28.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/35


VERORDENING (EU) 2017/2402 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 december 2017

tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Securitisatie heeft betrekking op transacties die een kredietverstrekker of een crediteur — doorgaans een kredietinstelling of een onderneming — in staat stellen een samenstel van leningen, blootstellingen of kortlopende vorderingen, zoals woonkredieten, autoleningen of -leases, consumptieve kredieten, kredietkaarten of handelsvorderingen, te herfinancieren door ze om te zetten in verhandelbare effecten. De kredietverstrekker poolt en herverpakt een portefeuille van zijn leningen en brengt deze onder in verschillende risicocategorieën voor verschillende beleggers, zodat deze toegang krijgen tot beleggingen in leningen en andere blootstellingen waartoe zij normaal gesproken geen directe toegang zouden hebben. Het beleggingsrendement wordt gegenereerd uit de kasstromen van de onderliggende leningen.

(2)

In haar mededeling van 26 november 2014 inzake een investeringsplan voor Europa kondigde de Commissie aan de markten voor kwalitatief hoogwaardige securitisatie nieuw leven te willen inblazen, zonder weer te vervallen in de fouten die zijn gemaakt vóór de financiële crisis van 2008. De ontwikkeling van een markt voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisaties is een bouwsteen van de kapitaalmarktenunie (KMU) en draagt bij tot de verwezenlijking van de prioritaire doelstelling van de Commissie het scheppen van banen te bevorderen en de economie weer op een pad van duurzame groei te brengen.

(3)

De Unie wenst het wetgevingskader aan te scherpen dat na de financiële crisis is ingevoerd om de risico’s op te vangen die eigen zijn aan zeer complexe, ondoorzichtige en riskante securitisatie. Het is van essentieel belang regels vast te stellen om eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde producten beter te differentiëren van complexe, ondoorzichtige en riskante instrumenten en om een risicogevoeliger prudentieel kader toe te passen.

(4)

Securitisatie is een belangrijk element van goed functionerende financiële markten. Deugdelijk gestructureerde securitisatie is een belangrijk kanaal voor het diversifiëren van financieringsbronnen en het ruimer spreiden van risico’s in het financiële systeem van de Unie. Securitisatie maakt een bredere spreiding van risico in de financiële sector mogelijk en kan ertoe bijdragen dat op de balansen van initiators ruimte wordt vrijgemaakt zodat meer krediet naar de economie kan vloeien. Over het geheel genomen kan zij de efficiëntie in het financiële systeem verbeteren en extra beleggingskansen creëren. Securitisatie kan een brug slaan tussen kredietinstellingen en kapitaalmarkten met een indirect voordeel voor ondernemingen en burgers (zoals minder dure leningen, bedrijfsfinanciering, en kredieten voor onroerend goed en kredietkaarten). Tegelijkertijd onderkent deze verordening de risico’s van grotere verwevenheid en buitensporige hefboomwerking die securitisatie met zich brengt, en versterkt zij het microprudentiële toezicht door bevoegde autoriteiten op de deelname van een financiële instelling op de securitisatiemarkt, alsmede het macroprudentiële toezicht op die markt door het Europees Comité voor systeemrisico’s (European Systemic Risk Board — „ESRB”) dat is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) en door de nationale bevoegde en aangewezen autoriteiten voor macroprudentiële instrumenten.

(5)

Een risicogevoeliger prudentieel kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde (simple, transparent and standardised — „STS”) securitisatie vereist dat de Unie duidelijk definieert wat STS-securitisatie is, omdat anders de risicogevoeliger behandeling in de regelgeving voor banken en verzekeringsondernemingen in verschillende lidstaten voor verschillende soorten securitisatie beschikbaar zou zijn. Dat zou leiden tot een ongelijk speelveld en regelgevingsarbitrage in de hand werken, terwijl het juist van belang is ervoor te zorgen dat de Unie fungeert als een eengemaakte markt voor STS-securitisaties en dat ze grensoverschrijdende transacties vergemakkelijkt.

(6)

In overeenstemming met de bestaande definities in de sectorale wetgeving van de Unie, is het dienstig om voor alle essentiële concepten van securitisatie definities op te stellen. Er is meer bepaald behoefte aan een duidelijke en alomvattende definitie van securitisatie waarmee elke transactie of regeling wordt bestreken waarbij het kredietrisico dat verbonden is aan een blootstelling of pool van blootstellingen in tranches wordt onderverdeeld. Een blootstelling die een directe betalingsverplichting creëert voor een transactie of regeling die wordt gebruikt om materiële activa te financieren of te exploiteren, dient niet te worden beschouwd als een blootstelling in het kader van een securitisatie, zelfs als de transactie of regeling betalingsverplichtingen van een verschillende rangorde inhoudt.

(7)

Een sponsor dient taken te kunnen delegeren aan een servicer maar dient wel verantwoordelijk te blijven voor risicobeheer. Een sponsor mag met name niet de risicobehoudvereiste aan zijn servicer overdragen. De servicer dient een gereglementeerde vermogensbeheerder te zijn, zoals een beheermaatschappij van instellingen voor collectieve belegging in effecten („icbe’s”), een beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen („abi-beheerder”) of een entiteit zoals omschreven in Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) („MiFID-entiteit”).

(8)

Bij deze verordening wordt een verbod op hersecuritisatie ingesteld, onder voorbehoud van afwijkingen voor bepaalde gevallen van hersecuritisatie voor legitieme doeleinden en verduidelijkingen aangaande de vraag of door activa gedekte commercial-paperprogramma’s (asset-backed commercial paper („ABCP”) programmes — „ABCP-programma’s”) als hersecuritisaties worden beschouwd. Hersecuritisaties kunnen het bij deze verordening nagestreefde transparantieniveau in de weg staan. Dit neemt niet weg dat hersecuritisaties in uitzonderlijke gevallen van nut kunnen zijn om de belangen van beleggers te borgen. Daarom mogen hersecuritisaties alleen in bepaalde, bij deze verordening vastgestelde gevallen toegestaan worden. Voorts is het voor de financiering van de reële economie van belang dat volledig ondersteunde ABCP-programma’s die, bovenop de door het programma gefinancierde transacties geen enkele vorm van herverdeling in tranches inhouden, buiten het hersecuritisatieverbod vallen.

(9)

Beleggingen in of blootstellingen aan securitisaties stellen de belegger niet alleen bloot aan de kredietrisico’s van de onderliggende leningen of blootstellingen, maar mogelijk ook aan andere risico’s in het structureringsproces van securitisaties, zoals principaal-agentrisico’s, modelrisico’s, juridische en operationele risico’s, tegenpartijrisico’s, servicingrisico’s, liquiditeitsrisico’s en concentratierisico’s. Daarom is het zo belangrijk dat institutionele beleggers voldoen aan evenredige duediligenceverplichtingen om ervoor te zorgen dat ze de uit alle soorten securitisaties voortvloeiende risico’s in het belang van de eindbelegger naar behoren evalueren. Due diligence kan aldus ook het vertrouwen in de markt en tussen individuele initiators, sponsors en beleggers verbeteren. Beleggers dienen ook passende due diligence te betrachten met betrekking tot STS-securitisaties. Zij kunnen informatie inwinnen aan de hand van de gegevens die worden bekendgemaakt door de securitiserende partijen, meer bepaald de STS-kennisgeving en de in deze context bekendgemaakte gerelateerde gegevens, die beleggers alle nodige informatie moeten verschaffen over hoe de STS-criteria worden nageleefd. Institutionele beleggers dienen op afdoende wijze te kunnen vertrouwen op de STS-kennisgeving en de door de initiator, sponsor en special purpose entity voor securitisatiedoeleinden (securitisation special purpose entity — „SSPE”) bekendgemaakte informatie om te weten of een securitisatie voldoet aan de STS-vereisten. Zij mogen echter niet uitsluitend en werktuiglijk te vertrouwen op die kennisgeving en informatie.

(10)

Het is essentieel dat de belangen van initiators, sponsors, oorspronkelijke kredietverstrekkers die bij een securitisatie zijn betrokken, en van beleggers met elkaar in overeenstemming worden gebracht. Om dat te bereiken dienen de initiator, sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker een significant belang in de onderliggende blootstellingen van de securitisatie te behouden. Daarom is het van belang dat de initiator, de sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker ten aanzien van de betrokken onderliggende risico’s een materiële netto economische blootstelling behouden. Meer in het algemeen mag de structuur van securitisatietransacties geen aanleiding geven tot mogelijke omzeiling van de risicobehoudvereiste. Die vereiste moet gelden in alle situaties waarin de economische realiteit van een securitisatie van toepassing is, ongeacht de juridische structuren of instrumenten die worden aangewend. Er is geen meervoudige toepassing van de behoudvereiste nodig. Voor elke securitisatie volstaat het dat hetzij de initiator, hetzij de sponsor, hetzij de oorspronkelijke kredietverstrekker aan de vereiste onderworpen is. Evenzo dient, wanneer securitisatietransacties andere securitisatieposities als onderliggende blootstelling inhouden, de behoudvereiste enkel te gelden voor de securitisatie die aan de belegging ten grondslag ligt. In de STS-kennisgeving moeten beleggers erop worden gewezen dat de initiator, de sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker ten aanzien van de onderliggende risico’s een materiële netto economische blootstelling behoudt. Wel dient een uitzondering te worden gemaakt voor gevallen waarin gesecuritiseerde blootstellingen volledig, onvoorwaardelijk en onherroepelijk worden gegarandeerd, met name door overheidsinstanties. In het geval van steun uit overheidsmiddelen in de vorm van garanties of op andere wijze laat de onderhavige verordening de voorschriften inzake staatssteun onverlet.

(11)

Initiators en sponsors mogen geen voordeel halen uit het feit dat zij mogelijk over meer informatie over aan de SSPE overgedragen activa beschikken dan beleggers en potentiële beleggers, en mogen niet buiten het medeweten van de beleggers of potentiële beleggers activa aan de SSPE overdragen met een hoger kredietrisicoprofiel dan vergelijkbare activa op de balans van de initiators. Bij inbreuken op die bepaling moeten door de bevoegde autoriteiten op te leggen sancties gelden, doch alleen wanneer de inbreuk opzettelijk is. In dat opzicht mag geen sanctie worden opgelegd voor loutere nalatigheid. Die bepaling doet evenwel op geen enkele wijze afbreuk aan het recht van initiators en sponsors om activa voor overdracht aan de SSPE te selecteren die vooraf, in vergelijking met vergelijkbare activa die op de balans van de initiator blijven, een hoger dan gemiddeld kredietrisicoprofiel hebben, zolang het hogere kredietrisicoprofiel van de aan de SSPE overgedragen activa duidelijk aan de beleggers en potentiële beleggers wordt meegedeeld. De bevoegde autoriteiten dienen toe te zien op de naleving van die bepaling door de onderliggende activa van een securitisatie en de vergelijkbare activa op de balans van de initiator met elkaar te vergelijken.

De vergelijking van de prestaties moet worden gemaakt tussen activa waarvan van tevoren vergelijkbare prestaties worden verwacht, bijvoorbeeld tussen niet-renderende hypothecaire leningen voor woondoeleinden die naar de SSPE worden overgedragen en niet-renderende hypothecaire leningen voor woondoeleinden die op de balans van de initiator staan.

De aanname is niet dat de onderliggende activa van een securitisatie een rendement dienen te hebben dat vergelijkbaar is met dat van de gemiddelde activa op de balans van de initiator.

(12)

Beleggers en potentiële beleggers kunnen alleen due diligence verrichten en dus de kredietwaardigheid van een securitisatie-instrument met kennis van zaken beoordelen als zij toegang hebben tot informatie over deze instrumenten. Het is van belang op basis van het bestaande acquis een omvattend systeem te creëren dat beleggers en potentiële beleggers toegang biedt tot alle relevante informatie over de volledige looptijd van de transacties, dat de rapportagetaken voor initiators, sponsors en SSPE’s vermindert en dat beleggers ononderbroken, eenvoudige en gratis toegang verschaft tot betrouwbare informatie over securitisaties. Om de markt transparanter te maken, moet een kader voor securitisatieregisters worden ingevoerd om relevante rapporten te verzamelen, hoofdzakelijk over onderliggende blootstellingen in securitisaties. De vergunningverlening aan en het toezicht op deze securitisatieregisters dienen bij de Europese toezichthoudende autoriteit (de Europese Autoriteit voor effecten en markten) („ESMA”), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6), te berusten. Bij de nadere omschrijving van deze rapportagetaken moet de ESMA ervoor zorgen dat de aan de registers te verstrekken informatie zo nauw mogelijk aansluit bij bestaande templates voor de openbaarmaking van dergelijke informatie.

(13)

De algemene verplichting voor de initiator, de sponsor en de SSPE om informatie over securitisaties via het securitisatieregister beschikbaar te stellen, heeft in de eerste plaats ten doel beleggers via één onder toezicht staand kanaal de gegevens te verstrekken die zij nodig hebben met het oog op due diligence. Particuliere securitisaties zijn vaak maatwerk. Zij zijn belangrijk, omdat zij partijen de mogelijkheid bieden securitisatietransacties aan te gaan zonder aan de markt of aan concurrenten gevoelige commerciële informatie over de transactie te verstrekken (bijvoorbeeld dat een bepaalde onderneming financiering nodig heeft om de productie uit te breiden, of dat een beleggingsfirma in het kader van haar strategie een nieuwe markt betreedt) en/of informatie over de onderliggende activa (bijvoorbeeld het type handelsvordering van een industrieel bedrijf). In die gevallen hebben beleggers rechtstreeks contact met de initiator en/of sponsor en krijgen zij de informatie die zij nodig hebben om hun due diligence te verrichten rechtstreeks van hen. Het is bijgevolg passend particuliere securitisaties vrij te stellen van de verplichting om de informatie over de transactie aan een securitisatieregister te melden.

(14)

Initiators, sponsors en oorspronkelijke kredietverstrekkers moeten op te securitiseren blootstellingen dezelfde deugdelijke en welomschreven criteria voor kredietverstrekking toepassen als op niet-gesecuritiseerde blootstellingen. Voor zover handelsvorderingen niet worden geïnitieerd in de vorm van een lening, hoeven daarvoor echter geen kredietverstrekkingscriteria te worden gehanteerd.

(15)

Securitisatie-instrumenten zijn doorgaans niet geschikt voor niet-professionele cliënten in de zin van Richtlijn 2014/65/EU.

(16)

Initiators, sponsors en SSPE’s moeten alle materieel relevante informatie over de kredietkwaliteit en prestaties van de onderliggende blootstellingen beschikbaar stellen in het beleggersverslag, met inbegrip van informatie waaruit beleggers duidelijk kunnen opmaken of er sprake is van achterstalligheid en wanbetaling door onderliggende debiteuren, schuldherschikking, schuldkwijtschelding, respijt, terugkopen, aflossingsvrije perioden, verliezen, oninbare schulden, terugvorderingen en andere verhaalmiddelen met betrekking tot de prestaties van activa in de pool van onderliggende blootstellingen. Het beleggersverslag moet in het geval van een andere securitisatie dan een ABCP-transactie ook gegevens bevatten over de kasstromen die worden gegenereerd door de onderliggende blootstellingen en door de verplichtingen in verband met de securitisatie, met inbegrip van afzonderlijke informatie over de inkomsten en uitgaven met betrekking tot de securitisatiepositie, namelijk het gepland kapitaal, de geplande rente, het vervroegd terugbetaald kapitaal, de achterstallige rente en vergoedingen en kosten, en gegevens over het activeren van gebeurtenissen die veranderingen in de rangorde van betalingen of de vervanging van tegenpartijen inhouden, alsmede informatie over de omvang en vorm van kredietverbetering voor elke tranche. Hoewel eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisaties in het verleden goed hebben gepresteerd, zegt de naleving van STS-vereisten niets over het risicogehalte van de securitisatiepositie of de onderliggende kredietkwaliteit van de securitisatie. Wel moet dit worden opgevat als een indicatie dat een voorzichtig en zorgvuldig belegger in staat zal zijn de risico’s van de securitisatie te analyseren.

Teneinde rekening te houden met de verschillende structurele kenmerken van langlopende securitisaties en van kortlopende securitisaties (namelijk ABCP-programma’s en ABCP-transacties), moeten er twee soorten STS-vereisten zijn, één voor langlopende securitisaties en één voor kortlopende securitisaties, conform het verschil in werking tussen deze twee marktsegmenten. ABCP-programma’s zijn gebaseerd op een aantal ABCP-transacties die bestaan uit kortlopende blootstellingen die op de vervaldag moeten worden vervangen. In een ABCP-transactie kan securitisatie onder meer worden bereikt door een akkoord over een variabele korting op de aankoopprijs voor de pool van onderliggende blootstellingen, of de uitgifte van senior en junior notes door een SSPE in een cofinancieringsstructuur waarbij de senior notes naar de aankopende entiteiten van een of meer ABCP-programma’s worden overgedragen. ABCP-transacties die als een STS kunnen worden aangemerkt, mogen evenwel geen hersecuritisaties omvatten. Bovendien moeten STS-criteria de specifieke rol weerspiegelen van de sponsor die liquiditeitssteun verleent aan het ABCP-programma, in het bijzonder voor volledig ondersteunde ABCP-programma’s.

(17)

Zowel op internationaal als op Unieniveau is er al veel werk verricht om STS-securitisatie te identificeren. In de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2015/35 (7) en 2015/61 (8) van de Commissie zijn reeds criteria opgenomen voor STS-securitisatie voor specifieke doeleinden, waaraan een risicogevoeligere prudentiële behandeling is gegeven.

(18)

SSPE’s mogen alleen gevestigd zijn in derde landen die door de Financiëleactiegroep (Financial Action Task Force, FATF) niet zijn opgenomen in de lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden met een hoog risico. Indien op het ogenblik dat deze verordening wordt geëvalueerd, een specifieke Unielijst voorhanden is van rechtsgebieden van derde landen die weigeren standaarden inzake goed fiscaal bestuur na te leven, dient rekening te worden gehouden met die Unielijst en kan deze de referentielijst worden voor derde landen waar SSPE’s zich niet mogen vestigen.

(19)

Het is van groot belang om een algemene definitie van STS-securitisatie voor alle sectoren te formuleren op basis van de bestaande criteria, alsook op basis van de op 23 juli 2015 door het Bazels Comité voor bankentoezicht (het Bazels Comité) en de Internationale organisatie van effectentoezichthouders (Iosco) aangenomen criteria voor het identificeren van eenvoudige, transparante en vergelijkbare securitisaties binnen de context van kapitaaltoereikendheid voor securitisaties, en in het bijzonder het op 7 juli 2015 gepubliceerde advies van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) („EBA”), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (9), over een Europees kader voor in aanmerking komende securitisaties.

(20)

De toepassing van de STS-criteria in de hele Unie mag niet leiden tot divergente benaderingen. Divergente benaderingen zouden potentiële belemmeringen creëren voor grensoverschrijdende beleggers omdat zij zich zouden moeten verdiepen in de bijzonderheden van de rechtskaders van de lidstaten, hetgeen hun vertrouwen in de STS-criteria zou ondermijnen. Daarom moet de EBA richtsnoeren ontwikkelen met het oog op een gemeenschappelijke en samenhangende interpretatie van de STS-vereisten in de hele Unie, teneinde mogelijke interpretatieproblemen op te lossen. Eén dergelijke interpretatiebron zou ertoe bijdragen dat de STS-criteria door initiators, sponsors en beleggers worden overgenomen. Ook de ESMA moet een actieve rol spelen bij het aanpakken van mogelijke interpretatieproblemen.

(21)

Teneinde divergente benaderingen bij de toepassing van de STS-criteria te vermijden, dienen de drie Europese toezichthoudende autoriteiten („ETA’s”), in het kader van het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten, hun werkzaamheden en die van de bevoegde autoriteiten te coördineren om sectoroverschrijdende consistentie te waarborgen en praktische problemen te evalueren die met betrekking tot STS-securitisaties zouden kunnen optreden. Daarbij dienen ook de standpunten van de marktdeelnemers te worden ingewonnen en zo veel mogelijk in aanmerking te worden genomen. Het resultaat van die besprekingen moet worden gepubliceerd op de websites van de ETA’s om initiators, sponsors, SSPE’s en beleggers te helpen bij het evalueren van STS-securitisaties alvorens deze uit te geven of erin te beleggen. Een dergelijk coördinatiemechanisme zou met name erg belangrijk zijn in de aanloop naar de toepassing van deze verordening.

(22)

In deze verordening komt alleen „true sale”-securitisatie voor een STS-status in aanmerking. In een „true sale”-securitisatie wordt de eigendom van de onderliggende blootstellingen overgedragen of daadwerkelijk gecedeerd aan een uitgevende entiteit, namelijk een SSPE. Aan de overdracht of cessie van de onderliggende blootstellingen aan de SSPE mogen geen terugvorderingsbepalingen in geval van insolventie van de verkoper verbonden zijn, onverminderd bepalingen van nationale insolventiewetgeving uit hoofde waarvan de verkoop van onderliggende blootstellingen, gesloten binnen een bepaalde termijn voorafgaand aan de insolventverklaring van de verkoper, onder strikte voorwaarden nietig kan worden verklaard.

(23)

Een juridisch advies van een gekwalificeerd raadsman zou de echte verkoop („true sale”) of cessie of overdracht met dezelfde rechtsgevolgen van de onderliggende blootstellingen en de afdwingbaarheid van die true sale of cessie of overdracht met dezelfde rechtsgevolgen op grond van het toepasselijke recht kunnen bevestigen.

(24)

Bij andere dan „true sale”-securitisaties worden de onderliggende blootstellingen niet aan een uitgevende entiteit die een SSPE is, overgedragen, maar wordt het met de onderliggende blootstellingen samenhangende kredietrisico door middel van een derivatencontract of garanties overgedragen. Dat creëert een extra tegenpartijkredietrisico en potentiële complexiteit die met name verband houden met de inhoud van het derivatencontract. Om deze redenen mogen de STS-criteria geen synthetische securitisatie toelaten.

De vooruitgang die de EBA heeft geboekt in haar verslag van december 2015, waarin een mogelijk samenstel van STS-criteria voor synthetische securitisaties wordt voorgesteld en een definitie wordt gegeven van een „synthetische balanssecuritisatie” en een „synthetische arbitragesecuritisatie”, moet worden erkend. Zodra de EBA duidelijk een samenstel van STS-criteria heeft vastgesteld dat specifiek van toepassing is op synthetische balanssecuritisaties, en teneinde de financiering van de reële economie te bevorderen, met name van kleine en middelgrote ondernemingen („kmo’s”) die het meest gebaat zijn bij deze securitisaties, dient de Commissie een rapport op te stellen en, in voorkomend geval, een wetgevingsvoorstel aan te nemen om het STS-kader tot dergelijke securitisaties uit te breiden. De Commissie mag echter geen dergelijke verruiming voorstellen voor synthetische arbitragesecuritisaties.

(25)

De onderliggende blootstellingen die door de verkoper aan de SSPE zijn overgedragen, moeten beantwoorden aan vooraf bepaalde, duidelijk omschreven toelaatbaarheidscriteria die geen ruimte laten voor actief portefeuillebeheer van deze blootstellingen op discretionaire basis. Vervanging van blootstellingen die de verklaringen en garanties schenden, mag in principe niet worden beschouwd als actief portefeuillebeheer.

