30.10.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 271/10 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1620 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2018
tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 460,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie (2) moet worden gewijzigd zodat deze beter bij de internationale normen aansluit en een efficiënter liquiditeitsbeheer door kredietinstellingen in de hand werkt |
(2) |
Teneinde op afdoende wijze rekening te houden met de activiteiten die buiten de Unie actieve kredietinstellingen verrichten, verdient het aanbeveling ontheffing te verlenen van alle minimumvereisten voor de uitgiftewaarde die gelden voor liquide activa die door een dochteronderneming in een derde land worden aangehouden, zodat deze activa voor consolidatiedoeleinden kunnen worden erkend. Anders zou de moederinstelling op geconsolideerd niveau met een tekort aan liquide activa kunnen worden geconfronteerd omdat het liquiditeitsvereiste waartoe een dochteronderneming in een derde land aanleiding geeft, deel zou uitmaken van het liquiditeitsvereiste op geconsolideerde basis, terwijl de activa die door de betrokken dochteronderneming worden aangehouden om aan haar liquiditeitsvereiste in het betrokken derde land te voldoen, bij het liquiditeitsvereiste op geconsolideerde basis buiten beschouwing zouden worden gelaten. De activa van de dochteronderneming in een derde land mogen echter enkel worden erkend tot het niveau van de netto liquiditeitsuitstromen onder stressomstandigheden die zich voordoen in dezelfde valuta als de valuta waarin de activa zijn uitgedrukt en die aan deze specifieke dochteronderneming toe te schrijven zijn. Zoals voor alle andere activa uit derde landen het geval is, geldt bovendien dat de activa enkel zouden worden erkend als zij uit hoofde van het nationale recht van het betrokken derde land als liquide activa worden aangemerkt. |
(3) |
Er wordt erkend dat centrale banken liquiditeit in hun eigen valuta kunnen verstrekken en dat de rating van centrale banken minder relevant is voor liquiditeitsdoeleinden dan voor solvabiliteitsdoeleinden. Om die reden en gezien het streven om de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 vervatte voorschriften nauwer bij de internationale norm te doen aansluiten en om een gelijk speelveld voor internationaal actieve kredietinstellingen tot stand te brengen, moeten reserves die door een dochteronderneming of bijkantoor in een derde land van een kredietinstelling uit de Unie worden aangehouden bij de centrale bank van een derde land waarvoor geen kredietbeoordeling van een aangewezen externe kredietbeoordelingsinstelling van kredietkwaliteitscategorie 1 beschikbaar is, in aanmerking komen als liquide activa van niveau 1, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Meer in het bijzonder moeten die reserves in aanmerking komen, op voorwaarde dat de kredietinstelling deze tijdens stressperioden te allen tijde kan opnemen en tevens op voorwaarde dat de voorwaarden voor de opneming ervan zijn vastgelegd in een overeenkomst tussen de toezichthoudende autoriteit van het betrokken derde land en de centrale bank waarbij de reserves worden aangehouden, dan wel in de toepasselijke voorschriften van dat derde land. Deze reserves mogen echter enkel als activa van niveau 1 worden erkend als zij dienen ter dekking van netto liquiditeitsuitstromen onder stressomstandigheden die zich voordoen in dezelfde valuta als de valuta waarin de reserves zijn uitgedrukt. |
(4) |
Het is raadzaam rekening te houden met Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad (3). Deze verordening bevat criteria om uit te maken of een securitisatie als een eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde (simple, transparent and standardised, „STS”) securitisatie kan worden aangemerkt. Aangezien deze criteria garanderen dat STS-securitisaties van hoge kwaliteit zijn, zouden zij ook moeten worden gehanteerd om te bepalen welke securitisaties als liquide activa van hoge kwaliteit moeten worden meegeteld bij de berekening van het liquiditeitsdekkingsvereiste. Securitisaties dienen derhalve als activa van niveau 2B in de zin van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 in aanmerking te komen als zij zowel aan alle vereisten van Verordening (EU) 2017/2402 voldoen, als aan de reeds in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 gepreciseerde criteria die specifiek op hun liquiditeitskenmerken betrekking hebben. |
