30.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 271/10


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1620 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2018

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 460,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie (2) moet worden gewijzigd zodat deze beter bij de internationale normen aansluit en een efficiënter liquiditeitsbeheer door kredietinstellingen in de hand werkt

(2)

Teneinde op afdoende wijze rekening te houden met de activiteiten die buiten de Unie actieve kredietinstellingen verrichten, verdient het aanbeveling ontheffing te verlenen van alle minimumvereisten voor de uitgiftewaarde die gelden voor liquide activa die door een dochteronderneming in een derde land worden aangehouden, zodat deze activa voor consolidatiedoeleinden kunnen worden erkend. Anders zou de moederinstelling op geconsolideerd niveau met een tekort aan liquide activa kunnen worden geconfronteerd omdat het liquiditeitsvereiste waartoe een dochteronderneming in een derde land aanleiding geeft, deel zou uitmaken van het liquiditeitsvereiste op geconsolideerde basis, terwijl de activa die door de betrokken dochteronderneming worden aangehouden om aan haar liquiditeitsvereiste in het betrokken derde land te voldoen, bij het liquiditeitsvereiste op geconsolideerde basis buiten beschouwing zouden worden gelaten. De activa van de dochteronderneming in een derde land mogen echter enkel worden erkend tot het niveau van de netto liquiditeitsuitstromen onder stressomstandigheden die zich voordoen in dezelfde valuta als de valuta waarin de activa zijn uitgedrukt en die aan deze specifieke dochteronderneming toe te schrijven zijn. Zoals voor alle andere activa uit derde landen het geval is, geldt bovendien dat de activa enkel zouden worden erkend als zij uit hoofde van het nationale recht van het betrokken derde land als liquide activa worden aangemerkt.

(3)

Er wordt erkend dat centrale banken liquiditeit in hun eigen valuta kunnen verstrekken en dat de rating van centrale banken minder relevant is voor liquiditeitsdoeleinden dan voor solvabiliteitsdoeleinden. Om die reden en gezien het streven om de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 vervatte voorschriften nauwer bij de internationale norm te doen aansluiten en om een gelijk speelveld voor internationaal actieve kredietinstellingen tot stand te brengen, moeten reserves die door een dochteronderneming of bijkantoor in een derde land van een kredietinstelling uit de Unie worden aangehouden bij de centrale bank van een derde land waarvoor geen kredietbeoordeling van een aangewezen externe kredietbeoordelingsinstelling van kredietkwaliteitscategorie 1 beschikbaar is, in aanmerking komen als liquide activa van niveau 1, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Meer in het bijzonder moeten die reserves in aanmerking komen, op voorwaarde dat de kredietinstelling deze tijdens stressperioden te allen tijde kan opnemen en tevens op voorwaarde dat de voorwaarden voor de opneming ervan zijn vastgelegd in een overeenkomst tussen de toezichthoudende autoriteit van het betrokken derde land en de centrale bank waarbij de reserves worden aangehouden, dan wel in de toepasselijke voorschriften van dat derde land. Deze reserves mogen echter enkel als activa van niveau 1 worden erkend als zij dienen ter dekking van netto liquiditeitsuitstromen onder stressomstandigheden die zich voordoen in dezelfde valuta als de valuta waarin de reserves zijn uitgedrukt.

(4)

Het is raadzaam rekening te houden met Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad (3). Deze verordening bevat criteria om uit te maken of een securitisatie als een eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde (simple, transparent and standardised, „STS”) securitisatie kan worden aangemerkt. Aangezien deze criteria garanderen dat STS-securitisaties van hoge kwaliteit zijn, zouden zij ook moeten worden gehanteerd om te bepalen welke securitisaties als liquide activa van hoge kwaliteit moeten worden meegeteld bij de berekening van het liquiditeitsdekkingsvereiste. Securitisaties dienen derhalve als activa van niveau 2B in de zin van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 in aanmerking te komen als zij zowel aan alle vereisten van Verordening (EU) 2017/2402 voldoen, als aan de reeds in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 gepreciseerde criteria die specifiek op hun liquiditeitskenmerken betrekking hebben.

(5)

De toepassing van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 mag de efficiënte doorwerking van het monetaire beleid in de economie niet doorkruisen. Er mag worden aangenomen dat transacties met de ECB of met de centrale bank van een lidstaat onder ernstige stressomstandigheden zullen worden doorgerold. Bevoegde autoriteiten moeten bijgevolg ontheffing kunnen verlenen van de toepassing van het afwikkelingsmechanisme voor de berekening van de liquiditeitsbuffer in geval van gedekte transacties met de ECB of met de centrale bank van een lidstaat wanneer aan ten minste één zijde van elke transactie van liquide activa van hoge kwaliteit sprake is en de transacties binnen de volgende dertig kalenderdagen vervallen. De bevoegde autoriteiten moeten verplicht zijn de centrale bank die als tegenpartij bij de transactie optreedt en, indien de betrokken centrale bank een centrale bank van het Eurosysteem is, de ECB te raadplegen voordat zij ermee instemmen de ontheffing te verlenen. Daarenboven moet de verlening van de ontheffing afhankelijk worden gesteld van passende veiligheidsmaatregelen om eventuele mogelijkheden voor toezichtarbitrage of ongewenste prikkels voor kredietinstellingen te vermijden. Om de EU-voorschriften ten slotte beter bij de internationale norm van het Bazels Comité voor bankentoezicht (Basel Committee on Banking Supervision, hierna „BCBS” genoemd) te doen aansluiten, moeten voorts de via derivatentransacties ontvangen zekerheden in het afwikkelingsmechanisme buiten beschouwing worden gelaten.

(6)

De behandeling van uitstroom- en instroompercentages voor retrocessieovereenkomsten (repo's), omgekeerde retrocessieovereenkomsten (omgekeerde repo's) en zekerhedenswaps dient voorts volledig te worden gelijkgetrokken met de benadering die wordt gevolgd in de internationale norm voor de liquiditeitsdekkingsratio die door het BCBS is vastgesteld. De berekening van de uitstromen van kasmiddelen moet meer in het bijzonder rechtstreeks worden gekoppeld aan de prolongatiekoers van de transactie (afgestemd op de reductiefactor op de verstrekte zekerheden die op de contante verplichting wordt toegepast, zoals in de BCBS-norm) in plaats van aan de liquiditeitswaarde van de onderliggende zekerheden.

(7)

In het licht van de uiteenlopende interpretaties die zijn ontstaan, is het belangrijk diverse bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 te verduidelijken, en met name die welke betrekking hebben op de naleving van het liquiditeitsdekkingsvereiste; het in aanmerking komen voor de buffer van activa die zijn opgenomen in een pool en die beschikbaar zijn voor het verkrijgen van financiering uit hoofde van door de centrale bank beheerde niet-gecommitteerde kredietlijnen, van icb's en van deposito's en andere financiële middelen in coöperatieve netwerken en institutionele protectiestelsels; de berekening van additionele liquiditeitsuitstromen voor overige producten en diensten; de toekenning van een voorkeursbehandeling aan krediet- en liquiditeitsfaciliteiten binnen de groep; de behandeling van shortposities; en de erkenning van gelden verschuldigd uit hoofde van binnen de volgende dertig kalenderdagen vervallende effecten.

