30.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 315/52


RICHTLIJN (EU) 2017/2109 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 november 2017

tot wijziging van Richtlijn 98/41/EG van de Raad inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen en Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Nauwkeurige en tijdige informatie over het aantal opvarenden of hun identiteit is essentieel voor de voorbereiding en effectiviteit van opsporings- en reddingsoperaties. Bij een ongeval op zee kan optimale en volledige samenwerking tussen de bevoegde nationale instanties van de betrokken staat of staten, de scheepsexploitant en hun vertegenwoordigers sterk bijdragen aan de effectiviteit van de operaties. Een aantal aspecten van die samenwerking zijn geregeld bij Richtlijn 98/41/EG van de Raad (3).

(2)

Uit de resultaten van de geschiktheidscontrole in het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT) en de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van Richtlijn 98/41/EG, is gebleken dat gegevens over opvarenden niet altijd meteen beschikbaar zijn voor de bevoegde instanties wanneer zij die nodig hebben. Om iets aan deze situatie te doen, moeten de huidige eisen van Richtlijn 98/41/EG in overeenstemming worden gebracht met de eisen voor het melden van gegevens langs elektronische weg, wat zal leiden tot meer efficiëntie. Digitalisering zal ook een betere toegang tot gegevens over een groot aantal passagiers in noodsituaties of in de nasleep van een ongeval op zee mogelijk maken.

(3)

De afgelopen 17 jaar zijn belangrijke technologische vorderingen gemaakt wat de communicatiemiddelen voor en de opslag van gegevens over scheepsbewegingen betreft. Langs de Europese kusten zijn verschillende verplichte scheepsmeldingssystemen opgezet overeenkomstig de voorschriften ter zake van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Zowel het Unierecht als het nationale recht waarborgt dat schepen voldoen aan de voor die systemen geldende meldingsverplichtingen. Nu is het noodzakelijk dat vooruitgang wordt geboekt op het vlak van technologische innovatie aan de hand van de tot nu toe behaalde resultaten, ook op internationaal niveau, waarbij altijd het criterium van technologische neutraliteit moet worden gehandhaafd.

(4)

Het verzamelen, het doorgeven en het delen van scheepsgegevens zijn mogelijk gemaakt, vereenvoudigd en geharmoniseerd door het nationale elektronische platform bedoeld in Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) en het systeem van de Unie voor de uitwisseling van maritieme informatie (SafeSeaNet) bedoeld in Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (5). De krachtens Richtlijn 98/41/EG vereiste gegevens over de opvarenden moeten daarom worden gemeld aan het nationale elektronische platform,zodat de bevoegde instantie meteen toegang heeft tot de gegevens in een noodsituatie of in de nasleep van een ongeval op zee. Het aantal opvarenden moet worden gemeld aan het nationale elektronische platform met gebruikmaking van passende, door de lidstaten zelf gekozen technische middelen. Een andere optie is dat het moet worden gemeld aan de aangewezen instantie door middel van het automatische identificatiesysteem.

(5)

Om de verstrekking en uitwisseling van informatie in het kader van deze richtlijn te vergemakkelijken en de administratieve lasten te verlichten, dienen de lidstaten gebruik te maken van de bij Richtlijn 2010/65/EU vastgestelde geharmoniseerde meldingsformaliteiten. Bij een ongeval met gevolgen voor meer dan één lidstaat, moeten de lidstaten informatie ter beschikking stellen van de andere lidstaten via het SafeSeaNet-systeem.

(6)

Om de lidstaten voldoende tijd te geven om nieuwe functionaliteiten toe te voegen aan de nationale elektronische platformen, is het zinvol te voorzien in een overgangsperiode tijdens welke de lidstaten het huidige systeem voor de registratie van de opvarenden van passagiersschepen kunnen blijven gebruiken.

(7)

De vooruitgang die is geboekt met de ontwikkeling van de nationale elektronische platformen, moet als basis dienen voor de ontwikkeling in de toekomst van een omgeving met één Europees elektronisch platform.

