12.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/87


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1522 VAN DE COMMISSIE

van 11 oktober 2018

tot vaststelling van een gemeenschappelijke opmaak voor de nationale programma's ter beheersing van de luchtverontreiniging overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 6549)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG (1), en met name artikel 6, lid 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het nationale programma ter beheersing van de luchtverontreiniging is het voornaamste bestuursinstrument waarin Richtlijn (EU) 2016/2284 voorziet ter ondersteuning van de lidstaten bij het plannen van hun nationale beleidslijnen en maatregelen die nodig zijn voor de naleving van de in die richtlijn voor 2020 en 2030 vastgestelde nationale emissiereductieverbintenissen, waarbij de voorspelbaarheid voor de belanghebbenden wordt vergroot en een verschuiving van investeringen naar schone en efficiënte technologieën wordt ondersteund. Het draagt bij tot het bereiken van de luchtkwaliteitsdoelstellingen overeenkomstig artikel 1, lid 2, van die richtlijn en waarborgt de samenhang met de plannen en programma's van andere relevante beleidsterreinen, zoals klimaat, energie, landbouw, industrie en vervoer.

(2)

Op grond van artikel 6, lid 5, van Richtlijn (EU) 2016/2284 moeten het publiek (overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (2)) en de bevoegde instanties met verantwoordelijkheden op het gebied van luchtverontreiniging, -kwaliteit en het beheer daarvan worden geraadpleegd over de ontwerpen van de nationale programma's ter beheersing van de luchtverontreiniging en over eventuele belangrijke wijzigingen alvorens zij worden voltooid.

(3)

De nationale programma's ter beheersing van de luchtverontreiniging moeten ook bijdragen aan de geslaagde uitvoering van de luchtkwaliteitsplannen die krachtens artikel 23 van Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad zijn vastgesteld (3). De lidstaten moeten in dit verband rekening houden met de noodzaak om de emissies te verminderen, met name van stikstofoxiden en fijnstof, in zones en agglomeraties met te hoge concentraties aan luchtverontreinigende stoffen en/of in die zones en agglomeraties die aanzienlijk bijdragen aan de luchtverontreiniging in andere zones en agglomeraties, ook in buurlanden.

(4)

Zoals opgemerkt in het „Tweede verslag over de staat van de energie-unie” van de Commissie (4), moeten de lidstaten hun nationale energie- en klimaatplannen zo veel mogelijk samen met hun nationale programma's ter beheersing van de luchtverontreiniging ontwikkelen om synergieën te garanderen en de uitvoeringskosten te beperken, aangezien deze plannen in grote mate op soortgelijke maatregelen en acties steunen.

(5)

Om de consistentie met de rapportage over de beleidslijnen en de maatregelen in het kader van het klimaat- en energiebeleid van de Unie te verbeteren, moet de gemeenschappelijke opmaak voor het nationale programma voor de beheersing van de luchtverontreiniging hierop worden afgestemd voor zover er overeenkomsten zijn met de rapportageverplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) en van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 749/2014 van de Commissie (6).

(6)

Om de in Richtlijn (EU) 2016/2284 vastgestelde emissiereductieverbintenissen ten aanzien van ammoniak te verwezenlijken, moeten aanvullende nationale beleidslijnen en maatregelen worden vastgesteld. Daarom moeten de nationale programma's ter beheersing van de luchtverontreiniging ook evenredige maatregelen omvatten die van toepassing zijn op de landbouwsector.

(7)

De vaststelling van een gemeenschappelijke opmaak voor het nationale programma voor luchtverontreiniging moet het onderzoek dat de Commissie krachtens artikel 10, lid 1, derde alinea, van Richtlijn (EU) 2016/2284 naar de programma's moet uitvoeren, vergemakkelijken en moet zorgen voor een betere vergelijkbaarheid van de programma's tussen de lidstaten.

(8)

De lidstaten kunnen in hun nationaal programma voor de beheersing van de luchtverontreiniging bovenop de verplichte inhoud aanvullende relevante informatie verstrekken over hun geplande beleidslijnen en maatregelen die gericht zijn op het aanpakken van de meest schadelijke verontreinigende stoffen met betrekking tot gevoelige bevolkingsgroepen. Zij mogen eveneens, overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/2284, voorzien in maatregelen die gericht zijn op de verdere vermindering van emissies om luchtkwaliteitsniveaus te bereiken die in overeenstemming zijn met de door de Wereldgezondheidsorganisatie gepubliceerde luchtkwaliteitsrichtsnoeren en de doelstellingen van de Unie op het gebied van biodiversiteit en ecosystemen.

(9)

Hoewel op grond van artikel 4, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/2284 de emissies van de internationale zeevaart of de emissies van vliegtuigen, buiten de landings- en startcyclus, niet in aanmerking worden genomen voor de naleving van de emissiereductieverbintenissen, kunnen de lidstaten in hun nationale programma's ter beheersing van de luchtverontreiniging ook beleidslijnen en maatregelen schetsen die zij overwegen ter beperking van emissies uit deze bronnen.

