande jaren beoordeeld en is door het WTECV toereikend bevonden (7). In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld de vrijstelling te continueren. Het WTECV heeft opgemerkt dat er geen nieuwe informatie over de locatie van kraamgebieden is verstrekt (8). Aangezien er op dit moment geen kraamgebieden zijn geïdentificeerd, kan de vrijstelling in het nieuwe teruggooiplan voor de jaren 2019-2021 worden opgenomen, maar zodra dat wel het geval is, moeten de lidstaten de desbetreffende informatie indienen.

(10)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt een vrijstelling op basis van overlevingskansen voorgesteld voor langoustines gevangen met bodemtrawls met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 100 mm en voor langoustines gevangen met bodemtrawls met een maaswijdte van 70-99 mm in combinatie met selectieve vistuigopties (TR1- en TR2-visserij) in ICES-deelgebied 7. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de overlevingspercentages van langoustines in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal werd ingediend bij het WTECV, dat concludeerde dat het met een Seltra-trawl verrichte overlevingsonderzoek voldoende gegevens opleverde, maar dat het totale effect op de extensieve visserij op langoustines met ander vistuig moeilijk te beoordelen blijft. Het WTECV merkte op dat het teruggooipercentage in deze visserij relatief laag moet zijn als ervan wordt uitgegaan dat voor alle vistuigen een relatief hoog overlevingspercentage geldt. Bijgevolg moet die vrijstelling worden opgenomen in het nieuwe teruggooiplan voor de periode 2019-2021.

(11)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt een vrijstelling op basis van overlevingskansen voorgesteld voor langoustines gevangen in ICES-sector 6a, binnen twaalf zeemijl uit de kust, met ottertrawls met een maaswijdte van 80-110 mm in combinatie met selectieve vistuigopties. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de overlevingspercentages van langoustines in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal is ingediend bij het WTECV, dat concludeerde dat de overlevingsstudie robuust is en op een relatief hoog overlevingspercentage wijst. Bijgevolg moet die vrijstelling worden opgenomen in het nieuwe teruggooiplan voor de periode 2019-2021.

(12)

Voor met om het even welke soorten vistuig in de ICES-deelgebieden 6 en 7 gevangen roggen zijn geen nadere wetenschappelijke gegevens over overlevingspercentages beschikbaar voor alle vlootsegmenten en combinaties die in aanmerking komen voor de vrijstelling. Op een paar uitzonderingen na moeten de overlevingspercentages doorgaans echter als hoog worden beschouwd, maar er is meer gedetailleerde informatie nodig. Om de nodige gegevens te kunnen verzamelen, zijn verdere visserijactiviteiten nodig en derhalve meent de Commissie dat de vrijstelling moet worden verleend, maar dat de lidstaten verplicht moeten worden de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de rechtvaardigingsgronden en de Commissie een evaluatie kan verrichten. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen elk jaar zo snel mogelijk en uiterlijk op 31 mei het volgende in: a) een jaarlijks door het WTECV te evalueren stappenplan om de overlevingskansen te vergroten en om de door het WTECV geconstateerde lacunes in de gegevens op te vullen, b) jaarrapporten over de vorderingen en de eventuele wijzigingen of aanpassingen van de programma's inzake overlevingskansen.

(13)

Bij de bestudering van de overlevingspercentages van roggen werd geconstateerd dat grootoogroggen (Leucoraja naevus) een aanzienlijk lagere overlevingskans hebben dan andere soorten en dat daarover weinig diepgaande wetenschappelijke kennis bestaat. De volledige uitsluiting van deze soort van de vrijstelling zou het echter onmogelijk maken te vissen en door te gaan met een nauwkeurige gegevensverzameling. Daarom is de Commissie van oordeel dat deze vrijstelling slechts voor één jaar moet worden verleend en dat dringend nieuwe studies en maatregelen met het oog op een betere overleving moeten worden ontwikkeld en zo snel mogelijk en uiterlijk op 31 mei 2019 ter beoordeling aan het WTECV moeten worden voorgelegd.

(14)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling worden vrijstellingen op basis van overlevingskansen voorgesteld voor schol gevangen met schakelnetten of ottertrawls in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f en 7g. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de overlevingspercentages voor schol in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal is ingediend bij het WTECV, dat concludeerde dat de overlevingsstudie robuust is en op een betrekkelijk hoog overlevingspercentage wijst. Bijgevolg moet die vrijstelling worden opgenomen in het nieuwe teruggooiplan voor de periode 2019-2021.