(26)

Onderliggende blootstellingen mogen geen blootstellingen bij wanbetaling omvatten of blootstellingen aan debiteuren of garantiegevers die zich, voor zover de initiator of oorspronkelijke kredietverstrekker bekend, in specifieke situaties van verminderde kredietwaardigheid bevinden (bijvoorbeeld debiteuren die insolvent zijn verklaard).

Aan de „voor zover bekend”-norm moet worden geacht te zijn voldaan op basis van de informatie die van de debiteuren is verkregen over de initiëring van de blootstellingen, informatie die van de initiator is verkregen in de loop van de servicing van de blootstellingen of in de loop van de risicobeheerprocedure, of informatie die door een derde partij ter kennis van de initiator is gebracht.

Een prudente benadering dient te worden gevolgd bij blootstellingen die niet hebben gerendeerd en vervolgens zijn geherstructureerd. De opneming van deze laatste in de pool van onderliggende blootstellingen mag evenwel niet worden uitgesloten ingeval deze blootstellingen geen nieuwe betalingsachterstand hebben vertoond sinds de datum van de herstructurering, die ten minste één jaar vóór de datum van overdracht of cessie van de onderliggende blootstellingen aan de SSPE moet hebben plaatsgevonden. In dergelijke gevallen moet adequate openbaarmaking zorgen voor volledige transparantie:

(27)

Opdat beleggers grondige due diligence verrichten en de onderliggende risico’s gemakkelijker kunnen worden beoordeeld, is het belangrijk dat securitisatietransacties worden gedekt door pools van blootstellingen die homogeen zijn qua soorten activa, zoals pools van woonkredieten, of pools van bedrijfsleningen, hypothecaire leningen voor zakelijke doeleinden, leases en kredietfaciliteiten aan ondernemingen van dezelfde categorie, of pools van autoleningen en -leases, of pools van kredietfaciliteiten aan particulieren voor persoonlijke, familie- of huishoudelijke consumptiedoeleinden. De onderliggende blootstellingen mogen geen effecten, als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 44, van Richtlijn 2014/65/EU, bevatten. Om rekening te houden met die lidstaten waar het gebruikelijk is dat kredietinstellingen obligaties gebruiken in plaats van leningsovereenkomsten om krediet te verstrekken aan niet-financiële ondernemingen, dienen deze obligaties ook te kunnen worden opgenomen, mits zij niet aan een handelsplatform zijn genoteerd.

(28)

Het is van groot belang te voorkomen dat „originate to distribute”-modellen weer opduiken. In die scenario’s bieden kredietverstrekkers leningen aan onder toepassing van een ondermaats en zwak beleid inzake overneming („underwriting”) omdat zij op voorhand weten dat de ermee samenhangende risico’s uiteindelijk aan derden worden verkocht. De te securitiseren blootstellingen dienen dus te worden geïnitieerd in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker krachtens afsluitstandaarden die niet minder streng mogen zijn dan die welke de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker hanteert op het moment van initiëring voor soortgelijke blootstellingen die niet gesecuritiseerd zijn. Alle materiële wijzigingen in de afsluitstandaarden dienen te worden meegedeeld aan potentiële beleggers of, in het geval van volledig ondersteunde ABCP-programma’s, aan de sponsor en andere partijen die rechtstreeks blootstaan aan de ABCP-transactie. De initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker dient voldoende ervaring te hebben met het initiëren van blootstellingen van dezelfde aard als de gesecuritiseerde blootstellingen. Bij securitisaties met woonkredieten als onderliggende blootstellingen mag de pool van leningen geen leningen bevatten die op de markt zijn gebracht en overgenomen op grond van de veronderstelling dat aan de kredietaanvrager of, in voorkomend geval, aan tussenpersonen is meegedeeld dat de verstrekte informatie door de kredietverstrekker misschien niet kan worden geverifieerd. De beoordeling van de kredietwaardigheid van de kredietnemer moet indien toepasselijk ook voldoen aan de vereisten van Richtlijn 2008/48/EG (10) of 2014/17/EU (11) van het Europees Parlement en de Raad of gelijkwaardige vereisten in derde landen.

(29)

Wanneer de terugbetaling van securitisatieposities sterk afhangt van de verkoop van activa die de onderliggende blootstellingen dekken, creëert dat kwetsbaarheden, zoals wordt geïllustreerd door de slechte prestaties van delen van de markt voor door bedrijfshypotheken gedekte effecten (commercial mortgage-backed securities — „CMBS”) tijdens de financiële crisis. Daarom mogen CMBS niet worden beschouwd als STS-securitisaties.

(30)

Wanneer gegevens beschikbaar zijn over het milieueffect van onderliggende activa van een securitisatie dienen de initiator en de sponsor van deze securitisaties die gegevens te publiceren.

Wanneer de onderliggende blootstellingen van een STS-securitisatie woonkredieten of autoleningen of -leases zijn, dienen de initiator, de sponsor en de SSPE van die securitisatie de beschikbare informatie over het milieueffect van de activa die met deze woonkredieten of autoleningen of -leases worden gefinancierd, te publiceren.

(31)

Indien initiators, sponsors en SSPE’s hun securitisaties de STS-benaming wensen mee te geven, moeten beleggers, bevoegde autoriteiten en de ESMA ervan in kennis worden gesteld dat de securitisatie voldoet aan de STS-vereisten. De kennisgeving moet een beschrijving bevatten van de wijze waarop aan elk van de STS-criteria is voldaan. De ESMA moet dit dan ter informatie in een lijst van aangemelde STS-securitisaties op haar website bekendmaken. De opneming van een securitisatie in de ESMA-lijst van aangemelde STS-securitisaties impliceert niet dat de ESMA of andere bevoegde autoriteiten hebben geattesteerd dat de securitisatie voldoet aan de STS-vereisten. De naleving van de STS-vereisten blijft uitsluitend de verantwoordelijkheid van de initiators, sponsors en SSPE’s. Aldus moet worden gewaarborgd dat de initiators, sponsors en SSPE’s de verantwoordelijkheid nemen voor hun bewering dat de securitisatie STS-conform is en dat er transparantie heerst op de markt.

(32)

Indien een securitisatie niet meer voldoet aan de STS-vereisten, moeten de initiator en de sponsor de ESMA en de relevante bevoegde autoriteit hiervan onverwijld in kennis stellen. Wanneer bovendien een bevoegde autoriteit administratieve sancties heeft opgelegd met betrekking tot een als STS aangemelde securitisatie, moet deze bevoegde autoriteit de ESMA hiervan onverwijld in kennis stellen zodat zij op de lijst van STS-kennisgevingen kunnen worden opgenomen, waardoor beleggers op de hoogte worden gebracht van die sancties en van de betrouwbaarheid van STS-kennisgevingen. Het is dus in het belang van initiators en sponsors om goed doordachte kennisgevingen op te stellen om reputatieschade te voorkomen.

(33)

Beleggers dienen bij beleggingen zelf due diligence te verrichten in verhouding tot de betrokken risico’s, maar dienen hierbij wel te kunnen steunen op de STS-kennisgevingen en op de informatie die is bekendgemaakt door de initiator, de sponsor en de SSPE om te weten of een securitisatie voldoet aan de STS-vereisten. Zij mogen echter niet uitsluitend en werktuiglijk te vertrouwen op die kennisgevingen en informatie.

(34)

Betrokkenheid van derde partijen om te helpen nagaan of een securitisatie aan de STS-vereisten voldoet, kan nuttig zijn voor beleggers, initiators, sponsors en SSPE’s en kan bijdragen tot een groter vertrouwen in de markt voor STS-securitisaties. Initiators, sponsors en SSPE’s zouden ook gebruik kunnen maken van de diensten van een derde partij waaraan overeenkomstig deze verordening vergunning is verleend om te beoordelen of hun securitisatie voldoet aan de STS-criteria. Aan die derde partijen dient vergunning te worden verleend door de bevoegde autoriteiten. In de kennisgeving aan de ESMA en de daaropvolgende bekendmaking op de website van de ESMA moet worden vermeld of de STS-status door een gemachtigde derde partij is bevestigd. Het is evenwel van essentieel belang dat de beleggers hun eigen beoordeling uitvoeren, verantwoordelijkheid opnemen voor hun beleggingsbeslissingen en niet werktuiglijk vertrouwen op deze derde partijen. De betrokkenheid van een derde partij mag er geenszins toe leiden dat de juridische eindverantwoordelijkheid inzake kennisgeving en behandeling van een securitisatietransactie als een STS-transactie niet langer bij de initiators, sponsors en institutionele beleggers ligt.

(35)

De lidstaten dienen bevoegde autoriteiten aan te wijzen en deze de nodige toezichts-, onderzoeks- en sanctiebevoegdheden te verlenen. Administratieve sancties dienen in beginsel te worden bekendgemaakt. Aangezien beleggers, initiators, sponsors, oorspronkelijke kredietverstrekkers en SSPE’s kunnen zijn gevestigd in verschillende lidstaten en kunnen ressorteren onder het toezicht van verschillende sectorale bevoegde autoriteiten, moet middels wederzijdse uitwisseling van informatie en bijstand bij het toezicht worden gezorgd voor nauwe samenwerking tussen de relevante bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de Europese Centrale Bank („ECB”) met betrekking tot de specifieke taken die haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 (12) van de Raad zijn opgedragen, en de ETA’s. De bevoegde autoriteiten mogen de sancties alleen opleggen bij inbreuken die met opzet of uit nalatigheid worden gepleegd. Of remediërende maatregelen worden toegepast mag niet afhangen van aanwijzingen van opzet of nalatigheid. Bij het bepalen van het passende type en de passende omvang van een sanctie of remediërende maatregel dienen de bevoegde autoriteiten, wanneer zij rekening houden met de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon, met name de totale omzet van de verantwoordelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en de netto activa van de verantwoordelijke natuurlijke persoon in aanmerking te nemen.

(36)

De bevoegde autoriteiten moeten hun toezicht nauw coördineren en zorgen voor consistente besluitvorming, vooral in het geval van inbreuken op deze verordening. Wanneer deze inbreuken betrekking hebben op een onjuiste of misleidende kennisgeving, dient de bevoegde autoriteit die deze inbreuk ontdekt, tevens de ETA’s en de relevante bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te informeren. Indien de bevoegde autoriteiten het niet eens zijn, dienen de ESMA en, in voorkomend geval, het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten hun bindende bemiddelingsbevoegdheden te gebruiken.

(37)

De voorschriften inzake de aanduiding „eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde” („STS”) securitisatie zijn nieuw en zullen mettertijd nader worden uitgewerkt in de richtsnoeren en de toezichtspraktijk van de EBA. Om te voorkomen dat marktdeelnemers worden ontmoedigd om die nieuwe aanduiding te gebruiken, dienen de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid te hebben de initiator, de sponsor en de SSPE die de aanduiding te goeder trouw maar abusievelijk bezigt, een respijtperiode van drie maanden te verlenen. De initiator, de sponsor en de SSPE worden geacht te goeder trouw te hebben gehandeld wanneer zij niet konden weten dat een securitisatie niet voldeed aan alle STS-criteria om als een STS-securitisatie te worden aangemerkt. De securitisatie in kwestie dient voor de duur van de respijtperiode te worden beschouwd als een STS-conforme securitisatie en mag niet worden geschrapt van de lijst die de ESMA overeenkomstig deze verordening opstelt.

(38)

Deze verordening bevordert de harmonisatie van een aantal centrale elementen in de markt voor securitisatie zonder vooruit te lopen op aanvullende marktgeleide harmonisatie van processen en praktijken in de securitisatiemarkten. Om die reden is het van cruciaal belang dat marktdeelnemers en hun beroepsorganisaties blijven werken aan de standaardisering van marktpraktijken en meer bepaald een gestandaardiseerde documentatie van securitisaties. De Commissie moet zorgvuldig toezien op de standaardiseringsinspanningen door marktdeelnemers en hierover verslag uitbrengen.

(39)

Richtlijnen 2009/65/EG (13), 2009/138/EG (14) en 2011/61/EU (15) van het Europees Parlement en de Raad en Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 (16) en (EU) nr. 648/2012 (17) van het Europees Parlement en de Raad worden dienovereenkomstig gewijzigd om de consistentie te verzekeren tussen het Unierechtskader en deze verordening met betrekking tot de securitisatiebepalingen die voornamelijk de instelling en de werking van de interne markt tot doel hebben, meer bepaald door het creëren van een gelijk speelveld op de interne markt voor alle institutionele beleggers.

(40)

Wat betreft de wijzigingen van Verordening (EU) nr. 648/2012 mogen otc-derivatencontracten die zijn gesloten door SSPE’s niet onder de clearingverplichting vallen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De reden is dat tegenpartijen bij otc-derivatencontracten die met SSPE’s zijn aangegaan, crediteuren met zekerheden zijn in het kader van securitisatieregelingen en doorgaans is dan reeds voorzien in toereikende bescherming tegen tegenpartijkredietrisico. Met betrekking tot niet-centraal geclearde derivaten moet wat betreft de vereiste zekerhedenniveaus ook rekening worden gehouden met de specifieke structuur van securitisatieregelingen en de bescherming waarin hierbij al is voorzien.

(41)

Gedekte obligaties en securitisaties zijn in zekere mate onderling inwisselbaar. Om de mogelijkheid van verstoring of arbitrage tussen het gebruik van securitisaties en gedekte obligaties vanwege de verschillende behandeling van otc-derivatencontracten die zijn gesloten door gedekteobligatie-entiteiten of door SSPE’s te voorkomen, moet Verordening (EU) nr. 648/2012 worden gewijzigd om te zorgen voor samenhang tussen de behandeling van derivaten in verband met gedekte obligaties en die van derivaten in verband met securitisaties, met betrekking tot de clearingverplichting en de marginvereisten voor niet centraal geclearde otc-derivaten.

(42)

Teneinde de door de ESMA aan te rekenen toezichtsvergoedingen te harmoniseren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) handelingen vast te stellen ten aanzien van.de nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de zaken waarvoor een vergoeding moet worden betaald, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze moeten worden betaald. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (18). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(43)

Teneinde de risicobehoudvereiste te verduidelijken, en teneinde de homogeniteitscriteria en de in het kader van de vereisten met betrekking tot eenvoud homogeen geachte blootstellingen verder te verduidelijken, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de securitisatie van leningen aan kmo’s niet negatief wordt beïnvloed, dient de Commissie bevoegd te zijn door de EBA ontwikkelde technische reguleringsnormen vast te stellen ten aanzien van: de voorwaarden voor risicobehoud, de meting van de hoogte van het aangehouden risico, verbodsbepalingen inzake het behouden risico, het behoud op geconsolideerde basis en de vrijstelling voor bepaalde transacties, alsook de bepaling van homogeniteitscriteria en van welke onderliggende blootstellingen homogeen worden geacht. De Commissie dient deze technische reguleringsnormen vast te stellen door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 VWEU en de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010. De EBA dient nauw te overleggen met de twee andere ETA’s.

(44)

Om beleggers continu, gemakkelijk en kosteloos toegang te verschaffen tot betrouwbare informatie over securitisaties en de voorwaarden van de verplichting tot samenwerking en informatie-uitwisseling voor de bevoegde autoriteiten nader te bepalen, dient de Commissie bevoegd te zijn door de ESMA ontwikkelde technische reguleringsnormen vast te stellen ten aanzien van: vergelijkbare informatie over onderliggende blootstellingen en periodieke beleggersverslagen, de lijst van legitieme doeleinden waarvoor hersecuritisaties zijn toegestaan, de procedures die securitisatieregisters in staat stellen de volledigheid en consistentie van de gerapporteerde gegevens te verifiëren, de aanvraag tot registratie en de vereenvoudigde aanvraag tot uitbreiding van de registratie, de nadere gegevens van de securitisatie die om redenen van transparantie moeten worden verstrekt, de operationele normen die nodig zijn voor het verzamelen, aggregeren en vergelijken van gegevens van verschillende securitisatieregisters, de informatie waartoe aangewezen entiteiten toegang hebben en de voorwaarden voor rechtstreekse toegang, de te verstrekken informatie in het geval van STS-kennisgeving, de aan de bevoegde autoriteiten te verstrekken informatie bij het verzoek tot vergunningverlening aan een derde partij, de uit te wisselen informatie, en de inhoud en de reikwijdte van de kennisgevingsverplichtingen. De Commissie dient deze technische reguleringsnormen vast te stellen door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 VWEU en de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. De ESMA dient nauw te overleggen met de twee andere ETA’s.

(45)

Om het proces voor beleggers, initiators, sponsors en SSPE’s te faciliteren, dient de Commissie ook bevoegd te zijn door de ESMA ontwikkelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen ten aanzien van: de te gebruiken templates voor het beschikbaar stellen van informatie voor houders van securitisatieposities, het format van de registratieaanvraag en van de aanvraag tot uitbreiding van de registratie van securitisatieregisters, de template voor het verstrekken van informatie, de te gebruiken templates voor het verstrekken van informatie aan het securitisatieregister, rekening houdend met oplossingen die zijn ontwikkeld door bestaande verzamelaars van securitisatiegegevens, en de STS-kennisgevingstemplate die beleggers en bevoegde autoriteiten voldoende informatie zal verschaffen om de naleving van de STS-vereisten te kunnen toetsen. De Commissie dient deze technische uitvoeringsnormen vast te stellen door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 291 VWEU en artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. De ESMA dient nauw te overleggen met de twee andere ETA’s.

(46)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en de instelling van een specifiek kader voor STS-securitisatie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt omdat de securitisatiemarkten wereldwijd actief zijn en een gelijk speelveld in de interne markt voor alle institutionele beleggers en entiteiten die betrokken zijn bij securitisatie, dient te worden gewaarborgd, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(47)

Deze verordening moet van toepassing zijn op securitisaties waarvan de effecten op of na 1 januari 2019 zijn uitgegeven.

(48)

Voor securitisatieposities die nog uitstaan op 1 januari 2019 moeten initiators, sponsors en SSPE’s de benaming „STS” kunnen gebruiken op voorwaarde dat de securitisatie aan de STS-vereisten beantwoordt, voor sommige vereisten op het ogenblik van de kennisgeving en voor andere op het ogenblik van de initiëring. Daartoe moeten initiators, sponsors en SSPE’s op grond van deze verordening een STS-kennisgeving bij de ESMA kunnen indienen. Eventuele latere wijzigingen in de securitisatie moeten worden toegelaten op voorwaarde dat de securitisatie aan alle geldende STS-vereisten blijft voldoen.

(49)

De duediligencevereisten die overeenkomstig het bestaande Unierecht van toepassing zijn vóór de datum van toepassing van deze verordening, moeten van toepassing blijven op securitisaties die op of na 1 januari 2011 zijn uitgegeven, en ook op vóór 1 januari 2011 uitgegeven securitisaties indien na 31 december 2014 nieuwe onderliggende blootstellingen zijn toegevoegd of vervangen. De desbetreffende bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 625/2014 van de Commissie (19) ter specificatie van de risicobehoudvereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, in de zin van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (20), moeten van toepassing blijven tot het tijdstip waarop de technische reguleringsnormen inzake risicobehoud op grond van de onderhavige verordening op de nieuwe kredietinstellingen van toepassing zijn. Omwille van de rechtszekerheid dienen kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en beheerders van alternatieve beleggingsfondsen voor securitisatieposities die nog uitstaan op de datum van toepassing van de onderhavige verordening, te blijven vallen onder respectievelijk artikel 405 van Verordening (EU) nr. 575/2013 en de hoofdstukken I, II en III en artikel 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 625/2014, de artikelen 254 en 255 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 en artikel 51 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de Commissie (21).

Opdat initiators, sponsors en SSPE’s hun transparantieverplichtingen naleven totdat de technische reguleringsnormen die door de Commissie op grond van de onderhavige verordening moeten worden aangenomen, van toepassing zijn, moet de in de bijlagen I tot en met VIII van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/3 van de Commissie (22) bedoelde informatie voor het publiek beschikbaar worden gemaakt,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Deze verordening stelt een algemeen kader voor securitisatie vast. Zij definieert securitisatie en stelt duediligence-, risicobehoud- en transparantievereisten in voor de partijen die bij securitisaties betrokken zijn, criteria voor kredietverlening, vereisten voor de verkoop van securitisaties aan niet-professionele cliënten, een verbod op hersecuritisaties, vereisten voor SSPE’s alsook voorwaarden en procedures voor securitisatieregisters. Zij stelt ook een specifiek kader in voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie of „STS-securitisatie” („STS” — simple, transparent and standardised).

2.   Deze verordening is van toepassing op institutionele beleggers en op initiators, sponsors, oorspronkelijke kredietverstrekkers en SSPE’s.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „securitisatie”: transactie of regeling waarbij het kredietrisico dat verbonden is aan een blootstelling of een pool van blootstellingen, in tranches wordt onderverdeeld, en die alle volgende kenmerken vertoont:

a)

de in het kader van de transactie of regeling verrichte betalingen hangen af van de prestaties van de blootstelling of van de pool van blootstellingen;

b)

de achterstelling van de tranches is bepalend voor de verdeling van de verliezen tijdens de looptijd van de transactie of regeling;

c)

de transactie of regeling leidt niet tot blootstellingen met alle kenmerken die staan vermeld in artikel 147, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

2.   „special purpose entity voor securitisatiedoeleinden” („securitisation special purpose entity” — „SSPE”): vennootschap, trust of andere entiteit die geen initiator of sponsor is, die is opgericht voor een of meer securitisaties, waarvan de activiteiten beperkt blijven tot hetgeen noodzakelijk is voor het verwezenlijken van dit doel, en waarvan de constructie bedoeld is om de SSPE-verplichtingen te scheiden van die van de initiator;

3.   

„initiator”

: entiteit die:

a)

zelf of via verwante ondernemingen direct of indirect betrokken is geweest bij de oorspronkelijke overeenkomst waarmee de verplichtingen of de potentiële verplichtingen van de debiteur of potentiële debiteur zijn ontstaan die tot securitisatie van de blootstellingen hebben geleid, of

b)

blootstellingen van een derde voor eigen rekening koopt en vervolgens securitiseert;

4.   „hersecuritisatie”: securitisatie waarbij ten minste een van de onderliggende blootstellingen een securitisatiepositie is;

5.   