(8)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2, lid 3, wordt punt a) vervangen door:

„a)

activa van derde landen die door een dochteronderneming in een derde land worden aangehouden, kunnen voor consolidatiedoeleinden als liquide activa worden erkend, mits zij krachtens de nationale wetgeving van het betrokken derde land inzake de vaststelling van het liquiditeitsdekkingsvereiste als liquide activa worden aangemerkt en aan één van de volgende voorwaarden voldoen:

i)

de activa voldoen aan alle in titel II van deze verordening vastgestelde voorschriften;

ii)

de activa voldoen niet aan het in titel II van deze verordening vastgelegde specifieke voorschrift met betrekking tot de uitgiftewaarde, maar voldoen aan alle andere in titel II van deze verordening vastgestelde voorschriften.

De op grond van punt ii) voor erkenning in aanmerking komende activa mogen slechts worden erkend ten belope van het bedrag van de netto liquiditeitsuitstromen onder stressomstandigheden die zich voordoen in de specifieke valuta waarin de activa zijn uitgedrukt en die aan dezelfde dochteronderneming in kwestie toe te schrijven zijn.”.

2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de punten 8 en 9 worden geschrapt;

b)

punt 11 wordt vervangen door:

„11.   „stress”: een plotselinge of een ernstige verslechtering van de solvabiliteits- of liquiditeitspositie van een kredietinstelling als gevolg van veranderingen in marktomstandigheden of idiosyncratische factoren waardoor een aanzienlijk risico ontstaat dat de kredietinstelling niet in staat is binnen de volgende dertig kalenderdagen aan haar verplichtingen te voldoen wanneer deze komen te vervallen;”.

3)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   Kredietinstellingen berekenen en controleren hun liquiditeitsdekkingsratio in de rapportagevaluta voor alle posten, ongeacht de valuta waarin deze feitelijk zijn uitgedrukt.

Voorts berekenen en controleren kredietinstellingen hun liquiditeitsdekkingsratio voor bepaalde posten afzonderlijk als volgt:

a)

voor posten waarvoor overeenkomstig artikel 415, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 een afzonderlijke rapportageverplichting in een andere valuta dan de rapportagevaluta geldt, gaan kredietinstellingen over tot de aparte berekening en controle van hun liquiditeitsdekkingsratio in die andere valuta;

b)

voor in de rapportagevaluta luidende posten ingeval het geaggregeerde bedrag van in andere valuta's dan de rapportagevaluta luidende passiva gelijk is aan of groter is dan 5 % van de totale passiva van de kredietinstelling, exclusief toetsingsvermogen en posten buiten de balanstelling, gaan kredietinstellingen over tot de aparte berekening en controle van hun liquiditeitsdekkingsratio in de rapportagevaluta.

Kredietinstellingen rapporteren de liquiditeitsdekkingsratio aan hun bevoegde autoriteit overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie.”;

b)

het volgende lid 6 wordt toegevoegd:

„6.   Kredietinstellingen vermijden dubbeltelling van liquide activa, instromen en uitstromen.”.

4)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De activa zijn een eigendom, recht, aanspraak of belang, gehouden door de kredietinstelling of opgenomen in een pool zoals bedoeld onder a), en zijn vrij van enige bezwaring. Een actief wordt als onbezwaard beschouwd wanneer het niet aan een wettelijke, contractuele, regelgevende of andere beperking onderhevig is die de kredietinstelling belet het actief binnen de volgende dertig kalenderdagen te liquideren, te verkopen, over te dragen, toe te wijzen of anderszins af te stoten door middel van een rechtstreekse verkoop of een retrocessieovereenkomst. De volgende activa worden geacht onbezwaard te zijn:

a)

activa die zijn opgenomen in een pool en die beschikbaar zijn voor onmiddellijk gebruik als zekerheid om aanvullende financiering te verkrijgen uit hoofde van gecommitteerde, maar nog niet gefinancierde kredietlijnen waarover de kredietinstelling kan beschikken, dan wel, indien de pool door een centrale bank wordt beheerd, uit hoofde van niet-gecommitteerde en nog niet gefinancierde kredietlijnen waarover de kredietinstelling kan beschikken. Dit punt omvat de activa die door een kredietinstelling bij de centrale instelling in een coöperatief netwerk of institutioneel protectiestelsel zijn geplaatst. Kredietinstellingen gaan ervan uit dat activa in de pool in volgorde van toenemende liquiditeit bezwaard zijn op basis van de liquiditeitsclassificatie van hoofdstuk 2, te beginnen met activa die niet in aanmerking komen voor opneming in de liquiditeitsbuffer;

b)

activa die de kredietinstelling heeft ontvangen als zekerheid voor kredietrisicolimitering middels omgekeerde retrocessietransacties of effectenfinancieringstransacties en waarover de kredietinstelling kan beschikken.”;

b)

lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

een andere kredietinstelling, tenzij aan ten minste één van de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de uitgevende instelling is een publiekrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder c), of in artikel 11, lid 1, onder a) of b);

ii)

het actief is een gedekte obligatie als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder f), in artikel 11, lid 1, onder c) of d), of in artikel 12, lid 1, onder e);

iii)

het actief behoort tot de categorie als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder e);”;

ii)

punt g) wordt vervangen door:

„g)

een andere entiteit die een of meer van de in bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU vermelde activiteiten als hoofdbedrijf uitoefent. Voor de toepassing van dit artikel worden SSPE's geacht niet onder de in dit punt bedoelde entiteiten te vallen.”;

c)

in lid 7 wordt het volgende punt a bis) ingevoegd:

„a bis)

blootstellingen met betrekking tot centrale overheden, als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder d);”.

5)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1, tweede alinea, onder a), wordt punt ii) vervangen door:

„ii)

blootstellingen met betrekking tot centrale banken, als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder b) en d);”;

b)

in lid 3 wordt punt b) vervangen door:

„b)

de invoering van interne systemen en controles om de liquiditeitsbeheersfunctie daadwerkelijke operationele zeggenschap te geven om de aangehouden liquide activa op elk moment gedurende de stressperiode van dertig kalenderdagen te gelde te maken en om zich toegang te verschaffen tot de voorwaardelijke financiering zonder dat dit direct afbreuk doet aan bestaande zakelijke of risicobeheersstrategieën. Een actief wordt met name niet in de liquiditeitsbuffer opgenomen wanneer de tegeldemaking van het actief zonder vervanging in de stressperiode van dertig kalenderdagen een afdekking verwijdert, hetgeen zou leiden tot een open risicopositie die hoger is dan de interne drempels van de kredietinstelling;”.

6)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1, onder b), wordt punt iii) vervangen door:

„iii)

reserves van de kredietinstelling aangehouden bij een centrale bank als bedoeld in punt i) of ii), op voorwaarde dat de kredietinstelling dergelijke reserves tijdens stressperioden te allen tijde kan opnemen, en dat de voorwaarden voor een dergelijke opneming zijn vastgelegd in een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteit van de kredietinstelling en de centrale bank waarbij de reserves worden aangehouden, dan wel in de toepasselijke voorschriften van het derde land.