(15)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling worden vrijstellingen op basis van overlevingskansen voorgesteld voor schol gevangen in de ICES-sectoren 7a-7k door vaartuigen met een maximaal motorvermogen van 221 kW, een maximale lengte van 24 meter, die vissen met boomkorren binnen twaalf zeemijl uit de kust tijdens trekken van niet meer dan 1:30 uur en door vaartuigen met een maximaal motorvermogen van 221 kW die vissen met boomkorren die zijn uitgerust met een touwschot of een ontsnappingspaneel voor benthos. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de overlevingspercentages voor schol in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal is ingediend bij het WTECV, dat concludeerde dat de wetenschappelijke informatie van goede kwaliteit is. Het WTECV heeft er echter op gewezen dat de gegevens niet alle betrokken lidstaten betreffen en dat de overleving in die visserijen door verscheidene factoren wordt beïnvloed en zeer variabel is. Het WTECV merkte verder op dat het als gevolg van deze variabiliteit niet mogelijk is om op betrouwbare wijze de waarschijnlijke impact van de vrijstelling te beoordelen. In deze omstandigheden moet de vrijstelling tot één jaar worden beperkt om de verzameling van gegevens mogelijk te maken en moeten de lidstaten worden verplicht de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de rechtvaardigingsgronden en de Commissie een evaluatie kan verrichten. Deze vrijstelling mag daarom tot en met 31 december 2019 in het teruggooiplan worden opgenomen en de betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk en uiterlijk op 31 mei 2019 extra proefonderzoek verrichten en informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV.

(16)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt een vrijstelling op basis van overlevingskansen voorgesteld voor de soorten gevangen met korven, vallen en kubben in de noordwestelijke wateren (ICES-deelgebieden 5, 6 en 7). De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de overlevingspercentages voor in die visserijen gevangen soorten aan te tonen. Het bewijsmateriaal is ingediend bij het WTECV, dat concludeerde dat de overlevingskansen van de soorten die worden teruggegooid in de visserij met vallen en korven waarschijnlijk aanzienlijk zijn. Bijgevolg mag die vrijstelling worden opgenomen in het nieuwe teruggooiplan voor de periode 2019-2021.

(17)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/46 bevatte de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen. Het door de lidstaten geleverde bewijsmateriaal is beoordeeld door het WTECV (9), dat concludeerde dat de door de lidstaten ingediende documenten gefundeerde argumenten bevatten voor de stelling dat de selectiviteit moeilijk verder te verbeteren valt en/of de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten onevenredig hoog uitvallen, hetgeen in sommige gevallen met een kwalitatieve beoordeling van de kosten is onderbouwd. In het licht van het bovenstaande en rekening houdend met het feit dat de omstandigheden niet zijn veranderd, is het passend de de-minimisvrijstellingen te continueren, in overeenstemming met de percentages die zijn voorgesteld in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling, voor:

wijting gevangen door vaartuigen die bodemtrawls en zegens met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN, SPR, SX, SV, TBN, TBS, TB, TX), pelagische trawls (OTM, PTM) en boomkorren (BT2) met een maaswijdte van 80-119 mm gebruiken in ICES-sector 7d;

wijting gevangen door vaartuigen die bodemtrawls en zegens met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN, SPR, SX, SV, TBN, TBS, TB, TX), pelagische trawls (OTM, PTM) en boomkorren (BT2) met een maaswijdte van 80-119 mm gebruiken in de ICES-sectoren 7b-c en 7e-k;

tong gevangen door vaartuigen die TBB-tuig met een maaswijdte van 80-119 mm en met een verhoogde selectiviteit gebruiken in de ICES sectoren 7d, 7e, 7f, 7 g en 7h;

tong gevangen door vaartuigen die met schakel- en kieuwnetten op tong vissen in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f en 7 g.

(18)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling worden de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting voorgesteld voor:

schelvis gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm gebruiken in de ICES-sectoren 7b-c en 7e-k;

kabeljauw gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm gebruiken in de ICES-sectoren 7b-c en 7e-k;

horsmakrelen gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren gebruiken in ICES-deelgebied 6 en de ICES-sectoren 7b-7k;

makrelen gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren gebruiken in ICES-deelgebied 6 en de ICES-sectoren 7b-7k.