„sponsor”

: niet-initiërende, al dan niet in de Unie gevestigde kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, of beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EU, die:

a)

een door activa gedekt commercialpaperprogramma (asset-backed commercialpaperprogramma) of een andere securitisatie waarbij blootstellingen van derden worden gekocht, uitgeeft en beheert, of

b)

een door activa gedekt commercialpaperprogramma of een andere securitisatie waarbij blootstellingen van derden worden gekocht, uitgeeft en het met die securitisatie verband houdende dagelijks actief portefeuillebeheer delegeert aan een entiteit waaraan overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2011/61/EU of Richtlijn 2014/65/EU, vergunning is verleend om die activiteit te verrichten;

6.   „tranche”: contractueel vastgesteld segment van het kredietrisico dat verbonden is aan een blootstelling of een pool van blootstellingen, waarbij een positie in dit segment een groter of kleiner verliesrisico met zich meebrengt dan een positie van dezelfde omvang in een ander segment, als geen rekening wordt gehouden met de kredietprotectie die door derden rechtstreeks aan de houders van de posities in dit segment of in andere segmenten wordt geboden;

7.   „door activa gedekt commercialpaperprogramma” („asset-backed commercialpaperprogramma”) of „ABCP-programma”: securitisatieprogramma in het kader waarvan effecten worden uitgegeven, voornamelijk in de vorm van door activa gedekt commercieel papier met een oorspronkelijke looptijd van één jaar of minder;

8.   „door activa gedekte commercialpapertransactie” („asset-backed commercialpapertransactie”) of „ABCP-transactie”: securitisatie in het kader van een ABCP-programma;

9.   „traditionele securitisatie”: securitisatie waarbij het economisch belang in de gesecuritiseerde blootstellingen wordt overgedragen via overdracht van de eigendom van die blootstellingen van de initiator op een SSPE of via subdeelneming door een SSPE, indien de uitgegeven effecten geen betalingsverplichting van de initiator vormen;

10.   „synthetische securitisatie”: securitisatie waarbij de overdracht van risico geschiedt door middel van kredietderivaten of kredietgaranties, en de blootstellingen die worden gesecuritiseerd, blootstellingen van de initiator blijven;

11.   „belegger”: natuurlijke of rechtspersoon die een securitisatiepositie bezit;

12.   

„institutionele belegger”

: een belegger die tot een van de volgende categorieën behoort:

a)

een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG;

b)

een herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 13, punt 4, van Richtlijn 2009/138/EG;

c)

een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad (23) valt overeenkomstig artikel 2 ervan, tenzij een lidstaat ervoor heeft gekozen die richtlijn geheel of gedeeltelijk niet op die instelling toe te passen overeenkomstig artikel 5 ervan, of een beleggingsbeheerder die, dan wel een vergunninghoudend lichaam dat op grond van artikel 32 van Richtlijn (EU) 2016/2341 door een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening is aangewezen;

d)

een beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling (abi-beheerder) als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU die alternatieve beleggingsinstellingen beheert en/of verhandelt in de Unie;

e)

een beheermaatschappij voor een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe), als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG;

f)

een intern beheerde icbe, dat wil zeggen een beleggingsmaatschappij waaraan in overeenstemming met Richtlijn 2009/65/EG een vergunning is verleend en die geen beheermaatschappij heeft aangewezen waaraan op grond van die richtlijn een vergunning is verleend voor het beheer ervan;

g)

een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor de toepassing van die verordening, of een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 2, van die verordening;

13.   „servicer”: instelling die het dagelijkse beheer van een pool van gekochte kortlopende vorderingen of de onderliggende blootstellingen aan kredietrisico verzorgt;

14.   „liquiditeitsfaciliteit”: securitisatiepositie die voortvloeit uit een contractuele overeenkomst om middelen ter beschikking te stellen teneinde de continuïteit van de kasstroom ten behoeve van de beleggers te waarborgen;

15.   „revolverende blootstelling”: blootstelling waarbij de openstaande saldi van kredietnemers naargelang van hun beslissingen om te lenen en terug te betalen, mogen schommelen tot een van tevoren afgesproken limiet;

16.   „revolverende securitisatie”: securitisatie waarbij de securitisatiestructuur zelf revolveert doordat aan de pool van blootstellingen blootstellingen worden toegevoegd of onttrokken ongeacht de vraag of de blootstellingen al dan niet revolveren;

17.   „vervroegdeaflossingsbepaling”: contractuele clausule in een securitisatie van revolverende blootstellingen of een revolverende securitisatie op grond waarvan de securitisatieposities van de beleggers vóór hun oorspronkelijke vervaldatum moeten worden afgelost zodra er zich welbepaalde gebeurtenissen voordoen;

18.   „eersteverliestranche”: de meest achtergestelde tranche in een securitisatie, die als eerste tranche verlies draagt dat op de gesecuritiseerde blootstellingen wordt geleden en aldus protectie biedt voor de tweedeverliestranches en, in voorkomend geval, voor tranches met een hogere rangorde;

19.   „securitisatiepositie”: blootstelling in het kader van een securitisatie;

20.   „oorspronkelijke kredietverstrekker”: entiteit die zelf of via verwante entiteiten rechtstreeks of onrechtstreeks de oorspronkelijke overeenkomst heeft gesloten waarmee de verplichtingen of de potentiële verplichtingen van de debiteur of potentiële debiteur zijn ontstaan die tot securitisatie van de blootstellingen hebben geleid;

21.   

„volledig ondersteund ABCP-programma”

: ABCP-programma dat door zijn sponsor rechtstreeks en volledig wordt ondersteund doordat deze aan de SSPE een of meer liquiditeitsfaciliteiten aanbiedt die ten minste elk van de volgende elementen dekken:

a)

alle liquiditeits- en kredietrisico’s van het ABCP-programma;

b)

alle materiële verwateringsrisico’s van de blootstellingen die worden gesecuritiseerd;

c)

alle andere kosten op ABCP-transactieniveau en op ABCP-programmaniveau indien dat noodzakelijk is om de belegger de volledige betaling van bedragen in het kader van het ABCP te garanderen;

22.   

„volledig ondersteunde ABCP-transactie”

: ABCP-transactie die, op transactie- of op ABCP-programmaniveau, wordt ondersteund door een liquiditeitsfaciliteit die ten minste elk van de volgende elementen dekt:

a)

alle liquiditeits- en kredietrisico’s van de ABCP-transactie;

b)

alle materiële verwateringsrisico’s van de blootstellingen die worden gesecuritiseerd in de ABCP-transactie;

c)

alle andere kosten op ABCP-transactieniveau en op ABCP-programmaniveau indien dat noodzakelijk is om de belegger de volledige betaling van bedragen in het kader van het ABCP te garanderen;

23.   

„securitisatieregister”

: rechtspersoon die vastleggingen betreffende securitisaties centraal verzamelt en bewaart.

Voor de toepassing van artikel 10 van deze verordening gelden verwijzingen in de artikelen 61, 64, 65, 66, 73, 78, 79 en 80 van Verordening (EU) nr. 648/2012 naar „transactieregister” als verwijzingen naar „securitisatieregister”.

Artikel 3

Verkoop van securitisaties aan niet-professionele cliënten

1.   De verkoper van een securitisatiepositie mag een dergelijke positie niet verkopen aan een niet-professionele cliënt als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 11, van Richtlijn 2014/65/EU, tenzij aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

a)

de verkoper van de securitisatiepositie heeft een geschiktheidstest verricht overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU;

b)

de verkoper van de securitisatiepositie heeft zich er door middel van de onder a) vermelde geschiktheidstest van vergewist dat de securitisatiepositie geschikt is voor die niet-professionele cliënt;

c)

de verkoper van de securitisatiepositie deelt de niet-professionele cliënt onmiddellijk in een verslag het resultaat van de geschiktheidstest mee.

2.   Indien aan de in lid 1 vermelde voorwaarden wordt voldaan en de portefeuille van financiële instrumenten van die niet-professionele cliënt niet meer bedraagt dan 500 000 EUR, ziet de verkoper er, op basis van de overeenkomstig lid 3 door de niet-professionele cliënt verstrekte informatie, op toe dat de niet-professionele cliënt niet een geaggregeerd bedrag van meer dan 10 % van zijn portefeuille van financiële instrumenten in securitisatieposities belegt, en dat het in een of meer securitisatieposities belegde initiële minimumbedrag 10 000 EUR is.

3.   De niet-professionele cliënt verstrekt de verkoper accurate informatie over zijn portefeuille van financiële instrumenten, met inbegrip van beleggingen in securitisatieposities.

4.   Voor de toepassing van de leden 2 en 3 vallen kasdeposito’s en financiële instrumenten binnen de portefeuille van financiële instrumenten van de niet-professionele cliënt, maar vallen in onderpand gegeven financiële instrumenten daarbuiten.

Artikel 4

Vereisten voor SSPE’s

SSPE’s zijn niet gevestigd in een derde land waarvoor een of beide van de volgende elementen gelden:

a)

het derde land is door de FATF opgenomen in de lijst van niet-coöperatieve landen en gebieden met een hoog risico;

b)

het derde land heeft geen overeenkomst met een lidstaat ondertekend op grond waarvan dat derde land volledig moet voldoen aan de normen van artikel 26 van het modelverdrag van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) inzake dubbele belasting naar het inkomen en naar het vermogen, dan wel van de OESO-modelovereenkomst inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, en moet voorzien in een doeltreffende uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, mede wat betreft eventuele multilaterale belastingovereenkomsten.

HOOFDSTUK 2

BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP ALLE SECURITISATIES

Artikel 5

Duediligencevereisten voor institutionele beleggers

1.   Alvorens een securitisatiepositie aan te houden, controleert een institutionele belegger die niet de initiator, sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker is, of:

a)

indien de in de Unie gevestigde initiator of oorspronkelijke kredietverstrekker geen kredietinstelling of beleggingsonderneming is als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punten 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, deze alle kredieten die aanleiding geven tot de onderliggende blootstellingen verstrekt op basis van gedegen en welomschreven criteria en duidelijk vastgelegde processen voor de acceptatie, aanpassing, verlenging en financiering van die kredieten, en heeft voorzien in effectieve systemen voor de toepassing van die criteria en processen in overeenstemming met artikel 9, lid 1, van deze verordening;

b)

indien de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker in een derde land is gevestigd, deze alle kredieten die aanleiding geven tot de onderliggende blootstellingen verstrekt op basis van gedegen en welomschreven criteria en duidelijk vastgelegde processen voor de acceptatie, aanpassing, verlenging en financiering van die kredieten en heeft voorzien in effectieve systemen voor de toepassing van die criteria en processen om te garanderen dat de kredietverlening stoelt op een grondige beoordeling van de kredietwaardigheid van de debiteur;

c)

de initiator, de sponsor of de oorspronkelijke kredietverstrekker, indien deze in de Unie is gevestigd, doorlopend een materieel netto economisch belang behoudt in overeenstemming met artikel 6 en aan de institutionele belegger informatie over het risicobehoud verschaft in overeenstemming met artikel 7;

d)

de initiator, de sponsor of de oorspronkelijke kredietverstrekker, indien deze in een derde land is gevestigd, doorlopend een materieel netto economisch belang behoudt dat in geen geval lager mag zijn dan 5 %, hetgeen wordt bepaald overeenkomstig artikel 6, en aan de institutionele beleggers informatie over het risicobehoud verschaft;

e)

de initiator, de sponsor of de SSPE in voorkomend geval de bij artikel 7 vereiste informatie beschikbaar heeft gesteld in overeenstemming met de frequentie en nadere regels waarin dat artikel voorziet.

2.   In afwijking van lid 1 is, wat volledig ondersteunde ABCP-transacties betreft, het vereiste in lid 1, onder a), van toepassing op de sponsor. In dergelijke gevallen controleert de sponsor of de initiator dan wel de oorspronkelijke kredietverstrekker die geen kredietinstelling of beleggingsonderneming is, alle kredieten die aanleiding geven tot de onderliggende blootstellingen verstrekt op basis van gedegen en welomschreven criteria en duidelijk vastgelegde processen voor de acceptatie, aanpassing, verlenging en financiering van die kredieten en of deze heeft voorzien in effectieve systemen voor de toepassing van die criteria en processen in overeenstemming met artikel 9, lid 1.

3.   Alvorens een securitisatiepositie aan te houden, verricht een institutionele belegger die niet de initiator, sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker is, een duediligencebeoordeling aan de hand waarvan hij de betrokken risico’s kan beoordelen. Die beoordeling omvat ten minste alle volgende aspecten:

a)

de risicokenmerken van de individuele securitisatiepositie en van de onderliggende blootstellingen;

b)

alle structurele kenmerken van de securitisatie die een materiële impact kunnen hebben op de prestaties van de securitisatiepositie, waaronder de contractuele rangorden van betaling en de rangorde van betalinggerelateerde triggers, kredietverbeteringen, liquiditeitsverbeteringen, op marktwaarde gebaseerde triggers en transactiespecifieke definities van wanbetaling;

c)

in het geval van een overeenkomstig artikel 27 als STS ter kennis gebrachte securitisatie, of deze securitisatie voldoet aan de vereisten in de artikelen 19 tot en met 22 of in de artikelen 23 tot en met 26, en in artikel 27. Institutionele beleggers kunnen in passende mate vertrouwen op de STS-kennisgeving krachtens artikel 27, lid 1, en op de informatie die door de initiator, de sponsor en de SSPE met betrekking tot de naleving van de STS-vereisten is verschaft, zonder uitsluitend of automatisch te vertrouwen op die kennisgeving of informatie.

Niettegenstaande de eerste alinea, onder a) en b), schenken institutionele beleggers, in het geval van een volledig ondersteund ABCP-programma, in het door dat ABCP-programma uitgebrachte commercieel papier aandacht aan de kenmerken van het ABCP-programma en de volledige liquiditeitssteun.

4.   Een institutionele belegger die niet de initiator, sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker is en een securitisatiepositie bezit, belast zich er ten minste mee:

a)

passende schriftelijke procedures in te stellen die in verhouding zijn met het risicoprofiel van de securitisatiepositie en, indien toepasselijk, met de handels- en niet-handelsportefeuille van de institutionele belegger, om doorlopend de naleving van de leden 1 en 3 en de prestaties van de securitisatiepositie en van de onderliggende blootstellingen te monitoren.

Waar dat relevant is in verband met de securitisatie en de onderliggende blootstellingen, behelzen die schriftelijke procedures monitoring van het type blootstelling, het percentage leningen met meer dan 30, 60 en 90 achterstallige dagen, wanbetalingsgraden, het percentage vervroegde aflossingen, leningen in de executiefase, recuperatiepercentages, terugkopen, leningaanpassingen, aflossingsvrije perioden, het type zekerheid en de bezetting, en de frequentieverdeling van de kredietscores of andere maatstaven voor de kredietwaardigheid met betrekking tot de onderliggende blootstellingen, de sectorale en geografische spreiding en de frequentieverdeling van de loan-to-valueratio’s met bandbreedten die een toereikende gevoeligheidsanalyse vergemakkelijken. Indien de onderliggende blootstellingen zelf securitisatieposities zijn, zoals toegestaan op grond van artikel 8, monitoren de institutionele beleggers tevens de onderliggende blootstellingen van die posities;

b)

in het geval van een andere securitisatie dan een volledig ondersteund ABCP-programma, regelmatig stresstests op de kasstromen en de waarde van de zekerheden voor de onderliggende blootstellingen te verrichten of, bij gebreke van voldoende gegevens over kasstromen en de waarde van de zekerheden, stresstests op de verliesveronderstellingen te verrichten, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van het risico van de securitisatiepositie;

c)

in het geval van een volledig ondersteund ABCP-programma, regelmatig stresstests op de solvabiliteit en de liquiditeit van de sponsor te verrichten;

d)

te zorgen voor interne rapportage aan zijn leidinggevend orgaan, zodat het leidinggevend orgaan op de hoogte is van de materiële risico’s uit hoofde van de securitisatiepositie, en die risico’s op toereikende wijze worden beheerd;

e)

op verzoek aan zijn bevoegde autoriteiten te kunnen aantonen dat hij een breed en gedegen inzicht in de securitisatiepositie en de betrokken onderliggende blootstellingen heeft en dat hij schriftelijke beleidslijnen en procedures heeft geïmplementeerd voor het risicobeheer van de securitisatiepositie en voor het bewaren van de controles en de due diligence in overeenstemming met de leden 1 en 2 en van eventuele andere relevante informatie, en

f)

in het geval van blootstellingen aan een volledig ondersteund ABCP-programma, op verzoek aan zijn bevoegde autoriteiten te kunnen aantonen dat hij een breed en gedegen inzicht heeft in de kredietkwaliteit van de sponsor en in de voorwaarden voor de ter beschikking gestelde liquiditeitsfaciliteit.

5.   Onverminderd de leden 1 tot en met 4 van dit artikel, indien een institutionele belegger een andere institutionele belegger machtiging heeft verleend om besluiten inzake beleggingsbeheer te nemen die hem kunnen blootstellen aan een securitisatie, kan de institutionele belegger die beherende partij opdracht geven zijn verplichtingen uit hoofde van dit artikel na te komen met betrekking tot alle blootstellingen in het kader van een securitisatie die het gevolg zijn van die besluiten. De lidstaten zorgen ervoor dat, indien een institutionele belegger uit hoofde van dit lid opdracht krijgt de verplichtingen van een andere institutionele belegger na te komen en dat verzuimt, alle sancties uit hoofde van de artikelen 32 en 33 kunnen worden opgelegd aan de beherende partij en niet aan de institutionele belegger die aan de securitisatie wordt blootgesteld.

Artikel 6

Risicobehoud

1.   De initiator, de sponsor of de oorspronkelijke kredietverstrekker van een securitisatie behoudt doorlopend een materieel netto economisch belang in de securitisatie van niet minder dan 5 %. Die interesten worden gemeten bij de initiëring en worden bepaald door de notionele waarde van posten buiten de balansstelling. Indien de initiator, de sponsor of de oorspronkelijke kredietverstrekker niet onderling hebben afgesproken wie het materieel netto economisch belang zal behouden, behoudt de initiator het materieel netto economisch belang. Voor een gegeven securitisatie vindt geen meervoudige toepassing van de risicobehoudvereisten plaats. Het materieel netto economisch belang wordt niet over verschillende typen risicobehouders verdeeld en is niet het voorwerp van kredietrisicolimitering of -afdekking.

Voor de toepassing van dit artikel wordt een entiteit niet als een initiator beschouwd indien de entiteit alleen voor het securitiseren van blootstellingen is opgericht of opereert.

2.   Een initiator kiest geen activa voor overdracht aan de SSPE met de bedoeling om, gemeten over de looptijd van de transactie of over maximaal vier jaar indien de looptijd van de transactie meer dan vier jaar bedraagt, verliezen op de aan de SSPE overgedragen activa te boeken die hoger zijn dan de verliezen gedurende dezelfde periode op vergelijkbare activa op de balans van de initiator. Indien de bevoegde autoriteit bewijs vindt waaruit de overtreding van dit verbod blijkt, onderzoekt de bevoegde autoriteit de prestaties van de aan de SSPE overgedragen activa en van vergelijkbare activa op de balans van de initiator. Indien de prestaties van de overgedragen activa aanzienlijk lager zijn dan die van de vergelijkbare activa op de balans van de initiator als gevolg van het voornemen van de initiator, legt de bevoegde autoriteit een sanctie op krachtens de artikelen 32 en 33.

3.   Als behoud van een materieel netto economisch belang van niet minder dan 5 % in de zin van lid 1 komen alleen in aanmerking:

a)

het behoud van niet minder dan 5 % van de nominale waarde van elk van de tranches die aan beleggers zijn verkocht of overgedragen;

b)

in geval van revolverende securitisaties of securitisaties van revolverende blootstellingen, het behoud van het belang van de initiator van niet minder dan 5 % van de nominale waarde van elk van de gesecuritiseerde blootstellingen;

c)

het behoud van willekeurig gekozen blootstellingen die niet minder dan 5 % vertegenwoordigen van de nominale waarde van de gesecuritiseerde blootstellingen, indien dergelijke niet-gesecuritiseerde blootstellingen anders in de securitisatie zouden zijn betrokken, mits het aantal potentieel gesecuritiseerde blootstellingen bij de initiatie niet minder dan 100 bedraagt;

d)

het behoud van de eersteverliestranche en, indien daarmee geen 5 % van de nominale waarde van de gesecuritiseerde blootstellingen wordt behouden, zo nodig andere tranches met hetzelfde of een hoger risicoprofiel die geen vroegere vervaldag hebben dan die welke aan beleggers zijn overgedragen of verkocht, zodat de behouden waarde in totaal niet minder is dan 5 % van de nominale waarde van de gesecuritiseerde blootstellingen, of

e)

het behoud van een eersteverliesblootstelling van niet minder dan 5 % van elke gesecuritiseerde blootstelling in de securitisatie.

4.   Indien een in de Unie gevestigde gemengde financiële holding in de zin van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (24), een in de Unie gevestigde moederinstelling of financiële holding dan wel een van de dochterondernemingen daarvan in de zin van Verordening (EU) nr. 575/2013 als initiator of sponsor blootstellingen securitiseert van een of meer kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of andere financiële instellingen die onder het toezicht op geconsolideerde basis vallen, kunnen de in lid 1 bedoelde vereisten worden vervuld op basis van de geconsolideerde situatie van de in de Unie gevestigde gelieerde moederinstelling, financiële holding of gemengde financiële holding.

De eerste alinea is alleen van toepassing indien kredietinstellingen, beleggings-ondernemingen of financiële instellingen die de gesecuritiseerde blootstellingen hebben gecreëerd, zich aan de vereisten in artikel 79 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (25) houden, en aan de initiator of de sponsor en aan de in de Unie gevestigde moederkredietinstelling, financiële holding of gemengde financiële holding tijdig de informatie verstrekken die nodig is om aan de vereisten in artikel 5 van deze verordening te voldoen.

5.   Lid 1 is niet van toepassing indien de gesecuritiseerde blootstellingen blootstellingen zijn die betrekking hebben op, of die volledig, onvoorwaardelijk en onherroepelijk gegarandeerd zijn door:

a)

centrale overheden of centrale banken;

b)

regionale en lokale overheden en publiekrechtelijke lichamen in de zin van artikel 4, lid 1, punt 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013, van lidstaten;

c)

instellingen waaraan op grond van deel 3, titel II, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 een risicogewicht van 50 % of minder wordt toegekend;

d)

nationale stimuleringsbanken of -instellingen in de zin van artikel 2, punt 3, van Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad (26), of

e)

de multilaterale ontwikkelingsbanken die staan vermeld in artikel 117 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

6.   Lid 1 is niet van toepassing op transacties die zijn gebaseerd op een duidelijke, transparante en toegankelijke index, indien de onderliggende referentie-entiteiten identiek zijn aan die van een index van entiteiten die op ruime schaal wordt verhandeld, of andere verhandelbare effecten zijn dan securitisatieposities.

7.   De EBA ontwikkelt in nauwe samenwerking met de ESMA en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen („Eiopa”), die bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad is opgericht (27), ontwerpen van technische reguleringsnormen tot specificering van de risicobehoudvereiste, in het bijzonder met betrekking tot:

a)

de nadere regels voor het behouden van risico krachtens lid 3, waaronder de naleving via een synthetische of voorwaardelijke vorm van risicobehoud;

b)

de meting van het niveau van het risicobehoud bedoeld in lid 1;

c)

het verbod op het afdekken of verkopen van het behouden belang;

d)

de voorwaarden voor risicobehoud op geconsolideerde basis in overeenstemming met lid 4;

e)

de voorwaarden voor het vrijstellen van transacties op basis van een duidelijke, transparante en toegankelijke index als bedoeld in lid 6.

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 juli 2018 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in de dit lid bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.