(8)

De lidstaten moeten exploitanten, en met name kleinere exploitanten, aansporen om gebruik te maken van het nationale elektronische platform. Met het oog op de naleving van het evenredigheidsbeginsel moeten de lidstaten echter de mogelijkheid hebben om, onder bepaalde voorwaarden, kleinere exploitanten die nog geen gebruikmaken van het nationale elektronische platform en voornamelijk actief zijn op korte binnenlandse reizen van minder dan 60 minuten, vrij te stellen van de verplichting om het aantal opvarenden te melden aan het nationale elektronische platform.

(9)

Teneinde rekening te houden met de specifieke geografische ligging van de eilanden Helgoland en Bornholm en de aard van de vervoerverbindingen ervan met het vasteland, moeten Duitsland, Denemarken en Zweden meer tijd krijgen om de lijst van opvarenden op te stellen en moeten zij deze gegevens gedurende een overgangsperiode volgens het huidige systeem kunnen verstrekken.

(10)

De lidstaten moeten de mogelijkheid blijven behouden om het minimum van 20 mijl voor het registreren en melden van de lijst van opvarenden te verlagen. Dit recht omvat ook reizen met passagiersschepen die een groot aantal passagiers vervoeren en tijdens één langere reis opeenvolgende havens aandoen op een afstand van minder dan 20 mijl. In dergelijke gevallen moeten de lidstaten het minimum van 20 mijl kunnen verlagen, zodat de krachtens deze richtlijn vereiste gegevens kunnen worden geregistreerd met betrekking tot opvarenden die zijn ingescheept in de eerste haven of in de tussenliggende havens.

(11)

Teneinde bij een ongeval tijdig betrouwbare informatie aan familieleden te verstrekken, onnodige vertragingen in de consulaire bijstand en andere diensten te beperken en identificatieprocedures te vergemakkelijken, moeten ook gegevens over de nationaliteit van de opvarenden worden verstrekt. De lijst van de voor reizen van meer dan 20 mijl vereiste gegevens moet worden vereenvoudigd en verduidelijkt, en zo veel mogelijk worden afgestemd op de meldingsverplichtingen voor het nationale elektronische platform.

(12)

In het licht van de verbeteringen betreffende de elektronische middelen voor de registratie van gegevens, en rekening houdend met het feit dat persoonsgegevens vóór het vertrek van het schip worden verzameld, moet de huidige termijn van 30 minuten in Richtlijn 98/41/EG worden verlaagd tot 15 minuten.

(13)

Het is belangrijk dat voor elke opvarende wordt voorzien in duidelijke instructies die bij een noodsituatie moeten worden gevolgd, in overeenstemming met de internationale voorschriften.

(14)

Om de rechtszekerheid te verhogen en de samenhang met verwante Uniewetgeving te verbeteren, en met name Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), moeten een aantal achterhaalde, dubbelzinnige en verwarrende verwijzingen worden geactualiseerd of geschrapt. De definitie van „passagiersschip” moet worden afgestemd op andere Uniewetgeving, zonder het toepassingsgebied van deze richtlijn te buiten te gaan. De definitie van „beschutte wateren” moet worden vervangen door een begrip dat is afgestemd op Richtlijn 2009/45/EG met het oog op de vrijstellingen in het kader van deze richtlijn, waarbij de nabijheid van opsporings- en reddingsvoorzieningen moet worden gegarandeerd. De definitie van „passagiersregistratiebeambte” moet worden aangepast aan de nieuwe taakomschrijving, waarvan het bewaren van gegevens niet langer deel uitmaakt. De definitie van „aangewezen instantie” moet de bevoegde instanties omvatten die direct of indirect toegang hebben tot de krachtens deze richtlijn vereiste gegevens. De overeenkomstige eisen voor passagiersregistratiesystemen van maatschappijen moeten worden geschrapt.