Voor de toepassing van dit punt geldt het volgende:

ingeval de reserves door een dochterkredietinstelling worden aangehouden, zijn de voorwaarden voor de opneming ervan vastgelegd in een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat of van het derde land van de dochterkredietinstelling en de centrale bank waarbij de reserves worden aangehouden, dan wel in de toepasselijke voorschriften van het derde land, al naargelang het geval;

ingeval de reserves door een bijkantoor worden aangehouden, zijn de voorwaarden voor de opneming ervan vastgelegd in een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat of van het derde land waar het bijkantoor gelegen is en de centrale bank waarbij de reserves worden aangehouden, dan wel in de toepasselijke voorschriften van het derde land, al naargelang het geval;”;

b)

lid 1, onder d), wordt vervangen door:

„d)

de volgende activa:

i)

activa die vorderingen vertegenwoordigen op of worden gegarandeerd door de centrale overheid of de centrale bank van een derde land waarvoor geen kredietbeoordeling van een aangewezen EKBI van ten minste kredietkwaliteitscategorie 1 beschikbaar is overeenkomstig artikel 114, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

ii)

reserves van de kredietinstelling aangehouden bij een centrale bank als bedoeld in punt i), op voorwaarde dat de kredietinstelling deze reserves tijdens stressperioden te allen tijde kan opnemen, en op voorwaarde dat de voorwaarden voor een dergelijke opneming zijn vastgelegd in ofwel een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land en de centrale bank waarbij de reserves worden aangehouden, ofwel in de toepasselijke voorschriften van dat derde land.

Voor de toepassing van punt ii) geldt het volgende:

ingeval de reserves door een dochterkredietinstelling worden aangehouden, zijn de voorwaarden voor de opneming ervan vastgelegd in ofwel een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteit van het derde land van de dochterkredietinstelling en de centrale bank waarbij de reserves worden aangehouden, dan wel in de toepasselijke voorschriften van het derde land;

ingeval de reserves door een bijkantoor worden aangehouden, zijn de voorwaarden voor de opneming ervan vastgelegd in een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteit van het derde land waar het bijkantoor gelegen is en de centrale bank waarbij de reserves worden aangehouden, dan wel in de toepasselijke voorschriften van het derde land.

Het totaalbedrag van de onder de eerste alinea, punten i) en ii), vallende en in een gegeven valuta uitgedrukte activa die de kredietinstelling als activa van niveau 1 mag erkennen, mag niet groter zijn dan het bedrag van haar netto liquiditeitsuitstromen onder stressomstandigheden in dezelfde valuta.

Bovendien geldt dat wanneer de onder de eerste alinea, punten i) en ii), vallende activa geheel of gedeeltelijk zijn uitgedrukt in een valuta die niet de nationale valuta van het derde land in kwestie is, de kredietinstelling deze activa uitsluitend als activa van niveau 1 mag erkennen ten belope van het bedrag dat gelijk is aan het bedrag van haar netto liquiditeitsuitstromen onder stressomstandigheden in deze vreemde valuta dat overeenstemt met haar activiteiten in het rechtsgebied waarin het liquiditeitsrisico wordt aangegaan;”;

c)

in lid 1, onder f), wordt punt ii) vervangen door:

„ii)

de blootstellingen met betrekking tot instellingen in de cover pool voldoen aan de voorwaarden van artikel 129, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 of, ingeval de bevoegde autoriteit de in artikel 129, lid 1, laatste alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vermelde gedeeltelijke ontheffing heeft verleend, de voorwaarden van genoemde bepaling;”;

d)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Op de marktwaarde van gedekte obligaties van uiterst hoge kwaliteit als bedoeld in lid 1, onder f), wordt een reductiefactor van ten minste 7 % toegepast. Behoudens het bepaalde in artikel 15, lid 2, onder b) en c), met betrekking tot aandelen en rechten van deelneming in icb's hoeft geen reductiefactor te worden toegepast op de waarde van de overige activa van niveau 1.”.

7)

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1, onder c), wordt punt ii) vervangen door:

„ii)

de blootstellingen met betrekking tot instellingen in de cover pool voldoen aan de voorwaarden van artikel 129, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 of, ingeval de bevoegde autoriteit de in artikel 129, lid 1, laatste alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vermelde gedeeltelijke ontheffing heeft verleend, de voorwaarden van genoemde bepaling;”;

b)

in lid 1, onder d), wordt punt iv) vervangen door:

„iv)

de blootstellingen met betrekking tot instellingen in de cover pool voldoen aan de voorwaarden van artikel 129, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 of, ingeval de bevoegde autoriteit de in artikel 129, lid 1, laatste alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vermelde gedeeltelijke ontheffing heeft verleend, de voorwaarden van genoemde bepaling;”.

8)

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Blootstellingen in de vorm van door activa gedekte effecten als bedoeld in artikel 12, lid 1, onder a), worden aangemerkt als securitisaties van niveau 2B wanneer de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad (*1) is het toegestaan voor een securitisatie gebruik te maken en wordt er daarvoor ook gebruikgemaakt van de benaming „STS” (simple, transparent and standardised) of „eenvoudig, transparant en gestandaardiseerd”, dan wel van een benaming die direct of indirect naar deze bewoordingen verwijst;

b)

er is voldaan aan de criteria van lid 2 en van de leden 10 tot en met 13 van dit artikel.

(*1)  Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35).”;"

b)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de punten a) en b) worden vervangen door:

„a)

aan deze positie is door een aangewezen EKBI overeenkomstig artikel 264 van Verordening (EU) nr. 575/2013 een kredietbeoordeling van kredietkwaliteitscategorie 1 toegekend, dan wel een gelijkwaardige kredietkwaliteitscategorie in geval van een kredietbeoordeling voor de korte termijn;

b)

de positie bevindt zich in de tranche of tranches van de hoogste rang van de securitisatie en bezit tijdens de looptijd van de transactie altijd de hoogste rangorde. Voor de toepassing hiervan wordt een tranche geacht van de hoogste rang te zijn indien na de betekening van een sommatie tot nakoming en in voorkomend geval een sommatie tot vervroegde betaling de tranche ten opzichte van andere tranches van dezelfde securitisatietransactie of -regeling niet wordt achtergesteld ten aanzien van de ontvangst van betaling van hoofdsom en rente, zonder rekening te houden met bedragen die verschuldigd zijn krachtens rente- of valutaderivatencontracten, vergoedingen of andere soortgelijke betalingen overeenkomstig artikel 242, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013;”;

ii)

de punten c) tot en met f) en de punten h) tot en met k) worden geschrapt;

iii)

punt g) wordt als volgt gewijzigd:

a)

de aanhef wordt vervangen door:

„de securitisatiepositie wordt gedekt door een pool van onderliggende blootstellingen, die ofwel alle tot slechts één van de volgende subcategorieën behoren, ofwel een combinatie vormen van woonkredieten als bedoeld in punt i) en woonkredieten als bedoeld in punt ii):”;

b)

punt iv) wordt vervangen door:

„iv)

autoleningen en -leases aan kredietnemers of lessees die gevestigd of woonachtig zijn in een lidstaat. Voor de toepassing van dit punt omvatten autoleningen en -leases leningen of leases ter financiering van motorvoertuigen of aanhangwagens als omschreven in artikel 3, punten 11 en 12, van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (*2), landbouw- of bosbouwtrekkers als bedoeld in Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*3), motorfietsen op twee wielen of gemotoriseerde driewielers als bedoeld in Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*4), of rupsvoertuigen als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder c), van Richtlijn 2007/46/EG. Dergelijke leningen of leases kunnen accessoire verzekeringsproducten en diensten of aanvullende voertuigonderdelen en, bij leases, de restwaarde van leasevoertuigen omvatten. Alle leningen en leases in de pool zijn gedekt door een bezwaring of zekerheidsstelling van eerste rang van het voertuig of een passende waarborg ten gunste van de SSPE, zoals een clausule van voorbehoud van eigendomsrecht;

(*2)  Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1)."

(*3)  Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1)."

