17.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/46


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2286 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften betreffende de toepassing van het beleid inzake redelijk gebruik, betreffende de methodologie voor de beoordeling van de houdbaarheid van de afschaffing van retailroamingtoeslagen en betreffende de ten behoeve van die beoordeling door een roamingaanbieder in te dienen aanvraag

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 531/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (1), en met name artikel 6 quinquies, lid 1,

Na raadpleging van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 531/2012 mogen roamingaanbieders in geen enkele lidstaat in het kader van „beleid inzake redelijk gebruik” aan roamingklanten een toeslag aanrekenen bovenop de binnenlandse retailprijs voor geïnitieerde of ontvangen gereguleerde roaminggesprekken, verstuurde gereguleerde sms-roamingberichten of gebruikte gereguleerde dataroamingdiensten, met inbegrip van mms-berichten. Die bepaling geldt met ingang van 15 juni 2017, mits de wetgevingshandeling die naar aanleiding van het in artikel 19, lid 2, van die verordening genoemde voorstel voor de wholesalemarkt voor roaming moet worden vastgesteld, op die datum van toepassing is.

(2)

In Verordening (EU) nr. 531/2012 is bepaald dat een roamingaanbieder in specifieke en uitzonderlijke omstandigheden de desbetreffende nationale regelgevende instantie mag verzoeken om toestemming om een toeslag aan zijn roamingklanten aan te rekenen. Dergelijke verzoeken om toestemming moeten vergezeld gaan van alle informatie die nodig is om aan te tonen dat de aanbieder, indien er geen retailroamingtoeslagen worden toegepast, niet in staat is om de kosten van het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten terug te verdienen, waardoor de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel wordt ondermijnd.

(3)

Om ervoor te zorgen dat elk beleid ter voorkoming van misbruik of afwijkend gebruik van roamingdiensten („beleid inzake redelijk gebruik”) en alle toestemmingen om toeslagen toe te passen in de hele Unie consistent worden toegepast, dienen gedetailleerde voorschriften te worden vastgesteld betreffende de toepassing van een dergelijk beleid inzake redelijk gebruik, betreffende de methodologie voor de beoordeling van de houdbaarheid van de afschaffing van retailroamingtoeslagen en betreffende de toepassing van door roamingaanbieders ten behoeve van die beoordeling in te dienen verzoeken.

(4)

Volgens Verordening (EU) nr. 531/2012 is het doel van beleid inzake redelijk gebruik het voorkomen van misbruik of afwijkend gebruik door klanten van gereguleerde retailroamingdiensten tegen de toepasselijke binnenlandse prijs, zoals het gebruik van dergelijke diensten voor andere doeleinden dan periodieke reizen, bijvoorbeeld het gebruik van dergelijke diensten op permanente basis. De uitvoeringsmaatregelen moeten ervoor zorgen dat aanbieders van roamingdiensten de mogelijkheid om een beleid inzake redelijk gebruik van roaming toe te passen teneinde bij te dragen tot dit doel niet misbruiken voor andere doeleinden, ten koste van roamingklanten die periodieke reizen, in welke vorm dan ook, ondernemen.

(5)

Afschaffing van retailroamingtoeslagen in de Unie houdt in dat tijdens roaming in het buitenland binnen de Unie dezelfde tariefvoorwaarden op het gebruik van mobiele diensten van toepassing zijn als thuis (dat wil zeggen in het land van het mobiele abonnement van de klant). Verordening (EU) nr. 531/2012 is gericht op het wegwerken van de verschillen tussen binnenlandse prijzen en de prijzen die van toepassing zijn op roaming tijdens periodieke reizen binnen de Unie, waardoor „roaming like at home” (roaming tegen thuistarief) tot stand wordt gebracht. De voorschriften van die verordening zijn echter niet bedoeld om permanente roaming in de hele Unie mogelijk te maken, dat wil zeggen een situatie waarin een klant in een lidstaat met hogere binnenlandse mobiele prijzen diensten koopt bij exploitanten in lidstaten met lagere binnenlandse mobiele prijzen waar de klant gewoonlijk niet verblijft en waarmee hij ook geen andere duurzame banden heeft die frequente en aanzienlijke aanwezigheid op het grondgebied van die lidstaat met zich brengen, waarbij die klant beoogt permanent in die eerste lidstaat te roamen.

(6)

Gebruik van gereguleerde retailroamingdiensten tegen de toepasselijke binnenlandse prijs op permanente basis voor andere doeleinden dan periodieke reizen zorgt er waarschijnlijk voor dat de concurrentie wordt verstoord, er opwaartse druk op de binnenlandse prijzen op binnenlandse markten wordt uitgeoefend en de prikkels voor investeringen in binnenlandse en bezochte markten worden bedreigd. Op de bezochte markten zouden bezochte exploitanten rechtstreeks de concurrentie moeten aangaan met binnenlandse aanbieders van diensten van andere lidstaten, waar de prijzen en kosten alsmede de voorwaarden op het gebied van regelgeving en concurrentie anders kunnen zijn, en waarbij te werk wordt gegaan op basis van wholesaleroamingvoorwaarden die uitsluitend met het oog op het vergemakkelijken van periodieke roaming dicht bij de kosten liggen. Voor de exploitant van het thuisnetwerk kan permanent gebruik van binnenlandse tarieven bij roaming leiden tot weigering of beperking van wholesaleroamingdiensten door bezochte exploitanten, of de levering door de exploitant van het thuisnetwerk van beperkte binnenlandse volumes of de toepassing van hogere binnenlandse prijzen, hetgeen zijn weerslag heeft op de mate waarin de exploitant van het thuisnetwerk in staat is om diensten te leveren aan zijn gebruikelijke binnenlandse klanten, zowel in het binnenland als in het buitenland.

(7)

Er moeten op basis van duidelijke en algemeen toepasselijke beginselen uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld die rekening houden met de vele uiteenlopende patronen van periodieke reizen door roamingklanten teneinde te waarborgen dat beleid inzake redelijk gebruik er niet toe leidt dat deze klanten „roam like at home” niet optimaal kunnen benutten. In het kader van door een roamingaanbieder toe te passen beleid inzake redelijk gebruik dient er gewoonlijk vanuit te worden gegaan dat een klant periodiek op reis is in het buitenland binnen de Unie wanneer die klant normaal gesproken in de lidstaat van de roamingaanbieder woonachtig is of duurzame banden met die lidstaat heeft die een frequente en aanzienlijke aanwezigheid op het grondgebied ervan met zich brengen, en die klant in een andere lidstaat gebruikmaakt van gereguleerde retailroamingdiensten.

(8)

In Verordening (EU) nr. 531/2012 is bepaald dat elk beleid inzake redelijk gebruik de klanten van roamingaanbieders in staat moet stellen volumes gereguleerde retailroamingdiensten tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs te verbruiken die in overeenstemming zijn met hun respectievelijke binnenlandse tariefplannen.

(9)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van roamingaanbieders om overeenkomstig artikel 6 sexies, lid 3, van Verordening (EU) nr. 531/2012 een alternatief roamingtarief aan te bieden, en van roamingklanten om een dergelijk tarief te kiezen dat contractuele gebruiksvoorwaarden kan omvatten die buiten in overeenstemming met deze verordening vastgesteld beleid inzake redelijk gebruik vallen.

