14.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/69


GEDELEGEERD BESLUIT (EU) 2017/2075 VAN DE COMMISSIE

van 4 september 2017

ter vervanging van bijlage VII bij Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van één Europese spoorwegruimte

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (1), met name artikel 43, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedures voor capaciteitstoewijzing moeten transparant worden gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met de doeltreffendheid van het toewijzingsproces en de operationele belangen van alle partijen die bij het gebruik en het onderhoud van spoorweginfrastructuur betrokken zijn.

(2)

Aanvragers van infrastructuurcapaciteit moeten een verzoek kunnen indienen voor de opname van capaciteit in de jaarlijkse dienstregeling in de periode nadat de termijn voor aanvragen voor de ontwerpdienstregeling is verlopen en vóór de wijziging van de dienstregeling.

(3)

Zodra de treinpaden zijn toegewezen, behoort het tot de contractuele rechten van de aanvrager om een verzoek tot herschikking door de infrastructuurbeheerder te verwerpen of goed te keuren.

(4)

Tijdelijke capaciteitsbeperkingen zijn nodig om de infrastructuur en de uitrusting in goede staat te houden en de infrastructuur te kunnen ontwikkelen volgens de behoeften van de markt.

(5)

Aanvragers moeten tijdig van die capaciteitsbeperkingen op de hoogte worden gebracht zodat zij hun activiteiten en vervoersbehoeften kunnen aanpassen aan de beperkte infrastructuurcapaciteit. Als gegevens over de op handen zijnde capaciteitsbeperkingen al worden gepubliceerd bij het begin van de aanvraagperiode voor opname van capaciteit in de jaarlijkse dienstregeling, zouden de al toegewezen treinpaden minder moeten worden herschikt.

(6)

Als infrastructuurbeheerders tussen verschillende mogelijkheden van capaciteitsbeperking kiezen, moeten zij daarbij niet alleen rekening houden met hun eigen kosten, maar ook met de commerciële en operationele gevolgen voor de betrokken aanvragers en met het risico op een modal shift naar minder milieuvriendelijk vervoer.

(7)

Infrastructuurbeheerders moeten eenvoudige criteria opstellen, bekendmaken en toepassen voor de omleiding van treinen en de toewijzing van een beperkte capaciteit voor verschillende soorten verkeer. Voor capaciteitsbeperkingen kunnen zij dat gezamenlijk of individueel doen.

(8)

Infrastructuurbeheerders moeten hun netverklaringen en dienstregelingsprocedures aanpassen zodat zij tijdig voldoen aan de nieuwe regels voor capaciteitsbeperkingen die bij dit besluit worden ingevoerd.

(9)

Wat betreft treinverkeer dat meer dan één netwerk doorkruist, moeten de betrokken infrastructuurbeheerders samenwerken om de gevolgen van capaciteitsbeperkingen voor het verkeer zo veel mogelijk te beperken en de werkzaamheden op een bepaald traject op elkaar af te stemmen of capaciteitsbeperkingen op een omleidingstraject te vermijden.

(10)

Gelet op het aantal wijzigingen dat in bijlage VII bij Richtlijn 2012/34/EU moet worden aangebracht, moet deze bijlage omwille van de juridische duidelijkheid in haar geheel worden vervangen. Bovendien is een gedelegeerd besluit het geschikte rechtsinstrument met het oog op de vereenvoudiging van het regelgevend kader, omdat het duidelijke en uitgebreide regels oplegt die niet door de lidstaten hoeven te worden omgezet, waardoor een snelle en uniforme toepassing in de hele Unie wordt gewaarborgd.

(11)

Ten gevolge van het tijdschema voor de wijziging van de dienstregeling overeenkomstig punt 2 van de bijlage bij dit besluit en de aanlooptijden voor de coördinatie, de raadpleging en de bekendmaking inzake capaciteitsbeperkingen die zijn vastgesteld in de punten 8 tot en met 11 van de bijlage bij dit besluit, zullen de infrastructuurbeheerders pas voor het eerst kunnen voldoen aan de voorschriften van de punten 8 tot en met 11 voor de wijziging van de dienstregeling die ingaat in december 2019 wat betreft de tweede bekendmakingsronde, en in december 2020 wat betreft de eerste bekendmakingsronde, aan de voorschriften van punt 12 voor de wijziging van de dienstregeling die ingaat in december 2018 en aan de voorschriften van de punten 14 tot en met 17 voor de wijziging van de dienstregeling die ingaat in december 2018.