(*4)  Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 52).”;"

c)

de leden 3 tot en met 9 worden geschrapt.

9)

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 3 wordt punt b) vervangen door:

„b)

indien de kredietinstelling niet op de hoogte is van de onderliggende blootstellingen van de icb, neemt zij, ten behoeve van de bepaling van het niveau van liquiditeit van de onderliggende activa en ten behoeve van de toekenning van de passende reductiefactor aan deze activa, aan dat de icb, tot de op basis van haar mandaat toegestane maximumgrens, in dezelfde stijgende volgorde in liquide activa belegt als de liquide activa gerangschikt zijn voor de toepassing van lid 2, beginnend met de in lid 2, onder h), bedoelde activa, totdat de maximale totale beleggingsgrens is bereikt.”;

b)

in lid 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De juistheid van de berekeningen die de effectenbewaarinstelling of de beheermaatschappij van de icb bij de bepaling van de marktwaarde en van de reductiefactoren voor aandelen of rechten van deelneming in icb's heeft verricht, wordt ten minste jaarlijks bevestigd door een externe auditor.”.

10)

Artikel 16 wordt vervangen door:

„Artikel 16

Deposito's en andere financiële middelen in coöperatieve netwerken en institutionele protectiestelsels

1.   Wanneer een kredietinstelling deel uitmaakt van een institutioneel protectiestelsel van het type als bedoeld in artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013, een netwerk dat in aanmerking komt voor de ontheffing als bedoeld in artikel 10 van genoemde verordening of een coöperatief netwerk in een lidstaat, mogen de zichtdeposito's die de kredietinstelling bij de centrale instelling aanhoudt, als liquide activa worden behandeld, tenzij de centrale instelling die de deposito's ontvangt, deze als operationele deposito's behandelt. Indien de deposito's als liquide activa worden behandeld, worden zij overeenkomstig één van de volgende bepalingen behandeld:

a)

wanneer de centrale instelling uit hoofde van de nationale wetgeving of de juridisch bindende documenten inzake het stelsel of het netwerk verplicht is de deposito's aan te houden of te beleggen in liquide activa van een bepaald niveau of een bepaalde categorie, worden de deposito's overeenkomstig deze verordening behandeld als liquide activa van hetzelfde niveau of dezelfde categorie;

b)

wanneer de centrale instelling niet verplicht is de deposito's aan te houden of te beleggen in liquide activa van een bepaald niveau of een bepaalde categorie, worden de deposito's overeenkomstig deze verordening behandeld als activa van niveau 2B en wordt op het uitstaande bedrag hiervan een reductiefactor van ten minste 25 % toegepast.

2.   Wanneer de kredietinstelling uit hoofde van de wetgeving van een lidstaat of de wettelijk bindende documenten betreffende een van de netwerken of stelsels als bedoeld in lid 1 binnen dertig kalenderdagen toegang heeft tot niet-opgenomen liquiditeitsfinanciering door de centrale instelling of een andere instelling binnen hetzelfde netwerk of stelsel, wordt een dergelijke financiering behandeld als een actief van niveau 2B, voor zover deze niet door liquide activa wordt gedekt en niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 34 wordt behandeld. Een reductiefactor van ten minste 25 % wordt toegepast op de onbenutte gecommitteerde hoofdsom van de liquiditeitsfinanciering.”.

11)

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De voorschriften van lid 1 worden toegepast na correctie voor de gevolgen voor de voorraad liquide activa van gewaarborgde financiering, gedekte leningstransacties of zekerhedenswaptransacties waarbij aan ten minste één zijde van de transactie liquide activa worden gebruikt, wanneer deze transacties een looptijd van minder dan dertig kalenderdagen hebben, na aftrek van toepasselijke reductiefactoren en op voorwaarde dat de kredietinstelling de operationele voorschriften van artikel 8 naleeft.”;

b)

het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

„4.   Per geval kan de bevoegde autoriteit geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de toepassing van de leden 2 en 3 met betrekking tot één of meer gewaarborgde financieringstransacties, gedekte leningstransacties of zekerhedenswaptransacties waarbij aan ten minste één zijde van de transactie liquide activa worden gebruikt en die binnen dertig kalenderdagen vervallen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegenpartij bij de transactie of transacties is de ECB of de centrale bank van een lidstaat;

b)

er is sprake van uitzonderlijke omstandigheden die een systeemrisico inhouden voor de banksector van één of meer lidstaten;

c)

de bevoegde autoriteit heeft de centrale bank die als tegenpartij bij de transactie of transacties optreedt en, indien de betrokken centrale bank een centrale bank van het Eurosysteem is, ook de ECB geraadpleegd voordat zij ermee instemt de ontheffing te verlenen.”;

c)

het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

„5.   Uiterlijk op 19 november 2020 brengt de EBA aan de Commissie verslag uit over de technische geschiktheid van het in de leden 2, 3 en 4 beschreven afwikkelingsmechanisme en over de vraag of dit mechanisme een schadelijk effect zou kunnen hebben op de bedrijfsactiviteiten en het risicoprofiel van in de Unie gevestigde kredietinstellingen, op de stabiliteit en de ordelijke werking van de financiële markten, op de economie of op de doorwerking van het monetaire beleid in de economie. In dit verslag wordt beoordeeld of het opportuun is het in de leden 2, 3 en 4 beschreven afwikkelingsmechanisme te wijzigen; ingeval de EBA tot de bevinding komt dat het afwikkelingsmechanisme in zijn huidige vorm technisch niet geschikt is, dan wel een schadelijk effect heeft, beveelt zij alternatieve oplossingen aan en beoordeelt zij het effect ervan.

Bij de opstelling van toekomstige gedelegeerde handelingen op grond van de bevoegdheid die haar bij artikel 460 van Verordening (EU) nr. 575/2013 is verleend, houdt de Commissie rekening met het in de voorgaande alinea bedoelde EBA-verslag.”.

12)

Artikel 21 wordt vervangen door:

„Artikel 21

Verrekening van derivatentransacties

1.   Kredietinstellingen berekenen de liquiditeitsuitstromen en -instromen die gedurende een periode van dertig kalenderdagen voor de in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 575/2013 vermelde contracten en voor kredietderivaten worden verwacht op nettobasis voor alle tegenpartijen, mits hiervoor bilaterale verrekeningsovereenkomsten bestaan die aan de voorwaarden van artikel 295 van genoemde verordening voldoen.

2.   In afwijking van lid 1 berekenen kredietinstellingen uit- en instromen van kasmiddelen ten gevolge van derivatentransacties in vreemde valuta's waarbij tegelijkertijd (of binnen dezelfde dag) een volledige uitwisseling van hoofdsommen plaatsvindt, op nettobasis, ook al vallen deze transacties niet onder een bilaterale verrekeningsovereenkomst.

3.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder nettobasis verstaan exclusief binnen de volgende dertig kalenderdagen te verschaffen of te ontvangen zekerheden. Indien er echter wel sprake is van binnen de volgende dertig kalenderdagen te verschaffen of te ontvangen zekerheden, wordt onder nettobasis verstaan exclusief deze zekerheden, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

als de zekerheden worden ontvangen, mogen deze overeenkomstig titel II van deze verordening als liquide activa worden aangemerkt;

b)

de kredietinstelling is wettelijk gerechtigd en operationeel in staat de zekerheden te hergebruiken wanneer deze worden ontvangen.”.