(15)

Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op plezierjachten of pleziervaartuigen. De richtlijn mag met name niet van toepassing zijn op plezierjachten of pleziervaartuigen die in rompbevrachting gegeven zijn en vervolgens geen passagiers vervoeren voor handelsdoeleinden.

(16)

De lidstaten moeten verantwoordelijk blijven voor het toezicht op de naleving van de gegevensregistratievoorschriften van Richtlijn 98/41/EG en met name voor de nauwkeurige en tijdige registratie van de gegevens. Teneinde de consistentie van de gegevens te waarborgen, moet het mogelijk zijn steekproefsgewijs controles uit te voeren.

(17)

Voor zover de maatregelen van de Richtlijnen 98/41/EG en 2010/65/EU de verwerking van persoonsgegevens met zich meebrengen, dient deze verwerking te geschieden overeenkomstig het Unierecht inzake de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (7) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (8). In het bijzonder, en onverminderd andere wettelijke verplichtingen krachtens het gegevensbeschermingsrecht, mogen persoonsgegevens die zijn verzameld overeenkomstig Richtlijn 98/41/EG, niet voor andere doeleinden worden verwerkt of gebruikt, en mogen zij niet langer worden bewaard dan nodig is voor de toepassing van Richtlijn 98/41/EG. Persoonsgegevens moeten derhalve automatisch en zonder onnodige vertraging worden gewist zodra de reis van het schip veilig is voltooid of in voorkomend geval na afronding van een onderzoek of gerechtelijke procedure in de nasleep van een ongeval of een noodsituatie.

(18)

Rekening houdend met de stand van de techniek en de uitvoeringskosten moet elke maatschappij passende technische en organisatorische maatregelen nemen om de krachtens deze richtlijn verwerkte persoonsgegevens te beschermen tegen onopzettelijke of onrechtmatige vernietiging of onopzettelijk verlies, wijziging, en ongeoorloofde bekendmaking of toegang, overeenkomstig de Uniewetgeving en de nationale wetgeving inzake gegevensbescherming.

(19)

In het licht van het evenredigheidsbeginsel en aangezien passagiers er zelf baat bij hebben correcte gegevens te verstrekken, volstaat de huidige wijze van verzamelen van persoonsgegevens op basis van verklaringen door de passagiers zelf voor de toepassing van Richtlijn 98/41/EG. Tegelijk moeten elektronische registratie- en controlesystemen waarborgen dat voor elke opvarende unieke gegevens worden geregistreerd.

(20)

De Commissie dient een databank op te zetten en te onderhouden om de transparantie te verhogen en de aanmelding van vrijstellingen en afwijkingsverzoeken door de lidstaten te faciliteren. In die databank moet zowel het ontwerp als de aangenomen versie van de aangemelde maatregelen worden opgenomen. De getroffen maatregelen moeten openbaar worden gemaakt.

(21)

De gegevens over de melding van vrijstellingen en afwijkingsverzoeken door de lidstaten moeten worden geharmoniseerd en gecoördineerd om een zo doeltreffend mogelijk gebruik van deze gegevens te garanderen.

(22)

In het licht van de bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) ingevoerde wijzigingen moeten de aan de Commissie voor de uitvoering van Richtlijn 98/41/EG verleende bevoegdheden worden bijgewerkt. Er moeten uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (9).

(23)

Teneinde rekening te houden met de ontwikkelingen op internationaal niveau en de transparantie te verbeteren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van het niet toepassen, in het kader van deze richtlijn, van wijzigingen van de internationale instrumenten, indien nodig. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(24)

In het licht van de volledige monitoringcyclus van inspecties door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid moet de Commissie de uitvoering van Richtlijn 98/41/EG uiterlijk 22 december 2026 evalueren en hierover verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad. De lidstaten moeten samenwerken met de Commissie om alle voor die evaluatie vereiste informatie te verzamelen.