(12)

Richtlijn 2012/34/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage VII bij Richtlijn 2012/34/EU wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 4 september 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32.


BIJLAGE

BIJLAGE VII

TIJDSCHEMA VOOR DE TOEWIJZING

(als bedoeld in artikel 43)

1.

De dienstregeling wordt eenmaal per kalenderjaar vastgesteld.

2.

De wijziging van de dienstregeling gaat steeds in op de tweede zaterdag van december om middernacht. Indien een aanpassing na de winter geschiedt, met name om eventueel rekening te houden met wijzigingen in de dienstregelingen voor het regionale passagiersvervoer, gaat deze in op de tweede zaterdag van juni om middernacht of, zo nodig, op andere tussen die data gelegen tijdstippen. De infrastructuurbeheerders kunnen andere data overeenkomen. In dat geval brengen zij de Commissie op de hoogte als het internationale verkeer daardoor wordt beïnvloed.

3.

Voor het indienen van capaciteitsaanvragen die in de dienstregeling moeten worden verwerkt, mag geen termijn van meer dan twaalf maanden vóór de wijziging van de dienstregeling worden vastgesteld. Verzoeken die na die termijn worden ingediend, worden ook door de infrastructuurbeheerder in aanmerking genomen.

4.

Uiterlijk elf maanden vóór de wijziging van de dienstregeling stellen de infrastructuurbeheerders voorlopige internationale treinpaden vast in samenwerking met de andere bevoegde infrastructuurbeheerders. De infrastructuurbeheerders vergewissen zich ervan dat tijdens het verdere verloop van de procedure zo veel mogelijk aan deze treinpaden de hand wordt gehouden.

5.

Uiterlijk vier maanden na de in punt 3 vermelde termijn stelt de infrastructuurbeheerder een ontwerpdienstregeling op en publiceert die.

6.

De infrastructuurbeheerder neemt een besluit over de aanvragen die hij heeft ontvangen na het verstrijken van de in punt 3 vermelde termijn overeenkomstig een procedure die is bekendgemaakt in de netverklaring.

De infrastructuurbeheerder mag een toegewezen treinpad herschikken als dat noodzakelijk is om alle aangevraagde treinpaden zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en als de aanvrager aan wie dat pad is toegewezen, daarmee akkoord gaat. De infrastructuurbeheerder werkt de ontwerpdienstregeling uiterlijk één maand vóór de wijziging van de dienstregeling bij en neemt daarbij alle treinpaden op die na de in punt 3 vermelde termijn zijn toegewezen.

7.

In het geval van een trein die in een ander netwerk aankomt met een vermoedelijke vertraging van niet meer dan tien uur, vanaf 14 december 2019 niet meer dan achttien uur, mag de infrastructuurbeheerder van dat andere netwerk niet het treinpad als geannuleerd beschouwen of verlangen dat een nieuw treinpad wordt aangevraagd, ook als hij besluit om een ander treinpad toe te wijzen, tenzij de aanvrager de infrastructuurbeheerder laat weten dat de trein het andere netwerk niet zal bereiken. De infrastructuurbeheerder brengt de aanvrager onmiddellijk op de hoogte van het bijgewerkte of nieuwe treinpad, met inbegrip van de koppeling tussen dat treinpadnummer en het nummer van het geannuleerde treinpad, als dat verschillend is.

8.

Wat betreft tijdelijke beperkingen van de capaciteit van spoorlijnen, bijvoorbeeld wegens infrastructuurwerken, in termen van snelheid, aslast, treinlengte, tractie of het vrijeruimteprofiel („capaciteitsbeperkingen”), die langer dan zeven opeenvolgende dagen duren en waarvoor meer dan 30 % van het geraamde dagelijkse verkeersvolume op een spoorlijn wordt geannuleerd, omgeleid of vervangen door andere vervoerswijzen, publiceren de betrokken infrastructuurbeheerders alle capaciteitsbeperkingen en de voorlopige resultaten van een raadpleging van de aanvragers, voor zover bekend, een eerste keer ten minste 24 maanden en, in een bijgewerkte versie, een tweede keer ten minste twaalf maanden vóór de wijziging van de desbetreffende dienstregeling.

9.