(10)

Om ervoor te zorgen dat retailroamingdiensten niet worden blootgesteld aan misbruik of afwijkend gebruik dat niet in verband staat met periodieke reizen buiten de lidstaat van verblijf van de klant of waarmee de klant duurzame banden heeft die een frequente en aanzienlijke aanwezigheid op het grondgebied ervan met zich brengen, is het eventueel noodzakelijk dat roamingaanbieders bepalen wat de normale verblijfplaats van hun roamingklanten is en of er sprake is van dergelijke duurzame banden. Rekening houdend met de in de respectievelijke lidstaten gebruikelijke bewijzen en met het waargenomen risico op misbruik of afwijkend gebruik, moet de roamingaanbieder over de mogelijkheid beschikken om het te verstrekken redelijke bewijs betreffende de verblijfplaats nader te bepalen, waarbij de nationale regelgevende instantie toeziet op de evenredigheid van de algehele administratieve lasten en de geschiktheid daarvan in de nationale context. Ten aanzien van afzonderlijke klanten kunnen dergelijke bewijzen onder meer bestaan uit een verklaring door de klant, alsmede het overleggen van een geldig document waarin de lidstaat van verblijf van de klant wordt bevestigd, de vermelding van het postadres of het factureringsadres van de klant met betrekking tot andere in de lidstaat van de roamingaanbieder geleverde diensten, een verklaring door een hogeronderwijsinstelling betreffende inschrijving voor voltijdsonderwijs, een bewijs van inschrijving in het plaatselijk kiesregister of een bewijs van betaling van lokale of hoofdelijke belasting. In het geval van zakelijke klanten kunnen dergelijke bewijzen onder meer bestaan uit documentatie van de plaats van oprichting of vestiging van de vennootschapsrechtelijke entiteit, de plaats van daadwerkelijke uitoefening van haar voornaamste economische activiteit, of de voornaamste plaats waar werknemers die een bepaalde simkaart gebruiken hun werkzaamheden uitvoeren. Duurzame banden met een lidstaat die een frequente en aanzienlijke aanwezigheid op het grondgebied van die lidstaat met zich brengen, kunnen voortvloeien uit een voltijds en duurzame arbeidsverhouding, met inbegrip van grensarbeiders, uit duurzame contractuele betrekkingen die een soortgelijke mate van fysieke aanwezigheid van een zelfstandige met zich brengen, uit deelname aan regelmatig onderwijs of uit andere situaties, zoals bij gedetacheerde werknemers of gepensioneerden, wanneer er sprake is van een soortgelijk niveau van territoriale aanwezigheid.

(11)

Nadat een bepaalde overeenkomst is gesloten, moeten de roamingaanbieders ervoor zorgen dat uitsluitend wordt verzocht om dergelijke bewijzen van gewoonlijke aanwezigheid of andere duurzame banden die een frequente en aanzienlijke aanwezigheid op het grondgebied van die aanbieders met zich brengen, te verstrekken wanneer op grond van ten behoeve van de facturering verzamelde gegevens wordt vermoed dat er sprake is van misbruik of afwijkend gebruik dat niet in verband staat met periodieke reizen. Er moet uitsluitend om bewijzen worden verzocht die strikt noodzakelijk en evenredig zijn om de banden van de klant met de lidstaat van de roamingaanbieder te bevestigen. Er mogen om andere redenen dan de bovengenoemde ten behoeve van het aantonen van de naleving van de voorwaarden op het gebied van het beleid inzake redelijk gebruik geen vereisten betreffende documentatie aan klanten worden opgelegd. In het bijzonder mag er geen vereiste worden opgelegd met betrekking tot de herhaaldelijke verstrekking van dergelijke documentatie die geen verband houdt met een op risico's gebaseerde beoordeling van de waarschijnlijkheid van misbruik of afwijkend gebruik.

(12)

Om ervoor te zorgen dat roamingklanten in staat zijn volumes gereguleerde retailroamingdiensten tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs te verbruiken die in overeenstemming zijn met hun respectievelijke binnenlandse tariefplannen, mag de roamingaanbieder tijdens periodieke reizen van die klanten in de Unie in de regel geen andere limiet opleggen wat betreft de volumes voor mobiele diensten waarover zij kunnen beschikken, dan de binnenlandse limiet. Bij dergelijke binnenlandse limieten moet elk toepasselijk beleid inzake redelijk gebruik op het gebied van binnenlands gebruik van het tariefplan in acht worden genomen.

(13)

In bepaalde tariefplannen, hierna „open databundels” genoemd, kan het dataverbruik onbeperkt zijn of kan worden voorzien in datavolumes tegen een lage impliciete binnenlandse prijs per eenheid die verband houdt met het in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 531/2012 genoemde gereguleerde maximale wholesaleroamingtarief. Bij gebrek aan voor dergelijke open databundels specifieke waarborgen betreffende uitzonderlijke volumes, zijn dergelijke tariefplannen eerder dan andere tariefplannen vatbaar voor georganiseerde doorverkoop aan personen die niet woonachtig zijn in de lidstaat van de roamingaanbieder en met die lidstaat evenmin duurzame banden hebben die frequente en aanzienlijke aanwezigheid in die lidstaat met zich brengen. Bovendien kan dergelijk misbruik of afwijkend gebruik van open databundels tot gevolg hebben dat dergelijke tariefplannen op binnenlandse markten worden afgeschaft of dat roaming met dergelijke tariefplannen wordt beperkt, ten nadele van binnenlandse gebruikers, hetgeen indruist tegen de doelstelling van Verordening (EU) nr. 531/2012. Dit risico is aanzienlijk kleiner voor gesprekken en sms-diensten, aangezien op dergelijke diensten grotere fysieke beperkingen of beperkingen qua tijd van toepassing zijn, en de daadwerkelijke gebruikspatronen de afgelopen jaren stabiel zijn gebleven of teruglopen. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan het recht van aanbieders om maatregelen te treffen teneinde uiterst atypische, uit frauduleuze activiteiten voortvloeiende gebruikspatronen betreffende roamingdiensten voor spraak of sms'en aan te pakken. Het is weliswaar noodzakelijk om te voorzien in aanvullende waarborgen tegen dergelijke verhoogde risico's op misbruik van gereguleerde retaildataroamingdiensten tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs in het kader van open databundels, maar binnenlandse klanten moeten tijdens periodieke reizen in de Unie in staat zijn retailvolumes van dergelijke diensten te verbruiken die gelijkwaardig zijn aan het dubbele van de volumes die tegen het maximale wholesaletarief voor data kunnen worden gekocht voor een bedrag dat gelijk is aan de totale binnenlandse retailprijs, exclusief btw, van de component betreffende mobiele diensten van het binnenlandse tariefplan voor de desbetreffende volledige factureringsperiode. Dit komt overeen met een volume dat aansluit bij dat binnenlandse tariefplan, aangezien het is afgestemd op de binnenlandse retailprijs van het desbetreffende tariefplan, waardoor toepassing in het geval van open databundels mogelijk is, ook als er bundeling met andere mobiele retaildiensten plaatsvindt. Door de volumes met twee te vermenigvuldigen, wordt rekening gehouden met het feit dat exploitanten vaak wholesaleprijzen voor dataroaming afspreken die lager zijn dan de toepasselijke maximale prijzen en dat klanten vaak niet het toegestane datavolume verbruiken dat volgens het tariefplan ter beschikking staat. Wat dat betreft zal voor transparantie ten opzichte van de klant worden gezorgd, doordat de bepalingen van Verordening (EU) nr. 531/2012 worden nageleefd, op basis waarvan de roamingaanbieder een kennisgeving naar de roamingklant verstuurt wanneer het toepasselijke volume gereguleerde dataroamingdiensten in het kader van redelijk gebruik volledig is verbruikt; in de kennisgeving wordt vermeld dat een toeslag wordt aangerekend voor aanvullend verbruik door de roamingklant van gereguleerde dataroamingdiensten.

(14)

Om te voorkomen dat prepaid-abonnementen, die geen verbintenis voor de lange termijn met zich brengen, uitsluitend voor permanente roaming worden gebruikt, moet de roamingaanbieder het recht hebben, als alternatief voor het eisen van een bewijs van verblijf of duurzame banden die een frequente en aanzienlijke aanwezigheid op het grondgebied van de lidstaat van die roamingaanbieder met zich brengen, om het gebruik van gereguleerde retaildataroamingdiensten tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs met een prepaid-abonnement te beperken tot volumes die tegen het maximale wholesaletarief voor data kunnen worden gekocht voor het resterende bedrag, exclusief btw, dat op basis van het prepaid-abonnement beschikbaar is op het moment van het roamingverbruik.