(10)

Tijdens de bijeenkomsten van de deskundigengroep luchtkwaliteit op 4 april 2017, op 28 november 2017 en op 9 april 2018 (7) hebben de lidstaten een ontwerp van een gemeenschappelijke opmaak besproken en van commentaar voorzien.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 29 van Richtlijn 2008/50/EG ingestelde Comité voor de luchtkwaliteit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

De gemeenschappelijke opmaak voor het nationale programma voor de beheersing van de luchtverontreiniging als bedoeld in artikel 6, lid 10, van Richtlijn (EU) 2016/2284, wordt vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Opmaak

De lidstaten gebruiken de in de bijlage vastgestelde gemeenschappelijke opmaak bij de rapportage van hun nationale programma voor de beheersing van de luchtverontreiniging aan de Commissie in overeenstemming met artikel 10, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/2284.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 11 oktober 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de Richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 156 van 26.6.2003, blz. 17).

(3)  Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1).

(4)  COM(2017) 53 final van 1 februari 2017, blz. 14.

(5)  Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 749/2014 van de Commissie van 30 juni 2014 betreffende de structuur, de indeling, de indieningsprocedure en de beoordeling van de informatie die door de lidstaten is verstrekt op grond van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 203 van 11.7.2014, blz. 23).

(7)  Zie het register van deskundigengroepen van de Commissie (groep E02790), http://ec.europa.eu/transparency/regexpert/index.cfm?Lang=NL


BIJLAGE

Gemeenschappelijke opmaak voor het nationale programma ter beheersing van de luchtverontreiniging overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn (EU) 2016/2284

1.   BESCHRIJVING VAN DE VELDEN

Alle velden in deze gemeenschappelijke opmaak die met (V) zijn gemerkt, zijn verplicht; die met (F) zijn facultatief.

2.   GEMEENSCHAPPELIJKE OPMAAK

2.1.   Titel van het programma, contactgegevens en websites

2.1.1.   Titel van het programma, contactgegevens en websites (V)

Titel van het programma

 

Datum

 

Lidstaat

 

Naam van de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de opstelling van het programma

 

Telefoonnummer van de verantwoordelijke dienst

 

E-mailadres van de verantwoordelijke dienst

 

Link naar de website waar het programma is gepubliceerd

 

Link(s) naar de website(s) van de raadpleging(en) over het programma

 

2.2.   Samenvatting (F)

De samenvatting kan ook een op zichzelf staand document zijn (liefst niet meer dan tien bladzijden). Het moet een beknopte samenvatting van de punten 2.3 tot en met 2.8 zijn. Gebruik indien mogelijk grafische elementen ter illustratie van de samenvatting.

2.2.1.   Het nationale beleidskader voor luchtkwaliteit en -verontreiniging

De beleidsprioriteiten en hun relatie met de op andere relevante beleidsterreinen vastgestelde prioriteiten

 

De aan de nationale, regionale en lokale autoriteiten toegewezen verantwoordelijkheden

 


2.2.2.   Vooruitgang die sinds 2005 op het gebied van de vermindering van emissies en de verbetering van de luchtkwaliteit met de huidige beleidslijnen en maatregelen is geboekt

Behaalde emissiereducties

 

Vooruitgang ten opzichte van de doelstellingen inzake luchtkwaliteit

 

Huidige grensoverschrijdende effecten van binnenlandse emissiebronnen

 


2.2.3.   Verwachte evolutie tot 2030, uitgaande van de veronderstelling dat de reeds vastgestelde beleidslijnen en maatregelen ongewijzigd blijven

Verwachte emissies en emissiereducties (scenario met maatregelen (MM))

 

Verwachte effecten op de verbetering van de luchtkwaliteit (MM-scenario)

 

Onzekerheden

 


2.2.4.   In overweging genomen beleidsopties om te voldoen aan de emissiereductieverbintenissen voor 2020 en 2030, tussentijdse emissieniveaus voor 2025

Belangrijkste in overweging genomen beleidsopties

 


2.2.5.   Samenvatting van de voor vaststelling geselecteerde beleidslijnen en maatregelen per sector, met inbegrip van een tijdschema voor de vaststelling, uitvoering en herziening daarvan en de verantwoordelijke bevoegde autoriteiten

Betrokken sector

Beleidslijnen en maatregelen

Geselecteerde beleidslijnen en maatregelen

Tijdschema voor de uitvoering van de geselecteerde beleidslijnen en maatregelen

De voor de uitvoering en de handhaving van de geselecteerde beleidslijnen en maatregelen verantwoordelijke bevoegde autoriteit(en) (type en naam)

Tijdschema voor de herziening van de geselecteerde beleidslijnen en maatregelen

Energievoorziening

 

 

 

 

Energieverbruik

 

 

 

 

Vervoer

 

 

 

 

Industriële processen

 

 

 

 

Landbouw

 

 

 

 

Afvalbeheer/afval

 

 

 

 

Transversaal

 

 

 

 

Andere (gelieve te specificeren)

 

 

 

 


2.2.6.   Coherentie

Een beoordeling van de wijze waarop de geselecteerde beleidslijnen en maatregelen zorgen voor samenhang met op andere relevante beleidsterreinen opgestelde plannen en programma's

 


2.2.7.   Verwacht gezamenlijk effect van de beleidslijnen en maatregelen („met aanvullende maatregelen” — MAM) op emissiereducties, luchtkwaliteit op het eigen grondgebied en in de aangrenzende lidstaten en het milieu, en de daarmee samenhangende onzekerheden