Als de gevolgen van de capaciteitsbeperkingen niet tot één netwerk beperkt blijven, stellen de betrokken infrastructuurbeheerders ook een mechanisme in voor gezamenlijk overleg over de capaciteitsbeperkingen met de belanghebbende aanvragers, de in artikel 40, lid 1, vermelde verenigingen van infrastructuurbeheerders en de belangrijkste betrokken exploitanten van dienstvoorzieningen vóór die capaciteitsbeperkingen een eerste keer worden gepubliceerd, tenzij de infrastructuurbeheerders en de aanvragers het erover eens zijn dat een dergelijk mechanisme niet nodig is. Het gezamenlijke overleg draagt bij tot de opstelling van de dienstregelingen, met inbegrip van omleidingsroutes.

10.

Als de capaciteitsbeperkingen overeenkomstig punt 8 een eerste keer worden gepubliceerd, start de infrastructuurbeheerder een raadpleging van de aanvragers en de belangrijkste betrokken exploitanten van dienstvoorzieningen over de capaciteitsbeperkingen. Als overeenkomstig punt 11 een coördinatie is vereist tussen de eerste en de tweede publicatie van de capaciteitsbeperkingen, raadplegen de infrastructuurbeheerders de aanvragers en de belangrijkste betrokken exploitanten van dienstvoorzieningen een tweede keer tussen het einde van die coördinatie en de tweede publicatie van de capaciteitsbeperking.

11.

Als de gevolgen van de capaciteitsbeperkingen niet beperkt blijven tot één netwerk, coördineren de betrokken infrastructuurbeheerders, met inbegrip van de infrastructuurbeheerders waarvoor de omgeleide treinen gevolgen kunnen hebben, onderling de capaciteitsbeperkingen die de annulering of de omleiding van een treinpad of een vervanging door andere vervoerswijzen kunnen inhouden alvorens de capaciteitsbeperkingen overeenkomstig punt 8 worden gepubliceerd.

De coördinatie vóór de tweede publicatie wordt afgerond:

a)

uiterlijk 18 maanden vóór de wijziging van de dienstregeling als meer dan 50 % het van het geraamde dagelijkse verkeersvolume op een spoorlijn gedurende meer dan 30 opeenvolgende dagen wordt geannuleerd, omgeleid of vervangen door andere vervoerswijzen;

b)

uiterlijk 13 maanden en 15 dagen vóór de wijziging van de dienstregelingsperiode als meer dan 30 % van het geraamde dagelijkse verkeersvolume op een spoorlijn gedurende meer dan zeven opeenvolgende dagen wordt geannuleerd, omgeleid of vervangen door andere vervoerswijzen;

c)

uiterlijk 13 maanden en 15 dagen vóór de wijziging van de dienstregelingsperiode als meer dan 50 % van het geraamde dagelijkse verkeersvolume op een spoorlijn gedurende hoogstens zeven opeenvolgende dagen wordt geannuleerd, omgeleid of vervangen door andere vervoerswijzen.

De infrastructuurbeheerders verzoeken indien nodig de aanvragers die op de desbetreffende lijnen actief zijn en de belangrijkste betrokken exploitanten van dienstvoorzieningen om aan die coördinatie deel te nemen.

12.

Wat betreft capaciteitsbeperkingen met een duur van zeven opeenvolgende dagen of minder die niet gepubliceerd hoeven te worden overeenkomstig punt 8 en waarvoor meer dan 10 % van het geraamde verkeersvolume op een spoorlijn wordt geannuleerd, omgeleid of vervangen door andere vervoerswijzen, die zich voordoen tijdens de volgende dienstregelingsperiode en waarvan de infrastructuurbeheerder uiterlijk zes maanden en 15 dagen voor de wijziging van de dienstregeling op de hoogte is gesteld, raadpleegt de infrastructuurbeheerder de betrokken aanvragers over de geplande capaciteitsbeperkingen en maakt hij de bijgewerkte capaciteitsbeperkingen bekend uiterlijk vier maanden vóór de wijziging van de dienstregeling. Uiterlijk vier maanden vóór het begin van de capaciteitsbeperking in het geval van passagierstreinen en uiterlijk één maand in het geval van goederentreinen, verstrekt de infrastructuurbeheerder nadere gegevens over de aangeboden treinpaden, tenzij de infrastructuurbeheerder en de betrokken aanvragers op ad-hocbasis een kortere aanlooptijd overeenkomen.

13.