(15)

Roamingaanbieders moeten maatregelen kunnen nemen om misbruik of afwijkend gebruik van gereguleerde retailroamingdiensten tegen binnenlandse prijzen voor andere doeleinden dan periodieke reizen op te sporen en tegen te gaan. Tegelijkertijd moeten roamingklanten worden beschermd tegen elke maatregel die op enigerlei wijze afbreuk doet aan de mogelijkheden waarover zij beschikken om gereguleerde retailroamingdiensten tegen binnenlandse prijzen te gebruiken tijdens periodieke reizen in de Unie. Maatregelen om misbruik of afwijkend gebruik van gereguleerde retailroamingdiensten tegen binnenlandse prijzen op te sporen en tegen te gaan, moeten eenvoudig en transparant zijn. Verder moeten de administratieve lasten in verband met deze maatregelen voor de roamingklanten zo laag mogelijk zijn en moeten buitensporige en onnodige waarschuwingen worden vermeden. Overeenkomstig de vereiste betreffende de verblijfplaats of duurzame banden die een frequente en aanzienlijke aanwezigheid in het land van de roamingaanbieder met zich brengen, moeten de indicatoren ter staving van de waarschijnlijkheid van misbruik of afwijkend gebruik worden gebaseerd op objectieve indicatoren in verband met verkeerspatronen die een gebrek aan overwegende aanwezigheid in het binnenland van de klant in het land van de roamingaanbieder of een overwegend binnenlands gebruik van de mobiele binnenlandse diensten aantonen. Per definitie moeten dergelijke objectieve indicatoren gedurende een bepaalde tijdspanne worden vastgesteld. Een dergelijke tijdspanne moet lang genoeg zijn en ten minste vier maanden bestrijken, zodat roamingklanten gedurende voorzienbare vormen van periodieke reizen in de Unie retailroamingdiensten tegen binnenlandse prijzen kunnen verbruiken. Onbedoelde roaming in grensregio's mag geen negatieve invloed hebben op indicatoren betreffende aanwezigheid in het land van de roamingaanbieder. In dat verband moet rekening worden gehouden met de situatie van klanten die onbedoeld roaming gebruiken en van grensarbeiders door ervan uit te gaan dat een aanmelding op het netwerk van de roamingaanbieder op enig moment gedurende een dag de indicatie vormt voor een dag aanwezigheid in het binnenland met het oog op de toepassing van de objectieve indicatoren. Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 531/2012 moeten roamingaanbieders verder passende informatie verstrekken teneinde hun klanten in staat te stellen onbedoeld roamen actief te voorkomen. Aanwezigheid en verbruik buiten de Unie mogen geen negatieve invloed hebben op de mogelijkheid waarover de roamingklant beschikt om te profiteren van „roam-likeat-home” in de Unie, aangezien deze factoren niet kunnen worden beschouwd als indicatoren voor het risico dat de klant gebruikmaakt van roaming tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs in de lidstaat van de roamingaanbieder voor andere doeleinden dan periodieke reizen in de Unie. In dat opzicht moeten die aanwezigheid en dat verbruik met betrekking tot het toepassen van de objectieve indicatoren als binnenlands gelden. De roamingaanbieder mag ook uitgaan van ander duidelijk bewijs van misbruik of afwijkend gebruik van gereguleerde retailroamingdiensten tegen binnenlandse prijzen, zoals een abonnement dat nauwelijks in de lidstaat van de roamingaanbieder, maar voornamelijk tijdens roaming wordt gebruikt, of meerdere abonnementen die successievelijk door dezelfde klant tijdens roaming worden gebruikt.

(16)

Overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU) nr. 531/2012 ter waarborging van de transparantie bij het gebruik van roamingdiensten en in overeenstemming met de voorschriften inzake overeenkomsten in de sector elektronische communicatie, moeten klanten duidelijk op de hoogte worden gebracht van contractuele bepalingen die in beleid inzake redelijk gebruik voorzien, voordat deze van kracht worden. De roamingaanbieder moet de nationale regelgevende instantie in kennis stellen van zijn beleid inzake redelijk gebruik overeenkomstig deze verordening.

(17)

Op de verwerking van verkeers- en locatiegegevens zijn de bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) van toepassing. Met name kunnen roamingaanbieders op grond van artikel 6 de verkeersgegevens verwerken die nodig zijn voor de facturering van abonnees en interconnectiebetalingen. De toepassing door de roamingaanbieder van maatregelen om misbruik of afwijkend gebruik van gereguleerde retailroamingdiensten tegen binnenlandse prijzen op te sporen en tegen te gaan, mag niet leiden tot de opslag en geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens van klanten, met inbegrip van locatie- en verkeersgegevens, die geen verband houden met het opsporen en tegengaan van misbruik of afwijkend gebruik dan wel in dat kader onevenredig zijn.

(18)

In het bijzonder moeten roamingaanbieders in staat zijn om op te sporen en te voorkomen dat, in strijd met contractvoorwaarden op wholesale- of retailniveau, derden „roam-likeat-home”-verkeer benutten voor prijsarbitrage teneinde economisch voordeel te behalen via verkoop aan klanten die gewoonlijk niet in de lidstaat van de roamingaanbieder verblijven of geen duurzame banden met die lidstaat hebben. Wanneer de exploitant op basis van objectief bewijs dergelijk stelselmatig misbruik vaststelt, moet hij de nationale regelgevende instantie in kennis stellen van het bewijs waarmee het stelselmatige misbruik wordt aangetoond en van de maatregelen die zijn genomen om te waarborgen dat alle voorwaarden van de onderliggende overeenkomst worden nageleefd, welke kennisgeving uiterlijk op het moment dat de maatregel wordt genomen, moet plaatsvinden.

(19)

Wanneer de exploitant in specifieke gevallen beschikt over bewijs dat de gebruikspatronen van een bepaalde roamingklant erop wijzen dat er waarschijnlijk sprake is van misbruik of afwijkend verbruik van gereguleerde retailroamingdiensten tegen binnenlandse prijzen voor andere doeleinden dan periodieke reizen, ook al heeft de klant naar behoren zijn verblijfplaats of duurzame banden aangetoond, dient hij de klant eerst te wijzen op het risico dat zulks aanleiding kan geven tot de toepassing van roamingtoeslagen. De objectieve criteria die dienen als indicatoren waarmee de waarschijnlijkheid van misbruik of afwijkend gebruik wordt gestaafd, dienen van tevoren in detail in de overeenkomst te worden opgenomen.

(20)

De mogelijkheid die roamingaanbieders hebben om toeslagen toe te passen, doet geen afbreuk aan evenredige maatregelen die in het kader van nationale wetgeving in overeenstemming met het recht van de Unie kunnen worden genomen wanneer de klant actief foutieve informatie heeft verstrekt, teneinde te waarborgen dat alle voorwaarden van de onderliggende overeenkomst worden nageleefd.

(21)

Roamingaanbieders die beleid inzake redelijk gebruik toepassen, moeten transparante, eenvoudige en efficiënte procedures vaststellen voor de afhandeling van klachten van klanten in verband met de toepassing van dat beleid. Krachtens artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 moeten roamingklanten in ieder geval gebruik kunnen maken van het bevoegde orgaan voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting dat in overeenstemming met artikel 34 van Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), gewijzigd bij Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), zorgt voor een eerlijke en vlotte beslechting van onopgeloste geschillen tussen klanten en roamingaanbieders die voortvloeien uit de toepassing van beleid inzake redelijk gebruik.

(22)

In overeenstemming met Verordening (EU) nr. 531/2012 zorgen de nationale regelgevende instanties voor nauwlettende toezicht en controle op de toepassing van het beleid inzake redelijk gebruik teneinde te waarborgen dat door binnenlandse aanbieders toegepast beleid inzake redelijk gebruik geen afbreuk doet aan de beschikbaarheid van „roam-likeat-home” voor de klant. Indien de nationale regelgevende instantie constateert dat de in de roamingverordening vastgestelde verplichtingen niet worden nageleefd, heeft de nationale instantie de bevoegdheid om te eisen dat een dergelijke inbreuk onmiddellijk wordt stopgezet.

(23)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan bestaande rechten en verplichtingen op grond van het recht van de Unie of van nationale wetgeving in overeenstemming met het recht van de Unie. Dat omvat in het bijzonder het recht van eindgebruikers om in alle lidstaten gebruik te maken van mobiele elektronische-communicatienetwerken en -diensten, ongeacht hun nationaliteit of verblijfplaats in de Unie, alle nationale voorschriften op grond waarvan klanten een identiteitsbewijs of ander document moeten overleggen om een simkaart te kopen of op andere wijze een abonnement op dergelijke netwerken of diensten te nemen, alle nationale maatregelen betreffende de continuïteit van de dienstverlening of van beltegoed met een bepaald nummer of een bepaalde simkaart en het recht van aanbieders van elektronische communicatiediensten om adequate maatregelen te treffen overeenkomstig het nationale recht teneinde fraude te bestrijden.