Verwachte verwezenlijking van de emissiereductieverbintenissen (MAM)

 

Gebruik van flexibiliteit (indien relevant)

 

Verwachte verbetering van de luchtkwaliteit (MAM)

 

Verwachte effecten op het milieu (MAM)

 

Methoden en onzekerheden

 

2.3.   Het nationale beleidskader voor luchtkwaliteit en -verontreiniging

2.3.1.   De beleidsprioriteiten en hun relatie met de op andere relevante beleidsterreinen vastgestelde prioriteiten

De nationale emissiereductieverbintenissen in vergelijking met het referentiejaar 2005 (in %) (V)

SO2

NOx

NMVOS

NH3

PM2,5

2020-2029 (V)

 

 

 

 

 

Met ingang van 2030 (V)

 

 

 

 

 

De prioriteiten inzake luchtkwaliteit: de nationale beleidsprioriteiten met betrekking tot EU- of nationale luchtkwaliteitsdoelstellingen (met inbegrip van grenswaarden en streefwaarden alsmede blootstellingsconcentratieverplichtingen) (V)

Er kan ook worden verwezen naar door de WHO aanbevolen luchtkwaliteitsdoelstellingen.

 

Relevante beleidsprioriteiten inzake klimaatverandering en energie (V)

 

Relevante beleidsprioriteiten op de relevante beleidsterreinen, waaronder landbouw, industrie en vervoer (V)

 


2.3.2.   Aan de nationale, regionale en lokale autoriteiten toegewezen verantwoordelijkheden

Lijst van de bevoegde autoriteiten (V)

Beschrijf het type autoriteit (bijv. milieu-inspectie, regionaal milieuagentschap, gemeente) (V)

In voorkomend geval, de naam van de autoriteit (bv. ministerie van XXX, nationaal agentschap voor XXX, regionaal bureau voor XXX)

Beschrijf de toegewezen verantwoordelijkheden op het gebied van luchtkwaliteit en luchtverontreiniging (V)

Kies uit het volgende:

Beleidsvormende rol

Uitvoerende rol

Handhavende rol (in voorkomend geval met inbegrip van inspecties en vergunningverlening)

Rapporterende en toezichthoudende rol

Coördinerende rol

Andere rollen (gelieve te specificeren)

Bronsectoren onder de verantwoordelijkheid van de autoriteit (F)

Nationale autoriteiten (V)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Regionale autoriteiten (V)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lokale autoriteiten (V)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waar nodig rijen toevoegen

2.4.   De vooruitgang die op het gebied van de vermindering van emissies en de verbetering van de luchtkwaliteit met de huidige beleidslijnen en maatregelen is geboekt, en de mate van naleving van de nationale en Europese verplichtingen, in vergelijking met 2005

2.4.1.   De vooruitgang die op het gebied van emissiereductie met de huidige beleidslijnen en maatregelen is geboekt, en de mate van naleving van de nationale en Europese emissiereductieverplichtingen

Beschrijf de vooruitgang die op het gebied van emissiereductie met de huidige beleidslijnen en maatregelen is geboekt, en de mate van naleving van de nationale en Europese emissiereductieverplichtingen (V)

 

Geef volledige referenties (hoofdstuk en bladzijde) van publiekelijk beschikbare ondersteunende datasets (bijvoorbeeld rapportage over historische emissie-inventaris) (V)

 

Voeg grafieken toe om de emissiereducties per verontreinigende stof en/of per belangrijke sector te illustreren (F)

 


2.4.2.   De vooruitgang die op het gebied van de verbetering van de luchtkwaliteit met de huidige beleidslijnen en maatregelen is geboekt, en de mate van naleving van de nationale en Europese luchtkwaliteitsverplichtingen

Beschrijf de vooruitgang die op het gebied van de verbetering van de luchtkwaliteit met de huidige beleidslijnen en maatregelen is geboekt, en de mate van naleving van de nationale en Europese luchtkwaliteitsverplichtingen door ten minste voor NO2, PM10, PM2,5 en O3, en voor alle andere verontreinigende stoffen waarvoor er overschrijdingen zijn, aan te geven hoeveel luchtkwaliteitszones op het totaal aantal luchtkwaliteitszones (niet) voldoen aan de EU-luchtkwaliteitsdoelstellingen (V)

 

Geef volledige referenties (hoofdstuk en bladzijde) van publiekelijk beschikbare ondersteunende datasets (bijvoorbeeld luchtkwaliteitsplannen, brontoewijzing) (V)

 

Kaarten of histogrammen ter illustratie van de huidige luchtconcentraties (ten minste voor NO2, PM10, PM2,5 en O3, en voor alle andere verontreinigende stoffen die een probleem vormen), waarin bijvoorbeeld het aantal zones op het totaal aantal luchtkwaliteitszones is weergegeven dat (niet) voldoet in het referentiejaar en in het verslagjaar (F)

 

Indien er problemen aan het licht komen in (een) luchtkwaliteitszone(s), beschrijf hoe vooruitgang werd geboekt met de verlaging van de gerapporteerde maximumconcentraties (F)

 


2.4.3.   Huidige grensoverschrijdende effecten van nationale emissiebronnen

Beschrijf in voorkomend geval de huidige grensoverschrijdende effecten van binnenlandse emissiebronnen (V)

Vooruitgang kan in kwantitatieve of kwalitatieve termen worden gerapporteerd.

