8.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 33/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/207 VAN DE COMMISSIE
van 3 oktober 2016
betreffende het gemeenschappelijke kader voor toezicht en evaluatie waarin is voorzien bij Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing (1), en met name artikel 55, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de Commissie te ondersteunen bij het toezicht op en de evaluatie van Verordening (EU) nr. 514/2014 en de in artikel 2 daarvan bedoelde specifieke verordeningen, en om een geïntegreerde analyse op het niveau van de Unie mogelijk te maken, moeten de lidstaten, voor zover dat mogelijk is, een uniforme benadering volgen bij het verrichten van activiteiten op het gebied van toezicht en evaluatie. |
(2) |
Deskundigen inzake toezicht en evaluatie van de lidstaten hebben met de Commissie samengewerkt aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke resultaat- en impactindicatoren, die moeten worden gebruikt om de uitvoering van Verordening (EU) nr. 514/2014 en de specifieke verordeningen te beoordelen. Die indicatoren vullen de lijst aan van gemeenschappelijke indicatoren als bedoeld in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2), bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3), en bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4). |
(3) |
Deskundigen inzake toezicht en evaluatie van de lidstaten hebben met de Commissie samengewerkt aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke evaluatievragen om de uitvoering van de nationale programma's door de lidstaten te evalueren. De evaluatievragen voldoen aan de vereisten van artikel 55, leden 3 en 6, van Verordening (EU) nr. 514/2014. |
(4) |
Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn door Verordening (EU) nr. 514/2014 gebonden en derhalve ook door de onderhavige verordening. |
(5) |
Denemarken is noch door Verordening (EU) nr. 514/2014 noch door de onderhavige verordening gebonden, en is niet onderworpen aan de toepassing ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Elke lidstaat wijst binnen de verantwoordelijke instantie een coördinator aan die verantwoordelijk is voor toezicht en evaluatie, en omschrijft zijn taken.
De toezicht- en evaluatiecoördinatoren doen, via door de Commissie gefaciliteerde netwerking, het volgende:
a) |
zij wisselen deskundigheid over beste praktijken voor toezicht en evaluatie uit; |
b) |
zij dragen bij aan de uitvoering van het gemeenschappelijke kader voor toezicht en evaluatie overeenkomstig artikel 55 van Verordening (EU) nr. 514/2014, aangevuld door de onderhavige verordening; |
c) |
zij faciliteren de evaluatie van de uitvoering van de nationale programma's overeenkomstig de artikelen 56 en 57 van Verordening (EU) nr. 514/2014, aangevuld door de onderhavige verordening, en |
d) |
zij werken met de Commissie samen aan de opstelling van een document met richtsnoeren over de wijze waarop de in artikel 56, lid 3, van Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde evaluatie moet worden uitgevoerd. |
Artikel 2
1. De in artikel 57, lid 1, van Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde evaluatieverslagen volgen het door de Commissie te ontwikkelen model, dat de in bijlage I en bijlage II bij de onderhavige verordening opgenomen evaluatievragen omvat.
2. In de evaluatieverslagen wordt gebruikgemaakt van de in de bijlagen III en IV vastgestelde indicatoren. De Commissie stelt de definitie, bron en uitgangssituatie van de in de bijlagen III en IV opgenomen indicatoren vast in het document met richtsnoeren over de wijze waarop de in artikel 56, lid 3, van Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde evaluaties moeten worden uitgevoerd.
3. De lidstaten dienen de evaluatieverslagen in met behulp van het bij artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 802/2014 van de Commissie (5) vastgestelde systeem voor elektronische gegevensuitwisseling („SFC 2014”).
4. Overeenkomstig artikel 12, leden 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 514/2014 raadpleegt de verantwoordelijke instantie het monitoringcomité over de jaarlijkse uitvoeringsverslagen en over de follow-up van de conclusies en aanbevelingen van de evaluatieverslagen voordat de documenten bij de Commissie worden ingediend.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel, 3 oktober 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 150 van 20.5.2014, blz. 112.
(2) Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer en tot intrekking van Besluit nr. 2007/125/JBZ van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 93).
(3) Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr. 574/2007/EG (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 143).
(4) Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 168).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 802/2014 van de Commissie van 24 juli 2014 tot vaststelling van modellen voor nationale programma's en tot vaststelling van de voorwaarden voor het systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens tussen de Commissie en de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing (PB L 219 van 25.7.2014, blz. 22).
BIJLAGE I
Lijst van evaluatievragen voor de evaluatieverslagen van de lidstaten en de Commissie over het Fonds voor asiel, migratie en integratie, als bedoeld in de artikelen 56 en 57 van Verordening (EU) nr. 514/2014
Doeltreffendheid
1. |
In hoeverre heeft het Fonds voor asiel, migratie en integratie (hierna „het Fonds” genoemd) de in Verordening (EU) nr. 516/2014 vastgestelde doelstellingen bereikt?
|
Efficiëntie (Zijn de algemene doelstellingen van het Fonds tegen redelijke kosten verwezenlijkt?)