(25)

In het licht van de wijzigingen van Richtlijn 98/41/EG moeten gegevens over de opvarenden worden opgenomen in de lijst van meldingsformaliteiten bedoeld in deel A van de bijlage bij Richtlijn 2010/65/EU.

(26)

Om onevenredige administratieve lasten te vermijden voor lidstaten zonder zeegrens die geen zeehavens hebben en die geen passagiersschepen onder hun vlag hebben die onder deze richtlijn vallen, moeten dergelijke lidstaten van de bepalingen van deze richtlijn kunnen afwijken. Dit betekent dat zij, zolang aan deze voorwaarde is voldaan, niet gehouden zijn deze richtlijn om te zetten.

(27)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 en heeft op 9 december 2016 formeel advies uitgebracht.

(28)

De Richtlijnen 98/41/EG en 2010/65/EU moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 98/41/EG

Richtlijn 98/41/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het tweede streepje wordt vervangen door:

„—   „passagiersschip”: schip of hogesnelheidsvaartuig dat bestemd is voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers,”;

b)

het zesde streepje wordt vervangen door:

„—   „passagiersregistratiebeambte”: in voorkomend geval, de verantwoordelijke persoon die door een maatschappij is aangewezen om aan de verplichtingen van de ISM-code te voldoen, dan wel een persoon die door een maatschappij is aangewezen als verantwoordelijke voor de overdracht van de gegevens van personen die aan boord zijn gegaan van een passagiersschip van de maatschappij,”;

c)

het zevende streepje wordt vervangen door:

„—   „aangewezen instantie”: de bevoegde instantie van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de opsporings- en reddingsoperaties of betrokken is bij de nasleep van een ongeval en die toegang heeft tot de krachtens deze richtlijn vereiste gegevens,”;

d)

het negende streepje wordt geschrapt;

e)

in het tiende streepje wordt de inleidende zin vervangen door:

„—   „geregelde dienst”: een reeks oversteken door een schip waarmee de verbinding tussen dezelfde twee of meer havens wordt onderhouden, of een reeks reizen van en naar dezelfde haven waarbij geen tussenliggende havens worden aangedaan, hetzij:”;

f)

het volgende streepje wordt toegevoegd:

„—   „havengebied”: een gebied als gedefinieerd in artikel 2, onder r), van Richtlijn 2009/45/EG,”;

g)

het volgende streepje wordt toegevoegd:

„—   „plezierjacht of pleziervaartuig”: vaartuig dat niet voor handelsdoeleinden wordt gebruikt, ongeacht de voortstuwingsmiddelen ervan.”.

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

1.   Deze richtlijn is van toepassing op passagiersschepen, met uitzondering van:

oorlogsschepen en troepentransportschepen,

plezierjachten en pleziervaartuigen,

schepen die uitsluitend in havengebieden of binnenwateren worden gebruikt.

2.   Lidstaten zonder zeehavens en zonder passagiersschepen onder hun vlag die onder deze richtlijn vallen, mogen afwijken van de bepalingen van deze richtlijn, behalve van de verplichting in de tweede alinea.

De lidstaten die van een afwijking gebruik wensen te maken, delen de Commissie uiterlijk op 21 december 2019 mee of aan de voorwaarden is voldaan, en houden de Commissie vervolgens jaarlijks op de hoogte van elke verdere wijziging. Deze lidstaten mogen onder deze richtlijn vallende passagiersschepen niet toestaan onder hun vlag te varen zolang zij de richtlijn niet hebben omgezet en uitgevoerd.”.

3)

In artikel 4 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Vóór het vertrek van een passagiersschip wordt het aantal opvarenden meegedeeld aan de kapitein van het schip en met passende technische middelen gemeld aan het krachtens artikel 5 van Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (*1) ingestelde elektronische platform of, indien de lidstaat dit wenst, meegedeeld via het automatisch identificatiesysteem aan de aangewezen instantie.