13)

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

„a)

in lid 2 worden de punten a) en b) vervangen door:

„a)

het actueel uitstaande bedrag aan stabiele retaildeposito's en andere retaildeposito's, bepaald overeenkomstig de artikelen 24 en 25;

b)

de actuele uitstaande bedragen van andere verplichtingen die vervallen, waarvan de uitbetaling door de uitgevende instelling of door de verstrekker van de financiering kan worden gevraagd of die de verwachting van de kredietverstrekker inhouden dat de kredietinstelling de verplichting gedurende de komende dertig kalenderdagen zal terugbetalen, zoals bepaald in overeenstemming met de artikelen 27, 28 en 31 bis;”;

b)

het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

„3.   Bij de berekening van liquiditeitsuitstromen in overeenstemming met lid 1 wordt een overeenkomstig artikel 26 goedgekeurde aftrek van afhankelijke instromen toegepast.”.

14)

In artikel 23 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Kredietinstellingen beoordelen regelmatig de waarschijnlijkheid en de potentiële omvang van liquiditeitsuitstromen gedurende de volgende dertig kalenderdagen voor producten of diensten die niet onder de artikelen 27 tot en met 31 bis vallen en die door hen worden aangeboden of ondersteund of door potentiële kopers worden geacht met hen te zijn verbonden. Deze producten of diensten omvatten, maar zijn niet beperkt tot:

a)

andere buitenbalans- en voorwaardelijke financieringsverplichtingen, met inbegrip van niet-gecommitteerde financieringsfaciliteiten;

b)

niet-opgenomen leningen en voorschotten voor tegenpartijen in het wholesalesegment;

c)

hypotheken die toegekend maar nog niet opgenomen zijn;

d)

kredietkaarten;

e)

overdisposities;

f)

geplande uitstromen in verband met de hernieuwing van bestaand retail- of wholesalekrediet of de uitbreiding van nieuw retail- of wholesalekrediet;

g)

afgeleide lasten die geen in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 575/2013 vermelde contracten en kredietderivaten zijn;

h)

met handelsfinanciering verband houdende producten buiten de balanstelling.”.

15)

In artikel 25, lid 2, wordt punt b) vervangen door:

„b)

het deposito is een rekening waartoe alleen toegang mogelijk is via internet;”.

16)

Aan het einde van artikel 26 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De bevoegde autoriteiten delen aan de EBA mee voor welke instellingen uit hoofde van dit artikel uitstromen met afhankelijke instromen worden verrekend. De EBA kan om bewijsstukken verzoeken.”;

17)

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 3 en 4 worden vervangen door:

„3.   Kredietinstellingen vermenigvuldigen verplichtingen die binnen dertig kalenderdagen vervallen en die voortvloeien uit gedekte leningstransacties of kapitaalmarktgerelateerde transacties als omschreven in respectievelijk artikel 192, punt 2, en artikel 192, punt 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013:

a)

met 0 % als zij worden gedekt door activa die, als zij niet als zekerheden voor deze transacties waren gebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 10 van deze verordening als liquide activa van één van de categorieën van activa van niveau 1 als bedoeld in artikel 10 zouden worden aangemerkt, met uitzondering van gedekte obligaties van uiterst hoge kwaliteit als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder f);

b)

met 7 % als zij worden gedekt door activa die, als zij niet als zekerheden voor deze transacties waren gebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 10 van deze verordening als liquide activa van de categorie als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder f), zouden worden aangemerkt;

c)

met 15 % als zij worden gedekt door activa die, als zij niet als zekerheden voor deze transacties waren gebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 11 van deze verordening als liquide activa van één van de categorieën van activa van niveau 2A als bedoeld in artikel 11 zouden worden aangemerkt;

d)

met 25 % als zij worden gedekt door activa die, als zij niet als zekerheden voor deze transacties waren gebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 13 van deze verordening als liquide activa van één van de categorieën van activa van niveau 2B als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder g), i), ii) of iv), zouden worden aangemerkt;

e)

met 30 % als zij worden gedekt door activa die, als zij niet als zekerheden voor deze transacties waren gebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 12 van deze verordening als liquide activa van de categorie van activa van niveau 2B als bedoeld in artikel 12, lid 1, onder e), zouden worden aangemerkt;

f)

met 35 % als zij worden gedekt door activa die, als zij niet als zekerheden voor deze transacties waren gebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 13 van deze verordening als liquide activa van één van de categorieën van activa van niveau 2B als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder g), iii) of v), zouden worden aangemerkt;

g)

met 50 % als zij worden gedekt door activa die, als zij niet als zekerheden voor deze transacties waren gebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 12 van deze verordening als liquide activa van één van de categorieën van activa van niveau 2B als bedoeld in artikel 12, lid 1, onder b), c) of f), zouden worden aangemerkt;

h)

met de overeenkomstig artikel 15, leden 2 en 3, van deze verordening bepaalde procentuele minimale reductiefactor als zij worden gedekt door aandelen of rechten van deelneming in icb's die, als zij niet als zekerheden voor deze transacties waren gebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 15 van deze verordening als liquide activa van hetzelfde niveau als de onderliggende liquide activa zouden worden aangemerkt;

i)

met 100 % als zij worden gedekt door activa die niet onder één van de punten a) tot en met h) van deze alinea vallen.

In afwijking van de eerste alinea geldt dat indien de tegenpartij bij de gedekte leningstransactie of kapitaalmarktgerelateerde transactie de binnenlandse centrale bank van de kredietinstelling is, het uitstroompercentage 0 % bedraagt. Ingeval de transactie wordt verricht via een bijkantoor met de centrale bank van de lidstaat of van het derde land waar het bijkantoor gelegen is, wordt echter enkel een uitstroompercentage van 0 % toegepast indien het bijkantoor, ook tijdens stressperioden, dezelfde toegang heeft tot centralebankliquiditeit als kredietinstellingen die hun statutaire zetel in de betrokken lidstaat of het betrokken derde land hebben.

In afwijking van de eerste alinea geldt dat voor gedekte leningstransacties of kapitaalmarktgerelateerde transacties die, behoudens deze eerste alinea, een uitstroompercentage van meer dan 25 % zouden vereisen, het uitstroompercentage 25 % bedraagt wanneer de tegenpartij bij de transactie een in aanmerking komende tegenpartij is.

4.   Zekerhedenswaps en andere transacties van eenzelfde vorm die binnen de volgende dertig kalenderdagen vervallen, leiden tot een uitstroom indien voor het opgenomen actief overeenkomstig hoofdstuk 2 een lagere reductiefactor geldt dan voor het verstrekte actief. De uitstroom wordt berekend door de marktwaarde van het opgenomen actief te vermenigvuldigen met het verschil tussen het toepasselijke uitstroompercentage voor het verstrekte actief en het toepasselijke uitstroompercentage voor het opgenomen actief bepaald in overeenstemming met de in lid 3 vastgelegde percentages. Ten behoeve van deze berekening wordt een reductiefactor van 100 % toegepast op activa die niet als liquide activa worden aangemerkt.

In afwijking van de eerste alinea geldt dat indien de tegenpartij bij de zekerhedenswap of andere transactie van vergelijkbare vorm de binnenlandse centrale bank van de kredietinstelling is, het op de marktwaarde van het opgenomen actief toe te passen uitstroompercentage 0 % bedraagt. Ingeval de transactie wordt verricht via een bijkantoor met de centrale bank van de lidstaat of van het derde land waar het bijkantoor gelegen is, wordt echter enkel een uitstroompercentage van 0 % toegepast indien het bijkantoor, ook tijdens stressperioden, dezelfde toegang heeft tot centralebankliquiditeit als kredietinstellingen die hun statutaire zetel in de betrokken lidstaat of het betrokken derde land hebben.