De infrastructuurbeheerders kunnen besluiten om strengere drempels voor capaciteitsbeperkingen toe te passen die zijn gebaseerd op lagere percentages geraamde vervoersvolumes of kortere perioden dan in deze bijlage zijn aangegeven, of om extra criteria toe te passen als aanvulling op de criteria in deze bijlage, ingevolge een raadpleging van aanvragers en exploitanten van dienstvoorzieningen. Zij publiceren die drempels en criteria voor het bundelen van capaciteitsbeperkingen in hun netwerkverklaringen krachtens punt 3 van bijlage IV.

14.

De infrastructuurbeheerder mag besluiten om de in de punten 8 tot en met 12 voorgeschreven termijnen niet toe te passen als de capaciteitsbeperking nodig is om het veilig verloop van het treinverkeer te herstellen, als hij geen controle heeft over de timing van de beperkingen, als de toepassing van die termijnen onverantwoord of niet kosteneffectief zou zijn in het licht van de levensduur of toestand, of als alle betrokken aanvragers daarmee akkoord gaan. In die gevallen en in het geval van andere capaciteitsbeperkingen waarover geen raadpleging moet worden gehouden overeenkomstig andere bepalingen van deze bijlage, raadpleegt de infrastructuurbeheerder onmiddellijk de betrokken aanvragers en de belangrijkste betrokken exploitanten van dienstvoorzieningen.

15.

Als de infrastructuurbeheerder overeenkomstig de punten 8, 12 of 14 optreedt, verstrekt hij de volgende informatie:

a)

de geplande dag;

b)

het dagdeel en, zodra die kunnen worden vastgesteld, de begin- en eindtijd van de capaciteitsbeperking;

c)

het deel van de lijn waarop de beperking geldt, en

d)

indien van toepassing, de capaciteit van de omleidingstrajecten.

De infrastructuurbeheerder publiceert die informatie of een link naar de plek waar die kan worden gevonden in zijn netverklaring als bedoeld in punt 3 van bijlage IV. Hij houdt die informatie actueel.

16.

Wat betreft capaciteitsbeperkingen die ten minste 30 opeenvolgende dagen duren en gevolgen hebben voor meer dan 50 % van het geraamde verkeersvolume op een spoorlijn, verstrekt de infrastructuurbeheerder de aanvragers op hun verzoek tijdens de eerste raadpleging een vergelijking van de omstandigheden die zouden optreden bij ten minste twee alternatieve capaciteitsbeperkingen. De infrastructuurbeheerder ontwerpt die alternatieven samen met de aanvragers en op basis van de input die zij ten tijde van hun verzoek hebben verstrekt.

Voor elk alternatief bevat de vergelijking ten minste:

a)

de duur van de capaciteitsbeperking;

b)

de vermoedelijke verschuldigde infrastructuurheffingen;

c)

de beschikbare capaciteit op omleidingstrajecten;

d)

de beschikbare alternatieve routes, en

e)

de vermoedelijke reistijden.

Alvorens een keuze te maken tussen de alternatieve capaciteitsbeperkingen raadpleegt de infrastructuurbeheerder de belangstellende aanvragers en houdt hij rekening met de gevolgen van de verschillende opties voor die aanvragers en de gebruikers van hun diensten.

17.

Wat betreft capaciteitsbeperkingen die langer dan 30 opeenvolgende dagen duren en gevolgen hebben voor meer dan 50 % van het geraamde verkeersvolume op een spoorlijn, bepaalt de infrastructuurbeheerder criteria op basis waarvan treinen voor elk soort dienst moeten worden omgeleid, waarbij hij rekening houdt met de commerciële en operationele beperkingen voor de aanvrager, tenzij die operationele beperkingen voortvloeien uit bestuurlijke of organisatorische beslissingen van de aanvrager, en vermits geen afbreuk wordt gedaan aan het doel om de kosten van de infrastructuurbeheerder te verminderen overeenkomstig artikel 30, lid 1. Als de infrastructuurbeheerder optreedt overeenkomstig punt 8, publiceert hij die criteria in de netverklaring, samen met een voorlopige toewijzing van de resterende capaciteit aan de verschillende soorten treindiensten. Na de raadpleging en zonder afbreuk te doen aan de in punt 3 van bijlage IV bedoelde verplichtingen van de infrastructuurbeheerder, verstrekt de infrastructuurbeheerder, op grond van de opmerkingen van de aanvragers, aan de betrokken spoorwegondernemingen een indicatieve verdeling van de resterende capaciteit over de verschillende diensten.