(5) |
De toepassing van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 mag de efficiënte doorwerking van het monetaire beleid in de economie niet doorkruisen. Er mag worden aangenomen dat transacties met de ECB of met de centrale bank van een lidstaat onder ernstige stressomstandigheden zullen worden doorgerold. Bevoegde autoriteiten moeten bijgevolg ontheffing kunnen verlenen van de toepassing van het afwikkelingsmechanisme voor de berekening van de liquiditeitsbuffer in geval van gedekte transacties met de ECB of met de centrale bank van een lidstaat wanneer aan ten minste één zijde van elke transactie van liquide activa van hoge kwaliteit sprake is en de transacties binnen de volgende dertig kalenderdagen vervallen. De bevoegde autoriteiten moeten verplicht zijn de centrale bank die als tegenpartij bij de transactie optreedt en, indien de betrokken centrale bank een centrale bank van het Eurosysteem is, de ECB te raadplegen voordat zij ermee instemmen de ontheffing te verlenen. Daarenboven moet de verlening van de ontheffing afhankelijk worden gesteld van passende veiligheidsmaatregelen om eventuele mogelijkheden voor toezichtarbitrage of ongewenste prikkels voor kredietinstellingen te vermijden. Om de EU-voorschriften ten slotte beter bij de internationale norm van het Bazels Comité voor bankentoezicht (Basel Committee on Banking Supervision, hierna „BCBS” genoemd) te doen aansluiten, moeten voorts de via derivatentransacties ontvangen zekerheden in het afwikkelingsmechanisme buiten beschouwing worden gelaten. |
(6) |
De behandeling van uitstroom- en instroompercentages voor retrocessieovereenkomsten (repo's), omgekeerde retrocessieovereenkomsten (omgekeerde repo's) en zekerhedenswaps dient voorts volledig te worden gelijkgetrokken met de benadering die wordt gevolgd in de internationale norm voor de liquiditeitsdekkingsratio die door het BCBS is vastgesteld. De berekening van de uitstromen van kasmiddelen moet meer in het bijzonder rechtstreeks worden gekoppeld aan de prolongatiekoers van de transactie (afgestemd op de reductiefactor op de verstrekte zekerheden die op de contante verplichting wordt toegepast, zoals in de BCBS-norm) in plaats van aan de liquiditeitswaarde van de onderliggende zekerheden. |
(7) |
In het licht van de uiteenlopende interpretaties die zijn ontstaan, is het belangrijk diverse bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 te verduidelijken, en met name die welke betrekking hebben op de naleving van het liquiditeitsdekkingsvereiste; het in aanmerking komen voor de buffer van activa die zijn opgenomen in een pool en die beschikbaar zijn voor het verkrijgen van financiering uit hoofde van door de centrale bank beheerde niet-gecommitteerde kredietlijnen, van icb's en van deposito's en andere financiële middelen in coöperatieve netwerken en institutionele protectiestelsels; de berekening van additionele liquiditeitsuitstromen voor overige producten en diensten; de toekenning van een voorkeursbehandeling aan krediet- en liquiditeitsfaciliteiten binnen de groep; de behandeling van shortposities; en de erkenning van gelden verschuldigd uit hoofde van binnen de volgende dertig kalenderdagen vervallende effecten. |
(8) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2, lid 3, wordt punt a) vervangen door:
|
2) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
Artikel 16 wordt vervangen door: „Artikel 16 Deposito's en andere financiële middelen in coöperatieve netwerken en institutionele protectiestelsels 1. Wanneer een kredietinstelling deel uitmaakt van een institutioneel protectiestelsel van het type als bedoeld in artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013, een netwerk dat in aanmerking komt voor de ontheffing als bedoeld in artikel 10 van genoemde verordening of een coöperatief netwerk in een lidstaat, mogen de zichtdeposito's die de kredietinstelling bij de centrale instelling aanhoudt, als liquide activa worden behandeld, tenzij de centrale instelling die de deposito's ontvangt, deze als operationele deposito's behandelt. Indien de deposito's als liquide activa worden behandeld, worden zij overeenkomstig één van de volgende bepalingen behandeld:
2. Wanneer de kredietinstelling uit hoofde van de wetgeving van een lidstaat of de wettelijk bindende documenten betreffende een van de netwerken of stelsels als bedoeld in lid 1 binnen dertig kalenderdagen toegang heeft tot niet-opgenomen liquiditeitsfinanciering door de centrale instelling of een andere instelling binnen hetzelfde netwerk of stelsel, wordt een dergelijke financiering behandeld als een actief van niveau 2B, voor zover deze niet door liquide activa wordt gedekt en niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 34 wordt behandeld. Een reductiefactor van ten minste 25 % wordt toegepast op de onbenutte gecommitteerde hoofdsom van de liquiditeitsfinanciering.”. |
11) |
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
Artikel 21 wordt vervangen door: „Artikel 21 Verrekening van derivatentransacties 1. Kredietinstellingen berekenen de liquiditeitsuitstromen en -instromen die gedurende een periode van dertig kalenderdagen voor de in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 575/2013 vermelde contracten en voor kredietderivaten worden verwacht op nettobasis voor alle tegenpartijen, mits hiervoor bilaterale verrekeningsovereenkomsten bestaan die aan de voorwaarden van artikel 295 van genoemde verordening voldoen. 2. In afwijking van lid 1 berekenen kredietinstellingen uit- en instromen van kasmiddelen ten gevolge van derivatentransacties in vreemde valuta's waarbij tegelijkertijd (of binnen dezelfde dag) een volledige uitwisseling van hoofdsommen plaatsvindt, op nettobasis, ook al vallen deze transacties niet onder een bilaterale verrekeningsovereenkomst. 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder nettobasis verstaan exclusief binnen de volgende dertig kalenderdagen te verschaffen of te ontvangen zekerheden. Indien er echter wel sprake is van binnen de volgende dertig kalenderdagen te verschaffen of te ontvangen zekerheden, wordt onder nettobasis verstaan exclusief deze zekerheden, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
13) |
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
In artikel 23 wordt lid 1 vervangen door: „1. Kredietinstellingen beoordelen regelmatig de waarschijnlijkheid en de potentiële omvang van liquiditeitsuitstromen gedurende de volgende dertig kalenderdagen voor producten of diensten die niet onder de artikelen 27 tot en met 31 bis vallen en die door hen worden aangeboden of ondersteund of door potentiële kopers worden geacht met hen te zijn verbonden. Deze producten of diensten omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
|
15) |
In artikel 25, lid 2, wordt punt b) vervangen door:
|
16) |
Aan het einde van artikel 26 wordt de volgende alinea toegevoegd: „De bevoegde autoriteiten delen aan de EBA mee voor welke instellingen uit hoofde van dit artikel uitstromen met afhankelijke instromen worden verrekend. De EBA kan om bewijsstukken verzoeken.”; |
17) |
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
|
18) |
Artikel 29, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
|
19) |
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
|
20) |
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
|
21) |
Het volgende artikel 31 bis wordt ingevoegd: „Artikel 31 bis Uitstromen uit hoofde van niet onder andere bepalingen van dit hoofdstuk vallende verplichtingen 1. Kredietinstellingen vermenigvuldigen alle binnen dertig kalenderdagen vervallende verplichtingen, met uitzondering van die welke in de artikelen 24 tot en met 31 worden genoemd, met een uitstroompercentage van 100 %. 2. Indien het totaalbedrag van alle andere contractuele verplichtingen om binnen dertig kalenderdagen financiering aan niet-financiële cliënten te verlenen dan die welke in de artikelen 24 tot en met 31 worden genoemd, het bedrag van de overeenkomstig artikel 32, lid 3, onder a), berekende instromen uit hoofde van deze niet-financiële cliënten overschrijdt, geldt voor de overschrijding een uitstroompercentage van 100 %. Voor de toepassing van dit lid omvatten niet-financiële cliënten onder meer, maar niet uitsluitend, natuurlijke personen, kmo's, ondernemingen, centrale overheden, multilaterale ontwikkelingsbanken en publiekrechtelijke lichamen, maar omvatten zij geen financiële cliënten en centrale banken.”. |
22) |
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
|
23) |
Artikel 34, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
|
24) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing met ingang van 30 april 2020.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).
(3) Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35).