In afwijking van de eerste alinea geldt dat voor zekerhedenswaps of andere transacties van vergelijkbare vorm die overeenkomstig deze eerste alinea, een uitstroompercentage van meer dan 25 % zouden vereisen, het op de marktwaarde van het opgenomen actief toe te passen uitstroompercentage 25 % bedraagt wanneer de tegenpartij een in aanmerking komende tegenpartij is.”;

b)

de volgende leden 7, 8 en 9 worden toegevoegd:

„7.   Voor op ongedekte basis opgenomen en binnen de volgende dertig kalenderdagen vervallende activa wordt aangenomen dat zij volledig worden afgebouwd, wat leidt tot een 100 %-uitstroom van liquide activa, tenzij de kredietinstelling eigenaar is van de opgenomen activa en deze geen deel uitmaken van de liquiditeitsbuffer van de kredietinstelling.

8.   Voor de toepassing van dit artikel is een „binnenlandse centrale bank”:

a)

een centrale bank van het Eurosysteem als de lidstaat van herkomst van de kredietinstelling de euro als valuta heeft aangenomen;

b)

de nationale centrale bank van de lidstaat van herkomst van de kredietinstelling als die lidstaat de euro niet als valuta heeft aangenomen;

c)

de centrale bank van het derde land waar de kredietinstelling haar statutaire zetel heeft.

9.   Voor de toepassing van dit artikel is een „in aanmerking komende tegenpartij”:

a)

de centrale overheid, een publiekrechtelijk lichaam, een regionale overheid of een lokale overheid van de lidstaat van herkomst van de kredietinstelling;

b)

de centrale overheid, een publiekrechtelijk lichaam, een regionale overheid of een lokale overheid van de lidstaat of van het derde land waar de kredietinstelling haar statutaire zetel heeft voor de transacties die deze kredietinstelling verricht;

c)

een multilaterale ontwikkelingsbank.

Publiekrechtelijke lichamen, regionale overheden en lokale overheden tellen echter enkel als in aanmerking komende tegenpartij als hun overeenkomstig artikel 115 of artikel 116 van Verordening (EU) nr. 575/2013, al naargelang het geval, een risicogewicht van 20 % of minder is toegekend.”.

18)

Artikel 29, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

de verstrekker en ontvanger van de liquiditeit hebben een laag liquiditeitsrisicoprofiel na de toepassing van het op grond van lid 1 voorgesteld lager uitstroompercentage en de toepassing van het in punt c) van genoemd lid bedoelde instroompercentage;”;

b)

punt c) wordt vervangen door:

„c)

bij het beheer van het liquiditeitsrisico door de verstrekker van de liquiditeit is op passende wijze rekening gehouden met het liquiditeitsrisicoprofiel van de ontvanger van de liquiditeit.”.

19)

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 2 tot en met 5 worden vervangen door:

„2.   De kredietinstelling berekent een additionele uitstroom voor alle aangegane contracten waarvan de contractuele voorwaarden binnen dertig kalenderdagen en volgende op een wezenlijke verslechtering van de kredietkwaliteit van de kredietinstelling, tot additionele liquiditeitsuitstromen of behoeften aan zekerheden leiden, en stelt de bevoegde autoriteit daarvan in kennis. De kredietinstelling stelt de bevoegde autoriteit uiterlijk bij de indiening van de rapportage overeenkomstig artikel 415 van Verordening (EU) nr. 575/2013 in kennis van deze uitstroom. Indien de bevoegde autoriteit een dergelijke uitstroom van wezenlijk belang acht met betrekking tot de potentiële liquiditeitsuitstromen van de kredietinstelling, verplicht zij de kredietinstelling een additionele uitstroom voor deze contracten toe te voegen, die overeenkomt met de vereiste additionele zekerheden of uitstromen van kasmiddelen ten gevolge van een wezenlijke verslechtering van de kredietkwaliteit van de kredietinstelling die overeenstemt met een verlaging van haar externe kredietbeoordeling met ten minste drie stappen. De kredietinstelling past een uitstroompercentage van 100 % toe op deze additionele uitstromen van zekerheden of uitstromen van kasmiddelen. De kredietinstelling onderzoekt regelmatig de omvang van deze wezenlijke verslechtering in het licht van wat relevant is voor de aangegane contracten en deelt het resultaat van dit onderzoek mee aan de bevoegde autoriteit.

3.   De kredietinstelling voegt een additionele uitstroom toe die overeenstemt met de behoeften aan zekerheden ten gevolge van de impact van een ongunstig marktscenario op haar derivatentransacties voor zover die van wezenlijk belang zijn. Deze berekening wordt verricht overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/208 van de Commissie (*5).

4.   Uitstromen en instromen die in een periode van dertig kalenderdagen worden verwacht uit hoofde van de in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 575/2013 vermelde contracten en uit hoofde van kredietderivaten, worden overeenkomstig artikel 21 van deze verordening op nettobasis in aanmerking genomen. In geval van een netto uitstroom vermenigvuldigt de kredietinstelling het resultaat met een uitstroompercentage van 100 %. Eventuele liquiditeitsvereisten die uit de toepassing van de leden 1, 2 en 3, van dit artikel voortvloeien, worden door de kredietinstellingen van deze berekeningen uitgesloten.

5.   Indien de kredietinstelling een shortpositie heeft die door een ongedekte opgenomen effectenlening wordt gedekt, voegt de kredietinstelling een additionele uitstroom toe die overeenstemt met 100 % van de marktwaarde van de effecten of andere activa die short zijn verkocht, tenzij in de voorwaarden waaronder de kredietinstelling deze heeft geleend, is bepaald dat deze pas na dertig kalenderdagen moeten worden teruggegeven. Indien de shortpositie wordt gedekt door een gedekte effectenfinancieringstransactie, gaat de kredietinstelling ervan uit dat deze shortpositie gedurende de gehele periode van dertig kalenderdagen wordt aangehouden, en geldt een uitstroompercentage van 0 %.

(*5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/208 van de Commissie van 31 oktober 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake additionele uitstromen van liquiditeit die overeenstemmen met de behoeften aan zekerheid ingevolge de impact van een ongunstig marktscenario op de derivatentransacties van een instelling (PB L 33 van 8.2.2017, blz. 14).”;"

b)

lid 7 wordt vervangen door:

„7.   Als zekerheden ontvangen deposito's worden voor de toepassing van artikel 24, 25, 27, 28 of 31 bis niet als verplichtingen beschouwd, maar zijn, in voorkomend geval, onderworpen aan het bepaalde in de leden 1 tot en met 6 van dit artikel. Het bedrag van de ontvangen kasmiddelen dat het bedrag van de als zekerheden ontvangen kasmiddelen overschrijdt, wordt overeenkomstig artikel 24, 25, 27, 28 of 31 bis als deposito behandeld.”;

c)

lid 11 wordt geschrapt;

d)

lid 12 wordt vervangen door:

„12.   Met betrekking tot het verlenen van primebrokeragediensten, waarbij een kredietinstelling de shorttransacties van een cliënt heeft afgedekt door deze intern te matchen met activa van een andere cliënt en de activa niet als liquide activa worden beschouwd, geldt dat voor dergelijke transacties een uitstroompercentage van 50 % van toepassing is voor de voorwaardelijke verplichting.”.