(19)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal inzake de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor schelvis, kabeljauw, horsmakrelen en makrelen gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren gebruiken, is geëvalueerd door het WTECV, dat concludeerde (10) dat er nadere informatie moet worden verstrekt. Gelet op de noodzaak om de visserijactiviteit en de gegevensvergaring voor te zetten om deze informatie te verstrekken, moeten individuele vrijstellingen voor elke soort tot één jaar worden beperkt en moeten de lidstaten ertoe worden verplicht de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de rechtvaardigingsgronden en de Commissie een evaluatie kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten de extra proefonderzoeken verrichten en de resultaten zo snel mogelijk en uiterlijk op 31 mei 2019 verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Deze vrijstellingen moeten derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2019.

(20)

Met het oog op betrouwbare ramingen van de teruggooiniveaus voor de vaststelling van de totale toegestane vangsten (TAC's) moeten de lidstaten ervoor zorgen, wanneer de de-minimisvrijstelling is gebaseerd op extrapolatie van situaties met weinig beschikbare gegevens en gedeeltelijke vlootinformatie, dat zij nauwkeurige en controleerbare gegevens verstrekken voor de gehele onder deze de-minimisbepaling vallende vloot.

(21)

Overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 kunnen de teruggooiplannen ook technische maatregelen omvatten voor onder de aanlandingsverplichting vallende visserijen of soorten. Om de selectiviteit van het vistuig te vergroten en ongewenste vangsten te verminderen in de Keltische Zee en de Ierse Zee, is het passend een aantal selectieve maatregelen voor de demersale visserij op te nemen. Op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie heeft het WTECV geconcludeerd dat de voorgestelde wijzigingen ter verhoging van de selectiviteit in de noordwestelijke wateren behoren tot de zeer weinige pogingen van regionale groepen om de problemen met ongewenste vangsten te verminderen. De technische maatregelen moeten daarom in het nieuwe teruggooiplan voor de periode 2019-2021 worden opgenomen.

(22)

De in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 15, lid 4, artikel 15, lid 5, onder c), en artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en mogen derhalve in de onderhavige verordening worden opgenomen.

(23)

Krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft de Commissie rekening gehouden met de beoordeling door het WTECV en met het feit dat de lidstaten moeten zorgen voor de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting met ingang van 1 januari 2019. In verscheidene gevallen vergen de vrijstellingen een voortzetting van de visserijactiviteit en van de gegevensvergaring om gevolg te geven aan de opmerkingen van het WTECV. In die gevallen acht de Commissie het een pragmatische en voorzichtige benadering van het visserijbeheer om vrijstellingen toe te staan op tijdelijke basis, in de wetenschap dat anders niet de gegevens kunnen worden vergaard die onontbeerlijk zijn voor een gedegen en onderbouwd beheer van teruggooi in het licht van de volledige inwerkingtreding van de aanlandingsverplichting.

(24)

In het licht van de nieuwe gezamenlijke aanbeveling moet Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/46 worden ingetrokken.

(25)

Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vaartuigen van de Unie en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij moet van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2019,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoering van de aanlandingsverplichting

In de ICES-deelgebieden 5 (met uitzondering van 5a en met inbegrip van enkel de wateren van de Unie van 5b), 6 en 7 is de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde aanlandingsverplichting van toepassing op demersale visserijen overeenkomstig de onderhavige verordening voor de periode 2019-2021.

Artikel 2

Definities

1.   „Vlaams paneel”: het achterste trechtervormige netgedeelte van een boomkor, waarvan de achterkant rechtstreeks is bevestigd aan de kuil. Het bovenste en onderste netgedeelte van het paneel hebben een maaswijdte van ten minste 120 mm gemeten tussen de knopen en het paneel heeft in uitgestrekte toestand een lengte van ten minste 3 m.