(24)

Aangezien roaminggebruikspatronen in de loop van een jaar variëren, moeten door een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 ingediende verzoeken om een roamingtoeslag te mogen aanrekenen teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen, worden beoordeeld op basis van verkeersgegevens die ten minste een periode van twaalf maanden dekken. Ter berekening van het volume van het verkeer gedurende het jaar moet de roamingaanbieder toestemming krijgen om gebruik te maken van verkeersprojecties. Die projecties moeten zijn gebaseerd op daadwerkelijke gegevens, zoals gegevens betreffende het daadwerkelijke roaminggebruik, extrapolaties van het daadwerkelijke binnenlandse gebruik ten opzichte van het roaminggebruik, extrapolaties van het daadwerkelijke roaminggebruik van een significante deelverzameling van roamingklanten die gebruikmaken van „roam-likeat-home”-tariefplannen ten opzichte van alle roamingklanten waarop de „roam-likeat-home”-voorschriften van toepassing zijn, in overeenstemming met artikel 6 bis van Verordening (EU) nr. 531/2012. Wanneer de nationale regelgevende instanties door verschillende aanbieders ingediende verzoeken betreffende een afwijking in verband met de houdbaarheid beoordelen, moeten zij waarborgen dat de veronderstellingen op basis waarvan alle aanvragers de geprojecteerde volumes hebben afgeleid, consistent zijn, terdege rekening houdend met de relevante verschillen op het gebied van de respectievelijke commerciële positie en klantenbasis.

(25)

Alle gegevens betreffende kosten en inkomsten ter staving van een door een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 ingediend verzoek om een roamingtoeslag te mogen aanrekenen teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen, dienen te zijn gebaseerd op financiële rekeningen die mogen worden aangepast aan projecties betreffende het verkeersvolume. Afwijking van kostenprojecties op basis van financiële rekeningen zijn enkel toegestaan indien wordt aangetoond dat er reeds financiële verbintenissen waren aangegaan op het moment van toepassing.

(26)

Er dient te worden voorzien in een geharmoniseerde methodologie ter bepaling van de kosten en inkomsten in verband met het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten om te zorgen voor een consistente beoordeling van verzoeken om een toeslag te mogen aanrekenen die een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen.

(27)

Met het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten zijn twee hoofdcategorieën kosten verbonden: de kosten voor het aankopen van wholesaleroamingtoegang van bezochte netwerken voor ongelijk verkeer en andere roamingspecifieke kosten. Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 531/2012 worden de kosten voor het aankopen van wholesaleroamingtoegang van bezochte netwerken voor ongelijk verkeer gedekt door de doeltreffende tarieven voor wholesaleroaming die worden toegepast op de volumes waarmee het uitgaande roamingverkeer van de exploitant zijn inkomende roamingverkeer overschrijdt. In het geval van roamingaanbieders die in het binnenland wholesaletoegang van een andere roamingaanbieder kopen, zoals mobiele virtuele netwerkexploitanten („MVNO's”), kunnen de kosten van wholesaleroamingtoegang voor de eerstgenoemde partij hoger zijn dan voor de laatstgenoemde partij wanneer de binnenlandse netwerkaanbieder de roamingaanbieder die binnenlandse wholesaletoegang aankoopt een hogere wholesaleroamingtoegangsprijs vraagt dan de prijs die hij voor zichzelf en/of voor de levering van aanverwante diensten is overeengekomen met aanbieders van bezochte netwerken. Door dergelijke hoge kosten voor wholesaleroamingtoegang is het waarschijnlijker dat aanbieders die binnenlandse wholesaletoegang aankopen een aanvraag indienen om een roamingtoeslag te mogen aanrekenen, en bij het beoordelen van dergelijke aanvragen dienen de nationale regelgevende instanties hiermee terdege rekening te houden.

(28)

Andere roamingspecifieke kosten van het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten houden verband met het aanbieden van roamingdiensten in de Unie en in niet-EU-landen, en sommige kosten houden verband met het aanbieden van wholesale- en retailroamingdiensten. Met het oog op een verzoek om een toeslag te mogen aanrekenen dat een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen, dienen deze gemeenschappelijke kosten te worden toegewezen aan het aanbieden van retailroamingdiensten binnen de Unie, waarbij in het geval van kosten die verband houden met het aanbieden van retail- en wholesaleroamingdiensten rekening wordt gehouden met de algemene verhouding tussen inkomende en uitgaande roaminginkomsten.

(29)

De kosten voor het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten kunnen ook worden berekend met inbegrip van een aandeel van gezamenlijke en gemeenschappelijke kosten die worden gemaakt voor het aanbieden van mobiele retaildiensten in het algemeen, mits in de berekening de verhouding wordt weerspiegeld die is gebruikt voor de toewijzing aan dergelijke diensten van inkomsten uit het aanbieden van alle andere mobiele retaildiensten.

(30)

Bij het bepalen van de inkomsten uit het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten moet in het verzoek om een toeslag te mogen aanrekenen dat een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen, terdege rekening worden gehouden met alle retailinkomsten die rechtstreeks in rekening zijn gebracht voor het aanbieden van mobiele retaildiensten die in een bezochte lidstaat zijn opgebouwd, zoals inkomsten uit verkeer buiten volumes in het kader van beleid inzake redelijk gebruik of uit alternatieve gereguleerde roamingdiensten, alsmede alle andere kosten per eenheid of andere betalingen in verband met het gebruik van mobiele retaildiensten in een bezochte lidstaat.

(31)

Aangezien gereguleerde retailroamingdiensten worden aangeboden onder toepasselijke binnenlandse voorwaarden, dient er vanuit te worden gegaan dat hiermee een gedeelte van de inkomsten uit vaste periodieke tarieven voor het aanbieden van binnenlandse mobiele retaildiensten wordt gegenereerd. Daarom moet hiermee rekening worden gehouden bij het beoordelen van een door een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 ingediend verzoek om een roamingtoeslag te mogen aanrekenen teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen, overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde methodologie. Vanuit dat oogpunt moeten inkomsten uit elke mobiele retaildienst worden toegewezen op basis van een verdeelsleutel die rekening houdt met de verhouding tussen verkeer van verschillende mobiele diensten, waarbij weging plaatsvindt overeenkomstig de verhouding tussen gemiddelde wholesaleroamingtarieven per eenheid.

(32)

Om te worden beschouwd als schadelijk voor de houdbaarheid van het binnenlandse tariefmodel van de exploitant, moet een retailroaming-nettomarge die het resultaat is van aftrek van de kosten van het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten uit de desbetreffende inkomsten negatief zijn en ten minste zo laag zijn dat zich aanzienlijke gevolgen voor de ontwikkeling van de binnenlandse prijzen kunnen voordoen. Om te worden beschouwd als oorzaak van een dergelijk risico, dient de negatieve retailroaming-nettomarge in het bijzonder overeen te komen met ten minste een aanzienlijk aandeel van de totale de winst vóór rente, belastingen, afschrijvingen en amortisatie uit het aanbieden van andere mobiele diensten.

(33)

Zelfs wanneer de retailroaming-nettomarge overeenkomt met een aanzienlijk aandeel van de totale marge van het aanbieden van andere mobiele diensten, kan door specifieke omstandigheden, zoals het concurrentieniveau op de binnenlandse markt of specifieke kenmerken van de indiener van het verzoek, het risico op aanzienlijke gevolgen voor de ontwikkeling van de binnenlandse prijzen worden uitgesloten.

(34)

In het verzoek om een toeslag te mogen aanrekenen dat een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen, dient de roamingaanbieder een raming op te nemen van de verliezen die worden geleden als gevolg van het aanbieden van „roam-likeat-home” en de desbetreffende regelingen voor het aanrekenen van de toeslag die nodig is om die verliezen te compenseren, rekening houdend met de toepasselijke maximale wholesaletarieven.

(35)

De nationale regelgevende instanties moeten over de mogelijkheid beschikken om op de eerste dag van de afschaffing van retailroamingtoeslagen in de Unie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 531/2012 toestemming te geven voor de toepassing van een roamingtoeslag. Uitwisselingen tussen de roamingaanbieder die een dergelijk verzoek in overweging neemt en de nationale regelgevende instantie alsmede de verstrekking van informatie en relevante documenten kunnen daarom reeds voor die datum plaatsvinden.

(36)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 531/2012 moet de toestemming om een roamingtoeslag aan te rekenen door een nationale regelgevende instantie voor een periode van twaalf maanden worden verleend. Teneinde deze toestemming te verlengen, moet de roamingaanbieder de informatie om de twaalf maanden actualiseren en aan de nationale regelgevende instantie verstrekken overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012.

(37)

Gezien de verplichtingen van de nationale regelgevende instanties om nauwlettend toe te zien op de toepassing van beleid inzake redelijk gebruik en de maatregelen inzake de houdbaarheid van de afschaffing van retailroamingtoeslagen, en om jaarlijks aan de Commissie verslag uit te brengen over de toepassing van de relevante bepalingen, moet in deze verordening nader worden bepaald wat de minimale informatie is die die instanties moeten verzamelen en aan de Commissie moeten verstrekken, zodat zij in staat is om de toepassing ervan te controleren.