Als er geen problemen zijn geïdentificeerd, vermeld dan die conclusie.

 

Indien kwantitatieve gegevens worden gebruikt voor de beschrijving van de resultaten van de beoordeling, gelieve dan de voor het uitvoeren van de bovenstaande beoordeling gebruikte gegevens en methoden te specificeren (F)

 

2.5.   Verwachte verdere evolutie, uitgaande van de veronderstelling dat de reeds vastgestelde beleidslijnen en maatregelen ongewijzigd blijven

2.5.1.   Verwachte emissies en emissiereducties (MM-scenario)

Verontreinigende stoffen (V)

Totale emissies (kt), in overeenstemming met de inventarissen voor jaar x-2 of x-3 (gelieve het jaar aan te geven) (V)

Naar verwachting behaalde emissiereductie in % ten opzichte van 2005 (V)

Nationale emissiereductieverbintenis voor 2020-2029 (%) (V)

Nationale emissiereductieverbintenis met ingang van 2030 (%) (V)

2005 referentiejaar

2020

2025

2030

2020

2025

2030

SO2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NOx

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NMVOS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NH3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PM2,5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geef een overzicht van de met de MM-prognoses verbonden onzekerheden met betrekking tot de naleving van de emissiereductieverbintenissen voor 2020, 2025 en met ingang van 2030 (F)

 

Datum van de emissieprognoses (V)

 

Wanneer uit de prognose van de toekomstige evolutie blijkt dat de emissiereductieverbintenissen met het MM-scenario niet worden gehaald, moet in deel 2.6 een overzicht worden gegeven van de aanvullende beleidslijnen en maatregelen die worden overwogen met het oog op het bereiken van naleving.

2.5.2.   Verwacht effect op de verbetering van de luchtkwaliteit (MM-scenario), met inbegrip van de verwachte mate van naleving

2.5.2.1.   Kwalitatieve beschrijving van de verwachte verbetering van de luchtkwaliteit (V)

Geef een kwalitatieve beschrijving van de tegen 2020, 2025 en 2030 verwachte verbeteringen van de luchtkwaliteit en verdere evolutie van de mate van naleving (MM-scenario) van de EU-luchtkwaliteitsdoelstellingen voor NO2, PM10, PM2,5 en O3-waarden, en voor alle andere verontreinigende stoffen die een probleem vormen (V)

Geef volledige referenties (hoofdstuk en bladzijde) van publiekelijk beschikbare ondersteunende datasets (bijvoorbeeld luchtkwaliteitsplannen, brontoewijzing) waarin de verwachte verbeteringen en de verdere evolutie van de mate van naleving worden beschreven (V)

 


2.5.2.2.   Kwantitatieve beschrijving van de verwachte verbetering van de luchtkwaliteit (F)

Waarden van de richtlijn luchtkwaliteit

Verwacht aantal niet-conforme luchtkwaliteitszones

Verwacht aantal conforme luchtkwaliteitszones

Totaal aantal conforme luchtkwaliteitszones

Referentiejaar aangeven

2020

2025

2030

Referentiejaar aangeven

2020

2025

2030

Referentiejaar aangeven

2020

2025

2030

PM2,5 (één jaar)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NO2 (één jaar)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PM10 (één jaar)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

O3 (max. 8 uur gemiddeld)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Andere (gelieve te specificeren)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.6.   In overweging genomen beleidsopties om te voldoen aan de emissiereductieverbintenissen voor 2020 en 2030, tussentijdse emissieniveaus voor 2025

De in dit deel vereiste gegevens moeten worden gerapporteerd met de „Policies and Measures Tool” (PaM-tool) die hiervoor door de EER ter beschikking wordt gesteld.

2.6.1.   Nadere bijzonderheden betreffende de beleidslijnen en maatregelen die worden overwogen om te voldoen aan de emissiereductieverbintenissen (rapportage op het niveau van beleidsopties en maatregelen)

Naam en beknopte beschrijving van de individuele beleidslijnen en maatregelen of het pakket beleidslijnen en maatregelen (V)

Betrokken verontreinigende stof(fen), kies wat van toepassing is

SO2, NOx, NMVOS, NH3, PM2,5, (V); Zwarte koolstof („black carbon”) als onderdeel van PM2,5, andere (bv. Hg, dioxinen, broeikasgassen) (F) gelieve te specificeren

Doelstellingen van de individuele beleidslijnen en maatregelen of het pakket beleidslijnen en maatregelen (*) (V)

Type(n) beleidslijnen en maatregelen (^) (V)

Primaire en, in voorkomend geval, bijkomende betrokken sector(en) (†) (V)

Uitvoeringsperiode (V voor de voor uitvoering geselecteerde maatregelen)

Voor de uitvoering verantwoordelijke autoriteit(en) (V voor de voor uitvoering geselecteerde maatregelen)

In voorkomend geval verwijzen naar die welke zijn vermeld in tabel 2.3.2.

