25.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/323 VAN DE COMMISSIE

van 20 januari 2017

tot correctie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters ten aanzien van technische reguleringsnormen met betrekking tot risicolimiteringstechnieken voor niet door een centrale tegenpartij geclearde otc-derivatencontracten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 11, lid 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 van de Commissie (2) werd aangenomen op 4 oktober 2016 en bekendgemaakt op 15 december 2016. Deze verordening voorziet in de normen voor de tijdige, nauwkeurige en passend gescheiden uitwisseling van zekerheden wanneer derivatencontracten door een centrale tegenpartij worden gecleard, en bevat een aantal gedetailleerde vereisten waaraan een groep moet voldoen om vrijstelling van het stellen van marge voor intragroeptransacties te verkrijgen. Naast die vereisten moet, indien een van de twee tegenpartijen in de groep is gevestigd in een derde land waarvoor nog geen gelijkwaardigheidsverklaring op grond van artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 is verstrekt, de groep variatiemarges en adequaat gescheiden initiële marges voor alle intragroeptransacties met dochterondernemingen in die derde landen uitwisselen. Om een onevenredige toepassing van de margevereisten te voorkomen en rekening houdend met soortgelijke voorschriften voor clearingverplichtingen, voorziet de gedelegeerde verordening in een uitgestelde implementatie van dit specifieke voorschrift om voldoende tijd voor voltooiing van het proces van de gelijkwaardigheidsverklaring te gunnen, zonder dat een inefficiënte toewijzing van middelen aan groepen met in derde landen gevestigde dochterondernemingen vereist is.

(2)

In artikel 37 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 ontbreekt de bepaling over de toepassing van de infasering van de variatiemargevereisten op intragroeptransacties, die analoog zou moeten zijn met de bepaling in artikel 36, lid 2 (die betrekking heeft op initiëlemargevereisten). Daarom moeten twee nieuwe leden worden toegevoegd aan artikel 37, het artikel waarin de gefaseerde invoering voor de variatiemargevereisten wordt omschreven. Deze leden moeten analoog zijn met de bestaande leden 2 en 3 van artikel 36, zodat, wanneer er een intragroeptransactie tussen een entiteit van de Unie en een entiteit van een derde land plaatsvindt, de uitwisseling van variatiemarge niet eerder vereist is dan drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening indien er geen gelijkwaardigheidsbesluit voor dat derde land bestaat. Wanneer er een gelijkwaardigheidsbesluit is, moeten de vereisten vier maanden na de inwerkingtreding van het gelijkwaardigheidsbesluit worden toegepast, of volgens het algemene tijdschema, naargelang welke datum de laatste is.

(3)

De ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 is gebaseerd, die op 8 maart 2016 door de Europese toezichthoudende autoriteiten bij de Commissie werden ingediend, bevatten dezelfde infaseringsperiode voor initiële en variatiemarges. De noodzaak van de correctie spruit voort uit een technische fout in het proces dat tot de vaststelling van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 heeft geleid, waarbij verzuimd werd twee leden over de infasering van de variatiemargevereisten voor intragroeptransacties in de tekst op te nemen.

(4)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 moet derhalve dienovereenkomstig worden gecorrigeerd.

(5)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 is op 4 januari 2017 in werking getreden. Om een onregelmatigheid in de toepassing van de infaseringstermijnen voor initiële en variatiemarges te voorkomen, moet deze verordening spoedig in werking treden en met terugwerkende kracht worden toegepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 37 van Verordening (EU) 2016/2251 worden de volgende leden 3 en 4 toegevoegd:

„3.   In afwijking van lid 1 zijn, indien aan de voorwaarden van lid 4 van dit artikel is voldaan, artikel 9, lid 1, artikel 10 en artikel 12 als volgt van toepassing:

a)

drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening, indien geen gelijkwaardigheidsbesluit ingevolge artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 voor de toepassing van artikel 11, lid 3, van die verordening is vastgesteld ten aanzien van het relevante derde land;

b)

de laatst vallende van de volgende datums indien een gelijkwaardigheidsbesluit ingevolge artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 voor de toepassing van artikel 11, lid 3, van die verordening is vastgesteld ten aanzien van het relevante derde land:

i)

vier maanden na de datum van inwerkingtreding van het besluit vastgesteld ingevolge artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 voor de toepassing van artikel 11, lid 3, van die verordening ten aanzien van het relevante derde land;

ii)

de toepasselijke datum bepaald ingevolge lid 1.

4.   De afwijking waarvan sprake in lid 3 is alleen van toepassing indien tegenpartijen bij een niet-centraal gecleard otc-derivatencontract aan alle volgende voorwaarden voldoen:

a)

de ene tegenpartij is in een derde land gevestigd en de andere in de Unie;

b)

de in een derde land gevestigde tegenpartij is een financiële of een niet-financiële tegenpartij;

c)

de in de Unie gevestigde tegenpartij is een van de volgende:

i)

een financiële tegenpartij, een niet-financiële tegenpartij, een financiële holding, een financiële instelling of een aan adequate prudentiële vereisten onderworpen onderneming die nevendiensten verricht, en de onder a) bedoelde tegenpartij van een derde land is een financiële tegenpartij;

ii)

een financiële of een niet-financiële tegenpartij en de onder a) bedoelde tegenpartij van een derde land is een niet-financiële tegenpartij;

d)

beide tegenpartijen zijn overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 op volledige basis in dezelfde consolidatie opgenomen;

e)

beide tegenpartijen zijn onderworpen aan adequate gecentraliseerde risicobeoordelings-, risicometings- en risicobeheersingsprocedures;

f)

de vereisten van hoofdstuk III zijn vervuld.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 4 januari 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2251 van de Commissie van 4 oktober 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters ten aanzien van technische reguleringsnormen met betrekking tot risicolimiteringstechnieken voor niet door een centrale tegenpartij geclearde otc-derivatencontracten (PB L 340 van 15.12.2016, blz. 9).