2. |
In hoeverre zijn de resultaten van het Fonds verwezenlijkt tegen redelijke kosten in termen van ingezette financiële en personele middelen? Welke maatregelen zijn genomen om fraudegevallen en andere onregelmatigheden te voorkomen, op te sporen, te rapporteren en op te volgen, en met welk resultaat? |
Relevantie (Kwamen de doelstellingen van de door het Fonds gefinancierde maatregelen overeen met de werkelijke behoeften?)
3. |
Beantwoordden de door de lidstaat in zijn nationale programma vastgestelde doelstellingen aan de geïdentificeerde behoeften? Voorzagen de in het jaarlijkse werkprogramma vastgestelde doelstellingen (acties van de Unie) in de werkelijke behoeften? Voorzagen de in het jaarlijkse werkprogramma vastgestelde doelstellingen (noodhulp) in de werkelijke behoeften? Welke maatregelen heeft de lidstaat genomen om op de veranderende behoeften in te spelen? |
Coherentie (Waren de doelstellingen van het nationale programma coherent met de doelstellingen van andere met EU-middelen gefinancierde programma's die soortgelijke werkgebieden bestrijken? Werd de coherentie ook gewaarborgd tijdens de uitvoering van het Fonds?)
4. |
Is er een beoordeling van andere maatregelen met soortgelijke doelstellingen verricht en in aanmerking genomen tijdens de programmeringsfase? Zijn er mechanismen voor coördinatie tussen het Fonds en andere maatregelen met soortgelijke doelstellingen opgezet voor de uitvoeringsperiode? Waren de in het kader van het Fonds uitgevoerde acties coherent met en niet in strijd met andere maatregelen met soortgelijke doelstellingen? |
Complementariteit (Waren de in het nationale programma vastgestelde doelstellingen en de corresponderende acties die zijn verricht, complementair met die welke in het kader van andere beleidsmaatregelen zijn vastgesteld, met name die welke door de lidstaat worden nagestreefd)?
5. |
Is er een beoordeling van andere maatregelen met complementaire doelstellingen verricht en in aanmerking genomen tijdens de programmeringsfase? Zijn er mechanismen voor coördinatie tussen het Fonds en andere maatregelen met soortgelijke doelstellingen opgezet om de complementariteit ervan te waarborgen tijdens de uitvoeringsperiode? Zijn er mechanismen opgezet om overlapping van financiële instrumenten te voorkomen? |
Toegevoegde waarde van de EU (Heeft de EU-steun toegevoegde waarde opgeleverd?)
6. |
Wat zijn de belangrijkste soorten toegevoegde waarde die voortvloeien uit de steun van het Fonds (omvang, bereik, rol, proces)? Zou de lidstaat de maatregelen die vereist zijn voor de uitvoering van het EU-beleid op de door het Fonds ondersteunde gebieden hebben verricht zonder de financiële steun van het Fonds? Wat zouden de meest waarschijnlijke gevolgen van een onderbreking van de door het Fonds verleende steun zijn? In hoeverre hebben de door het Fonds ondersteunde acties geresulteerd in een voordeel op het niveau van de Unie? |
Duurzaamheid (Is het waarschijnlijk dat de positieve effecten van de door het Fonds ondersteunde projecten zullen voortduren wanneer er geen steun uit het Fonds meer wordt verleend?)
7. |
Wat waren de belangrijkste maatregelen die door de lidstaat zijn genomen om de duurzaamheid van de resultaten van de met steun van het Fonds uitgevoerde projecten te waarborgen (zowel in de programmerings- als in de uitvoeringsfase)? Zijn er mechanismen opgezet om te zorgen voor een duurzaamheidscontrole in de programmerings- en de uitvoeringsfase? In hoeverre zullen de uitkomsten/voordelen van de door het Fonds ondersteunde acties daarna naar verwachting aanhouden? |
Vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten (Zijn de beheerprocedures van het Fonds vereenvoudigd en de administratieve lasten voor de begunstigden ervan verminderd?)
8. |
Hebben de door het Fonds geïntroduceerde innovatieve procedures (vereenvoudigde kostenoptie, meerjarenprogrammering, nationale subsidiabiliteitsvoorschriften, meer omvattende nationale programma's die flexibiliteit toelaten) voor vereenvoudiging voor de begunstigden van het Fonds gezorgd? |
(1) Besluit (EU) 2015/1523 van de Raad van 14 september 2015 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en van Griekenland (PB L 239 van 15.9.2015, blz. 146).