Details van de voor de analyse gebruikte methoden (bv. specifieke modellen of methoden, onderliggende gegevens) (V)

Gekwantificeerde verwachte emissiereducties (voor individuele beleidslijnen en maatregelen of voor pakketten beleidslijnen en maatregelen, in voorkomend geval) (kt per jaar of als bereik, in vergelijking met het MM-scenario) (V)

Kwalitatieve beschrijving van de onzekerheden (V, indien beschikbaar)

Begin

Einde

Type

Naam

2020

2025

2030

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waar nodig rijen toevoegen

De antwoorden op de velden met een (*), (^) of (†) worden ingevuld door te kiezen uit vooraf gedefinieerde antwoordopties die in overeenstemming zijn met de rapportageverplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 525/2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 749/2014 van de Commissie.

De antwoorden op de velden met een (*) moeten worden ingevuld door te kiezen uit de volgende vooraf gedefinieerde antwoordopties (er kan meer dan één doelstelling worden gekozen en er kunnen extra doelstellingen worden toegevoegd en gespecificeerd onder „andere”) (V):

1.

Energievoorziening:

toename in hernieuwbare energie;

overgang op minder koolstofintensieve brandstoffen;

meer niet-hernieuwbare koolstofarme opwekking (nucleair);

beperking van verliezen;

verbeterde efficiëntie in de sectoren energie en transformatie;

installatie van reductietechnologieën;

andere energievoorziening.

2.

Energieverbruik:

verbeterde efficiëntie van gebouwen;

verbeterde efficiëntie van apparaten;

verbeterde efficiëntie in de diensten-/tertiaire sector;

verbeterde efficiëntie in sectoren van industrieel eindgebruik;

beheersing/vermindering van de vraag;

ander energieverbruik.

3.

Vervoer:

gebruik van verontreinigingsbeperkende technologie in voertuigen, vaartuigen en vliegtuigen;

verbeteringen van de efficiëntie van voertuigen, vaartuigen en vliegtuigen;

modale verschuiving naar openbaar vervoer of niet-gemotoriseerd vervoer;

alternatieve brandstoffen voor voertuigen, vaartuigen en vliegtuigen (waaronder elektriciteit);

beheersing/vermindering van de vraag;

beter gedrag;

betere vervoersinfrastructuur;

ander vervoer.

4.

Industriële processen:

installatie van reductietechnologieën;

beter toezicht op diffuse emissies uit industriële processen;

andere industriële processen.

5.

Afvalbeheer/afval:

beheersing/vermindering van de vraag;

betere recyclage;

betere behandelingstechnologieën;

beter beheer van stortplaatsen;

afvalverbranding met energierecuperatie;

betere systemen voor het beheer van afvalwater;

minder storten;

ander afval.

6.

Landbouw

emissiearm op- of inbrengen van meststoffen/mest op of in bouwland en grasland;

andere activiteiten ter verbetering van het beheer van bouwland;

beter beheer van de veestapel en kweekinstallaties;

betere systemen voor het beheer van dierlijk afval;

andere landbouw.

7.

Transversaal:

kaderbeleid;

multisectoraal beleid;

andere transversale activiteiten.

8.

Andere:

de lidstaten moeten een korte beschrijving van de doelstelling geven.

De antwoorden op de velden met een (^) moeten worden ingevuld door te kiezen uit de volgende vooraf gedefinieerde antwoordopties (er kan meer dan één type beleidslijnen en maatregelen worden gekozen en er kunnen extra typen beleidslijnen en maatregelen worden toegevoegd en gespecificeerd onder „andere”) (V):

beheersing van de verontreiniging aan de bron;

economische instrumenten;

fiscale instrumenten;

vrijwillige/onderhandelde overeenkomsten;

informatie;

regelgeving;

onderwijs;

onderzoek;

planning;

andere, gelieve te specificeren.

De antwoorden op de velden met een (†) moeten worden ingevuld door te kiezen uit de volgende vooraf gedefinieerde antwoordopties (er kan meer dan één sector worden gekozen en er kunnen extra sectoren worden toegevoegd en gespecificeerd onder „andere”) (V):

energievoorziening (omvat de winning, het vervoer, de distributie en de opslag van brandstoffen, alsmede de productie van energie en elektriciteit);

energieverbruik (omvat het verbruik van brandstoffen en elektriciteit door eindverbruikers zoals huishoudens, de dienstensector, de industrie en de landbouw);

vervoer;

industriële processen (omvat industriële activiteiten waarbij materialen chemisch of fysisch worden getransformeerd en waarbij broeikasgassen vrijkomen, het gebruik van broeikasgassen in producten en het gebruik van koolstof uit fossiele brandstoffen voor niet-energetische doeleinden);

landbouw;

afvalbeheer/afval;

transversaal;

andere sectoren; gelieve te specificeren.