Artikel 7

Transparantievereisten voor initiators, sponsors en SSPE’s

1.   De initiator, de sponsor en de SSPE van een securitisatie stellen in overeenstemming met lid 2 van dit artikel ten minste de volgende informatie beschikbaar voor houders van een securitisatiepositie, voor de in artikel 29 bedoelde bevoegde autoriteiten en, op verzoek, voor potentiële beleggers:

a)

informatie over de onderliggende blootstellingen op kwartaalbasis of, in het geval van ABCP, informatie over de onderliggende kortlopende vorderingen of kredietvorderingen op maandbasis;

b)

alle onderliggende documentatie die essentieel is voor een goed inzicht in de transactie, met inbegrip van onder andere, in voorkomend geval, de volgende documenten:

i)

het document met het definitieve aanbod of het prospectus, samen met de documenten inzake de afsluiting van de transactie, met uitzondering van juridische adviezen;

ii)

voor traditionele securitisaties, de overeenkomst inzake de verkoop van activa, de overeenkomst van cessie, novatie of overdracht en elke toepasselijke trustverklaring;

iii)

de derivaten- en garantieovereenkomsten, alsook alle relevante documenten inzake zekerheidsstellingsovereenkomsten indien de blootstellingen die worden gesecuritiseerd, blootstellingen van de initiator blijven;

iv)

de overeenkomsten inzake servicing, backup-servicing, administratie en beheer van liquide middelen;

v)

de trustakte, akte van verpanding, agentuurovereenkomst, bankovereenkomst, gegarandeerde beleggingsovereenkomst, opgenomen voorwaarden of trustkaderovereenkomst of kaderovereenkomst met definities of soortgelijke juridische documenten met gelijke juridische waarde;

vi)

relevante akkoorden tussen kredietverstrekkers, derivatendocumentatie, overeenkomsten inzake achtergestelde leningen, leningsovereenkomsten voor startende bedrijven en liquiditeitsfaciliteitovereenkomsten;

Die onderliggende documentatie bevat een gedetailleerde beschrijving van de rangorde van de betalingen van de securitisatie;

c)

indien er geen prospectus is opgesteld overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (28), een samenvatting van de transacties of een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de securitisatie, waaronder, in voorkomend geval:

i)

gegevens betreffende de structuur van de transactie, met inbegrip van de structuurdiagrammen met een overzicht van de transactie, de kasstromen en de eigendomsstructuur;

ii)

gegevens betreffende de blootstellingskenmerken, kasstromen, verlieswaterval, kredietverbetering en liquiditeitssteunkenmerken;

iii)

gegevens betreffende de stemrechten van de houders van een securitisatiepositie en hun relatie met andere schuldeisers met zekerheden, en

iv)

een lijst van alle triggers en gebeurtenissen als bedoeld in de overeenkomstig punt b) verstrekte documenten, die een materiële impact kunnen hebben op de prestaties van de securitisatiepositie;

d)

in het geval van STS-securitisaties, de STS-kennisgeving bedoeld in artikel 27;

e)

kwartaalverslagen voor beleggers of, in het geval van ABCP, maandverslagen voor beleggers, die het volgende bevatten:

i)

alle materieel relevante gegevens over de kredietkwaliteit en de prestaties van de onderliggende blootstellingen;

ii)

informatie over gebeurtenissen die een trigger zijn voor wijzigingen in de betalingsrangorde of de vervanging van tegenpartijen, en, in het geval van een andere securitisatie dan een ABCP-transactie, gegevens over de kasstromen die worden gegenereerd door de onderliggende blootstellingen en door de verplichtingen van de securitisatie;

iii)

informatie over het behouden risico, met inbegrip van informatie over welke van de modaliteiten bedoeld in artikel 6, lid 3, is toegepast, in overeenstemming met artikel 6.

f)

eventuele voorwetenschap met betrekking tot de securitisatie die door de initiator, de sponsor of de SSPE verplicht openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (29) betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie;

g)

indien punt f) niet van toepassing is, significante gebeurtenissen zoals:

i)

een materiële inbreuk op de verplichtingen vastgesteld in de documenten die beschikbaar zijn gesteld in overeenstemming met punt b), waaronder remedies, ontheffingen of toestemmingen waarin vervolgens met betrekking tot een dergelijke inbreuk is voorzien;

ii)

een wijziging van de structurele kenmerken die een materiële impact kunnen hebben op de prestaties van de securitisatie;

iii)

een wijziging van de risicokenmerken van de securitisatie of van de onderliggende blootstellingen die een materiële impact kan hebben op de prestaties van de securitisatie;

iv)

in geval van STS-securitisaties, indien de securitisatie niet langer voldoet aan de STS-vereisten of indien de bevoegde autoriteiten remediërende of administratieve actie hebben ondernomen;

v)

een materiële wijziging van transactiedocumenten.

De in de eerste alinea, onder b), c) en d), beschreven informatie wordt vóór de prijsstelling beschikbaar gesteld.

De in de eerste alinea, onder a) en e), beschreven informatie wordt gelijktijdig elk kwartaal uiterlijk één maand na de vervaldatum voor de betaling van rente beschikbaar gesteld of, in het geval van ABCP-transacties, uiterlijk één maand na het einde van de verslagperiode.

In het geval van ABCP wordt de in de eerste alinea, punt a), punt c), ii), en punt e), i), beschreven informatie in geaggregeerde vorm beschikbaar gesteld aan houders van securitisatieposities en, op verzoek, aan potentiële beleggers. Gegevens op leningniveau worden beschikbaar gesteld aan de sponsor en, op verzoek, aan de bevoegde autoriteiten.

Onverminderd Verordening (EU) nr. 596/2014 wordt de in de eerste alinea, onder f) en g), beschreven informatie onverwijld ter beschikking gesteld.

Bij de naleving van dit lid dienen de initiator, de sponsor en de SSPE van een securitisatie het nationale en uniale recht inzake de bescherming van de vertrouwelijkheid van informatie en inzake de verwerking van persoonsgegevens na te leven om potentiële inbreuken op dat recht te voorkomen; dit geldt ook voor de eventuele vertrouwelijkheidsverplichting in verband met informatie betreffende de cliënt, de oorspronkelijke kredietverstrekker of de debiteur, tenzij dergelijke vertrouwelijke informatie wordt geanonimiseerd of geaggregeerd.

Met name kunnen de initiator, de sponsor en de SSPE met betrekking tot de in de eerste alinea, onder b), bedoelde informatie een samenvatting van de betrokken documentatie verstrekken.

De in artikel 29 bedoelde bevoegde autoriteiten kunnen erom verzoeken dat hun dergelijke vertrouwelijke informatie wordt verstrekt, zodat zij hun taken krachtens deze verordening kunnen vervullen.

2.   De initiator, de sponsor en de SSPE van een securitisatie wijzen onder elkaar één entiteit aan om de informatievereisten krachtens lid 1, eerste alinea, onder a), b), d), e), f) en g), te vervullen.

De overeenkomstig de eerste alinea aangewezen entiteit stelt de informatie over een securitisatietransactie beschikbaar door middel van een securitisatieregister.

De in de tweede en in de vierde alinea bedoelde verplichtingen zijn niet van toepassing op securitisaties waarvoor geen prospectus overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG moet worden opgesteld.

Indien er geen securitisatieregister overeenkomstig artikel 10 wordt geregistreerd, stelt de entiteit die is aangewezen om de vereisten in lid 1 van dit artikel te vervullen, de informatie beschikbaar door middel van een website die:

a)

een goed werkend systeem omvat voor de controle van de kwaliteit van gegevens;

b)

valt onder passende governancestandaarden en onder het onderhoud en de exploitatie van een toereikende organisatiestructuur die de continuïteit en de ordelijke werking van de site verzekert;

c)

is onderworpen aan passende systemen, controles en procedures die alle relevante bronnen van operationeel risico detecteren;

d)

systemen omvat die zorgen voor de bescherming en integriteit van de ontvangen informatie en de snelle registratie van de informatie, en

e)

het mogelijk maakt om de informatie gedurende ten minste vijf jaar na de vervaldatum van de securitisatie te bewaren.

De entiteit die verantwoordelijk is voor de rapportage van de informatie, alsmede het securitisatieregister waar de informatie beschikbaar wordt gesteld, worden vermeld in de documentatie betreffende de securitisatie.

3.   De ESMA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de EBA en de Eiopa, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot specificering van de informatie die de initiator, de sponsor en de SSPE verstrekken om te voldoen aan hun verplichtingen krachtens lid 1, eerste alinea, onder a) en e), daarbij rekening houdend met het nut van informatie voor de houder van de securitisatiepositie, de vraag of de securitisatiepositie qua aard van korte termijn is, en, in het geval van een ABCP-transactie, of zij volledig wordt ondersteund door een sponsor.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 januari 2019 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen volgens de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

4.   Om eenvormige toepassingsvoorwaarden voor de overeenkomstig lid 3 te specificeren informatie te garanderen, ontwikkelt de ESMA, in nauwe samenwerking met de EBA en de Eiopa, ontwerpen van technische uitvoeringsnormen tot bepaling van het format daarvan, door middel van gestandaardiseerde templates.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 18 januari 2019 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 8

Hersecuritisatieverbod

1.   De onderliggende blootstellingen in een securitisatie omvatten geen securitisatieposities.

In afwijking daarvan, is de eerste alinea niet van toepassing op:

a)

securitisaties waarvan de effecten zijn uitgegeven vóór 1 januari 2019, en

b)

securitisaties die voor legitieme doeleinden als bedoeld in lid 3 worden gebruikt en waarvan de effecten op of na 1 januari 2019 werden uitgegeven.

2.   Een bevoegde autoriteit die op grond van artikel 29, lid 2, lid 3 of lid 4, naargelang het geval, is aangewezen, kan aan een entiteit onder haar toezicht toestemming verlenen om securitisatieposities als onderliggende blootstellingen op te nemen in een securitisatie, indien die bevoegde autoriteit oordeelt dat een hersecuritisatie voor legitieme doeleinden als omschreven in lid 3 van dit artikel wordt gebruikt.

Indien die onder toezicht staande entiteit een kredietinstelling of beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punten 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 is, raadpleegt de in de eerste alinea van dit lid bedoelde bevoegde autoriteit de afwikkelings-autoriteit en enige andere autoriteit die voor die entiteit relevant is, voordat zij toestemming verleent om securitisatieposities als onderliggende blootstellingen in een securitisatie op te nemen. Die raadpleging duurt niet langer dan 60 dagen vanaf de datum waarop de bevoegde autoriteit de afwikkelingsautoriteit en enige andere autoriteit die voor die entiteit relevant is, in kennis stelt van de noodzaak tot raadpleging.

Indien de raadpleging leidt tot een besluit om toestemming te verlenen voor het gebruik van securitisatieposities als onderliggende blootstellingen in een securitisatie, stelt de bevoegde autoriteit de ESMA daarvan in kennis.

3.   Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende doeleinden als legitiem beschouwd:

a)

de facilitering van de liquidatie van een kredietinstelling, een beleggings-onderneming of een financiële instelling;

b)

het waarborgen van de levensvatbaarheid op continuïteitsbasis (als een „going concern”) van een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een financiële instelling ter voorkoming van hun liquidatie, of

c)

indien de onderliggende blootstellingen niet-renderend zijn, de bescherming van de belangen van de beleggers.

4.   Een volledig ondersteund ABCP-programma wordt voor de toepassing van dit artikel niet als een hersecuritisatie beschouwd, op voorwaarde dat geen enkele ABCP-transactie in dat programma een hersecuritisatie is en dat er door de kredietverbetering geen tweede laag van onderverdeling in tranches op het niveau van het programma ontstaat.

5.   In het licht van marktontwikkelingen van andere, voor legitieme doeleinden ondernomen hersecuritisaties en rekening houdend met de overkoepelende doelstellingen van financiële stabiliteit en bescherming van de belangen van de beleggers, kan de ESMA, in nauwe samenwerking met de EBA, ontwerpen van technische reguleringsnormen opstellen ter aanvulling van de in lid 3 opgenomen lijst van legitieme doeleinden.

De ESMA legt dergelijke ontwerpen van technische reguleringsnormen voor aan de Commissie. De Commissie is bevoegd om deze verordening aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 9

Criteria voor kredietverlening

1.   Initiators, sponsors en oorspronkelijke kredietverstrekkers passen op te securitiseren blootstellingen dezelfde gedegen en welomschreven criteria voor kredietverlening toe als op niet-gesecuritiseerde blootstellingen. Daartoe worden dezelfde duidelijk vastgelegde processen voor de acceptatie en, naargelang het geval, aanpassing, verlenging en herfinanciering van kredieten toegepast. Initiators, sponsors en oorspronkelijke kredietverstrekkers voorzien in effectieve systemen voor de toepassing van die criteria en processen om te garanderen dat de kredietverlening stoelt op een grondige beoordeling van de kredietwaardigheid van de debiteur, waarbij terdege rekening wordt gehouden met relevante factoren om na te gaan of de debiteur aan zijn verplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst kan voldoen.

2.   Indien de onderliggende blootstellingen van securitisaties woonkredieten zijn die na de inwerkingtreding van Richtlijn 2014/17/EU zijn aangegaan, bevat de pool van die kredieten geen kredieten die op de markt zijn gebracht en overgenomen op basis van de veronderstelling dat de kredietaanvrager of, in voorkomend geval, intermediairs ervan in kennis zijn gesteld dat de door de kredietaanvrager verstrekte informatie misschien niet zou worden gecontroleerd door de kredietverlener.

3.   Indien een initiator blootstellingen van een derde voor eigen rekening koopt en vervolgens securitiseert, gaat hij na of de entiteit die direct of indirect betrokken was bij de oorspronkelijke overeenkomst waarmee de te securitiseren verplichtingen of potentiële verplichtingen zijn ontstaan, aan de vereisten als bedoeld in lid 1 voldoet.

4.   Lid 3 is niet van toepassing indien:

a)

de originele overeenkomst, waarmee de verplichtingen of potentiële verplichtingen in hoofde van de debiteur of potentiële debiteur zijn ontstaan, werd aangegaan vóór de inwerkingtreding van Richtlijn 2014/17/EU, en

b)

de initiator die de blootstellingen van een derde voor eigen rekening koopt en deze vervolgens securitiseert, voldoet aan de verplichtingen waaraan oorspronkelijke kredietverstrekkers uit hoofde van artikel 21, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 625/2014 vóór 1 januari 2019 moesten voldoen.

HOOFDSTUK 3

VOORWAARDEN EN PROCEDURES VOOR DE REGISTRATIE VAN EEN SECURITISATIEREGISTER

Artikel 10

Registratie van een securitisatieregister

1.   Voor de toepassing van artikel 5 registreert een securitisatieregister zich bij de ESMA volgens de in dit artikel vastgelegde voorwaarden en procedure.

2.   Om voor registratie uit hoofde van dit artikel in aanmerking te komen, dient een securitisatieregister een in de Unie gevestigde rechtspersoon te zijn, procedures toe te passen om de volledigheid en consistentie van de uit hoofde van artikel 7, lid 1, van deze verordening beschikbaar gestelde informatie te verifiëren, en te voldoen aan de in de artikel 78, artikel 79 en artikel 80, leden 1 tot en met 3, 5 en 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgestelde voorschriften. Voor de toepassing van dit artikel worden verwijzingen in de artikelen 78 en 80 van Verordening (EU) nr. 648/2012 naar artikel 9 ervan beschouwd als verwijzingen naar artikel 5 van deze verordening.

3.   De registratie van een securitisatieregister geldt voor het volledige grondgebied van de Unie.

4.   Een geregistreerd securitisatieregister voldoet te allen tijde aan de registratievoorwaarden. Securitisatieregisters stellen de ESMA onverwijld in kennis van materiële wijzigingen in de voorwaarden voor registratie.

5.   Securitisatieregisters dienen bij de ESMA een van de volgende aanvragen in:

a)

een registratieaanvraag;

b)

een aanvraag tot uitbreiding van de registratie voor de toepassing van artikel 7 van deze verordening, in het geval van een transactieregister dat reeds uit hoofde van titel VI, hoofdstuk 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 of uit hoofde van hoofdstuk III van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad (30) is geregistreerd.

6.   Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de aanvraag beoordeelt de ESMA of de aanvraag volledig is.

Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de ESMA een termijn vast waarbinnen het securitisatieregister aanvullende informatie moet verstrekken.

Wanneer de ESMA een aanvraag volledig acht, stelt zij het securitisatieregister daarvan in kennis.

7.   Met het oog op een consistente toepassing van dit artikel, stelt de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter specificatie van alle volgende elementen:

a)

de in lid 2 van dit artikel bedoelde procedures die het securitisatieregister moet toepassen om de volledigheid en consistentie van de uit hoofde van artikel 7, lid 1, aan het register beschikbaar gestelde informatie te verifiëren;

b)

de in lid 5, onder a), bedoelde registratieaanvraag;

c)

de in lid 5, onder b), bedoelde vereenvoudigde aanvraag tot uitbreiding van de registratie.

De ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 januari 2019 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

8.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van de leden 1 en 2 te garanderen, stelt de ESMA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op waarin het format van de volgende aanvragen nader wordt gespecificeerd:

a)

de in lid 5, onder a), bedoelde registratieaanvraag;

b)

de in lid 5, onder b), bedoelde aanvraag tot uitbreiding van de registratie.

Met betrekking tot de eerste alinea, onder b), stelt de ESMA een vereenvoudigde versie van het format op teneinde overlapping van procedures te voorkomen.

De ESMA dient deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 18 januari 2019 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd om de in dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 11

Aan de registratie of de uitbreiding van de registratie voorafgaande kennisgeving en raadpleging van de bevoegde autoriteiten

1.   Indien een securitisatieregister dat een aanvraag tot registratie of tot uitbreiding van zijn registratie als transactieregister indient, een entiteit is die een vergunning heeft gekregen van of is geregistreerd door een bevoegde autoriteit in de lidstaat waar deze is gevestigd, gaat de ESMA onverwijld over tot kennisgeving aan en raadpleging van die bevoegde autoriteit alvorens over te gaan tot de registratie of de uitbreiding van registratie van het securitisatieregister.

2.   De ESMA en de relevante bevoegde autoriteit wisselen alle informatie uit die nodig is voor de registratie of de uitbreiding van de registratie van het securitisatieregister, en om toezicht uit te oefenen op de naleving door de entiteit van de registratie- of vergunningsvoorschriften in de lidstaat waar deze is gevestigd.

Artikel 12

Behandeling van de aanvraag

1.   Binnen veertig werkdagen na de in artikel 10, lid 6, bedoelde kennisgeving beoordeelt de ESMA de registratieaanvraag of de aanvraag tot uitbreiding van de registratie op basis van de naleving door het securitisatieregister van dit hoofdstuk, en stelt zij een gemotiveerd besluit vast tot aanvaarding of weigering van de registratie of de uitbreiding van de registratie.

2.   Een uit hoofde van lid 1 gegeven besluit van de ESMA wordt van kracht op de vijfde werkdag na die van de vaststelling ervan.

Artikel 13

Kennisgeving van besluiten van de ESMA met betrekking tot registratie of uitbreiding van registratie

1.   Wanneer de ESMA een besluit als bedoeld in artikel 12 vaststelt of de registratie intrekt als bedoeld in artikel 15, lid 1, stelt zij het securitisatieregister binnen vijf werkdagen daarvan in kennis met een omstandig gemotiveerde toelichting.

De ESMA stelt de in artikel 11, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van haar besluit.

2.   De ESMA stelt de Commissie onverwijld in kennis van alle overeenkomstig lid 1 vastgestelde besluiten.

3.   De ESMA publiceert op haar website een lijst van overeenkomstig deze verordening geregistreerde securitisatieregisters. Deze lijst wordt binnen vijf werkdagen na vaststelling van een besluit ingevolge lid 1 geactualiseerd.

Artikel 14

Bevoegdheden van de ESMA

1.   De aan de ESMA overeenkomstig de artikelen 61 tot en met 68, 73 en 74 van Verordening (EU) nr. 648/2012, in samenhang met de bijlagen I en II daarbij, verleende bevoegdheden worden eveneens ten aanzien van deze verordening uitgeoefend. Verwijzingen naar artikel 81, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 in bijlage I bij die verordening, worden beschouwd als verwijzingen naar artikel 17, lid 1, van deze verordening.

2.   De bevoegdheden die overeenkomstig de artikelen 61 tot en met 63 van Verordening (EU) nr. 648/2012 aan de ESMA, aan een functionaris van de ESMA of aan een andere door de ESMA gemachtigde persoon zijn toegekend, worden niet gebruikt om de openbaarmaking te verlangen van aan het juridische verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.

Artikel 15

Intrekking van een registratie

1.   Onverminderd artikel 73 van Verordening (EU) nr. 648/2012 trekt de ESMA de registratie van een securitisatieregister in, indien het securitisatieregister:

a)

uitdrukkelijk afziet van de registratie of de voorgaande zes maanden geen diensten heeft verricht;

b)

de registratie heeft verkregen door valse verklaringen af te leggen of op een andere onregelmatige wijze, of

c)

niet meer voldoet aan de voorwaarden waaronder het is geregistreerd.

2.   De ESMA stelt de in artikel 11, lid 1, bedoelde relevante bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van haar besluit tot intrekking van de registratie van een securitisatieregister.

3.   Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar een securitisatieregister zijn diensten en activiteiten verricht, van oordeel is dat een van de voorwaarden van lid 1 is vervuld, kan zij de ESMA verzoeken na te gaan of aan de voorwaarden voor intrekking van de registratie van het betrokken securitisatieregister is voldaan. Indien de ESMA besluit de registratie van het betrokken securitisatieregister niet in te trekken, motiveert zij dit besluit omstandig.

4.   De in lid 3 van dit artikel bedoelde bevoegde autoriteit is de autoriteit die uit hoofde van artikel 29 van deze verordening is aangewezen.

Artikel 16

Toezichtvergoedingen

1.   De ESMA brengt de securitisatieregisters overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig de krachtens lid 2 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen vergoedingen in rekening.

Deze vergoedingen staan in verhouding tot de omzet van het betrokken securitisatieregister en dekken volledig de uitgaven van de ESMA welke nodig zijn voor de registratie en de erkenning van, en het toezicht op securitisatieregisters, alsmede voor de terugbetaling van alle eventuele kosten die de bevoegde autoriteiten maken als gevolg van een delegatie van taken op grond van artikel 14, lid 1, van deze verordening. Wanneer in artikel 14, lid 1, van deze verordening wordt verwezen naar artikel 74 van Verordening (EU) nr. 648/2012, worden verwijzingen naar artikel 72, lid 3, van die verordening beschouwd als verwijzingen naar lid 2 van dit artikel.

Indien een transactieregister reeds uit hoofde van titel VI, hoofdstuk 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 of uit hoofde van hoofdstuk III van Verordening (EU) 2015/2365 is geregistreerd, worden de in de eerste alinea van dit lid vermelde vergoedingen alleen aangepast om rekening te houden met de nodige extra uitgaven en kosten die worden gemaakt voor de registratie van en het toezicht op securitisatieregisters op grond van deze verordening.

2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 47 een gedelegeerde handeling ter aanvulling van deze verordening vast te stellen tot nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de zaken waarvoor een vergoeding moet worden betaald, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze moeten worden betaald.