(2) Besluit (EU) 2015/1601 van de Raad van 22 september 2015 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 80).
BIJLAGE II
Lijst van evaluatievragen voor de evaluatieverslagen van de lidstaten en de Commissie over het Fonds voor interne veiligheid, als bedoeld in de artikelen 56 en 57 van Verordening (EU) nr. 514/2014
Doeltreffendheid
1. |
Hoe heeft het Fonds voor interne veiligheid (hierna „het Fonds” genoemd) bijgedragen aan de verwezenlijking van de in Verordening (EU) nr. 515/2014 omschreven algemene doelstelling?
|
2. |
Hoe heeft het Fonds bijgedragen aan de verwezenlijking van de in Verordening (EU) nr. 513/2014 omschreven algemene doelstelling?
|
Efficiëntie (Zijn de resultaten van het Fonds tegen redelijke kosten bereikt?)
3. |
In hoeverre zijn de verwachte resultaten van het Fonds verwezenlijkt tegen redelijke kosten in termen van ingezette financiële en personele middelen? Welke maatregelen zijn genomen om fraudegevallen en andere onregelmatigheden te voorkomen, op te sporen, te rapporteren en op te volgen, en wat was het resultaat ervan? |
Relevantie (Kwamen de doelstellingen van de door het Fonds gefinancierde maatregelen overeen met de werkelijke behoeften?)
4. |
Beantwoordden de door de lidstaat in zijn nationale programma vastgestelde doelstellingen aan de geïdentificeerde behoeften? Voorzagen de in het jaarlijkse werkprogramma vastgestelde doelstellingen (acties van de Unie) in de werkelijke behoeften? Voorzagen de in het jaarlijkse werkprogramma vastgestelde doelstellingen (noodhulp) in de werkelijke behoeften? Welke maatregelen heeft de lidstaat genomen om op de veranderende behoeften in te spelen? |
Coherentie (Waren de doelstellingen van het nationale programma coherent met de doelstellingen van andere met EU-middelen gefinancierde programma's die soortgelijke werkgebieden bestrijken? Werd de coherentie ook gewaarborgd tijdens de uitvoering van het Fonds?)
5. |
Is er een beoordeling van andere maatregelen met soortgelijke doelstellingen verricht en in aanmerking genomen tijdens de programmeringsfase? Zijn er mechanismen voor coördinatie tussen het Fonds en andere maatregelen met soortgelijke doelstellingen opgezet voor de uitvoeringsperiode? Waren de in het kader van het Fonds uitgevoerde acties coherent met en niet in strijd met andere maatregelen met soortgelijke doelstellingen? |
Complementariteit (Waren de in het nationale programma vastgestelde doelstellingen en de corresponderende acties die zijn verricht, complementair met die welke in het kader van andere beleidsmaatregelen zijn vastgesteld, met name die welke door de lidstaat worden nagestreefd?)
6. |
Is er een beoordeling van andere maatregelen met complementaire doelstellingen verricht en in aanmerking genomen tijdens de programmeringsfase? Zijn er mechanismen voor coördinatie tussen het Fonds en andere maatregelen met soortgelijke doelstellingen opgezet voor de uitvoeringsperiode om de complementariteit ervan te waarborgen tijdens de uitvoeringsperiode? Zijn er mechanismen opgezet om overlapping van financiële instrumenten te voorkomen? |
Toegevoegde waarde van de EU (Heeft de EU-steun toegevoegde waarde opgeleverd?)
7. |
Wat zijn de belangrijkste soorten toegevoegde waarde die voortvloeien uit de steun van het Fonds (omvang, bereik, rol, proces)? Zou de lidstaat de maatregelen die vereist zijn voor de uitvoering van het EU-beleid op de door het Fonds ondersteunde gebieden hebben verricht zonder de financiële steun van het Fonds? Wat zouden de meest waarschijnlijke gevolgen van een onderbreking van de door het Fonds verleende steun zijn? In hoeverre hebben de door het Fonds ondersteunde acties geresulteerd in een voordeel op het niveau van de Unie? Wat was de toegevoegde waarde van de operationele steun? |
Duurzaamheid (Is het waarschijnlijk dat de positieve effecten van de door het Fonds ondersteunde projecten zullen voortduren wanneer er geen steun uit het Fonds meer wordt verleend?)
8. |
Wat waren de belangrijkste maatregelen die door de lidstaat zijn genomen om de duurzaamheid van de resultaten van de met steun van het Fonds uitgevoerde projecten te waarborgen (zowel in de programmerings- als in de uitvoeringsfase)? Zijn er mechanismen opgezet om te zorgen voor een duurzaamheidscontrole in de programmerings- en de uitvoeringsfase? In hoeverre zullen de uitkomsten/voordelen van de door het Fonds ondersteunde acties daarna naar verwachting aanhouden? Welke maatregelen zijn genomen om de continuïteit te waarborgen van de dankzij de operationele steun verrichte activiteiten? |
Vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten (Zijn de beheerprocedures van het Fonds vereenvoudigd en de administratieve lasten voor de begunstigden ervan verminderd?)