2.6.2.   Effecten op de luchtkwaliteit en het milieu van individuele beleidslijnen en maatregelen of pakketten beleidsopties en maatregelen die worden overwogen om te voldoen aan de emissiereductieverbintenissen (V, indien beschikbaar)

Indien beschikbaar, de effecten op de luchtkwaliteit (er mag ook worden verwezen naar de aanbevolen doelstellingen voor de luchtkwaliteit van de WHO) en het milieu

 


2.6.3.   Geraamde kosten en baten van de individuele beleidslijnen en maatregelen of pakketten beleidsopties en maatregelen die worden overwogen om te voldoen aan de emissiereductieverbintenissen (F)

Naam en beknopte beschrijving van de individuele beleidslijnen en maatregelen of het pakket beleidsopties en maatregelen

Kosten in EUR per ton verminderde verontreinigende stof

Absolute kosten per jaar in EUR

Absolute baten per jaar

Kosten-batenverhouding

Prijsjaar

Kwalitatieve beschrijving van de ramingen van de kosten en de baten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waar nodig rijen toevoegen


2.6.4.   Aanvullende gegevens over de maatregelen van bijlage III, deel 2, bij Richtlijn (EU) 2016/2284 die gericht zijn op de landbouwsector met het oog op het voldoen aan de emissiereductieverbintenissen

 

Zijn de beleidslijnen en maatregelen opgenomen in het nationale programma ter beheersing van de luchtverontreiniging?

Ja/neen (V)

Zo ja,

geef aan welk deel/welke bladzijde in het programma

(V)

Zijn de beleidslijnen en maatregelen exact toegepast? Ja/neen (V)

Zo niet, beschrijf de wijzigingen die zijn aangebracht (V)

A.   Maatregelen ter beheersing van ammoniakemissies (V)

1.

De lidstaten stellen een nationale gedragscode op voor goede landbouwpraktijken ter beheersing van ammoniakemissies, rekening houdend met de gedragscode voor goede landbouwpraktijken voor de reductie van ammoniakemissies van de VN/ECE van 2014, waarin ten minste de volgende punten zijn opgenomen:

a)

stikstofbeheer met inachtneming van de gehele stikstofkringloop;

b)

veevoederstrategieën;

c)

technieken voor het emissiearm verspreiden van mest;

d)

systemen voor het emissiearm opslaan van mest;

e)

emissiearme dierenverblijfsystemen;

f)

mogelijkheden voor het beperken van ammoniakemissies bij het gebruik van minerale meststoffen.

 

 

 

2.

De lidstaten kunnen een nationaal stikstofbudget opstellen om toezicht te houden op de veranderingen in de totale verliezen van reactief stikstof uit de landbouw, waaronder ammoniak, stikstofoxiden, ammonium, nitraten en nitrieten, op basis van de beginselen die zijn vastgesteld in het document met richtsnoeren voor stikstofbudgetten van de VN/ECE.

 

 

 

3.

De lidstaten verbieden het gebruik van meststoffen met ammoniumcarbonaat en kunnen de ammoniakemissies uit anorganische meststoffen verminderen aan de hand van de volgende benaderingen:

a)

het vervangen van meststoffen op basis van ureum door meststoffen op basis van ammoniumnitraat;

b)

daar waar meststoffen op basis van ureum nog steeds worden gebruikt, het toepassen van methoden waarvan is aangetoond dat zij een ammoniakemissiereductie opleveren van ten minste 30 % in vergelijking met de toepassing van de in het Ammoniak-richtsnoer vermelde referentiemethode;

c)

het bevorderen van de vervanging van anorganische meststoffen door organische meststoffen en, waar anorganische meststoffen nog steeds worden gebruikt, het verspreiden ervan overeenkomstig de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen of het grasland, waarbij tevens rekening wordt gehouden met het bestaande nutriëntengehalte in de bodem en de nutriënten uit andere meststoffen.

 

 

 

4.

De lidstaten kunnen de ammoniakemissies uit dierlijke mest verminderen aan de hand van de volgende benaderingen:

a)

het verminderen van emissies uit het op- of inbrengen van drijfmest en vaste mest op of in bouwland of grasland, door het toepassen van methoden die een emissiereductie opleveren van ten minste 30 % in vergelijking met de in het Ammoniak-richtsnoer omschreven referentiemethode en onder de volgende voorwaarden:

i)

mest en drijfmest worden uitsluitend verspreid volgens de te verwachten stikstof- en fosforbehoeften van het gewas of het grasland, waarbij tevens rekening wordt gehouden met het bestaande nutriëntengehalte in de bodem en de nutriënten uit andere meststoffen;

ii)

mest en drijfmest worden niet verspreid op drassig, ondergelopen, bevroren of met sneeuw bedekt land;

iii)

op grasland verspreide drijfmest wordt op- of ingebracht met behulp van een sleepslang of sleepvoet of door middel van oppervlakkige of diepe injectie;

iv)

op bouwland verspreide mest en drijfmest worden binnen vier uur na verspreiding in de bodem verwerkt.

b)

het verminderen van emissies uit de opslag van mest buiten dierenverblijven aan de hand van de volgende benaderingen:

i)

voor nieuwe, na 1 januari 2022 gebouwde drijfmestopslaginrichtingen, het gebruiken van emissiearme opslagsystemen of -technieken waarvan is aangetoond dat zij een ammoniakemissiereductie opleveren van ten minste 60 % in vergelijking met de in het Ammoniak-richtsnoer omschreven referentiemethode, en voor bestaande drijfmestopslaginrichtingen van ten minste 40 %;

ii)

het overdekken van opslagplaatsen voor vaste mest;

iii)

ervoor zorgen dat landbouwbedrijven over voldoende mestopslagcapaciteit beschikken om de mest uitsluitend te verspreiden gedurende voor de gewasgroei geschikte perioden;

c)

het verminderen van emissies uit dierenverblijven, door het gebruiken van systemen waarvan is aangetoond dat zij een ammoniakemissiereductie opleveren van ten minste 20 % in vergelijking met de in het Ammoniak-richtsnoer omschreven referentiemethode;

d)

het verminderen van emissies uit mest, door het toepassen van eiwitarme voederstrategieën waarvan is aangetoond dat zij een ammoniakemissiereductie opleveren van ten minste 10 % in vergelijking met de in het Ammoniak-richtsnoer omschreven referentiemethode.