Artikel 17

Beschikbaarheid van gegevens in een securitisatieregister

1.   Onverminderd artikel 7, lid 2, verzamelt en bewaart een securitisatieregister nadere gegevens van de securitisatie. Het verstrekt alle volgende entiteiten rechtstreeks en onmiddellijk gratis toegang, teneinde hen in staat te stellen hun respectieve taken, opdrachten en verplichtingen te vervullen:

a)

de ESMA;

b)

de EBA;

c)

de Eiopa;

d)

het ESRB;

e)

de relevante leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), met inbegrip van de Europese Centrale Bank (ECB) wat betreft de uitoefening van haar taken in het kader van een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013;

f)

de relevante autoriteiten wier respectieve taken en opdrachten inzake toezicht betrekking hebben op transacties, markten, deelnemers en activa die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen;

g)

de afwikkelingsautoriteiten die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (31);

h)

de bij Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad (32) ingestelde gemeenschappelijke afwikkelingsraad;

i)

de in artikel 29 bedoelde autoriteiten;

j)

investeerders en potentiële investeerders.

2.   De ESMA stelt, in nauwe samenwerking met de EBA en de Eiopa en rekening houdend met de behoeften van de in lid 1 bedoelde entiteiten, ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van:

a)

de in lid 1 bedoelde nadere gegevens van de securitisatie die de initiator, de sponsor of de SSPE verstrekt om te voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 7, lid 1;

b)

de operationele normen die nodig zijn voor het tijdig, gestructureerd en alomvattend:

i)

verzamelen van gegevens door securitisatieregisters, en

ii)

aggregeren en vergelijken van gegevens van verschillende securitisatieregisters;

c)

een nadere omschrijving van de informatie waartoe de in lid 1 bedoelde entiteiten toegang moeten hebben, rekening houdend met hun opdracht en hun specifieke behoeften;

d)

de voorwaarden waaronder de in lid 1 bedoelde entiteiten rechtstreekse en onmiddellijke toegang moeten hebben tot in securitisatieregisters bewaarde gegevens.

De ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 januari 2019 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

3.   Om eenvormige toepassingsvoorwaarden voor lid 2 te garanderen, ontwikkelt de ESMA, in nauwe samenwerking met de EBA en de Eiopa, ontwerpen van technische uitvoeringsnormen tot bepaling van de gestandaardiseerde templates aan de hand waarvan de initiator, de sponsor of de SSPE de informatie aan het securitisatieregister verstrekt, rekening houdend met oplossingen die zijn ontwikkeld door bestaande verzamelaars van securitisatiegegevens.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 18 januari 2019 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

HOOFDSTUK 4

EENVOUDIGE, TRANSPARANTE EN GESTANDAARDISEERDE SECURITISATIE

Artikel 18

Gebruik van de aanduiding „eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie”

Initiators, sponsors en SSPE’s mogen de aanduiding „STS” of „eenvoudig, transparant en gestandaardiseerd” of een aanduiding die direct of indirect hiernaar verwijst voor hun securitisatie, alleen gebruiken indien:

a)

de securitisatie voldoet aan alle vereisten van afdeling 1 of afdeling 2 van dit hoofdstuk, en er aan de ESMA kennis van is gedaan krachtens artikel 27, lid 1, en

b)

de securitisatie in de in artikel 27, lid 5, bedoelde lijst wordt opgenomen.

De initiator, de sponsor en de SSPE die betrokken zijn bij een securitisatie die als STS wordt beschouwd, zijn in de Unie gevestigd.

AFDELING 1

Vereisten voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde niet-ABCP-securitisatie

Artikel 19

Eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie

1.   Met uitzondering van ABCP-programma’s en -transacties worden securitisaties die voldoen aan de vereisten van de artikelen 20, 21 en 22, als STS beschouwd.

2.   Uiterlijk op 18 oktober 2018 stelt de EBA, in nauwe samenwerking met de ESMA en de Eiopa, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren en aanbevelingen vast voor een geharmoniseerde interpretatie en toepassing van de voorschriften van de artikelen 20, 21 en 22.

Artikel 20

Vereisten met betrekking tot eenvoud

1.   De SSPE verwerft de eigendom van de onderliggende blootstellingen met behulp van een true sale, een cessie of een overdracht met dezelfde rechtsgevolgen op een wijze die afdwingbaar is tegenover de verkoper of een andere derde partij. De overdracht van de eigendom aan de SSPE is niet onderworpen aan strenge terugvorderingsbepalingen in geval van insolventie van de verkoper.

2.   Voor de toepassing van lid 1 gelden de hierna bedoelde bepalingen als strenge terugvorderingsbepalingen:

a)

bepalingen die de curator van de verkoper in staat stellen om de verkoop van de onderliggende blootstellingen te vernietigen enkel en alleen vanwege het feit dat de verkoop werd gesloten binnen een bepaalde termijn vóór de insolventverklaring van de verkoper;

b)

bepalingen op grond waarvan de SSPE de onder a) bedoelde vernietiging alleen kan voorkomen als zij kan bewijzen dat zij op het moment van de verkoop niet op de hoogte was van de insolventie van de verkoper.

3.   Voor de toepassing van lid 1 gelden terugvorderingsbepalingen in nationale insolventiewetgeving op grond waarvan de curator of een rechtbank de verkoop van de onderliggende blootstellingen kan vernietigen in geval van frauduleuze overdrachten, oneerlijke benadeling van crediteuren of overdrachten die zijn bedoeld om bepaalde crediteuren te bevoordelen boven andere, niet als strenge terugvorderingsbepalingen.

4.   Indien de verkoper niet de oorspronkelijke kredietverstrekker is, dienen de true sale, cessie of overdracht met dezelfde rechtsgevolgen van de onderliggende blootstelling aan die verkoper, te voldoen aan de vereisten in de leden 1 tot en met 3, ongeacht of die true sale, cessie of overdracht met dezelfde rechtsgevolgen rechtstreeks of via één of meer tussenstappen plaatsvindt.

5.   Indien de overdracht van de onderliggende blootstellingen door middel van een cessie is uitgevoerd en in een later stadium dan bij het afsluiten van de transactie is voltooid, omvatten de triggers voor het bewerkstelligen van een dergelijke voltooiing ten minste de volgende gebeurtenissen:

a)

ernstige verslechtering van de kredietwaardigheid van de verkoper;

b)

insolventie van de verkoper, en

c)

niet-geremedieerde inbreuken op contractuele verplichtingen door de verkoper, zoals wanbetaling door de verkoper.

6.   De verkoper verstrekt verklaringen en garanties dat, voor zover hem bekend, de onderliggende blootstellingen omvat in de securitisatie niet bezwaard zijn of anderszins in een toestand verkeren waarvan te voorzien is dat deze een negatieve invloed zal hebben op de afdwingbaarheid van de true sale, cessie of overdracht met dezelfde rechtsgevolgen.

7.   De onderliggende blootstellingen die de verkoper overdraagt of cedeert aan de SSPE, voldoen aan vooraf vastgestelde, duidelijke en gedocumenteerde toelaatbaarheidscriteria die geen ruimte laten voor actief portefeuillebeheer van die blootstellingen op discretionaire basis. Voor de toepassing van dit lid wordt vervanging van blootstellingen die de verklaringen en garanties schenden, niet als actief portefeuillebeheer beschouwd. De na het afsluiten van de transactie aan de SSPE overgedragen blootstellingen moeten voldoen aan de toelaatbaarheidscriteria die voor de oorspronkelijke onderliggende blootstellingen gelden.

8.   De securitisatie wordt gedekt door een pool van onderliggende blootstellingen die homogeen zijn qua type activa, rekening houdend met de specifieke kenmerken die verband houden met de kasstromen van het type activa, waaronder de contractuele, kredietrisico- en vervroegdeaflossingskenmerken ervan. Een pool van onderliggende blootstellingen omvat slechts één type activa. De onderliggende blootstellingen bevatten verplichtingen die contractueel bindend en afdwingbaar zijn, met volledig verhaalsrecht op debiteuren en, in voorkomend geval, garantiegevers.

De onderliggende blootstellingen hebben vastgelegde periodieke betalingsstromen, waarvan het bedrag kan verschillen, in verband met huur, hoofdsom of rentebetalingen, of met een ander recht om baten te ontvangen uit hoofde van activa die dergelijke betalingen voortbrengen. De onderliggende blootstellingen kunnen ook opbrengsten genereren uit de verkoop van gefinancierde of geleasede activa.

De onderliggende blootstellingen bevatten geen andere effecten, als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 44, van Richtlijn 2014/65/EU, dan bedrijfsobligaties die niet op een handelsplatform zijn genoteerd.

9.   De onderliggende blootstellingen bevatten geen securitisatieposities.

10.   De onderliggende blootstellingen zijn geïnitieerd in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker krachtens afsluitstandaarden die niet minder streng zijn dan die welke de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker hanteerde op het moment van initiëring voor soortgelijke blootstellingen die niet gesecuritiseerd zijn. Aan potentiële beleggers wordt onverwijld alle informatie verschaft over de afsluitstandaarden krachtens welke de onderliggende blootstellingen zijn geïnitieerd, alsmede over materiële wijzigingen van eerdere afsluitstandaarden.

Bij securitisaties waarvan de onderliggende blootstellingen woonkredieten zijn, bevat de pool van kredieten geen kredieten die op de markt zijn gebracht en overgenomen op basis van de veronderstelling dat de kredietaanvrager of in voorkomend geval intermediairs ervan in kennis zijn gesteld dat de verstrekte informatie door de kredietverlener misschien niet zou worden gecontroleerd.

De beoordeling van de kredietwaardigheid van de kredietnemer voldoet aan de vereisten van artikel 8 van Richtlijn 2008/48/EG of van artikel 18, leden 1 tot en met 4, lid 5, onder a), en lid 6 van Richtlijn 2014/17/EU of, indien van toepassing, aan gelijkwaardige vereisten in derde landen.

De initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker beschikt over expertise in het initiëren van blootstellingen die vergelijkbaar zijn met die welke worden gesecuritiseerd.

11.   De onderliggende blootstellingen worden na selectie onverwijld aan de SSPE overgedragen en omvatten op het moment van selectie geen blootstellingen waarbij sprake is van wanbetaling in de zin van artikel 178, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 of blootstellingen met betrekking tot een debiteur of garantiegever met aangetaste kredietwaardigheid die, voor zover de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker bekend:

a)

binnen drie jaar vóór de datum van initiëring insolvent is verklaard of ten aanzien van wie een rechtbank de crediteuren als gevolg van wanbetaling een definitief, niet voor beroep vatbaar recht van afdwinging van naleving van contract of materiële schadevergoeding heeft toegekend, of die in de drie jaar voorafgaand aan de datum van overdracht of cessie van de onderliggende blootstellingen aan de SSPE een schuldherstructureringsproces met betrekking tot zijn niet-renderende blootstellingen heeft ondergaan, tenzij:

i)

een geherstructureerde onderliggende blootstelling geen nieuwe betalingsachterstand heeft vertoond sinds de datum van de herstructurering, die ten minste één jaar vóór de datum van overdracht of cessie van de onderliggende blootstellingen aan de SSPE moet hebben plaatsgevonden, en

ii)

in de informatie die overeenkomstig artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder a) en onder e), i), door de initiator, de sponsor en de SSPE is verstrekt, uitdrukkelijk het aandeel geherstructureerde onderliggende blootstellingen, het tijdstip en de details van de herstructurering, alsmede het rendement ervan sinds het tijdstip van de herstructurering zijn vermeld;

b)

op het moment van initiëring, in voorkomend geval, vermeld staat in een openbaar kredietregister van personen met een ongunstig kredietverleden of, als er geen dergelijk openbaar kredietregister is, in een ander kredietregister dat voor de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker toegankelijk is, of

c)

een kredietbeoordeling of een kredietscore heeft waaruit blijkt dat het risico dat contractueel overeengekomen betalingen niet worden gedaan significant hoger is dan voor vergelijkbare, niet-gesecuritiseerde blootstellingen in het bezit van de initiator.

12.   De debiteuren hebben op het moment van overdracht van de blootstellingen ten minste één betaling gedaan, behalve in het geval van revolverende securitisaties die gedekt worden door blootstellingen die in één termijn te betalen zijn of een looptijd van minder dan één jaar hebben, inclusief, zonder beperking, maandelijkse betalingen voor doorlopende kredieten.

13.   De structuur van de terugbetaling van de houders van de securitisatieposities is niet van dien aard dat de terugbetaling overwegend afhangt van de verkoop van activa die de onderliggende blootstellingen dekken. Dit belet niet dat dergelijke activa vervolgens worden doorgerold of geherfinancierd.

De terugbetaling van de houders van de securitisatieposities waarvan de onderliggende blootstellingen worden gedekt door activa waarvan de waarde wordt gegarandeerd of volledig opgevangen door een terugkoopverplichting van de verkoper van de activa die de onderliggende blootstellingen dekken of van een andere derde, wordt niet afhankelijk geacht van de verkoop van activa welke die onderliggende blootstellingen dekken.

14.   De EBA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de ESMA en de Eiopa, ontwerpen van technische reguleringsnormen waarin nader wordt bepaald welke in lid 8 bedoelde onderliggende blootstellingen homogeen worden geacht.

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 juli 2018 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen volgens de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.

Artikel 21

Vereisten met betrekking tot standaardisatie

1.   De initiator, de sponsor of de oorspronkelijke kredietverstrekker voldoet aan de risicobehoudvereiste in overeenstemming met artikel 6.

2.   Het rente- en het valutarisico uit hoofde van de securitisatie worden op passende wijze gelimiteerd, en over de daartoe genomen maatregelen wordt informatie verschaft. Tenzij voor het afdekken van rente- of valutarisico, sluit de SSPE geen derivatencontracten en zorgt zij ervoor dat de pool van onderliggende blootstellingen geen derivaten bevat. Deze derivaten worden volgens de in de internationale financiering gebruikelijke normen overgenomen en gedocumenteerd.

3.   De referentierentebetalingen in het kader van de activa en verplichtingen van de securitisatietransactie zijn gebaseerd op algemeen gebruikelijke marktrentevoeten, of op in de sector doorgaans gehanteerde rentevoeten die een weerspiegeling van de financieringskosten vormen, maar verwijzen niet naar complexe formules of derivaten.

4.   Indien een sommatie tot nakoming of een sommatie tot vervroegde betaling is betekend:

a)

blijft maximaal het bedrag aan contanten in de SSPE vastzitten dat benodigd is om het operationeel functioneren van de SSPE te waarborgen of om beleggers ordentelijk overeenkomstig de contractvoorwaarden van de securitisatie te kunnen terugbetalen, tenzij in uitzonderlijke omstandigheden waarin, in het belang van de beleggers, een bedrag moet worden vastgezet om te worden aangewend voor uitgaven waarmee wordt voorkomen dat de kredietwaardigheid van de onderliggende blootstellingen verslechtert;

b)

worden uit hoofde van de onderliggende blootstellingen ontvangen hoofdsommen via sequentiële betaling van de securitisatieposities, als bepaald door de rangorde van de securitisatiepositie, doorgegeven aan de beleggers;

c)

wordt de rangorde van de terugbetaling van de securitisatieposities niet herzien, en

d)

zijn er geen bepalingen die automatische liquidatie van de onderliggende blootstellingen tegen marktwaarde vergen.

5.   Transacties waarbij in een niet-sequentiële rangorde van betalingen is voorzien, bevatten triggers die verbonden zijn aan de prestaties van de onderliggende blootstellingen waardoor de rangorde van de betalingen terugvalt in sequentiële betalingen volgens hun rangorde. Dergelijke prestatiegerelateerde triggers omvatten ten minste de verslechtering van de kredietkwaliteit van de onderliggende blootstellingen beneden een vooraf bepaalde drempel.

6.   De documentatie van de transactie bevat passende bepalingen voor vervroegde aflossing of triggers voor beëindiging van de doorroltermijn indien het om een revolverende securitisatie gaat, waaronder ten minste de volgende:

a)

een verslechtering van de kredietkwaliteit van de onderliggende blootstellingen tot of beneden een vooraf bepaalde drempel;

b)

het intreden van een insolventiegerelateerde gebeurtenis met betrekking tot de initiator of de servicer;

c)

de waarde van de onderliggende blootstellingen die in het bezit zijn van de SSPE onderschrijdt een vooraf bepaalde drempel (gebeurtenis die aanleiding geeft tot vervroegde aflossing), en

d)

een niet-genereren van voldoende nieuwe onderliggende blootstellingen die voldoen aan de vooraf bepaalde kredietkwaliteit (trigger voor beëindiging van de doorroltermijn).

7.   De transactiedocumentatie vermeldt duidelijk:

a)

de contractuele verplichtingen, taken en verantwoordelijkheden van de servicer en de eventuele trustee, en van andere aanbieders van verwante diensten;

b)

de processen en verantwoordelijkheden die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat een wanbetaling door of een insolventie van de servicer niet in een beëindiging van de servicing resulteert, zoals een contractuele clausule op grond waarvan de servicer in dergelijke gevallen kan worden vervangen, en

c)

bepalingen die zorgen voor de vervanging van tegenpartijen bij derivaten, liquiditeitsverstrekkers en de rekeninghoudende bank in geval van wanbetaling, insolventie en andere vermelde gebeurtenissen, indien van toepassing.

8.   De servicer beschikt over expertise in de servicing van blootstellingen die vergelijkbaar zijn met de gesecuritiseerde blootstellingen en zijn beleid, procedures en risicobeheercontroles voor de servicing van blootstellingen zijn goed gedocumenteerd en adequaat.

9.   De transactiedocumentatie bevat, in duidelijke en consistente bewoordingen, definities, remedies en maatregelen met betrekking tot achterstalligheid en wanbetaling van debiteuren, schuldherstructurering, schuldkwijtschelding, respijt, aflossingsvrije perioden, verliezen, oninbare schulden, terugvorderingen en andere remedies met betrekking tot de prestaties van activa. In de transactiedocumentatie staat duidelijk vermeld wat de betalingsrangorde is, welke gebeurtenissen een trigger zijn voor wijzigingen in deze betalingsrangorde, alsmede dat het verplicht is om dergelijke gebeurtenissen te rapporteren. Elke wijziging in de betalingsrangorde die materieel een negatieve invloed zal hebben op de terugbetaling van de securitisatiepositie, wordt onverwijld aan de beleggers gerapporteerd.

10.   De transactiedocumentatie bevat duidelijke voorwaarden die de tijdige oplossing van conflicten tussen verschillende klassen beleggers vergemakkelijken, de stemrechten worden duidelijk omschreven en toegewezen aan obligatiehouders, en de verantwoordelijkheden van de trustee en andere entiteiten met fiduciaire verplichtingen worden duidelijk bepaald.

Artikel 22

Vereisten met betrekking tot transparantie

1.   De initiator en de sponsor stellen potentiële beleggers vóór de prijsstelling gegevens ter beschikking over statische en dynamische historische wanbetalings- en verliesprestaties met betrekking tot blootstellingen die substantieel vergelijkbaar zijn met die welke zijn gesecuritiseerd, zoals gegevens over achterstalligheid en wanbetaling, alsook de bronnen van die gegevens en de basis voor het claimen van vergelijkbaarheid. Deze gegevens bestrijken een periode van ten minste vijf jaar.

2.   Een steekproef van de onderliggende blootstellingen is onderworpen aan externe verificatie vóór de uitgifte van de effecten uit hoofde van de securitisatie door een passende en onafhankelijke partij, met inbegrip van verificatie of de gepubliceerde gegevens met betrekking tot de onderliggende blootstellingen nauwkeurig zijn.

3.   De initiator of de sponsor stelt potentiële beleggers vóór de prijsstelling van de securitisatie een model van de kasstroom van de passiva ter beschikking dat de contractuele relatie tussen de onderliggende blootstellingen en de betalingsstromen tussen de initiator, de sponsor, de beleggers, andere derden en de SSPE nauwkeurig weergeeft, en stelt dat model na de prijsstelling doorlopend ter beschikking aan beleggers en op verzoek aan potentiële beleggers.

4.   Voor securitisaties waarvan de onderliggende blootstellingen woonkredieten of autoleningen of -leases zijn, maken de initiator en de sponsor de beschikbare informatie over de milieuprestatie van de met dergelijke woonkredieten of autoleningen of -leases gefinancierde activa bekend, als onderdeel van de informatie die krachtens artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder a), wordt verschaft.

5.   De initiator en de sponsor zijn verantwoordelijk voor de naleving van artikel 7. De krachtens artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder a), verplichte informatie wordt vóór de prijsstelling aan potentiële beleggers, op hun verzoek, ter beschikking gesteld. De krachtens artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder b) tot en met d), verplichte informatie wordt vóór de prijsstelling ten minste in ontwerp- of initiële vorm ter beschikking gesteld. De definitieve documentatie wordt uiterlijk 15 dagen na het afsluiten van de transactie ter beschikking gesteld aan de beleggers.

AFDELING 2

Vereisten voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde ABCP-securitisatie

Artikel 23

Eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde ABCP-securitisatie

1.   Een ABCP-transactie wordt als STS beschouwd indien zij aan de vereisten op transactieniveau van artikel 24 voldoet.

2.   Een ABCP-programma wordt als STS beschouwd indien het aan de vereisten van artikel 26 voldoet en de sponsor van het ABCP-programma aan de vereisten van artikel 25 voldoet.

Onder „verkoper” wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan: „initiator” of „oorspronkelijke kredietverstrekker”.

3.   Uiterlijk op 18 oktober 2018 stelt de EBA, in nauwe samenwerking met de ESMA en de Eiopa, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren en aanbevelingen vast voor een geharmoniseerde interpretatie en toepassing van de voorschriften van de artikelen 24 en 26 van deze verordening.

Artikel 24

Vereisten op transactieniveau

1.   De SSPE verwerft de eigendom van de onderliggende blootstellingen met behulp van een true sale, een cessie of een overdracht met dezelfde rechtsgevolgen op een wijze die afdwingbaar is tegenover de verkoper of een andere derde partij. De overdracht van de eigendom aan de SSPE is niet onderworpen aan strenge terugvorderingsbepalingen in geval van insolventie van de verkoper.

2.   Voor de toepassing van lid 1 gelden de hierna bedoelde bepalingen als strenge terugvorderingsbepalingen:

a)

bepalingen die de curator van de verkoper in staat stellen om de verkoop van de onderliggende blootstellingen te vernietigen enkel en alleen vanwege het feit dat de verkoop werd gesloten binnen een bepaalde termijn vóór de insolventverklaring van de verkoper;

b)

bepalingen op grond waarvan de SSPE de onder a) bedoelde vernietiging alleen kan voorkomen als zij kan bewijzen dat zij op het moment van de verkoop niet op de hoogte was van de insolventie van de verkoper.

3.   Voor de toepassing van lid 1 gelden terugvorderingsbepalingen in nationale insolventiewetgeving op grond waarvan de curator of een rechtbank de verkoop van de onderliggende blootstellingen nietig kan verklaren in geval van frauduleuze overdrachten, oneerlijke benadeling van crediteuren of overdrachten die zijn bedoeld om bepaalde crediteuren te bevoordelen boven andere, niet als strenge terugvorderingsbepalingen.

4.   Indien de verkoper niet de oorspronkelijke kredietverstrekker is, dienen de true sale, cessie of overdracht met dezelfde rechtsgevolgen van de onderliggende blootstelling aan de verkoper, te voldoen aan de vereisten in de leden 1 tot en met 3, ongeacht of die true sale, cessie of overdracht met dezelfde rechtsgevolgen rechtstreeks of via één of meer tussenstappen plaatsvindt.