(38)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 531/2012 moet de Commissie deze uitvoeringshandeling met het oog op de marktontwikkelingen op gezette tijden evalueren.

(39)

Het Comité voor communicatie heeft geen advies uitgebracht.

(40)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht. Derhalve dient deze verordening te worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze rechten en beginselen, met name het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van ondernemerschap. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening dient te gebeuren in overeenstemming met de grondrechten, met inbegrip van het recht op de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens uit hoofde van de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en daarbij moeten Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), Richtlijn 2002/58/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2006/24/EG (6) en Richtlijn 2009/36/EG van het Europees Parlement en de Raad, en Verordening (EG) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (7) worden nageleefd. Met name dienen aanbieders ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening noodzakelijk en proportioneel is om het betrokken doel te bereiken.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

AFDELING I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening worden gedetailleerde voorschriften vastgesteld om te zorgen voor de consistente uitvoering van beleid inzake redelijk gebruik dat roamingaanbieders mogen toepassen met betrekking tot het verbruik van gereguleerde retailroamingdiensten die tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs worden aangeboden in overeenstemming met artikel 6 ter van Verordening (EU) nr. 531/2012.

2.   Verder worden bij deze verordening gedetailleerde voorschriften vastgesteld betreffende:

a)

verzoeken om een toeslag te mogen aanrekenen die roamingaanbieders overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indienen teneinde de houdbaarheid van hun binnenlandse tariefmodel te waarborgen;

b)

de door de nationale regelgevende instanties toe te passen methodologie op basis waarvan zij beoordelen of de roamingaanbieder heeft aangetoond niet in staat te zijn de kosten van het aanbieden van gereguleerde roamingdiensten terug te verdienen, waardoor de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel wordt ondermijnd.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van Verordening (EU) nr. 531/2012.

2.   Verder wordt verstaan onder:

a)   „duurzame banden met een lidstaat”: aanwezigheid op het grondgebied van de lidstaat die voortvloeit uit een voltijdse en duurzame arbeidsverhouding, met inbegrip van die van grensarbeiders, uit duurzame contractuele betrekkingen die een soortgelijke mate van fysieke aanwezigheid van een zelfstandige met zich brengen, uit deelname aan regelmatig onderwijs of uit andere situaties, zoals bij gedetacheerde werknemers of gepensioneerden, wanneer er sprake is van een soortgelijk niveau van territoriale aanwezigheid;

b)   „mobiele retaildiensten”: openbare mobiele-communicatiediensten die aan eindgebruikers worden aangeboden, met inbegrip van spraak-, sms- en gegevensdiensten;

c)   „open databundel”: een tariefplan voor de levering van één of meer mobiele retaildiensten waarbij het volume van mobiele retaildatadiensten niet wordt beperkt en een vaste periodieke vergoeding wordt betaald, of waarbij de binnenlandse prijs per eenheid van mobiele retaildatadiensten, verkregen door de totale binnenlandse retailprijs, exclusief btw, voor mobiele diensten voor de volledige factureringsperiode te delen door het totale in het binnenland beschikbare volume van mobiele retaildatadiensten, lager is dan het in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 531/2012 bedoelde gereguleerde maximale wholesaleroamingtarief;

d)   „prepaid-tariefplan”: een tariefplan op basis waarvan mobiele retaildiensten worden geleverd tegen aftrek van een tegoed dat de klant aan de aanbieder ter beschikking heeft gesteld op basis van betaling per eenheid, voorafgaand aan het verbruik, waarbij een klant zich zonder sancties kan terugtrekken zodra het tegoed is verbruikt of verlopen;

e)   „bezochte lidstaat”: een lidstaat die niet de lidstaat van de binnenlandse aanbieder van de roamingklant is;

f)   „marge betreffende mobiele diensten”: winst vóór rente, belastingen, afschrijvingen en amortisatie uit de verkoop van mobiele diensten die geen binnen de Unie aangeboden retailroamingdiensten zijn, waarbij derhalve geen rekening wordt gehouden met kosten en inkomsten betreffende retailroamingdiensten;

g)   „groep”: een moederonderneming en alle onder de zeggenschap daarvan staande dochterondernemingen in de zin van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (8).

AFDELING II

BELEID INZAKE REDELIJK GEBRUIK

Artikel 3

Grondbeginsel

1.   Een roamingaanbieder biedt tegen binnenlandse prijzen gereguleerde retailroamingdiensten aan aan zijn roamingklanten die normaal gesproken woonachtig zijn in de lidstaat van die roamingaanbieder of die duurzame banden met die lidstaat hebben welke een frequente en aanzienlijke aanwezigheid op het grondgebied ervan met zich brengen, tijdens periodieke reizen van die klanten in de Unie.

2.   Op elk door een roamingaanbieder toegepast beleid inzake redelijk gebruik dat is gericht op het voorkomen van misbruik of afwijkend gebruik van tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs aangeboden gereguleerde retailroamingdiensten zijn de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde voorwaarden van toepassing, waarbij wordt gewaarborgd dat dergelijke roamingklanten allemaal toegang hebben tot gereguleerde retailroamingdiensten tegen binnenlandse prijzen tijdens dergelijke periodieke reizen in de Unie onder de voorwaarden die ook van toepassing zijn indien in het binnenland van dergelijke diensten gebruik wordt gemaakt.

Artikel 4

Redelijk gebruik

1.   In het kader van beleid inzake redelijk gebruik kan de roamingaanbieder de roamingklanten verzoeken een bewijs te verstrekken op basis waarvan wordt aangetoond dat zij gewoonlijk in de lidstaat van de roamingaanbieder woonachtig zijn of andere duurzame banden met die lidstaat hebben die een frequente en aanzienlijke aanwezigheid op het grondgebied ervan met zich brengen.

2.   Onverminderd elke toepasselijke binnenlandse volumebeperking, kan de roamingklant in het geval van een open databundel tijdens periodieke reizen in de Unie een volume van retaildataroamingdiensten tegen de binnenlandse retailprijs verbruiken dat ten minste even groot is als het volume dat wordt verkregen door de totale binnenlandse retailprijs van die open databundel, exclusief btw, voor de volledige factureringsperiode te delen door het in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 531/2012 genoemde gereguleerde maximale wholesaleroamingtarief.

In het geval van de verkoop van mobiele retaildiensten in combinatie met andere diensten of terminals, wordt bij de vaststelling van de totale binnenlandse retailprijs van een databundel ten behoeve van artikel 2, lid 2, onder c), en van dit lid rekening gehouden met de prijs die van toepassing is op de afzonderlijke verkoop van de component mobiele retaildiensten van de bundel, exclusief btw, indien beschikbaar, of met de prijs van de verkoop van dergelijke diensten met dezelfde kenmerken op afzonderlijke basis.

3.   In het geval van prepaid-tariefplannen kan de roamingaanbieder als alternatief voor de in lid 1 vastgestelde vereiste betreffende beleid inzake redelijk gebruik het verbruik van retaildataroamingdiensten tegen de binnenlandse retailprijs binnen de Unie beperken tot een volume dat ten minste even groot is als het volume dat wordt verkregen door het totale bedrag, exclusief btw, van het beschikbare, op het moment waarop het roaminggebruik begint door de klant reeds aan de aanbieder betaalde resterende tegoed te delen door het in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 531/2012 genoemde gereguleerde maximale wholesaleroamingtarief.

4.   Teneinde misbruik of afwijkend gebruik van tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs aangeboden gereguleerde retailroamingdiensten te voorkomen, kan de roamingaanbieder in het kader van de verwerking van verkeersgegevens overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2002/58/EG billijke, redelijke en evenredige controlemechanismen toepassen die zijn gebaseerd op objectieve indicatoren die verband houden met het risico op misbruik of afwijkend gebruik buiten periodieke reizen in de Unie.

De objectieve indicatoren kunnen maatregelen omvatten waarmee wordt vastgesteld of het binnenlandse verbruik van klanten groter is dan hun roamingverbruik dan wel of de aanwezigheid in het binnenland van klanten groter is dan hun aanwezigheid in andere lidstaten van de Unie.