Gedurende een overgangsperiode van zes jaar met ingang van 20 december 2017 kunnen de lidstaten toestaan dat gegevens nog worden meegedeeld aan de passagiersregistratiebeambte van de maatschappij of het systeem aan de wal van de maatschappij dat hetzelfde doel dient, in plaats van te vereisen dat het aan het elektronische platform of via het automatisch identificatiesysteem aan de aangewezen instantie wordt gemeld.

(*1)  Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG (PB L 283 van 29.10.2010, blz. 1).”."

4)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

1.   Indien een passagiersschip vanuit een haven in een lidstaat vertrekt voor een reis waarvan de afstand tussen het vertrekpunt en de volgende aanloophaven meer dan 20 zeemijl bedraagt, worden de volgende gegevens geregistreerd:

de familienamen van de opvarenden, hun voornamen, hun geslacht, hun nationaliteit en hun geboortedatum;

door passagiers op eigen initiatief verstrekte informatie in verband met speciale zorg of bijstand die in een noodsituatie noodzakelijk kan zijn;

indien de lidstaat daarvoor kiest, een door passagiers op eigen initiatief verstrekt contactnummer voor noodsituaties.

2.   De in lid 1 vermelde gegevens worden vóór het vertrek van het passagiersschip verzameld en bij het vertrek van het passagiersschip, d.w.z. ten laatste binnen 15 minuten na het vertrek van dat schip, gemeld aan het krachtens artikel 5 van Richtlijn 2010/65/EU ingestelde elektronische platform.

3.   Gedurende een overgangsperiode van zes jaar met ingang van 20 december 2017 kunnen de lidstaten toestaan dat gegevens nog worden meegedeeld aan de passagiersregistratiebeambte van de maatschappij of het systeem aan de wal van de maatschappij dat hetzelfde doel dient, in plaats van te vereisen dat het aan het elektronische platform wordt gemeld.

4.   Onverminderd andere wettelijke verplichtingen overeenkomstig de Uniewetgeving en de nationale wetgeving inzake gegevensbescherming mogen in het kader van deze richtlijn verzamelde persoonsgegevens niet voor andere doeleinden worden verwerkt of gebruikt. Deze persoonsgegevens worden altijd behandeld overeenkomstig het Unierecht inzake gegevensbescherming en privacy, en worden automatisch en zonder onnodige vertraging gewist zodra ze niet meer nodig zijn.”.

5)

In artikel 6 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Voor schepen die onder de vlag van een derde land varen, uit een haven buiten de Unie vertrekken en als bestemming een haven op het grondgebied van een lidstaat hebben, moet de betrokken lidstaat de maatschappij ertoe verplichten de in artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 1, bedoelde gegevens te verstrekken overeenkomstig artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2.”.

6)

Artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

1.   Alle maatschappijen die de verantwoordelijkheid dragen voor de exploitatie van een passagiersschip moeten, wanneer dat vereist is krachtens de artikelen 4 en 5 van deze richtlijn, een passagiersregistratiebeambte aanstellen die belast wordt met het melden van de in die artikelen bedoelde gegevens aan het krachtens artikel 5 van Richtlijn 2010/65/EU ingestelde elektronische platform of aan de aangewezen instantie via het automatisch identificatiesysteem.

2.   Overeenkomstig artikel 5 van deze richtlijn verzamelde persoonsgegevens worden door de maatschappij niet langer bewaard dan voor de toepassing van deze richtlijn noodzakelijk is, en in ieder geval uiterlijk totdat de betrokken reis van het schip veilig is voltooid en de gegevens zijn gemeld aan het krachtens artikel 5 van Richtlijn 2010/65/EU ingestelde elektronische platform. Onverminderd andere specifieke wettelijke verplichtingen krachtens het Unierecht of het nationale recht, onder meer voor statistische doeleinden, worden de gegevens automatisch en zonder onnodige vertraging gewist zodra ze daartoe niet meer nodig zijn.