2.   „Seltra-paneel”: een selectiviteitsvoorziening die:

a)

bestaat uit een bovenpaneel met een maaswijdte van ten minste 270 mm (ruitvormige mazen) geplaatst in een door vier panelen gevormd gedeelte en zodanig gemonteerd dat de samenvoegingsverhouding bij de naad drie mazen van 90 mm per maas van 270 mm bedraagt, of bestaande uit een bovenpaneel met een maaswijdte van ten minste 140 mm (vierkante mazen);

b)

minstens 3 meter lang is;

c)

is aangebracht op niet meer dan 4 meter van de pooklijn, en

d)

de volledige breedte van de bovenkant van het trawlnet in beslag neemt (d.w.z. van naadlijn tot naadlijn);

3.   „selectiviteitsnetrooster” (Netgrid): een selectiviteitsvoorziening bestaande uit een door vier panelen gevormd gedeelte dat wordt aangebracht in een door twee panelen gevormde trawl met een hoeks geplaatst netpaneel met ruitvormige mazen van ten minste 200 mm, zodat aan de bovenkant van de trawl een ontsnappingsgat ontstaat;

4.   „Cefas-Netgrid”: een Netgrid-selectiviteitsvoorziening ontwikkeld door het centrum voor milieu-, visserij- en aquacultuurwetenschappen (Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science) voor vangsten van Nephrops in de Ierse Zee;

5.   „flipflaptrawl”: een trawl die is uitgerust met een netrooster dat is ontwikkeld om de vangst van kabeljauw, schelvis en wijting in de visserij op langoustines te reduceren;

6.   „touwschot”: een tuigaanpassing op demersale boomkorren om te helpen voorkomen dat stenen en keien de trawl binnenkomen en schade aan zowel het tuig als de vangsten veroorzaken;

7.   „ontsnappingspaneel voor benthos”: een paneel uit netwerk met grotere mazen of vierkante mazen dat is bevestigd in het onderpaneel van een trawl, gewoonlijk een boomkor, om bentisch materiaal en zeebodemafval te lozen voordat het in de kuil terechtkomt;

8.   „beschermingsgebied in de Keltische Zee”: de wateren binnen de ICES-sectoren 7f en 7g en het deel van 7j dat ten noorden van 50° NB en ten oosten van 11° WL ligt.

Artikel 3

Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor langoustines

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor:

a)

langoustines (Nephrops norvegicus) gevangen met korven, vallen of kubben (vistuigcodes (11):FPO en FIX), in de ICES-deelgebieden 6 en 7;

b)

langoustines (Nephrops norvegicus) gevangen met bodemtrawls met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 100 mm in ICES-deelgebied 7;

c)

langoustines (Nephrops norvegicus) gevangen met bodemtrawls met een maaswijdte van 70-99 mm in combinatie met opties voor zeer selectief vistuig, zoals vastgesteld in artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2, van de onderhavige verordening, in ICES-deelgebied 7;

d)

langoustines (Nephrops norvegicus) gevangen met ottertrawls met een maaswijdte van 80-110 mm in combinatie met opties voor zeer selectief vistuig, zoals vastgesteld in artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2, van de onderhavige verordening, in ICES-sector 6a binnen twaalf zeemijl uit de kust.

2.   Bij de teruggooi van langoustines die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden deze langoustines onmiddellijk in hun geheel vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.

Artikel 4

Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor tong

1.   In ICES-sector 7d, binnen zes zeemijl uit de kust maar buiten bekende kraamgebieden, geldt de in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen voor tong (Solea solea) kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte gevangen met ottertrawls (vistuigcodes: OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT, TX) met een maaswijdte in de kuil van 80-99 mm, door vaartuigen:

a)

met een lengte van ten hoogste 10 meter en een motorvermogen van ten hoogste 221 kW, en

b)

die vissen in wateren met een diepte van 30 meter of minder tijdens trekken van niet meer dan 1:30 uur.

2.   Bij de teruggooi van tong die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze tong onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 5

Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor roggen

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor de totale toegestane vangsten van roggen (Rajiformes) gedaan met om het even welk vistuig in de noordwestelijke wateren (ICES-deelgebieden 6 en 7).

2.   Lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk en uiterlijk op 31 mei aanvullende wetenschappelijke informatie ter onderbouwing van de in lid 1 bedoelde vrijstelling in. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie elk jaar vóór 1 augustus.

3.   De in lid 1 vastgestelde vrijstelling geldt tot en met 31 december 2019 voor grootoogroggen. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 31 mei 2019 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van die vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus 2019.

4.   Bij de teruggooi van roggen die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden de roggen onmiddellijk onder het wateroppervlak vrijgelaten.