20)

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   Het onbenutte gecommitteerde bedrag van een liquiditeitsfaciliteit die aan een SSPE is verstrekt met als doel deze SSPE in staat te stellen andere activa te kopen dan effecten van niet-financiële cliënten, wordt vermenigvuldigd met 10 % voor zover dit bedrag het bedrag van de actueel van cliënten aangekochte activa overschrijdt en indien het maximaal op te nemen bedrag contractueel beperkt is tot het bedrag van de actueel aangekochte activa.”;

b)

in lid 9 wordt de tweede alinea vervangen door:

„In afwijking van artikel 32, lid 3, onder g), kan de als tussenpersoon fungerende kredietinstelling een symmetrische in- en uitstroom toepassen indien deze stimuleringsleningen via een andere als tussenpersoon fungerende kredietinstelling worden verleend als pass-throughleningen. Deze in- en uitstroom wordt berekend door op de onbenutte gecommitteerde krediet- of liquiditeitsfaciliteit die is ontvangen en verleend, het percentage toe te passen dat krachtens de eerste alinea van dit lid op deze faciliteit van toepassing is, met inachtneming van de andere voorwaarden en verplichtingen die bij dit lid met betrekking daarmee worden opgelegd.”;

c)

lid 10 wordt geschrapt.

21)

Het volgende artikel 31 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 31 bis

Uitstromen uit hoofde van niet onder andere bepalingen van dit hoofdstuk vallende verplichtingen

1.   Kredietinstellingen vermenigvuldigen alle binnen dertig kalenderdagen vervallende verplichtingen, met uitzondering van die welke in de artikelen 24 tot en met 31 worden genoemd, met een uitstroompercentage van 100 %.

2.   Indien het totaalbedrag van alle andere contractuele verplichtingen om binnen dertig kalenderdagen financiering aan niet-financiële cliënten te verlenen dan die welke in de artikelen 24 tot en met 31 worden genoemd, het bedrag van de overeenkomstig artikel 32, lid 3, onder a), berekende instromen uit hoofde van deze niet-financiële cliënten overschrijdt, geldt voor de overschrijding een uitstroompercentage van 100 %. Voor de toepassing van dit lid omvatten niet-financiële cliënten onder meer, maar niet uitsluitend, natuurlijke personen, kmo's, ondernemingen, centrale overheden, multilaterale ontwikkelingsbanken en publiekrechtelijke lichamen, maar omvatten zij geen financiële cliënten en centrale banken.”.

22)

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 2 en 3 worden vervangen door:

„2.   Kredietinstellingen passen een instroompercentage van 100 % toe op de in lid 1 bedoelde instromen, met inbegrip van met name de volgende instromen:

a)

gelden verschuldigd door centrale banken en financiële cliënten met een resterende looptijd van niet meer dan dertig kalenderdagen;

b)

gelden verschuldigd uit hoofde van handelsfinancieringstransacties als bedoeld in artikel 162, lid 3, tweede alinea, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013, met een resterende looptijd van niet meer dan dertig kalenderdagen;

c)

gelden verschuldigd uit hoofde van binnen dertig kalenderdagen vervallende effecten;

d)

gelden verschuldigd uit hoofde van posities in eigenvermogensinstrumenten die genoteerd staan op een belangrijke index, op voorwaarde dat er niet dubbel wordt geteld met liquide activa. Deze gelden omvatten gelden die binnen dertig kalenderdagen contractueel verschuldigd zijn, zoals dividenden in contanten van dergelijke belangrijke indexen en verschuldigde contanten uit hoofde van eigenvermogensinstrumenten die verkocht maar nog niet afgewikkeld zijn, op voorwaarde dat zij overeenkomstig titel II niet als liquide activa worden erkend.

3.   In afwijking van lid 2 voldoen de in dit lid beschreven instromen aan de volgende voorschriften:

a)

gelden verschuldigd door niet-financiële cliënten met een resterende looptijd van niet meer dan dertig kalenderdagen, met uitzondering van door die cliënten verschuldigde gelden uit hoofde van handelsfinancieringstransacties of vervallende effecten, worden met het oog op de betaling van de hoofdsom verminderd met 50 % van hun waarde. Voor de toepassing van dit punt heeft het begrip „niet-financiële cliënten” dezelfde betekenis als in artikel 31 bis, lid 2. Als tussenpersoon fungerende kredietinstellingen die van een door de centrale of regionale overheid van ten minste één lidstaat opgerichte en ondersteunde kredietinstelling een verplichting als bedoeld in artikel 31, lid 9, tweede alinea, hebben ontvangen teneinde een stimuleringslening aan een uiteindelijk begunstigde uit te keren, of die een soortgelijke verplichting van een multilaterale ontwikkelingsbank of een publiekrechtelijk lichaam hebben ontvangen, kunnen een instroom in aanmerking nemen ten belope van het bedrag van de uitstroom die zij op de overeenkomstige verplichting toepassen om die stimuleringsleningen toe te kennen;

b)

gelden verschuldigd uit hoofde van gedekte leningstransacties of kapitaalmarktgerelateerde transacties, als omschreven in respectievelijk artikel 192, punt 2, en artikel 192, punt 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013, met een resterende looptijd van niet meer dan dertig kalenderdagen worden vermenigvuldigd:

i)

met 0 % als zij worden gedekt door activa die, ongeacht of deze al dan niet bij een andere transactie worden hergebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 10 van deze verordening als liquide activa van één van de categorieën van activa van niveau 1 als bedoeld in artikel 10 zouden worden aangemerkt, met uitzondering van gedekte obligaties van uiterst hoge kwaliteit als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder f);

ii)

met 7 % als zij worden gedekt door activa die, ongeacht of deze al dan niet bij een andere transactie worden hergebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 10 van deze verordening als liquide activa van de categorie als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder f), zouden worden aangemerkt;

iii)

met 15 % als zij worden gedekt door activa die, ongeacht of deze al dan niet bij een andere transactie worden hergebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 11 van deze verordening als liquide activa van één van de categorieën van activa van niveau 2A als bedoeld in artikel 11 zouden worden aangemerkt;

iv)

met 25 % als zij worden gedekt door activa die, ongeacht of deze al dan niet bij een andere transactie worden hergebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 13 van deze verordening als liquide activa van één van de categorieën van activa van niveau 2B als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder g), i), ii) of iv), zouden worden aangemerkt;

v)

met 30 % als zij worden gedekt door activa die, ongeacht of deze al dan niet bij een andere transactie worden hergebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 12 van deze verordening als liquide activa van de categorie activa van niveau 2B als bedoeld in artikel 12, lid 1, onder e), zouden worden aangemerkt;

vi)

met 35 % als zij worden gedekt door activa die, ongeacht of deze al dan niet bij een andere transactie worden hergebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 13 van deze verordening als liquide activa van één van de categorieën van activa van niveau 2B als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder g), iii) of v), zouden worden aangemerkt;

vii)

met 50 % als zij worden gedekt door activa die, ongeacht of deze al dan niet bij een andere transactie worden hergebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 12 van deze verordening als liquide activa van één van de categorieën van activa van niveau 2B als bedoeld in artikel 12, lid 1, onder b), c) of f), zouden worden aangemerkt;

viii)

met de in overeenstemming met artikel 15, leden 2 en 3, van deze verordening bepaalde procentuele minimale reductiefactor als zij worden gedekt door activa die, ongeacht of deze al dan niet bij een andere transactie worden hergebruikt, overeenkomstig de artikelen 7 en 15 van deze verordening als aandelen of rechten van deelneming in icb's van hetzelfde niveau als de onderliggende liquide activa zouden worden aangemerkt;

ix)

met 100 % als zij worden gedekt door activa die niet onder één van de punten i) tot en met viii) van dit punt vallen.