5.   Indien de overdracht van de onderliggende blootstellingen door middel van een cessie is uitgevoerd en in een later stadium dan bij het afsluiten van de transactie is voltooid, omvatten de triggers voor het bewerkstelligen van een dergelijke voltooiing ten minste de volgende gebeurtenissen:

a)

ernstige verslechtering van de kredietwaardigheid van de verkoper;

b)

insolventie van de verkoper, en

c)

niet-geremedieerde inbreuken op contractuele verplichtingen door de verkoper, zoals wanbetaling door de verkoper.

6.   De verkoper verstrekt verklaringen en garanties dat, voor zover hem bekend, de onderliggende blootstellingen die de securitisatie omvat niet bezwaard zijn of anderszins in een toestand verkeren waarvan te voorzien is dat deze een negatieve invloed zal hebben op de afdwingbaarheid van de true sale, cessie of overdracht met dezelfde rechtsgevolgen.

7.   De onderliggende blootstellingen die de verkoper overdraagt of cedeert aan de SSPE, voldoen aan vooraf vastgestelde, duidelijke en gedocumenteerde toelaatbaarheidscriteria die geen ruimte laten voor actief portefeuillebeheer van die blootstellingen op discretionaire basis. Voor de toepassing van dit lid mag vervanging van blootstellingen die de verklaringen en garanties schenden, niet als actief portefeuillebeheer worden beschouwd. De na het afsluiten van de transactie aan de SSPE overgedragen blootstellingen moeten voldoen aan de toelaatbaarheidscriteria die voor de oorspronkelijke onderliggende blootstellingen gelden.

8.   De onderliggende blootstellingen bevatten geen securitisatieposities.

9.   De onderliggende blootstellingen worden na selectie onverwijld aan de SSPE overgedragen en omvatten op het moment van selectie geen blootstellingen waarbij sprake is van wanbetaling in de zin van artikel 178, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 of blootstellingen met betrekking tot een debiteur of garantiegever met aangetaste kredietwaardigheid die, voor zover de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker bekend:

a)

binnen drie jaar voor de datum van initiëring insolvent is verklaard of ten aanzien van wie een rechtbank de crediteuren als gevolg van wanbetaling een definitief, niet voor beroep vatbaar recht van afdwinging van naleving van contract of materiële schadevergoeding heeft toegekend, of die in de drie jaar voorafgaand aan de datum van overdracht of cessie van de onderliggende blootstellingen aan de SSPE een schuldherstructureringsproces met betrekking tot zijn niet-renderende blootstellingen heeft ondergaan, tenzij:

i)

een geherstructureerde onderliggende blootstelling geen nieuwe betalingsachterstand heeft vertoond sinds de datum van de herstructurering, die ten minste één jaar vóór de datum van overdracht of cessie van de onderliggende blootstellingen aan de SSPE moet hebben plaatsgevonden, en

ii)

in de informatie die overeenkomstig artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder a) en onder e), i), door de initiator, de sponsor en de SSPE is verstrekt, uitdrukkelijk het aandeel geherstructureerde onderliggende blootstellingen, het tijdstip en de details van de herstructurering, alsmede het rendement ervan sinds het tijdstip van de herstructurering zijn vermeld;

b)

op het moment van initiëring, in voorkomend geval, vermeld staat in een openbaar kredietregister van personen met een ongunstig kredietverleden of, als er geen dergelijk openbaar kredietregister is, in een ander kredietregister dat voor de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker toegankelijk is, of

c)

een kredietbeoordeling of een kredietscore heeft waaruit blijkt dat het risico dat contractueel overeengekomen betalingen niet worden gedaan significant hoger is dan voor vergelijkbare, niet-gesecuritiseerde blootstellingen in het bezit van de initiator.

10.   De debiteuren hebben op het moment van overdracht van de blootstellingen ten minste één betaling gedaan, behalve in geval van revolverende securitisaties die gedekt worden door blootstellingen die in één termijn te betalen zijn of een looptijd van minder dan één jaar hebben, inclusief, zonder beperking, maandelijkse betalingen voor doorlopende kredieten.

11.   De structuur van de terugbetaling van de houders van de securitisatieposities is niet van dien aard dat de terugbetaling overwegend afhankelijk is van de verkoop van activa die de onderliggende blootstellingen dekken. Dit belet niet dat dergelijke activa vervolgens worden doorgerold of geherfinancierd.

De terugbetaling van de houders van de securitisatieposities waarvan de onderliggende blootstellingen gedekt worden door activa waarvan de waarde wordt gegarandeerd of volledig opgevangen door een terugkoopverplichting van de verkoper van de activa die de onderliggende blootstellingen dekken of van een andere derde, wordt niet afhankelijk geacht van de verkoop van activa die de onderliggende blootstellingen dekken.

12.   Het rente- en het valutarisico uit hoofde van de securitisatie worden op passende wijze gelimiteerd, en over de daartoe genomen maatregelen wordt informatie verschaft. Tenzij voor het afdekken van rente- of valutarisico, sluit de SSPE geen derivatencontracten en zorgt zij ervoor dat de pool van onderliggende blootstellingen geen derivaten bevat. Deze derivaten worden volgens de in de internationale financiering gebruikelijke normen overgenomen en gedocumenteerd.

13.   De transactiedocumentatie bevat, in duidelijke en consistente bewoordingen, definities, remedies en maatregelen met betrekking tot achterstalligheid en wanbetaling van debiteuren, schuldherstructurering, schuldkwijtschelding, respijt, aflossingsvrije perioden, verliezen, oninbare schulden, terugvorderingen en andere remedies met betrekking tot de prestaties van activa. In de transactiedocumentatie staat duidelijk vermeld wat de betalingsrangorde is, welke gebeurtenissen een trigger zijn voor wijzigingen in deze betalingsrangorde, alsmede dat het verplicht is om dergelijke gebeurtenissen te rapporteren. Elke wijziging in de betalingsrangorde die materieel een negatieve invloed zal hebben op de terugbetaling van de securitisatiepositie, wordt onverwijld aan de beleggers gerapporteerd.

14.   De initiator en de sponsor stellen potentiële beleggers vóór de prijsstelling gegevens ter beschikking over statische en dynamische historische wanbetalings- en verliesprestaties met betrekking tot blootstellingen die substantieel vergelijkbaar zijn met die welke zijn gesecuritiseerd, zoals gegevens over achterstalligheid en wanbetaling, alsook de bronnen van die gegevens en de basis voor het claimen van vergelijkbaarheid. Indien de sponsor geen toegang tot dergelijke gegevens heeft, verschaft de verkoper hem op een statische of dynamische wijze toegang tot gegevens over historische prestaties met betrekking tot blootstellingen die substantieel vergelijkbaar zijn met die welke zijn gesecuritiseerd, zoals gegevens over achterstalligheid en wanbetaling. Al die gegevens bestrijken een termijn van ten minste vijf jaar, met uitzondering van gegevens met betrekking tot handelsvorderingen en andere kortlopende vorderingen, waarvoor de gegevensreeks ten minste drie jaar beslaat.

15.   ABCP-transacties worden gedekt door een pool van onderliggende blootstellingen die homogeen zijn qua type activa, rekening houdend met de kenmerken die verband houden met de kasstromen van verschillende types activa, waaronder de contractuele, kredietrisico- en vervroegdeaflossingskenmerken ervan. Een pool van onderliggende blootstellingen omvat slechts één type activa.

De pool van onderliggende blootstellingen heeft een gewogen gemiddelde overblijvende looptijd van niet meer dan één jaar en geen van de onderliggende blootstellingen heeft een resterende looptijd van meer dan drie jaar.

In afwijking van de tweede alinea, hebben autoleningen, autoleases en materieel-leasetransacties een gewogen gemiddelde overblijvende looptijd van niet meer dan drieënhalf jaar en heeft geen van de onderliggende blootstellingen een resterende looptijd van meer dan zes jaar.

De onderliggende blootstellingen bevatten geen leningen die gedekt zijn door hypothecaire leningen voor woondoeleinden of zakelijke doeleinden of volledig gedekte woonkredieten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 575/2013, artikel 129, lid 1, eerste alinea, onder e). De onderliggende blootstellingen bevatten verplichtingen die contractueel bindend en afdwingbaar zijn, met volledig verhaalsrecht op debiteuren en met welomschreven betalingsstromen in verband met huur, hoofdsom, rente, of met betrekking tot een ander recht om baten te ontvangen uit hoofde van activa die dergelijke betalingen rechtvaardigen. De onderliggende blootstellingen kunnen ook opbrengsten genereren uit de verkoop van gefinancierde of geleasede activa. De onderliggende blootstellingen bevatten geen andere effecten, als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 44, van Richtlijn 2014/65/EU, dan bedrijfsobligaties die niet op een handelsplatform zijn genoteerd.

16.   De referentierentebetalingen in het kader van de activa en verplichtingen van de ABCP-transactie zijn gebaseerd op algemeen gebruikelijke marktrentevoeten, of op in de sector doorgaans gehanteerde rentevoeten die een weerspiegeling van de financieringskosten vormen, maar verwijzen niet naar complexe formules of derivaten. Referentierentebetalingen in het kader van de verplichtingen van de ABCP-transactie kunnen gebaseerd zijn op rentevoeten die een weerspiegeling vormen van de financieringskosten van het ABCP-programma.

17.   Na wanbetaling van de verkoper of een vervroegdebetalingsgebeurtenis:

a)

komt maximaal het bedrag aan contanten in de SSPE vast te zitten dat benodigd is om het operationeel functioneren van de SSPE te waarborgen of om beleggers ordentelijk overeenkomstig de contractvoorwaarden van de securitisatie te kunnen terugbetalen, tenzij in uitzonderlijke omstandigheden waarin, in het belang van de beleggers, een bedrag moet worden vastgezet om te worden aangewend voor uitgaven waarmee wordt voorkomen dat de kredietwaardigheid van de onderliggende blootstellingen verslechtert;

b)

worden uit hoofde van de onderliggende blootstellingen ontvangen hoofdsommen aan de beleggers die een securitisatiepositie bezitten, doorgegeven via sequentiële betaling van de securitisatieposities, als bepaald door de rangorde van de securitisatiepositie, en

c)

zijn er geen bepalingen die automatische liquidatie van de onderliggende blootstellingen tegen marktwaarde vergen.

18.   De onderliggende blootstellingen zijn geïnitieerd in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van de verkoper krachtens afsluitstandaarden die niet minder streng zijn dan die welke de verkoper hanteert op het moment van de initiëring van soortgelijke blootstellingen die niet gesecuritiseerd zijn. Aan de sponsor en aan andere rechtstreeks aan de ABCP-transactie blootgestelde partijen wordt onverwijld alle informatie verschaft over de afsluitstandaarden krachtens welke de onderliggende blootstellingen zijn geïnitieerd, alsook over materiële wijzigingen van eerdere afsluitstandaarden. De verkoper moet over expertise beschikken in het initiëren van blootstellingen die vergelijkbaar zijn met die welke worden gesecuritiseerd.

19.   Indien een ABCP-transactie een revolverende securitisatie betreft, bevat de documentatie van de transactie triggers voor beëindiging van de doorroltermijn, waaronder ten minste de volgende:

a)

een verslechtering van de kredietkwaliteit van de onderliggende blootstellingen tot of beneden een vooraf bepaalde drempel, en

b)

het intreden van een insolventiegerelateerde gebeurtenis met betrekking tot de verkoper of de servicer.

20.   De transactiedocumentatie vermeldt duidelijk:

a)

de contractuele verplichtingen, taken en verantwoordelijkheden van de sponsor, de servicer en de eventuele trustee, en van andere aanbieders van verwante diensten;

b)

de processen en verantwoordelijkheden die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat een wanbetaling of insolventie van de servicer niet in een beëindiging van de servicing resulteert;

c)

bepalingen die zorgen voor de vervanging van tegenpartijen bij derivaten en de rekeninghoudende bank bij wanbetaling, insolventie en andere vermelde gebeurtenissen, indien van toepassing, en

d)

op welke wijze de sponsor aan de vereisten van artikel 25, lid 3, voldoet.

21.   De EBA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de ESMA en de Eiopa, ontwerpen van technische reguleringsnormen waarin nader wordt bepaald welke in lid 15 bedoelde onderliggende blootstellingen homogeen worden geacht.

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 juli 2018 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen volgens de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.

Artikel 25

Sponsor van een ABCP-programma

1.   De sponsor van het ABCP-programma is een kredietinstelling waarop overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU toezicht wordt uitgeoefend.

2.   De sponsor van een ABCP-programma is een aanbieder van een liquiditeitsfaciliteit, en ondersteunt alle securitisatieposities op ABCP-programmaniveau door alle liquiditeits- en kredietrisico’s en materiële verwateringsrisico’s van de gesecuritiseerde blootstellingen alsook alle andere kosten op transactie- en programmaniveau te dekken indien dat noodzakelijk is om de belegger de volledige betaling van bedragen in het kader van het ABCP te garanderen. De sponsor verschaft een beschrijving van de op transactieniveau aan de beleggers verleende steun, daaronder begrepen een beschrijving van de verstrekte liquiditeitsfaciliteiten.

3.   Alvorens een STS-ABCP-programma te kunnen sponsoren, bewijst de kredietinstelling aan haar bevoegde autoriteit dat haar rol uit hoofde van lid 2 haar solvabiliteit en liquiditeit niet in gevaar brengt, zelfs niet in een situatie van extreme stress op de markt.

Aan de vereiste van de eerste alinea van dit lid wordt geacht te zijn voldaan indien de bevoegde autoriteit op basis van de in artikel 97, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde toetsing en evaluatie heeft bepaald dat de door die kredietinstelling ingevoerde regelingen, strategieën, processen en mechanismen, alsook de eigen vermogens en liquiditeiten die door deze instelling worden aangehouden, het degelijk beheer en de solide dekking van haar risico’s waarborgen.

4.   De sponsor verricht zijn eigen due diligence en gaat na of de verplichtingen van artikel 5, leden 1 en 3, naargelang het geval, van deze verordening zijn nagekomen. Hij gaat ook na of de verkoper beschikt over servicingcapaciteiten en inningsprocessen die voldoen aan de vereisten van artikel 265, lid 2, onder h) tot en met p), van Verordening (EU) nr. 575/2013, of aan gelijkwaardige vereisten in derde landen.

5.   De verkoper (op transactieniveau) of de sponsor (op ABCP-programmaniveau) voldoet aan de risicobehoudvereiste als bedoeld in artikel 6.

6.   De sponsor is verantwoordelijk voor de naleving van artikel 7 op ABCP-programmaniveau en voor de terbeschikkingstelling aan potentiële beleggers vóór de prijsstelling, op hun verzoek, van:

a)

de krachtens artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder a), vereiste geaggregeerde informatie, en

b)

de krachtens artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder b) tot en met e), vereiste informatie, ten minste in ontwerp- of initiële vorm.

7.   Indien de sponsor de financieringstoezegging van de liquiditeitsfaciliteit niet vóór het verstrijken ervan verlengt, wordt de liquiditeitsfaciliteit opgenomen en worden de vervallen effecten terugbetaald.

Artikel 26

Vereisten op programmaniveau

1.   Alle ABCP-transacties in het kader van een ABCP-programma voldoen aan de vereisten van artikel 24, leden 1 tot en met 8 en12 tot en met 20.

Ten hoogste 5 % van het geaggregeerde bedrag van de onderliggende blootstellingen van de ABCP-transacties die door het ABCP-programma worden gefinancierd, mag tijdelijk niet voldoen aan de vereisten van artikel 24, leden 9, 10 en 11, zonder dat de STS-status van het ABCP-programma wordt aangetast.

Voor de toepassing van de tweede alinea van dit lid onderwerpt een passende en onafhankelijke partij regelmatig een steekproef van de onderliggende blootstellingen aan een externe controle van de naleving.

2.   De maximale gewogen gemiddelde overblijvende looptijd van de onderliggende blootstellingen van een ABCP-programma is niet meer dan twee jaar.

3.   Het ABCP-programma wordt overeenkomstig artikel 25, lid 2, volledig door een sponsor ondersteund.

4.   Het ABCP-programma bevat geen hersecuritisaties en door de kredietverbetering ontstaat geen tweede laag van onderverdeling in tranches op het niveau van het programma.

5.   De in het kader van een ABCP-programma uitgegeven effecten bevatten geen callopties, verlengingsclausules of andere clausules die effect hebben op de eindvervaldag ervan, wanneer die opties of clausules naar eigen goeddunken van de verkoper, de sponsor of de SSPE kunnen worden uitgeoefend of uitgevoerd.

6.   Het rente- en het valutarisico die op het niveau van het ABCP-programma ontstaan, worden afdoende gelimiteerd en over alle daartoe genomen maatregelen wordt informatie verschaft. Tenzij voor het afdekken van rente- of valutarisico, sluit de SSPE geen derivatencontracten en zorgt zij ervoor dat de pool van onderliggende blootstellingen geen derivaten bevat. Die derivaten worden volgens de in de internationale financiering gebruikelijke normen overgenomen en gedocumenteerd.

7.   De documentatie met betrekking tot het ABCP-programma vermeldt duidelijk:

a)

de verantwoordelijkheden van de eventuele trustee en eventuele andere entiteiten met fiduciaire verplichtingen tegenover de beleggers;

b)

de contractuele verplichtingen, taken en verantwoordelijkheden van de sponsor, die over expertise beschikt op het gebied van het overnemen van kredieten, de eventuele trustee en andere aanbieders van verwante diensten;

c)

de processen en verantwoordelijkheden die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat een wanbetaling of insolventie van de servicer niet in een beëindiging van de servicing resulteert;

d)

de bepalingen met betrekking tot de vervanging van tegenpartijen bij derivaten en de rekeninghoudende bank op ABCP-programmaniveau bij wanbetaling, insolventie en andere welbepaalde gebeurtenissen, indien de liquiditeitsfaciliteit deze gebeurtenissen niet dekt;

e)

dat, bij welbepaalde gebeurtenissen, wanbetaling of insolventie van de sponsor, in remediërende stappen wordt voorzien om in voorkomend geval tot zekerheidsstelling voor de financieringstoezegging of vervanging van de aanbieder van een liquiditeitsfaciliteit te komen, en

f)

dat de liquiditeitsfaciliteit wordt opgenomen en de vervallen effecten worden terugbetaald indien de sponsor de financieringstoezegging van de liquiditeitsfaciliteit niet vóór het verstrijken ervan verlengt.

8.   De servicer beschikt over expertise in de servicing van blootstellingen die vergelijkbaar zijn met de gesecuritiseerde blootstellingen en zijn beleid, procedures en risicobeheercontroles voor de servicing van blootstellingen zijn goed gedocumenteerd.

AFDELING 3

STS-kennisgeving

Artikel 27

Vereisten inzake STS-kennisgeving

1.   De initiators en sponsors stellen de ESMA door middel van de in lid 7 van dit artikel bedoelde template gezamenlijk ervan in kennis of een securitisatie voldoet aan de vereisten van de artikelen 19 tot en met 22 of de artikelen 23 tot en met 26 („STS-kennisgeving”). In het geval van een ABCP-programma is alleen de sponsor verantwoordelijk voor de kennisgeving van dat programma en, binnen dat programma, van de ABCP-transacties die voldoen aan artikel 24.

De STS-kennisgeving omvat uitleg van de initiator en de sponsor over de wijze waarop er is voldaan aan elk van de STS-criteria in de artikelen 20 tot en met 22 of in de artikelen 24 tot en met 26.

De ESMA publiceert de STS-kennisgeving op haar officiële website krachtens lid 5. De initiators en sponsors van een securitisatie informeren hun bevoegde autoriteiten over de STS-kennisgeving en wijzen onder elkaar één entiteit aan als eerste aanspreekpunt voor beleggers en bevoegde autoriteiten.

2.   De initiator, sponsor of SSPE kan gebruikmaken van de diensten van een derde partij waaraan krachtens artikel 28 vergunning is verleend om te controleren of een securitisatie aan de artikelen 19 tot en met 22 of aan de artikelen 23 tot en met 26 voldoet. Het gebruik van dergelijke diensten doet evenwel hoegenaamd niets af aan de aansprakelijkheid van de initiator, sponsor of SSPE inzake hun wettelijke verplichtingen uit hoofde van deze verordening. Het gebruik van die diensten doet niets af aan de verplichtingen voor institutionele beleggers als bedoeld in artikel 5.

Indien de initiator, de sponsor of de SSPE gebruikmaakt van de diensten van een derde partij waaraan krachtens artikel 28 vergunning is verleend om te controleren of een securitisatie aan de artikelen 19 tot en met 22 of aan de artikelen 23 tot en met 26 voldoet, omvat de STS-kennisgeving een verklaring dat vervulling van de STS-criteria is bevestigd door die derde partij waaraan vergunning is verleend. De kennisgeving bevat de naam en de plaats van vestiging van de derde partij waaraan vergunning is verleend, en de naam van de bevoegde autoriteit die aan de derde partij vergunning heeft verleend.

3.   Indien de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker geen in de Unie gevestigde kredietinstelling of beleggingsonderneming is als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punten 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, gaat de kennisgeving krachtens lid 1 van dit artikel vergezeld van het volgende:

a)

bevestiging door de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker dat zijn kredietverlening plaatsvindt op basis van gedegen en welomschreven criteria en duidelijk vastgelegde procedures voor de acceptatie, aanpassing, verlenging en financiering van kredieten en dat de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker overeenkomstig artikel 9 van deze verordening effectieve systemen heeft ingevoerd om dergelijke processen toe te passen, en

b)

een verklaring van de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker dat de onder a) bedoelde kredietverlening al dan niet onder toezicht staat.

4.   De initiator en de sponsor stellen de ESMA onmiddellijk in kennis en informeren hun bevoegde autoriteit onmiddellijk wanneer een securitisatie niet langer aan de vereisten van de artikelen 19 tot en met 22 of aan de artikelen 23 tot en met 26 voldoet.

5.   De ESMA houdt op haar officiële website een lijst bij van alle securitisaties waarvoor de initiators en de sponsors aan haar kennisgeving hebben gedaan dat ze aan de vereisten van de artikelen 19 tot en met 22 of de artikelen 23 tot en met 26 voldoen. De ESMA voegt elke securitisatie waarvan aldus kennisgeving werd gedaan, onmiddellijk aan die lijst toe en actualiseert die lijst indien de securitisaties niet langer als STS worden beschouwd op grond van een besluit van bevoegde autoriteiten of een kennisgeving door de initiator of de sponsor. Indien de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 32 administratieve sancties heeft opgelegd, stelt zij de ESMA hiervan onmiddellijk in kennis. De ESMA vermeldt onmiddellijk op de lijst dat een bevoegde autoriteit in verband met de betrokken securitisatie administratieve sancties heeft opgelegd.

6.   De ESMA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de EBA en de Eiopa, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot specificering van de informatie die de initiator, de sponsor en de SSPE moeten verstrekken om te voldoen aan de in lid 1 bedoelde verplichtingen.