Teneinde te waarborgen dat roamingklanten die periodieke reizen ondernemen niet worden onderworpen aan onnodige of buitensporige waarschuwingen overeenkomstig artikel 5, lid 4, observeren roamingaanbieders die dergelijke maatregelen toepassen om vast te stellen of er een risico op misbruik of afwijkend gebruik van roamingdiensten bestaat, dergelijke indicatoren betreffende aanwezigheid en verbruik cumulatief en gedurende een periode van ten minste vier maanden.

De roamingaanbieder specificeert in zijn overeenkomsten met roamingklanten op welke mobiele retaildienst of -diensten de indicator inzake verbruik betrekking heeft alsmede de minimale duur van de observatieperiode.

Overwegend binnenlands verbruik of overwegende aanwezigheid in het binnenland van de roamingklant tijdens de gedefinieerde observatieperiode wordt beschouwd als bewijs van gebruik van gereguleerde retailroamingdiensten dat geen misbruik noch afwijkend gebruik is.

Met betrekking tot de leden 2, 3 en 5, telt elke dag waarop een roamingklant zich heeft aangemeld op het binnenlandse netwerk als dag waarop die klant in het binnenland aanwezig is.

Andere objectieve indicatoren betreffende een risico op misbruik of afwijkend gebruik van gereguleerde retailroamingdiensten die tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs worden aangeboden zijn uitsluitend:

a)

lange inactiviteit van een simkaart die hoofdzakelijk, zo niet uitsluitend, bij roaming wordt gebruikt;

b)

aanschaf en daaropvolgend gebruik van verschillende simkaarten door dezelfde klant bij roaming.

5.   Wanneer de roamingaanbieder aan de hand van objectief bewijs vaststelt dat meerdere simkaarten op georganiseerde wijze zijn doorverkocht aan personen die niet daadwerkelijk in de lidstaat van die roamingaanbieder woonachtig zijn of daarmee duurzame banden hebben die frequente en aanzienlijke aanwezigheid in die lidstaat met zich brengen, teneinde verbruik van tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs aangeboden gereguleerde retailroamingdiensten voor andere doeleinden dan periodieke reizen mogelijk te maken, kan de roamingaanbieder onmiddellijke evenredige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat alle voorwaarden van de daaraan ten grondslag liggende overeenkomst worden nageleefd.

6.   Wanneer de roamingaanbieder krachtens deze afdeling maatregelen treft, neemt hij Richtlijnen 2002/58/EG en 95/46/EG en de bijbehorende nationale uitvoeringsmaatregelen alsmede Verordening (EU) nr. 2016/679 in acht.

7.   Deze verordening is niet van toepassing op enig beleid inzake redelijk gebruik dat is gedefinieerd in de contractuele voorwaarden van overeenkomstig artikel 6 sexies, lid 3, van Verordening (EU) nr. 531/2012 aangeboden alternatieve roamingtarieven.

Artikel 5

Transparantie van en toezicht op beleid inzake redelijk gebruik

1.   Wanneer een roamingaanbieder een beleid inzake redelijk gebruik toepast, neemt hij alle voorwaarden die met dat beleid verband houden op in de overeenkomsten met roamingklanten, met inbegrip van alle in overeenstemming met artikel 4, lid 4, toegepaste controlemechanismen. Als onderdeel van het beleid inzake redelijk gebruik stelt de roamingaanbieder transparante, eenvoudige en efficiënte procedures vast voor de afhandeling van klachten van klanten in verband met de toepassing van het beleid inzake redelijk gebruik. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan de rechten van de roamingklant krachtens artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 op transparante, eenvoudige, billijke en vlotte buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsprocedures die in de lidstaat van de roamingaanbieder overeenkomstig artikel 34 van Richtlijn 2002/22/EG zijn ingesteld. In het kader van dergelijke procedures inzake klachten en geschillenbeslechting heeft de roamingklant naar aanleiding van een waarschuwing overeenkomstig lid 3, eerste alinea, het recht bewijzen te verstrekken die aantonen dat hij gereguleerde roamingretaildiensten niet gebruikt voor andere doeleinden dan periodieke reizen.

2.   De roamingaanbieder stelt de nationale regelgevende instantie in kennis van zijn beleid inzake redelijk gebruik overeenkomstig deze verordening.

3.   Wanneer er op basis van de in artikel 4, lid 4, bedoelde objectieve indicatoren objectief bewijs is dat er een risico bestaat op misbruik of afwijkend gebruik door een bepaalde klant van gereguleerde retailroamingdiensten tegen de binnenlandse retailprijs binnen de Unie, waarschuwt de roamingaanbieder de klant dat er een gedragspatroon is geconstateerd dat duidt op een dergelijk risico voordat de roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 sexies van Verordening (EU) nr. 531/2012 een toeslag aanrekent.

Wanneer een dergelijk risico het gevolg is van niet-naleving van zowel het criterium betreffende overwegend binnenlands verbruik als het criterium betreffende overwegende aanwezigheid in het binnenland gedurende de gedefinieerde observatieperiode, als bedoeld in artikel 4, lid 4, vijfde alinea, wordt rekening gehouden met aanvullende blijken van een risico dat voortvloeit uit de totale niet-binnenlandse aanwezigheid of het totale niet-binnenlandse gebruik door de roamingklant ten behoeve van het afhandelen van daaropvolgende klachten als bepaald in lid 1 of de geschillenbeslechtingsprocedure krachtens artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012, met betrekking tot de toepasselijkheid van een toeslag.

Dit lid is van toepassing ongeacht door de roamingklant overeenkomstig artikel 4, lid 1, verstrekte documenten ter staving van diens verblijfplaats of van andere duurzame banden die frequente en aanzienlijke aanwezigheid in de lidstaat van de roamingaanbieder met zich brengen.

4.   Wanneer de roamingaanbieder de roamingklant overeenkomstig lid 3 waarschuwt, licht hij de klant erover in dat, indien het gebruikspatroon niet verandert binnen een periode van ten minste twee weken, waarbij daadwerkelijk binnenlands verbruik of daadwerkelijke aanwezigheid in het binnenland wordt aangetoond, er een toeslag krachtens artikel 6 sexies van Verordening (EU) nr. 531/2012 kan worden toegepast met betrekking tot elk verder gebruik van gereguleerde retailroamingdiensten met de desbetreffende simkaart dat na de datum van een dergelijke waarschuwing plaatsvindt.

5.   De roamingaanbieder rekent de toeslag niet meer aan zodra het gebruik door de klant op basis van de in artikel 4, lid 4, genoemde objectieve indicatoren niet meer wijst op een risico op misbruik of afwijkend gebruik van de gereguleerde retailroamingdiensten.

6.   Wanneer een roamingaanbieder vaststelt dat simkaarten op georganiseerde wijze zijn doorverkocht aan personen die gewoonlijk niet in de lidstaat van de aanbieder van retailroamingdiensten woonachtig zijn en met die lidstaat evenmin duurzame banden hebben die frequente en aanzienlijke aanwezigheid in die lidstaat met zich brengen, teneinde verbruik van gereguleerde retailroamingdiensten voor andere doeleinden dan periodieke reizen buiten die lidstaat mogelijk te maken in overeenstemming met artikel 4, lid 3, stelt de exploitant de nationale regelgevende instantie in kennis van het bewijs dat het desbetreffende stelselmatige misbruik aantoont en van de maatregel die wordt getroffen om ervoor te zorgen dat alle voorwaarden van de onderliggende overeenkomst worden nageleefd, en wel uiterlijk op het moment dat een dergelijke maatregel wordt getroffen.

AFDELING III

TOEPASSING EN METHODOLOGIE VOOR DE BEOORDELING VAN DE HOUDBAARHEID VAN DE AFSCHAFFING VAN RETAILROAMINGTARIEVEN

Artikel 6

Gegevens ter ondersteuning van een verzoek om een toeslag te mogen aanrekenen die een roamingaanbieders overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen

1.   Door een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 ingediende verzoeken om een toeslag te mogen aanrekenen teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen („het verzoek”), worden beoordeeld op basis van gegevens betreffende de totale volumes van de gereguleerde retailroamingdiensten die de indiener van het verzoek volgens de projecties aanbiedt gedurende een periode van twaalf maanden die op zijn vroegst op 15 juni 2017 begint. Voor het eerste verzoek worden deze projecties betreffende volumes berekend aan de hand van één of meerdere van de volgende opties:

a)

daadwerkelijk door de indiener van het verzoek tegen de toepasselijke gereguleerde retailroamingprijs vóór 15 juni 2017 aangeboden volumes van gereguleerde retailroamingdiensten;

b)

geprojecteerde totale volumes van gereguleerde roamingdiensten na 15 juni 2017, wanneer de geprojecteerde volumes van gereguleerde retailroamingdiensten gedurende de desbetreffende periode worden geraamd op basis van het daadwerkelijke binnenlandse retailverbruik van mobiele diensten en door de roamingklanten van de indiener van het verzoek in het buitenland binnen de Unie doorgebrachte tijd;

c)

geprojecteerde volumes van gereguleerde retailroamingdiensten na 15 juni 2017, wanneer de volumes van gereguleerde retailroamingdiensten worden geraamd op basis van de binnen het tariefplan van de indiener van het verzoek geconstateerde proportionele verandering van de volumes van gereguleerde retailroamingdiensten die heeft plaatsgevonden in de tariefplannen van de indiener van het verzoek en die betrekking heeft op een wezenlijk deel van het klantenbestand waarvoor de prijzen van gereguleerde retailroamingdiensten door de indiener zijn vastgesteld op het binnenlandse niveau voor een periode van ten minste 30 dagen, in overeenstemming met de in bijlage I vastgestelde methodologie.