3.   Elke maatschappij zorgt ervoor dat gegevens over passagiers die hebben verklaard in noodsituaties speciale zorg of bijstand nodig te hebben, terdege worden geregistreerd en vóór het vertrek van het passagiersschip aan de kapitein worden meegedeeld.”.

7)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

punt a) wordt geschrapt;

de punten b) en c) worden vervangen door:

„2.   Een lidstaat uit wiens haven een passagiersschip vertrekt, kan het passagiersschip vrijstellen van de verplichting het aantal opvarenden te melden aan het krachtens artikel 5 van Richtlijn 2010/65/EU ingestelde elektronische platform, mits het betrokken schip geen hogesnelheidsvaartuig is, het geregelde diensten onderhoudt met een reisafstand van minder dan één uur tussen aanloophavens die uitsluitend in zeegebied D als vastgesteld krachtens artikel 4 van Richtlijn 2009/45/EG gelegen zijn, en de nabijheid van opsporings- en reddingsvoorzieningen in dat zeegebied is verzekerd.

Een lidstaat kan passagiersschepen die reizen uitvoeren tussen twee havens of van en naar dezelfde haven en daarbij geen tussenliggende havens aandoen, vrijstellen van de in artikel 5 van deze richtlijn neergelegde verplichtingen, mits het betrokken schip uitsluitend in zeegebied D als vastgesteld krachtens artikel 4 van Richtlijn 2009/45/EG opereert, en de nabijheid van opsporings- en reddingsvoorzieningen in dat zeegebied is verzekerd.”;

de volgende alinea wordt toegevoegd:

„In afwijking van artikel 5, lid 2, en onverminderd de in artikel 5, lid 3, neergelegde overgangsperiode, hebben de volgende lidstaten het recht de volgende vrijstellingen toe te passen:

i)

Duitsland kan de termijnen voor het verzamelen en melden van de in artikel 5, lid 1, bedoelde gegevens verlengen tot één uur na vertrek in het geval van passagiersschepen die van en naar het eiland Helgoland varen, en

ii)

Denemarken en Zweden kunnen de termijnen voor het verzamelen en melden van de in artikel 5, lid 1, bedoelde gegevens verlengen tot één uur na vertrek in het geval van passagiersschepen die van en naar het eiland Bornholm varen.”;

b)

in lid 3 worden de punten a) en b) vervangen door:

„a)

De lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van zijn besluit om een vrijstelling te verlenen van de verplichtingen uit hoofde van artikel 5, met opgave van gegronde redenen daarvoor. Deze kennisgeving gebeurt door middel van een daartoe door de Commissie opgezette en bijgehouden databank, die voor de Commissie en de lidstaten toegankelijk is. De Commissie maakt de getroffen maatregelen bekend op een publiekelijk toegankelijke website;

b)

Indien de Commissie binnen zes maanden na een dergelijke kennisgeving van mening is dat de vrijstelling niet gerechtvaardigd is of de mededinging kan schaden, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen om de lidstaat te verplichten zijn besluit te wijzigen of in te trekken. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”;

c)

in lid 4 wordt de derde alinea vervangen door:

„Het verzoek wordt bij de Commissie ingediend via de databank bedoeld in lid 3. Indien de Commissie binnen zes maanden na een dergelijk verzoek van mening is dat de afwijking niet gerechtvaardigd is of de mededinging kan schaden, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen om de lidstaat te verplichten het voorgestelde besluit te wijzigen of niet vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

8)

Artikel 10 wordt vervangen door:

„Artikel 10

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat maatschappijen een procedure voor de registratie van gegevens hebben die waarborgt dat de krachtens deze richtlijn vereiste gegevens nauwkeurig en tijdig worden gemeld.

2.   Elke lidstaat wijst de instantie aan die toegang krijgt tot de krachtens deze richtlijn vereiste gegevens. De lidstaten zorgen ervoor dat die aangewezen instantie in een noodsituatie of in de nasleep van een ongeval onmiddellijk toegang heeft tot de krachtens deze richtlijn vereiste gegevens.