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 juli 2018 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen volgens de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

7.   Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te garanderen, ontwikkelt de ESMA, in nauwe samenwerking met de EBA en de Eiopa, ontwerpen van technische uitvoeringsnormen tot bepaling van de templates die moeten worden gebruikt voor het verstrekken van de in lid 6 bedoelde informatie.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 18 juli 2018 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 28

Controle van de vervulling van de STS-criteria door een derde partij

1.   Aan een derde partij als bedoeld in artikel 27, lid 2, wordt door de bevoegde autoriteit vergunning verleend om te beoordelen of securitisaties aan de STS-criteria van de artikelen 19 tot en met 22 of van de artikelen 23 tot en met 26 voldoen. De bevoegde autoriteit verleent de vergunning indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

de derde partij brengt de initiators, sponsors of SSPE’s die bij de door de derde partij beoordeelde securitisaties zijn betrokken alleen niet-discriminerende en op kosten gebaseerde vergoedingen in rekening. De vergoedingen variëren niet op basis van, of in correlatie met de resultaten van de beoordeling;

b)

de derde partij is noch een gereglementeerde entiteit als omschreven in artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2002/87/EG, noch een ratingbureau als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1060/2009, en de verrichting van de andere activiteiten van de derde partij brengt de onafhankelijkheid of integriteit van de beoordeling niet in het gedrang;

c)

de derde partij verstrekt geen enkele vorm van adviserende, audit- of gelijkwaardige dienst aan de initiator, de sponsor of de SSPE die bij de door de derde partij beoordeelde securitisaties is betrokken;

d)

de leden van het leidinggevend orgaan van de derde partij hebben de passende beroepskwalificaties, kennis en ervaring om de taak van de derde partij uit te voeren en zijn betrouwbaar en integer;

e)

het leidinggevend orgaan van de derde partij bestaat uit ten minste één derde onafhankelijke directeurs, maar niet minder dan twee in aantal;

f)

de derde partij doet het nodige om ervoor te zorgen dat de controle op de vervulling van de STS-criteria niet wordt beïnvloed door bestaande of potentiële belangenconflicten of zakelijke betrekkingen van de derde partij, haar aandeelhouders of leden, beheerders, werknemers of andere natuurlijke personen die diensten verrichten ten behoeve of onder gezag van de derde partij. Daartoe dient de derde partij een effectief systeem voor interne controle op de uitvoering van de beleidsmaatregelen en procedures ter constatering en voorkoming van mogelijke belangenconflicten op te zetten, in stand te houden, te handhaven en te documenteren. Indien potentiële of bestaande belangenconflicten worden geconstateerd, worden deze verholpen of beperkt en onverwijld meegedeeld. De derde partij dient passende procedures en processen op te zetten, in stand te houden, te handhaven en te documenteren teneinde de onafhankelijkheid van de beoordeling van STS-naleving te waarborgen. De derde partij monitort en toetst die beleidsmaatregelen en procedures op gezette tijden om de effectiviteit ervan te evalueren en om te beoordelen of ze moeten worden geactualiseerd, en

g)

de derde partij kan aantonen dat zij over deugdelijke operationele waarborgen en interne processen beschikt die haar in staat stellen de STS-naleving te beoordelen.

De bevoegde autoriteit trekt de vergunning in indien zij van oordeel is dat de derde partij de facto niet aan de eerste alinea voldoet.

2.   Een derde partij waaraan overeenkomstig lid 1 vergunning is verleend, stelt haar bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van materiële wijzigingen met betrekking tot de krachtens dat lid verstrekte informatie, of andere wijzigingen waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij de beoordeling van haar bevoegde autoriteit zouden beïnvloeden.

3.   De bevoegde autoriteit kan de in lid 1 bedoelde derde partij op kosten gebaseerde vergoedingen in rekening brengen om de uitgaven in verband met de beoordeling van de verzoeken tot vergunningverlening en het daaropvolgende toezicht op de vervulling van de voorwaarden van lid 1 te dekken.

4.   De ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot specificering van de informatie die overeenkomstig lid 1 aan de bevoegde autoriteiten dient te worden verstrekt bij het verzoek tot vergunningverlening aan een derde partij.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 juli 2018 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd om deze verordening aan te vullen door de in de dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

HOOFDSTUK 5

TOEZICHT

Artikel 29

Aanwijzing van bevoegde autoriteiten

1.   Het toezicht op de nakoming van de verplichtingen vermeld in artikel 5 van deze verordening wordt uitgeoefend door de volgende bevoegde autoriteiten in overeenstemming met de bij de desbetreffende rechtshandelingen verleende bevoegdheden:

a)

voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de bevoegde autoriteit die is aangewezen overeenkomstig artikel 13, punt 10, van Richtlijn 2009/138/EG;

b)

voor beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen, de verantwoordelijke bevoegde autoriteit die is aangewezen overeenkomstig artikel 44 van Richtlijn 2011/61/EU;

c)

voor icbe’s en icbe-beheermaatschappijen, de bevoegde autoriteit die is aangewezen overeenkomstig artikel 97 van Richtlijn 2009/65/EG;

d)

voor instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, de bevoegde autoriteit die is aangewezen overeenkomstig artikel 6, onder g), van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (33);

e)

voor kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, de bevoegde autoriteit die is aangewezen overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2013/36/EU, waaronder de ECB wat betreft specifieke taken die haar worden opgedragen bij Verordening (EU) nr. 1024/2013.

2.   De bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op sponsors in overeenstemming met artikel 4 van Richtlijn 2013/36/EU, waaronder de ECB wat betreft specifieke taken die haar worden opgedragen bij Verordening (EU) nr. 1024/2013, zien toe op de nakoming door de sponsors van de verplichtingen vermeld in de artikelen 6, 7, 8 en 9 van deze verordening.

3.   Indien initiators, oorspronkelijke kredietverstrekkers en SSPE’s onder toezicht staande entiteiten zijn in overeenstemming met Richtlijnen 2003/41/EG, 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1024/2013, zien de overeenkomstig die handelingen aangewezen betrokken bevoegde autoriteiten, waaronder de ECB wat betreft specifieke taken die haar worden opgedragen bij Verordening (EU) nr. 1024/2013, toe op de nakoming de verplichtingen vermeld in de artikelen 6, 7, 8 en 9 van deze verordening.

4.   Voor initiators, oorspronkelijke kredietverstrekkers en SSPE’s die in de Unie zijn gevestigd en niet vallen onder de wetgevingshandelingen van de Unie waarvan sprake is in lid 3, berust het toezicht op de naleving van de verplichtingen vermeld in de artikelen 6, 7, 8 en 9 bij een of meer bevoegde autoriteiten die door de lidstaten worden aangewezen. De lidstaten brengen de Commissie en de ESMA uiterlijk op 1 januari 2019 op de hoogte van de aanwijzing van bevoegde autoriteiten krachtens dit lid. Die verplichting geldt niet voor entiteiten die enkel blootstellingen verkopen in het kader van een ABCP-programma of een andere securitisatietransactie of -regeling, en niet actief blootstellingen initiëren met als hoofddoel om ze op regelmatige basis te securitiseren.

5.   De lidstaten wijzen een of meer bevoegde autoriteiten aan om toezicht te houden op de naleving door initiators, sponsors en SSPE’s van de artikelen 18 tot en met 27 en op de naleving door derde partijen van artikel 28. De lidstaten brengen de Commissie en de ESMA uiterlijk op 18 januari 2019 op de hoogte van de aanwijzing van bevoegde autoriteiten krachtens dit lid.

6.   Lid 5 van dit artikel is niet van toepassing op entiteiten die enkel blootstellingen verkopen in het kader van een ABCP-programma of een andere securitisatietransactie of -regeling, en niet actief blootstellingen initiëren met als hoofddoel om ze op regelmatige basis te securitiseren. In dat geval gaat de initiator of de sponsor na of die entiteiten voldoen aan de desbetreffende verplichtingen van de artikelen 18 tot en met 27.

7.   De ESMA draagt zorg voor de consistente toepassing en handhaving van de verplichtingen van de artikelen 18 tot en met 27 van deze verordening, in overeenstemming met de in Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde taken en bevoegdheden. De ESMA houdt overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (34) toezicht op de securitisatiemarkt van de Unie, en past, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) nr. 600/2014, haar tijdelijke interventiebevoegdheden toe.

8.   De ESMA publiceert en actualiseert op haar website een lijst van de bevoegde autoriteiten bedoeld in dit artikel

Artikel 30

Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

1.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat de bevoegde autoriteit die is aangewezen in overeenstemming met artikel 29, leden 1 tot en met 5, de toezichts-, onderzoeks- en sanctiebevoegdheden heeft die noodzakelijk zijn om haar taken op grond van deze verordening te vervullen.

2.   De bevoegde autoriteit toetst regelmatig de regelingen, processen en mechanismen die de initiators, sponsors, SSPE’s en oorspronkelijke kredietverstrekkers hebben geïmplementeerd om aan deze verordening te voldoen.

De toetsing als bedoeld in de eerste alinea omvat:

a)

de processen en mechanismen om het materieel netto economisch belang doorlopend correct te meten en te handhaven, de verzameling en tijdige openbaarmaking van alle informatie die overeenkomstig artikel 7 beschikbaar moet worden gesteld en de kredietverleningscriteria overeenkomstig artikel 9;

b)

voor STS-securitisaties die geen securitisaties in het kader van een ABCP- programma zijn, de processen en mechanismen om voor naleving van artikel 20, leden 7 tot en met 12, artikel 21, lid 7, en artikel 22 te zorgen, en

c)

voor STS-securitisaties die wel securitisaties in het kader van een ABCP-programma zijn, de processen en mechanismen om, met betrekking tot ABCP-transacties, de naleving van artikel 24, en, met betrekking tot ABCP-programma’s, de naleving van artikel 26, leden 7 en 8, te verzekeren.

3.   De bevoegde autoriteiten eisen dat de risico’s uit hoofde van securitisatietransacties, waaronder reputatierisico’s, worden geëvalueerd en aangepakt door middel van passende beleidslijnen en procedures van de initiators, de sponsors, de SSPE’s en de oorspronkelijke kredietverstrekkers.

4.   De bevoegde autoriteit houdt, naargelang het geval, toezicht op de specifieke gevolgen van deelname aan de securitisatiemarkt voor de stabiliteit van de financiële instelling die optreedt als oorspronkelijke kredietverstrekker, initiator, sponsor of belegger, als onderdeel van haar prudentieel toezicht op het gebied van securitisatie, en houdt daarbij, onverminderd strengere regelgeving per sector, rekening met:

a)

de omvang van de kapitaalbuffers;

b)

de omvang van de liquiditeitsbuffers, en

c)

het liquiditeitsrisico voor beleggers door een looptijdverschil tussen hun financiering en beleggingen.

Wanneer de bevoegde autoriteit een materieel risico voor de financiële stabiliteit van een financiële instelling of van het financiële stelsel als geheel identificeert, ongeacht haar verplichtingen krachtens artikel 36, treft zij maatregelen om die risico’s te beperken, meldt zij haar bevindingen aan de aangewezen autoriteit die bevoegd is voor macroprudentiële instrumenten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 575/2013 en aan het ESRB.

5.   De bevoegde autoriteit ziet toe op mogelijke omzeilingen van de verplichtingen van artikel 6, lid 2, en zorgt ervoor dat sancties worden toegepast overeenkomstig de artikelen 32 en 33.

Artikel 31

Macroprudentieel toezicht op de securitisatiemarkt

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat is het ESRB verantwoordelijk voor het macroprudentieel toezicht op de securitisatiemarkt van de Unie.

2.   Teneinde bij te dragen aan de voorkoming of beperking van systeemrisico’s voor de financiële stabiliteit in de Unie welke voortkomen uit ontwikkelingen binnen het financiële stelsel houdt het ESRB, rekening houdend met de macro-economische ontwikkelingen, om aldus perioden van wijdverbreide financiële onrust te voorkomen, voortdurend toezicht op de ontwikkelingen in de securitisatiemarkten. Indien het ESRB dat noodzakelijk acht, of ten minste om de drie jaar, brengt het in samenwerking met de EBA een verslag uit over de implicaties van de securitisatiemarkt voor de financiële stabiliteit, dit om risico’s voor de financiële stabiliteit onder de aandacht te brengen. Indien er materiële risico’s worden geconstateerd, geeft het ESRB waarschuwingen en doet het, waar passend, aanbevelingen aan de Commissie, de ETA’s en de lidstaten voor het nemen van corrigerende maatregelen ten aanzien van die risico’s uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1092/2010, mede in verband met de vraag of het passend is om de risicobehoudsniveaus te wijzigen, of dat andere macroprudentiële maatregelen moeten worden genomen. De Commissie, de ETA’s en de lidstaten delen overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1092/2010 binnen drie maanden na de datum van toezending van de aanbeveling aan de geadresseerden, aan het ESRB, het Europees Parlement en de Raad mee welke maatregelen er in respons op de aanbevelingen zijn genomen, en verstrekken een passende motivering ingeval zij geen actie hebben ondernomen.

Artikel 32

Administratieve sancties en remediërende maatregelen

1.   Onverminderd het recht van de lidstaten om in strafrechtelijke sancties te voorzien en deze op te leggen krachtens artikel 34, stellen de lidstaten regels vast waarbij passende administratieve sancties, in geval van nalatigheid of opzettelijke inbreuk, en remediërende maatregelen worden ingesteld die ten minste van toepassing zijn op situaties waarin:

a)

een initiator, een sponsor of een oorspronkelijke kredietverstrekker niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 6;

b)

een initiator, een sponsor of een SSPE niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 7;

c)

een initiator, een sponsor of een oorspronkelijke kredietverstrekker niet heeft voldaan aan de criteria van artikel 9;

d)

een initiator, een sponsor of een SSPE niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 18;

e)

een securitisatie als STS is aangemerkt en een initiator, een sponsor of een SSPE van die securitisatie niet hebben voldaan aan de vereisten van de artikelen 19 tot en met 22 of van de artikelen 23 tot en met 26;

f)

een initiator of een sponsor een kennisgeving krachtens artikel 27, lid 1, doet die misleidend blijkt;

g)

een initiator of een sponsor niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 27, lid 4, of

h)

een derde partij waaraan op grond van artikel 28 vergunning is verleend, heeft nagelaten materiële wijzigingen met betrekking tot de overeenkomstig artikel 28, lid 1, verstrekte informatie, of andere wijzigingen waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij het oordeel van de bevoegde autoriteit van die partij zouden beïnvloeden, te melden.

De lidstaten zorgen er tevens voor dat de administratieve sancties en/of remediërende maatregelen daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd.

Die sancties en maatregelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.   De lidstaten verlenen de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid om bij inbreuken als bedoeld in lid 1 ten minste de volgende sancties en maatregelen op te leggen:

a)

een publieke verklaring, waarin de identiteit van de natuurlijke of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden vermeld in overeenstemming met artikel 37;

b)

een bevel waarbij de natuurlijke of rechtspersoon wordt verplicht het gedrag stop te zetten en af te zien van herhaling ervan;

c)

een tijdelijk verbod om een lid van het leidinggevend orgaan van de initiator, de sponsor of de SSPE of een andere natuurlijke persoon die voor de inbreuk verantwoordelijk wordt gehouden, te beletten leidinggevende functies in dergelijke ondernemingen uit te oefenen;

d)

in geval van een inbreuk als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder e) of f), van dit artikel, een tijdelijk verbod om de initiator en de sponsor te beletten er op grond van artikel 27, lid 1, kennisgeving van te doen dat een securitisatie voldoet aan de vereisten van de artikelen 19 tot en met 22 of van de artikelen 23 tot en met 26;

e)

in geval van een natuurlijk persoon, maximale administratieve financiële sancties van ten minste 5 000 000 EUR, of in lidstaten die de euro niet als munt hebben, de overeenkomstige waarde in de nationale munteenheid op 17 januari 2018;

f)

in geval van een rechtspersoon, maximale administratieve financiële sancties van ten minste 5 000 000 EUR of in lidstaten die de euro niet als munt hebben, de overeenkomstige waarde in de nationale munteenheid op 17 januari 2018 of tot 10 % van de totale netto jaaromzet van de rechtspersoon volgens de meest recente jaarrekening die door het leidinggevend orgaan is goedgekeurd; indien de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van de moederonderneming die in overeenstemming met Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (35) een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, is de toepasselijke totale jaaromzet gelijk aan de totale nettojaaromzet of het in overeenstemming met de toepasselijke wetgevingshandelingen met betrekking tot jaarrekeningen daarmee corresponderende type inkomsten volgens de meest recente door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening;

g)

maximale administratieve financiële sancties van ten minste tweemaal het bedrag van het aan de inbreuk ontleende voordeel indien dat kan worden bepaald, zelfs als dat hoger is dan de maximumbedragen onder e) en f);

h)

in geval van een in lid 1, eerste alinea, onder f), van dit artikel bedoelde inbreuk, een tijdelijke intrekking van de in artikel 28 bedoelde vergunning van de derde partij om te controleren of een securitisatie voldoet aan de artikelen 19 tot en met 22 of aan de artikelen 23 tot en met 26.

3.   Indien de bepalingen van het eerste lid op rechtspersonen van toepassing zijn, verlenen de lidstaten de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid om de in lid 2 vermelde administratieve sancties en remediërende maatregelen toe te passen, met inachtneming van de in het nationale recht voorziene voorwaarden, op leden van het leidinggevend orgaan en andere personen die op grond van het nationale recht verantwoordelijk zijn voor de inbreuk.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat een besluit waarbij in lid 2 genoemde administratieve sancties of remediërende maatregelen worden opgelegd, naar behoren gemotiveerd is en vatbaar is voor beroep.

Artikel 33

Uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van administratieve sancties en remediërende maatregelen

1.   De bevoegde autoriteiten oefenen de bevoegdheden tot het opleggen van administratieve sancties en remediërende maatregelen als bedoeld in artikel 32 in overeenstemming met hun nationale rechtskader uit, als passend:

a)

op rechtstreekse wijze;

b)

in samenwerking met andere autoriteiten;

c)

onder eigen verantwoordelijkheid door middel van delegatie aan andere autoriteiten;

d)

door middel van een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.

2.   Bevoegde autoriteiten houden bij het bepalen van het type en de omvang van een op grond van artikel 32 opgelegde administratieve sanctie of remediërende maatregel rekening met de vraag in hoeverre de inbreuk opzettelijk is dan wel het resultaat van nalatigheid, en alle andere relevante omstandigheden, waaronder, in voorkomend geval:

a)

de materialiteit, ernst en duur van de inbreuk;

b)

de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon;

c)

de financiële draagkracht van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon;

d)

de omvang van de door de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon behaalde winsten of vermeden verliezen, voor zover die kunnen worden bepaald;

e)

de verliezen die derden wegens de inbreuk hebben geleden, voor zover die kunnen worden bepaald;

f)

de mate van medewerking met de bevoegde autoriteit door de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door de betrokken persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;

g)

eerdere inbreuken van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon.

Artikel 34

Strafrechtelijke sancties

1.   De lidstaten kunnen besluiten met betrekking tot inbreuken waarop krachtens hun nationale recht reeds strafrechtelijke sancties staan, geen regels voor administratieve sancties of remediërende maatregelen vast te stellen.

2.   Indien lidstaten in overeenstemming met lid 1 van dit artikel hebben besloten om voor de in artikel 32, lid 1, bedoelde inbreuken strafrechtelijke sancties vast te stellen, zorgen zij ervoor dat er passende maatregelen zijn getroffen zodat de bevoegde autoriteiten over alle noodzakelijke bevoegdheden beschikken om met de gerechtelijke, de met vervolging belaste of de strafrechtelijke autoriteiten in hun jurisdictie te communiceren om specifieke informatie te ontvangen over lopende strafrechtelijke onderzoeken naar en procedures in verband met de in artikel 32, lid 1, bedoelde inbreuken, en om dezelfde informatie aan andere bevoegde autoriteiten alsmede aan de ESMA, de EBA en de Eiopa te verstrekken om te voldoen aan hun verplichting tot samenwerking voor de toepassing van deze verordening.

Artikel 35

Kennisgevingsverplichting

De lidstaten doen uiterlijk op 18 januari 2019 aan de Commissie, de ESMA, de EBA en de Eiopa kennisgeving van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ter uitvoering van dit hoofdstuk, met inbegrip van de toepasselijke strafrechtelijke bepalingen. De lidstaten doen aan de Commissie, de ESMA, de EBA en de Eiopa onverwijld kennisgeving van latere wijzigingen daarvan.

Artikel 36

Samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de ETA’s

1.   De in artikel 29 bedoelde bevoegde autoriteiten en de ESMA, de EBA en de Eiopa werken nauw met elkaar samen en wisselen informatie uit voor het uitvoeren van hun taken krachtens de artikelen 30 tot en met 34.

2.   De bevoegde autoriteiten coördineren nauw hun toezicht teneinde inbreuken op deze verordening vast te stellen en te remediëren, ontwikkelen en bevorderen goede praktijken, faciliteren samenwerking, dragen bij tot een consistente interpretatie en verstrekken jurisdictieoverschrijdende beoordelingen in geval van verschillen van mening.

3.   Binnen het kader van het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten wordt een specifiek securitisatiecomité ingesteld waarin de bevoegde autoriteiten voor het uitvoeren van hun taken krachtens de artikelen 30 tot en met 34 nauw met elkaar samenwerken.

4.   Indien een bevoegde autoriteit vaststelt dat op een of meer vereisten uit hoofde van de artikelen 6 tot en met 27 inbreuk is gemaakt, of redenen heeft om dat aan te nemen, brengt zij de bevoegde autoriteit van de entiteit of entiteiten die van die inbreuk wordt of worden verdacht, op voldoende gedetailleerde wijze van haar vaststellingen op de hoogte. De betrokken bevoegde autoriteiten coördineren hun toezicht nauw teneinde voor consistente besluiten te zorgen.

5.   Indien de in lid 4 van dit artikel bedoelde inbreuk met name betrekking heeft op een onjuiste of misleidende kennisgeving krachtens artikel 27, lid 1, doet de bevoegde autoriteit die die inbreuk vaststelt, onverwijld kennisgeving van haar vaststellingen aan de bevoegde autoriteit van de entiteit die uit hoofde van artikel 27, lid 1, als eerste aanspreekpunt is aangewezen. De bevoegde autoriteit van de uit hoofde van artikel 27, lid 1, als eerste aanspreekpunt aangewezen entiteit informeert op haar beurt de ESMA, de EBA en de Eiopa, en volgt de procedure van lid 6 van dit artikel.

6.   Bij ontvangst van de in lid 4 bedoelde informatie neemt de bevoegde autoriteit van de van de inbreuk verdachte entiteit binnen 15 werkdagen alle noodzakelijke maatregelen om de vastgestelde inbreuk aan te pakken, en doet zij kennisgeving aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten, met name die van de initiator, de sponsor en de SSPE en de bevoegde autoriteiten van de houder van een securitisatiepositie, indien deze bekend zijn. Wanneer een bevoegde autoriteit met een andere bevoegde autoriteit in procedureel of inhoudelijk opzicht van mening verschilt over de genomen of niet genomen maatregelen, doet zij onverwijld van haar meningsverschil kennisgeving aan alle andere bevoegde autoriteiten. Indien dat verschil van mening niet binnen drie maanden na de datum van kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten wordt beslecht, wordt de zaak verwezen naar de ESMA overeenkomstig artikel 19 en, indien toepasselijk, artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. De in artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde verzoeningstermijn duurt één maand.