 

 

 

B.   Emissiereductiemaatregelen ter beheersing van de emissies van fijnstof (PM2,5) en zwarte koolstof (V)

1.

Onverminderd bijlage II inzake randvoorwaarden bij Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) kunnen de lidstaten het in de open lucht verbranden van oogstresten en -afval en bosbouwresten verbieden. De lidstaten monitoren en handhaven de uitvoering van elk overeenkomstig de eerste alinea uitgevoerd verbod. Uitzonderingen op dit verbod zijn beperkt tot preventieve programma's ter voorkoming van ongecontroleerde branden, ter bestrijding van plagen of ter bescherming van de biodiversiteit.

 

 

 

2.

De lidstaten kunnen een nationale gedragscode opstellen met adviezen voor goede landbouwpraktijken voor een goed beheer van oogstafval op basis van de volgende benaderingen:

a)

het verbeteren van de bodemstructuur door het inbrengen van oogstafval;

b)

verbeterde technieken voor het inbrengen van oogstafval;

c)

alternatief gebruik van oogstafval;

d)

het verbeteren van het nutriëntengehalte en de bodemstructuur door het inbrengen van mest overeenkomstig hetgeen is vereist voor een optimale groei van planten, waardoor het verbranden van mest wordt vermeden (stalmest, ligstro).

 

 

 

C.   Preventie van effecten voor kleine landbouwbedrijven (V)

Bij het nemen van de in A en B beschreven maatregelen zorgen de lidstaten ervoor dat ten volle rekening wordt gehouden met de effecten voor kleine en microlandbouwbedrijven. lidstaten kunnen kleine en microlandbouwbedrijven bijvoorbeeld van die maatregelen vrijstellen, waar mogelijk en passend gezien de toepasselijke reductieverbintenissen (V).

 

 

 

2.7.   De voor vaststelling geselecteerde beleidslijnen per sector, met inbegrip van een tijdschema voor de vaststelling, uitvoering en herziening daarvan en de verantwoordelijke bevoegde autoriteiten

2.7.1.   Voor vaststelling geselecteerde individuele beleidslijnen en maatregelen of pakketten beleidslijnen en maatregelen en de verantwoordelijke bevoegde autoriteiten

Naam en beknopte beschrijving van de individuele beleidslijnen en maatregelen of het pakket beleidslijnen en maatregelen (V)

In voorkomend geval verwijzen naar die welke zijn vermeld in tabel 2.6.1.

Momenteel gepland jaar van vaststelling (V)

Relevante opmerkingen die voortvloeien uit de raadpleging(en) met betrekking tot de individuele beleidslijnen en maatregelen of de pakketten beleidslijnen en maatregelen (F)

Momenteel gepland tijdschema voor de uitvoering (V)

Tussentijdse streefwaarden en indicatoren die zijn geselecteerd om de voortgang bij de uitvoering van de geselecteerde beleidslijnen en maatregelen te controleren (F)

Momenteel gepland tijdschema voor de herziening (indien verschillend van de vierjaarlijkse algemene actualisering van het nationaal programma ter beheersing van de luchtverontreiniging) (V)

Voor de individuele beleidslijnen en maatregelen of het pakket beleidslijnen en maatregelen verantwoordelijke bevoegde autoriteiten (V)

In voorkomend geval verwijzen naar die welke zijn vermeld in tabel 2.3.2.

Beginjaar

Eindjaar

Tussentijdse streefwaarden

Indicatoren

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waar nodig rijen invoegen


2.7.2.   Toelichting van de keuze van de geselecteerde maatregelen en beoordeling van de wijze waarop de geselecteerde beleidslijnen en maatregelen zorgen voor samenhang met op andere relevante beleidsterreinen opgestelde plannen en programma's

Toelichting van de keuze van de uiteindelijk geselecteerde maatregelen uit de in 2.6.1 overwogen maatregelen (F)

 

Samenhang van de geselecteerde beleidslijnen en maatregelen met de luchtkwaliteitsdoelstellingen op nationaal niveau en, in voorkomend geval, in de naburige lidstaten (V)

 

Samenhang van de geselecteerde beleidslijnen en maatregelen met andere relevante plannen en programma's die zijn vastgesteld uit hoofde van de in nationale of Uniewetgeving neergelegde vereisten (bijvoorbeeld nationale energie- en klimaatplannen) (V)

 

2.8.   Verwachte gezamenlijke effecten van de beleidslijnen en maatregelen („met aanvullende maatregelen” — MAM) op emissiereducties, luchtkwaliteit en het milieu, en de daarmee samenhangende onzekerheden (in voorkomend geval)