Indien een verzoek dat overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 wordt ingediend, wordt bijgewerkt, worden de geprojecteerde totale volumes van gereguleerde roamingdiensten bijgewerkt op basis van het daadwerkelijke gemiddelde verbruikspatroon van binnenlandse mobiele diensten, vermeerderd met het geconstateerde aantal roamingklanten en de tijd die zij gedurende de voorafgaande twaalf maanden in bezochte lidstaten hebben doorgebracht.

2.   Alle gegevens betreffende de kosten en inkomsten van de indiener van het verzoek zijn gebaseerd op financiële rekeningen die aan de nationale regelgevende instantie worden verstrekt, en deze gegevens mogen worden aangepast aan de hand van de in lid 1 bedoelde volumeramingen. Wanneer projecties betreffende kosten worden gebruikt, wordt uitsluitend rekening gehouden met afwijkingen die voortvloeien uit cijfers van financiële rekeningen uit het verleden indien bewijzen worden verstrekt met betrekking tot financiële verbintenissen voor de periode waarop de projecties betrekking hebben.

3.   De indiener van het verzoek verstrekt alle gegevens die nodig zijn ter bepaling van de marge betreffende mobiele diensten en de totale daadwerkelijke en geprojecteerde kosten en inkomsten die verband houden met het leveren van gereguleerde roamingdiensten gedurende de relevante periode.

Artikel 7

Bepaling van roamingspecifieke kosten voor het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten

1.   Teneinde vast te stellen dat de indiener van het verzoek niet in staat is om de kosten terug te verdienen, waardoor de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefstelsel zou worden ondermijnd, wordt uitsluitend rekening gehouden met de volgende roamingspecifieke kosten, indien deze zijn onderbouwd in het verzoek om een roamingtoeslag te mogen aanrekenen:

a)

de kosten voor de aankoop van wholesaleroamingtoegang;

b)

de roamingspecifieke retailkosten.

2.   Wat betreft de gemaakte kosten voor de aankoop van gereguleerde wholesaleroamingdiensten wordt uitsluitend rekening gehouden met het bedrag waarmee de totale betalingen van de indiener van het verzoek aan partijen die dergelijke diensten in de Unie aanbieden de totale aan hem verschuldigde bedragen voor het aanbieden van die diensten aan andere roamingaanbieders in de Unie naar verwachting overschrijdt. Wat betreft de bedragen die aan de roamingaanbieder zijn verschuldigd voor de levering van gereguleerde wholesaleroamingdiensten gaat de roamingaanbieder uit van geprojecteerde volumes van deze wholesaleroamingdiensten die overeenkomen met de aannames die aan zijn in artikel 6, lid 1, bedoelde geprojecteerde volumes ten grondslag liggen.

3.   Wat betreft de roamingspecifieke retailkosten wordt uitsluitend rekening gehouden met de volgende kosten, indien deze zijn onderbouwd in het verzoek:

a)

de kosten van het uitvoeren en beheren van roamingactiviteiten, met inbegrip van alle op het uitvoeren en beheren van op roaming betrekking hebbende business intelligence-systemen en -software;

b)

kosten in verband met gegevensverrekening en betalingen, met inbegrip van kosten in verband met gegevensverrekening en financiële vereffening;

c)

kosten in verband met het onderhandelen en bereiken van overeenstemming over contracten, met inbegrip van externe vergoedingen en het gebruik van interne middelen;

d)

kosten die worden gemaakt om te voldoen aan de in de artikelen 14 en 15 van Verordening (EU) nr. 531/2012 vastgestelde vereisten betreffende het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten, rekening houdend met het door de roamingaanbieder vastgestelde toepasselijke beleid inzake redelijk gebruik.

4.   Met de in lid 3, onder a), b) en c), bedoelde kosten wordt slechts rekening gehouden naargelang van de verhouding tussen het totale verkeersvolume van de gereguleerde retailroamingdiensten van de indiener en het totale uitgaande retailverkeer en inkomende wholesaleverkeer van zijn roamingdiensten, in overeenstemming met de in de punten 1 en 2 van bijlage II vastgestelde methodologie, en naargelang van de verhouding tussen de totale hoeveelheid verkeer van zijn retailroamingdiensten binnen de Unie en het totale verkeer van zijn retailroamingdiensten binnen en buiten de Unie, in overeenstemming met de in de punten 1 en 3 van bijlage II vastgestelde methodologie.

5.   Met de in lid 3, onder d), bedoelde kosten wordt slechts rekening gehouden naargelang van de verhouding tussen het totale verkeersvolume van de retailroamingdiensten binnen de Unie en het totale verkeer van zijn retailroamingdiensten binnen en buiten de Unie, in overeenstemming met de in de punten 1 en 3 van bijlage II vastgestelde methodologie.

Artikel 8

Toewijzing van gezamenlijke en gemeenschappelijke retailkosten aan het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten

1.   Als aanvulling op de krachtens artikel 7 bepaalde kosten kan een gedeelte van de in het kader van het aanbieden van mobiele retaildiensten in het algemeen gemaakte, gezamenlijke en gemeenschappelijke kosten worden opgenomen in het verzoek om een roamingtoeslag te mogen aanrekenen. Er wordt uitsluitend rekening gehouden met de volgende kosten, indien deze in het verzoek zijn onderbouwd:

a)

facturatie- en inningskosten, met inbegrip van alle kosten die verband houden met het verwerken, berekenen, opstellen en het ter beschikking stellen aan de klant van de daadwerkelijke rekening;

b)

verkoop- en distributiekosten, met inbegrip van de kosten van het exploiteren van winkels en andere distributiekanalen voor de verkoop van mobiele retaildiensten;

c)

kosten in verband met klantenservice, met inbegrip van de kosten van alle diensten in het kader van klantenservice waarover de eindgebruiker kan beschikken;

d)

kosten voor het beheer van dubieuze vorderingen, met inbegrip van kosten die worden gemaakt in verband met het afschrijven van oninbare schulden en het innen van dubieuze vorderingen;

e)

marketingkosten, met inbegrip van alle reclamekosten voor mobiele diensten.

2.   Voor zover de aanvraag een onderbouwing van de in lid 1 bedoelde kosten bevat, wordt slechts met deze kosten rekening gehouden naargelang van de verhouding tussen het totale verkeer van de retailroamingdiensten van de indiener binnen de Unie en het totale retailverkeer van alle mobiele retaildiensten, verkregen als gewogen gemiddelde van die verhouding per mobiele dienst, waarbij weging plaatsvindt op basis van de respectievelijke gemiddelde wholesaleroamingprijzen die door de indiener worden betaald overeenkomstig de in de punten 1 en 4 van bijlage II vastgestelde methodologie.

Artikel 9

Bepaling van inkomsten uit het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten

1.   Teneinde vast te stellen dat de indiener van het verzoek niet in staat is om de kosten terug te verdienen, waardoor de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefstelsel zou worden ondermijnd, wordt uitsluitend rekening gehouden met de volgende inkomsten die worden opgenomen in het verzoek om een roamingtoeslag te mogen aanrekenen:

a)

inkomsten afkomstig uit verkeer van mobiele retaildiensten die zijn opgebouwd in een bezochte lidstaat;

b)

een aandeel van de totale inkomsten uit de verkoop van mobiele retaildiensten, gebaseerd op vaste periodieke tarieven.