Er wordt echter geen instroom erkend als de zekerheden door de kredietinstelling worden gebruikt ter dekking van een shortpositie in overeenstemming met artikel 30, lid 5, tweede zin;

c)

op gelden verschuldigd uit hoofde van binnen de volgende dertig kalenderdagen vervallende contractuele margeleningen die door niet-liquide activa worden gedekt, mag een instroompercentage van 50 % worden toegepast. Deze instromen kunnen alleen in aanmerking worden genomen indien de kredietinstelling de zekerheden die zij oorspronkelijk voor de leningen heeft ontvangen, niet gebruikt ter dekking van shortposities;

d)

gelden die door de kredietinstelling die deze gelden verschuldigd is, overeenkomstig artikel 27 worden behandeld, met uitzondering van deposito's bij de centrale instelling als bedoeld in artikel 27, lid 3, worden vermenigvuldigd met een overeenkomstig symmetrisch instroompercentage. Wanneer het overeenkomstige percentage niet kan worden bepaald, wordt een instroompercentage van 5 % toegepast;

e)

zekerhedenswaps en andere transacties van eenzelfde vorm die binnen de volgende dertig kalenderdagen vervallen, leiden tot een instroom indien voor het verstrekte actief overeenkomstig hoofdstuk 2 een lagere reductiefactor geldt dan voor het opgenomen actief. De instroom wordt berekend door de marktwaarde van het verstrekte actief te vermenigvuldigen met het verschil tussen het toepasselijke instroompercentage voor het opgenomen actief en het toepasselijke instroompercentage voor het verstrekte actief in overeenstemming met de onder b) vermelde percentages. Ten behoeve van deze berekening is een reductiefactor van 100 % van toepassing op activa die niet als liquide activa worden aangemerkt.

f)

indien de zekerheden die zijn verkregen in het kader van omgekeerde retrocessietransacties, opgenomen effectenleningen, zekerhedenswaps of andere transacties van eenzelfde vorm die binnen dertig kalenderdagen vervallen, worden gebruikt ter dekking van shortposities die tot langer dan dertig kalenderdagen kunnen worden verlengd, gaat de kredietinstelling ervan uit dat dergelijke omgekeerde retrocessietransacties, opgenomen effectenleningen, zekerhedenswaps of andere transacties van eenzelfde vorm worden doorgerold en niet leiden tot enige instromen van kasmiddelen als gevolg van de noodzaak om de shortpositie te blijven dekken of de desbetreffende effecten terug te kopen. Shortposities omvatten zowel gevallen waarin de kredietinstelling bij een compenserende portefeuille („matched book”) rechtstreeks een shorttransactie in een effect heeft verricht als deel van een handels- of afdekkingsstrategie, als gevallen waarin de kredietinstelling in een compenserende portefeuille een effect voor een bepaalde periode heeft opgenomen en voor een langere periode heeft verstrekt;

g)

onbenutte krediet- of liquiditeitsfaciliteiten, met inbegrip van onbenutte gecommitteerde liquiditeitsfaciliteiten van centrale banken, en andere ontvangen verplichtingen dan die bedoeld in artikel 31, lid 9, tweede alinea, en in artikel 34 worden niet als een instroom in aanmerking genomen;

h)

gelden verschuldigd uit hoofde van effecten die zijn uitgegeven door de kredietinstelling zelf of door een SSPE waarmee de kredietinstelling nauwe banden heeft, worden op nettobasis in aanmerking genomen en aan een instroompercentage onderworpen op basis van het toepasselijke instroompercentage van de onderliggende activa in overeenstemming met dit artikel;

i)

leningen met een onbepaalde contractuele einddatum worden met een instroompercentage van 20 % in aanmerking genomen, op voorwaarde dat de kredietinstelling op grond van het contract zich binnen dertig kalenderdagen kan terugtrekken of betaling kan verlangen.”;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   Uitstromen en instromen die over een periode van dertig kalenderdagen uit hoofde van de in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 575/2013 vermelde contracten en uit hoofde van kredietderivaten worden verwacht, worden op nettobasis berekend in overeenstemming met artikel 21, en worden vermenigvuldigd met een instroompercentage van 100 % in geval van een netto instroom.”.

23)

Artikel 34, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

de verstrekker en ontvanger van de liquiditeit hebben een laag liquiditeitsrisicoprofiel na de toepassing van het op grond van lid 1 voorgesteld hoger instroompercentage en de toepassing van het in punt c) van genoemd lid bedoelde uitstroompercentage;”;

b)

punt c) wordt vervangen door:

„c)

bij het beheer van het liquiditeitsrisico door de verstrekker van de liquiditeit is op passende wijze rekening gehouden met het liquiditeitsrisicoprofiel van de ontvanger van de liquiditeit.”.

24)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 3 wordt vervangen door:

„3.

Het „bedrag van de overtollige liquide activa”: dit bedrag bestaat uit de hier gedefinieerde onderdelen:

a)

het aangepaste bedrag van activa van niveau 1, die geen gedekte obligaties zijn, dat gelijk is aan de waarde, na toepassing van de reductiefactoren, van alle liquide activa van niveau 1, met uitzondering van gedekte obligaties van niveau 1, die door de kredietinstelling zouden worden aangehouden bij de afwikkeling van een gewaarborgde financieringstransactie, een gedekte leningstransactie of een zekerhedenswaptransactie die binnen dertig kalenderdagen na de datum van berekening vervalt, en waarbij de kredietinstelling en de tegenpartij aan ten minste één zijde van de transactie liquide activa uitwisselen;

b)

het aangepaste bedrag van gedekte obligaties van niveau 1 dat gelijk is aan de waarde, na toepassing van de reductiefactoren, van alle gedekte obligaties van niveau 1 die door de kredietinstelling zouden worden aangehouden bij de afwikkeling van een gewaarborgde financieringstransactie, een gedekte leningstransactie of een zekerhedenswaptransactie die binnen dertig kalenderdagen na de datum van berekening vervalt, en waarbij de kredietinstelling en de tegenpartij aan ten minste één zijde van de transactie liquide activa uitwisselen;

c)

het aangepaste bedrag van activa van niveau 2A dat gelijk is aan de waarde, na toepassing van de reductiefactoren, van alle activa van niveau 2A die door de kredietinstelling zouden worden aangehouden bij de afwikkeling van een gewaarborgde financieringstransactie, een gedekte leningstransactie of een zekerhedenswaptransactie die binnen dertig kalenderdagen na de datum van berekening vervalt, en waarbij de kredietinstelling en de tegenpartij aan ten minste één zijde van de transactie liquide activa uitwisselen; en

d)

het aangepaste bedrag van activa van niveau 2B dat gelijk is aan de waarde, na toepassing van de reductiefactoren, van alle activa van niveau 2B die door de kredietinstelling zouden worden aangehouden bij de afwikkeling van een gewaarborgde financieringstransactie, een gedekte leningstransactie of een zekerhedenswaptransactie die binnen dertig kalenderdagen na de datum van berekening vervalt, en waarbij de kredietinstelling en de tegenpartij aan ten minste één zijde van de transactie liquide activa uitwisselen.”;

b)

lid 5 wordt geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 30 april 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35).