9. |
Hebben de door het Fonds geïntroduceerde innovatieve procedures (vereenvoudigde kostenoptie, meerjarenprogrammering, nationale subsidiabiliteitsvoorschriften, meer omvattende nationale programma's die flexibiliteit toelaten, operationele ondersteuning en de bijzondere doorreisregeling voor Litouwen) voor vereenvoudiging voor de begunstigden van het Fonds gezorgd? |
BIJLAGE III
Lijst van gemeenschappelijke resultaat- en impactindicatoren voor de evaluatieverslagen van de lidstaten en de Commissie, als bedoeld in de artikelen 56 en 57 van Verordening (EU) nr. 514/2014
Indicatoren voor de evaluatie van de specifieke doelstellingen van Verordening (EU) nr. 516/2014
1. Indicatoren per specifieke doelstelling
a) |
Het versterken en ontwikkelen van alle aspecten van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel, met inbegrip van de externe dimensie ervan:
|
b) |
Het ondersteunen van de legale migratie naar de lidstaten overeenkomstig hun economische en sociale behoeften, zoals arbeidsmarktbehoeften, waarbij tegelijk de integriteit van de immigratieregelingen van de lidstaten wordt gewaarborgd, en het bevorderen van de daadwerkelijke integratie van onderdanen van derde landen:
|
c) |
Het bevorderen van billijke en doeltreffende terugkeerstrategieën in de lidstaten ter ondersteuning van de bestrijding van illegale immigratie, met nadruk op de duurzaamheid van terugkeer en daadwerkelijke overname door de landen van herkomst en doorreis:
|
2. Indicatoren voor doelmatigheid, meerwaarde en duurzaamheid, als bedoeld in Verordening (EU) nr. 514/2014
d) |
Om de doelmatigheid, meerwaarde en duurzaamheid te meten en te evalueren:
|
BIJLAGE IV
Lijst van gemeenschappelijke resultaat- en impactindicatoren voor de evaluatieverslagen van de lidstaten en de Commissie, als bedoeld in de artikelen 56 en 57 van Verordening (EU) nr. 514/2014
Indicatoren voor de evaluatie van de specifieke doelstellingen van Verordening (EU) nr. 513/2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer, en Verordening (EU) nr. 515/2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa
1. Indicatoren per specifieke doelstelling
a) |
Het ondersteunen van een gemeenschappelijk visumbeleid om legaal reizen te vergemakkelijken, het zorgen voor een hoge kwaliteit van de dienstverlening aan visumaanvragers, het garanderen dat onderdanen van derde landen gelijk worden behandeld en het tegengaan van illegale migratie:
|
b) |
Het ondersteunen van een geïntegreerd grensbeheer, met inbegrip van de bevordering van verdere harmonisatie van maatregelen betreffende het grensbeheer overeenkomstig de gemeenschappelijke normen van de Unie en door middel van het delen van informatie tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie („Frontex”), om ervoor te zorgen dat enerzijds de buitengrenzen zo goed mogelijk en op uniform en hoog niveau worden gecontroleerd en beschermd, onder meer door het tegengaan van illegale migratie, en dat anderzijds de overschrijdingen van de buitengrenzen vlot verlopen overeenkomstig het Schengenacquis, waarbij tegelijkertijd wordt gewaarborgd dat personen die deze nodig hebben, toegang krijgen tot internationale bescherming, in overeenstemming met de verplichtingen van de lidstaten op het gebied van mensenrechten, inclusief het beginsel van „non-refoulement”:
|
c) |
Voorkoming van criminaliteit, bestrijding van grensoverschrijdende, zware en georganiseerde misdaad, waaronder terrorisme, en versterking van de coördinatie en de samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten en andere nationale autoriteiten van de lidstaten, onder meer met Europol of andere relevante instanties van de Unie, en met betrokken derde landen en internationale organisaties:
|
d) |
Versterking van de capaciteit van de lidstaten en de Unie om veiligheidsgerelateerde risico's en crises doeltreffend te beheren, en voorbereiding op en bescherming van mensen en kritieke infrastructuur tegen terreuraanvallen en andere veiligheidsgerelateerde incidenten:
|
2. Indicatoren voor doelmatigheid, meerwaarde en duurzaamheid, als bedoeld in Verordening (EU) nr. 514/2014
e) |
Om de doelmatigheid, meerwaarde en duurzaamheid te meten en te evalueren:
|