3.   Overeenkomstig artikel 5 verzamelde persoonsgegevens worden door de lidstaten niet langer bewaard dan voor de toepassing van deze richtlijn noodzakelijk is, en in ieder geval niet langer dan:

a)

tot het moment waarop de betrokken reis van het schip veilig is voltooid, maar in elk geval niet langer dan zestig dagen na het vertrek van het schip, of

b)

in het geval van een noodsituatie of in de nasleep van een ongeval, totdat de mogelijke onderzoeken of gerechtelijke procedures zijn afgerond.

4.   Onverminderd andere specifieke wettelijke verplichtingen krachtens het Unierecht of het nationale recht, onder meer verplichtingen voor statistische doeleinden, worden de gegevens automatisch en zonder onnodige vertraging gewist zodra ze voor de toepassing van deze richtlijn niet meer nodig zijn.”.

9)

Artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn worden de vereiste gegevens zodanig verzameld en geregistreerd dat de passagiers bij het in- of uitschepen geen onnodige vertraging oplopen.

2.   Vermeden wordt dat op eenzelfde of vergelijkbare route meermaals gegevens worden verzameld.”.

10)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 11 bis

1.   De verwerking van persoonsgegevens krachtens deze richtlijn geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (*2).

2.   De verwerking van persoonsgegevens door instellingen en organen van de Unie krachtens deze richtlijn, onder meer in het elektronische platform en het SafeSeaNet, geschiedt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (*3).

(*2)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1)."

(*3)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).”."

11)

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

1.   In uitzonderlijke omstandigheden, en indien terdege gemotiveerd door een adequate analyse van de Commissie en met het oog op het voorkomen van een ernstige en onaanvaardbare dreiging voor de maritieme veiligheid, dan wel van onverenigbaarheid met de maritieme Uniewetgeving, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 12 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze richtlijn in die zin te wijzigen dat een wijziging van de in artikel 2 bedoelde internationale instrumenten niet wordt toegepast in het kader van deze richtlijn.

2.   Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van de internationaal vastgestelde periode voor stilzwijgende goedkeuring van de betreffende wijziging of de beoogde datum van inwerkingtreding van die wijziging vastgesteld. In de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van een dergelijke gedelegeerde handeling nemen de lidstaten geen initiatieven om die wijziging op te nemen in hun nationale wetgeving of om de wijziging van het betrokken internationaal instrument toe te passen.”.

12)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 12 bis

1.   De in artikel 12 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 12 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van zeven jaar met ingang van 20 december 2017. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zeven jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 12 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere daarin genoemde datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 12 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

13)

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*4) van toepassing.

(*4)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”;"

b)

lid 3 wordt geschrapt.

14)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 14 bis

De Commissie evalueert de uitvoering van deze richtlijn en deelt de resultaten van die evaluatie uiterlijk op 22 december 2026 mee aan het Europees Parlement en de Raad.

Uiterlijk op 22 december 2022 legt de Commissie een tussentijds verslag over de uitvoering van deze richtlijn voor aan het Europees Parlement en de Raad.”.

Artikel 2

Wijzigingen van de bijlage bij Richtlijn 2010/65/EU

Aan deel A van de bijlage bij Richtlijn 2010/65/EU wordt het volgende punt toegevoegd:

„7.   Informatie betreffende opvarenden

Artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, van Richtlijn 98/41/EG van de Raad van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen (PB L 188 van 2.7.1998, blz. 35).”.

Artikel 3

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 21 december 2019 de bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 21 december 2019.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 15 november 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  PB C 34 van 2.2.2017, blz. 172.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 4 oktober 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 oktober 2017.

(3)  Richtlijn 98/41/EG van de Raad van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen (PB L 188 van 2.7.1998, blz. 35).

(4)  Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG (PB L 283 van 29.10.2010, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).

(6)  Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (PB L 163 van 25.6.2009, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(8)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).