Indien de betrokken bevoegde autoriteiten binnen de in de eerste alinea bedoelde verzoeningstermijn geen overeenstemming bereiken, neemt de ESMA binnen één maand het in artikel 19, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde besluit. Tijdens de in dit artikel bedoelde procedure wordt een securitisatie die voorkomt op de door de ESMA krachtens artikel 27 van deze verordening bewaarde lijst, verder als STS beschouwd krachtens hoofdstuk 4 van deze verordening, en wordt zij op deze lijst gehandhaafd.

Indien de betrokken bevoegde autoriteiten oordelen dat de inbreuk verband houdt met het te goeder trouw niet naleven van artikel 18, kunnen zij besluiten aan de initiator, de sponsor of de SSPE een termijn van ten hoogste drie maanden toe te kennen om de geconstateerde inbreuk te verhelpen, met ingang van de dag waarop de initiator, de sponsor of de SSPE door de bevoegde autoriteit van de inbreuk in kennis is gesteld. Tijdens deze periode wordt een securitisatie die voorkomt op de door de ESMA krachtens artikel 27 bewaarde lijst, verder als STS beschouwd krachtens hoofdstuk 4 en wordt zij op de lijst gehandhaafd.

Indien een of meer van de betrokken bevoegde autoriteiten van mening zijn dat de inbreuk binnen de in de derde alinea vermelde periode niet adequaat is verholpen, is de eerste alinea van toepassing.

7.   Drie jaar na de datum van toepassing van deze verordening voert de ESMA een collegiale toetsing overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 uit van de toepassing van de criteria in de artikelen 19 tot en met 26 van deze verordening.

8.   De ESMA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de EBA en de Eiopa, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot specificering van de algemene verplichting tot samenwerking, van de op grond van lid 1 uit te wisselen informatie en van de kennisgevingsverplichtingen krachtens de leden 4 en 5.

De ESMA dient, in nauwe samenwerking met de EBA en de Eiopa, die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 januari 2019 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 37

Publicatie van strafrechtelijke sancties

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten op hun officiële website onverwijld ten minste elk besluit publiceren waarbij een administratieve sanctie die niet vatbaar is voor beroep, wordt opgelegd wegens inbreuk op artikel 6, 7 of 9, dan wel van artikel 27, lid 1, nadat de adressaat van de sanctie in kennis is gesteld van dat besluit.

2.   Daarbij wordt informatie bekendgemaakt over het type en de aard van de inbreuk en de identiteit van de verantwoordelijke personen en de opgelegde sancties.

3.   Indien de bekendmaking van de identiteit, in geval van rechtspersonen, of van de identiteit en de persoonsgegevens, in geval van natuurlijke personen, na een per geval uitgevoerde beoordeling door de bevoegde autoriteit onevenredig wordt geacht, of indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de bekendmaking de stabiliteit van de financiële markten of een lopend strafrechtelijk onderzoek in gevaar brengt, of indien de bekendmaking, voor zover kan worden nagegaan, onevenredige schade toebrengt aan de betrokkene, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten:

a)

de bekendmaking van het besluit waarbij de administratieve sanctie wordt opgelegd, uitstellen totdat de redenen voor niet-bekendmaking vervallen;

b)

het besluit waarbij de administratieve sanctie wordt opgelegd, op basis van anonimiteit bekendmaken, overeenkomstig het nationale recht, of

c)

het besluit waarbij de administratieve sanctie wordt opgelegd, in het geheel niet bekendmaken indien de onder a) en b) vermelde opties ontoereikend worden geacht om te waarborgen:

i)

dat de stabiliteit van de financiële markten niet in gevaar wordt gebracht, of

ii)

dat de bekendmaking van dergelijke besluiten evenredig is met maatregelen die als weinig ingrijpend worden beschouwd.

4.   In geval van een besluit tot bekendmaking van een sanctie op basis van anonimiteit kan de bekendmaking van de betrokken gegevens worden uitgesteld. Indien een bevoegde autoriteit een besluit bekendmaakt waarbij een administratieve sanctie wordt opgelegd die vatbaar is voor beroep bij de betrokken gerechtelijke autoriteiten, maken de bevoegde autoriteiten die informatie en latere informatie over het resultaat van een dergelijk beroep eveneens onmiddellijk bekend op hun officiële website. Bovendien wordt een rechterlijke beslissing tot nietigverklaring van een besluit waarbij een administratieve sanctie wordt opgelegd eveneens bekendgemaakt.

5.   De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat een in de leden 1 tot en met 4 bedoelde bekendmaking gedurende een periode van ten minste vijf jaar na de bekendmaking op hun officiële website blijft staan. In de bekendmaking opgenomen persoonsgegevens worden op de officiële website van de bevoegde autoriteit niet langer bewaard dan overeenkomstig de toepasselijke gegevensbeschermingsvoorschriften noodzakelijk is.

6.   De bevoegde autoriteiten stellen de ESMA in kennis van alle opgelegde administratieve sancties, met inbegrip van elk in dat verband ingesteld beroep en het resultaat ervan.

7.   De ESMA bewaart een centraal gegevensbestand van de haar meegedeelde administratieve sancties. Dat gegevensbestand is uitsluitend toegankelijk voor de ESMA, de EBA, de Eiopa en de bevoegde autoriteiten, en wordt geactualiseerd op basis van de door de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met lid 6 verstrekte informatie.

HOOFDSTUK 6

WIJZIGINGEN

Artikel 38

Wijziging van Richtlijn 2009/65/EG

Artikel 50 bis van Richtlijn 2009/65/EG wordt vervangen door:

„Artikel 50 bis

Indien icbe-beheermaatschappijen of intern beheerde icbe’s worden blootgesteld in het kader van een securitisatie die niet langer voldoet aan de voorschriften van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad (*1), handelen zij in het belang van de beleggers in de betrokken icbe’s en nemen zij, indien nodig, corrigerende maatregelen.

Artikel 39

Wijziging van Richtlijn 2009/138/EG

Richtlijn 2009/138/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 135 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

„2.   De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 301 bis van deze richtlijn gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze richtlijn door het vaststellen van de nadere bepalingen met betrekking tot de omstandigheden waaronder een evenredige extra kapitaalvereiste kan worden opgelegd wanneer de vereisten vastgesteld in de artikelen 5 of 6 van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad (*2) zijn geschonden, onverminderd artikel 101, lid 3, van deze richtlijn.

3.   Teneinde een consequente harmonisatie van het bepaalde in lid 2 van dit artikel te waarborgen, werkt de Eiopa, met inachtneming van artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere bepaling van de methoden voor de berekening van het daarin bedoelde evenredig extra kapitaalvereiste.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.

(*2)  Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen raamwerkkader voor gemeenschappelijke regels betreffende securitisatie en tot instelling van een Europees specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35).”."

2)

In artikel 308 ter wordt lid 11 geschrapt.

Artikel 40

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009

Verordening (EG) nr. 1060/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de overwegingen 22 en 41, in artikel 8 quater en in bijlage II, afdeling D, deel II, punt 1, wordt „gestructureerd financieringsinstrument” vervangen door „securitisatie-instrument”.

2)

In de overwegingen 34 en 40, in artikel 8, lid 4, artikel 8 quater, artikel 10, lid 3, en artikel 39, lid 4, alsmede in bijlage I, afdeling A, punt 2, vijfde alinea, bijlage I, afdeling B, punt 5, bijlage II, afdeling D, deel II, titel en punt 2, bijlage III, deel I, punten 8, 24 en 45, en bijlage III, deel III, punt 8, wordt „gestructureerde financieringsinstrumenten” vervangen door „securitisatie-instrumenten”.

3)

In artikel 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Deze verordening stelt ook verplichtingen voor in de Unie gevestigde uitgevende instellingen en gelieerde derden vast met betrekking tot securitisatie-instrumenten.”.

4)

In artikel 3, lid 1, wordt punt l) vervangen door:

„l)

„securitisatie-instrument”: een financieel instrument of andere activa, resulterend uit een securitisatietransactie of -regeling als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2402 [de securitisatieverordening];”.

5)

Artikel 8 ter wordt geschrapt.

6)

In artikel 4, lid 3, onder b), artikel 5, lid 6, tweede alinea, onder b), en artikel 25 bis wordt de verwijzing naar artikel 8 ter geschrapt.

Artikel 41

Wijziging van Richtlijn 2011/61/EU

Artikel 17 van Richtlijn 2011/61/EU wordt vervangen door:

„Artikel 17

Indien abi-beheerders worden blootgesteld in het kader van een securitisatie die niet langer voldoet aan de voorschriften van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad (*3), handelen zij in het belang van de beleggers in de betrokken abi’s en nemen zij, indien nodig, corrigerende maatregelen.

Artikel 42

Wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012

Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd:

30.

„gedekte obligatie”: een obligatie die voldoet aan de vereisten van artikel 129 van Verordening (EU) nr. 575/2013;”

31.

„gedekteobligatie-entiteit”: de emittent van de gedekte obligatie of de dekkingspool van een gedekte obligatie.”.

2)

Aan artikel 4 worden de volgende leden toegevoegd:

„5.   Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing met betrekking tot otc-derivatencontracten die door gedekteobligatie-entiteiten in verband met een gedekte obligatie of door een special purpose entity voor securitisatiedoeleinden in verband met een securitisatie in de zin van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad (*4) worden gesloten mits:

a)

in geval van special purpose entity’s voor securitisatiedoeleinden, de special purpose entity voor securitisatiedoeleinden uitsluitend securitisaties uitgeeft die voldoen aan de vereisten van artikel 18, en van de artikelen 19 tot en met 22 of de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EU) 2017/2402[de securitisatieverordening];

b)

het otc-derivatencontract uitsluitend wordt gebruikt voor het afdekken van rente- of valutamismatches in het kader van de gedekte obligatie of de securitisatie, en

c)

de regelingen in het kader van de gedekte obligatie of de securitisatie op toereikende wijze tegenpartijkredietrisico limiteren met betrekking tot de otc-derivatencontracten die door de gedekteobligatie-entiteit of de special purpose entity voor securitisatiedoeleinden in verband met de gedekte obligatie of de securitisatie worden gesloten.

6.   Om voor een consistente toepassing van dit artikel te zorgen, en rekening houdend met de noodzaak om regelgevingsarbitrage te voorkomen, ontwikkelen de ETA’s ontwerpen van technische reguleringsnormen tot specificering van de criteria om te bepalen welke regelingen in het kader van gedekte obligaties of securitisaties op toereikende wijze tegenpartijkredietrisico limiteren, in de zin van lid 5.

De ETA’s dienen die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 juli 2018 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 of (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

(*4)  Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen raamwerkkader voor gemeenschappelijke regels betreffende securitisatie en tot instelling van een Europees specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35).”."

3)

In artikel 11 wordt lid 15 vervangen door:

„15.   Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stellen de ETA’s ontwerpen van gemeenschappelijke technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van:

a)

de risicobeheerprocedures, inclusief de niveaus en de categorie zekerheden en scheidingsregelingen die volgens lid 3 nodig zijn om aan de normen te voldoen;

b)

de procedures die de tegenpartijen en de betrokken bevoegde autoriteiten moeten volgen voor het aanvragen van vrijstellingen in de zin van de leden 6 tot en met 10;

c)

de toepasselijke criteria als bedoeld in de leden 5 tot en met 10, met name ter bepaling van hetgeen moet worden beschouwd als een praktische of juridische belemmering voor de onmiddellijke overboeking van eigen vermogen en de terugbetaling van passiva tussen de tegenpartijen.

Het niveau en type van de vereiste zekerheden met betrekking tot otc-derivatencontracten die door gedekteobligatie-entiteiten in verband met een gedekte obligatie of door een special purpose entity voor securitisatiedoeleinden in verband met een securitisatie in de zin van deze verordening worden gesloten en voldoen aan de voorwaarden van artikel 4, lid 5, van deze verordening en de vereisten van artikel 18, en van de artikelen 19 tot en met 22 of de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EU) 2017/2402 [de securitisatieverordening], worden bepaald rekening houdend met belemmeringen bij de uitwisseling van zekerheden met betrekking tot bestaande zekerheids-overeenkomsten in het kader van de gedekte obligatie of securitisatie.

De ETA’s dienen die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 juli 2018 bij de Commissie in.

Afhankelijk van het juridische karakter van de tegenpartij wordt aan de Commissie de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 of (EU) nr. 1095/2010.”.

Artikel 43

Overgangsbepalingen

1.   Deze verordening is van toepassing op securitisaties waarvan de effecten zijn uitgegeven op of na 1 januari 2019, met inachtneming van de leden 7 en 8.

2.   Met betrekking tot securitisaties waarvan de effecten zijn uitgegeven vóór 1 januari 2019 mogen initiators, sponsors en SSPE’s de aanduiding „STS” of „eenvoudig, transparant en gestandaardiseerd” of een aanduiding die direct of indirect hiernaar verwijst, alleen gebruiken indien aan de in artikel 18 vermelde vereisten en aan de voorwaarden van lid 3 van dit artikel wordt voldaan.

3.   Securitisaties waarvan de effecten zijn uitgegeven vóór 1 januari 2019 en die geen securitisatieposities met betrekking tot een ABCP-transactie of een ABCP-programma zijn, worden „STS” beschouwd mits:

a)

zij op het ogenblik van uitgifte van die effecten voldeden aan de vereisten van artikel 20, leden 1 tot en met 5, 7 tot en met 9, en 11 tot en met 13, en artikel 21, leden 1 en 3;

b)

zij op het ogenblik van de kennisgeving krachtens artikel 27, lid 1, voldoen aan de vereisten van artikel 20, leden 6 en 10, artikel 21, lid 2 en leden 4 tot en met 10, en artikel 22, leden 1 tot en met 5.

4.   Voor de toepassing van lid 3, onder b), geldt het volgende:

a)

in artikel 22, lid 2, wordt „vóór de uitgifte” gelezen als „vóór kennisgeving overeenkomstig artikel 27, lid 1”;

b)

in artikel 22, lid 3, wordt „vóór de prijsstelling van de securitisatie” gelezen als „vóór kennisgeving overeenkomstig artikel 27, lid 1”;

c)

in artikel 22, lid 5:

i)

in de tweede zin, wordt „vóór de prijsstelling” gelezen als „vóór kennisgeving overeenkomstig artikel 27, lid 1”;

ii)

wordt „vóór de prijsstelling ten minste in ontwerp- of initiële vorm” gelezen als „vóór kennisgeving overeenkomstig artikel 27, lid 1”;

iii)

is de vereiste in de vierde zin niet van toepassing;

iv)

worden verwijzingen naar de naleving van artikel 7 zo geïnterpreteerd dat artikel 7, niettegenstaande artikel 43, lid 1, op deze securitisaties van toepassing is.

5.   Met betrekking tot securitisaties waarvan de effecten op of na 1 januari 2011 maar vóór 1 januari 2019 zijn uitgegeven, en met betrekking tot securitisaties waarvan de effecten zijn uitgegeven vóór 1 januari 2011 indien na 31 december 2014 nieuwe onderliggende blootstellingen zijn toegevoegd of vervangen, blijven de duediligencevereisten van respectievelijk Verordening (EU) nr. 575/2013, Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van toepassing in de versie toepasselijk op 31 december 2018.

6.   Met betrekking tot securitisaties waarvan de effecten zijn uitgegeven vóór 1 januari 2019 blijven kredietinstellingen of beleggings-ondernemingen als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punten 1) en 2), van Verordening (EU) nr. 575/2013, verzekeringsondernemingen als gedefinieerd in artikel 13, punt 1), van Richtlijn 2009/138/EG, herverzekeringsondernemingen als gedefinieerd in artikel 13, punt 4), van Richtlijn 2009/138/EG en beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerders) als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU, toepassing geven aan respectievelijk artikel 405 van Verordening (EU) nr. 575/2013 en de hoofdstukken I, II en III en artikel 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 625/2014, de artikelen 254 en 255 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 en artikel 51 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 in de versie toepasselijk op 31 december 2018.

7.   Totdat de krachtens artikel 6, lid 7, van deze verordening door de Commissie vast te stellen technische reguleringsnormen van toepassing zijn, passen initiators, sponsors of de oorspronkelijke kredietverstrekker voor de toepassing van de in artikel 6 van deze verordening vermelde verplichtingen de hoofdstukken I, II en III en artikel 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 625/2014 toe op securitisaties waarvan de effecten zijn uitgegeven op of na 1 januari 2019.

8.   Totdat de krachtens artikel 7, lid 3, van deze verordening door de Commissie vast te stellen technische reguleringsnormen van toepassing zijn, stellen initiators, sponsors en SSPE’s voor de toepassing van de in artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder a) en e), van deze verordening genoemde verplichtingen de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/3, bijlagen I tot en met VIII, vermelde informatie overeenkomstig artikel 7, lid 2, van deze verordening beschikbaar.

9.   Voor de toepassing van dit artikel worden, in het geval van securitisaties waarbij geen effecten worden uitgegeven, verwijzingen naar „securitisaties waarvan de effecten zijn uitgegeven” geacht te betekenen „securitisaties waarvan de initiële securitisatieposities worden gecreëerd”, op voorwaarde dat deze verordening van toepassing is op securitisaties waarbij nieuwe securitisatieposities worden gecreëerd op of na 1 januari 2019.

Artikel 44

Verslagen

Uiterlijk op 1 januari 2021 en vervolgens om de drie jaar publiceert het gemengd comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten een verslag over:

a)

de uitvoering van de STS-vereisten als vastgesteld in de artikelen 18 tot en met 27;

b)

een beoordeling van de maatregelen die de bevoegde autoriteiten hebben genomen met betrekking tot materiële risico’s en nieuwe zwakke plekken die mogelijk zijn ontstaan en met betrekking tot de maatregelen van marktdeelnemers tot verdere standaardisering van de securitisatiedocumentatie;

c)

de werking van de duediligencevereisten in artikel 5 en de transparantievereisten in artikel 7 en het niveau van transparantie van de securitisatiemarkt in de Unie, onder meer wat betreft de vraag of de transparantievereisten in artikel 7 de bevoegde autoriteiten in staat stellen voldoende overzicht op de markt te houden om hun respectieve opdrachten te vervullen;

d)

de vereisten van artikel 6, onder meer over de naleving daarvan door de marktdeelnemers en de nadere regels voor het behoud van risico krachtens artikel 6, lid 3.

Artikel 45

Synthetische securitisaties

1.   Uiterlijk op 2 juli 2019 publiceert de EBA, in nauwe samenwerking met de ESMA en de Eiopa, een verslag over de haalbaarheid van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde synthetische securitisatie, dat beperkt is tot synthetische balanssecuritisatie.

2.   Uiterlijk op 2 januari 2020 dient de Commissie, op basis van het in lid 1 genoemde verslag van de EBA, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde synthetische securitisatie, dat beperkt is tot synthetische balanssecuritisatie, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 46

Toetsing

Uiterlijk op 1 januari 2022 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de werking van deze verordening, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

In dat verslag wordt met name aandacht besteed aan de bevindingen van de in artikel 44 bedoelde verslagen, en wordt het volgende beoordeeld:

a)

de gevolgen van deze verordening, onder meer van de invoering van de STS-securitisatieaanwijzing, voor de werking van de markt voor securitisaties in de Unie, de bijdrage van securitisatie tot de reële economie, meer bepaald wat betreft de toegang tot krediet voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en investeringen, alsmede voor de verwevenheid tussen financiële instellingen en de stabiliteit van de financiële sector;

b)

de verschillen in gebruik van de in artikel 6, lid 3, bedoelde nadere regels, op basis van de krachtens artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder e), iii), gemelde informatie. Indien uit de bevindingen een toename van prudentiële risico’s blijkt als gevolg van het gebruik van de in artikel 6, lid 3, onder a), b), c), en e), bedoelde nadere regels, wordt een passende rechtzetting in overweging genomen;

c)

de vraag of het aantal transacties als bedoeld in artikel 7, lid 2, derde alinea, onevenredig is gestegen sinds de toepassing van deze verordening, en of marktdeelnemers transacties zo hebben gestructureerd dat zij de verplichting uit hoofde van artikel 7 om informatie via securitisatieregisters beschikbaar te stellen, kunnen omzeilen;

d)

de vraag of het nodig is de openbaarmakingsverplichtingen uit hoofde van artikel 7 uit te breiden tot in artikel 7, lid 2, derde alinea, bedoelde transacties en tot beleggersposities;

e)

de vraag of op het gebied van STS-securitisaties een gelijkwaardigheidsregeling kan worden ingevoerd voor initiators, sponsors en SSPE’s uit derde landen, rekening houdend met internationale ontwikkelingen op het gebied van securitisatie, met name initiatieven inzake eenvoudige, transparante en vergelijkbare securitisaties;

f)

de uitvoering van de vereisten van artikel 22, lid 4, en of deze moeten worden uitgebreid tot securitisaties waarvan de onderliggende blootstellingen geen woonkredieten of autoleningen of -leases zijn, met het oog op de integratie van de openbaarmaking van ecologische, sociale en governanceaspecten;

g)

de vraag of de in de artikelen 27 en 28 vastgestelde regeling van controle door een derde partij adequaat is, of de in artikel 28 vastgestelde regeling voor het verlenen van vergunning aan derde partijen de concurrentie tussen derde partijen voldoende stimuleert, en of het toezichtskader moet worden aangepast teneinde de financiële stabiliteit te garanderen, en

h)

de vraag of het nodig is om het bij deze verordening vastgestelde securitisatiekader aan te vullen door te voorzien in een systeem van banken met een beperkte vergunning, die de taken van SSPE’s vervullen en het exclusieve recht hebben blootstellingen van initiators te kopen en vorderingen aan beleggers te verkopen die worden gedekt door de gekochte blootstellingen.

Artikel 47

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 16, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 17 januari 2018.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 16, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een krachtens artikel 16, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 48

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 12 december 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  PB C 219 van 17.6.2016, blz. 2.

(2)  PB C 82 van 3.3.2016, blz. 1.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 26 oktober 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 november 2017.

(4)  Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014 blz. 349).

(6)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(7)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en de uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 12 van 17.1.2015, blz. 1).

(8)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(10)  Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).

(11)  Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).

(12)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

(13)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(14)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(15)  Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).

(16)  Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(18)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(19)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 625/2014 van de Commissie van 13 maart 2014 houdende aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot vaststelling van de vereisten inzake blootstellingen aan overgedragen kredietrisico voor als belegger, sponsor, initiator of oorspronkelijke kredietverstrekker optredende instellingen (PB L 174 van 13.6.2014, blz. 16)

(20)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(21)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van vrijstellingen, algemene voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering, transparantie en toezicht (PB L 83 van 22.3.2013, blz. 1).

(22)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/3 van de Commissie van 30 september 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende openbaarmakingsvereisten voor gestructureerde financiële instrumenten, (PB L 2 van 6.1.2015, blz. 57).

(23)  Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 37).

(24)  Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1).

(25)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(26)  Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).

(27)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).

(28)  Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64).

(29)  Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).

(30)  Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1).

(31)  Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

(32)  Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1).

(33)  Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10).

(34)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

(35)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).