2.8.1.   Verwachte verwezenlijking van de emissiereductieverbintenissen (MAM)

Verontreinigende stoffen (V)

Totale emissies (kt), in overeenstemming met de inventarissen voor jaar x-2 of x-3, gelieve het jaar aan te geven (V)

Behaalde emissiereductie in % ten opzichte van 2005 (V)

Nationale emissiereductieverbintenis voor 2020-2029 (%) (V)

Nationale emissiereductieverbintenis met ingang van 2030 (%) (V)

2005 referentiejaar

2020

2025

2030

2020

2025

2030

 

 

SO2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NOx

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NMVOS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NH3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PM2,5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Datum van de emissieprognoses (V)

 


2.8.2.   Niet-lineair emissiereductietraject

Wanneer een niet-lineair emissiereductietraject is gevolgd, aantonen dat het technisch of economisch efficiënter is (alternatieve maatregelen zouden leiden tot onevenredige kosten), dat het geen afbreuk zal doen aan de verwezenlijking van enige reductieverbintenis in 2030 en dat het traject met ingang van 2025 zal convergeren met het lineaire traject (V, indien van toepassing)

In voorkomend geval verwijzen naar de kosten die zijn vermeld in tabel 2.6.3.

 


2.8.3.   Vormen van flexibiliteit

Wanneer flexibiliteit wordt gebruikt, een overzicht geven van het gebruik ervan (V)

 


2.8.4.   Verwachte verbetering van de luchtkwaliteit (MAM)

A.   Verwacht aantal niet-conforme en conforme luchtkwaliteitszones (F)

Waarden van de richtlijn luchtkwaliteit

Verwacht aantal niet-conforme luchtkwaliteitszones

Verwacht aantal conforme luchtkwaliteitszones

Totaal aantal conforme luchtkwaliteitszones

Referentiejaar aangeven

2020

2025

2030

Referentiejaar aangeven

2020

2025

2030

Referentiejaar aangeven

2020

2025

2030

PM2,5 (één jaar)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NO2 (één jaar)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PM10 (één jaar)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

O3 (max. 8 uur gemiddeld)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Andere (gelieve te specificeren)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.   Maximumoverschrijding van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit en indicatoren voor de gemiddelde blootstelling (F)

Waarden van de richtlijn luchtkwaliteit

Verwachte maximumoverschrijding van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit in alle zones

Indicator voor de verwachte gemiddelde blootstelling (alleen voor PM2,5 (één jaar)

Referentiejaar aangeven

2020

2025

2030

Referentiejaar aangeven

2020

2025

2030

PM2,5 (één jaar)

 

 

 

 

 

 

 

 

NO2 (één jaar)

 

 

 

 

 

 

 

 

NO2 (1 uur)

 

 

 

 

 

 

 

 

PM10 (één jaar)

 

 

 

 

 

 

 

 

PM10 (24 uur)

 

 

 

 

 

 

 

 

O3 (max. 8 uur gemiddeld)

 

 

 

 

 

 

 

 

Andere (gelieve te specificeren)

 

 

 

 

 

 

 

 

C.   Illustraties die de verwachte verbetering van de luchtkwaliteit en de mate van naleving aantonen (F)

Kaarten of histogrammen ter illustratie van de verwachte evolutie van luchtconcentraties (ten minste voor NO2, PM10, PM2,5 en O3, en voor alle andere verontreinigende stoffen die een probleem vormen), waarin bijvoorbeeld het aantal zones op het totaal aantal luchtkwaliteitszones is weergegeven dat tegen 2020, 2025 en 2030 (niet) zal voldoen, de verwachte nationale maximumoverschrijdingen en de indicator voor de verwachte gemiddelde blootstelling

 

D.   Verwachte kwalitatieve verbetering van de luchtkwaliteit en de verwachte mate van naleving (MAM) (indien in de bovenstaande tabellen geen kwantitatieve gegevens worden verstrekt) (F)

Verwachte kwalitatieve verbetering van de luchtkwaliteit en de mate van naleving (MAM)

 

Wat de jaarlijkse grenswaarden betreft, moeten de prognoses worden gerapporteerd in vergelijking met de maximumconcentraties voor alle zones. Wat de grenswaarden per dag en per uur betreft, moeten de prognoses worden gerapporteerd in vergelijking met het maximumaantal geregistreerde overschrijdingen voor alle zones.

2.8.5.   Verwachte effecten op het milieu (MAM) (F)

 

Referentiejaar gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten (gelieve te specificeren

2020

2025

2030

Beschrijving

Grondgebied van de lidstaat dat boven de kritische drempelbelasting aan verzuring is blootgesteld (%)

 

 

 

 

 

Grondgebied van de lidstaat dat boven de kritische drempelbelasting aan eutrofiëring is blootgesteld (%)

 

 

 

 

 

Grondgebied van de lidstaat dat boven het kritische drempelniveau aan ozon is blootgesteld (%)

 

 

 

 

 

De indicatoren moeten worden afgestemd op de indicatoren die worden gebruikt in het kader van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand inzake de blootstelling van ecosystemen aan verzuring, eutrofiëring en ozon (https://www.rivm.nl/media/documenten/cce/manual/Manual_UBA_Texte.pdf).


(1)  Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).