Artikel 6

Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor schol

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor:

a)

schol (Pleuronectes platessa) gevangen in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f en 7g met schakelnetten;

b)

schol (Pleuronectes platessa) gevangen in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f en 7g met ottertrawls;

c)

schol (Pleuronectes platessa) gevangen in de ICES-sectoren 7a-7k door vaartuigen met een maximaal motorvermogen van meer dan 221 kW, en die boomkorren (BT2) gebruiken die met een touwschot of een ontsnappingspaneel voor benthos zijn uitgerust;

d)

schol (Pleuronectes platessa) gevangen in de ICES-sectoren 7a-7k door boomkorvaartuigen (BT2) met een maximaal motorvermogen van 221 kW of een maximale lengte van 24 meter, die zijn gebouwd om binnen twaalf zeemijl uit de kust te vissen en met trekken van gemiddeld niet meer dan 1:30 uur.

2.   De in lid 1, onder c) en d) bedoelde vrijstellingen zijn voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2019. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 31 mei 2019 aanvullende wetenschappelijke informatie ter onderbouwing van die vrijstellingen in. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt deze informatie vóór 1 augustus 2019.

3.   Bij de teruggooi van schol die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt de schol onmiddellijk onder het wateroppervlak vrijgelaten.

Artikel 7

Vrijstelling op basis van soorten gevangen met korven, vallen en kubben

1.   In de ICES-deelgebieden 5 (met uitzondering van 5a en met inbegrip van enkel de wateren van de Unie van 5b), 6 en 7 geldt de in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen voor soorten gevangen met korven, vallen en kubben.

2.   Bij de teruggooi van vis die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt de vis onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 8

De-minimisvrijstellingen

1.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van die verordening worden teruggegooid:

a)

voor wijting (Merlangius merlangus), tot 6 % in 2019, en tot 5 % in 2020 en 2021, van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die bodemtrawls en zegens met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN, SPR, SX, SV, TBN, TBS, TB, TX), pelagische trawls (OTM, PTM) en boomkorren (BT2) met een maaswijdte van 80-119 mm gebruiken in ICES-sector 7d;

b)

voor wijting (Merlangius merlangus), tot 6 % in 2019, en tot 5 % in 2020 en 2021, van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die bodemtrawls en zegens met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN, SPR, SX, SV, TBN, TBS, TB, TX), pelagische trawls (OTM, PTM) en boomkorren (BT2) met een maaswijdte van 80-119 mm gebruiken in de ICES-sectoren 7b-c en 7e-k;

c)

voor tong (Solea solea), tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die met schakel- en kieuwnetten op tong vissen in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f en 7g;

d)

voor tong (Solea solea), tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die met TBB-tuig met een maaswijdte van 80-119 mm uitgerust met een Vlaams paneel op tong vissen in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f, 7g en 7h;

e)

voor schelvis (Melanogrammus aeglefinus), tot 7 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm gebruiken in de ICES-sectoren 7b-7c en 7e-7k;

f)

voor kabeljauw (Gadus morhua), tot 7 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm gebruiken in de ICES-sectoren 7b-7c en 7e-7k;

g)

voor horsmakrelen (Trachurus spp.), tot 7 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die met bodemtrawls, zegens en boomkorren op deze soort vissen in ICES-deelgebied 6 en de ICES-sectoren 7b-7k;

h)

voor makreel (Scomber scombrus), tot maximaal 7 % in 2019 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die met bodemtrawls, zegens en boomkorren op deze soort vissen in ICES-deelgebied 6 en de ICES-sectoren 7b-7k.

2.   De in lid 1, onder e) tot en met h) vastgestelde de-minimisvrijstellingen zijn van toepassing tot en met 31 december 2019. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 31 mei 2019 aanvullende wetenschappelijke informatie ter onderbouwing van deze vrijstellingen in. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus 2019.

Artikel 9

Specifieke technische maatregelen in het beschermingsgebied in de Keltische Zee

1.   Vissersvaartuigen die in het beschermingsgebied in de Keltische Zee vissen met bodemtrawls of zegens gebruiken vanaf 1 juli 2019 een van de volgende vistuigopties:

a)

een kuil met mazen van 110 mm met een paneel met vierkante mazen van 120 mm (12);

b)

een T90-kuil met een maaswijdte van 100 mm;

c)

een kuil met mazen van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 160 mm.