2.   De in lid 1, onder a), bedoelde inkomsten omvatten:

a)

alle op grond van artikel 6 sexies van Verordening (EU) nr. 531/2012 aangerekende retailtarieven voor verkeer dat het door de roamingaanbieder toegepast beleid inzake redelijk gebruik overschrijdt;

b)

alle inkomsten uit alternatieve gereguleerde roamingdiensten overeenkomstig artikel 6 sexies, lid 3, van Verordening (EU) nr. 531/2012;

c)

alle binnenlandse retailprijzen die per eenheid in rekening zijn gebracht of die vaste periodieke tarieven voor het aanbieden van mobiele retaildiensten overschrijden en die voortvloeien uit het gebruik van mobiele retaildiensten in een bezochte lidstaat.

3.   Teneinde de in lid 1, onder b), bedoelde inkomsten te bepalen, wordt in het geval van verkoop van mobiele retaildiensten in combinatie met andere diensten of terminals uitsluitend rekening gehouden met inkomsten die verband houden met de verkoop van mobiele retaildiensten. Deze inkomsten worden bepaald aan de hand van de prijs die van toepassing is op de afzonderlijke verkoop van elke component van de bundel, indien beschikbaar, of op de verkoop van dergelijke diensten met dezelfde kenmerken op afzonderlijke basis.

4.   Teneinde het aandeel van de totale inkomsten uit de verkoop van mobiele retaildiensten in verband met het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten te bepalen, wordt de in de punten 1 en 5 van bijlage II vastgestelde methodologie toegepast.

Artikel 10

Beoordeling van verzoeken om een toeslag te mogen aanrekenen die een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen

1.   Bij de beoordeling van een verzoek om een toeslag te mogen aanrekenen dat een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen, mag de nationale regelgevende instantie uitsluitend concluderen dat de indiener van het verzoek niet in staat is om de kosten van het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten terug te verdienen, waardoor de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefstelsel zou worden ondermijnd, wanneer de negatieve retailroaming-nettomarge van de indiener 3 % of meer van diens marge betreffende mobiele diensten bedraagt.

De retailroaming-nettomarge is het resterende bedrag nadat de kosten van het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten zijn afgetrokken van de inkomsten uit het aanbieden van dergelijke diensten, als bepaald in overeenstemming met deze verordening. Teneinde dit bedrag te bepalen, evalueert de nationale regelgevende instantie de gegevens die in verband met het verzoek zijn verstrekt met het oog op de naleving van de in de artikelen 7, 8 en 9 bedoelde methodologie ter bepaling van de kosten en inkomsten.

2.   Wanneer de absolute waarde van de retailroaming-nettomarge overeenkomt met 3 % of meer van de marge betreffende mobiele diensten, geeft de nationale regelgevende instantie toch geen toestemming om de toeslag aan te rekenen indien zij kan vaststellen dat het door specifieke omstandigheden onwaarschijnlijk is dat de houdbaarheid van het binnenlandse tariefmodel wordt ondermijnd. Tot dergelijke omstandigheden behoren situaties waarin:

a)

de indiener van het verzoek deel uitmaakt van een groep en is aangetoond dat er interne verrekenprijzen ten gunste van de andere dochterondernemingen van de groep binnen de Unie worden toegepast, met name in verband met een binnen de groep toegepaste substantiële onevenwichtigheid betreffende wholesaleroamingtarieven;

b)

de mate van concurrentie op de binnenlandse markten betekent dat er capaciteit beschikbaar is om gereduceerde marges te absorberen;

c)

door de toepassing van een strenger beleid inzake redelijk gebruik dat nog in overeenstemming is met de artikelen 3 en 4 de retailroaming-nettomarge zou afnemen tot een aandeel van minder dan 3 %.

3.   Indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen waarin een aanbieder een negatieve marge betreffende mobiele diensten en een negatieve retailroaming-nettomarge heeft, geeft de nationale regelgevende instantie toestemming voor een toeslag voor gereguleerde roamingdiensten.

4.   Wanneer de nationale regelgevende instantie toestemming geeft voor een toeslag voor gereguleerde roamingdiensten, wordt in haar uiteindelijke besluit het bedrag vastgesteld van de geconstateerde negatieve retailroaming-nettomarge dat mag worden terugverdiend door middel van de toepassing van een retailtoeslag voor binnen de Unie aangeboden roamingdiensten. De toeslag is in overeenstemming met de aannames betreffende het roamingverkeer die ten grondslag liggen aan de beoordeling van het verzoek en wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) vervatte beginselen.

AFDELING IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Toezicht op beleid inzake redelijk gebruik en op verzoeken om een toeslag te mogen aanrekenen die een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen

Teneinde toezicht te houden op de consistente toepassing van de artikelen 6 ter en 6 quater van Verordening (EU) nr. 531/2012 en van de onderhavige verordening alsmede teneinde de Commissie jaarlijks in kennis te stellen van verzoeken op grond van 6 quinquies, lid 5, van Verordening (EU) nr. 531/2012, verzamelen de nationale regelgevende instanties op gezette tijden informatie betreffende:

a)

alle acties die zij ondernemen in het kader van toezicht op de toepassing van artikel 6 ter van Verordening (EU) nr. 531/2012 en de in deze verordening vastgestelde gedetailleerde voorschriften;

b)

het aantal gedurende het jaar ontvangen, toegestane en hernieuwde verzoeken om een roamingtoeslag te mogen aanrekenen overeenkomstig artikel 6 quater, leden 2 en 4, van Verordening (EU) nr. 531/2012;

c)

de omvang van de negatieve retailroaming-nettomarges die zij hebben erkend in de besluiten waarin zij toestemming geven voor roamingtoeslagen en de regelingen inzake toeslagen die zijn opgenomen in de verzoeken om een toeslag te mogen aanrekenen die een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen.

Artikel 12

Evaluatie

Onverminderd de mogelijkheid om in een eerder stadium een evaluatie uit te voeren naar aanleiding van tijdens de beginfase met de tenuitvoerlegging opgedane ervaring en van significante veranderingen van de in artikel 6 quinquies, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 genoemde factoren, evalueert de Commissie deze uitvoeringshandeling na raadpleging van Berec uiterlijk in juni 2019.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 172 van 30.6.2012, blz. 10.

(2)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(3)  Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51).

(4)  Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (PB L 337 van 18.12.2009, blz. 11).

(5)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(6)  Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronische communicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 54).

(7)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(8)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).

(9)  Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).


BIJLAGE I

Proportionele verandering van de daadwerkelijke volumes van gereguleerde roamingdiensten in het kader van „roam-likeat-home” vergeleken met dezelfde periode in het voorafgaande jaar:

Formula

Waarbij:

 

k = dienst (1 = spraak, 2 = sms, 3 = data);

 

n is het aantal dagen van toepassing van „roam-likeat-home” is (n ≥ 30), en

 

t het jaar van de eerste toepassing van „roam-likeat-home”.

Dit percentage dient te worden gebruikt voor de raming van de verandering van de volumes gedurende de geprojecteerde periode van twaalf maanden door het percentage te vermenigvuldigen met de volumes van het voorafgaande jaar.


BIJLAGE II

1.

Gewicht wi van mobiele retaildiensten:

Formula

Waarbij:

 

k = dienst (1 = spraak, 2 = sms, 3 = data);

 

de door de aanbieder betaalde gemiddelde wholesaleroamingprijs heeft betrekking op de gemiddelde prijs per eenheid voor ongelijk verkeer die door de aanbieder wordt betaald voor elke dienst, waarbij eurocent de eenheid is voor elke dienst, namelijk i) per minuut voor spraak, ii) per sms voor sms'en en iii) per MB voor data.

2.

Verhouding tussen het totale verkeersvolume van de retailroamingdiensten van de indiener en het totale uitgaande retailverkeer en inkomende wholesaleverkeer van zijn roamingdiensten:

Formula

Waarbij:

k

=

dienst (1 = spraak, 2 = sms, 3 = data).

3.

Verhouding tussen het totale verkeersvolume van de retailroamingdiensten van de indiener binnen de Unie en het totale verkeer van zijn retailroamingdiensten binnen en buiten de Unie:

Formula

Waarbij:

k

=

dienst (1 = spraak, 2 = sms, 3 = data).

4.

Verhouding tussen het totale verkeer van de retailroamingdiensten van de indiener binnen de Unie en het totale retailverkeer van alle mobiele retaildiensten:

Formula

Waarbij:

k

=

dienst (1 = spraak, 2 = sms, 3 = data).

5.

EU-retailroaminginkomsten:

Formula

Waarbij:

k

=

dienst (1 = spraak, 2 = sms, 3 = data).