2.   In afwijking van lid 1 gebruiken vaartuigen die met bodemtrawls of zegens vissen en waarvan de vangsten voor meer dan 5 % uit langoustines bestaan, één van de volgende vistuigopties:

a)

een paneel met vierkante mazen van 300 mm; vaartuigen van minder dan 12 meter lengte over alles mogen een paneel met vierkante mazen van 200 mm gebruiken;

b)

een Seltra-paneel;

c)

een sorteerrooster met een afstand tussen de staven van 35 mm zoals gedefinieerd in bijlage XIV bis bij Verordening (EG) nr. 850/98 (13) of een soortgelijke Netgrid-selectiviteitsvoorziening;

d)

een kuil met mazen van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 100 mm.

3.   In afwijking van lid 1 gebruiken vaartuigen die vissen met bodemtrawls of zegens en waarvan de vangsten die voor meer dan 55 % uit wijting bestaan of waarvan zeeduivel, heek en schartong samen meer dan 55 % uitmaken, één van de volgende vistuigopties:

a)

een kuil met mazen van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 100 mm;

b)

een T90-kuil en -tunnel met een maaswijdte van 90 mm;

c)

een kuil met mazen van 80 mm met een paneel met vierkante mazen van 160 mm;

d)

een kuil met mazen van 80 mm met een 2 meter lange cilinder met vierkante mazen van 100 mm.

4.   In afwijking van lid 1 gebruiken vaartuigen die vissen met bodemtrawls of zegens en waarvan de vangsten voor minder dan 10 % uit kabeljauwachtigen (Gadidae) bestaan in ICES-sector 7f ten oosten van 5 WL een kuil met mazen van 80 mm met een paneel met vierkante mazen van 120 mm.

5.   Selectieve vistuigen of voorzieningen die volgens het WTECV dezelfde of hogere selectiviteitskenmerken hebben voor kabeljauw, schelvis en wijting mogen worden toegevoegd als alternatief voor de bovengenoemde vistuigen of voorzieningen.

Artikel 10

Specifieke technische maatregelen in de Ierse Zee

1.   Met ingang van 1 januari 2019 houden vissersvaartuigen die met bodemtrawls of zegens vissen in ICES-sector 7a (Ierse Zee) zich aan de in de leden 2, 3 en 4 vastgestelde technische maatregelen.

2.   Vaartuigen die met bodemtrawls of zegens met een maaswijdte in de kuil gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm vissen en waarvan de vangsten voor meer dan 5 % uit langoustines bestaan, gebruiken een van de volgende vistuigopties:

a)

een paneel met vierkante mazen van 300 mm; vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter mogen een paneel met vierkante mazen van 200 mm gebruiken;

b)

een Seltra-paneel;

c)

een sorteerrooster met een afstand tussen de staven van 35 mm zoals gedefinieerd in bijlage XIV bis bij Verordening (EG) nr. 850/98;

d)

een Cefas-Netgrid;

e)

een flipflaptrawl.

3.   Vaartuigen die vissen met bodemtrawls of zegens en waarvan de vangsten van schelvis, kabeljauw en roggen samen meer dan 10 % uitmaken, gebruiken één van de volgende vistuigopties:

a)

een kuil met mazen van 120 mm;

b)

een eliminatietrawl met panelen met mazen van 600 mm en een maaswijdte in de kuil van 100 mm.

4.   Vaartuigen die vissen met bodemtrawls of zegens en waarvan de vangsten van schelvis, kabeljauw en roggen samen minder dan 10 % uitmaken, gebruiken een kuil met een maaswijdte van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 100 mm. Deze bepaling is niet van toepassing op vaartuigen waarvan de vangsten voor meer dan 30 % uit langoustines bestaan.

5.   Selectieve vistuigen of voorzieningen die volgens het WTECV dezelfde of hogere selectiviteitskenmerken hebben voor kabeljauw, schelvis en wijting mogen worden toegevoegd als alternatief voor de bovengenoemde vistuigen of voorzieningen.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 oktober 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2438 van de Commissie van 12 oktober 2015 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren (PB L 336 van 23.12.2015, blz. 29).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2375 van de Commissie van 12 oktober 2016 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren (PB L 352 van 23.12.2016, blz. 39).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/46 van de Commissie van 20 oktober 2017 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale en diepzeevisserijen in de noordwestelijke wateren voor 2018 (PB L 7 van 12.1.2018, blz. 13).

(5)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(6)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(7)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(8)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(9)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(10)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(11)  De in de onderhavige verordening gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1). Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 meter wordt in deze tabel gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.

(12)  Panelen met vierkante mazen worden aangebracht overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).

(13)  Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).